Circulair plastic
Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Brief regering
Nummer: 2025D41946, datum: 2025-09-26, bijgewerkt: 2025-09-30 12:28, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Overzicht huidig beleid IenW circulair plastic
- Monitor circulaire plastics. Methodologie en nulmeting
- Beslisnota bij circulair plastic
Onderdeel van kamerstukdossier 32852 -380 Grondstoffenvoorzieningszekerheid.
Onderdeel van zaak 2025Z17983:
- Indiener: A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-09-30 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-10-01 16:00: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-10-02 10:16: Tweeminutendebat Circulaire economie (CD 11/9) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 380 Brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2025
Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat Circulaire Economie van 11
september jongstleden informeer ik u, mede namens de staatssecretaris
Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, voorafgaand aan het
tweeminutendebat Circulaire Economie graag nader over een aantal
onderwerpen dat te maken heeft met circulair plasticbeleid en de
opvolging van de Plastictafel. Zoals aangegeven in het commissiedebat
vind ik het belangrijk dat hierover geen ruis op de lijn zit. Naast de
opvolging van de voorstellen van de Plastictafel en enkele gelieerde
onderwerpen die ook in het debat aan de orde kwamen, heb ik als bijlage
een overzicht van het huidige beleid toegevoegd. Ook voeg ik de eerste
editie van de plasticmonitor toe als bijlage. Ik vind het belangrijk dat
de discussie over de voortgang van de plastictransitie op basis van
feiten wordt gevoerd. Daarom ben ik van plan deze monitor elke twee jaar
te laten uitvoeren.
Plastictafel
Bij de voorjaarsbesluitvorming 2023 is besloten om een circulaireplasticnorm uit te werken en in het Hoofdlijnenakkoord (mei 2024) is de invoering van een plasticheffing aangekondigd. Deze heffing moest jaarlijks 567 miljoen euro opbrengen. Bij het uitwerken van beide maatregelen kwamen er echter steeds meer signalen uit de sector dat deze zouden leiden tot grote economische weglek. Daarom is bij de voorjaarsbesluitvorming 2025 besloten om zowel de circulaireplasticnorm als de plasticheffing niet in te voeren. De Speciaal Regeringsvertegenwoordiger Circulaire Economie (SRCE) is gevraagd om samen met sectorvertegenwoordigers en maatschappelijke organisaties aan een ‘Plastictafel’ tot een alternatieve normerende en beprijzende aanpak te komen. Op 1 juli jongstleden heeft de SRCE het eindrapport van de Plastictafel overhandigd aan het kabinet en de Kamer.
De Plastictafel heeft drie voorstellen gedaan als alternatief voor de circulaireplasticnorm en een voorstel voor besteding van (klimaatfonds)middelen. Een eerste appreciatie is gegeven op Prinsjesdag in de Kamerbrief Uitvoering Pakket voor Groene Groei1 en in deze brief ga ik daar verder op in.
Vervolg plastictafel
Ik hoorde een duidelijke wens van de Kamer om de resultaten van de Plastictafel te borgen. Ik deel die wens en zal de SRCE daarom vragen om nog enkele sessies van de Plastictafel te organiseren om voortgang van uitwerking van de voorstellen te bevorderen. Ook zal ik de SRCE vragen zich in te zetten om de groep bedrijven die zich committeert aan bovenwettelijke inzet van recyclaat te vergroten en te verbreden. Ik informeer u eind dit jaar over de voortgang.
Alternatieven voor de circulaireplasticnorm
Plastictafelvoorstel: Circulaire hefboom
Een belangrijk voorstel van de Plastictafel is de invoering van een nieuw instrument, namelijk de circulaire hefboom. Het voorstel bestaat uit twee delen, een heffingsdeel en een stimuleringsdeel. De heffing vindt plaats op basis van het aandeel fossiel plastic in producten en wordt betaald door importeurs en producenten die (deels) plasticproducten op de Nederlandse markt brengen. Het aandeel fossiel plastic in producten zou in (toekomstige) digitale productpaspoorten (DPP) vermeld moeten staan. Die heffingen komen vervolgens terecht in een transitiefonds bestemd voor de betreffende sector.
