Concept verslag Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2413 (RED III) wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft
Verslag van een wetgevingsoverleg
Nummer: 2025D42427, datum: 2025-09-29, bijgewerkt: 2025-09-30 11:32, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-09-29 18:30: Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2413 (RED III) wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2413 (RED III) wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 29 september 2025 overleg gevoerd met de heer Aartsen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, over:
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de accijns in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad (36766);
de brief van de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 4 september 2025 inzake antwoorden op vragen commissie over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energie vervoer en het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/2413 (RED III)(Kamerstuk 32813-1518) (32813, nr. 1532).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en
Waterstaat,
Peter de Groot
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en
Waterstaat,
Schukkink
Voorzitter: Veltman
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bamenga, Boutkan, Van Groningen, Pierik, Thijssen en Veltman,
en de heer Aartsen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Aanvang 18.31 uur.
De voorzitter:
Goedenavond, dames en heren. Bij dezen open ik de vergadering over de
implementatie van RED III, de wijziging van de Wet milieubeheer en een
besluit. Hartelijk welkom allemaal. Welkom aan iedereen op de publieke
tribune en de mensen die online meekijken. Aan mijn rechterzijde zit
staatssecretaris Aartsen. Aan mijn linkerzijde zitten de leden van de
Tweede Kamer. Ook u allen van harte welkom. Ik begrijp dat er nog een
paar mensen moeten komen. Zij zullen zo binnendruppelen. In ieder geval
zitten aan mijn linkerzijde de heer Bamenga van D66, de heer Pierik van
BBB en de heer Boutkan van de PVV. U heeft allemaal tien minuten
spreektijd. We spreken af dat er vier interrupties per persoon mogelijk
zijn. Dat geldt in ieder geval in de eerste termijn. Wij gaan beginnen
met de heer Bamenga. Ga uw gang.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. D66 steunt deze wetswijziging, die past binnen
de bredere uitvoering van de herziene Europese richtlijn voor
hernieuwbare energie. De scherpere doelen voor hernieuwbare energie in
vervoer en de beoogde broeikasgasreductie zorgen voor meer duidelijkheid
en samenhang in het beleid. Met deze wet zetten we een stap richting een
sterker en effectiever systeem dat beter aansluit bij echte
emissiereductie. Dankzij de sectorspecifieke eisen kunnen we gerichter
sturen en alle sectoren verduurzamen, zonder dat een sector onevenredig
zwaar wordt belast. Voor D66 is het belangrijk dat de uitvoering
transparant en praktisch blijft. Het schrappen van dubbeltellingen en
extra stimuleringsfactoren helpt daarbij. Zo houden we het speelveld
eerlijk en voorkomen we verstoringen in de markt. Kortom, deze wet helpt
om Europese afspraken op een geloofwaardige en effectieve manier waar te
maken. Wat D66 betreft is het onmisbaar voor het halen van onze
nationale en Europese klimaatdoelen.
Voorzitter. We kunnen hier vandaag laten zien dat Nederland niet alleen
woorden heeft, maar ook daden. We kunnen laten zien dat we Europese
afspraken serieus nemen en kiezen voor beleid dat werkt voor bedrijven,
voor mensen en voor een schoner vervoerssysteem, zonder onnodige regels
maar mét duidelijkheid. Zo maken we niet alleen ambities waar, maar
zorgen we er ook voor dat de uitvoering haalbaar en eerlijk is. Voor
bedrijven die investeren in de productie of verwerking van duurzame
biobrandstof is één factor cruciaal: beleidszekerheid op de lange
termijn. Zonder duidelijkheid over de doelstellingen en
stimuleringsmechanismen na 2030 is het voor veel ondernemers onmogelijk
om een sluitende businesscase te maken. Heel veel bedrijven vragen
hierom. De Nederlandse Vereniging voor Duurzame Biobrandstoffen, waar
Shell onderdeel van is, vroeg hierom, net als MVO Nederland en de
Nederlandse Biodiesel uit Afvalalliantie. Neem bijvoorbeeld bedrijven
die willen investeren in installaties voor het opwerken van afval- en
reststromen tot biobrandstoffen. Zulke installaties vergen vaak
miljoenen aan investeringen, met terugverdientijden die snel oplopen van
tien tot vijftien jaar. Als de markt na 2030 onzeker is, wordt
investeren vandaag de dag gewoonweg te risicovol. De RED II-richtlijn
heeft tot nu toe een stevige basis geboden. Zonder duidelijke normen tot
2040 riskeren we dat projecten worden uitgesteld of stilvallen, terwijl
we juist duidelijkheid moeten geven, zodat bedrijven hun bijdrage kunnen
leveren aan het halen van de klimaatdoelen.
Voorzitter. Is de staatssecretaris bereid om zo snel mogelijk
duidelijkheid te geven over een bindende bijmengverplichting tot en met
2040? Bedrijven die nu investeren in duurzame brandstoffen kunnen dan
rekenen op de langetermijnzekerheid die daarvoor noodzakelijk is.
Voorzitter. D66 onderschrijft het belang van de borging van de
duurzaamheid binnen de bijmengverplichting. De implementatie van RED II,
en straks RED III, stelt stevige eisen aan biomassa op het gebied van
certificering en controle. Toch constateren we dat een aanzienlijk deel
van de ingeboekte hernieuwbare brandstofeenheden afkomstig is van de
categorie "overig", waarvan de herkomst en duurzaamheid vaak minder
transparant zijn dan bij de hoofdstromen.
Voorzitter. De Nederlandse Emissieautoriteit heeft in de
uitvoeringstoets aangegeven dat de categorie "overig" een potentieel
verhoogd frauderisico kent. De Nederlandse Emissieautoriteit heeft
voorgesteld deze categorie helemaal te schrappen om misbruik te
voorkomen. Waarom heeft de staatssecretaris deze duidelijke suggestie om
deze categorie te schrappen niet overgenomen? Duidelijkheid hierover is
cruciaal voor een geloofwaardige rapportage en klimaatimpact.
Voorzitter. D66 vindt het van groot belang dat de duurzaamheideisen
binnen RED III niet alleen op papier bestaan, maar ook daadwerkelijk
worden nageleefd. Dat vereist een stevige inzet en samenwerking tussen
nationale toezichthouders. Nu de markt voor hernieuwbare brandstoffen
steeds internationaler wordt en biobrandstoffen vaak uit andere
EU-lidstaten worden geïmporteerd, is het van essentieel belang dat
toezichthouders in alle lidstaten beschikken over de capaciteit én de
bevoegdheden om effectieve controle uit te oefenen. Toezichthouders
spelen een sleutelrol in waarborgen en naleven door inspecties uit te
voeren, certificeringssystemen te controleren op betrouwbaarheid en
actief informatie uit te wisselen over risico's, fraudegevallen en
onregelmatigheden. Een zwakke schakel elders in Europa kan namelijk
direct effect hebben op de betrouwbaarheid van onze eigen gegevens en op
het vertrouwen in het systeem. We lezen dat de minister zich in Europa
wil inzetten voor duidelijke afspraken tussen de toezichthouders over
samenwerking, onderlinge afstemming en werkwijze, en bovenal over
tijdige en volledige uitwisseling van feitelijke informatie. De vraag
aan de staatssecretaris is wat de stand van zaken is. Komen er nieuwe
bevoegdheden en/of mogelijkheden? Kijkt het kabinet ook naar verbetering
in toezicht buiten Europa? Geloofwaardige certificering is essentieel,
niet alleen voor het klimaat, maar ook voor het vertrouwen van bedrijven
en consumenten in het systeem.
Voorzitter. Het veld vraagt om tempo en snelle implementatie, en
terecht. Tientallen bedrijven, brancheorganisaties en ketenpartijen
hebben zich al gemeld via consultaties en e-mails voor
langetermijnzekerheid. Laten we daarnaar luisteren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u, meneer Bamenga. Er zijn wat vragen van collega-Kamerleden. Ze
hebben nu ruzie om wie het eerst de vraag mag stellen. De heer
Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Zo kennen we D66 weer: dat geloof in dat heilloze staatje Brussel. Ik
laat richting de camera even een artikel zien. "Rotterdamse haven in
crisis: bedrijven, groene investeerders en banen stromen weg. De
Rotterdamse haven moest koploper in duurzaamheid worden. Groene stroom,
elektrische trucks, overal schone waterstof. Talloze groene — en nou
komt ie — vergezichten werden in het buitenland verkocht." Maar een voor
een vallen ze om of worden ze geschrapt, omdat er gewoon geen heil in
zit. Snapt D66 dat nú actie nodig is, niet alleen vanuit Nederland, maar
ook vanuit Brussel? Snapt D66 dat we verder moeten kijken dan de neus
van Brussel lang is?
De heer Bamenga (D66):
Een aparte vraag. Uiteraard gaat het erom dat we nu actie ondernemen. Ik
heb in mijn bijdrage laten zien dat het voor ons heel belangrijk is dat
wij consistent zijn in het hetgeen wij willen doen om de klimaatdoelen
te halen. Fijn dat dit ook is overgekomen bij de heer Boutkan. Juist aan
ondernemers en aan iedere partij die hierin iets kan betekenen, willen
wij zekerheid bieden over wat zij kunnen verwachten van de overheid. Dat
is volgens mij wat wij hier als partij willen doen.
De voorzitter:
Dit roept een vervolgvraag op bij de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Dat "wij", zoals D66 dat zegt, hebben wij nodig in Nederland. Door het
wij-gevoel van Europa verliezen wij onze mondiale markt, want de
regelgeving gaat straks in januari niet gelijktijdig in. We beginnen dus
al met een achterstand. De vraag is hoe we dat oplossen. Als we in dit
land maar blijven vasthouden aan achterhaalde technieken, terwijl ze aan
de andere kant van de wereld al veel verder zijn, verliezen we de
strijd. Dat is jaren geleden al ingezet. De vraag is hoe D66 deze
crisis, die nú hier is, gaat oplossen.
De heer Bamenga (D66):
Zoals ik al eerder zei, zijn wij er voorstander van om flink in te
zetten op de klimaatdoelen die bereikt moeten worden. Dat betekent dat
wij er nu alles aan moeten doen om ze mogelijk te maken. Wat ons betreft
is het fantastisch als de richtlijn zo snel mogelijk wordt ingevoerd,
zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Volgens mij moeten we dit zo
veel mogelijk in gezamenlijkheid doen. Europa is denk ik heel erg
belangrijk voor het creëren van een gelijk speelveld. Als dat betekent
dat er een partij is of er partijen zijn die veel verder willen gaan,
dan vinden wij het heel goed dat zij dat doen. Dat is hoe wij er als D66
in staan.
De voorzitter:
Volgens mij was er ook nog een vraag van de heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Aan de ene kant hebben wij waardering voor de inzet van D66 en voor het
feit dat D66 zegt dat wijzigingen zo snel mogelijk moeten worden
ingevoerd. Aan de andere kant — de heer Boutkan gaf het ook al aan —
zijn er bedrijven die de brief van 18 september gelezen hebben en nu
bezig zijn om zich op allerlei manieren voor te bereiden op de
wijzigingen op commercieel of administratief gebied. Mijn vraag is: hoe
gaat D66 ervoor zorgen dat die bedrijven, die het momenteel al zo
moeilijk hebben, niet omvallen?
De heer Bamenga (D66):
Wij vinden het als partij heel belangrijk dat bedrijven die de transitie
naar duurzaamheid willen maken daadwerkelijk volop gefaciliteerd worden.
In de afgelopen periode hebben we veel te vaak gezien dat bedrijven die
aan het verduurzamen zijn uiteindelijk omvallen, om welke reden dan ook.
Dat doet ons in ieder geval heel veel pijn, dus dat moeten we absoluut
zien te voorkomen. Wij moeten ervoor zorgen dat dit zo min mogelijk
gebeurt en dat zo veel mogelijk ondernemers, organisaties en noem maar
op ook echt die transitie kunnen maken.
Bij de een gaat de verduurzaming wat sneller dan bij de ander. Maar je
hoort vaak dat het ook gaat om de zekerheid die we wel of niet kunnen
bieden aan organisaties, en dat het ook gaat om het faciliteren door
middel van regels die we opstellen. Die regels moeten in het voordeel
zijn van deze organisaties, waardoor zij zich verder kunnen ontwikkelen
en verder kunnen verduurzamen. Daar moeten wij, denk ik, heel goed naar
kijken.
