Ingroeipad gemeenten 2026 en volgende
Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2026
Brief regering
Nummer: 2025D41478, datum: 2025-09-24, bijgewerkt: 2025-09-29 11:24, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 36800 B-5 Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2026.
Onderdeel van zaak 2025Z17753:
- Indiener: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-09-25 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-11-13 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
36800 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2026
Nr. 5 Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 september 2025
In de brief van mijn voorganger van 4 juli 2025 ‘Ingroeipad gemeenten 2026 en volgende’ (Kamerstuk 36600-B, nr. 49) bent u, mede namens de staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, op uw verzoek geïnformeerd dat indien opnieuw de criteria van het aangepaste ingroeipad tegen het licht zouden worden gehouden, er nu twee gemeenten zijn die eerder niet in aanmerking kwamen voor een aangepast ingroeipad en dat op basis van de meest recente gegevens wel zouden komen. U vraagt mij nu u te informeren welke twee gemeenten dit betreft en u vraagt of deze gemeenten daarvoor zullen worden gecompenseerd.
U vraagt me de namen van beide gemeenten met u te delen. Het is de taak van het Rijk om de middelen van de algemene uitkering van het gemeentefonds dusdanig te verdelen dat gemeenten een gelijk voorzieningenniveau aan hun inwoners kunnen aanbieden tegen een gelijke belastingdruk. De verdeling van de middelen dient, conform de Financiële-verhoudingswet op objectieve gronden te gebeuren. Het verstrekken van de namen van beide gemeenten komt de objectiviteit van het verdeelmodel niet ten goede.
Het is vervolgens de taak van gemeenten om hun inkomsten, waarvan het gemeentefonds ruim 50% is, in evenwicht te brengen met hun uitgaven.
Ik zie alleen reden voor aanvullende compensatie als er bijzondere omstandigheden in een gemeente zouden zijn geweest, waardoor de desbetreffende gemeente bovenmatig financieel getroffen zou zijn. Denk bijvoorbeeld aan de coronacrisis of het hoogwater van 2021. Deze omstandigheden zijn er bij deze twee gemeenten niet.
Beide gemeenten wisten reeds sinds de meicirculaire gemeentefonds 2022 welk ingroeipad ze konden verwachten. Het is aan de gemeenten zelf om hier vervolgens in hun begrotingen rekening mee te houden.
Bovendien gaat een verlichting in het ingroeipad voor deze gemeenten ten laste van andere gemeenten. Dit terwijl gemeenten met hun begroting voor het jaar 2026 nu in een vergevorderd stadium zijn.
Tot slot zou het nu financieel tegemoet komen aan deze twee gemeenten ook in de toekomst bij volgende stappen van het ingroeipad tot perverse prikkels bij andere gemeenten kunnen leiden. Twee criteria voor het aangepaste ingroeipad op dit moment zijn de hoogte van de ozb (woningen en niet-woningen) en de solvabiliteit. Dit zijn twee maatstaven die door gemeenten relatief eenvoudig te beïnvloeden zijn.
Gelet op bovenstaande, gecombineerd met het feit dat, zoals reeds in de brief van 4 juli jl. met u gewisseld, er in 2026 geen volgende stap in het ingroeipad wordt gezet en er bij Voorjaarsnota 2025 en nu recent bij Miljoenennota 2026 extra middelen beschikbaar zijn gekomen voor gemeenten, zie ik geen noodzaak tot aanpassing van het ingroeipad voor het jaar 2026 voor deze twee gemeenten.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart