36820-VI Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Miljoenennota)
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D42334, datum: 2025-09-29, bijgewerkt: 2025-09-29 17:07, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (PVV)
- Mede ondertekenaar: A.M. Brood, griffier
Onderdeel van zaak 2025Z18105:
- Indiener: F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-11-27 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (đ origineel)
Beantwoording Kamervragen van de Vaste Kamer commissie voor Justitie en Veiligheid inzake Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Miljoenennota)
Vraag (1):
Hoeveel mensen zijn er, graag per jaar uitgesplitst, sinds 2018 in
Nederland opgepakt vanwege uitingen online?
Antwoord:
Het onderscheid tussen online uitingen en fysieke uitingen wordt niet
geregistreerd in de politiesystemen. De politie werkt met
âmaatschappelijke klassenâ, waar zij strafbare feiten onder hangen. Ter
illustratie: zowel een online bedreiging als een fysieke bedreiging
vallen onder de maatschappelijke klasse bedreiging. Bedreiging is het
strafbare feit. Een onderscheid tussen online en fysieke bedreiging
wordt niet gemaakt. Het is derhalve niet mogelijk om een uitgesplitst
overzicht aan te leveren van hoeveel mensen zijn opgepakt vanwege online
uitingen sinds 2018.
Vraag (2):
Hoeveel transgenders zijn op dit moment geplaatst op de mannenafdeling
in de gevangenissen?
Antwoord:
Er zijn geen cijfers over de aantallen transgender-gedetineerden. Dit
wordt niet apart geregistreerd.
Â
Vraag (3):
Hoeveel transgenders zijn op dit moment geplaatst op de vrouwenafdeling
in de gevangenissen?
Antwoord:
Er zijn geen cijfers over de aantallen transgender-gedetineerden. Dit
wordt niet apart geregistreerd.
Â
Vraag (4):
Hoeveel gevallen van het toedienen van shocktherapie in de homogenezing
zijn er sinds 2020 geconstateerd in Nederland?
Antwoord:
Er is geen overzicht van het aantal gevallen van het toedienen van
shocktherapie in de homogenezing in Nederland.
Vraag (5):
Hoeveel gevallen van het toedienen van shocktherapie in de homogenezing
zijn er sinds 2020 geconstateerd in Europa?
Antwoord:
Er is geen overzicht van het aantal gevallen van het toedienen van
shocktherapie in de homogenezing in Europa.
Vraag (6):
Welke wetten in Nederland, graag alle wetten uitgesplitst per
ingangsdatum, vallen onder de zogenoemde âhate-speechâ-categorie?
Antwoord:
Binnen de Raad van Europa wordt de volgende definitie van âhate speechâ
gebruikt: uitingen die geweld, haat, discriminatie of vooroordelen tegen
een persoon of groep verspreiden, daartoe aanzetten, bevorderen of
rechtvaardigen op grond van veronderstelde of persoonlijke
identiteitskenmerken of statuskenmerken, zoals ârasâ, religie, geslacht
en seksuele identiteit (Recommendation CM/Rec (2022)16 of the Committee
of Ministers to member States on combating hate speech).
Uitgaande van die definitie kunnen de volgende in het Wetboek van
Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen uitingsdelicten worden aangemerkt als
vormen van hate speech:
Artikel 137c Sr (in werking getreden op 16 augustus 1934 (Stb. 1934, 405)): het zich in het openbaar opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens bepaalde persoonlijke kenmerken (groepsbelediging). Met de per 1 oktober 2024 in werking getreden Wet herimplementatie Europees strafrecht is in artikel 137c, tweede lid, Sr geĂ«xpliciteerd dat beledigende vormen van onder andere het publiekelijk ontkennen van genocide â waaronder Holocaustontkenning â strafbaar zijn als groepsbelediging.
Artikel 137d Sr (in werking getreden op 16 augustus 1934 (Stb. 1934, 405)): het in het openbaar aanzetten tot haat of geweld tegen of discriminatie van bepaalde groepen.
Artikel 137e Sr (in werking getreden op 29 maart 1971 (Stb. 1971, 96)): het verspreiden van groepsbeledigende of haatzaaiende uitingen.
Artikel 137f Sr (in werking getreden op 1 februari 1992 (Stb. 1991, 623)): het steun verlenen aan discriminatoire activiteiten.
Artikel 137g Sr (in werking getreden op 1 februari 1992 (Stb. 1991, 623), laatstelijk gewijzigd op 1 februari 2004 (Stb. 2003, 480)): de misdrijfvariant van beroepsmatige discriminatie. Â
Artikel 429quater Sr (in werking getreden op 29 maart 1971 (Stb. 1971, 96)): de overtredingsvariant van beroepsmatige discriminatie.
Bij Wet van 15 april 2025, houdende Voorstel van wet van de leden
Timmermans en Bikker tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in
verband met de invoering van het discriminatoir aspect als
strafverzwaringsgrond zijn de artikelen 137c tot en met 137f en
429quater Sr laatstelijk gewijzigd op 1 juli 2025 (Stb. 2025, 74),
waarbij de discriminatiegrond âhetero- of homoseksuele gerichtheidâ
telkens is vervangen door âseksuele gerichtheidâ en de grond
âlichamelijke, psychische of verstandelijke handicapâ telkens is
vervangen door âhandicapâ. Met deze wet is daarnaast het discriminatoir
aspect als algemene strafverzwaringsgrond ingevoerd (Stb. 2025, 74). Op
grond van het ingevoerde artikel 44bis Sr kunnen commune strafbare
feiten met een discriminatieaspect zwaarder worden bestraft. Ook commune
uitingsdelicten â zoals persoonlijke belediging (artikel 266 Sr) â met
een discriminatieaspect kunnen als een vorm van hate speech
worden beschouwd.
Â
Vraag (7):
Wat is de gemiddelde gevangenisstraf van alle veroordeelden die een
gevangenisstraf in combinatie met een tbs-maatregel opgelegd hebben
gekregen?
Antwoord:
De gemiddelde opgelegde strafduur van de onherroepelijke opleggingen tbs
met bevel tot verpleging in 2024 bedraagt drie jaar.
Vraag (8):
Wat is de gemiddelde tbs-duur van alle veroordeelden die een
gevangenisstraf in combinatie met een tbs-maatregel opgelegd hebben
gekregen?
Antwoord:
De tbs-duur wordt bepaald door de mediaan te nemen van de tbs-gestelden
die in een specifiek jaar zijn ingestroomd in een tbs-kliniek. De
mediaan (50% zit korter, 50% zit langer) van instroomjaar 2015 bedraagt
10,1 jaar. Differentiatie naar wel of geen gevangenisstraf is niet
beschikbaar. Van het jaarlijks aantal opleggingen tbs met bevel tot
verpleging heeft ruim 75% een combinatievonnis, het overige deel heeft
ontslag van rechtsvervolging.
Â
Vraag (9):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van opruiing (art. 131 van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020,
2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Â
Vraag (10):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van groepsbelediging (art. 137c van
het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde
straf in dat betreffende jaar?
Â
Vraag (11):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanzetten tot haat (art. 137d
van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst
naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst
opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (12):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van huisvredebreuk (art. 138 van
het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde
straf in dat betreffende jaar?
Vraag (13):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van computervredebreuk (art. 138ab
van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst
naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst
opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (14):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van deelneming aan een criminele
organisatie (art. 140 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5
jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de
hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (15):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van deelneming aan een
terroristische organisatie (art. 140a van het Wetboek van Strafrecht) in
de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024,
inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (16):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van openlijke geweldpleging (art.
141 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst
naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst
opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (17):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van gelegenheid verschaffen tot
plegen van geweld (art. 141a van het Wetboek van Strafrecht) in de
afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024,
inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (18):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van grafschennis (art. 149 van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020,
2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Vraag (19):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanstootgevend gedrag (art.
151d van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar,
uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en
laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (20):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van verbale en non-verbale seksuele
intimidatie (art. 151e van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5
jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de
hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (21):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van fysieke seksuele intimidatie
(art. 151f van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar,
uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en
laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (22):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanranding in de afgelopen 5
jaar, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (23):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van verkrachting in de afgelopen 5
jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de
hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (24):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanranding van personen van 16
en 17 jaar (art. 245 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5
jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de
hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Â
Vraag (25):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van verkrachting van personen van
16 en 17 jaar (art. 246 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen
5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de
hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (26):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanranding van personen van 12
tot en met 15 jaar (art. 247 van het Wetboek van Strafrecht) in de
afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024,
inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (27):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van verkrachting van personen van
12 tot en met 15 jaar (art. 248 van het Wetboek van Strafrecht) in de
afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024,
inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (28):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanranding van personen jonger
dan 12 jaar (art. 249 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5
jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024. inclusief de
hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (29):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van verkrachting van personen
jonger dan 12 jaar (art. 250 van het Wetboek van Strafrecht) in de
afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024,
inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (30):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van het verschaffen of trachten te
verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot aanranding of
verkrachting van personen jonger dan 18 jaar, of het
verwerven/onderwijzen van kennis of vaardigheden daartoe (art. 250a van
het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde
straf in dat betreffende jaar?
Vraag (31):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van seksuele benadering van
personen jonger dan 16 jaar en kwetsbare personen van 16 en 17 jaar,
inclusief corresponderende lokprofielen (art. 251 van het Wetboek van
Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022,
2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (32):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van kinderpornografie (art. 252 van
het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde
straf in dat betreffende jaar?
Vraag (33):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van het bijwonen van een
kinderpornografische voorstelling (art. 253 van het Wetboek van
Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022,
2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (34):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van de bijkomende straffen bij
seksuele misdrijven (art. 254a van het Wetboek van Strafrecht) in de
afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024,
inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (35):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanstootgevende handelingen
verrichten (art. 254b van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5
jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de
hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (36):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van misbruik van seksueel
beeldmateriaal (art. 254ba van het Wetboek van Strafrecht) in de
afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024,
inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (37):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van dierenpornografie (art. 254c
van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst
naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst
opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (38):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van seksuele handelingen verrichten
met een dier (art. 254d van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen
5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de
hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (39):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van seksuele intimidatie (art.
429ter van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar,
uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en
laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (40):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van doodslag (art. 287 van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020,
2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Vraag (41):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van moord (art. 289 van het Wetboek
van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021,
2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (42):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van levensbeëindiging op verzoek,
behalve door een arts volgens de betreffende regels (art. 293 van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020,
2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Vraag (43):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van aanzetting tot zelfdoding
indien de zelfdoding volgt (art. 294, eerste lid van het Wetboek van
Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022,
2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat
betreffende jaar?
Vraag (44):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van hulp bij zelfdoding (art. 294,
tweede lid van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar,
uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en
laagst opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (45):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van mishandeling (art. 300 van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020,
2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Vraag (46):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van dood door schuld (art. 307 van
het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar
2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst op gelegde
straf in dat betreffende jaar?
Vraag (47):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van diefstal (art. 310 van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020,
2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Vraag (48):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van gekwalificeerde diefstal (art.
311 van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst
naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst
opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Vraag (49):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van stroperij (art. 314 van het
Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020,
2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf
in dat betreffende jaar?
Vraag (50):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van overtreding van een
noodverordening (art. 443 van het Wetboek van Strafrecht) in de
afgelopen 5 jaar, uitgesplitst naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024,
inclusief de hoogst en laagst opgelegde straf in dat betreffende
jaar?
Vraag (51):
Wat is de gemiddelde opgelegde straf van openbare dronkenschap (art. 453
van het Wetboek van Strafrecht) in de afgelopen 5 jaar, uitgesplitst
naar 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024, inclusief de hoogst en laagst
opgelegde straf in dat betreffende jaar?
Antwoord op vragen 9 tot en met 51:
Door het grote aantal vragen en het feit dat vanwege de ICT-verstoring
bij het OM op 17 juli jl. nog niet alle systemen door alle ketenpartners
even goed te raadplegen zijn, duurt het langer dan gebruikelijk om deze
vragen te beantwoorden. Ik zeg uw Kamer toe de beantwoording van deze
vragen op te nemen bij de beantwoording van de vragen over de
ontwerpbegroting van 2026.
Vraag (52):
Hoeveel mensen zitten er op dit moment in detentie vanwege veroordeling
van verkrachting?
Antwoord:
Per 21 september 2025 zijn er 335 onherroepelijk veroordeelde personen
in het gevangeniswezen gedetineerd op grond van wetsartikelen die
betrekking hebben op verkrachting.
Per 1 juli 2025 is een nieuw Wetboek van Strafrecht inwerking getreden,
waarbij wijzigingen zijn opgetreden in de nummering van de wetsartikelen
van zedendelicten.
Uit het bronsysteem van DJI is het niet goed mogelijk om onderscheid te
maken tussen het oude en nieuwe Wetboek van Strafrecht.
In de selectie kan het daarom voorkomen dat een aantal veroordeelden
onterecht in de selectie is meegenomen.
Â
Vraag (53):
Hoeveel mensen zitten er op dit moment in detentie vanwege een
veroordeling voor opruiing (art. 131 van het Wetboek van Strafrecht),
groepsbelediging (art. 137c van het Wetboek van Strafrecht) en aanzetten
tot haat (art. 137d van het Wetboek van Strafrecht)?
Antwoord:
Op 21 september jl. was één onherroepelijk veroordeelde persoon gedetineerd terzake van opruiing (art. 131 WvS). Op grond van artikel 137C en artikel 137D waren op 21 september 2025 geen veroordeelde personen aanwezig.
Â
Vraag (54):
Hoeveel mensen zijn er in totaal via de route van vervroegde vrijlating
uit detentie vrijgelaten, uitgesplitst naar het delict waarvoor zij
veroordeeld zijn?
Antwoord:
Gedetineerden veroordeeld voor zeden en ernstig geweld komen niet in aanmerking om eerder in vrijheid te worden gesteld.
Vanaf 1 maart 2024 tot aan 15 juli 2025 zijn er in totaal 3.650 personen enkele dagen (met een maximum van 5 dagen) vervroegd in vrijheid gesteld.
Sinds 15 juli 2025 is de Regeling tijdelijk verlaten inrichting (Rtvi) in werking getreden. Op 25 juli is gestart met maximaal 7 dagen. Per 18 augustus worden gedetineerden onder voorwaarden maximaal 14 dagen eerder heengezonden.
En als gevolg hiervan zijn er 386 gedetineerden (peildatum 1 september) eerder heengezonden. De delicten zijn in onderstaande tabel weergegeven in percentages. Het betreft hier de gegevens na invoering inwerkingtreding van de Rtvi. Bij alle onderstaande delicten is de opgelegde straf minder dan een jaar. Indien er sprake was van meerdere straffen is de straf opgeteld niet meer dan een jaar. Indien er sprake is van meerdere straffen of meerdere delicten in een uitspraak dan is het zwaarste delict gekozen.
Delictcategorie | Percentage |
---|---|
 |  |
Vermogensmisdrijven zonder geweld | 35,4 |
Geweldsmisdrijven (excl. seksuele misdrijven ) * | 14,3 |
Vernieling en openbare orde en gezag | 5,8 |
Overig Wetboek van Strafrecht | 0,8 |
Opiumwet | 13,1 |
Verkeer (misdr en overtr) | 17,3 |
Wet wapens en munitie | 3,0 |
Overig/Onbekend | 10,3 |
 |  |
Totaal | 100 |
Bij geweldsmisdrijven is ernstig geweld uitgesloten. Onder niet-ernstig geweld wordt onder andere begrepen bedreiging (WvS 285), niet zijnde 285B (stalking). Ook WvS 300 valt onder
niet-ernstig geweld (eenvoudige mishandeling).
De Wet Wapens en Munitie wordt met name toegepast op het voorhanden hebben van wapens, zoals vuurwapens of (verboden) messen. De wet is bedoeld om de samenleving te beschermen tegen de schade die wapens kunnen veroorzaken. Overtreding van de wet door het voorhanden hebben van een wapen leidt niet direct tot slachtoffers. Wanneer een wapen daadwerkelijk gebruikt wordt betreft het een geweldsmisdrijf in de zin van het Wetboek van Strafrecht. Onder overig vallen gedetineerden die niet veel voorkomende verblijfstitels hebben zoals subsidiaire hechtenis, Wet Terwee en strafbeschikking Wet OM-afdoening. Hieronder vallen ook gedetineerden die veroordeeld zijn voor overtreding van een wet die maar een enkele keer voor is gekomen zoals Wet Economische Delicten (WED) en overtreding van een APV.
Vraag (55):
Kunt u duidelijk aangeven wat de zinsnede âseksuele gerichtheidâ in
artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht inhoudt? Vallen hier ook
pedoseksualiteit en zoöfiliteit onder?
Antwoord:
Met de Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met
de invoering van het discriminatoir aspect als strafverzwaringsgrond
(initiatief-Timmermans/Bikker), die op 1 juli 2025 in werking trad, is
onder meer in artikel 137c, eerste lid, het begrip âhetero- of
homoseksuele gerichtheidâ vervangen door het begrip âseksuele
gerichtheidâ.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt verduidelijkt
dat de wijziging gericht is op modernisering van het taalgebruik, door
inclusiever te formuleren, zonder dat verandering in de strekking van
het begrip is beoogd.
De initiatiefnemers hebben aangegeven dat zij met het begrip âseksuele
gerichtheidâ hebben aangesloten bij het gewijzigde artikel 1 van de
Grondwet en de wetsgeschiedenis daarvan.Â
In die wetsgeschiedenis is verduidelijkt dat seksuele gerichtheid moet
worden gezien als een breed spectrum waarbinnen veel variatie mogelijk
is en niet moet worden vastgehouden aan vastomlijnde categorieën.
Bij seksuele gerichtheid gaat het om een gerichtheid op personen op
basis van het geslacht. Seksuele voorkeuren die, als daaraan in de
praktijk uitvoering wordt gegeven, op grond van de huidige wetgeving
strafbaar zijn, zoals het uiting geven aan zoöfilie, pedofilie en
necrofilie, blijven onverminderd strafbaar.
Vraag (56):
Gaat het mensbeeld van het strafrecht heden ten dage uit van een in
beginsel goed mens of het van nature kwade in de mens?
