[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijlagen bij het verslag van activiteiten in het kader van het rapporteurschap Wetsvoorstel werkelijk rendement box 3: verslagen van drie gesprekken.

Overig (openbaar)

Nummer: 2025D40563, datum: 2025-09-23, bijgewerkt: 2025-09-22 20:50, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z17400:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Zakelijke weergave hoofdlijnen gesprek Verbond van Verzekeraars

De wetgevingsrapporteurs voor het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 hebben op 21 augustus 2025 gesproken met vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars over het wetsvoorstel. Hieronder wordt op hoofdlijnen ingegaan op hetgeen is besproken over het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement.

Uitvoerbaarheid wetsvoorstel

Het Verbond geeft desgevraagd aan dat het wetsvoorstel zoals dat er nu ligt in principe technisch uitvoerbaar is. Wel moeten verzekeraars meer en andere gegevens gaan aanleveren, waarvoor nog systemen moeten worden gebouwd. Dit kost tijd, bovendien is ook nog tijd nodig om te testen. Al met al is daarom het streven om in Q3 van 2027 de systemen gereed te hebben. Omdat het onwenselijk is dat verzekeraars al te vroeg beginnen met het aanpassen van hun systemen, zal met de echte start van deze werkzaamheden worden gewacht tot het wetsvoorstel is aangenomen door de Tweede Kamer. Een zorg is nog wel dat de termijn voor het aanleveren van de gegevens aan de Belastingdienst veel korter wordt dan in de huidige situatie. Nu gaat het om de gegevens per 1 januari, waar het in de toekomst ook gaat om gegevens op 31 december. Als de gegevens meegenomen moeten worden in de voor ingevulde aangifte (VIA) moeten deze eind januari al worden aangeleverd.

Een ander aandachtspunt dat het Verbond opbrengt in het kader van de uitvoerbaarheid is dat er behoefte is aan het (bijtijds) definiĆ«ren van begrippen. Bijvoorbeeld het rentebegrip. Doordat wordt aangesloten bij het kasstelsel, ontstaan vragen over hoe dit in de praktijk gaat en wat wel en wat niet moet worden aangeleverd. Dit hoeft niet op wetsniveau te worden vastgelegd, maar kan ook vormkrijgen door aanpassing van lagere regelgeving, zoals het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001. Dit zou dan wel per 1 januari 2027 moeten gebeuren. Het Verbond geeft aan dat er – ook voor de Wet tegenbewijsregeling box 3 – nog geen definitie is vastgesteld voor overlijdensuitkeringen door verzekeraars. Dit is een urgent probleem en daar is waarschijnlijk wel een definitie op wetsniveau noodzakelijk.

Vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting

Het Verbond van Verzekeraars (Verbond) licht toe dat het een vermogenswinstbelasting passender vindt voor kapitaalverzekeringen dan een vermogensaanwasbelasting, zoals het wetsvoorstel voorstelt. Dit standpunt is ook naar voren gebracht gedurende de internetconsultatie van het wetsvoorstel. Het Verbond heeft hier uitgebreid met het ministerie van Financiƫn over gesproken. Uit de gesprekken is gebleken dat er ambtelijk weinig draagvlak is om kapitaalverzekeringen onder de vermogenswinstbelasting te laten vallen.

Het verschil in visie op de wijze van belasten van kapitaalverzekeringen zit volgens het Verbond in het willen vasthouden aan de hoofdregel van vermogensaanwasbelasting in het nieuw voorgestelde stelsel aan de ene kant. En aan de andere kant het standpunt van het Verbond dat de aard van de kapitaalverzekeringen (waarin pas echt iets gebeurt als wordt uitgekeerd) zich minder leent voor een vermogensaanwasbelasting (net als onroerende zaken). Waarbij ook nog speelt dat de huidige gegevensstroom over kapitaalverzekeringen meer aansluit op een vermogenswinstbelasting in plaats van een vermogensaanwasbelasting.

Volgens het Verbond heeft het onder de vermogenswinstbelasting brengen van kapitaalverzekeringen weinig budgettaire gevolgen. Het Verbond deelt de visie van het Ministerie niet op het risico van (verdere) precedentwerking wanneer voor kapitaalverzekeringen (de uitzondering van) vermogenswinstbelasting ook zou gaan gelden. Met de introductie hiervan voor onroerende zaken en de aandelen in start-ups en familiebedrijven, is effectief al gekozen voor een (beperkt) hybride stelsel. Argumenten voor een vermogenswinstbelasting voor kapitaalverzekeringen zijn de illiquiditeit ervan en de aansluiting op de huidige gegevensstroom. Wanneer precedentwerking echt de enige reden is, zou het Verbond dit graag meer expliciet willen vernemen voor welke andere precedenten het ministerie dan nog meer vreest.

