[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Transparantie van publieke besluitvorming

Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

Brief regering

Nummer: 2025D41348, datum: 2025-09-24, bijgewerkt: 2025-10-03 10:44, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28844-300).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28844 -300 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie.

Onderdeel van zaak 2025Z17696:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2025-2026

28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

Nr. 300 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2025

Inleiding

Voor het vertrouwen in het openbaar bestuur is het van belang inzicht te bieden in de totstandkoming van besluiten. Onderdeel daarvan is transparantie over de vraag welke externen inbreng hebben geleverd en hoe die inbreng in de uiteindelijke besluitvorming is gewogen. De afgelopen tijd heeft mijn ambtsvoorganger stappen gezet om de bestaande instrumenten ter bevordering van de transparantie van besluitvorming, zoals de openbare agenda’s van bewindspersonen, te verbeteren. Bovendien heeft zij een stakeholdertraject laten uitvoeren met belanghebbenden over mogelijke eisen die aan een lobbyregister zouden kunnen worden gesteld, mocht daartoe op enig moment worden overgegaan. Conform haar toezegging aan uw Kamer in het commissiedebat Binnenlandse Zaken van 12 maart jl. (Kamerstuk 28 844, nr. 285), zal ik in de voorliggende brief vermelden hoe de bestaande instrumenten voor transparantie zijn verbeterd, en wat de belangrijkste uitkomsten van het stakeholdertraject zijn. Ik wijs u daarvoor tevens op de bijlage bij deze brief.

Ook reageer ik in deze brief op enkele moties van uw Kamer over het verbeteren van de openbare agenda’s van bewindspersonen, over de advies- en consultatieparagrafen («lobbyparagrafen») in memories van toelichting bij wetgeving, en over de invoering van een lobbyregister.

Inhoud

Deze brief is opgedeeld in de volgende vier delen. Allereerst ga ik in op de verbeteringen van bestaande instrumenten voor transparantie, die ik de afgelopen maanden heb doorgevoerd. Ten tweede informeer ik uw Kamer over de voortgang van de Europese onderhandelingen over de transparantierichtlijn uit het Defence of Democracy package. Ten derde behandel ik de belangrijkste uitkomsten van het hiervoor genoemde stakeholdertraject, in opdracht van mijn ministerie begeleid door de Argumentenfabriek.

Tot slot licht ik toe dat dit kabinet de uitvoering van de door uw Kamer aangenomen motie Dassen/Van Waveren1 om zo snel mogelijk met een wetsvoorstel te komen voor de invoering van een lobbyregister naar Iers model, met een uiterlijke inwerkingtreding op 1 september 2026, laat aan het volgende missionaire kabinet.

1. Verbetering bestaande instrumenten

Hieronder informeer ik uw Kamer over de maatregelen die zijn en worden genomen om bestaande instrumenten, die de transparantie over de totstandkoming van besluiten bevorderen, te verbeteren. Deze maatregelen vloeien voort uit aanbevelingen die prof. dr. Braun en dr. Fraussen hebben gedaan in hun rapport «Mozaïek van Belangen».2 Het gaat hier specifiek om de openbare agenda’s van bewindspersonen, de memories van toelichting, beslisnota’s en het Beleidskompas.

Openbare agenda’s van bewindspersonen

Naar aanleiding van het commissiedebat van 12 maart jl. zijn verschillende maatregelen genomen die tot doel hebben de registratie van afspraken in de openbare agenda’s van de bewindspersonen te verbeteren, conform de bestaande Uitvoeringsrichtlijn openbare agenda’s bewindslieden:

• Tijdens een interdepartementale bijeenkomst hebben medewerkers van alle ministeries die verantwoordelijk zijn voor het bijhouden van de openbare agenda, samen met de Rijksvoorlichtingsdienst en Redactie rijksoverheid (Ministerie van Algemene Zaken) de afspraken en het proces rondom de registratie van afspraken in de openbare agenda van bewindspersonen kritisch tegen het licht gehouden. In deze bijeenkomst zijn inzichten en ervaringen uitgewisseld en afspraken aangescherpt met als doel de Uitvoeringsrichtlijn rijksbreed op een eenduidige manier uit te voeren.