Antwoord:
De samenleving is voortdurend in beweging. En dat brengt mee dat er
nieuwe rechten en belangen ontstaan die door het strafrecht beschermd
moeten worden. Het strafrecht moet het hoofd kunnen bieden aan nieuwe
vormen van criminaliteit en een adequate bestrijding daarvan mogelijk
maken. Rechtsstatelijke eisen en strafrechtelijke beginselen (zoals het
legaliteitsbeginsel) vormen een belangrijk toetsingskader bij de
verandering van wetgeving. Wat betreft de vormgeving van strafbepalingen
zijn evenzeer grond- en mensenrechten van betekenis. Of een
ontwerpstrafbepaling daarmee in overeenstemming is, vormt steeds een
afzonderlijke toetssteen in het wetgevingsproces. Voor de beantwoording
van de gestelde vraag is van belang dat strafrechtelijke
aansprakelijkheid in concrete gevallen is gegrond op de vaststelling dat
iemand een strafbare gedraging heeft verricht waaraan diegene schuld
heeft, en niet is gebaseerd op een bepaald mensbeeld. Daarbij gelden als
belangrijke strafrechtelijke uitgangspunten geen straf zonder schuld,
het vermoeden van onschuld en het daaraan verwante in dubio pro
reo-beginsel (bij twijfel wordt beslist ten gunste van de verdachte).
Bij een strafrechtelijke veroordeling wordt de beslissing over de
straftoemeting bepaald door de ernst van het bewezenverklaarde feit, de
persoon van de verdachte en alle overige omstandigheden van het
geval.
Vraag (57):
Hoe vaak heeft de politie gebruikgemaakt van de sms-bom sinds
2020?
Antwoord:
De politie heeft laten weten dat het niet mogelijk is om de gevraagde
informatie uit de politiesystemen te krijgen binnen de gestelde termijn.
Ik zeg uw Kamer toe de beantwoording van deze vragen op te nemen bij de
beantwoording van de vragen over de ontwerpbegroting van 2026.
Vraag (58):
Wat zijn de totale gemiddelde kosten per gedetineerde in Nederland
gezien het gehele uitzitten van de opgelegde straf?
Antwoord:
In 2024 hebben gedetineerden gemiddeld 153 dagen in detentie gezeten.
Het gemiddeld aantal dagen dat gedetineerden eerder de gevangenis hebben
verlaten is kleiner dan één.
Kosten per gedetineerde (excl. PPC) zijn dan ca. âŹ72.000 (tegen de
kostprijs voor een reguliere gevangenisplek).
Â
Vraag (59):
Wat zijn de totale gemiddelde kosten per gedetineerde met een
migratieachtergrond gezien het gehele uitzitten van de opgelegde
straf?
Antwoord:
DJI legt alleen die gegevens vast die noodzakelijk voor de
tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen. Het registreren van een
migratieachtergrond draagt daar niet aan bij en wordt niet
geregistreerd. Het is daarom niet mogelijk om aan te geven wat de totale
gemiddelde kosten per gedetineerde met een migratieachtergrond
zijn.
Vraag (60):
Kunt u aangeven, graag uitgesplist per misdrijf, hoe vaak het de
afgelopen 10 jaar is voorgekomen dat een tbs'er tijdens verlof een
misdrijf pleegt?
Antwoord:
Pas sinds 2020 wordt bijgehouden hoe vaak aangifte is gedaan van een
strafbaar feit door een tbs-gestelde tijdens de behandeling. Er wordt
geen uitsplitsing gemaakt van de aangiftes of dit tijdens het verlof of
in de kliniek gebeurt.
Sinds 2020 schommelt het aantal aangiftes tussen de 98 keer en de 157
keer. In 2025 (peildatum 31-8) is 92 keer aangifte gedaan van een
vermeend strafbaar feit.
In hoeverre de rechter daadwerkelijk, op basis van de aangifte, een
strafbaar feit heeft vastgesteld, is niet bekend. Evenmin kan nu een
uitsplitsing per strafbaar feit worden gemaakt. Er vindt overleg plaats
met onder meer OM, Reclassering en zorgaanbieders over verbetering van
registratie van strafbare feiten.
Vraag (61):
Hoe waarschijnlijk is het dat de geamendeerde middelen voor
gevangeniswezen vanaf 2027 wel tot besteding kunnen komen, gelet op de
personeelstekorten? Is er een strategie om snel voldoende personeel te
werven?
Antwoord:
De geamendeerde middelen zijn met een kasschuif naar 2027, 2028 en 2029
verplaatst. Dit creëert tijd om te zorgen voor voldoende fysieke
capaciteit en personeel om deze middelen te besteden en extra capaciteit
te creëren.
DJI verkent of met de geamendeerde middelen een detentieboot kan worden
ingezet om extra capaciteit te creëren. Als dit haalbaar blijkt te zijn,
zal DJI voor die locatie een gerichte wervingsstrategie ontwikkelen. DJI
heeft de afgelopen periode veel extra aandacht gestopt in de werving en
behoud van personeel en zal dit blijven doen.
Vraag (62):
Waarom kan in 2025 slechts een start gemaakt worden met besteding van de
femicidemiddelen uit het amendement-Mutluer c.s.? En wat houdt die start
precies in? Waar worden de doorgeschoven middelen aan besteed?