Appreciatie: De circulaire hefboom is een mooi instrument om de toepassing van recyclaat te bevorderen en circulariteit te belonen, maar tussen goed idee en wetgeving zit nog een hoop uitzoekwerk. Om toe te werken naar de introductie van een circulaire hefboom gaat IenW de komende tijd aan de slag met dit uitzoekwerk. Hieronder licht ik dit verder toe.
Op Europees niveau wordt het voor bedrijven die bepaalde producten op de markt brengen verplicht om een DPP beschikbaar te stellen. Een DPP is een digitaal document met informatie over een product, zoals de oorsprong, materialen, duurzaamheid en recyclinginstructies. Het DPP kan via sectorale wetgeving, zoals de Batterijen Verordening en de Circulaire Voertuigen Verordening, of via bredere productwetgeving, zoals de Ecodesign Verordening worden verplicht. Welke informatie in een DPP wordt vastgelegd wordt per productgroep vastgesteld. Het is dus nog niet zeker of een informatieverplichting over recyclaat er voor elke productgroep ook daadwerkelijk komt. Dit is pas zeker wanneer de Ecodesigneisen zijn vastgesteld. Nederland is wel voorvechter van dergelijke eisen, ook van ambitieuze doelstellingen voor het verplicht toepassen van recyclaat.
De via heffingen opgehaalde gelden komen vervolgens terecht in een transitiefonds, waaruit stimulerende maatregelen kunnen worden betaald die ten goede komen aan de productgroep waarvoor de heffing is opgehaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het compenseren van een deel van de onrendabele top, innovatie, ketenprojecten of de ontwikkeling van standaarden. Voor deze terugsluis is een politiek besluit nodig, want de standaard begrotingsregel is dat de middelen die door de overheid worden geheven naar de staatskas vloeien en inkomsten en uitgaven van elkaar worden gescheiden. Er zijn echter uitzonderingen op dit vlak, zoals de CO2-heffing, de vrachtwagenheffing en de diergezondheidsheffing, waarbij de opbrengsten weer ten goede komen aan de betreffende sector, bijvoorbeeld om te verduurzamen.
De circulaire hefboom zou op termijn kunnen gaan gelden voor productgroepen waarvoor een DPP verplicht wordt en die niet al op andere wijze worden belast. Op basis van het Ecodesign werkplan 2025-2030 van de Europese Commissie en rekening houdend met implementatietermijnen wordt het DPP naar verwachting operationeel voor de volgende relevante productgroepen in het jaar tussen haken: textiel (2029), (auto)banden (2029), verschillende groepen consumentenelektronica (verschillende tijdlijnen, vanaf 2030), meubels (2030), matrassen (2031) en nader te bepalen andere productgroepen die in het volgende Ecodesign werkplan (2030-2035) worden opgenomen.2
De circulaire hefboom is in potentie een heel interessant instrument, want het maakt het mogelijk om de toepassing van recyclaat te belonen én het maakt het, anders dan bij de circulaireplasticnorm, mogelijk om ook import te reguleren. En dat laatste is van belang voor nationale implementatie, omdat het gelijkspeelveld op de Nederlandse markt door die importheffing niet wordt verstoord. Daarnaast vind ik dat een dergelijke maatregel eveneens op Europees niveau onderzocht moeten worden en daar zal ik in Brussel voor pleiten. Een ander groot voordeel van de circulaire hefboom is dat grondslag (de hoeveelheid fossiel plastic) gebaseerd is op Europese regelgeving en een Europese database. Dit vermindert de administratieve lasten voor bedrijven (ten opzichte van een aparte nationale database) en is beter handhaafbaar.
Op dit moment doet IenW een eerste verkenning naar de mogelijkheden.