Aandachtspunten

Het Verbond merkt op dat als gekozen zou worden voor een vermogenswinstbelasting het lastig kan zijn de historische waarde te bepalen. Desgevraagd geeft het Verbond aan dat dit ook geldt voor de waarde per 1 januari 2028. Dit heeft te maken met het feit in de opgebouwde waarde van kapitaalverzekeringen rendement verdisconteerd zit. Ook bij het voorgestelde toetsmoment moet (eenmalig) de gehele (premie)historie van de kapitaalverzekering inzichtelijk worden gemaakt. Dat zal niet altijd mogelijk zijn. Hier zou een oplossing voor moeten worden gevonden.

Een aandachtspunt is dat er handelingsperspectief moet zijn voor burgers om aanslagen te betalen. Hierover heeft het Verbond ook informatie aan de Kamer gezonden. Het Verbond benadrukt dat een tussentijdse heffing - vanwege een wijziging in het belastingstelsel - tot schrijnende gevallen kan leiden waar klanten gedwongen worden de kapitaalverzekering (deels) te moeten beƫindigen om de heffing te kunnen voldoen. Een indicatie over met wat voor soort bedragen belastingplichtigen mogelijk bij een vermogensaanwasbelasting in box 3 voor hun kapitaalverzekeringen worden geconfronteerd is moeilijk te geven. Een conserverende aanslag zou een oplossing kunnen bieden.

Ervaringen Wet tegenbewijsregeling box 3 en houdbaarheid wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3

Het Verbond geeft desgevraagd aan dat verzekeraars nu nog niet veel vragen krijgen over het wetsvoorstel. Wel zijn er vragen over de Wet tegenbewijsregeling box 3. De vragen zien op hulp bij het invullen van het formulier en het opvragen van premies, begin- en eindsaldi.

Het Verbond heeft niet echt een waardeoordeel over het wetsvoorstel. Er is, zoals hierboven gezegd, wel behoefte aan een duidelijke uitleg waarom voor kapitaalverzekeringen geen vermogenswinstbelasting kan gelden, nu deze heffing nadrukkelijk beter aansluit bij de beleving van klanten/belastingplichtigen, de kasstroom uit de verzekeringen en de huidige praktijk voor verzekeraars. Een voordeel van het wetsvoorstel is volgens het Verbond wel dat overlijdensrisicoverzekeringen zijn vrijgesteld.

Zakelijke weergave hoofdlijnen gesprek Kadaster

De wetgevingsrapporteurs voor het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 hebben op 21 augustus 2025 gesproken met vertegenwoordigers van het Kadaster over het wetsvoorstel. Hieronder wordt op hoofdlijnen ingegaan op hetgeen is besproken over het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement.

Uitvoerbaarheid wetsvoorstel

Het Kadaster geeft aan dat het recent (zomer 2025) voor het eerst met de Belastingdienst heeft gesproken over het wetsvoorstel. Het Kadaster is bezig om de betekenis van het wetsvoorstel voor zijn organisatie in beeld te brengen. Het gaat dan om de benodigde gegevens ten behoeve van de box 3-heffing over onroerende zaken, waar een vermogenswinstbelasting voor zal gaan gelden.

Met betrekking tot het wetsvoorstel zijn er een tweetal relaties met het Kadaster:

  1. Het Kadaster is bronhouder van de Basisregistratie kadaster (BRK)

  2. Het Kadaster is beheerder van de Landelijke Voorziening WOZ.

Kadaster als bronhouder van de Basisregistratie Kadaster

Het Kadaster is bronhouder van de Basisregistratie kadaster (BRK). Hierin staat onder meer de verkrijgingsprijs van een onroerende zaak. In de BRK worden door het Kadaster gegevens opgenomen die het Kadaster krijgt aangeleverd, bijvoorbeeld van (veelal) het notariaat. Ook voor de huidige belastingheffing worden reeds gegevens aan de Belastingdienst geleverd, zoals informatie over de percelen met hun verkrijgingsprijzen en gerechtigden. Het wetsvoorstel sluit dan ook bijna geheel aan op de bestaande registraties door het Kadaster en de informatieverstrekking die daaruit voortvloeit. Voor een klein deel ligt dit anders. Dit komt omdat bijvoorbeeld omdat in aktes bij verkrijging van meerdere percelen dikwijls ƩƩn verkrijgingsprijs vermeld wordt en dan is onbekend wat de verkrijgingsprijs van ieder perceel afzonderlijk is. Het Kadaster noemt dit de ā€˜mandjesproblematiek’. Ook kan een onroerende zaak nadat die is verkregen zijn gesplitst in meerdere onroerende zaken. Ook dan is onduidelijk hoe het zit met de verkrijgingsprijs van elke gesplitste onroerende zaak afzonderlijk. Een andere mismatch kan optreden wanneer een onroerende zaak onderdeel is van een nalatenschap. Pas als het Kadaster een verklaring van erfrecht van de notaris heeft ontvangen kunnen erfgenamen worden opgenomen. Hier gaat vaak tijd overheen en daarnaast is het überhaupt niet verplicht een verklaring van erfrecht op te maken en aan te leveren aan het Kadaster. Op dit moment betreft het circa 260.000 overleden personen die nog als actueel rechthebbende van een perceel geregistreerd staan. Een oplossing hiervoor zou bijvoorbeeld kunnen zijn om het actualiseren van de BRK te verplichten en een termijn te verbinden aan het inschrijven van een verklaring van erfrecht.