Antwoord:
Het is niet goed mogelijk en niet wenselijk om deze middelen (10 miljoen
euro) geheel in het lopende begrotingsjaar effectief en doelmatig te
besteden aan initiatieven die bijdragen aan
het bestrijden van femicide. Alle maatregelen, het versterken van het
OM, investeren in de deskundigheid bij politie, ontwikkelen van de
Femicidemonitor, en het ondersteunen van gemeenten bij de lokale aanpak,
als inzetten op bewustwording vragen om een meerjarige besteding om
effectief te zijn. Daarom is ervoor gekozen deze middelen te besteden in
de periode 2025-2028 aan bovengenoemde doelen.
Vraag (63):
Waar wordt/is de 3,9 miljoen euro uit het amendement-Ellian die niet
naar latere jaren wordt doorgeschoven, dit jaar aan besteed?
Antwoord:
Met deze middelen is extra tijdelijk capaciteit in de PI Haaglanden
gerealiseerd. Het gaat om 27 plekken.
De resterende middelen zijn besteed aan het verkennen van de
mogelijkheden van alternatieven voor nieuwe locaties waaronder de PI
Almere.
Vraag (64):
Wat was de oorspronkelijke bestemming van de 25 miljoen euro uit het
ondermijningsbudget die nu aan de heropening van Justitiële
Jeugdinrichting (JJI) Harreveld wordt besteed? Zijn er projecten op het
gebied van de aanpak van ondermijning die hierdoor geen doorgang
vinden?
Antwoord:
De ⏠25 mln. die vanuit het ondermijningsbudget in 2025 wordt besteed
aan de heropening van Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Harreveld betreft
onderuitputting. De onderuitputting is mede veroorzaakt door de
teruggave van de niet-bestede bijzondere bijdrage politie voor
ondermijning 2024, krapte op de arbeidsmarkt en vertraagde behandeling
van wetsvoorstellen (strafrechtelijke aanpak en kroongetuigenregeling)
waardoor gereserveerde middelen voor de uitvoering van de
wetsvoorstellen niet zijn besteed.
Er zijn geen projecten op het gebied van de aanpak van ondermijning die
door deze inzet voor JJI Harreveld geen doorgang vinden.
Vraag (65):
Wat kan de samenleving in 2025 al merken van het aanvullende bedrag dat
de minister van Justitie en Veiligheid (JenV) in 2025 voor weerbaarheid
heeft vrijgemaakt?
Antwoord:
De minister stelt in 2025 in totaal aanvullend 10 miljoen euro
beschikbaar voor een publiekscampagne en voor lokale en regionale
weerbaarheid. Met het oog op het versterken van zelf- en
samenredzaamheid en bewustwording over dreigingen bij langdurige uitval
van voorzieningen, wordt hiervan in 2025 5 miljoen beschikbaar gesteld
voor de start van de meerjarige publiekscampagne Denk vooruit, inclusief
een huis-aan-huis publicatie die vanaf eind november bij ruim 8,5
miljoen adressen wordt bezorgd. De campagne wordt uitgevoerd in
samenwerking met departementen, veiligheidsregioâs, gemeenten, private
partijen, kennisinstellingen en maatschappelijke partners voor optimaal
bereik en activatie van de samenleving. Daarnaast wordt 5 miljoen
beschikbaar gesteld voor de versterking van lokale en regionale
weerbaarheid waaronder pilots voor de stapsgewijze ontwikkeling van een
landelijk netwerk noodsteunpunten door veiligheidsregioâs met inliggende
gemeenten. Over de precieze aanwending van deze middelen worden
momenteel bestuurlijke afspraken gemaakt met het Veiligheidsberaad en de
VNG.
Vraag (66):
Kan nader worden toegelicht waar de 2 miljoen euro extra in 2025 die
beschikbaar is gesteld via een kasschuif, precies aan wordt uitgegeven
in het kader van weerbaarheid?
Antwoord:
Dit bedrag wordt in 2025 aangewend voor communicatie-uitingen richting
de samenleving, zoals de publiekscampagne Denk vooruit en de
huis-aan-huispublicatie.
Vraag (67):
Kan nader worden toegelicht hoe de 20 miljoen euro van het
amendement-Ellian voor het inrichten van licht beveiligde plekken wordt
uitgegeven in 2025 tot en met 2029?
Antwoord:
Met de middelen uit het amendement Ellian worden extra licht beveiligde
plekken voor zelfmelders met een korte straf gerealiseerd in de periode
2025-2029.
Het gaat hierbij om een sober regime, met beperkt dagprogramma, dat enkel geschikt is voor korte straffen. Ook worden in 2025 de verkenning naar alternatieve
locaties (o.a. Almere) met deze bemiddelen betaald. In totaal 2025 wordt 3.9 mln besteed.
In de volgende voortgangsbrieven wordt concreter gerapporteerd over
de exacte besteding van deze middelen.
Vraag (68):
Kunt u aangeven waar de 31,9 miljoen euro aan bijzondere bijdragen
besteed zou worden als er geen arbeidsmarktproblematiek bij de politie
was? Zijn er taken of processen die hierdoor geen doorgang kunnen
vinden?
Antwoord:
In onderstaande tabel is een opgesplitste weergave opgenomen voor welke
bijzondere bijdragen de middelen zijn teruggevorderd. Met name betreft
het de bijdragen met een structureel karakter, waarvan het aantal fte's
in 2024 nog niet volledig ingericht konden worden. In 2024 is er daarmee
voor de betreffende taken minder capaciteit ingezet dan was begroot. Dit
geld kan niet meer voor dat jaar tot besteding worden gebracht.
Â
Bijzondere bijdrage | Bedrag |
---|---|
(x ⏠1.000) | |
Totaal | 31.869 |
Ondermijningsmiddelen | 27.993 |
Aanpak criminele geldstromen | 1.787 |
AI/datascience/realtime intelligence | 3.040 |
BOTOC NSOC | 5.562 |
Dienst Landelijke Recherche | 1.481 |
HARP | 1.036 |
Informatiedeling | 3.820 |
Interceptie | 4.267 |
Lachgas | 5.119 |
Mainports | 770 |
Preventie agenten in de wijk | 1.106 |
Versterken internationale aanpak ondermijning | 5 |
Overig | 3.876 |
Detentie Intelligence Unit | 639 |
Individuele beoordeling slachtoffers | 2.003 |
Mirror | 1.234 |
Vraag (69):
Hoe kan het dat de liquiditeitspositie van de Raad voor Rechtsbijstand
ruim 70 miljoen euro hoger is dan is toegestaan?
Antwoord:
De hogere liquiditeitspositie bij de Raad voor Rechtsbijstand
(verhouding tussen kortlopende bezittingen en kortlopende schulden) komt
door een combinatie van factoren. Er speelt een tijdelijk verschil in
inkomsten en uitgaven en de timing van ontvangsten en betalingen, dit is
van tijdelijke aard. De belangrijkste oorzaak is dat er in voorgaande
jaren middelen zijn vrijgemaakt voor specifieke doeleinden, zoals o.a.
de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie van der Meer. Deze
uitvoering kent een ingroeipad waarbij betalingen pas plaatsvinden bij
declaratie, nadat een zaak is afgerond. Dit betekent dat de betalingen
later plaatsvinden dan bij de aanvraag van toevoegingen.
Â
Vraag (70):
Bij welke ondermijningsprojecten wordt verwacht dat de kosten niet meer
worden gerealiseerd, wat is daarvan de reden en wat zijn daarvan de
gevolgen?
Antwoord:
De politie heeft voor de aanpak van ondermijning grotendeels structurele
middelen ontvangen in de vorm van bijzondere bijdragen. Een deel van de
middelen is aangewend om de personele capaciteit te vergroten. Alle
aanpakken zijn gestart, maar daar waar de invulling om diverse redenen,
zoals vertraging in de werving, niet geheel is gerealiseerd in 2024,
leidt dit tot een onderbesteding en zijn deze middelen conform de
afspraken geretourneerd. Dit heeft ook een vertragingseffect op de
invulling van de beoogde extra activiteiten. Â
In 2025 gaat de politie verder met de invulling van de capaciteit. In de
jaarverantwoording 2025 wordt duidelijk in welke mate de capaciteit
verder is ingevuld.
Â
Vraag (71):
Wie moest mandaat voor de uitvoering van de implementatie van de
e-Justice-verordening verlenen en kan nader worden toegelicht waardoor
er vertraging is opgelopen?
Antwoord:
Vanwege de grote hoeveelheid stakeholders, die zijn betrokken en de
samenhang met andere digitaliseringsopgaven, is voor de implementatie
mandaat gevraagd aan de bestuursraad van het ministerie van Justitie en
Veiligheid. Er is mandaat verleend voor een programma, waarin alle
stakeholders participeren. De samenwerking tussen deze partijen verloopt
tot nu toe succesvol en er wordt gewerkt aan gedegen impactanalyses. Met
de tijd die nodig was om het e-Justiceprogramma vorm te geven zijn
middelen op een later moment aangewend dan oorspronkelijk beoogd
waardoor financiële middelen à 5,4 miljoen zijn doorgeschoven vanuit
2025 naar 2027 tot en met 2030 in vier gelijke delen.
De implementatie van de e-Justiceverordening zelf, verloopt volgens
schema en wordt, zoals het zich nu laat aanzien, tijdig afgerond.