Allereerst wordt een juridische appreciatie gemaakt in hoeverre nationaal geheven mag worden bij het op de markt brengen van producten waarvoor Europese prestatie-eisen gelden. Vervolgens moet een inschatting worden gemaakt van de grondslag. Het DPP zal informatie-eisen en prestatie-eisen bevatten. Het is nu echter nog niet duidelijk of er voor een specifieke productgroep gewerkt gaat worden met individuele kwantitatieve performance-indicatoren, zoals het percentage fossiel plastic, of performance-klassen, die een bundeling zijn van een aantal relevante indicatoren.
Ook wordt gekeken naar uitvoeringsaspecten, zoals: opties voor de wijze van inning, bijvoorbeeld door een publieke organisatie of een zelfstandig bestuursorgaan, en opties voor inrichting en beheer van het fonds, bijvoorbeeld door de sector of door een overheidspartij. Tot slot zullen ook eerste gesprekken met de betreffende sectoren plaatsvinden om een idee van het draagvlak te krijgen. Ik zal uw Kamer later dit jaar nader informeren over de uitkomsten van de verkenning.
Voorts ga ik alvast in op een alternatief dat door enkele leden van de Plastictafel genoemd wordt. Hun voorstel is om – vooruitlopend op de invoering van het DPP - de hefboom te baseren op een Eco-score. In Frankrijk is een vrijwillige Eco-score ingevoerd voor textiel. Dit is een berekeningsmethodiek om de milieu-impact van een textielproduct te berekenen voor een milieulabel. Vanaf oktober 2025 kunnen textielbedrijven in Frankrijk het milieulabel gebruiken. Het kabinet vindt het Eco-label een goed idee, maar wil dit Europees regelen. Als iedere lidstaat een eigen Eco-score zou invoeren leidt dat vooral tot versnippering van de interne markt. Daarom pleit Nederland in Europa voor het invoeren van een Europees geharmoniseerd label voor textiel.
Daarbij is het doel van de circulaire hefboom om fossiel plastic te beprijzen. De eco-score is veel breder en ingewikkeld. Ik vind de uitvoeringslast voor bedrijven niet proportioneel als ze in 2028 moeten gaan betalen op basis van de Ecoscore en een jaar later op basis van het DPP.
Tot slot wil ik aangeven dat IenW al enkele elementen uit de circulaire hefboom bij het doorontwikkeltraject UPV onderzoekt. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar mogelijkheden om eco-modulatie (en tariefhoogte) sterker juridisch te verankeren en om bij tariefdifferentiatie onderscheid te maken tussen de inzet van fossiel versus circulaire grondstoffen. Zo ontstaat een drijfveer om circulair plastic in producten toe te passen, omdat de producent dan een lager UPV-tarief betaalt. Ook wordt onderzocht of het mogelijk is een innovatiefonds bij producentenorganisaties via de UPV juridisch te verplichten. Verder worden mogelijkheden verkend om afvalverwerkingskosten van UPV stromen in het restafval (verbranding) door te berekenen aan producenten via de UPV.
Plastictafelvoorstel: Bovenwettelijke inzet van circulair plastic in verpakkingen
Merkartikelfabrikanten in de verpakkingssector hebben met elkaar afgesproken om per jaar minimaal 115 kiloton extra circulair plastic in te gaan zetten.
Appreciatie: Ik vind het een belangrijke stap dat bedrijven zelf gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen en meer recyclaat gaan toepassen in hun producten en het zou mooi zijn als meer bedrijven zich hierbij aansluiten, zodat de impact nog groter is. Dit gaat wel om een vrijwillige maatregel. Het is Europeesrechtelijk niet mogelijk om deze vrijwillige afspraak juridisch te borgen door de verplichtingen voor het toepassen van recyclaat uit de Europese Verpakkingenverordening eerder te laten ingaan. Zoals eerder in deze brief aangegeven zal ik de SRCE vragen zich in te zetten om de groep bedrijven die zich committeert aan bovenwettelijke inzet van recyclaat te vergroten en te verbreden.
