De rol van energiegemeenschappen in het energiesysteem
Duurzame ontwikkeling en beleid
Brief regering
Nummer: 2025D42170, datum: 2025-09-29, bijgewerkt: 2025-09-30 10:28, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
- TNO rapport; De potentiële rol van energiegemeenschappen in het energiesysteem
- Beslisnota bij Kamerbrief De rol van energiegemeenschappen in het energiesysteem
Onderdeel van kamerstukdossier 30196 -854 Duurzame ontwikkeling en beleid.
Onderdeel van zaak 2025Z18052:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-11-25 17:00: Procedurevergadering commissie Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
De energietransitie vraagt inzet van ons allemaal en dat kan op veel manieren. Lokale initiatieven van burgers en bedrijven, bijvoorbeeld in de vorm van een energiegemeenschap, zijn daarbij onmisbaar. Energiegemeenschappen geven op diverse plekken in het land met veel enthousiasme vorm aan een duurzaam energiesysteem. Ze dragen bij aan een maatschappelijk gedragen energietransitie en een weerbare samenleving. Onder de juiste voorwaarden kunnen energiegemeenschappen hun impact vergroten en verbreden, met name in het verder vormgeven van decentrale ontwikkelingen in het energiesysteem. Het kabinet wil daarom inzetten op het versterken van energiegemeenschappen. Kernpunten van deze inzet zijn 1) het versterken van de positie van energiegemeenschappen als speler in de energietransitie naast overheden en marktpartijen, 2) stimuleren dat energiegemeenschappen een zo breed en divers mogelijk bereik hebben, 3) het faciliterend kader versterken zodat energiegemeenschappen gericht worden ondersteund in een professionele organisatieopbouw.
Met deze brief geeft het kabinet invulling aan de motie van het lid Thijssen1 die vraagt om een visie op de rol van energiecoöperaties in de ontwikkeling van een duurzaam energiesysteem. Deze motie is ingediend n.a.v. de initiatiefnota “Energie met Elkaar” van Groenlinks-PvdA. Ook geeft het kabinet met deze brief invulling aan het budget dat Kamerleden Kröger en Grinwis met hun amendement hebben vrijgemaakt voor het stimuleren van energiecoöperaties en andere burgerinitiatieven in de energietransitie.2 Deze brief is ook een verdieping op de brief van 18 juni 2025 waarin het kabinet het belang van decentrale ontwikkelingen in het energiesysteem benadrukt.3 Voor de totstandkoming van voorliggende brief is een uitgebreide dialoog gevoerd met belanghebbenden, ervaringsdeskundigen en experts.4 Tevens heeft het kabinet TNO gevraagd om ter ondersteuning van deze brief te onderzoeken op welke manier energiegemeenschappen een positieve of negatieve impact kunnen hebben op de acht publieke waarden uit het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) en de daaraan gekoppelde maatschappelijke opgaven. Het rapport is bijgevoegd bij deze brief.
In deze brief wordt eerst beschreven wat energiegemeenschappen zijn. Vervolgens gaat het kabinet in op de kansen en risico’s die energiegemeenschappen meebrengen, zowel sociaal-maatschappelijk als technisch in het energiesysteem. Ook worden daarbij belemmeringen genoemd waardoor het potentieel van energiegemeenschappen nog niet volledig van de grond komt. Tot slot wordt aangegeven hoe het kabinet in samenwerking met andere partijen energiegemeenschappen wil versterken door randvoorwaarden in te vullen en barrières weg te nemen.
Energiegemeenschappen in de praktijk en in de wet
In de afgelopen vijftien jaar hebben steeds meer burgers en bedrijven zich verenigd om samen een bijdrage te leveren aan de energietransitie. Deze lokale energie-initiatieven kunnen verschillende vormen hebben. Zo is in deze periode het aantal energiecoöperaties in Nederland gegroeid van een handjevol naar meer dan 700 coöperaties. In 89% van de gemeenten is een energiecoöperatie actief, verspreid over het hele land, met in totaal ongeveer 139.000 leden.5 De groei van het aantal energiecoöperaties vlakte de afgelopen jaren af, terwijl het aantal leden met gemiddeld 10.000 per jaar bleef toenemen. Het veld van energie-initiatieven geeft een divers beeld, van coöperaties die actief zijn op het gebied van opwek door middel van wind- of zonprojecten, met daarbij innovaties zoals laadpleinen voor vrachtverkeer en energie delen, tot startende initiatieven die de eerste bespaaradviezen aan bewoners hebben gegeven, en veel daartussenin. De laatste jaren ontstaan er ook meer buurt- en wijkinitiatieven die zich richten op de ontwikkeling van een lokaal warmtenet. Al deze energie-initiatieven kunnen sterk van elkaar verschillen, bijvoorbeeld qua omvang, partijen die deelnemen, verankering in de lokale omgeving en de mate van professionaliteit.
Wettelijke kaders
Lokale energie-initiatieven en energiecoöperaties zijn niet altijd
een energiegemeenschap. Er is sprake van een energiegemeenschap als
voldaan wordt aan een aantal voorwaarden die zijn vastgelegd in de
nieuwe Energiewet die 1 januari 2026 in werking treedt. Deze voorwaarden
zijn:
het hoofddoel is om milieuvoordelen, economische voordelen en/of sociale voordelen te bieden aan de leden, vennoten of aandeelhouders6 of aan de plaatselijke gebieden waar het initiatief werkzaam is;
het initiatief is niet gericht op het maken van winst;
participatie in het initiatief is open en vrijwillig, deelnemers hebben het recht uit te stappen;
feitelijke zeggenschap ligt bij de leden die natuurlijke personen, micro- of kleine ondernemingen, of gemeenten, provincies of waterschappen zijn (of middelgrote ondernemingen als het initiatief hernieuwbare energieprojecten of warmteprojecten ontwikkelt).
De meest gekozen juridische vorm voor een energiegemeenschap is een coöperatie. Andere rechtsvormen zoals een vof, nv of bv zijn ook mogelijk.
Om het gebruik van verschillende termen door elkaar te voorkomen wordt in de rest van de brief de term energiegemeenschappen gebruikt. Energiegemeenschappen die hernieuwbare energieprojecten ontwikkelen, kunnen statutair bepalen dat grote ondernemingen geen lid mogen worden en dat feitelijke zeggenschap alleen bij de leden ligt die nabij de projectlocaties zijn gevestigd. Voor energiegemeenschappen die zich met warmte bezighouden, ook wel warmtegemeenschappen genoemd, zijn deze twee bepalingen verplicht. Dit is vastgelegd in de nieuwe Wet collectieve warmte (Wcw), die voor de zomer is aangenomen door de Tweede Kamer. De Wcw geeft ruimte aan warmtegemeenschappen om een rol te spelen in de ontwikkeling en exploitatie van warmtenetten. Verder schrijft de Wcw voor dat warmtegemeenschappen gebruik dienen te maken van duurzame warmtebronnen als belangrijkste bron.
Een andere samenwerkingsvorm in het energiedomein is de energiehub. In een energiehub werken partijen, nu nog vaak bedrijven op bedrijventerreinen, samen om benodigde transportcapaciteit te verminderen, bijvoorbeeld door vraag en aanbod van energie op elkaar af te stemmen. Een energiehub kan ook een energiegemeenschap zijn, als deze voldoet aan eerdergenoemde voorwaarden. Via het Stimuleringsprogramma Energiehubs moedigt het kabinet de ontwikkeling van energiehubs aan.7 Omdat de energieprofielen van bedrijven en woonwijken goed op elkaar aan kunnen sluiten, ontstaan in de praktijk momenteel de eerste samenwerkingen tussen coöperatieve energiehubs en omliggende buurten die gezamenlijk een energiegemeenschap willen vormen. Hierbij kan de lokale overheid ook een deelnemer zijn.