Â
Vraag (72):
Welk amendement wordt bedoeld en hoe groot is het tekort dat de huidige
raming laat zien op het budget voor schadeloosstellingen en kan nader
worden toegelicht hoe dit tekort tot stand is gekomen?
Antwoord:
Het bedoelde amendement is het amendement Mutluer c.s. (36 600 VI, nr.
61), dat de aanzet tot financiering beoogt van het Plan van aanpak âStop
femicideâ. Dit plan is bedoeld om femicide en geweld tegen vrouwen en
meisjes te voorkomen. Voor de uitvoering van het amendement is een
bedrag van 10 miljoen euro vrijgemaakt ten laste van artikel 33 van de
begroting van Justitie en Veiligheid, op het onderdeel
schadeloosstellingen. De uitgaven op dit onderdeel zijn moeilijk te
ramen voor het ministerie en vertonen schommelingen per jaar. Dit hangt
samen met het karakter van deze uitgaven: het gaat hier om vastgestelde
vergoedingen aan verdachten, vergoedingen aan gedetineerden op basis van
een beslissing van de beklagcommissie en tenslotte om schikkingen en
veroordelingen door de burgerlijke rechter op basis van schadeclaims
door onrechtmatig overheidsoptreden, waaronder ook tegemoetkomingen in
onkosten kunnen vallen.
Op dit moment verwacht het ministerie voor het geheel van deze uitgaven
een tegenvaller van 32 miljoen euro.
Vraag (73):
Zijn er programmaâs of is er beleid of wetgeving waar nu vertraging
plaatsvindt doordat er 25 miljoen euro uit het ondermijningsbudget via
een kasschuif naar 2028 tot en met 2030 is ingezet voor dekking van JJI
Harreveld en waarom is er zoveel onderuitputting op het
ondermijningsbudget?
Antwoord:
Nee, de inzet van ⏠25 miljoen voor de dekking van JJI Harreveld zorgt
niet tot vertraging op programmaâs, beleid of wetgeving. Het betreft
onderuitputting in 2025 die mede veroorzaakt is door de teruggave van de
niet-bestede bijzondere bijdrage politie voor ondermijning 2024, krapte
op de arbeidsmarkt en vertraagde behandeling van wetsvoorstellen
waardoor gereserveerde middelen voor de uitvoering van de
wetsvoorstellen niet zijn besteed.
Â
Vraag (74):
Kan de laatste stand van zaken worden gegeven over de inwerkingtreding
van het amendement-Ellian over de eigen bijdrage in de forensische
zorg?
Antwoord:
Tijdens de begrotingbehandeling in november 2024 heeft lid Ellian (VVD)
een amendement ingediend over het snel herinvoeren van de eigen bijdrage
voor het verblijf in de forensische zorg. Het amendement is aangenomen.
Na overleg met onder meer de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), een
vertegenwoordiging van de forensische zorgaanbieders en het ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zijn dit voorjaar het CAK en het
Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) gevraagd om een impactanalyse
uit te voeren voor het innen van de eigen bijdrage. Het doel van deze
impactanalyses is om te kunnen beoordelen op welke manier doelmatig en
proportioneel uitvoering kan worden gegeven aan de inning van een eigen
bijdrage voor het verblijf in de forensische zorg.
De impactanalyse van het CAK is nagenoeg afgerond. Een eerste indruk van
deze impactanalyse is dat de verwachte opbrengsten relatief beperkt zijn
in verhouding tot de verwachte kosten voor de inning van de eigen
bijdrage. De impactanalyse van het CJIB volgt later dit jaar. Via de
eerstvolgende voortgangsbrief forensische zorg wordt de Tweede Kamer
geĂŻnformeerd over de voortgang van het proces, de uitkomsten van beide
impactanalyses en het overwegen van eventuele alternatieven voor de
invoering van de eigen bijdrage voor het verblijf in de forensische
zorg.
Â
Vraag (75):
Waaruit bestaat de onderuitputting bij het ministerie van JenV van 32
miljoen euro?
Antwoord:
De onderuitputting bij JenV van 32 miljoen euro voor 2025 bestaat uit
het saldo van mee- en tegenvallers: een meevaller van 70,8 miljoen euro
op de ontvangsten bij de Raad voor de Rechtsbijstand, een meevaller bij
0,9 miljoen euro bij de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen, een
tegenvaller op de schadeloosstellingen van 32 miljoen euro en een
tegenvaller bij het CJIB op de proceskosten van 7,6 miljoen euro.
Â
Vraag (76):
Wat is er gebeurd met de onderuitputting van 32 miljoen euro op het
ministerie van JenV?
Antwoord:
De onderuitputting van 32 miljoen euro voor 2025 op de JenV-begroting is
onderdeel van de in de miljoenennota 2026 gemelde onderuitputting voor
2025 van 264 miljoen en is ingezet ten behoeve van het Rijksbrede
uitgavenbeeld.
Â