Daarnaast heeft de producentenorganisatie Verpact toegezegd om toe te werken naar een innovatieprogramma en een circulaire recyclaatbank om vraag en aanbod van circulair plastic tussen verschillende stappen in de plasticketen te verbinden, te werken aan certificering en de tariefdifferentiatie uit te breiden. Ik juich deze stappen toe en waardeer de proactieve inzet van deze sector. Ongeveer 40 procent van het plastic gaat om in verpakkingen, dus de impact hiervan is groot. Verpact heeft hiervoor wel als voorwaarde gesteld dat zij een langere looptijd van de Algemeen Verbindend Verklaring (AVV) krijgen. Dit verzoek neem ik mee in het doorontwikkeltraject Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV), dat nu loopt en waar ik uw Kamer naar verwachting voor eind dit jaar over informeer.
Plastictafelvoorstel: Overheidsinkoop
In vervolg op de toezegging van de overheid aan de Plastictafel om extra kansen voor marktcreatie voor recyclaat te verkennen en te benutten, heeft IenW onlangs een quick scan laten doen. Hierbij is een aantal toetsingscriteria ontwikkeld en een eerste overzicht opgesteld van productgroepen binnen overheidsinkoop die het meest kansrijk zijn voor meer overheidsinkoop. Op basis hiervan moet er een nadere haalbaarheidsstudie per productgroep komen om een goed beeld van potentie en aanpak te krijgen. Factoren die daarbij een rol spelen zijn bijvoorbeeld de hoeveelheid tonnage plastic per productgroep, potentie toepassing circulaire plastic, de hoeveelheid ingekocht door de overheid et cetera. Deze opdracht wordt dit najaar uitgezet. Een vervolgstap is om in 2026, op basis van de geselecteerde productgroepen, overheden aan te haken om zo veel mogelijk op circulair plastic binnen deze productgroepen in te zetten. Dit kan onder andere via de Krachtenbundeling Rijk-Regio voor de Circulaire Economie.
Plastictafelvoorstel: Beroep op (klimaatfonds)middelen
Zoals aangegeven in de eerste appreciatie op Prinsjesdag kan het voorstel ‘ETS-IKC’ om juridische redenen niet worden uitgevoerd. De ETC-IKC is een bestaande subsidieregeling die kosten compenseert die vanwege EU-ETS zijn doorgerekend in de elektriciteitsprijs. De productie van circulair plastic valt daar niet onder.
Ook het voorstel ‘Reductie energiebelasting productie circulair plastic’ kan niet worden uitgevoerd. Hiervoor zou een nieuwe regeling moeten komen voor een verlaagd tarief of een vrijstelling van energiebelasting voor een nader af te bakenen groep bedrijven. Verder is het onzeker of een dergelijke regeling zodanig vorm te geven is dat deze in lijn is met de EU-richtlijn energiebelastingen en de Europese staatssteunregels. Daarbij komt dat een dergelijke regeling een structuurwijziging zou zijn voor de Belastingdienst. De inschatting is dat vanaf 2029 pas weer ruimte ontstaat voor structuurwijzigingen in dit IV-portfolio, wat betekent dat de maatregel op z’n vroegst in 2030 zou kunnen worden ingevoerd. In algemene zin zouden verdere voorwaarden voor invoering zijn dat de beoogde groep bedrijven kan worden afgebakend in de regeling, dat de regeling uitvoerbaar is voor de Belastingdienst en energieleveranciers, en dat dekking voor de maatregel wordt gevonden.
Het voorstel voor een ‘OPEX/CAPEX subsidie’ wordt op dit moment verkend door het ministerie van KGG in samenwerking met het ministerie van IenW. Hierbij wordt gekeken of het mogelijk is om een regeling op te zetten die zowel (een deel) van de investeringskosten (CAPEX) als operationele kosten (OPEX) subsidieert. Het kabinet kijkt of dit gefinancierd kan worden vanuit de Klimaatfondsmiddelen.
