Reactie op verzoek commissie over de Periodieke rapportage kennis en innovatiebeleid LVVN
Innovatiebeleid
Brief regering
Nummer: 2025D42161, datum: 2025-09-29, bijgewerkt: 2025-09-30 10:30, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 33009 -171 Innovatiebeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z18048:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-10-01 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-11-19 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de Periodieke Rapportage Kennis en Innovatie (Kamerstuk 33009, nr. 162), ingezonden 12 september 2025.
Hoogachtend,
Femke Marije Wiersma
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
33009, nr. 162
1
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat evaluaties op instrumentniveau in de toekomst voldoende inzicht bieden in de doelmatigheid van die instrumenten en in de samenhang daarvan met andere beleidsinstrumenten?
Antwoord
LVVN heeft op basis van bestaande theorie en praktijkervaring een hernieuwd kader opgesteld voor de analyse van doelmatigheid van beleid. Dit kader bestaat uit drie stappen die uniform toegepast kunnen worden op alle beleidsinstrumenten die onder artikel 23 vallen. In het kader wordt in meer detail beschreven hoe onderzoeksbureaus doelmatigheid kunnen onderzoeken en is er gericht aandacht gevraagd voor de samenhang met het instrumentarium. Het kader is voorgelegd aan de experts van de Beleidskwaliteit en Evaluatiecommissie (BEC) van EZ/KGG/LVVN en aan het Plan Bureau voor de Leefomgeving (PBL) en daarmee afgestemd voor gebruik.
Inmiddels hebben er al twee pilots plaatsgevonden waarin de nieuwe methode wordt toegepast. In beide gevallen is geconcludeerd dat de nieuwe aanpak verbeterde inzichten geeft in doelmatigheid. In de evaluatie van de WOT Voedselveiligheid beleid (die nog in 2025 gepubliceerd wordt), kunt u de uitwerking van de methode voor het eerst in een publicatie terugzien.
2
Waarom heeft u ervoor gekozen te reageren op de aanbevelingen zoals die door de onafhankelijk deskundige zijn geclusterd en niet op alle afzonderlijke aanbevelingen uit de periodieke rapportage?
Antwoord
Berenschot heeft in haar rapport een clustering aangebracht in de aanbevelingen naar de thema’s: doelmatigheid, doeltreffendheid, samenhang van het kennisbeleid en basisinfrastructuur. Om in de reactie op de aanbevelingen de onderlinge samenhang niet kwijt te raken hebben we gekozen om een clustering te hanteren. Hierbij is gekozen om de indeling zoals de onafhankelijke deskundige hanteerde te volgen aangezien die een scherper en meer gericht beeld gaf dan de clustering van Berenschot. Door deze structuur aan te houden is er een poging gedaan een meer omvattende en strategische terugkoppeling te geven in de appreciatie, dan slechts het ‘afwerken’ van een lijst aanbevelingen.
3
Bent u voornemens structureel meer te investeren in de gewenste basisinfrastructuur, in het bijzonder in Wageningen Research, en het begrotingsinstrumentarium daarop in te richten? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De begrotingsstructuur 2026 is inmiddels zodanig aangepast dat de bijdrage aan onder andere WR direct herleidbaar is. In de bijbehorende begrotingstekst zal ik inzicht geven in de financiering specifiek ten behoeve van de basisinfrastructuur. Belangrijk is dat het kabinet naast de aanbevelingen van de periodieke rapportage ook de aanbevelingen van de TO2 evaluatie mee zal nemen (Kamerstuk 32637-694). Samen met de Minister van EZ, als stelselverantwoordelijk voor toegepast onderzoek, zal ik kijken hoe we invulling kunnen geven aan de adviezen van Berenschot over basisinfrastructuur voor LVVN belangrijke kennisinstellingen. Een volgend kabinet kan een besluit nemen over extra investeringen.
4
Bent u voornemens de aanbevelingen negen en tien uit de periodieke rapportage op te volgen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Beide aanbevelingen zullen worden opgevolgd. Jaarlijks wordt de kennis geprogrammeerd die nodig is voor het ontwikkelen van beleid en voor de uitvoering van wettelijke onderzoekstaken. Dit wordt gedaan in overleg met beleidsdirecties en onderzoeksinstellingen. Hieronder wordt ingegaan hoe de specifieke aanbevelingen opgevolgd gaan worden:
Aanbeveling 9: Maak onderscheid tussen de programmering met kennisvragen ten behoeve van toegepast onderzoek en programmering van onderzoek voor innovatie. Hanteer de meerjarige innovatiemissies niet kunstmatig als kader voor al het toegepaste onderzoek, maar zet deze gericht in om vernieuwende kennis te verbinden met de instrumenten voor innovatiebevordering.