Kadaster als beheerder van de Landelijke voorziening WOZ

Gemeenten zijn bronhouder van de Basisregistratie WOZ, zij stellen informatie uit deze registratie beschikbaar via de Landelijke Voorziening WOZ (LV-WOZ). Het Kadaster beheert de LV-WOZĀ voor geautoriseerde afnemers, zoals de Belastingdienst. In de LV-WOZ zijn onder andere de WOZ-waarde, de kadastrale aanduiding, adresgegevens en de belanghebbende gegevens van de WOZ-objecten in Nederland opgenomen. Daarbij wordt opgemerkt dat er een verschil bestaat tussen een WOZ-object en een perceel in de BRK.Ā De WOZ-gegevens zijn van belang bij het berekenen van het rendement van onroerend goed als belegging en/of de verhuur daarvan. De Belastingdienst ontvangt in het kader van haar taken meerdere WOZ-gegevens. De juridische borging hiervan ligt onder ander in de Wet WOZ. In gesprek met de Belastingdienst is de constatering gedaan dat circa 95% van de benodigde WOZ-gegevens reeds geleverd wordt. De Belastingdienst heeft de wens om meer gegevens te ontvangen dan nu het geval is. Behoefte voor aanvullende gegevens licht onder andere bij vruchtgebruik en mede-eigenaarschap. Op dit moment is nog onduidelijk wat de volledige omvang en proportionaliteit van die vraag is. Hierover zullen in de aankomende periode gesprekken worden gevoerd met de Belastingdienst. Daarmee kan ook nog geen definitieve uitspraak worden gedaan over de mate van uitvoerbaarheid van die vraag, bijvoorbeeld als het gaat om de juridische haalbaarheid.

De Landelijke voorziening WOZ zorgt ervoor dat geautoriseerde partijen als de Belastingdienst de informatie niet bij individuele gemeenten zelf hoeft op te vragen, maar dat dit centraal vanuit de LV WOZ gebeurt. Voor de kwaliteit en actualiteit van de gegevens is het Kadaster afhankelijk van de informatie die zij vanuit gemeenten krijgt aangeleverd. Indien hier aanpassingen in nodig zijn, heeft dit impact op de bronhouders en vormen zij het aanspreekpunt.

Vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting

Het Kadaster verwacht dat het mogelijk is om per 1 januari 2028 in staat te zijn om de benodigde gegevens te verstrekken, mits daar de juridische grondslag voor is. De gegevens die zij hebben sluiten aan op de vermogenswinstbelasting. Wanneer voor box 3 alleen een vermogensaanwassystematiek zou komen te gelden, zal dit verdergaande aanpassingen vergen dan wanneer zoals in het huidige voorstel een vermogenswinstbelasting voor onroerende zaken komt te gelden. Wel is het nodig om nog verder te inventariseren wat er nodig is om de gegevens die nu niet beschikbaar zijn te kunnen leveren.

Desgevraagd geeft het Kadaster aan dat er een risico zit aan de waardebepaling voor onroerende zaken per 1-1-28, omdat er data moeten komen van gemeenten die in de loop van het jaar pas worden aangeleverd en elementen uit die WOZ-waarde moeten worden gehaald die moeten leiden tot aanpassing van systemen. Een hoge WOZ-waarde is dan mogelijk relevant.

Tot slot

Naast onroerende zaken registreert het Kadaster ook schepen en registergoederen, zoals bijvoorbeeld luchtvaartuigen. Deze registratie is (anders dan bij onroerende zaken) niet verplicht maar wordt vaak gedaan om een hypotheek te verkrijgen.

Bijlage: Achtergrondinformatie Kadaster inzake wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3

Zakelijke weergave hoofdlijnen gesprek Nederlandse Vereniging van Banken

De wetgevingsrapporteurs voor het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 hebben op 21 augustus 2025 gesproken met vertegenwoordigers van de Nederlandse Vereniging van Banken. Hieronder wordt op hoofdlijnen ingegaan op hetgeen is besproken over het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement.