De heer Pierik (BBB):
Dank voor het antwoord. Goed om te horen dat D66 het bedrijfsleven wil
faciliteren om het allemaal te kunnen meemaken. Maar onderschrijft D66
ook dat het investeringsklimaat in Nederland eigenlijk behoorlijk
achteruit aan het hollen is en dat er dus misschien iets extra gedaan
moet worden om deze bedrijven te faciliteren? De heer Bamenga zegt dat
we die bedrijven administratief moeten ondersteunen, maar ik zou graag
iets meer inkleuring willen zien van de wijze waarop het bedrijfsleven
volgens D66 gefaciliteerd zou moeten worden om het allemaal te kunnen
meemaken.
De heer Bamenga (D66):
Ik denk dat het creëren van een goed investeringsklimaat heel erg
belangrijk is. Onze partij wil dat altijd daadwerkelijk doen. Ik kom
zelf uit Eindhoven, dus ik weet hoe belangrijk het is dat er een goed
investeringsklimaat is voor de bedrijven die internationaal opereren,
veel talent hier naartoe brengen en heel mooie producten maken, het
liefst zo duurzaam mogelijk, niet alleen in Eindhoven, maar bijvoorbeeld
ook in Helmond, de automotive-bedrijven. Dat zijn bedrijven naar mijn
hart, die er in ieder geval voor zorgen dat wij beter voorbereid zijn op
de toekomst.
Het creëren van een goed investeringsklimaat is precies waar wij voor
staan. In dat kader moet je iedere keer specifiek kijken naar wat er
nodig is. Daarom vind ik het voorstel goed, want dat zorgt er in ieder
geval voor dat niet één sector onevenredig hard of zwaar belast wordt,
maar dat alle sectoren moeten verduurzamen. Er zijn natuurlijk
verschillende manieren om dat te doen. Ik denk dat wij absoluut moeten
inzetten op die verschillende manieren, afhankelijk van de sector.
De voorzitter:
De heer Pierik heeft nog een vraag, maar misschien kunnen de antwoorden
iets korter.
De heer Pierik (BBB):
De vraag zal ik in ieder geval heel kort houden. Ik wil graag weten hoe
belangrijk D66 het vindt dat er voor deze bedrijven een gelijk speelveld
ontstaat. In Duitsland zijn er voor bedrijven totaal andere
randvoorwaarden dan in Nederland, waardoor je eigenlijk een ongelijke
concurrentie krijgt.
De heer Bamenga (D66):
Een gelijk speelveld is belangrijk. Ik zou eerder zeggen: zo veel als
mogelijk. Op het moment dat de ontwikkelingen in de Nederlandse
bedrijven veel sneller gaan dan in bijvoorbeeld de rest van Europa,
zouden naar mijn mening de achterblijvers gestimuleerd moeten worden en
zouden we degenen die veel sneller gaan vooral hun gang moeten laten
gaan. Dat is in ieder geval hoe wij erin staan.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk nog even naar mevrouw Van Groningen van de VVD die
vlak na aanvang van het debat is binnengekomen. En ik heet de heer
Thijssen van GroenLinks-PvdA ook meteen van harte welkom. Ik meen dat u
nog een interruptie had voor de heer Bamenga, mevrouw Van
Groningen.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Eigenlijk is mijn vraag al een beetje gesteld. De vraag ging over het
gelijke speelveld. U gaf in uw betoog aan dat u alles wilt doen om die
klimaatdoelen te halen; u vindt dat heel belangrijk. Voor de VVD staat
de economie juist op één. De voorgaande sprekers kaartten ook al een
aantal dingen aan die niet goed gaan in dat gelijke speelveld. Ik noem
ze maar even: België start bijvoorbeeld niet 1 januari 2026 en bio-LNG
mag hier niet vanuit de massabalanssystematiek en tanken is al goedkoper
in de buurlanden. U zegt: zo veel mogelijk een gelijk speelveld creëren.
Mijn concrete vraag is dan: wat gaat u dan doen? Wat zijn de maatregelen
vanuit D66 om in te zetten op dat gelijke speelveld? En dan dus niet: zo
veel mogelijk.
De heer Bamenga (D66):
Wel zo veel mogelijk, want dat is mijn taal, dat is waar D66 voor staat.
Dat is het verschil tussen D66 en de VVD. De VVD geeft aan dat economie
op één staat. Voor ons is economie zeer belangrijk, maar niet ten koste
van het klimaat, want als we geen klimaat meer hebben, hebben we ook
geen economie meer. Die twee zullen dus wel samen moeten gaan. Dat
vinden wij belangrijk en dat is het onderscheid tussen D66 en de VVD.
Zeker.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord graag aan de heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Dank u wel, voorzitter. BBB ziet de verduurzaming van vervoer en
mobiliteit als een belangrijke opgave. Maar verduurzaming kan alleen
slagen als deze haalbaar en betaalbaar is, als ondernemers het kunnen
uitvoeren en als er een gelijk speelveld is met de landen om ons heen.
Daar draait het om voor de BBB: niet om grootse ambities, maar om
draagvlak in de praktijk en haalbaarheid en betaalbaarheid. Vandaag
bespreken we een wet die diep ingrijpt op de transportsector en de
binnenvaart, maar ook op de zeevaart en de landbouw. De kern van dit
voorstel is dat we overstappen van oude hernieuwbare brandstofeenheden
naar een systeem van emissiereductie-eenheden, gebaseerd op
CO2. Daarmee gaan we sturen op de totale uitvoer van
broeikasgassen in de hele keten, van bron tot eindgebruik. Dat klinkt
logisch en doelgericht. Zo doen ze dat ook in Duitsland. Het reduceren
van CO2-uitstoot is voor de BBB ook cruciaal, maar we moeten
dat natuurlijk wel robuust en eerlijk organiseren.
Voorzitter. Nederland is een klein land in een grote energiemarkt. Onze
havens en logistiek spelen een indrukwekkende rol in de internationale
concurrentie. Daarom is het cruciaal dat wij geen koploper in de regels
worden, maar samen optrekken met onze buurlanden. We lezen dat België de
afgesproken implementatiedatum uit het memorandum of understanding niet
haalt. Dat betekent dat Nederland straks eerder en strenger regels
toepast dan de zuiderburen. Voor de binnenvaart en de zeevaart kan dat
heel concreet leiden tot tanktoerisme en tot het wegvloeien van
bunkervolumes naar Antwerpen. Dat raakt niet alleen de grote havens,
maar ook talloze bedrijven in de regio die van deze goederenstromen
afhankelijk zijn.
Hetzelfde speelt bij het Europese emissiehandelssysteem voor
gebouwgebonden emissies. Als Duitsland of België de binnenvaart buiten
dit systeem houdt, betalen Nederlandse schippers hogere lasten dan hun
concurrenten net over de grens. Dat is funest voor het bedrijfsleven.
Vandaar dat ik de volgende vragen aan de staatssecretaris heb. Hoe wordt
concreet voorkomen dat Nederlandse bedrijven de rekening gaan betalen
voor het feit dat België en Duitsland achterblijven? Welke mitigerende
maatregelen liggen er klaar? En wat de zeevaart betreft: waarom kiest de
staatssecretaris ervoor om Annex IX-B-brandstoffen, zoals frituurolie,
in de zeevaart structureel uit te sluiten, terwijl de buurlanden
hierdoor een concurrentievoordeel hebben? Het vergroot eveneens het
risico op weglek. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de
fraudegevoeligheid van deze brandstoffen?
Voorzitter. Ondernemers moeten kunnen vertrouwen op voorspelbare regels.
Maar wat zien we? De concept-ministeriële regeling ter voorbereiding van
de invoering van RED III verscheen pas 18 september. Dat is veel te
laat. Bedrijven hebben nauwelijks de tijd gehad om zich organisatorisch,
administratief en commercieel voor te bereiden. We spreken mkb'ers die
nu al verdrinken in de verplichte rapportages, certificaten en
administratieve lasten. BBB vindt dat de bedrijven hierdoor niet mogen
omvallen. Daarom pleiten we voor een zachte landing in 2026. Dat
betekent geen harde sancties in het eerste jaar, maar begeleiding en
proportionaliteit. Bedrijven die hun best doen, moeten geholpen worden
en niet worden gestraft omdat de ICT hapert of omdat certificeringen nog
niet soepel lopen. Is de staatssecretaris bereid die zachte landing
expliciet te garanderen?
Voorzitter. Een ander groot punt is de betaalbaarheid. In de beginjaren
zullen hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong schaars
zijn. We weten allemaal wat dat betekent: een krappe markt, oplopende
prijzen en een rekening die terechtkomt bij transportbedrijven en het
mkb. BBB mist een duidelijke analyse van de risico's van deze schaarste
wat betreft de betaalbaarheid. Juist daarom kiest de BBB voor een
geleidelijke groeiopgave.
Daarnaast zien we dat Nederland zichzelf onnodige beperkingen oplegt. De
Europese richtlijn staat massabalans gewoon toe. Buurlanden, zoals
Duitsland en Frankrijk, passen die toe, maar Nederland kiest ervoor om
dit transport te blokkeren. Voor de BBB is dit echt onbegrijpelijk. Met
één beleidsaanpassing kunnen in één klap 1.500 vrachtwagens op vloeibaar
aardgas gaan rijden en 36 tankstations gaan vergroenen. Boeren kunnen
bovendien een nieuw verdienmodel krijgen door mestvergisting en bio-lng.
Dat is cruciaal, dat is praktisch en dat past bij de regio's waar de BBB
voor staat. Daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris.
Waarom kiest Nederland ervoor om een nationale kop op te leggen door de
massabalans in transport te blokkeren? Is de staatssecretaris bereid om
dit alsnog recht te zetten? Hoe denkt de staatssecretaris de zeevaart op
bio-lng te krijgen als de massabalans niet wordt ingevoerd?
Voorzitter. Dan nog even over waterstof als brandstof. We zien dat de
raffinageroute om diesel te ontzwavelen helpt om de doelstelling voor
hernieuwbare energie dichterbij te brengen. Vooral voor de
transportsector is het echter cruciaal om ook direct-useroutes stevig op
de kaart te zetten, om de benodigde kritische massa te krijgen en om
deze route vlot te trekken. Wat de BBB betreft moet de implementatie van
RED III een subdoel worden van 2 petajoule, om het directe gebruik van
groene waterstof op land mogelijk te maken. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is: hoe wil hij het gebruik van groene waterstof
stimuleren en het directe gebruik in de transportsector vlot
trekken?
Voorzitter. Er zijn signalen dat er in de havenregio Amsterdam,
Rotterdam en Antwerpen goedkope T1-bunkerleveringen van biobrandstoffen
uit China plaatsvinden. Deze brandstoffen tellen mee voor de Europese
doelstellingen, maar vallen niet onder de EU-invoerrechten en
-handelsregels. Dat betekent dat buitenlandse producenten dubbel
profiteren en zo worden Nederlandse en Europese producenten op een
achterstand gezet. BBB vindt dit een oneerlijk speelveld. We moeten onze
eigen boeren en producenten ondersteunen en niet de deur openzetten voor
goedkope import die niet aan dezelfde productie-eisen voldoet. Erkent de
staatssecretaris dat dit een ongelijk speelveld is? En welke maatregelen
neemt hij om dit te stoppen?
Ten slotte, voorzitter. BBB steunt verduurzaming die werkt in de
praktijk. Die verduurzaming moet voor iedereen haalbaar, draagbaar en
betaalbaar zijn. Maar dit wetsvoorstel roept nogal wat vragen op over
het gelijke speelveld met onze buren, over de uitvoerbaarheid, over de
regeldruk voor bedrijven en over de betaalbaarheid voor de transporteurs
en het mkb. Wij hopen dan ook dat de staatssecretaris hierover extra
duidelijkheid kan geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen interrupties. O, er is toch een interruptie van
mevrouw Van Groningen.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Misschien is dit meer een verhelderende vraag aan de heer Pierik. U
heeft het over direct use. Dat steunen wij ook van harte. Wij denken dat
en-en nodig is: de mobiliteitstransitie inzetten en daarnaast natuurlijk
de raffinageroute blijven stimuleren. Dat is juist om echt een zwengel
te geven aan waterstof. Maar als ik u goed beluister, dan hoor ik u
zeggen: ik wil die 2 petajoule in het totaal hebben. Begrijp ik u zo
goed? Of zegt u: nee, het mag er bovenop?