• De Voorlichtingsraad (VoRa) – het tweewekelijks overlegorgaan van de directeuren communicatie van alle ministeries – heeft volgend op voornoemde bijeenkomst de afspraken onderschreven en ingestemd met een mandaat aan de Redactie rijksoverheid (Ministerie van AZ) om agenda’s die niet of niet volledig voldoen aan de afspraken uit de Uitvoeringsrichtlijn, terug te kunnen sturen naar het betreffende ministerie. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het aanspreken van departementen op het ontbreken van een (gespreks)onderwerp of het ontbreken van de namen en/of functies van de gesprekspartner(s) bij een agenda-item. Redactie rijksoverheid kan besluiten een onvolledige agenda niet te plaatsen, zolang de ontbrekende gegevens niet zijn aangeleverd. Hoewel ministeries te allen tijde zelf verantwoordelijk blijven voor de openbare agenda’s van hun bewindspersonen, zal de grotere rol van Redactie rijksoverheid naar verwachting bijdragen aan de volledigheid van de informatie in de agenda’s. Daarmee geef ik uitvoering aan de motie-Chakor,3 die de regering verzoekt om duidelijk te maken welk ministerie verantwoordelijk is voor de centrale regie op het bijhouden en publiceren van de openbare agenda's van bewindspersonen, welk orgaan of welke functionaris bevoegd is om ze hierop aan te spreken, en welke maatregelen getroffen worden die leiden tot structurele verbetering van de agenda’s.

• De VoRa heeft ook een nieuw aanleverdocument opgesteld, zodat ministeries de informatie op een meer uniforme wijze bij de Redactie rijksoverheid aanleveren. Het aanleverdocument vloeit voort uit de Uitvoeringsrichtlijn en de daarop gebaseerde praktische handleiding. Deze werkwijze moet de verschillen tussen de informatie in de openbare agenda’s van bewindspersonen verkleinen.

• Verder is op rijksoverheid.nl een leeswijzer gepubliceerd die de openbare agenda’s gemakkelijker doorzoekbaar maakt en bezoekers informatie biedt welke afspraken wél en niet in de openbare agenda’s worden opgenomen. Ook is een link toegevoegd naar de sociale media van bewindspersonen.

• Tot slot is het goed bijhouden van de openbare agenda’s in de ministerraad regelmatig onderwerp van gesprek, alsook in de VoRa en in het reguliere overleg van de directeuren Bestuursondersteuning van de ministeries.4

In het commissiedebat van 12 maart jl. heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd in gesprek te zullen gaan met Open State Foundation (OSF) over het bijhouden van de openbare agenda’s en het meten van de resultaten van de ingezette verbeteringen, en uw Kamer daarover te zullen rapporteren.5 In mei en juli jl. hebben deze gesprekken plaatsgevonden. Bij deze gesprekken waren ook leden van uw Kamer aanwezig. Het doel van de gesprekken was om met elkaar te bezien hoe de openbare agenda’s kunnen worden verbeterd en op welke manier verbeteringen meetbaar kunnen worden gemaakt.

De resultaten van het onderzoek van OSF over de maanden mei en juni van 2025 laten een gestage verbetering zien sinds de laatste meting in oktober 2024. Inmiddels staat gemiddeld 30% van alle afspraken conform de Uitvoeringsrichtlijn vermeld in de openbare agenda’s. Dat is echter nog steeds niet goed genoeg. Er blijven bovendien verschillen bestaan tussen de verschillende ministeries. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de effecten van bovengenoemde maatregelen om de agenda’s te verbeteren nog niet volledig zichtbaar zijn in de metingen van OSF, omdat de aangescherpte afspraken in juni zijn vastgesteld en in de weken daarna vervolgens rijksbreed zijn doorgevoerd. Desalniettemin illustreren de resultaten dat het bijhouden van de agenda’s nog steeds beter moet. Ik zal me ervoor inzetten dat hier zowel op politiek als op ambtelijk niveau aandacht voor blijft.

Advies- en consultatieparagrafen in memories van toelichting bij wetsvoorstellen

Enkele maanden geleden heeft de toenmalige Staatssecretaris Rechtsbescherming de Agenda wetgevingskwaliteit naar uw Kamer gestuurd.6 In deze brief licht hij toe dat het kabinet hecht aan de toegankelijkheid van informatie over wet- en regelgeving als belangrijke randvoorwaarde voor rechtsstatelijkheid. Om meer inzicht te geven in de totstandkoming van wetten en regelgeving, met inbegrip van de inbreng van externen, gaat het kabinet het portaal Wetgevingskalender (wetgevingskalender.overheid.nl) verder ontwikkelen. Dit gebeurt mede ter voorbereiding van de inwerkingtreding van de volgende tranche van de Wet Open Overheid, waardoor de openbaarmaking van adviesaanvragen en ontvangen adviezen wordt voorgeschreven. Via dit portaal zal ook alle inbreng die langs andere kanalen dan de internetconsultatie is ontvangen verder worden ontsloten. Zo kan alle inbreng van externen tijdens een wetgevingstraject op één plek worden geraadpleegd en inzichtelijk worden gemaakt. Dit was ook een aanbeveling uit het rapport «Mozaïek van Belangen» van Braun en Fraussen.

In aanwijzing 4.44 van de Aanwijzingen voor de regelgeving staat beschreven hoe de inbreng van externen in de toelichting op wet- en regelgeving vermeld dient te worden. De volgende wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving zal naar verwachting medio volgend jaar naar de Raad van State voor advies worden gezonden. Vaststelling volgt dan naar verwachting na de zomer van 2026. In die voorgenomen wijziging zal ik met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bezien hoe aanwijzing 4.44 kan worden verduidelijkt zodat de inbreng van externen voortaan inzichtelijker wordt gemaakt, mede gelet op de aanbevelingen van Braun en Fraussen hieromtrent.

In hun rapport schrijven Braun en Fraussen dat de advies- en consultatieparagrafen (ook wel «lobbyparagrafen» genoemd) in memories van toelichting de betrokkenheid van externen bij publieke besluitvorming in het kader van wetgeving inzichtelijk kunnen maken. Een aantal verbeterslagen zijn mogelijk, zoals het concreter vermelden van betrokken externen en hun wijze van toegang. Bovendien kunnen de advies- en consultatieparagrafen volgens de onderzoekers beter worden benut om de bredere belangenafweging op ambtelijk en politiek niveau weer te geven. De volgende wijziging van de Schrijfwijzer memorie van toelichting is beoogd in 2026. Hierbij zal ik, samen met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, deze aanbevelingen om de memories van toelichting beter te benutten waar nodig verwerken.7

Openbare beslisnota’s bij brieven aan het parlement

In beslisnota’s wordt de inbreng van externen bij het betreffende onderwerp inzichtelijk gemaakt, evenals de afwegingen die mede op basis daarvan zijn gemaakt om tot een ambtelijk advies aan de bewindspersoon te komen. In eerste instantie zijn beslisnota’s bedoeld voor de bewindspersoon die over een bepaald onderwerp een besluit dient te nemen. Aangezien beslisnota’s bij brieven aan de Tweede Kamer actief openbaar worden gemaakt, wordt de inhoud daarvan kenbaar voor uw Kamer en andere belangstellenden.

Onlangs heb ik een rapportage met uw Kamer gedeeld over de ervaringen met het openbaar maken van beslisnota’s en de vraag in hoeverre de actieve openbaarmaking ervan bijdraagt aan een betere informatievoorziening aan het parlement.8 Uw Kamer kan een kabinetsreactie op dit rapport tegemoet zien.

Beleidskompas

Tot slot is (een betere) toepassing van het Beleidskompas door Braun en Fraussen genoemd als ander bestaand instrument waarmee de transparantie van besluitvorming kan worden vergroot. Het Beleidskompas is de centrale werkwijze voor het maken van beleid bij de rijksoverheid en bevordert de betrokkenheid van belanghebbenden (zoals burgers, bedrijven en organisaties) in de beleidsvoorbereiding. De analyses die voortkomen uit het gebruik van het Beleidskompas door ambtenaren kunnen gebruikt worden om weer te geven welke organisaties en personen bij de ontwikkeling van beleid betrokken waren.

De toepassing van het Beleidskompas is echter nog geen vanzelfsprekendheid. Recent heeft de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in de Kamerbrief inzake de kabinetsreactie op het WODC-rapport op het gebruik van het Beleidskompas binnen de rijksoverheid9 aangegeven welke acties de komende tijd worden ondernomen om de bekendheid en het gebruik van het Beleidskompas te vergroten.

