Nota naar aanleiding van het verslag
Wijziging van het Belastingplan 2025 in verband met het behoud van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport en een beperking van de jaarlijkse indexering van een aantal bedragen die gelden voor de inkomstenbelasting of de loonbelasting door middel van het beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor (Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport)
Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag
Nummer: 2025D41458, datum: 2025-10-01, bijgewerkt: 2025-10-03 15:50, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.H.J. Heijnen, staatssecretaris van Financiën ()
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij 36814 Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van het Belastingplan 2025 in verband met het behoud van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport en een beperking van de jaarlijkse indexering van een aantal bedragen die gelden voor de inkomstenbelasting of de loonbelasting door middel van het beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor (Wet behoud verlaagd btw tarief op cultuur media en sport)
Onderdeel van zaak 2025Z16927:
- Indiener: E.H.J. Heijnen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
Onderdeel van zaak 2025Z17748:
- Indiener: E.H.J. Heijnen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- : Wijziging van het Belastingplan 2025 in verband met het behoud van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport en een beperking van de jaarlijkse indexering van een aantal bedragen die gelden voor de inkomstenbelasting of de loonbelasting door middel van het beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor (Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport) (36814) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2025-09-18 10:00: Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2025-09-25 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-09-25 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-10-01 10:45: Algemene Financiële Beschouwingen (inclusief begroting Financiën (36 800-IXB) en begrotingsstaat Nationale Schuld (36 800-IXA)) (1e termijn Kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2025-10-02 14:30: Algemene Financiële Beschouwingen (inclusief begroting Financiën (36 800-IXB) en begrotingsstaat Nationale Schuld (36 800-IXA)) (antwoord 1e termijn + rest) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2025-10-02 22:30: Einde vergadering: STEMMINGEN (over alle resterende punten) (Stemmingen), TK
- 2025-11-19 09:45: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
36 814 Wijziging van het Belastingplan 2025 in verband met het behoud van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport en een beperking van de jaarlijkse indexering van een aantal bedragen die gelden voor de inkomstenbelasting of de loonbelasting door middel van het beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor (Wet behoud verlaagd btw tarief op cultuur media en sport)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 1 oktober 2025
Inhoudsopgave
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
2. Besluitvorming en alternatieven
3. Het btw-handboek
4. Beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor
5. Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
6. Budgettaire aspecten
I. ALGEMEEN
Inleiding
Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de VVD, NSC, het CDA, de SGP en de ChristenUnie.
In het vervolg zal ik antwoord geven op de gestelde vragen. Bij de beantwoording van de vragen heb ik zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord.
Besluitvorming en alternatieven
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA, het CDA en de ChristenUnie vragen welke andere dekkingsbronnen zijn overwogen en of het kabinet heeft overwogen andere verlaagde btw-tarieven te schrappen. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of het kabinet kan uitleggen waarom zij er niet voor heeft gekozen het verlaagde tarief voor sierteelt te schrappen.
De motie-Van Dijk c.s. verzocht de regering om vóór de Voorjaarsnota, in overleg met de Kamer, een alternatieve invulling te presenteren voor de afschaffing van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport. Daarbij verzocht de motie gebruik te maken van het handboek omzetbelasting, willekeurige aanpassingen te voorkomen en te streven naar vereenvoudiging.
Conform deze motie heeft het kabinet de verschillende mogelijkheden in kaart gebracht om tot een alternatieve dekking te komen waarbij ook rekening wordt gehouden met de wens tot vereenvoudiging.1 Daarbij is aangegeven hoeveel het schrappen van alle andere verlaagde tarieven (btw-posten) dan de posten voor cultuur, media en sport, zou opleveren. Daarnaast zijn generiekere opties zoals, het verlaagde of het algemene btw-tarief verhogen of een stap zetten richting een uniform btw-tarief als mogelijke opties geschetst.
Eén van de geschetste specifieke verhogingen betrof sierteelt. Het schrappen van deze post zou leiden tot een opbrengst van 338 miljoen euro. Dit bedrag was ontoereikend om de volledige dekkingsbehoefte voor het behoud van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport te dekken. Bovendien bestond onvoldoende politieke steun om deze post te schrappen ten behoeve van de dekkingsopgave.
Omdat er in uw Kamer onvoldoende draagvlak is gevonden voor een alternatieve dekking binnen de btw, is uiteindelijk gekozen om een meer algemene dekkingsoptie buiten het btw-domein voor te stellen. De eerder voorgestelde afschaffing van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport diende ter dekking van koopkrachtmaatregelen. Nu de voorgestelde afschaffing in de btw (gedeeltelijk) niet doorgaat, neemt de omvang van de koopkrachtmaatregelen ook af.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom het kabinet het verlaagde btw-tarief op logies per 1 januari 2026 wél verhoogt naar 21%. Ook vragen deze leden of het kabinet overweegt deze maatregel terug te draaien, ook gelet op de gevolgen voor ondernemers en burgers. Daarnaast vragen zij of het kabinet voornemens is om ondernemers tegemoet te komen bij de negatieve gevolgen van deze maatregel of andere mogelijkheden ziet om deze negatieve effecten te dempen. Ook de leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet andere, meer doelmatige beleidsinstrumenten ziet, die een beperkter budgettair beslag hebben dan een generiek verlaagd btw-tarief, om de btw-verhoging op logies te verzachten voor lagere inkomens en kleinere regionale exploitanten.
Het kabinet heeft steeds onderkend dat het afschaffen van een verlaagd btw-tarief voor de betrokken sector impactvol is. Een fiscaal voordeel dat deze sector jaren lang heeft gehad komt namelijk te vervallen. Het kabinet overweegt echter niet om deze maatregel terug te draaien.
In de eerste plaats bestaat er een breed gedeelde opvatting dat er iets gedaan moet worden aan de grote hoeveelheid negatief geëvalueerde fiscale regelingen. Het verlaagde btw-tarief voor logies is niet doelmatig en voldoet niet aan het toetsingskader fiscale regelingen: de regeling heeft geen eenduidig geformuleerd doel en de noodzaak voor financiële interventie is, zoals ook blijkt uit de evaluatie van de verlaagde btw-tarieven uit 2023, niet aangetoond. De invoering van het verlaagde btw-tarief is in 1969 gerechtvaardigd met ‘de zwakke concurrentiepositie van Nederland ten gevolge van klimatologische omstandigheden’. Het kabinet is van mening dat het klimaat op dit moment geen belemmering vormt voor toerisme naar Nederland.
Daarnaast ziet het kabinet geen aanleiding om maatregelen te treffen specifiek voor bepaalde groepen ondernemers binnen deze sector. Een financiële compensatie voor ondernemers bij het afschaffen van een dergelijke fiscale regeling zou het nut van de afschaffing (gedeeltelijk) teniet doen. Eventuele gevolgen voor lagere inkomens moeten worden bezien in het licht van het bredere koopkrachtpakket.
Ander punt is dat de opbrengst van de verhoging van het btw-tarief op logies noodzakelijk is voor de financiering van het eerdergenoemde koopkrachtpakket. Het ongedaan maken van die verhoging zou leiden tot een aanzienlijke budgettaire derving waarvoor dekking gevonden zou moeten worden.
Het eventueel terugdraaien van de btw-verhoging heeft voor dit jaar het bijzondere gevolg dat reeds op aangifte voldane btw over de vooruitbetalingen door de Belastingdienst aan ondernemers terugbetaald moet worden. Het kabinet zou niet kunnen garanderen dat een eventuele teruggaaf van btw aan de ondernemers die de btw hebben voldaan, door die ondernemers wordt doorgegeven aan de consument die de vooruitbetaling heeft gedaan.
Het btw-handboek
De leden van de fractie van de SGP vragen onder verwijzing naar het btw-handboek naar verbeteringen voor de uitvoering en vragen ook onder meer naar het beperken van uitzonderingen. Ook vragen deze leden of het kabinet al in beeld heeft waar mogelijke verbeteringen liggen. De leden van de fractie van het CDA en de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen ook naar het gebruik van het handboek Omzetbelasting in het streven naar vereenvoudiging. Daarbij wordt ook de vraag gesteld of het kabinet aanknopingspunten heeft gevonden in het btw-handboek.
Het kabinet onderschrijft de wens om het btw-stelsel te vereenvoudigen en de uitvoerbaarheid te verbeteren. Het afschaffen van verlaagde tarieven in de richting van een uniform btw-tarief zou daartoe een optie kunnen zijn. Een uniform btw-tarief kan een aanzienlijke vereenvoudiging opleveren. Ik verwijs ook naar het ambtelijk rapport ‘Kansen voor lagere tarieven en beter beleid - Aanpak fiscale regelingen voor een eenvoudiger en beter belastingstelsel’ dat op 30 juni 2025 aan uw Kamer is verzonden. 2 Het betreft een ambtelijk rapport met mogelijke beleidsopties voor fiscale regelingen, dat ook specifiek op de btw ingaat. De beleidsopties die daarin worden geschetst zouden een aanknopingspunt kunnen zijn. Eventuele keuzes hierover zijn aan een volgend kabinet.