De heer Pierik (BBB):
Bedankt voor de vraag. Dat is ook een interessante vraag. We willen
natuurlijk allemaal in de breedte de verduurzamingsslag maken, maar wij
vinden de direct-useroute voor de mobiliteit echt cruciaal. Dat subdoel
willen we echt op 2 petajoule stellen. Dat is natuurlijk onderdeel van
ons overkoepelende doel.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Ik ben gewoon benieuwd of u er interesse in zou hebben om dat op het
subtotaal te zetten. Ik denk dat het belangrijk is om te zorgen dat we
de waterstoftransitie echt aanzwengelen. Daar hebben we die
raffinageroute nu eens voor nodig. Sterker nog — en dat ga ik straks ook
aan de staatssecretaris vragen — ik hoor uit de markt dat ze zelfs 11
tot 12 petajoule nodig hebben om substantiële verschillen te gaan
realiseren. Dan zou ik het toch het mooiste vinden als we daarbovenop
die mobiliteitstransitie vormgeven met direct use. Zou u er een
voorstander van zijn om dat aan het totaal toe te voegen in plaats van
ervan af te halen?
De heer Pierik (BBB):
Ja, nogmaals dank voor deze vraag. Wij gaan niet zo ver dat we er nog
weer een extra verplichting bovenop willen. We hebben vooral die
waterstof nodig voor de verduurzaming in de mobiliteitssector. Die 2
petajoule vinden we dus cruciaal, maar die willen we er niet bovenop
leggen.
De voorzitter:
Goed, dan is het woord aan de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u, voorzitter. Laat ik vooraf even zeggen dat ik zeer verheugd ben
dat ik ondertussen mijn mantra, zou ik bijna willen zeggen, "haalbaar,
betaalbaar" terug hoor komen bij de BBB. Nu mist er alleen nog het
"realistisch", maar misschien komt dat nog wel. Dat vooraf.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel is weer een voorbeeld van een dictaat dat
rechtstreeks uit de koker van Brussel komt. Nog erger, het komt uit de
koker van Timmermans, met zijn groene overeenkomst. De richtlijn draagt
het nummer 2023/2413, een nummer dat voor gewone Nederlanders niets
betekent, maar wel enorme gevolgen heeft voor hun portemonnee. Het is
geen Nederlandse wet. Het is weer Brussel dat ons voorschrijft hoeveel
groene brandstoffen wij in onze tank moeten stoppen, met als gevolg weer
een bureaucratisch gedrocht dat sectorspecifiek sturing gaat opleggen
met allerlei verplichtingen.
Onze vragen aan de staatssecretaris: klopt het dat de sector aan het
ministerie kenbaar heeft gemaakt dat er risico's zijn dat er een
ongelijk speelveld ontstaat binnen Europa wanneer RED III niet
gelijktijdig met onze buurlanden wordt geïmplementeerd? Zo ja, is er dan
een noodremprocedure? De papieren Brusselse wereld zorgt ervoor dat de
Nederlander meer gaat betalen aan de pomp, waardoor de Nederlandse
transportondernemer op een achterstand wordt gezet ten opzichte van
ondernemers die niet onder deze verplichtingen vallen. Is de
staatssecretaris het met de PVV eens dat de handel in brandstoffen een
mondiale handel is, waar dit voorstel geen rekening mee houdt?
Voorzitter. De industrie ziet geen brood meer in biobrandstoffen in de
Rotterdamse haven. Eerst kondigde het Finse bedrijf UPM in mei dit jaar
na evaluaties van commerciële en strategische onderzoeken aan om de bouw
van een biofabriek met een capaciteit van 500.000 ton biobrandstof per
jaar stop te zetten. Vervolgens schortte Exxon Mobile de investeringen
op voor plasticrecycling in z'n Rotterdamse raffinaderij. Mitsubishi
pauzeert de bouw van een fabriek in het havengebied.
Daarna volgde Shell met het stoppen van de bouw van een fabriek voor het
maken van biobrandstof. Het had al 554 miljoen euro geïnvesteerd en
houdt er nu zelfs rekening mee dat het verlies kan oplopen tot een
miljard. Nu trekt BP ook de stekker uit zijn plannen voor een
biobrandstoffenfabriek, terwijl het ook al een miljoen had geïnvesteerd
in de voorbereiding. Niet alleen deze olie- en gasreus heeft gemeld dat
het vanwege de hoge kosten in Nederland niet anders kan. Ook Shell en
UPM wijzen naar de opgelopen kosten in Nederland. En dat lijstje is nog
niet compleet. Je kan er zo nog vier, vijf bedrijven aan toevoegen uit
de Rotterdamse haven.
Voorzitter. Als deze bedrijven al geen toekomst meer zien voor het
produceren van biobrandstoffen ten behoeve van bijvoorbeeld de
luchtvaart, is de vraag aan de staatssecretaris: wie gaat hier dan wel
brood in zien? De binnenlandse handel in brandstoffen aan de scheepvaart
in zowel binnen- als zeevaart zal het slachtoffer worden van
prijsverschillen die gaan optreden omdat het buitenland goedkoper kan
leveren. Welke actie kunnen wij van de staatssecretaris verwachten als
dit gaat spelen? Het rapport-Draghi sprak over de zelfvoorzienendheid
van Europa, maar ondertussen zien wij dat hetzelfde Europa geen rekening
houdt met de wereld om ons heen. Europa stort zich hiermee als lemmingen
in de afgrond. Het invoeren van dit bureaucratisch gedrocht toont maar
weer aan dat er niet mondiaal wordt gedacht. Wederom ontbreken de
principes "haalbaar, betaalbaar en realistisch".
Voorzitter. Verduurzaming speelt een rol bij het implementeren van RED
III, om een hoeveelheid groene brandstof toe te voegen aan fossiele
brandstoffen of de laatste te vervangen.
De voorzitter:
Meneer Boutkan, mag ik u heel eventjes pauzeren? De heer Thijssen heeft
een vraag aan u.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik heb ook allerlei kritische vragen over dit wetsvoorstel; daar zal ik
zo wel op komen. Maar hoe betaalbaar is het eigenlijk als we de
klimaatverandering haar gang laten gaan en de temperatuurstijging 4, 5
of 6 graden wordt in de wereld? Hoe betaalbaar is dat, vraag ik aan de
heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Daar kan ik heel kort over zijn: wij geloven niet in die klimaatpraatjes
die ons zijn opgedrongen door Brussel.
De voorzitter:
Nog een vraag.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, het is bijvoorbeeld het KNMI, het zijn onze eigen wetenschappers
die zeggen dat klimaatverandering een heel erg groot probleem is. Het is
ons eigen RIVM, waar onafhankelijke wetenschappers zeggen dat de
gevolgen voor Nederland al enorm zullen zijn als de temperatuur met maar
1,5 graad stijgt. Betekent dat dus dat de PVV gewoon zegt: die
wetenschap interesseert me niet en die negeren we even, omdat die niet
in mijn verhaal past vandaag?
De heer Boutkan (PVV):
U zegt dat het niet past in mijn verhaal vandaag, maar dat verhaal
hebben wij al langer volgehouden, net zoals wij zeggen dat er meer
wetenschappers op de wereld zijn dan alleen maar het RIVM en het
KNMI.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik concludeer dat de PVV geen boodschap heeft aan het wetenschappelijke
inzicht van het overgrote deel van alle wetenschappers die er verstand
van hebben; ik ben ook wetenschapper, maar ik heb geen verstand van
klimaatwetenschap, dus ik laat mij informeren door wetenschappers die
daar wel voor hebben doorgeleerd. Het overgrote deel van de
klimaatwetenschap zegt: als we klimaatverandering niet op tijd stoppen,
staat de samenleving zoals wij die kennen op het spel. Dat is niet eens
uit te drukken in: is het betaalbaar en realistisch? Dan hebben we
gewoon een loeigroot probleem als samenleving. Het feit dat de PVV hier
die wetenschappers even onder de bus gooit en daardoor een van de
grootste uitdagingen van deze tijd negeert, is een schande voor dit
parlement.
De voorzitter:
Had u nog een vraag? Nee. Dan kunt u verder, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik wil eerst gewoon even antwoord geven, want ik word direct
aangesproken hierop. Dit gaat dus niet van mijn tijd af.
De voorzitter:
Vanzelfsprekend, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Daar ga ik even van uit. De heer Thijssen gebruikt grote woorden, "voor
de bus gooien" en dergelijke. Dat zijn niet mijn woorden, maar zijn
woorden. Jaren geleden hebben bepaalde wetenschappers al gezegd: als we
zo doorgaan, valt in 2025 — eerder was het 2020 — de hemel op onze
hoofden en zijn we allemaal verzopen, want dan staat de aarde onder
water. Nou, dat is nog steeds niet gebeurd. Dan zeg ik daarbij:
voorlopig zien wij dat als PVV ook nog niet gebeuren. Ik wil best
verdergaan met dit spelletje met de heer Thijssen als u dat goed vindt,
voorzitter.
De voorzitter:
Nee, meneer Boutkan. De heer Thijssen heeft nog een interruptie en dat
is meteen zijn laatste.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
"Een spelletje", "een spelletje". Ik heb het hier over het VN-panel van
klimaatwetenschappers. Die komen elke vijf jaar, nadat zij alle
klimaatwetenschap en al het onderzoek reviewen, tot hele harde
conclusies en een grote, grote waarschuwing voor de mensheid. De
secretaris-generaal van de Verenigde Naties zegt dat ook niet voor niks.
Nu zegt u: er waren ook wetenschappers die zeiden dat in 2020 … Wie dan?
Wat zou er precies gebeuren in 2020? Wie haalt u nu precies aan? Waar is
de wetenschap die je kunt checken, die andere wetenschappers kunnen
checken? Waar is de peerreview? Kom op! U kunt het VN-klimaatpanel IPCC
niet gelijkschakelen aan … Ik weet niet eens waar het aan
gelijkgeschakeld wordt. Ga eens wat serieuzer om met waarschuwingen van
de knapste koppen van deze wereld, die zeggen: "Mensen, we hebben een
probleem. Parlement, er is een probleem. Bescherm uw bevolking! Kom eens
in actie." Zet die mensen niet weg omdat u ook iets heeft gehoord van
"misschien wel een wetenschapper". Maar we zullen het nooit weten, want
we weten eigenlijk niet waar u het over heeft.
De heer Boutkan (PVV):
Ik vind het prachtig wat de heer Thijssen hier allemaal loopt te roepen
vanuit zijn GroenLinks-PvdA-koker, wat hij gedicteerd krijgt vanuit die
groene overeenkomst en wat hij vervolgens opgelepeld krijgt door
anderen. Maar wij gaan daar niet in mee, meneer Thijssen. Ik moet u
teleurstellen. Wij gaan niet mee met dat verhaal. Helaas pindakaas voor
u!
De voorzitter:
Was u klaar met uw betoog?
De heer Boutkan (PVV):
Mag ik verder, voorzitter?
De voorzitter:
Zeker.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter.
Voorzitter. Ik was gebleven bij HVO, hydrobehandelde plantaardige olie.
Het is duurder dan gewone diesel en daardoor economisch onrendabel voor
de binnenvaart, laat staan voor de recreatievaart. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is: is deze opgedrongen vervanger haalbaar, betaalbaar
en realistisch ten opzichte van de gangbare en goedkopere diesel?
Voorzitter, ik ga afronden. Er is meer dan Europa. De PVV wil betaalbare
brandstof, minder regels en geen nationale kop. We willen dat Nederland
weer zelf beslist over zijn energiebeleid in plaats van dat wij de
marionet zijn van de Europese Unie. Wij maken ons druk over van alles en
nog wat in de wereld, maar de problemen liggen hier om de hoek, in
Nederland. Wat de PVV betreft zetten wij Nederland weer op één.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Van Groningen. Een maidenspeech vindt
meestal plaats in de plenaire zaal, maar mevrouw Van Groningen is hier
voor het eerst. Een WGO-maidenspeech: we maken er een bijzonder momentje
van. Succes!
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het is een hele eer en ook fijn om hier vandaag
te zijn, zeker omdat ik uit het Rotterdamse kom. Voor die omgeving zijn
dit soort ontwikkelingen enorm belangrijk. In die zin spreek ik ook voor
deze omgeving. Maar dat geldt natuurlijk voor heel Nederland.
Voorzitter. De VVD vindt het van groot belang dat Nederland zijn
economie op één zet. Dat heb ik net al aangegeven. Dat betekent voor ons
een gelijk speelveld met de landen om ons heen, het beschermen van onze
eigen economie en het bieden van ruimte voor innovatie, zonder
ondernemers te verstikken of ze met torenhoge kosten of een wirwar aan
regels op te zadelen.
Voorzitter. Het vertalen van de Europese richtlijn in nationale
wetgeving is een cruciale stap. De overgang van hernieuwbare
brandstofeenheden naar emissiereductie-eenheden vraagt forse
investeringen van de transportsector op de weg en via het water.
Bedrijven zullen logischerwijs altijd een kosten-batenanalyse maken en
zich afvragen of de return on investment de moeite waard is. Laten we
eerlijk zijn: transport houdt niet op bij de grens. Als wij een top
zetten op Europese regels, ontstaat het risico van nadelige effecten,
zoals tanktoerisme. Denk aan binnenvaartschippers die in België of
Duitsland gaan bunkeren omdat het daar goedkoper is. Dat is precies wat
de VVD niet wil. De binnenvaart staat al fors onder druk. Denk aan grote
investeringen, belemmeringen door onderhoud aan sluizen en bruggen, en
wisselende waterstanden. En dan heb ik het nog niet eens over de
personeelstekorten. Tegelijkertijd is deze sector van groot belang voor
onze economie. Eén binnenvaartschip vervangt ongeveer 120 vrachtwagens.
We moeten voorkomen dat Nederland zich uit de markt prijst.
Zoals ik al zei: voor de VVD staat de economie voorop. Ik deel de zorgen
die net zijn geschetst over de bedrijven die de Rotterdamse haven
verlaten. We moeten niet achteloos omgaan met wetgeving die een grote
impact heeft op onze industrie en ondernemers. In eerdere overleggen
zijn wij hier ook altijd kritisch op geweest. Daarom richten wij ons
vandaag op drie onderwerpen: het gelijke speelveld, het
langetermijnperspectief en innovatie, en de regeldruk.
Laat ik starten met het gelijke speelveld. Voor ons is het cruciaal dat
Nederland niet te ver op de troepen vooruitloopt. Er zijn al
prijsverschillen met de ons omringende landen, bijvoorbeeld voor
fossiele brandstoffen en bio-lng. Dat gat moeten we verkleinen en niet
vergroten. Daarom brengen wij enkele punten in om het speelveld juist
gelijker te maken. Laat ik starten met de correctiefactor. Deze is mede
naar aanleiding van de motie van het CDA op 1 gesteld. Dat staat echter
niet in de nieuwe wetgeving, terwijl we juist nu bedrijven zekerheid
moeten bieden om investeringen voor de transitie los te trekken. Daarom
dienen we vandaag een voorbereid amendement in om dit tot 2030 vast te
leggen op 1, waarna we uiteraard moeten bekijken wat nodig is. We horen
graag van de staatssecretaris of hij welwillend is om de wetgeving in
2030 te evalueren en om daarin ook de correctiefactor mee te nemen.
Daarnaast willen we helder krijgen hoe wordt omgegaan met waterstof als
blijkt dat er onvoldoende beschikbaar is. Komt er bijvoorbeeld een
overgangsregeling?
Voor het gelijke speelveld in Europa moet het gelijkheidsbeginsel wat
ons betreft centraal staan. RED III biedt expliciet ruimte via artikel
30, lid 1. De Europese Commissie heeft bevestigd dat lng-terminals als
invoerpunt binnen de massabalans kunnen gelden. Dan heb ik het over het
interconnected systeem; artikel 18. Landen als Duitsland, Frankrijk en
Spanje passen dit ook al toe. Dan heb ik het over bio-lng, dames en
heren. Waarom zouden wij het in Nederland nou moeilijker maken? Wat de
VVD betreft moeten we niet altijd het beste jongetje van de klas zijn en
moeten we kiezen voor onze ondernemers en voor innovatie in ons eigen
land. Wij als VVD zien hier kansen liggen. Ons gasnet is gecertificeerd
en geschikt voor lng. Daarom wil ik graag van de staatssecretaris horen
of hij kan bevestigen dat een gelijk speelveld binnen Europa van groot
belang is voor een eerlijke concurrentiepositie van Nederlandse
bedrijven. In Duitsland is het al mogelijk om bio-lng via de
massabalanssystematiek toe te passen. Zou de staatssecretaris bereid
zijn om te verkennen of een vergelijkbare toepassing ook in Nederland
mogelijk is en daarbij willen onderzoeken welke belemmeringen er
momenteel nog bestaan?
Voorzitter. Focus op lange termijn en innovatie. De transitie vraagt om
grote investeringen en een lange adem. Ondernemers moeten kunnen rekenen
op een betrouwbare overheid. Geen jaarlijks wisselend beleid, wel
duidelijke kaders en investeringsbeslissingen voor ruimte en innovatie.
Onze buurlanden bieden sectoren vaak meer zekerheid. De VVD wil
investeringszekerheid tot ten minste 2035. Dat brengt rust en ruimte
voor innovatie én draagt wederom bij aan dat gelijke speelveld. Heeft de
staatssecretaris in beeld welke investeringshorizon de ons omringende
landen aan hun ondernemers bieden?
Voorzitter. Laten we eerlijk zijn: Nederland is hartstikke sterk in
innovatie en ondernemerschap. Onze havens spelen daarin een sleutelrol,
zoals de waterstofhavens Den Helder, Rotterdam en Amsterdam. En wat te
denken van de Rotterdamse haven? Dat is de grootste bunkerhaven van
Europa en behoort tot de top drie bunkerhavens van de wereld. Deze
unieke posities moeten we behouden en verder uitbouwen. Daarom moet er
ruimte zijn voor diverse soorten betaalbare brandstoffen voor zowel
directe toepassing als raffinage. Momenteel gaan we uit van die 5,6
petajoule waar we het net over hadden. De VVD vindt dat een subdoel voor
directe inzet van hernieuwbare waterstof echt nodig is, zodat
investeringen in waterstofvrachtwagens en -tankinfrastructuur van de
grond gaan komen. Wij zouden dan wel graag zien dat wij dit ophogen op
het totaal. Zou de staatssecretaris willen uitzoeken hoeveel er nu
precies nodig is voor direct use en dit beschikbaar stellen boven op het
totale target?
Wat de VVD betreft gaat Nederland investeringen aantrekken en hier die
groene groei realiseren. We hebben van diverse kanten vernomen dat als
we de waterstofsector willen stimuleren, het totaal van 5,6 petajoule
niet voldoende is. Daarom zou ik graag willen weten waarom we hebben
gekozen voor die 5,6 petajoule en met welke actoren dit is vastgesteld.
Is de staatssecretaris bekend met de signalen uit de sector dat er 11
tot 12 petajoule nodig is om echt meters te maken met die
waterstoftransitie? Staat hij open voor herziening als blijkt dat dit
beter is voor onze economie en de innovatie?
Naast bescherming van onze industrie, die essentieel is, vind ik dat we
ook eerlijk moeten zijn over met wie we concurreren, namelijk met landen
die goedkopere en minder duurzame grondstoffen aanbieden. Denk aan de
Verenigde Staten en China. Dan is het echt vechten tegen de bierkaai.
Voor de VVD geldt: Nederland first, ondernemers first. Daarom hebben we
een amendement voorbereid om bio-ethanol een kans te geven en minder
goede varianten van buiten de EU niet langer toe te staan voor de
reductievoorwaarden.
Dan wil ik vanuit innovatielangetermijnperspectief toch nog even
stilstaan bij de zeevaart, want deze sector is echt het moeilijkst te
verduurzamen. Als je ziet hoe moeilijk het voor ze is en bedenkt dat
alleen maar elektrificatie niet werkt ... U zou immers ook niet willen
dat u midden op de oceaan stilligt met een lege batterij. Een breed
palet aan grondstoffen is dus gewoon noodzakelijk. De Annex
IX-B-grondstoffen zijn betaalbaar, beschikbaar en nu al toegestaan voor
zowel het wegverkeer als de binnenvaart. In de Europese FuelEU
Maritiemverordening uit 2023 zijn ze al opgenomen, terwijl de zeevaart
in RED III wordt uitgezonderd. Om eerlijk te zijn: dat leidt echt tot
onduidelijkheid en mogelijk weer een ongelijk speelveld. Daarom vragen
we de staatssecretaris of hij bereid is om op Europees niveau te
verkennen waarom voor deze uitzonderingspositie gekozen is en of er
ruimte bestaat om de Annex IX-B-grondstoffen voor de zeevaart te
verruimen.
Voorzitter. Ik ga tot slot naar de regeldruk, want Europese ligtijden
zijn bindend, maar we hoeven ze als Nederland niet nog complexer te
maken. Ondernemers moeten gewoon weten waar ze aan toe zijn. Een
betrouwbare overheid betekent dus ook: geen onnodige regels, geen
dubbele administratie en ook geen extra kosten. De ATR heeft de
regeldruk in kaart gebracht; dat hebben we ook kunnen lezen. Maar wat
gaan we nou concreet doen om dit echt te voorkomen? Weten we hoe
omringende landen dit gaan doen? Hoe zorgen we dat onze recent
aangenomen motie van de VVD om de regeldruk te verminderen ook wordt
toegepast bij de implementatie van RED III? Wat doen we nou als blijkt
dat de regels toch te complex of te duur zijn en als investeringen
daardoor wegvloeien naar het buitenland?
Voorzitter. De VVD blijft echt kritisch op die hoge uitvoeringslasten
voor mkb-ondernemers. Daarom hebben we nog een paar korte vragen. Is de
drempelwaarde echt voldoende? Hoe doen we het als België pas in 2027
gaat starten met de implementatie en Duitsland wellicht nog later?
Duitsland gaat immers pas in oktober met deze ronde starten. Hoe gaan we
onze ondernemers dan beschermen voor dat ongelijke speelveld? Komt er
dan bijvoorbeeld een overgangsregeling?
Voorzitter. We hebben een aantal keren gevraagd naar de Unie-databank.
Wat ons betreft is het echt belangrijk dat die er komt. Wat is de
tijdslijn hiervoor en wat doen we als dit te lang op zich laat wachten?
Op welke manier willen we onze ondernemers dan nog helpen?
Echt afrondend, voorzitter. De VVD kiest voor een gelijk speelveld, een
betrouwbare overheid met een duidelijke investeringshorizon en
natuurlijk werkbare regels, want wij willen innovatie stimuleren, de
positie van onze havens en de binnenvaart beschermen en voorkomen dat
Nederland zich uit de markt prijst.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Groningen. Ik weet zeker dat mensen heel graag
zouden willen interrumperen bij zo'n mooie eerste bijdrage, maar ik zie
dat niet.
De heer Boutkan (PVV):
Ik zou bijna willen zeggen dat ik niet durf.
De voorzitter:
Nou, die mag u in uw zak steken. Het woord is aan de heer
Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Complimenten aan mevrouw Van Groningen, want dit is
niet het makkelijkste onderwerp om even een maidenspeech te doen, maar u
heeft dat met vlag en wimpel gedaan.
Voor een snelle transitie naar een circulaire economie en een
klimaatneutrale energievoorziening kunnen we weinig middelen onbenut
laten. De nood is hoog, de tijd is op en de klimaatcrisis is inmiddels
bijna onafwendbaar; gelukkig zijn we het daar bijna allemaal over eens.