2. Voortgang Europese onderhandelingen over de transparantierichtlijn uit het Defence of Democracy package

Zoals aangekondigd in het commissiedebat van 12 maart jl., heeft mijn ambtsvoorganger dit voorjaar zowel met Eurocommissaris Virkkunen als het EP-lid Baljeu (VVD/RENEW) gesproken over de EU-transparantierichtlijn. In dit gesprek is het Nederlandse standpunt in de onderhandelingen toegelicht, in lijn met het BNC-fiche en de inbreng van uw Kamer tijdens het commissiedebat. Zo hecht Nederland sterk aan minimum-harmonisatie en voldoende eigen ruimte bij het ontwikkelen van een register, mocht het daartoe komen. Tevens dient bij een voorwaarde tot registratie voldoende aandacht te zijn voor de positie van het maatschappelijk middenveld. Registratie mag niet leiden tot mogelijke stigmatisering, disproportionele lastenverzwaring of onbedoeld verminderde participatie vanuit het maatschappelijk middenveld.

Op dit moment zijn de onderhandelingen over de tekst van de richtlijn nog gaande; er is nog geen definitief politiek akkoord. Een positieve ontwikkeling is dat minimum-harmonisatie breed omarmd en gedragen wordt door een grote meerderheid van de lidstaten. Het is in de afgelopen maanden helder geworden dat er meer ruimte komt voor nationale keuzes. De EU zal het nationale proces tot de ontwikkeling van een register niet doorkruisen met verregaande verplichtingen. Ik begrijp dat uw Kamer, gezien het verslag en de aanbevelingen van de rapporteurs Chakor/Van Waveren van hun bezoek aan Brussel,10 deze conclusie ook getrokken heeft.11

In de verdere onderhandelingen blijft Nederland inzetten op voldoende eigen ruimte voor het maken van keuzes, op aandacht voor de positie van het maatschappelijk middenveld en het tegengaan van stigmatisering, conform het BNC-fiche.12

3. Traject met belanghebbenden over lobbyregister

In het commissiedebat van 12 maart jl. heeft mijn ambtsvoorganger ook toegezegd om in gesprek te gaan met belanghebbenden over de vraag aan welke eisen een lobbyregister zou moeten voldoen, mocht het daartoe komen.

De afgelopen maanden heeft De Argumentenfabriek in opdracht van mijn ministerie een traject begeleid met belanghebbenden. Onder meer oud-Kamerleden, voormalig politiek assistenten, wetenschappers, (voormalig) ambtenaren, journalisten en vertegenwoordigers van bedrijven en uiteenlopende organisaties die belangen behartigen, hebben aan dit traject meegewerkt. Ik ben alle deelnemers aan het traject zeer erkentelijk voor hun inbreng.

Het eindrapport van de Argumentenfabriek naar aanleiding van het traject heb ik bij deze brief gevoegd als bijlage. Hieronder licht ik kort enkele uitkomsten uit.

Mogelijke eisen aan een register

Allereerst reflecteerden de deelnemers aan de denksessies op de vraag welke relevante eisen zij zouden stellen aan een lobbyregister. Deze zijn door de Argumentenfabriek ingedeeld in acht categorieën: omvattendheid, veiligheid, doeltreffendheid, doelmatigheid, legitimiteit, beheerbaarheid, toegankelijkheid en betrouwbaarheid.

1. Omvattendheid

Een register moet allereerst informatie bevatten over belangenbehartigers en hun opdrachtgevers, aldus de deelnemers. Verder moet er ook informatie in staan over lobbycontacten. De deelnemers waren verdeeld over de vraag of een register, naast informatie over contactmomenten met bewindspersonen, ook informatie zou moeten bevatten over contactmomenten met politiek assistenten, (top)ambtenaren en leden van het parlement (en hun medewerkers).

Tot slot zou een register informatie moeten bevatten over de inbreng van belangenbehartigers.

2. Veiligheid

De deelnemers gaven aan dat een lobbyregister moet voldoen aan relevante wetgeving rondom privacy en het beschermen van persoonsgegevens.