Het ‘handboek Omzetbelasting’ (waarmee wordt bedoeld het beleidsbesluit toelichting tabel I) is uiteraard nader bestudeerd maar dat leidde niet tot aanknopingspunten voor vereenvoudiging. Het beleidsbesluit geeft aanwijzingen in gevallen waarin er discussie bestaat over de toepassing van het verlaagde tarief op een bepaalde categorie goederen of diensten die onder het verlaagde btw-tarief valt (hierna: de tabelpost). Het betreft veelal toepassing van jurisprudentie en juridische interpretaties van de tabelpost. Als de wettelijke tabelpost niet wordt aangepast is het aanpassen van de afbakeningen in het beleidsbesluit ook niet mogelijk. Met een metafoor: men verwijdert dan slechts de handleiding van de complexe machine, terwijl die machine even complex blijft. Dat leidt tot het tegenovergestelde van vereenvoudiging omdat de machine dan moet worden bediend zonder handleiding. De enige echte mogelijkheid om tot vereenvoudiging van het btw-stelsel te komen is (meer) uniformering door de afschaffing van specifieke tabelposten uit de wet.
Beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of het doel van deze maatregel(en) is om de armoede in Nederland te verdiepen en of het doel is om de mensen met de laagste inkomens meer belasting te laten betalen en mensen met een hoger inkomen minder.
De tabelcorrectiefactor (TCF) in de inkomstenbelasting werkt door op verschillende parameters. Door het beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor worden de hoogte van de heffingskortingen en schijfgrenzen minder geïndexeerd. De beperkte indexatie van de hoogte van de algemene heffingskorting werkt ook door op de hoogte van de bijstandsuitkering en de AOW. Als gevolg beïnvloedt de beperkte toepassing van de tabelcorrectiefactor de hoogte van de inkomens van bijna alle huishoudens. De mediane inkomenseffecten van de beperkte toepassing van de tabelcorrectiefactor zijn gelijk verdeeld over de inkomensgroepen en inkomstenbronnen (zie ook tabel 2).
De leden van de fractie van de SGP vragen naar een overzicht van de parameters die aangepast worden door de beperkte indexatie en naar de precieze verschillen tussen de oude en nieuwe situatie. De tabelcorrectiefactor wordt toegepast in diverse belastingmiddelen. De beperkte toepassing voor 2026 heeft alleen betrekking op de loon- en inkomstenbelasting. In artikel 10.1 Wet IB 2001 is opgenomen welke bedragen in de inkomstenbelasting jaarlijks met de TCF gecorrigeerd worden. Dit zijn ook de parameters waarvoor de beperkte toepassing geldt, samen met de daarmee corresponderende bedragen in de loonbelasting. Daarnaast geldt de beperkte toepassing ook voor artikel 10.3 tweede lid en artikel 10bis.12 Wet IB 2001. Het betreft de schijfgrenzen en heffingskortingen, maar ook andere parameters zoals de hoogste grens van het eigenwoningforfait, het drempelbedrag voor specifieke zorgkosten, de maximale giftenaftrek en het reiskostenforfait. Het grootste deel van de budgettaire opbrengst van het beperkt indexeren is toe te schrijven aan de schijfgrenzen en heffingskortingen. Voor deze parameters is in tabel 1 de hoogte weergegeven bij volledige indexatie met de TCF en na beperkte toepassing van de TCF met 52,8%.