Activiteiten van energiegemeenschappen
Het kabinet ziet een aantal categorieën van activiteiten die
energiegemeenschappen kunnen uitvoeren die van belang zijn voor het
energiesysteem, aansluitend bij de categorisering die TNO heeft
gemaakt:8
energiebesparing en hulp bij woningverduurzaming,
collectieve investeringen in publieke voorzieningen of gemeenschapsgoederen (bijv. een speeltuin of verenigingsgebouw),
collectieve productie en levering aan de markt,
energielevering (elektriciteit en warmte) en energie delen,
lokale afstemming vraag en aanbod, bijv. met flexibiliteitsoplossingen zoals opslag en vraagsturing,
beheren en bedienen van infrastructuur (bijv. een warmtenet).
Door (combinaties van) deze activiteiten uit te voeren, hebben energiegemeenschappen de potentie om een positieve impact te hebben op het energiesysteem, zowel sociaal-maatschappelijk als technisch gezien. Om energiegemeenschappen in staat te stellen deze impact te realiseren, ziet het kabinet diverse randvoorwaarden die op orde moeten zijn, bijvoorbeeld op het gebied van kennis, robuustheid, financiën en bereik. Als deze voorwaarden niet op orde zijn, is het mogelijk dat energiegemeenschappen (onbewust) een averechts effect hebben, bijvoorbeeld dat ze netcongestie versterken in plaats van verminderen of dat ze lokaal een systeem optimaliseren dat elders tot disproportioneel hogere maatschappelijke kosten leidt. In de komende paragrafen worden de belangrijkste kansen, risico’s en randvoorwaarden verder uitgewerkt aan de hand van de diverse activiteiten die energiegemeenschappen kunnen ontplooien. Eerst wordt ingegaan op de sociaal-maatschappelijke impact van energiegemeenschappen, daarna op technische kansen en risico’s.
Figuur 1. Schematische weergave van de relatie tussen energiegemeenschappen, energiecoöperaties en energiehubs.
Sociaal-maatschappelijke impact van energiegemeenschappen
In de eerdergenoemde Kamerbrief over decentrale ontwikkelingen in het energiesysteem benadrukt het kabinet het belang van handelingsperspectief en betrokkenheid van burgers en bedrijven bij de lokale energietransitie. Energiegemeenschappen hebben de potentie om bij deze sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen een belangrijke rol te spelen, zoals ook het Nationaal Klimaat Platform en Waag Futurelab in recente publicaties hebben aangetoond.9 In het Nationaal Plan Energiesysteem10 en eerdere Kamerbrieven11 heeft het kabinet beschreven dat energiegemeenschappen bijdragen aan de participatie van burgers en lokale ondernemers in de energietransitie en een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van de lusten en de lasten kunnen bevorderen.
Betrokkenheid van de samenleving bij de lokale
energietransitie
Draagvlak in de lokale omgeving is een voorwaarde voor de
voorspoedige ontwikkeling van hernieuwbare energieprojecten op land. Zo
blijkt uit de Monitor Proeftuinen Aardgasvrije Wijken dat
warmteprojecten een snellere voortgang boeken wanneer deze voortkomen
uit bewonersinitiatieven, omdat de actieve bewoners drijvende krachten
zijn voor het draagvlak in een hele buurt.12
Ook bij zon- en windprojecten is goede lokale betrokkenheid een
versnellende factor; goede betrokkenheid aan de voorkant voorkomt
beroep- en bezwaarprocedures aan de achterkant. Een mooi voorbeeld
daarvan is de vergunning van vijf coöperatieve windmolens door
Zuidenwind zonder dat daar een gang naar de rechter voor nodig was.13 In de RES-monitor 2024 concludeert
het Planbureau voor de Leefomgeving dat het belangrijk is om draagvlak
voor energieprojecten te vergroten om doorgroei na 2030 mogelijk te
maken.14 Dat is niet alleen nodig om
fossiele energie af te bouwen, maar ook om onafhankelijker te worden in
onze energievoorziening. Uit vele onderzoeken blijkt dat
energiegemeenschappen de maatschappelijke betrokkenheid bij de
energietransitie versterken. Dat kunnen ze op verschillende manieren
doen.
Zo kunnen lokale energiegemeenschappen als brug fungeren tussen de lokale gemeenschap en de gemeente15, bijvoorbeeld door de behoeften, zorgen en ervaringen vanuit bewoners en lokale ondernemers te vertalen naar beleidstoepassingen en energie-oplossingen. Dit sluit aan bij recent onderzoek van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), waarin de Raad concludeert dat gemeenschappen een belangrijke rol vervullen bij het signaleren van leefomgevingsvraagstukken, het benoemen van belangrijke maatschappelijke waarden en het vinden van doeltreffende oplossingen.16 Op deze manier dragen energiegemeenschappen bij aan het vergroten van het vertrouwen van de samenleving in de overheid en het verhogen van de legitimiteit en acceptatie van maatregelen voor de energietransitie.
Ook hebben energiegemeenschappen de potentie om een brede groep mensen te betrekken bij de energietransitie, bijvoorbeeld door hen actief te ondersteunen bij maatregelen zoals energiebesparing, woningisolatie, zonnepanelen en elektrische (deel)auto’s. Dit soort verduurzamingsmaatregelen dragen bij aan verlaging van de energierekening, een hoger wooncomfort en een betere fysieke gezondheid. Uit onderzoek van TNO blijkt dat buurtorganisaties die al meerdere jaren vrijwillig energiehulp aanbieden daarin effectiever zijn dan gemeenten of bedrijven, omdat buurtgenoten de lokale omgeving goed kennen en sneller door bewoners worden vertrouwd.17 Meer samenwerking tussen buurtorganisaties en woningcorporaties kan bovendien bijdragen aan het vinden van bewoners die de meeste baat hebben bij energiehulp.
Met hun coöperatieve structuur en lokale inbedding maken energiegemeenschappen daarnaast zeggenschap mogelijk van burgers en lokale mkb’ers over energieprojecten in hun omgeving. Daarmee wordt niet bedoeld dat burgers via inspraakprocedures worden gehoord, maar dat de lokale samenleving door lid te worden invloed kan uitoefenen op de plannen van een energiegemeenschap. Zo kunnen leden van een energiegemeenschap bepalen onder welke voorwaarden een hernieuwbaar energieproject wordt gerealiseerd, kunnen zij beslissen over de prijs van de levering van energie18 en kunnen zij besluiten wat er gebeurt met de eventuele opbrengsten en andere baten van hun energiegemeenschap. Energiegemeenschappen kunnen zelf bepalen hoe procedures met betrekking tot zeggenschap worden vormgegeven, bijvoorbeeld gelijk stemrecht voor alle leden of zeggenschap naar rato van financiële inbreng. Met de eerdergenoemde restricties met betrekking tot zeggenschap voor middelgrote en grote ondernemingen, wordt voorkomen dat marktpartijen zich onterecht voordoen als energie- of warmtegemeenschap. De waarde van gelijk stemrecht is dat ook leden die niet kunnen investeren, invloed hebben op hun energievoorziening en de kosten daarvan. Daarom kiest het kabinet ervoor om gelijk stemrecht als voorwaarde te stellen voor financiële ondersteuning voor energiegemeenschappen. Voor de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) is dit al het geval.
Energiegemeenschappen kunnen (naast lokale ondernemers en lokale overheden) ook bijdragen aan het vergroten van het aandeel lokaal eigendom bij hernieuwbare energieprojecten op land. Zo is het windpark Krammersluizen, een park van 100 MW grenzend aan een Natura 2000-gebied, tot stand gekomen door het eigendom van twee lokale coöperaties die het vertrouwen hadden van zowel de gemeente als de natuur- en milieuorganisaties. In de Kamerbrief van 6 januari 202519 werd al geconcludeerd dat het streefdoel van 50% lokaal eigendom nog niet in zicht is, met name voor zonprojecten. Daarom heeft het kabinet opdracht gegeven om onderzoek te doen naar succesfactoren en belemmeringen voor de realisatie van 50% lokaal eigendom. De uitkomsten van het onderzoek worden eind 2025 verwacht. Het kabinet gebruikt deze om te komen tot eventuele maatregelen. Daarnaast ondersteunen NP RES en VNG provincies en gemeenten bij het hanteren van de motiveringsplicht voor lokaal eigendom door middel van een voorbeeldverordening die zij afgelopen voorjaar hebben gemaakt.20 Daarmee is invulling gegeven aan de motie van het lid Rooderkerk.21 Verder is in het commissiedebat van 29 januari 2025 toegezegd in deze brief in te gaan op het versterken van lokaal eigendom bij OER-projecten (Opwek Energie op Rijksvastgoed). Vanwege de diversiteit van OER-projecten is maatwerk met de betrokken medeoverheden nodig. In de OER-projecten wordt in samenwerking met het lokaal bevoegde gezag erop ingezet dat energiecoöperaties kunnen meedoen aan deze tenders. Omdat gebruiksrechten van gronden via een openbare marktconforme tender moeten worden uitgegeven, is het juridisch niet mogelijk om rechtstreeks te gunnen aan een lokale of coöperatieve partij. Om de betrokken partijen te stimuleren om 50% lokaal eigendom te realiseren, heeft NP RES eind 2024 een handreiking over lokaal eigendom en energiegemeenschappen gemaakt22, samen met RVO, Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf. De ervaringen met deze handreiking zal het kabinet in 2026 samen met NP RES en Energie Samen evalueren. In de praktijk wordt Energie Samen ook betrokken om lokaal eigendom bij OER-projecten te bevorderen.
Het belang van een brede en diverse vertegenwoordiging
Om de hierboven beschreven potentie van betrokkenheid en draagvlak
via energiegemeenschappen te realiseren, is het van belang dat
energiegemeenschappen een brede en diverse groep burgers en ondernemers
bereiken en vertegenwoordigen. Niet alleen een divers lidmaatschap is
bepalend voor de impact van een energiegemeenschap, maar ook het bredere
bereik in de buurt. Een gebrek aan brede en diverse vertegenwoordiging
kan ongelijkheid in de samenleving vergroten, bijvoorbeeld als een
energiegemeenschap bestaande uit een kleine groep vermogenden de
opbrengsten van haar activiteiten vooral ten bate van die leden laat
komen, mogelijk ten koste van de leefomgevingskwaliteit van andere
omwonenden. Zeker bij warmtegemeenschappen is voldoende bereik cruciaal,
omdat gemiddeld zo’n 70% tot 80% van de bewoners aangesloten moet worden
om de business case voor een warmtenet rond te krijgen. De gewenste
schaalgrootte en diversiteit weten energiegemeenschappen momenteel met
wisselend succes te bereiken. De Publieksmonitor Klimaat en Energie23 laat zien dat 76% van de burgers
openstaat voor deelname aan een energiecoöperatie of -initiatief, maar
slechts een klein deel daarvan is daadwerkelijk lid. Uit bijgevoegd
TNO-onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat veel bewoners nog niet bekend zijn
met het concept van een energiegemeenschap en dat slechts 14% bekend is
met een lokaal energie-initiatief in hun omgeving. Het kabinet vindt het
belangrijk dat iedereen gelijke kansen heeft om lid te worden van een
energiegemeenschap en gaat daarom komend najaar op basis van bestaande
gedragsonderzoeken in beeld brengen welke factoren maken dat burgers en
micro- of kleine ondernemingen wel of juist niet (kunnen) aansluiten bij
of profiteren van de activiteiten van een lokale energiegemeenschap. Op
basis daarvan kunnen, waar van toepassing, gerichte acties worden
genomen.
Vaak starten energiegemeenschappen vanuit buurten waar mensen wonen en ondernemers gevestigd zijn die de (technische) kennis, de tijd, het geld en de onderlinge bekendheid hebben om een initiatief op te starten. In de praktijk zijn energiegemeenschappen niet altijd in staat om hun bereik in de buurt, ledenbestand en bestuur te diversifiëren. Ongeveer een kwart van de huidige energiecoöperaties zegt het lastig te vinden om nieuwe doelgroepen te bereiken en actieve leden te behouden24. Energie Samen heeft hiervoor de zogeheten krachttraining25 ontwikkeld, onder andere bedoeld voor het versterken van de diversiteit en gemeenschapskracht van een energiegemeenschap. Daarom gaat het kabinet samen met Energie Samen provinciale en regionale leerkringen opstarten waarin energiegemeenschappen good practices over het bereiken van diverse doelgroepen kunnen uitwisselen. Ook zal het kabinet bij de vormgeving van energiehuizen26 aansturen op een goede samenwerking tussen energiehuizen en lokale energiegemeenschappen. Daarnaast wil het kabinet dat ook in steden, dorpen en wijken waar nog geen energie-initiatief actief is, de bewoners en ondernemers toegang hebben tot de voordelen hiervan. Op veel plekken hebben burgers onvoldoende hulpbronnen tot hun beschikking om zelf een initiatief te starten.27 In bijgevoegd rapport stelt TNO dat gemeenschapsontwikkeling nodig is om deze buurten in staat te stellen om eigen energie-initiatieven te ontplooien. Het Nationaal Klimaat Platform (NKP) adviseert in hun meest recente signalenrapport om hiervoor opbouwwerkers in te zetten, die samen met bewoners en ondernemers werken aan een krachtige lokale gemeenschap.28 Het kabinet gaat in gesprek met het NKP, medeoverheden en andere maatschappelijke partners om te bezien hoe opbouwwerk voor de energietransitie kan worden versterkt.
Lokale energie-initiatieven met een grote achterban leiden ook vaak tot een hechtere buurt en een grotere onderlinge bekendheid en vertrouwen. Als er financiële opbrengsten zijn van hernieuwbare energieprojecten dan kunnen die worden geïnvesteerd in de lokale buurtgemeenschap. De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid concludeerde onlangs dat dit soort sterke sociale netwerken zorgt voor maatschappelijke veerkracht bij verstoringen, ook buiten het energiesysteem.29 Op die manier dragen sterke energiegemeenschappen ook bij aan een weerbare maatschappij, waar het kabinet veel waarde aan hecht met het oog op de internationale veiligheidssituatie.30 Zowel de WRR als de Rli adviseren in de eerder genoemde onderzoeken om de kracht van georganiseerde burgers te benutten door lokale gemeenschappen te ondersteunen en door te zoeken naar nieuwe vormen van samenwerking.
Energiegemeenschappen in het energiesysteem
Naast de sociaal-maatschappelijke kansen die energiegemeenschappen bieden, ziet het kabinet ook de potentiële waarde van energiegemeenschappen bij het vormgeven van de technische kant van het energiesysteem. Tegelijkertijd ziet het kabinet een aantal duidelijke randvoorwaarden om dit technische potentieel te kunnen realiseren.
Realiseren van lokale duurzame energieprojecten
In 2024 was 1,5% van het totale Nederlandse zon-pv-vermogen en 4,9% van
het wind-op-landvermogen in eigendom van lokale energiecoöperaties en
-gemeenschappen.31 De Rijksoverheid heeft deze
ontwikkeling ondersteund, bijvoorbeeld met de jaarlijkse subsidie voor
de Participatiecoalitie en met de Subsidieregeling Coöperatieve
Energieopwekking (SCE) waarvan meer dan 500 projecten gebruik hebben
gemaakt. In 2024 was slechts 0,1% van de warmtelevering in beheer van
warmtegemeenschappen. CE Delft heeft berekend dat ontwikkeling en beheer
van hernieuwbare energieprojecten door energiegemeenschappen in het
meest optimistische scenario en onder de juiste omstandigheden kan
groeien tot 20% van het zon-pv-vermogen, meer dan 50% van het
wind-op-landvermogen, en 25% van de warmtelevering.32
Vanwege de huidige marktomstandigheden en de uitdagingen om geschikte
ontwikkellocaties te vinden, is het ook voor energiegemeenschappen
lastig om hernieuwbare energieprojecten te ontwikkelen, waardoor dit
optimistische potentieel voorlopig niet realistisch is.
Tegelijkertijd ziet het kabinet dat energiegemeenschappen die zich sterk richten op één activiteit in het energiedomein, bijvoorbeeld alleen windprojecten, kwetsbaar zijn voor prijsfluctuaties en verstoringen. Energiegemeenschappen die zich breed ontplooien, met integrale oplossingen gericht op opwek, flexibiliteit én verschillende energiebronnen, zijn robuuster en dragen zo bij aan de betrouwbaarheid van het toekomstige energiesysteem. Deze integrale benadering kan alleen succesvol zijn als energiegemeenschappen voldoende professioneel en kapitaalkrachtig zijn en goed samenwerken met onder andere netbeheerders, commerciële marktpartijen en gemeenten. Het kabinet wil energiegemeenschappen ondersteunen bij het ontwikkelen van integrale oplossingen op lokaal niveau. Verderop in deze brief worden daarvoor enkele maatregelen en denkrichtingen genoemd.
Lokaal afstemmen van energiegebruik en -productie
De Kamerbrief over de decentrale ontwikkeling van het
energiesysteem benadrukt het belang van het afstemmen van vraag en
aanbod van energie in ruimte en tijd, op elk schaalniveau (lokaal,
regionaal, provinciaal, nationaal). Het vergroten van gelijktijdigheid
tussen productie en gebruik, het ontwikkelen van collectieve
flexibiliteitsoplossingen (zoals vraagsturing, batterijen, warmtebuffers
en elektrische voertuigen) en het slim delen van netcapaciteit kan
transport van energie beperken en daarmee netcongestie verlichten.
Energiegemeenschappen zijn onderdeel van het energiesysteem en hebben
daarmee te maken met maatschappelijke uitdagingen zoals netcongestie.
Het is van belang dat ook energiegemeenschappen zich hiertoe verhouden
en zoveel mogelijk bijdragen aan het afstemmen van vraag en aanbod van
energie. Energiegemeenschappen kunnen vanwege hun lokale karakter en
vertrouwen van hun leden een geschikte partij zijn om in een gebied
opwekkers en verbruikers bij elkaar te brengen, onderlinge afspraken te
maken en vraag van afnemers te bundelen. Dit kan enkel wanneer er een
fysieke verbinding is, bijvoorbeeld binnen een woonwijk of
bedrijventerrein.
Er wordt volop geëxperimenteerd met het lokaal integreren van duurzame energieopwekking en -vraag. Dit zien we duidelijk terugkomen binnen de ontwikkeling van energiehubs, maar in toenemende mate ook binnen energiegemeenschappen. Bij energiehubs gaat het in de basis om het afstemmen van energievraag en -aanbod met behulp van slimme sturing, flexibele opslag en/of conversie. Hierbij is het primaire doel om de beschikbare energie-infrastructuur zo efficiënt mogelijk te benutten. Momenteel ligt de focus van veel initiatieven op bedrijven en elektriciteit. In de toekomst worden mogelijk meer eindgebruikers onderdeel van een energiehub, worden verschillende energiedragers geïntegreerd (elektriciteit, warmte, duurzaam gas) en is er sprake van inpassing op gebiedsniveau. Energiegemeenschappen richten zich van oudsher meer op het ontwikkelen van duurzame energieopwekking en het leveren van energie tegen kostprijs (plus). Maar sinds de grenzen van het energiesysteem steeds zichtbaarder worden en netcongestie een acuut probleem vormt, komt het lokaal samenbrengen van vraag en aanbod binnen energiegemeenschappen steeds duidelijker op de agenda.
Dat is goed te zien binnen het coöperatieve project Local4Local, gefinancierd door het Rijk middels een MOOI-subsidie, waarbij op 30 plekken in het land geëxperimenteerd wordt om vraag en aanbod in de gebouwde omgeving lokaal af te stemmen. Ook zijn er diverse andere coöperatieve projecten in het land waarbij gestuurd wordt op gelijktijdigheid, bijvoorbeeld met behulp van een vorm van opslag. Daarnaast werken RES-regio’s en gemeenten aan beleidsontwikkeling en/of uitvoeringsprogramma’s voor energiegemeenschappen, met als doel om vraag en aanbod lokaal zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.
Bij de energiegemeenschap Vereniging Aardehuizen werken ze al aan een slim gestuurd, lokaal energiesysteem. Door een buurtbatterij in te zetten naast hun zonnepanelen, neemt de wijk een groot deel van het jaar geen elektriciteit af van het elektriciteitsnet. Bovendien weet de gemeenschap hun terugleverpiek van elektriciteit uit zonnepanelen te dempen door de buurtbatterij pas op te laden tijdens de piekuren. Dit helpt mee aan het verzachten van netcongestie.
Het kabinet vindt het van belang dat er ruimte is om te experimenteren met het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Daarom verkent het kabinet samen met het eerdere consortium op dit moment een voortzetting van het Local4Local programma met onder andere ondersteuning voor het verder ontwikkelen van zeven pilots naar volwassen multicommodity33 energiehubs of energiegemeenschappen waarin bedrijventerreinen en woonwijken gezamenlijk optrekken. Het doel hiervan is het creëren van een lerende en duurzame infrastructuur voor energiegemeenschappen die meerdere energiedragers combineren.
Het lokaal afstemmen van energiegebruik- en productie en bundelen van vraag zijn relatief nieuwe activiteiten. Meerdere energiegemeenschappen hebben de ambitie en werken eraan om productie, gebruik en opslag van warmte en elektriciteit te integreren. Dit is essentieel in een efficiënt energiesysteem. Er is nog weinig ervaring opgedaan met energiegemeenschappen in deze rol, omdat dit tot nu toe alleen mogelijk was binnen experimenten en stimulering vooral gericht was op het realiseren van maximale opwek. Hierbij werd onvoldoende rekening gehouden met lokale integratie van vraag en aanbod. Zo ontbreekt het momenteel aan concrete financiële prikkels voor het afstemmen van vraag en aanbod en systeemoptimalisatie. Dit creëert het risico dat partijen keuzes maken die leiden tot extra vraag of aanbod van elektriciteit op specifieke momenten, wat netcongestie mogelijk kan verergeren.
Binnen het Landelijk Actieprogramma Netcongestie wordt gewerkt aan betere prikkels voor het gebruik van elektriciteit door een alternatief nettarief voor kleinverbruikers. Met dit tarief wordt verbruik buiten de piekmomenten financieel beloond. Hiermee ontstaat indirect ook een financiële prikkel om vraag en aanbod beter in balans te brengen, omdat het bijvoorbeeld loont om overdag (als de zon schijnt) elektriciteit te verbruiken in plaats van ‘s avonds.
Energiegemeenschappen hebben, net als andere partijen, te maken met een aanbetaling om in aanmerking te komen voor de wachtrij voor transportcapaciteit. De financiering hiervan vormt mogelijk een barrière voor energiegemeenschappen. Het kabinet gaat daarom in gesprek met de gemeenschappen om een gezamenlijk beeld te krijgen van de problematiek en mogelijke oplossingen hiervoor.
Energiedelen en energie leveren
Met de nieuwe Energiewet die op 1 januari 2026 in werking treedt, wordt
het voor energiegemeenschappen mogelijk om energie en flexibiliteit te
leveren. Energiegemeenschappen die deze activiteiten uitvoeren dragen,
net als andere partijen, verantwoordelijkheden en moeten aan bepaalde
eisen voldoen. Energiegemeenschappen dienen daarom ook over voldoende
kennis, kunde en organisatorische capaciteit te beschikken, of deze te
kunnen inhuren/inzetten, om deze rol te vervullen. Ook vereist het
leveren van energie en het afstemmen van vraag en aanbod betrouwbare
data, energiemanagementsystemen en aangepaste IT-systemen.
Er is maar een beperkt aantal grote en middelgrote coöperaties dat op dit moment beschikt over de benodigde schaal, expertise en financiële middelen om op de energiemarkt actief te worden of risico’s rond levering van energie en flexibiliteit te dragen.
Vanwege de complexiteit van deze activiteiten is samenwerking met professionele dienstverleners of professionele ondersteuning noodzakelijk. Binnen het coöperatieve project Local4Local werkt die samenwerking en zijn de benodigde faciliteiten en IT-systemen beschikbaar. De beschikbaarheid van data is op sommige plekken nog een probleem. Bij de productie en levering van warmte uit collectieve warmtenetten komen ook andere voorwaarden kijken. Zo is samenwerking met lokale overheden en dienstverleners essentieel en moeten gemeenschappen een professionaliseringsslag maken om als warmtebedrijf te opereren. Dit geldt ook voor alle andere energiegemeenschappen.
Gezien de benodigde specifieke kennis, ervaring en professionaliteit voor deze activiteiten wordt er gedacht aan een nieuwe dienstverlenende rol voor een faciliterende partij (local service provider of energy sharing organiser) die energiegemeenschappen kan ondersteunen. Het kabinet onderzoekt wat de potentie van een dergelijke rol is, met het oog op realisatie van collectieve decentrale oplossingen en het ontsluiten van extra netcapaciteit door optimalisaties, en welke randvoorwaarden in stand moeten zijn om deze rol uit te werken. Resultaten van dit onderzoek worden in het eerste kwartaal van 2026 verwacht.
Energie delen is het delen van zelfopgewekte overtollige energie binnen een groep, een gemeenschap of met een ander persoon, vaak met een virtuele verrekening via het net, terwijl energie leveren simpelweg het verkopen van deze overtollige energie aan de eigen energieleverancier is voor een (vaak lagere) terugleververgoeding. Energie delen is een alternatief voor de traditionele terugleververgoeding en kan leiden tot een gunstigere prijs, minder afhankelijkheid van de energieleverancier en een efficiënter gebruik van lokale hernieuwbare energie. Daarnaast is er ook capaciteit delen, een activiteit waar veel energiehub initiatieven naar kijken. Het gaat hierbij om het verdelen van bestaande capaciteit over meerdere gebruikers. Hiervoor wordt een groepstransportovereenkomst ontwikkeld, een product voor partijen met een grootverbruikaansluiting.
Bij de productie en levering van warmte uit collectieve warmtenetten komen ook andere voorwaarden kijken. Zo is samenwerking met lokale overheden en dienstverleners essentieel en moeten gemeenschappen een professionaliseringsslag maken om als warmtebedrijf te opereren.
Om netcongestie niet te verergeren of zelfs te helpen verlichten, is het essentieel dat energiegemeenschappen, net zoals andere partijen, een prikkel hebben om flexibiliteit in het systeem te brengen. Dit kan door middel van het aangaan van een capaciteitsbeperkingscontract (CBC) met de netbeheerder. Met een CBC kan de energiegemeenschap een vergoeding krijgen van de netbeheerder als deze hen, in het geval van congestie, vraagt om af te schakelen. De gemeenschap vermindert dan tijdelijk het energieverbruik tijdens piekmomenten op het elektriciteitsnet. Belangrijk is wel dat de energiegemeenschap zich hiervoor dient te organiseren als congestion service provider (CSP), en dat met de lokale netbeheerder een CBC kan worden afgesloten.
Energiegemeenschappen versterken
Gegeven de hierboven beschreven potentie ziet het kabinet energiegemeenschappen als waardevolle spelers in de ontwikkeling naar een duurzaam energiesysteem. Daarom wil het kabinet energiegemeenschappen versterken door ze ruimte en gerichte ondersteuning te bieden. Hieronder wordt ingegaan op gerichte maatregelen en acties die hier invulling aan geven.
Robuuste organisatieontwikkeling
Voor de opbouw van een energiegemeenschap als een robuuste
organisatie zijn verschillende ingrediënten nodig: (vaak langdurige)
inzet, gerichte kennis, geld en samenwerking. Elke activiteit die een
energiegemeenschap kan ondernemen, vraagt daarbij om andere
ingrediënten.
Zo is het voor energiebesparingsactiviteiten en hulp bij woningverduurzaming van belang dat een energiegemeenschap voldoende geld heeft voor het opleiden van energiecoaches. Sommige gemeenten en provincies geven hiervoor opdrachten of subsidies, maar dat zijn meestal tijdelijke projecten. Dit gebrek aan continuïteit van financiering is een risico voor de impact van energiegemeenschappen, omdat de opgebouwde expertise en het vertrouwen bij buurtbewoners verloren gaan op het moment dat activiteiten worden stopgezet of door een andere partij worden uitgevoerd. In de praktijk wordt steeds vaker gestreefd naar structurele samenwerkingen tussen energiegemeenschappen en lokale overheden, maar dat blijkt niet altijd makkelijk te zijn.
Energiegemeenschappen die actief zijn op de energiemarkt, bijvoorbeeld als producent of leverancier, hebben met name een professionele en betrouwbare organisatie nodig. Waar een deel van de energiegemeenschappen al grote stappen heeft gemaakt in de professionalisering, waaronder de inhuur van betaalde krachten en expertise, is een ander deel van de energiegemeenschappen afhankelijk van de inzet en expertise van een kleine groep vrijwilligers. Het kabinet ziet een grote middengroep van lokale energie-initiatieven die (nog) niet opereren op het benodigde niveau van professionaliteit en betrouwbaarheid omdat ze niet altijd beschikken over relevante ervaring, kennis van de techniek en de energiemarkt, en mogelijkheden voor schaalvoordelen en risicospreiding.
Energie Samen, de landelijke koepelorganisatie van energiecoöperaties, ondersteunt energiegemeenschappen bij het opbouwen van een robuuste organisatie met onder andere kennis, diensten, advies en financiële regelingen. Veel ondersteuning loopt via provinciale en regionale koepelorganisaties (deels vanuit Energie Samen, deels vanuit provincies georganiseerd), die ook bijdragen aan kennisdeling tussen energiegemeenschappen in een regio. Deze koepels missen echter vaak nog de slagkracht om energiegemeenschappen in al hun behoeftes te ondersteunen. Daarnaast wordt op dit moment in meerdere provincies, RES-regio’s en gemeenten gewerkt aan beleid en actieplannen om energiegemeenschappen bij bepaalde activiteiten te versterken. Een voorbeeld hiervan is de recent opgerichte Provinciale Energiediensten Maatschappij in Limburg, die energiegemeenschappen en gemeenten helpt bij het bouwen aan energiesystemen met lokale opwek, opslag en afname van energie.
In aanvulling op deze ondersteuning heeft het kabinet dit jaar subsidie gegeven aan Energie Samen om met het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) te komen tot hanteerbare kwaliteitsnormen voor energiegemeenschappen om bepaalde activiteiten op een betrouwbare manier te kunnen uitvoeren. Dit gaat energiegemeenschappen helpen om te herkennen in welke aspecten ze nog kunnen groeien. Ook helpt het samenwerkingspartners van energiegemeenschappen om een beeld te krijgen van de mate van professionaliteit.
Het kabinet wil energiegemeenschappen verder ondersteunen bij een robuuste organisatieopbouw, in samenwerking met bestaande provinciale en regionale koepels, met landelijke kaders ten behoeve van uniformiteit en efficiëntie. Deze ondersteuning wordt per activiteit vormgegeven, waarbij de NEN-kwaliteitsnormen als maatstaf voor professionaliteit worden gebruikt. De ondersteuning omvat in ieder geval kennisdeling, regelingen voor proceskosten (bijvoorbeeld voor opleiden en coördineren van energiecoaches of verkennend onderzoek in de opstartfase en gemeenschapsopbouw) en begeleiding bij complexe activiteiten. Het kabinet wil deze koepels ook inzetten om energiegemeenschappen te prikkelen om te werken aan gebiedsgerichte en integrale oplossingen, bijvoorbeeld door regionale experts op te leiden met kennis van netbewust energiegebruik, lokale opslag en koppeling van elektriciteits- en warmteoplossingen. Onderlinge samenwerking tussen energiegemeenschappen kan daarbij helpen om schaalvergroting en risicomitigatie te bevorderen. Verder ziet het kabinet graag dat deze koepels gemeenten en netbeheerders begeleiden in de samenwerking met energiegemeenschappen. Het kabinet wil voor deze versterking van koepelorganisaties een deel van het door Kröger en Grinwis vrijgemaakte budget34 inzetten en gaat in gesprek met onder andere provincies, netbeheerders en banken om dit aan te vullen. Het streven is dat zoveel mogelijk van dit budget terechtkomt bij energiegemeenschappen zelf. De inzet is om deze ondersteuning in 2026 te starten, in eerste instantie met een doorlooptijd van drie jaar.
Daarnaast kijkt het kabinet specifiek naar belemmeringen die warmtegemeenschappen ervaren. Collectieve warmteprojecten zijn technisch, financieel en sociaal-maatschappelijk vaak complexer dan projecten voor het opwekken of leveren van elektriciteit. Daarom is Topsector Energie een onderzoek gestart naar de belemmeringen waar warmtegemeenschappen tegenaan lopen. De resultaten hiervan volgen in het najaar van 2025. Dit gebruikt het kabinet om te komen tot een actieplan om invulling te geven aan het faciliterend kader voor warmtegemeenschappen, waar het lid Kröger in een recente motie om heeft gevraagd.35
Samenwerking met andere partijen in het energiedomein
Goede samenwerking en onderling vertrouwen tussen energiegemeenschappen
en andere partijen in het energiesysteem (bijvoorbeeld gemeenten,
provincies, netbeheerders, woningcorporaties, commerciële
projectontwikkelaars) is een belangrijke voorwaarde voor
energiegemeenschappen om een rol te kunnen spelen in de lokale
energietransitie. In de praktijk blijkt echter dat goede samenwerking
tussen de verschillende partijen vaak niet vanzelfsprekend is. Dat komt
onder andere doordat de betrokken partijen uiteenlopende doelen,
belangen en wederzijdse verwachtingen hebben. Ook de verschillende
werkcultuur, governance en financiële mogelijkheden blijken hobbels te
zijn voor soepele samenwerking. Het kabinet ziet dat gesprekken over
deze thema’s nodig zijn tussen de relevante lokale partijen, waarbij
afspraken over gezamenlijke belangen, rollen en verantwoordelijkheden
worden vastgelegd. De Participatietafel Energie heeft vorig jaar in
samenwerking met Energie Samen het concept ‘opgroeiruimte’
geïntroduceerd: begeleide sessies waarin initiatieven en gemeenten
stapsgewijs werken aan wederzijds begrip en duidelijke
samenwerkingsafspraken. Het kabinet gaat dit concept met Energie Samen
uitbreiden zodat dit toepasbaar is voor gesprekken met alle relevante
partijen rondom energiegemeenschappen. Via provinciale koepels kunnen
deze gesprekken worden gecoördineerd, waarbij de verbinding wordt gelegd
met het nieuwe nationale programma voor het energiesysteem waar het
kabinet met de medeoverheden aan werkt.36
Daarnaast willen gemeenten in de praktijk vaak opdrachten aan een lokaal energie-initiatief gunnen, bijvoorbeeld het uitvoeren van energiehulp in buurten of de coördinatie van collectieve inkoopacties. Gemeenten lopen hierbij aan tegen vragen rondom aanbesteding en staatssteun en zien juridische belemmeringen voor de gunning van dergelijke opdrachten. Met name het meewegen van de maatschappelijke meerwaarde van energiegemeenschappen in aanbestedingen is een uitdaging. RVO heeft een handreiking voor gemeenten over de samenwerking met energiecoöperaties gemaakt, waarin dit punt aandacht krijgt.37 Het kabinet gaat provinciale koepels stimuleren om gemeenten en energiegemeenschappen hierin actiever te ondersteunen.
Financiële versterking
Op dit moment ondersteunt het Rijk energiegemeenschappen in de
ontwikkel- en exploitatiefase door middel van het Ontwikkelfonds Opwek,
het Ontwikkelfonds Warmte, en de SCE. Vanuit het Ontwikkelfonds worden
leningen verstrekt aan coöperaties voor de ontwikkelfase van zon-, wind-
en warmteprojecten. Het Ontwikkelfonds Opwek wordt dit jaar landelijk
uitgerold. De SCE is een exploitatiesubsidie voor lokale coöperatieve
opwek van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie, windenergie of
waterkracht. Deze regeling staat open voor energiecoöperaties en VvE’s.
Sinds 2021 zijn er met de SCE meer dan 500 coöperatieve zon- en
windprojecten gerealiseerd. Het kabinet beziet jaarlijks hoe de regeling
het beste aan kan sluiten bij potentie in de markt en voert zo nodig
wijzigingen door. Zo zijn de vermogensgrenzen voor zon-PV en wind
uitgebreid, om ook grotere coöperatieve projecten mogelijk te maken.
Daarnaast wordt de coöperatieve sector door het PBL bij de voorbereiding
van het advies voor de openstelling nauw betrokken om een zo volledig en
actueel mogelijk beeld te verkrijgen van de omstandigheden en kosten
waar energiecoöperaties mee te maken hebben. Desondanks is er afgelopen
openstellingsrondes sprake geweest van onderuitputting van het budget.
In geval van onderuitputting van openstellingsbudgetten blijven de
gereserveerde middelen beschikbaar voor de SCE, in beginsel om de
subsidies van bestaande projecten te bekostigen en toekomstige
openstellingsrondes zoals gepland te laten plaatsvinden. De SCE,
waarvoor nog tot en met 2029 openstellingsrondes zijn voorzien, wordt
momenteel geëvalueerd. Het streven is om de evaluatie het eerste
kwartaal van 2026 af te ronden.
Buiten het Rijk zijn er ook diverse financiële regelingen om energiegemeenschappen te ondersteunen, bijvoorbeeld door provincies en (grotere) gemeenten. Daarnaast heeft Energie Samen met Rabobank, Triodos, ASN en fondsmanager SVn het Realisatiefonds voor energiecoöperaties opgezet. Dat biedt coöperaties de mogelijkheid om een deel van de kosten voor een energieproject (vooral zonneparken) met een zakelijke lening te financieren.
Ondanks de diverse regelingen ziet het kabinet dat de financiële positie van energiegemeenschappen in veel gevallen kwetsbaar is. Een aantal oorzaken hiervan is niet specifiek voor energiegemeenschappen, maar heeft wel een grotere impact op deze initiatieven. Zo is er, zoals eerder genoemd, sprake van negatieve stroomprijzen en stijgende onbalanskosten. Dit zorgt voor een verslechterde business case voor de productie van duurzame energieprojecten.
Andere knelpunten zijn wel specifieker van toepassing op energiegemeenschappen. Zo kunnen energiegemeenschappen prijsrisico’s minder goed spreiden vanwege de beperkte omvang van hun portfolio aan energie-assets. Het is dan ook van belang dat ingezet wordt op het doorontwikkelen naar integrale energiesystemen, waarin verschillende assets ingezet en energiedragers gecombineerd worden. Dit gebeurt al in het Local4Local programma.
Verder hebben veel energiegemeenschappen moeite om financiering voor projecten in te vullen, met name bij warmtenetten en grootschalige elektriciteitsprojecten. Projecten kunnen worden gefinancierd met geld vanuit de gemeenschap zelf, bijvoorbeeld met ledenkapitaal, via crowdfunding of met winsten uit eerdere projecten. Recent onderzoek benoemt een aantal succesfactoren om deze financieringsstroom te maximaliseren, zoals een stabiel coöperatiebestuur, voldoende rendement en een beperkte looptijd van de investering38. Tegelijkertijd zijn energiegemeenschappen afhankelijk van banken, private fondsen en overheden om projectfinanciering rond te krijgen. Het is voor energiegemeenschappen vaak nog uitdagend om te voldoen aan voorwaarden die worden gesteld aan het verkrijgen van leningen. Belangrijke randvoorwaarden voor het verstrekken van projectfinanciering zijn bijvoorbeeld ervaring met het realiseren van (complexe) projecten en zekerheid van kasstromen. Bij onzekerheid van kasstromen en een gebrek aan zogenaamd track record krijgen aanvragers een kleiner percentage van de investeringen gefinancierd. Dit betekent dat er meer eigen vermogen van de energiegemeenschap moet komen. Ook vereisen grotere projecten meer inleg van eigen vermogen. In een motie van het lid Kröger c.s.39 is het kabinet gevraagd om het organiseren van eigen vermogen te versnellen. Op dit moment verkent Energie Samen mogelijkheden om energiegemeenschappen kapitaalkrachtiger te maken, bijvoorbeeld met een eigenvermogenfonds.
Daarnaast is de business case voor warmtenetten moeilijk rond te krijgen. Het vollooprisico speelt daarin een belangrijke rol, ook bij niet-coöperatieve ontwikkelaars. Hoewel de verwachting is dat energiegemeenschappen dit risico enigszins kunnen mitigeren als ze goed lokaal verankerd zijn, blijft dit een risico om rekening mee te houden. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief40 van 7 oktober 2024, heeft het kabinet het afgelopen jaar de mogelijkheid verkend voor de inzet van een waarborgfonds voor warmtenetten. Met garanties van een waarborgfonds op het vreemd vermogen kunnen warmtebedrijven gemakkelijker vreemd vermogen aantrekken, doordat het kredietrisico van de vertrekkers van vreemd vermogen wordt afgedekt. Publieke aandeelhouders hoeven hierdoor minder kapitaal te investeren in de ontwikkeling en uitbreiding van warmtenetten. De Kamer wordt binnen enkele weken geïnformeerd over de voortgang van een garantieregeling voor collectieve warmte. Conform de eerdergenoemde motie van het lid Kröger c.s.38 wordt nader onderzocht hoe dit instrument zodanig kan worden ingericht dat warmtegemeenschappen hierop kunnen aansluiten.
Tot slot
Met deze brief onderstreept het Kabinet het belang van energiegemeenschappen in het energiesysteem van de toekomst. De nieuw aangekondigde maatregelen en acties die hieraan bijdragen staan in de bijlage van deze brief opgesomd. Deze dragen bij aan het benutten van de potentie van de decentrale kant van het energiesysteem, waarover de Kamer begin volgend jaar wordt geïnformeerd.
Sophie Hermans
Minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlage – Overzicht van maatregelen ter versterking van energiegemeenschappen
In onderstaande tabel staat een overzicht van in deze brief aangekondigde maatregelen en acties en hoe die bijdragen aan het versterken van energiegemeenschappen.
Kernpunten van de inzet van het kabinet zijn:
Het versterken van de positie van energiegemeenschappen als speler in de energietransitie naast overheden en marktpartijen.
Stimuleren dat energiegemeenschappen een zo breed en divers mogelijk bereik hebben.
Het faciliterend kader versterken zodat energiegemeenschappen gericht worden ondersteund in een professionele organisatieopbouw.
Draagt bij aan kernpunt | ||||
---|---|---|---|---|
Maatregel/actie | Wanneer | 1) | 2) | 3) |
1. Versterking van provinciale en regionale koepels om energiegemeenschappen beter te ondersteunen bij de opbouw van een robuuste organisatie | 2026-2028 | X | X | X |
1a. Gesprekken faciliteren tussen energiegemeenschappen en andere partijen om te komen tot onderling vertrouwen en samenwerkingsafspraken, onder andere door het concept opgroeiruimte uit te breiden en beschikbaar te stellen via provinciale en regionale koepels | 2026-2028 | X | ||
1b. Gemeenten en energiegemeenschappen via provinciale en regionale koepels ondersteunen bij aanbestedingen | 2026-2028 | X | ||
1c. Via provinciale en regionale koepels leerkringen opstarten waar energiegemeenschappen good practices uitwisselen over het bereiken van diverse doelgroepen | 2026-2028 | X | ||
2. Gelijk stemrecht binnen de energiegemeenschap wordt een voorwaarde voor alle financiële ondersteuning voor energiegemeenschappen | n.v.t. | X | ||
3. In beeld brengen waardoor burgers en ondernemers wel/niet (kunnen) aansluiten bij en profiteren van een energiegemeenschap | Q4-2025 | X | ||
4. Samenwerking tussen energiehuizen en energiegemeenschappen borgen | 2026 | X | ||
5. Waarde van opbouwwerk voor de energietransitie verkennen, in gesprek met o.a. medeoverheden, NKP en andere maatschappelijke partners | 2026 | X | ||
6. Onderzoek naar succesfactoren en belemmeringen voor realisatie van 50% lokaal eigendom | Q4-2025 | X | X | |
7. Onderzoek naar een mogelijke rol van een faciliterende partij die energiegemeenschappen ondersteunt bij het lokaal afstemmen van vraag en aanbod | Q1-2026 | X | ||
8. Onderzoek naar belemmeringen voor warmtegemeenschappen, ter voorbereiding op een faciliterend kader voor warmtegemeenschappen | Q4-2025 | X | ||
9. Onderzoeken hoe warmtegemeenschappen kunnen aansluiten bij een garantieregeling voor warmtenetten | Q4-2025 | X | ||
10. Verkennen van een voortzetting van het Local4Local programma met het consortium met ondersteuning voor het verder ontwikkelen van zeven pilots naar volwassen multicommodity energiehubs of energiegemeenschappen | 2026 | X | X |
Kamerstuk 36 532 nr. 9.↩︎
Amendement 36 410-XIII, nr. 57. Van het oorspronkelijke budget van 20 miljoen euro is ca. 8 miljoen reeds uitgegeven of gereserveerd, onder andere voor financiering van de Participatiecoalitie.↩︎
Kamerstuk 29 023 nr. 587.↩︎
Onderdeel van deze dialoog waren o.a. tientallen interviews, een evenement met 80 aanwezigen en aparte workshops over belemmeringen en mogelijke maatregelen. Hierbij waren onder andere energiegemeenschappen, gemeenten, provincies, netbeheerders, brancheorganisaties, financiële instellingen en kennisinstituten betrokken.↩︎
Cijfers zijn afkomstig uit de meest recente Lokale Energie Monitor: Lokale Energie Monitor 2024 | HIER.↩︎
In de rest van brief wordt alleen nog gesproken van ‘leden’, maar daarmee worden telkens ‘leden, vennoten of aandeelhouders’ bedoeld.↩︎
Meer info: Aan de slag met het Stimuleringsprogramma Energiehubs | RVO.nl.↩︎
TNO rapport: “De potentiële rol van energiegemeenschappen in het energiesysteem: impact op publieke waarden.”↩︎
Waag Futurelab en Nationaal Klimaat Platform (december 2023), Meer draagkracht voor de energietransitie; Nationaal Klimaat Platform (mei 2024), Lokale daadkracht versterkt.↩︎
Kamerstuk 32 813 nr. 1319, met name in verdiepingsdocument D (Kamerstuk 2023D47701).↩︎
Kabinetsvisie burgerbetrokkenheid bij de energietransitie (Kamerstuk 32 813 nr. 1231); Reactie op de initiatiefnota “Energie met elkaar” (Kamerstuk 36 532 nr. 2).↩︎
Monitor proeftuinen aardgasvrije wijken 2022.↩︎
Planbureau voor de Leefomgeving (12 december 2024), Monitor RES: snelle groei zon en wind op land, maar ‘pijplijn’ met nieuwe plannen droogt op.↩︎
Een gemeente kan zelf ook lid zijn van een energiegemeenschap, waarmee deze brugfunctie nog nadrukkelijker tot uiting komt.↩︎
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (2025), Falen en opstaan. Falen en opstaan Raad voor de leefomgeving en de infrastructuur↩︎
TNO (juni 2024), Kenmerken van effectieve energiehulp in Nederland. Kenmerken van effectieve energiehulp in Nederland↩︎
Warmtegemeenschappen zullen daarbij gebonden zijn aan de tariefregulering in de Wcw.↩︎
Kamerstuk 32 813 nr. 1464.↩︎
Zie https://werkbladen.regionale-energiestrategie.nl/verordening-lokaal-eigendom.↩︎
Kamerstuk 33 561 nr. 69.↩︎
Publieksmonitor Klimaat en Energie 2023 Motivaction | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎
Klimaatstichting HIER (mei 2024), Knelpunteninventarisatie energiecoöperaties↩︎
Zie Krachttraining voor energiegemeenschappen - Energie Samen Academie.↩︎
In de Kamerbrief over het Sociaal Klimaatplan (Kamerstuk 32 813 nr. 1533) is toegelicht hoe energiehuizen eruit komen te zien. Bij een energiehuis kunnen bewoners en organisaties (mkb, maatschappelijk vastgoed) straks terecht voor eenduidige informatie en ondersteuning bij het verduurzamen van hun woning of gebouw. De verschillende vormen van ondersteuning die lokale energieloketten, -coaches, -fixers, -gemeenschappen, etc. momenteel bieden, zullen in de toekomst vanuit één lokaal energiehuis worden aangeboden. Energiehuizen zullen proactief huishoudens en ondernemers die hulp nodig hebben benaderen en hen begeleiden om te starten met energiebesparende maatregelen.↩︎
Het Sociaal Cultureel Planbureau spreekt in hun onderzoek ‘Eigentijdse ongelijkheid’ (maart 2023) over vier soorten hulpbronnen die burgers nodig hebben om mee te doen in de samenleving: economisch kapitaal (bijv. geld, bezit), cultureel kapitaal (bijv. kennis, vaardigheden), sociaal kapitaal (bijv. netwerk van mensen) en persoonskapitaal (bijv. gezondheid, zelfvertrouwen).↩︎
Nationaal Klimaat Platform (juni 2025), Signalenrapport ‘Bestaanszekerheid in de buurt’, met als bijlage een actieplan over het inzetten van opbouwwerk voor de energietransitie.↩︎
Aanbeveling van WRR in 2024: “Mobiliseer en werk met de hele samenleving”. Nederland in een fragmenterende wereldorde | Rapport | WRR↩︎
Zie de Kamerbrief van 6 december 2024 over nationale veiligheid, Kamerstuk 30 821, nr. 249.↩︎
Ter vergelijking: 40,8% van het totale Nederlandse zon-pv-vermogen lag in 2024 op particuliere daken.↩︎
CE Delft (mei 2024), CE_Delft_230463_Potentie_energiegemeenschappen_Def.pdf↩︎
Multicommodity betekent dat diverse soorten energiedragers samenkomen (bijv. elektriciteit, warmte, duurzaam gas) en diverse functies worden gecombineerd (bijv. opwekking, conversie, vraagsturing).↩︎
Amendement 36 410-XIII, nr. 57.↩︎
Kamerstuk 36 576 nr. 83.↩︎
Zoals toegelicht in de eerdergenoemde Kamerbrief van 18 juni 2025 worden in dit nieuwe programma de interbestuurlijke programma’s NP RES, NP LW en SP IPE samengebracht.↩︎
Zie Lokale energie-initiatieven met buurtgenoten | RVO.nl.↩︎
IN.Credible en Energie van Utrecht (juli 2025), Financiering grootschalige opwek in provincie Utrecht↩︎
Kamerstuk 36 576, nr. 83.↩︎
Kamerstuk 36 387 nr. 47.↩︎