3. Doeltreffendheid

De deelnemers vonden dat een lobbyregister een helder omschreven doel moet hebben. Een register zou bijvoorbeeld kunnen bijdragen aan de transparantie van besluitvorming, een gelijk speelveld voor belangenbehartigers, betere verantwoording over genomen besluiten en goed openbaar bestuur.13

4. Doelmatigheid

Een lobbyregister moet het gestelde doel, aldus de deelnemers, op efficiënte wijze vervullen, bijvoorbeeld door bestaande instrumenten aan te vullen, reeds bekende gegevens opnieuw te gebruiken en structuren die er al zijn te benutten. De baten moeten opwegen tegen de kosten.

5. Legitimiteit

Sommige deelnemers pleitten voor een register op vrijwillige basis. Anderen vonden dat een register een wettelijke basis zou moeten hebben, inclusief extern toezicht en sanctiemogelijkheden. Een register moet kunnen rekenen op draagvlak bij de gebruikers ervan.

6. Beheerbaarheid

Een register moet werkbaar zijn voor degenen die gegevens moeten invullen. Hier moeten ook instructies voor worden gepubliceerd. Een lobbyregister moet bovendien technisch goed te beheren zijn. Uiteraard dient te worden voldaan aan de kaders van de rijksoverheid met betrekking tot informatievoorziening.

7. Toegankelijkheid

De meeste deelnemers vonden dat het lobbyregister toegankelijk moet zijn en gemakkelijk te raadplegen voor iedereen. Het register moet daarom actuele en volledige informatie bevatten. Het is tevens een eis van de deelnemers dat het register makkelijk te doorzoeken en uit te lezen is.

8. Betrouwbaarheid

Een lobbyregister moet complete en betrouwbare informatie bevatten. Hier moet op gecontroleerd en getoetst worden.

Aandachtspunten bij de keuze omtrent een register

De deelnemers is ook gevraagd welke verdere aandachtspunten zij aan mijn ministerie zouden willen meegeven bij het nemen van vervolgstappen met betrekking tot een register.

De deelnemers benadrukten dat een register een duidelijk doel moet dienen en geen doel op zich moet zijn. Ook moet een register een aanvulling zijn op bestaande instrumenten. Verder kwamen eenvoud en helderheid naar voren als aandachtspunten voor het ontwikkelen van een lobbyregister. Een register moet niet te ingewikkeld zijn en heldere definities hanteren.

Tijdens de denksessies opperden sommige deelnemers om zo snel mogelijk te beginnen met het invoeren van een lobbyregister, en dit gaandeweg te verbeteren en juridisch te verankeren. Een register zonder wettelijke basis zou snel ingevoerd kunnen worden en zou ook al kunnen bijdragen aan het gekozen doel. Andere deelnemers gaven juist mee dat een doelmatig lobbyregister allereerst een juridische, wettelijke grondslag nodig heeft met onafhankelijk toezicht op de werking. Voor de invoering zou dan dus een wetgevingstraject nodig zijn om de juridische basis onder het lobbyregister vast te leggen.

Voorts raadden de deelnemers aan om gebruik te maken van de kennis die al bestaat over het ontwerpen van een lobbyregister. Elementen van bestaande lobbyregisters die goed functioneren, zoals die van Ierland of de Europese Unie, kunnen worden overgenomen. Het is ook belangrijk om een brede groep toekomstige gebruikers en belanghebbenden bij de ontwikkeling van het lobbyregister te betrekken, om hun expertise en ervaringen te benutten.14

4. Vervolg

Op 4 juli jl. is uw Kamer per brief geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de aanbevelingen en bevindingen van GRECO (Group of States against Corruption).15 In het eerste addendum bij het tweede nalevingsverslag in de vijfde evaluatieronde schrijft GRECO ten aanzien van aanbeveling vier het volgende: «GRECO [is] van mening dat, zoals gezegd in de aanbeveling, de regels en richtlijnen over de wijze waarop personen met een topfunctie in de uitvoerende macht in contact komen met lobbyisten en derde partijen moeten worden uitgebreid.» GRECO erkent de Nederlandse inzet voor het verbeteren van de transparantie van belangenbehartiging en besluitvorming, maar spoort Nederland ook aan om deze inspanningen met kracht voort te zetten en verbeteringen te realiseren.