Hoewel het een wenselijke prikkel zou zijn is de uitvoering van het voorstel ‘Vrijstelling Afvalstoffenbelasting (ASB) recyclingresidu’ op dit moment niet mogelijk, omdat er geen geschikte registratie is van wat een recyclingresidu is. Dit neemt niet weg dat IenW en FIN op dit moment verkennen of dit uitvoeringstechnisch niet toch kan worden vormgegeven in de afvalstoffenbelasting. Hierbij wordt ook de plasticrecyclingsector betrokken.
Tot slot sta ik positief tegenover het voorstel ‘Impuls GFE +T in Stedelijke Wijken’.
Ik zie dit als een impulsregeling voor groente-, fruit-, etensresten en tuinafval (GFE+T-afval – hierna: bioafval) in stedelijke wijken. Door meer bioafval aan de bron te scheiden kan het nascheidingsrendement van plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankenkartons (PMD) worden verhoogd. Daarnaast worden met meer en betere bronscheiding van bioafval waardevolle nutriënten teruggewonnen. De mogelijkheden van een impulsregeling wordt meegenomen in de verkenning naar meer landelijke standaardisering van afvalinzameling. Daarbij wordt ook onderzocht of het beschikbaar stellen van stimulerende financiële middelen voldoende is, of dat er ook andere sturende maatregelen nodig zijn ter ondersteuning. Het voorstel ‘Landelijke impulsregeling voor luierinzameling’ is overbodig vanwege de aangekondigde UPV voor luiers en incontinentieproducten.
Heffing op specifieke typen eenmalige plastic verpakkingen
De Plastictafel heeft een variant voor een belasting op plastic voor eenmalige gebruik besproken, maar niet in het eindadvies uitgewerkt of opgenomen vanwege ontbreken van unanieme steun van de deelnemers. Mijn ministerie heeft geïnspireerd door dit idee een korte verkenning uitgevoerd naar een mogelijke vormgeving van een belasting op specifieke eenmalige plastic verpakkingssoorten bestaande uit virgin plastic. De Kamer ontvangt dit rapport met de Kamerbrief over fiscale prikkels in de circulaire economie, die de Staatssecretaris van Financiën, mede namens mij, tegelijk met deze brief heeft verzonden. Gezien de impact van een dergelijke heffing is besluitvorming over de vervolgaanpak aan een volgend kabinet.
Verkennend onderzoek naar een hogere inzameling van drankverpakkingen d.m.v. een belasting op drankverpakkingen gerelateerd aan statiegeldinzameling – naar Noors voorbeeld
Voor de volledigheid attendeer ik uw Kamer op een verkenning die is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van IenW, naar aanleiding van de noodzaak voor budgettaire maatregelen. In deze heffing worden producenten en importeurs die verantwoordelijk zijn om de statiegeldinzameldoelstelling op flessen en blikjes te behalen belast, afhankelijk van hun behaalde resultaten. De belasting wordt lager naarmate er meer wordt ingezameld. Dit model wordt in Noorwegen al zeer succesvol toegepast en vormt een positieve circulaire prikkel. Gezien de impact van een dergelijke belasting is ook besluitvorming hierover aan een volgend kabinet.