Dat maakt ook dat we zorgvuldig moeten zijn in waar we in investeren:
welke transitiepaden leiden uiteindelijk tot oplossingen voor de lange
termijn en welke oplossingsrichtingen leiden de aandacht vooral af van
wat er echt moet gebeuren omdat het daarbij gaat om investeringen die
kleine stapjes zetten maar nieuwe lock-ins creëren en de echte
omschakeling vertragen in plaats van versnellen?
Mijn fractie is altijd kritisch geweest op biobrandstoffen, niet
afwijzend maar wel kritisch. Dat zit in drie punten die ik even wil
toelichten en waarop ik hopelijk een reactie van de staatssecretaris ga
krijgen. Eén: veel biobrandstoffen doen meer kwaad dan goed. Ontbossing,
natuurvernietiging, een grotere klimaatschade dan wat zij oplossen,
concurrentie met voedselgewassen en fraude. Dat is de reden waarom we in
Nederland de hoogste duurzaamheidseisen stellen aan de hierbij genoemde
brandstoffen. Ook dat leidt tot fraude en vrijwel zeker tot meer fraude
als we niet méér bijmenging eisen, terwijl de beschikbaarheid niet
toeneemt. Ik wil dat we er echt voor waken dat we water bij de wijn doen
qua duurzaamheidseisen. Ik houd mijn hart vast als ik kijk naar
bijvoorbeeld de schriftelijke inbreng van de VVD en haar pleidooi voor
het gebruik van feed- en foodstocks en ILUC, Indirect Land Use Change,
die toch kan leiden tot meer ontbossing — ik wilde de afkorting noemen,
maar die is natuurlijk nog steeds in het Engels — zodat de prijs aan de
pomp niet stijgt. Als dat straks de lijn wordt, maken we alles erger.
Dan jagen we ontbossing aan. Dan wordt voedsel onbetaalbaar voor
miljoenen mensen en dan wordt de klimaatverandering erger. Kan de
staatssecretaris mij garanderen dat we minimaal de hoogste eisen blijven
hanteren?
Twee: de hoeveelheid beschikbare duurzame biobrandstoffen is beperkt en
eindig. Zeker als we de huidige bronnen beschouwen, zoals oud frituurvet
uit China, dan kopen we eigenlijk alles al. We gaan met deze wet de
vraag verder stimuleren, maar de productie van brandstoffen uit afval en
reststoffen is amper schaalbaar naar het niveau dat we nu gaan eisen.
Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de productie van
onbedenkelijke alternatieve brandstoffen de vraag gaat bijhouden die we
met dit wetsvoorstel creëren? Hieraan gekoppeld: hoe gaat de
staatssecretaris ervoor zorgen dat de vraag, die amper gedekt kan
worden, niet leidt tot fraude? Want daar hebben we nu al heel veel last
van. Meer import, minder toezicht, en onze eigen diensten zeggen nu al
dat ze meestal geen idee hebben van wat er deugt en wat niet.
Ten derde. Biobrandstof in de tank doet niets voor de transitie naar
energievrij verkeer. Sterker nog, het kan ertoe leiden dat
elektrificatie en innovatie vertragen. Het houdt de bestaande
energienetwerken en marktdominantie in stand. Het is niet alleen voor
het klimaat dat we af willen van verbrandingsmotoren; ook voor fijnstof
en stikstof moeten we toe naar emissieloos vervoer of elektrisch
vervoer. Nu geeft dit wetsvoorstel ook ruimte voor het stimuleren van
elektrificatie. Dat is voor ons echt voorwaardelijk, want dat is immers
écht een transitiepad naar een klimaatneutrale samenleving. Maar is de
staatssecretaris bereid om met belendend beleid erop te sturen dat we de
zeer schaarse duurzame biobrandstoffen vooral daar inzetten waar
elektrificatie vooralsnog geen optie is, zoals scheepvaart en
luchtvaart, zo vraag ik de staatssecretaris, en dat we dus voor het
wegverkeer niet met groen gekleurde aflaten werken die niet bijdragen
aan het einde van fossiel, maar dat we zo gaan normeren dat het hele
wagenpark zo snel mogelijk elektrisch wordt?
Voorzitter. Dat zijn mijn drie grote bezwaren. Maar we zien ook kansen,
en de noodzaak voor de korte termijn, maar ook daar helaas wel risico's
en zorgen. We hebben nog steeds geen goed antwoord voor luchtvaart en
scheepvaart. Daar komen aparte doelen voor, ik weet het. Maar dit kunnen
we niet los zien van wat we vandaag doen, want het gaat veelal om
dezelfde sector die deze brandstoffen moet leveren uit veelal dezelfde
grondstoffen met dezelfde problemen. Mijn fractie vindt dat we de
beschikbare grondstoffen voor duurzame brandstoffen zo veel mogelijk
moeten reserveren voor lucht- en scheepvaart, want commercieel vliegen
op een accu gaat waarschijnlijk nooit van de grond komen. Ik hoor al 25
jaar verhalen over biokerosine. De hele Sahara zou dan vol moeten liggen
met algenfabrieken, als je destijds naar de groene praatjes van KLM had
geluisterd. Niets van terechtgekomen. Reders hebben schepen gekocht die
op het duurdere lng kunnen varen, met de belofte dat ze binnenkort
overal bio-lng kunnen bunkeren. Maar dat valt nog vies tegen. En de
vooruitzichten zijn niet erg rooskleurig, laat staan groen, want
afgelopen weken is de ene na de andere biobrandstoffabriek in aanbouw
ermee gestopt. Collega's zeiden het al: Shell, BP, ze zeggen het gewoon.
Ze hebben bewust gekozen voor kortetermijnaandeelhouderswinsten in
plaats van voor de transitie naar een duurzame toekomst, inclusief een
mogelijke toekomst voor hun bedrijven. "Weg ermee! Nu alles opmaken, en
na ons de zondvloed" — letterlijk. Natuurlijk zijn het
risico-investeringen. Miljarden investeren in een transitiebrandstof,
terwijl je met een beetje goede lobby en klimaatontkenners in de
regering ook gewoon kunt blijven doen waar je rijk mee bent geworden
...
Daar zit volgens mij een hele grote zwakte in ons klimaatbeleid: alsmaar
zwalken, doelen afzwakken en vooruitschuiven. De middenpartijen, zoals
het CDA, stribbelen mee. Gematigd rechts, zoals de VVD, stribbelt tegen.
En hun extreemrechtse vrienden zijn vol in verzet. Waar moet je dan als
bedrijf je investeringen op afstemmen? Ik wil de staatssecretaris dan
ook vragen om dat extra tussendoel voor 2040. We hebben een doel voor
2030. Dat had wat ons betreft ambitieuzer gemogen, maar er is weinig
tijd meer. Daarom zou het dus goed zijn als we voor 2040 een ambitieus
doel formuleren. Dat sluit beter aan bij investeringsplannen en ambities
in het buitenland. De VVD heeft vaak geroepen dat we de transitie wel
allemaal moeten kunnen meemaken. Dat is natuurlijk niet zo. De
voorlopers, de innovators, de investeerders en de visionairs, voor hen
is de toekomst. De achterblijvers, die blijven achter. Dat hoort zo in
een transitie, zeker in een technology shift. Maar wat we nu zien, is
dat de voorlopers massaal in de problemen komen en aandeelhouders van de
achterblijvers worden beloond, vooral omdat de overheid niet of
onvoldoende doorzet en sluiproutes opzet. Een van die sluiproutes die de
transitie ondermijnen, is het gesjoemel met garanties van oorsprong via
de lng-terminals. Als op papier groengewassen fossiel lng goedkoper is
dan daadwerkelijk in Nederland geproduceerd groen gas, dan ondermijnen
we de markt voor bedrijven die wél geïnvesteerd hebben in die productie.
Daar komt bij dat fossiel lng dat we importeren, vaak afkomstig is van
fracking en schaliegas, en daarmee door lekkage een veel grotere
CO2-voetafdruk heeft. Die extra, niet geregistreerde
CO2-uitstoot wordt witgewassen. Ik zou graag van de staatssecretaris de
garantie krijgen dat we dit gaan voorkomen. Geen schaliegas witwassen en
niet de productie van het veel schonere biogas uit reststromen van onze
landbouw ondermijnen.
Dan geeft de wet verschillende aandelen hernieuwbare energie voor de
verschillende sectoren, wegverkeer en scheepvaart, met luchtvaart apart.
Uit de beantwoording maak ik op dat de sectorspecifieke doelen zijn
gebaseerd op wat men haalbaar acht, en op wat het buitenland doet. Dat
klinkt redelijk, maar dat vind ik wel nogal vaag. Zoals ik in het begin
stelde, willen wij graag een voertuigtransitie en de schaarse,
beschikbare biobrandstoffen zo veel mogelijk reserveren voor de sectoren
die nog niet kunnen elektrificeren. Dat kunnen we dus grotendeels
regelen met die verdeelsleutel: het wegverkeer zo snel mogelijk
elektrisch en bio bijmengen voor lucht- en scheepvaart. Ik vraag de
staatssecretaris: gaan we dat bereiken met die verdeelsleutel en kunnen
we die verdeelsleutel aanpassen als daar aanleiding voor is?
Ten slotte wil ik nog even terugkomen op de andere punten waarmee ik
begon. Leidt de implementatie van de RED III daadwerkelijk tot de
transitie naar emissievrij? Lopen we geen vertraging op in de vehicle
shift naar emissievrij in plaats van verbrandingsmotoren, of is het
vooral levensduurverlenging voor de fossiele sector doordat we hun markt
overend houden? En gaat het lukken om fraude met biobrandstoffen en
grondstoffen effectief te bestrijden? Gaat de staatssecretaris hier
voldoende middelen voor vrijmaken? Gaat het lukken dit ook Europees te
coördineren? Worden klokkenluiders voldoende beschermd en zijn
inspecties on-site verplicht, hier en in productielanden?
Ik ben benieuwd naar de beantwoording. Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. U heeft een aantal interrupties. De heer Pierik was net
eerst.
De heer Pierik (BBB):
Het is goed om van de heer Thijssen te horen dat hij in wil zetten op
een breed scala van energiebronnen, om het zo eens te noemen. Toch ligt
de focus wel heel erg op elektrisch. Ik zou eigenlijk zijn reflectie
willen hebben als het gaat om de inzet van bio-lng en waterstof. Ziet
hij dat ook als een serieuze stap om verder te verduurzamen?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, dat heb ik geprobeerd duidelijk te maken: dat kan. Maar dan moet
je wel heel erg voorzichtig zijn waar je de bio-lng vandaan haalt, want
we zien wereldwijd ieder jaar weer heel erg veel bos verdwijnen. De
aarde wordt steeds minder groen en als we nu nog meer druk op het bos
leggen, dan kan dat leiden tot nog meer ontbossing. Terwijl het in
theorie natuurlijk ook zo kan zijn dat bio-lng wel degelijk
klimaatneutraal is en dat het een goede bron is om in te zetten in je
systeem. Vandaar dus ook de vraag. We hebben de strengste
duurzaamheidscriteria nodig. We moeten daar heel erg goed op handhaven
en controleren dat het ook echt goed gaat. Als we die brandstof dan
hebben, superwaardevol spul, dan moeten we die inzetten waar we echt
niks anders kunnen doen. Eerlijk gezegd is het wel duidelijk dat we het
personenvervoer het allerbeste elektrisch kunnen doen. We kunnen
windmolens op de Noordzee bouwen en op die manier dat vervoer op een
duurzame manier regelen. Dus ja, er zijn kansen, maar zoals ik in mijn
inbreng aangaf ook heel grote zorgen. Dit moeten we heel secuur doen met
elkaar.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Ik voelde me aangesproken, want u zei: de VVD stribbelt tegen. U verwijt
het ons dat wij die innovatie eigenlijk frustreren, als ik het zo mag
afpellen. U heeft het eigenlijk steeds over de bedrijven die hun zakken
vullen en die niet doorzetten. U spreekt ze aan op het feit dat het niet
snel genoeg gaat. Als ik eerlijk ben: PvdA-GroenLinks wil altijd overal
toppen op zetten, vindt de CO2-taks goed, of het nou op
vliegen of rijden is. Ik ben dan toch benieuwd. Wij als VVD zeggen: wij
willen deze bedrijven juist zekerheid bieden, want we weten ook allemaal
dat het juist de grote bedrijven zijn die innovatie versnelling kunnen
geven en die er ook voor zorgen dat start-ups en scale-ups uiteindelijk
een goede plek krijgen. Mijn vraag is dan: durft u deze bedrijven dan
ook echt een horizon te bieden en stabiel beleid aan te bieden, dus niet
steeds wisselende wet- en regelgeving, en dus ook niet de strengste
duurzaamheidscriteria, juist om te zorgen dat innovatie van de grond
komt?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik dacht bijna: we worden het hier eens met elkaar ... Maar dat betekent
dus wel wat voor die duurzaamheidscriteria waarvan mevrouw Van Groningen
zegt: moet dat nou niet een tandje minder? Nee, dat moet je dus niet
doen. Want als je die duurzaamheidscriteria laat gaan, dan zul je zien
dat die ontbossing nog meer wordt aangejaagd. En je doet dit bij
bedrijven om klimaatverandering te stoppen, maar dan ga je het alleen
maar erger maken. Dus die strengste criteria, met supergoed toezicht en
supergoede fraudebestrijding, zijn essentieel.