Tevens werd op 8 juli jl. het rechtsstaatrapport voor 2025 van de Europese Commissie gepubliceerd.16 Dit rapport concludeert dat «er beperkte vooruitgang [is] geboekt met betrekking tot de aanbeveling inzake transparantie van lobbyactiviteiten». In het rapport van 2024 beval de Commissie Nederland aan om «strengere transparantieregels vast te stellen voor lobbyactiviteiten voor leden van de regering en het parlement».

Daarnaast heeft uw Kamer recentelijk, zoals hiervoor gesteld, een motie aangenomen van de leden Dassen en Van Waveren, die de regering verzoekt zo snel mogelijk met een wetsvoorstel te komen voor de invoering van een lobbyregister naar Iers model, met een uiterlijke inwerkingtreding op 1 september 2026.17

Transparantie in besluitvorming is essentieel voor het vertrouwen in bestuur en de politiek. Net als uw Kamer wil ik hierop daarom stappen zetten. Dit demissionaire kabinet past echter ook terughoudendheid om nieuwe beleidslijnen uit te zetten, zeker in de aanloop naar de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen. Daarom laat ik de uitvoering van de motie Dassen/Van Waveren aan een volgend kabinet, in samenhang met de uitkomsten van het stakeholdertraject.

Tot slot

In deze brief heb ik geschetst hoe we bestaande instrumenten in samenhang verbeteren om transparantie te vergroten. Voorts heb ik gerapporteerd over de stappen die het kabinet heeft gezet om met belanghebbenden de mogelijke eisen aan een lobbyregister te verkennen. Ik ga ervan uit dat het volgende kabinet hiermee een goede uitgangspositie heeft voor besluitvorming over eventuele vervolgstappen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart


  1. Kamerstukken II 2024/25, 28 844, nr. 293.↩︎

  2. Braun, C. & Fraussen, B. (2024). Mozaïek van Belangen – Naar beter inzicht in de betrokkenheid van externen bij publieke besluitvorming.↩︎

  3. Kamerstukken II 2024/25, 28 844, nr. 288.↩︎

  4. Door de openbaarmaking van de openbare agenda’s aldus te verbeteren, beschouw ik de motie-Koekkoek/Chakor (Kamerstukken II, 2024/25, 36 600 VII, nr. 44), over scenario’s om het bijhouden van de openbare agenda’s te verbeteren, als uitgevoerd.↩︎

  5. TZ202503-034.↩︎

  6. Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VI, nr. 151.↩︎

  7. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van het lid Chakor over de verbetering van de lobbyparagrafen bij wetgeving (Kamerstukken II 2024/25, 28 844, nr. 287).↩︎

  8. Kamerstukken II 2025/26, 28 362, nr. 84.↩︎

  9. Kamerstukken II, 2024/25, 29 362, nr. 372.↩︎

  10. Kamerstukken II 2024/25, 36 514, nr. 7.↩︎

  11. Besluitenlijst procedurevergadering Commissie Binnenlandse Zaken, agendapunt 42 d.d. 22 mei 2025. Uw Kamer vraagt, naast aandacht voor de reikwijdte en de verhouding tussen het Europese en nationale traject, ook om hierop expliciet in te gaan in de geannoteerde agenda van de RAZ van 24 juni jl. (Kamerstuk 21 501–02, nr. 3162). Dat laatste is niet gedaan omdat a) wat gevraagd wordt reeds gerealiseerd is en continu mijn aandacht heeft en b) het feit dat de voortgangsrapportage over de EU-transparantierichtlijn niet geagendeerd en geannoteerd is als bespreekpunt in de RAZ van 24 juni jl. In die zin was het verzoek ontijdig.↩︎

  12. Kamerstukken II 2023/24, 22 112, nr. 3896.↩︎

  13. Zie ook Braun, C. en Fraussen, B. (2022). Afwegingskader Legitieme Belangenvertegenwoordiging.↩︎

  14. Door uw Kamer over de uitkomsten van dit traject te informeren, beschouw ik de bijbehorende toezegging (TZ202503-032) als opgevolgd.↩︎

  15. Kamerstuk 36 600 VII, nr. 145.↩︎

  16. EU-voorstel: Rechtsstaatrapport 2025 van de Europese Commissie COM (Nederlandse versie), p. 12. EU-voorstel: Rechtsstaatrapport 2025 van de Europese Commissie COM (2025) 900 (Engelstalige versie) | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎

  17. Kamerstukken II 2024/25, 28 844, nr. 293.↩︎