Tabel 1: hoogte parameters bij volledige toepassing TCF en bij 52,8% toepassing
Parameter | Hoogte 2026 | Hoogte bij volledige toepassing TCF | Verschil |
---|---|---|---|
Grens schijf 1 | 38.883 | 39.278 | -395 |
Grens schijf 1: geboren voor 1946 | 41.123 | 41.677 | -554 |
Grens schijf 2 | 79.137 | 80.188 | -1.051 |
AHK: maximaal | 3.115 | 3.157 | -42 |
Arbeidskorting: bedrag grens 1 | 996 | 1.009 | -13 |
Arbeidskorting: bedrag grens 2 | 5.325 | 5.397 | -72 |
Arbeidskorting: bedrag grens 3 | 5.712 | 5.789 | -77 |
IACK: maximaal | 3.032 | 3.073 | -41 |
IACK: inkomensgrens | 6.239 | 6.323 | -84 |
Ouderenkorting: maximaal | 2.067 | 2.095 | -28 |
Ouderenkorting: afbouwpunt | 46.002 | 46.622 | -620 |
Alleenstaande ouderenkorting | 540 | 547 | -7 |
Jonggehandicaptenkorting | 923 | 936 | -13 |
NB: de inkomensgrenzen van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon, het beperkt toepassen van de TCF heeft geen invloed op deze grenzen. |
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, NSC en de ChristenUnie vragen of het effect van het behoud van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport en de dekkingsmaatregel op koopkracht inzichtelijk gemaakt kan worden.
Tabel 2 laat het gecombineerde effect op koopkracht zien van het behoud van het verlaagde btw-tarief en het beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor. Het doorsnee effect op koopkracht is voor vrijwel alle inkomensgroepen gelijk met -0,1%-punt. Het koopkrachteffect is licht negatief omdat de btw-verhoging slechts deels wordt doorberekend aan consumenten. Dit effect op inflatie wordt vervolgens gereflecteerd in de navolgende tabel. Bedrijven nemen circa 25% van het effect van de btw-verhoging voor hun rekening, dit komt niet terug in deze tabel.
Tabel 2: inkomenseffecten behoud verlaagd btw-tarief cultuur, media en sport en beperkt toepassen TCF
Inkomensgroep | Iedereen | Alleen effect |
---|---|---|
1e (<=106% WML) | -0,1% | -0,1% |
2e (106-173% WML) | -0,1% | -0,1% |
3e (173-256% WML) | -0,1% | -0,1% |
4e (256-378% WML) | -0,1% | -0,1% |
5e (>378% WML) | -0,1% | -0,1% |
Inkomensbron | ||
Werkenden | -0,1% | -0,1% |
Uitkeringsgerechtigden | 0,0% | 0,0% |
Gepensioneerden | -0,1% | -0,1% |
Huishoudtype | ||
Tweeverdieners | -0,1% | -0,1% |
Alleenstaanden | -0,1% | -0,1% |
Alleenverdieners | -0,1% | -0,1% |
Kinderen | ||
Huishoudens met kinderen | -0,1% | -0,1% |
Huishoudens zonder kinderen | -0,1% | -0,1% |
Alle huishoudens | -0,1% | -0,1% |
Tabel 3 laat het koopkrachteffect zien van alleen het beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor. Het doorsnee effect is hier ook grotendeels gelijk voor alle inkomensgroepen, met uitzondering van het laagste inkomenskwintiel waar het effect 0,1%-punt kleiner is.
Tabel 3: inkomenseffecten beperkt toepassen TCF
Inkomensgroep | Iedereen | Alleen effect |
---|---|---|
1e (<=106% WML) | -0,2% | -0,2% |
2e (106-173% WML) | -0,3% | -0,3% |
3e (173-256% WML) | -0,3% | -0,3% |
4e (256-378% WML) | -0,3% | -0,3% |
5e (>378% WML) | -0,3% | -0,3% |
Inkomensbron | ||
Werkenden | -0,3% | -0,3% |
Uitkeringsgerechtigden | -0,2% | -0,2% |
Gepensioneerden | -0,3% | -0,3% |
Huishoudtype | ||
Tweeverdieners | -0,3% | -0,3% |
Alleenstaanden | -0,3% | -0,3% |
Alleenverdieners | -0,3% | -0,3% |
Kinderen | ||
Huishoudens met kinderen | -0,2% | -0,2% |
Huishoudens zonder kinderen | -0,3% | -0,3% |
Alle huishoudens | -0,3% | -0,3% |
Het budgettaire belang van het verlaagde btw-tarief voor cultuur, media en sport is groter voor hogere inkomenskwintielen. Tegelijkertijd geven zij een kleiner deel van hun inkomen uit aan consumptie, waardoor het effect van een btw-verhoging minder groot zal zijn als percentage van hun inkomen. Het omgekeerde geldt voor huishoudens met een lager inkomen. Zij consumeren minder, maar hun consumptie is als percentage van hun inkomen groter waardoor de relatieve lasten ongeveer gelijk verdeeld zijn. In de berekende inkomenseffecten in tabel 2 loopt het verlaagde btw-tarief mee via de inflatie en heeft de maatregel voor iedereen hetzelfde effect.