Het belang van een duidelijk onderscheid tussen programmering van kennisvragen ten behoeve van beleid en toegepast onderzoek enerzijds, en de programmering van onderzoek voor innovatie anderzijds wordt door het ministerie onderschreven. Vanuit de meerjarige innovatiemissies worden er kaders gebruikt voor het uitzetten van toegepast onderzoek, deze willen we nog gerichter inzetten om vernieuwende kennis te verbinden met de instrumenten voor innovatiebevordering.
Daarmee wordt het proces van programmering van kennis en innovatie versterkt, in samenhang met het bredere kennis- en innovatiebeleid. Ook werk ik aan een bredere kennisstrategie die richting geeft aan de programmering van kennis voor beleid, kennis voor strategie en kennis en innovatie voor de samenleving. Eveneens werk ik aan een aanpak voor innovatie als onderdeel van een samenhangend kennis- en innovatiesysteem met instrumenten voor verschillende innovatiefases. Kennis en innovatie zijn daarin gekoppeld: er is kennis nodig voor innovatie en innovatie levert kennis op.
Aanbeveling 10: Versterk of ondersteun de vraagarticulatie voor beleidsondersteunend onderzoek.
Een specifieke vraagarticulatie voor beleidsondersteunend onderzoek is voor goed beleid van groot belang. Mijn departement zet zich ervoor in om de juiste vaardigheden en ondersteuning op de juiste plek in de organisatie te plaatsen om dit structureel te borgen. Bij de lopende reorganisatie van het ministerie van LNVN wordt de verantwoordelijkheid voor begeleiding en ondersteuning bij vraagarticulatie belegd bij de centraal georganiseerde directie Strategie, Kennis en Innovatie. Daarmee wordt deze taak structureel geborgd en versterken wij de kwaliteit van het articuleren van onderzoeksvragen.
5
Welke mogelijkheden ziet u – in afwachting van de evaluatie van de Regeling periodiek evaluatieonderzoek - om zelf al de zeggingskracht van periodieke rapportages te vergroten?
Antwoord
Mijn departement heeft de structuur van begrotingsartikel 23 en het daarbij behorende thema in de Strategische Evaluatie Agenda (SEA), geheel herzien. Hierdoor is de evaluatiestructuur van dit artikel sterk verbeterd, middels de planning van verschillende thematische evaluaties wordt er voor gezorgd dat de punten die onderbelicht waren in deze periodieke rapportage beter worden gedekt. De thematische evaluaties zullen daarnaast goede aanvullende inzichten geven om het beleid ook ex-durante te verbeteren.
Wat betreft de periodieke rapportages van artikel 21 (Agro) en 22 (Natuur), is het departement gebonden aan de vereisten van de comptabiliteitswet en wordt daar (net als bij onderliggende periodieke rapportage) zorgvuldig aan voldaan.
6
Kunt u toelichten wat u bedoelt als u in uw kabinetsreactie aangeeft dat de evaluaties in de komende periode (2025-2031) in een geharmoniseerde vorm moeten worden uitgevoerd’? Welke stappen gaat u zetten om dat te borgen?
Antwoord
Zie vraag 1 en vraag 5.
7
Kunt u toelichten waarom de kabinetsreactie op de periodieke rapportage kennis- en innovatiebeleid bijna een half jaar op zich heeft laten wachten? Ziet u mogelijkheden dit proces te versnellen? Zo ja, hoe beoogt u dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De evaluatie door Berenschot heeft langer geduurd door de gevolgen van de taakstellingsmaatregelen op de Rijksoverheid. Daarnaast is er meer tijd genomen om de bevindingen en aanbevelingen goed te formuleren en te laten landen, juist in het licht van de taakstelling. Het schrijven van een kabinetsreactie op een dergelijk omvattend rapport vraagt doorgaans veel tijd en inzet. Door omstandigheden is het niet gelukt om direct na het verschijnen van het rapport voldoende capaciteit te bundelen om binnen een redelijke termijn een kabinetsreactie te schrijven. Daarbovenop kende de interne doorlooptijd van dit rapport als gevolg van het vallen van het kabinet ook vertraging. Dit is tot een minimum beperkt gebleven.
8
Kunt u - in lijn met de brief Versterking rijksbrede evaluatiestelsel – aangeven over de opvolging van welke aanbevelingen uit de periodieke rapportage u in het vervolg jaarlijks gaat rapporteren?
Antwoord
Ik ben voornemens om vanaf het volgende rapportage moment, tenminste op elke aanbeveling een reflectie te geven, totdat ik kan concluderen dat de aanbeveling: vervallen, onderhanden of afgerond is. Op deze manier wordt er invulling gegeven aan de afspraken die zijn gemaakt in de Kamerbrief ‘Versterking Rijksbrede Evaluatiestelsel.