De voorzitter:
Dank, meneer Thijssen. Dit is het einde van de eerste termijn van de
Kamer. Of heeft u nog een vraag, meneer Boutkan?
De heer Boutkan (PVV):
Nou, mijn collega Van Groningen vroeg of ze nog een interruptie
heeft.
De voorzitter:
Helaas, mevrouw Van Groningen, u bent door uw interrupties heen. Maar de
heer Boutkan heeft zelf nog een interruptie, begrijp ik.
De heer Boutkan (PVV):
De laatste, dacht ik.
De voorzitter:
Nou, u heeft er nog twee.
De heer Boutkan (PVV):
O, nog twee zelfs! Dank u wel, voorzitter.
Ik hoorde de heer Thijssen van GroenLinks-Partij van de Arbeid zeggen:
de grote snellegeldverdieners stoppen nu stuk voor stuk, want de winsten
waren weg. Dat soort dingen zei hij. Maar volgens de vakbonden zijn
daardoor wel duizenden banen verdwenen. En waarom stoppen die bedrijven?
Onder andere door die dure energie, de oplopende kosten en dan ook nog
die stikstofstop. En dan hoor ik de heer Thijssen praten over dat we
moeten elektrificeren en dergelijke, maar we hebben gewoon een hele hoge
energiebelasting in dit land. Daarvoor zijn er dan weer allerlei
lapmiddelen, maar ondertussen investeren die grote jongens in het
buitenland. Ze gaan nota bene om de hoek, in Duitsland, investeren. Dus
hoe gaat de heer Thijssen van GroenLinks-Partij van de Arbeid nu aan al
die duizenden werknemers — ze zijn nog wel lid van een vakbond, al is de
vraag: hoelang nog? — uitleggen dat ze hun baan zijn verloren omdat er
door die oneerlijke concurrentie gewoon geen groei meer in dit land
zit?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ehm ... Kijk, we proberen hier een klimaatprobleem, waarvan u gelooft
dat het niet bestaat, op te lossen. Daarbij zijn er experts die zeggen:
pas op, want als je dit niet op de juiste manier doet, dan zorgt het
voor ontbossing, voor meer CO2-vervuiling, voor meer
klimaatverandering. Daar hebben we dus een gesprek over: hoe doen we dat
nou op een goeie manier?
Uiteraard is het zo dat we vervolgens bedrijven nodig hebben om te doen
wat wij hier bedenken, want bedrijven zijn cruciaal om windmolens te
bouwen of om biobrandstoffen te produceren of om elektrische voertuigen
te maken. Daar werken ook heel erg veel mensen. Dus als bedrijven hier
inderdaad dichtgaan, dan ligt het er wat mij betreft aan wat voor
bedrijven dat zijn. Als dat bedrijven zijn die alleen maar bezig zijn
met het nog een tijdje in de benen houden van de fossiele economie, dan
denk ik: tja, dan heb je toch ergens de memo gemist dat we bezig zijn om
een groene economie te maken. En ondertussen moeten we die groene
bedrijven, die dit heel erg graag willen, natuurlijk helpen en proberen
te laten groeien.
Het punt is een klein beetje dat de werknemers die daar werken tussen
wal en schip komen te zitten, want die bepalen niet de koers van het
bedrijf, maar die doen wel gewoon hun stinkende best om een boterham te
verdienen en hun gezin te onderhouden. Dus als die werken bij een
bedrijf dat de boot mist, dan vind ik dat er een werkgarantiefonds moet
zijn om te zorgen dat die mensen met behoud van inkomen van een fossiele
baan naar een groene baan kunnen gaan. Dat is volgens mij hoe we ervoor
kunnen gaan zorgen dat we van de fossiele, lineaire economie die we nu
zijn naar een duurzame, circulaire economie gaan. Ik hoop dat alle
bedrijven die slag kunnen meemaken, maar er zullen ook bedrijven zijn
die dat niet gaan halen. Daarvoor moet je dan zorgen dat er een
werkgarantiefonds is, zodat we in ieder geval die werknemers, die we zo
keihard nodig hebben in Nederland, want we hebben daar een tekort aan,
meenemen en zorgen dat die een groene baan krijgen.
De voorzitter:
De volgende interruptie van de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik concludeer dat de heer Thijssen wel een héél lang antwoord nodig had
op die simpele vraag over de werknemers. Maar sommige van die bedrijven
die hun deuren gesloten hebben, waren nota bene bezig met
biobrandstoffen. Die waren ook niet alleen maar bezig met het beschermen
van hun eigen toko. Nee, die hadden een visie neergelegd richting de
toekomst. Ze zagen die voor zichzelf in de Rotterdamse haven, om daar te
kunnen groeien. Natuurlijk moet je als je een bedrijf runt, ook geld
kunnen verdienen. Daar is niks mis mee; het hoort bij het bedrijfsleven
om ook geld te verdienen en dat te investeren. U was nog niet binnen
toen ik dat rijtje bedrijven opnoemde. Er is namelijk een hele rij van
bedrijven in die Rotterdamse haven omgevallen omdat zij die toekomst
niet hebben.
Maar ik vond het wel interessant, want u had het elke keer over die
bossen die we dan steeds meer te gronde zouden zien gaan. Maar diezelfde
bossen zijn door Brussel eens "groene energie" genoemd, om dat
vervolgens in de biomassacentrales te douwen. Hoe kijkt
GroenLinks-Partij van de Arbeid nu naar het daarin douwen van die hele
bossen?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dat vinden wij een ontzettend slecht idee. Je moet geen hele bomen in
een biomassacentrale stoppen, dus daar zijn we het snel over eens. Ik
vind ook dat bedrijven die investeren in die groene toekomst langjarige
zekerheid moeten krijgen. Ik heb daarom gevraagd of er geen doel moet
komen voor 2040. Volgens mij zijn dat de bedrijven die superbelangrijk
zijn in Nederland om die groene toekomst ook echt te bouwen. Dus als u
een pleidooi heeft gehouden voor bedrijven die investeren in de toekomst
die we nodig hebben, dan sta ik aan uw zijde om te zorgen dat die
bedrijven het kunnen halen. Als ze het niet halen, dan maak ik me daar
ook hele grote zorgen over. Ik was toevallig vorige week vrijdag bij een
bedrijf dat de monopalen voor windmolens op zee bouwt. Zij maken zich
heel veel zorgen over het feit dat er nu vertraging zit in de uitrol van
wind op zee. Zij komen dan toch wel in een hele nijpende situatie,
terwijl er duizend mensen werken. Dat is superzorgelijk, want mensen
hebben daar een mooie baan én het is precies wat we nodig hebben voor
een duurzame toekomst.
De voorzitter:
Goed, dan kijk ik nog een keer rond. De interrupties zijn op en dit was
dan de eerste termijn van de Kamer. Dat betekent dat we nu even gaan
schorsen. Ik begrijp dat een enkeling ook nog even moet eten. Ik wil een
halfuur schorsen en dat is dus tot 20.05 uur. Ik zie u dan graag
terug.
De vergadering wordt van 19.35 uur tot 20.05 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedenavond allemaal. We zijn weer terug in onze commissiezaal voor het
wetgevingsoverleg. De staatssecretaris is aan het werk geweest met zijn
antwoorden. Hij gaat allerlei antwoorden geven op de vragen die gesteld
zijn. Misschien kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze hij dat
wil doen. Ik wil toestaan dat de Kamerleden vier interrupties kunnen
plegen met vragen of opmerkingen aan de staatssecretaris. We doen dat na
ieder blokje, want deze staatssecretaris kennende antwoordt hij in
blokjes. Daarna kunnen de vragen worden gesteld. Aan u het woord,
staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank, voorzitter. Ik begin met een inleiding van anderhalf uur! Daarna
ga ik iets zeggen over de modaliteiten en het gelijke speelveld.
De voorzitter:
Zou u de inleiding iets korter willen doen?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik zal mijn best doen, voorzitter. Daarna zal ik iets zeggen over
investeringszekerheid en de systeemwijzigingen. Dan komt een blokje over
fraudebestrijding. Ik eindig met het kopje "overig". Daarna zal ik
gelijk de twee amendementen die zijn ingediend appreciëren.
Dank en uiteraard proficiat voor mevrouw Van Groningen met haar
maidenspeech bij haar WGO-bijdrage. Het is goed om hier vandaag te zijn.
Ik mag de komende week nog vier keer in de Kamer zijn, voordat de Kamer
met reces gaat. Ik vind dit nu al het leukste en meest inhoudelijke
Kamerdebat. Ik vrees dat we toch heel veel verkiezingspraat zullen gaan
krijgen in de rest van de week, zeg ik maar even met al mijn eigen
Kamervaring. Het is daarom goed dat we vandaag oprecht over een heel
inhoudelijk onderwerp spreken met elkaar. Het is van belang voor
Nederland en voor de transitie die we gaan maken als land. De heer
Pierik zei het ook heel mooi: van fossiel gebruik gaan we stapje voor
stapje robuust en beheerst een kant op waar de toekomst van de
Nederlandse economie ligt. Dat is schoon, groen en onafhankelijk als het
gaat om energie. Daar zal de Nederlandse economie het van moeten hebben
de komende tijd. We kunnen er dan ook, als het goed is, een goede en
dikbelegde boterham mee verdienen. De voorgestelde wet- en regelgeving
zorgt dus niet alleen voor minder CO₂-uitstoot in de mobiliteit. Ik
benadruk dat nog maar eens, als het gaat over de klimaatuitdagingen. Het
draagt voor 50% bij aan onze doelstellingen richting 2030. Ik denk dat
het belangrijk is om dat goed te realiseren. Het gaat er ook voor zorgen
dat we de transitie stapje voor stapje met elkaar kunnen maken. We
zorgen ervoor dat er vraag wordt gecreëerd. Ik denk dat dat belangrijk
is als het gaat om ons investeringsklimaat.
Ik vind ook de systematiek die we samen met Brussel in de wet hebben
weten te krijgen belangrijk. Door nu de productie van hernieuwbare
brandstoffen in de wegsector op te bouwen zorg je ervoor dat de
wegsector zijn bijdrage aan de CO2-doelstellingen levert. Dat
is ingewikkeld voor een hele hoop mensen die niet het budget hebben voor
een elektrische auto en die deze stap niet zomaar kunnen zetten. Hiermee
zorg je ervoor dat je toch de CO2-reductie weet te behalen.
Terwijl we dat doen, bouwen we vraag en capaciteit op voor zaken die
daarna komen, waarvoor het echt een stuk ingewikkelder is om ze zomaar
even op stroom te zetten. Mevrouw Van Groningen zei dat ook. Je hebt het
dan over de luchtvaart, de scheepvaart, de binnenvaart en ook bepaalde
typen chemie. We moeten ervoor zorgen dat we die beweging echt maken.
Dit wetsvoorstel draagt daaraan bij.