Alternatieven voor de plasticheffing
De Plastictafel heeft geen alternatieven voor de budgettaire opgave van 567 miljoen euro van de plasticheffing opgeleverd. Daarom heeft het kabinet in de augustbesluitvorming van 2025 besloten om die budgettaire opgave op te vullen met nieuwe maatregelen in de afvalsector.3 Er worden twee hervormingsmaatregelen binnen de afvalstoffenbelasting genomen: per 2029 wordt een tarief geïntroduceerd voor storten-met-ontheffing. Dit tarief is hoger dan het reguliere tarief van de afvalstoffenbelasting, om oneigenlijk gebruik van het storten met ontheffing tegen te gaan. Daarnaast wordt de vrijstelling voor het verbranden van zuiveringsslib in een AVI afgeschaft. Deze vrijstelling is in 2024 geëvalueerd en ondoelmatig bevonden. Deze twee maatregelen leveren 1 miljoen euro op in 2027 oplopend naar 14 miljoen euro vanaf 2035. Naast deze twee hervormingsmaatregelen binnen de afvalstoffenbelasting wordt de terugsluis van de opbrengst van de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) naar het Klimaatfonds afgeschaft.
Vervolgens heeft het kabinet ook besloten tot een technische dekking. Dat betekent dat wanneer geen alternatieve maatregelen gevonden worden, de maatregelen uit de technische dekking van kracht zullen worden. Als technische dekking is besloten tot een verhoging van het tarief van de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties naar 295 euro/ton CO2 in 2030. Ook is als technische dekking besloten dat de vrijgestelde uitstoot onder de CO2-heffing bij AVI’s naar nul gaat in 2033 en de dispensatierechtenhandel wordt beperkt. In combinatie met het afschaffen van de terugsluis naar het Klimaatfonds levert dit jaarlijks 106 miljoen euro op in 2027 oplopend naar structureel 270 miljoen euro vanaf 2035. Tot slot is, eveneens als technische dekking, besloten tot een generieke tariefsverhoging in de afvalstoffenbelasting per 2028. Dit levert 285 miljoen euro op in 2028 en structureel 283 miljoen euro vanaf 2035. Tezamen met eerder genoemde maatregelen levert dit jaarlijks 567 miljoen euro op vanaf 2028 en is daarmee het alternatief van de plasticheffing.
Ik begrijp volledig dat over deze maatregelen veel onrust in de afvalsector is ontstaan. Het is voor mij daarbij ook glashelder dat de afvalsector een wezenlijk onderdeel is van een circulaire economie. Om die reden is aan de Werkgroep Afvalsector4 de mogelijkheid geboden om alternatieve voorstellen te doen voor de voorgenomen budgettaire invulling van de plasticheffing. Besluitvorming over die alternatieve voorstellen is beoogd bij de Voorjaarsnota 2026.
Overige onderwerpen
Consumentencampagne over plastic
Circulaire keuzes die de lokale economie versterken, moeten makkelijk, logisch en eerlijk zijn – zodat ze vanzelfsprekend worden. Daarvoor is het belangrijk dat de omgeving van consumenten verandert, ook als het gaat om plastic. Denk aan producten die langer meegaan, slimmer ontwerp, betere recycling en transparante informatie. Zulke innovaties en marktoplossingen zorgen ervoor dat de meest logische keuze ook vaak de meest duurzame is. Campagnes hebben op zichzelf vaak een beperkt en onzeker effect; bewustwording over plastic leidt niet automatisch tot ander gedrag. Daarom geef ik in reactie op de suggestie van lid Wingelaar (NSC) aan dat ik primair inzet op het eerste punt, het veranderen van de omgeving, waarbij communicatie een ondersteunende rol vervult.
Plasticafdracht en relatie met MFK
Voor de goede orde ga ik ook nog in op de plastic-afdracht en de relatie met de nieuwe eigen middelen die door de Europese Commissie zijn voorgesteld in het kader van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2028-2034, de langetermijnbegroting van de Europese Unie. Allereerst wil ik aangeven dat de afdracht op basis van de hoeveelheid niet-gerecycled plastic verpakkingsafval (plastic-afdracht) voortvloeit uit het huidige eigenmiddelenbesluit (EMB) dat op 1 januari 2021 in werking is getreden. De EU-begroting wordt, onverminderd andere ontvangsten, volledig gefinancierd uit de invoerrechten (ook wel de traditionele eigen middelen genoemd) en drie type nationale afdrachten. De plastic-afdracht is er daar één van, samen met de btw-afdracht en de bni-afdracht.