De leden van de fractie van de NSC vragen of is overwogen om alternatieve dekkingsopties te benutten die minder zwaar drukken op de koopkracht. De vervanging van de verhoging van de btw op cultuur media en sport door het beperkt toepassen van de TCF heeft maar een zeer beperkt effect op de koopkracht. Voor de groep van alle huishoudens (mediaan) is het inkomenseffect -0,1%. Naar inkomensbron zijn de effecten eveneens -0,1% en voor verschillende huishoudtypes zijn de effecten ook -0,1%. Andere dekkingsopties binnen het inkomstendomein zouden naar verwachting een vergelijkbaar effect op de koopkracht hebben gehad.
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA-fractie vragen of het niet-toepassen van de tabelcorrectiefactor op de hoogste schijfgrens in box 1, of op de hoogste schijfgrens in het eigenwoningforfait is overwogen. Die vraag wordt ontkennend beantwoord: dat heeft het kabinet niet overwogen. In artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is vastgelegd welke bedragen in de inkomstenbelasting jaarlijks geïndexeerd worden met de tabelcorrectiefactor. Het kabinet stelt voor om de inflatiecorrectie in 2026 te beperken voor deze bedragen. Dit omvat ook de hoogste schijfgrens in box 1 en de hoogste schijfgrens in het eigenwoningforfait.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het beperkt toepassen van de TCF zorgt voor een minder robuust fiscaal stelsel dat nu meer uit de pas loopt met inflatie in loonstijgingen. Diverse parameters in belastingwetgeving worden jaarlijks gecorrigeerd voor inflatie. Dit gebeurt voor de meeste parameters met de tabelcorrectiefactor, gebaseerd op de afgeleide consumentenprijsindex van het CBS. Het doel is om de belastingheffing in reële termen min of meer gelijk te houden. Deze reguliere jaarlijkse indexatie heeft geen lastenrelevante budgettaire gevolgen. Het beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor in de inkomstenbelasting heeft als gevolg dat de inkomstenbelasting minder gecorrigeerd wordt voor inflatie. Dit is een structurele lastenverzwaring voor burgers. Dat maakt het stelsel niet per definitie minder robuust. De gevolgen van het beperkt toepassen van de TCF zijn niet anders dan wanneer de betrokken parameters beleidsmatig verlaagd zouden worden.
De leden van de fractie van de SGP lezen dat de vermogensgrens van de huurtoeslag buiten beschouwing is geplaatst en vragen met welk en tot welk bedrag de vermogensgrens zou stijgen, en welk budget daarmee gemoeid is dat nu wordt verschoven naar de inkomstenbelasting. De vermogensgrens in de huurtoeslag bedraagt volgend jaar € 38.479 voor alleenstaanden (met volledige indexatie) en zou € 37.968 bedragen als de beperkte toepassing van de TCF ook van toepassing zou zijn op deze grens.3 Voor partners geldt het dubbele bedrag. In de raming van de budgettaire opbrengst van het beperkt toepassen van de TCF in de inkomstenbelasting is enkel de opbrengst van de wijzigingen in de inkomstenbelasting meegenomen. De doorwerking op de vermogensgrens voor de huurtoeslag is als tweede-orde effect daarbij buiten beschouwing gelaten. Door de vermogensgrens in de huurtoeslag te indexeren met de volledige TCF wordt aangesloten bij de indexatie van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget, die ook zijn geïndexeerd met de volledige TCF. Voor de huurtoeslag is geen besparing ingeboekt en zou de beperkte indexatie in de realisatie van de huurtoeslag leiden tot een meevaller. Het budgettaire effect is niet geraamd en daarom onbekend. Door het alsnog volledig indexeren van de vermogensgrens verdwijnt deze meevaller.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De leden van de fractie van de VVD vragen op welke wijze wordt geborgd dat het lagere btw-tarief daadwerkelijk bijdraagt aan toegankelijkheid van de culturele sector voor burgers. Verhoging van het lage btw-tarief zou naar verwachting leiden tot prijsstijgingen in de culturele sector, hoewel de mate waarin dit gebeurt niet met zekerheid is vast te stellen. Dit wordt voorkomen door behoud van het verlaagde btw-tarief, wat positief bijdraagt aan de toegankelijkheid voor burgers. Het verlaagde btw-tarief op cultuur wordt daarnaast net als andere fiscale regelingen periodiek geëvalueerd. Wel blijkt uit de laatste evaluatie van het verlaagde btw-tarief op cultuur dat het niet of moeilijk is vast te stellen of specifieke beleidsdoelen bereikt worden.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het kabinet in kan gaan op de grenseffecten van de verhoging van het btw-tarief op logies. Significant APE heeft op basis van twee verschillende methodes een impactanalyse uitgevoerd naar de gevolgen van de btw-verhoging op logies en daarbij ook gekeken naar grenseffecten.4 De onderzoekers hebben de mate waarin prijzen stijgen of het aantal overnachtingen dalen niet met zekerheid kunnen vaststellen, maar geven wel aan dat eventueel omzetverlies zal afhangen van segment, regio en type vakantie. Ten aanzien van grenseffecten zijn de resultaten van het onderzoek niet eenduidig. Uit de econometrische analyse komt naar voren dat de daling in 2019 in het aantal overnachtingen, na de btw-verhoging van 6% naar 9%, vooral plaatsvond in Limburg en Noord Brabant. Voor de meeste provincies is geen significante daling gevonden in het aantal overnachtingen in de eerste maanden van 2019. Uit de enquête die de onderzoekers hebben gedaan volgt dat een grenseffect slechts zeer beperkt naar voren komt bij vakantieparken, maar dat dit bij hotels helemaal niet naar voren komt.