Biobrandstoffen en ook groene waterstof zijn uiteindelijk bedoeld als
transitiebeweging. Die transitie kan natuurlijk een tijdje duren,
helemaal als het gaat om sectoren en modaliteiten die moeilijk om te
zetten zijn. Dit is een heel geschikt instrument om dat toch mogelijk te
maken, zonder dat men daar te veel pijn moet lijden. Uiteindelijk gaan
we dus stapje voor stapje de juiste kant op, waarbij we wel primair
kijken waar elektrificatie niet of niet mogelijk is. Daar moet het
wetsvoorstel uiteindelijk aan voldoen. Daar is een paar keer een vraag
over gesteld. Er is vier keer minder energie nodig bij
elektriciteitsgebruik dan bij andere energiedragers. De voorkeur gaat
dus primair uit naar zaken die nog niet geëlektrificeerd kunnen worden.
Uiteindelijk is dit bedoeld om stapje voor stapje de juiste kant op te
gaan.
Ik zei al: voor ons dit een belangrijke stap richting de megatonnen in
2030. 10 megaton is niet niks. Ik wil benadrukken dat het feit dat we al
vóór 2030 met dit instrument deze stap zetten er echt voor zorgt dat
mensen in de breedte kunnen bijdragen aan de verduurzamingsslag, ook met
een verbrandingsmotor en met hun eigen voertuig, op een eerlijke manier
en voor alle sectoren. Op een hele hoop andere terreinen zijn we ons
best aan het doen om de elektrificatie van het wagenpark aan te jagen,
bijvoorbeeld via de laadinfrastructuur of de pseudo-eindheffing. Je hebt
er dan voor gezorgd dat met elektrolyse en groene waterstof aanbod is
gecreëerd, dat je vervolgens op andere plekken kunt inzetten. Ik denk
dat dat in theorie goed kan werken. We gaan ons best doen om dit zo goed
als mogelijk te implementeren. Ongetwijfeld zullen we op een aantal
plekken moeten bijsturen, maar ik geloof daar wel in.
Met deze implementatie veranderen op hoofdlijnen eigenlijk vier zaken.
We gaan echt sturen op ketenemissies, dus de CO2 in de
volledige keten. We gaan aan sectorsturing doen. De weg-, zeevaart- en
binnenvaartsector krijgen een eigen verplichting, waar je vervolgens op
kunt sturen. De elektrificatie telt dus ook mee. Ik denk dat dat
belangrijk is. Er zit een prikkel in om elektrificatie mogelijk te
maken. Ook hebben we bewust ruimte gekozen voor de raffinageroute. Ik
zal straks wat uitgebreider ingaan op een aantal vragen die daarover
gesteld zijn. Uiteindelijk zorgen we ervoor dat groene waterstof ook kan
worden gebruikt in raffinageprocessen. Daarmee kan men ook een credit
genereren.
We hebben ook hier weer een aantal principes gebruikt. We hebben gezegd:
uiteindelijk moet dit bijdragen aan verantwoorde stapjes richting een
klimaatneutraal continent. Iedere sector moet eerlijk zijn deel hebben.
Daar hebben we variatie in aangebracht, maar wel met het idee dat dit op
een eerlijke manier gebeurt. Het moet bijdragen aan betaalbare
energievormen. Uiteindelijk streven we naar een gelijk speelveld, in
ieder geval binnen Europa, maar het liefst ook buiten Europa. Daar zal
ik in mijn inleiding zo ook nog wat over zeggen. We moeten echt knokken
voor investeringszekerheid en de internationale concurrentiepositie. Die
draagt namelijk ook bij aan de energieonafhankelijkheid van Nederland.
Dat zijn twee belangrijke argumenten.
Misschien is het goed om in mijn inleiding kort nog twee dingen te
noemen: de energieonafhankelijkheid en het investeringsklimaat. De
laatste tijd zie je inderdaad in het nieuws dat een hoop
biobrandstofbedrijven het moeilijk hebben en dat ze hun investeringen
stopzetten. Je kunt daar op verschillende manieren naar kijken. In het
debat hoorde ik een paar keer: zie je wel, biobrandstoffen zijn
kansloos; investeer er niet in. Ik denk dat dit onjuist is. Ik denk dat
er genoeg vraag is in tal van sectoren om dit te doen. Er wordt juist
naar dit soort wetgeving gekeken om op een verantwoorde manier aan
vraagcreatie te doen, juist ook voorbij 2030. Dus ja, biobrandstoffen
hebben zeker toekomst in Nederland, het liefst ook qua productie in
Nederland.
Tegelijkertijd hoor ik ook andere mensen zeggen: zie je wel, de fossiele
bedrijven hebben weer gekozen voor kortetermijnwinsten. Dat vind ik niet
onjuist. Er zijn tal van redenen waarom al die bedrijven uit Nederland
zijn vertrokken: technisch, vanwege onder meer de energiekosten, die
hoger zijn dan in de omliggende landen, de netcongestie en de
stikstofproblematiek; je kunt ze allemaal opsommen. In de kern komt het
er wel op neer, ook politiek gezien, dat bedrijven winst moeten kunnen
maken. Er moet een businesscase uit te halen zijn. Het is belangrijk om
dat met elkaar te blijven beseffen bij alle wetgeving die we maken.
Bedrijven zijn op aarde om winst te maken, op een verantwoorde manier,
en om een bijdrage te leveren aan onze samenleving.
We moeten altijd kijken naar dat economisch verdienmodel en die
investeringsbereidheid. Dat hebben we ook proberen te doen in dit
wetsvoorstel. Continu kijken we naar de balans. Wat kunnen we vragen van
de modaliteiten? Wat kunnen we vragen van biobrandstoffenpartijen? Wat
kunnen we vragen van raffinaderijen? Op die manier moeten we samen een
balans proberen te creëren. Dat hebben we in allerlei sessies proberen
te doen.
Ik zei dat investeringszekerheid belangrijk is, maar ook
energieonafhankelijkheid is belangrijk. De heer Boutkan vroeg mij of ik
het ermee eens ben dat Nederland zelf de regie moet nemen en zelf moet
bepalen wat het doet als het gaat om energie. Dat ben ik volmondig met
hem eens. Juist daarom denk ik dat het belangrijk is om deze
biobrandstoftransitie te maken. Want, laten we eerlijk zijn, de diesel
en de benzine die we in onze tank gooien, pompen we niet op in
Wagenberg, vlak bij mij in Brabant. Die halen we toch uit landen waarvan
we met elkaar denken dat ze niet helemaal dezelfde waarden als wij
hebben. Kijk naar Rusland, een land dat zich vijandig opstelt ten
opzichte van Europa en een oorlog op ons continent voert. Ik wil in de
toekomst niet afhankelijk zijn van Rusland als het gaat om onze
brandstof. Hetzelfde geldt voor Saudi-Arabië, dat toch echt heel andere
waarden nastreeft dan wij doen. Ik denk dat het heel onverstandig is als
wij ons afhankelijk maken van dat soort landen.
Als we het laatste niet willen, moeten we dus stappen zetten. Dat zijn
geen sprookjes of dictaten vanuit Brussel; dat is logischerwijze
optrekken samen met andere landen, want Nederland is geen eiland.
Nederland verdient al sinds jaar en dag zijn boterham in het buitenland,
door samen te werken met andere landen. We moeten dat dus samen doen.
Daarom denk ik dat het wetsvoorstel dat nu voorligt heel goed is.
Voorzitter, dit was mijn inleiding.
Dan ga ik nu over naar de verschillende vragen die mij zijn gesteld.
Laat ik beginnen bij de vragen die zijn gesteld over het gelijke
speelveld. Het is cruciaal dat we in Europa, helemaal als het gaat om de
ons omringende landen Duitsland en België, zo veel mogelijk ernaar
streven om het op eenzelfde manier te doen en om het met dezelfde timing
te doen. Het laatste wat je wilt in de hele discussie die nu wereldwijd
speelt, is dat je elkaar op de vierkante kilometer gaat beconcurreren.
Wij hebben dus heel nadrukkelijk gezegd dat wij alles zo veel als
mogelijk afstemmen met Duitsland en België.
Door een aantal leden, onder wie de heer Pierik, werd gevraagd hoe we
voorkomen dat Nederlandse bedrijven uiteindelijk de rekening betalen
voor het feit dat België en Duitsland achterblijven. Het antwoord daarop
is: zorgen dat België en Duitsland niet achterblijven. Een aantal keren
werd gezegd: we hoorden dat België niet zou implementeren vanaf 1
januari 2026. Maar wij hebben met België een MoU, een memorandum of
understanding, afgesloten, juist om ervoor te zorgen dat we gelijktijdig
gaan implementeren.
Met geruchten gaat het vaak zo: als je hier begint met een verhaal,
eindig je daar met een heel ander verhaal. Wij hebben echter van onze
Belgische counterpartners nog eens bevestigd gekregen dat België gaat
implementeren vanaf 1 januari 2026. Als dat niet zo is, gaan we daar
politiek druk op zitten. Maar de laatste berichten, volgens mij van
vandaag, zijn dat België vanaf 1 januari 2026 gaat implementeren, dus
dat moeten wij dan ook gelijktijdig doen. Anders krijg je weer zo'n
kat-en-muisspel: iemand gaat naar achter, de een doet dit, de ander doet
dat. Laten wij als Nederland ervoor zorgen dat we dat gelijke speelveld
nastreven. Dat doen we dus op die manier. Hetzelfde geldt voor mijn
Duitse collega: ook daarmee spreken we af dat we dat goed doen.
De heer Pierik vroeg of er dan wel mitigerende maatregelen klaarliggen.
Ik blijf herhalen dat ik nu geen redenen zie om mitigerende maatregelen
in te voeren. Vanzelfsprekend houden wij de boel in de gaten en zorgen
wij ervoor dat we ook zijn voorbereid, want je wilt niet de situatie —
zoals enkele leden ook hebben aangegeven — dat onze concurrentiepositie
onderuit wordt gehaald omdat wetgeving achterblijft of juist versnelt.
Wel moeten we als Nederland zeggen dat als we een afspraak maken voor 1
januari — we lopen al achter als het gaat om de implementatieperiode —
we daar wel naar moeten blijven streven, juist vanwege de
investeringszekerheid. Als iedereen steeds naar achteren gaat, kom je
ook niet verder met elkaar.
De heer Boutkan vroeg: is het niet zo dat de brandstoffenhandel mondiaal
is en houdt het wetsvoorstel hier dan ook rekening mee? Ja, dat is zeker
zo, vooral als het gaat om de zeevaartbrandstoffenhandel. Daarom zijn we
op dit moment ook druk bezig met het maken van afspraken op mondiaal
niveau. Dat gebeurt met de International Maritime Organization, IMO. De
verwachting is dat daar het komend jaar weer flinke stappen in worden
gezet. Dat is belangrijk, maar tegelijkertijd moeten we dat ook op
Europees niveau doen. Uiteindelijk is Europa ook een grote speler in dat
geheel. Door daar als Europa op in te zetten, zijn we ook een hub voor
hernieuwbare brandstoffen en zijn we klaar voor de toekomst.
De heer Boutkan vroeg of het klopt dat de sector kenbaar heeft gemaakt
dat er een ongelijk speelveld ontstaat wanneer er niet tijdig wordt
geïmplementeerd. Ja, daar zijn we ons terdege van bewust. Nogmaals,
Nederland loopt inmiddels achter als het gaat om de verplichte
implementatiedatum. Daarom werken we nu enorm samen met landen als
België en Duitsland om snel in te voeren.
Even kijken, even puzzelen, voorzitter. Dan waren er een aantal andere
vragen over de modaliteiten. Waarom kiest de staatssecretaris ervoor om
de Annex IX-B-brandstoffen structureel uit te sluiten? In Europees
verband is het gebruik van Annex IX-B-grondstoffen op dit moment
gelimiteerd. Er zit dus een limiet op. Nederland zit al boven deze
limiet. Om die reden is ervoor gekozen om Annex IX-B-grondstoffen
inboekbaar te maken voor sectoren met de hoogste verplichting en de
huidige situatie door te zetten. Dat is dus vanwege het feit dat we met
die limiet zitten. Als je dat nu ook nog voor de zeevaart gaat toestaan,
kom je op basis van de huidige situatie aan alle kanten in de knel. Wij
vonden dat onverstandig. Overigens sluit het zo ook aan bij het MoU die
wij hebben gesloten met België; zij doen dat ook. Ook hier kiezen we dus
voor het belang van het gelijke speelveld met een land als België.