Het gaat hierbij om een nationale afdracht aan de EU-begroting, waarbij de hoogte van deze plastic-afdracht afhankelijk is van de hoeveelheid niet-gerecycled plastic verpakkingsafval. Er is dus geen sprake van een Europese belasting. Ook is deze afdracht niet gekoppeld aan nationale belastingen en/of heffingen. De reden daarvoor is dat in Nederland de inkomsten en uitgaven van elkaar gescheiden zijn. Daarnaast zou het afschaffen van de plastic-afdracht Nederland geen geld opleveren. Dit komt omdat het benodigde bedrag om de EU-begroting te financieren dan via de bni-afdracht betaald moet worden en het aandeel van Nederland in de bni-afdracht groter is dan het aandeel van Nederland in de plastic-afdracht.
Ik onderzoek, zoals aangegeven in de verzamelbrief circulaire economie van 3 september jongstleden (Kamerstuk 32 852, nr. 376), naar aanleiding van de motie Boutkan (Kamerstuk 32 852, nr. 348) of deze afdracht kan worden doorbelast aan de producenten van plasticverpakkingen in plaats van deze te betalen uit de algemene middelen (zonder doorbelasting). Ik informeer u voor het einde van het jaar over de resultaten en de conclusies die ik daaruit trek.
Daarnaast heeft de Europese Commissie op 16 juli jongstleden een voorstel gedaan voor nieuwe eigen middelen, waaronder een nieuw eigen middel gebaseerd op niet-ingezameld elektronisch afval (e-waste). Ook is voorgesteld om de afdracht op basis van plastic te verhogen naar 1 euro per kilogram (in plaats van 0,80 euro) en deze jaarlijks aan te passen voor de verwachtte inflatie. Uw Kamer heeft recent de kabinetsappreciatie over de MFK- en EMB voorstellen ontvangen. Hierin is aangegeven dat het kabinet nieuwe eigen middelen niet bij voorbaat kan omarmen en voorstellen voor nieuwe eigen middelen op eigen merites zal beoordelen. De onderhandelingen over het EMB moeten in het bredere plaatje worden gezien van de gehele MFK-onderhandelingen. De onderhandelingen over het MFK en EMB zullen de komende jaren hoog op de Europese agenda staan. Tegelijkertijd is een lang proces te verwachten waarbij pas in 2027 de belangrijkste knopen doorgehakt zullen worden.
Non-paper Europese Circular Economy Act
Ik vind het belangrijk dat Europa vaart maakt met de circulaire economie: Het is een economische ‘no-brainer’ die ook nauw verband houdt met onze strategische onafhankelijkheid van de rest van de wereld. Daarom vind ik het belangrijk dat de EU meer een vuist maakt naar buiten en kiest voor een schone Europese economie. Ik zie de aankomende Europese Circular Economy Act als een volgende mogelijkheid om daaraan te werken, het liefst in een kopgroep van vooruitstrevende lidstaten. Om die reden zal ik een non-paper delen met de Commissie waarin ik onder andere de noodzaak van Europese recyclaatdoelstellingen en een versnelde invoering van het digitaal productpaspoort benadruk. Uiteraard zal ik dit paper zoals gebruikelijk ook met uw Kamer delen zodra deze gereed is.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
A.A. Aartsen
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2025/09/16/tabel-met-appreciatie-voorstellen-plastictafel↩︎
https://environment.ec.europa.eu/document/5f7ff5e2-ebe9-4bd4-a139-db881bd6398f_en↩︎
Wetsvoorstel Belastingplan 2026 van 16 september 2025, vanaf p. 107↩︎
De werkgroep is recent opgericht om te proberen samen te komen tot een schriftelijke overeenkomst die investeringszekerheid biedt voor verduurzaming van afvalverbranding.↩︎