Uitvoerbaarheid wetsvoorstel

De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) is in een vroeg stadium betrokken bij de totstandkoming van het wetsvoorstel. Er is al voor de internetconsultatie door het ministerie van Financiƫn met de NVB gesproken over de vraag of een vermogenswinstbelasting of vermogensaanwasbelasting uitvoerbaar is. De banken, en de NVB, hebben een voorkeur voor een vermogensaanwasbelasting. Deze is voor hun beter uitvoerbaar dan een vermogenswinstbelasting. Dit standpunt is in 2022 door de NVB ook uitgedragen tijdens een rondetafelgesprek in de Kamer. Wel is van belang dat als het wetsvoorstel per 1 januari 2028 in werking moet treden, het wetsvoorstel tijdig door de Tweede Kamer is aangenomen. Dan wordt namelijk de handleiding gegevensaanlevering opgesteld, waarin meer in detail wordt uitgewerkt hoe de renseignering door de banken moet plaatsvinden over het fiscale jaar 2028. De banken hebben een implementatietermijn van 18 maanden voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding nodig.

Vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting

De NVB wijst er op dat het niet zo is dat een vermogenswinstbelasting door de banken niet kan worden uitgevoerd. Een vermogenswinstbelasting vergt wel verdergaande aanpassingen in de systemen dan een vermogensaanwasbelasting en sluit minder aan op de bestaande renseignering. De precieze gevolgen kunnen echter pas uit een uitvoeringstoets naar voren komen, als ook duidelijk is hoe een dergelijke vermogenswinstbelasting zou worden vormgegeven. De inschatting van de NVB is dat bijvoorbeeld data langer moeten worden vastgehouden dan de huidige 7 jaar en dat individuele transacties moeten worden gerenseigneerd om vast te kunnen stellen wat de vermogenswinst is op het moment dat het vermogensbestanddeel wordt vervreemd.

Verder is de inschatting dat er bij overdracht tussen ketenpartners een informatieoverdrachtsysteem moet komen, zeker wanneer kapitaaloverdracht plaatsvindt, bijvoorbeeld in de vorm van een overdrachtsformulier. Het zou kunnen helpen als de banken toegang krijgen tot de Basisregistratie personen. Als er gekozen wordt voor een vermogenswinstbelasting, vraagt dat zeker twee jaar extra implementatietermijn, aldus de NVB. Een vermogensaanwasbelasting vergt wel dat stortingen en onttrekkingen ook moeten worden bijgehouden, maar dat gebeurt deels ook al onder de Wet tegenbewijsregeling box 3, aldus de NVB. Desgevraagd geeft de NVB aan blij te zijn met het feit dat het wetsvoorstel een vermogensaanwasbelasting als hoofdregel heeft. Ingroei naar een vermogenswinstbelasting is aldus de NVB echter mogelijk.

Aandachtspunten

Desgevraagd geeft de NVB aan dat er bij de verdere uitwerking van het wetsvoorstel nog wel goed naar definities gekeken moet worden. Ook de ervaringen die met de uitvoering van de Wet tegenbewijsregeling box 3 worden opgedaan, kunnen van belang zijn voor de verdere uitvoering van het wetsvoorstel. Een aandachtspunt is dat er onder de vermogensaanwasbelasting minder tijd is om eventuele correcties aan te leveren dan in het huidige stelsel. Dat komt omdat de waarde per 31 december relevant wordt na afsluiting van het jaar, terwijl dat in de bestaande situatie niet geldt omdat alleen de waarde 1 januari relevant is. Er is dan weinig tijd voor het bepalen van de koers van illiquide effecten waartegen de waarde economisch verkeer kan worden bepaald als blijkt dat deze op peilmoment niet beschikbaar is of achteraf onjuist blijkt te zijn. De NVB geeft aan dat nog moet worden onderzocht hoe dit kan worden geregeld, zodat de termijn van de Vooraf Ingevulde Aangifte (VIA) niet in gevaar komt.

Ervaringen Wet tegenbewijsregeling box 3

Desgevraagd geeft de NVB aan dat de samenwerking met de Belastingdienst en het Ministerie van Financiƫn voor wat betreft de Wet tegenbewijsregeling box 3 uitstekend is verlopen. De weg ernaar toe was zeer intensief. De NVB heeft input kunnen leveren bij de totstandkoming van het formulier Opgaaf werkelijke rendement en overige communicatie. De uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt uiteraard bij de Belastingdienst. De NVB heeft frequent overleg met de Belastingdienst om de voortgang te bespreken, zodat de banken hun klanten zo goed mogelijk kunnen ondersteunen bij het verzamelen van de benodigde informatie voor het invullen van het formulier Opgaaf werkelijk rendement in het kader van de Wet tegenbewijsregeling

box 3.