Het kabinet is zich er van bewust dat deze verhoging impact kan hebben op ondernemers en burger. De verwachting is echter dat de concurrentiepositie van Nederlandse hotels en vakantieparken niet in grote mate bepaald wordt door de btw. Ook kunnen andere belastingen in buurlanden juist hoger zijn. Daarnaast heeft Nederland genoeg te bieden aan toeristen ten aanzien van bezienswaardigheden, natuur, cultuur, etc. om een aantrekkelijke vakantiebestemming te zijn.
Budgettaire aspecten
De leden van de fractie van de SGP vragen naar de onderbouwing van de budgettaire gevolgen van het terugdraaien van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport en de nadere uitsplitsing hiervan. De basis voor deze raming zijn de meest recente btw-bestanden van het CBS, waarin de bestedingen van huishoudens en vrijgestelde sectoren zijn ingedeeld in tariefgroepen. Hierin is gekeken naar de bestedingen aan cultuur, media en sport. De bestedingen zijn afkomstig van de nationale rekeningen van het CBS. Bij deze raming is er niet uitgegaan van een gedragseffect. De raming voor het behoud van het verlaagde btw-tarief voor cultuur, media en sport wijkt af van de raming voor het afschaffen van hetzelfde verlaagde btw-tarief omdat er sinds het aannemen van het wetsvoorstel nieuwe gegevens beschikbaar zijn gekomen. Hieruit blijkt dat de consumptie van de goederen en diensten die onder het verlaagde tarief vallen sterker is toegenomen dan destijds werd verwacht, waardoor de raming naar boven is bijgesteld. Tabel 4 laat de uitsplitsing zien van de opbrengst naar de posten in genoemd in tabel 2 van de memorie van toelichting bij de Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport. Het is niet mogelijk om de raming volledig uit te splitsen naar de posten genoemd in tabel 2.
Tabel 4: budgettaire derving naar tabelpost
Tabelpost | Toelichting tabelpost | Raming* |
---|---|---|
Tabel I, a 29 | Kunstvoorwerpen | -40 |
Tabel I, a 30 en Tabel I, b 21 | (e-)boeken, (e-)kranten | -552 |
Tabel I, b 2 | Uitleen van boeken en kranten | -6 |
Tabel I, b 3 | Geven van gelegenheid tot sportbeoefening | -195 |
Tabel I, b 14-c | Toegang tot musea en verzamelingen | -43 |
Tabel I, b 14-d en Tabel I, b 17 | Toegang tot muziek en toneel-uitvoeringen en optredens door uitvoerende kunstenaars | -410 |
Tabel I, b 14-f | Toegang tot sportwedstrijden | -45 |
* In €mln. per jaar
De staatssecretaris van Financiën,
E.H.J. Heijnen
Kamerstukken II 2024/25, 36 602, nr. 152.
Kamerstukken II 2024/25, 32 140, nr. 266.
Hierbij is uitgegaan van 52,8% toepassing van de TCF. Dit is de gecombineerde toepassing van het wetsvoorstel voor het behoud van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport en het Belastingplan 2026.
Kamerstukken II 2024/25, 32 140, nr. 264.