De heer Pierik vroeg mij ook of ik erken dat het inboekbaar maken van
T1-leveringen een ongelijk speelveld creëert en welke maatregelen ik
neem om dat te stoppen. Ja, dat is zo. Om ontwijking te voorkomen, heb
ik er juist voor gezorgd dat de T1-doorvoerleveringen onder de
verplichting vallen, maar dat ze niet meetellen voor de credits. Als
onder T1 uitgeleverde biobrandstoffen credits zouden opleveren, leidt
dat juist tot achterstand voor Europese producenten. Daarom stel ik in
de ontwerpregeling, die nu ter consultatie voorligt, voor om de
inboeking van deze biobrandstoffen niet mogelijk te maken. Zo voorkomen
we ook een ongelijk speelveld.
Mevrouw Van Groningen vroeg over de Annex IX-B-brandstoffen nog of ik
bereid ben om op Europees niveau te verkennen of er een
uitzonderingspositie zou kunnen komen voor de zeevaart. Daar ben ik toe
bereid. Ik zet me graag in voor het verruimen van de limiet, maar wel in
Europees verband. Ik kies ervoor om een gelijk speelveld te hebben en de
huidige situatie door te trekken en nu niet te verruimen naar de
zeevaart. Maar als het gaat om de algemene uitzonderingspositie, de
verruiming ervan in Europa, kan ik mevrouw Van Groningen toezeggen dat
te gaan doen.
De heer Bamenga vroeg mij nog hoe het komt dat wij de categorie "overig"
niet hebben geschrapt naar aanleiding van het advies van de NEa. Ook dat
is vanwege het feit dat wij graag het gelijke speelveld willen behouden.
De NEa adviseerde dit specifiek voor de zeevaart en niet voor alle
modaliteiten. Ik heb ervoor gekozen om het gelijke speelveld met België
te laten prevaleren; vandaar dat we dit op deze manier hanteren.
De heer Thijssen vroeg mij of er extra beleid komt om de schaarse
duurzame biobrandstoffen in te zetten waar elektrificatie vooralsnog
geen optie is, namelijk in de scheepvaart en de luchtvaart. Ik
refereerde er in mijn inleiding al aan dat het beleid daar in beginsel
wel op gericht is. Elektrificatie is by far de meest efficiënte manier.
Elektrificatie is ook de hoofdroute als het gaat om het wegverkeer en
het personenvervoer. Dat loopt echt via elektrificatie. De
verbrandingsmotor wordt daarin uitgefaseerd. In de wegsectoren zullen in
Nederland natuurlijk tot ver na 2050 nog wel auto's met
verbrandingsmotoren rondrijden. Het is dus juist heel verstandig om dat
op deze manier toch een bijdrage te laten leveren aan het
verduurzamen.
De heer Thijssen vroeg mij hoe ik ervoor ga zorgen dat het wagenpark zo
snel mogelijk wordt geëlektrificeerd. Nogmaals, de hoofdroute blijft
elektrificatie. Alle nieuwe auto's die na 2035 in Europa worden
verkocht, moeten elektrisch zijn. Daarnaast zetten we een aantal fiscale
elementen in, waaronder de pseudo-eindheffing. Daarnaast proberen we zo
goed als mogelijk de laadinfrastructuur te stimuleren. Ik kreeg laatst
een rapport te zien waarin staat dat we inmiddels op het punt zijn dat
er gemiddeld 55 laadpunten per dag bij komen in Nederland. Het is ook
goed om eens positief nieuws over dit onderwerp te melden.
De heer Thijssen vroeg mij ook hoe het zit met de verdeelsleutel wat
betreft de elektrificatie van de lucht- en scheepvaart. Hij vroeg of er
aanleiding is om die verdeelsleutel aan te passen. Op het gebied van
elektrisch vervoer is de wegsector de meest kostenefficiënte manier om
aan de verplichting te voldoen. De verplichting voor de wegsector is op
dit moment hoger dan voor andere sectoren. Daarom zorgen we dat we het
daar snel realiseren, om het vervolgens op een andere plek in te zetten.
Nieuw in deze implementatie is dat daarna de zee- en binnenvaartsectoren
deze verplichting krijgen. Voor de zeevaartsector is de verplichting
lager dan het RED-gemiddelde, maar hoger dan in de Europese verordening.
Zo proberen we continu de balans te vinden tussen vergroening aan de ene
kant en de concurrentiepositie van Nederland en de Nederlandse
brandstofproducenten aan de andere kant. Dit was het kopje modaliteiten
en gelijk speelveld, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Over modaliteiten en gelijk speelveld zijn er vast vragen
aan de kant van de Kamer.
De heer Bamenga (D66):
Dank aan de staatssecretaris voor de reactie in eerste instantie. Ik heb
een vraag in de categorie overig over wat de staatssecretaris zojuist
heeft gezegd. Ik denk dat wij het punt van "zo veel mogelijk een gelijk
speelveld" heel goed begrijpen. Zo staan wij er ook in, maar ik mis hier
nog wel de afweging. In dit geval gaat het om: we laten het prevaleren
en we willen het gelijke speelveld creëren omdat België het zo heeft.
Het kan natuurlijk ook andersom, en dan heb je ook een gelijk speelveld.
Mijn vraag is dus eigenlijk: wat is de overweging? Is er een overweging
geweest wat betreft de fraudegevoeligheid van de categorie overig in
dezen?
Staatssecretaris Aartsen:
Ja, dat klopt. Het is nu met de Belgische collega's zo in het MoU
beland. Ik vind het verstandig om dat op dit moment te handhaven,
helemaal aangezien we op het implementatiepunt zitten. Het hele
fraude-onderdeel gaat zo meteen uit de startblokken. Ik kom daar zo nog
op terug. Daar is ook veel voor te zeggen. Ook hier denk ik dat we
continu de balans moeten zoeken. Aan de ene kant moet het rechtvaardig.
Je moet het draagvlak behouden. Mensen moeten niet het gevoel hebben dat
ze genept worden of voor de gek worden gehouden. Aan de andere kant moet
je oppassen dat — hoe luidt die uitspraak ook weer? — het betere niet de
vijand van het goede wordt. Het feit dat we overstappen van fossiel naar
bio is al een enorme stap als het gaat om de verduurzaming en we staan
hier nog echt aan het begin wat dat betreft. Dus ik denk dat deze stap
voor nu het beste is. Maar in de toekomst zullen er ongetwijfeld
allerlei ontwikkelingen plaatsvinden waardoor je altijd alles weer
opnieuw moet bekijken.
De voorzitter:
Ik zag de heer Pierik zich ook melden voor een vraag.
De heer Pierik (BBB):
Een checkvraag. Dit ging over het gelijke speelveld, maar ik zag de
massabalans nog niet voorbijkomen. Komt die bij de systeemverandering
nog aan de orde?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik heb nog twee mapjes, want daar waren heel erg veel vragen over
gesteld. Er zijn nog twee nieuwe mapjes toegevoegd: de raffinageroute en
de terminalroute. Daar komt het in terug.
De heer Boutkan (PVV):
Ik hoorde de staatssecretaris in het antwoord op het ongelijke speelveld
en dergelijke zeggen dat hij goede contacten heeft met België en dat
beide landen gelijk willen optrekken. Volgens mij hadden we Duitsland
ook aan de kaak gesteld, maar Duitsland loopt dan waarschijnlijk ook
gelijk op. Maar de binnenvaart komt verder dan Duitsland, want die reist
ook de Donau af. Hoe zit het dan met die landen? In mijn eerste vraag
over het gelijke speelveld zei ik niet voor niets: binnen Europa. Dat is
breder dan België en Duitsland.
Een vraag die daarop aansloot, en waar ik ook geen antwoord op heb
gekregen, was of er ook noodremprocedure is voor het geval er in Europa
een ongelijk speelveld ontstaat. Dat wou ik toch nog effe kwijt,
voorzitter. Ik heb daar geen antwoord op gehad.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank voor deze aanmoediging van de PVV-fractie om in Europees verband
samen te werken. Ik denk dat zo'n aanmoediging vanuit de PVV-fractie een
goede aanmoediging is.
Maar inderdaad, het is belangrijk om dat Europees goed te regelen. Dat
is de reden waarom je dit soort zaken niet als Nederland alleen regelt,
maar juist in Brussel. Je wilt namelijk dat het niet alleen in Nederland
gebeurt, maar ook in België, Duitsland, Oostenrijk en Slowakije. Alle
Europese landen moeten uiteindelijk deze RED III-richtlijn invoeren en
implementeren. Vandaar dat wij daarop inzetten. Ik vind het daarom
onverstandig om dat alleen te doen. Nederland is een klein landje dat
veel samenwerkt met andere landen. We moeten dus vooral goed kijken of
het allemaal met die andere landen klikt. Vandaar ook dat ik zeg: laten
we nou zo snel mogelijk samen met Duitsland en België implementeren. Dat
zijn de landen het dichtst bij ons en als andere landen vervolgens niet
snel genoeg ook implementeren, moeten we in Brussel aan de bel trekken.
Daar moeten we dan zeggen "implementeer nu ook", want Nederland heeft
continu baat bij een gelijk speelveld.
Een noodremprocedure. Natuurlijk zijn wij voorbereid. Je wilt geen
onvoorziene situaties en dus moet je altijd voorbereid zijn. Maar ik
vind het wel te makkelijk om nu te zeggen: "We horen het gerucht dat
België niet implementeert. We horen het gerucht dat Duitsland niet
implementeert." Het voordeel is dat je tegenwoordig kunt bellen. Ik heb
regelmatig contact met mijn Belgische en Duitse collega. We kennen
elkaar inmiddels en ik mag ook gewoon appen. Je kunt dit soort dingen
dus ook gewoon aan elkaar vragen. Daar is die internationale
samenwerking juist ook zo goed voor, want dan kun je zeggen: "Kom op,
jongens. Laten we dit nou samen doen, want uiteindelijk hebben we daar
allemaal voordeel bij." Dus ja, we zijn voorbereid, maar het hoofddoel
blijft wel snelle implementatie.
De voorzitter:
Goed, ik zie dat de heer Thijssen nog een vraag heeft.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank aan de staatssecretaris voor deze antwoorden. Als ik hem goed hoor,
volgt hij ook mijn betoog dat biobrandstoffen een zeldzaam kostbaar
goedje zijn, een goedje dat we vooral moeten inzetten op die plekken
waar elektrificatie lastig is, de lucht- en de scheepvaart. Maar hij
liet toch ook nog een deurtje open, namelijk dat het er ook bij de
auto's in kan. Kunnen we het niet beter omdraaien? Moeten we niet zeggen
"omdat dit zo zeldzaam en zo duur is en omdat we in 2050 klimaatneutraal
moeten zijn, moet de elektrificatie van de mobiliteitssector ook in 2050
klimaatneutraal zijn"? Het moet dan helemaal elektrisch zijn en het
kabinet moet daar dan ook in zijn beleid op inzetten. Op die manier
kunnen we namelijk die kostbare biobrandstoffen vooral ten goede laten
komen aan de sectoren waar niks anders mogelijk is.
Staatssecretaris Aartsen:
Dat doen we, hè. We beginnen nu bij de mobiliteit. Richting 2030 zorgt
dat echt voor een enorme bijdrage. Nogmaals, de helft van de
CO2-winst bij mobiliteit tot 2030 komt van het wegverkeer.
Dat is echt een enorme stap en uiteindelijk ga je het na 2030 omklappen
naar andere sectoren, waar het veel moeilijker is. We verwachten
namelijk dat die elektrificatie van ons wagenpark sneller gaat. Ik denk
alleen dat het veel beter is om dat via andere methoden te doen. Dat
wordt ook meegenomen in de credits, dus op zich zit dat er wel in.
Ik zou nu niet zeggen: laten we het in 2050 helemaal uitsluiten, omdat
we nu simpelweg nog niet weten hoe het pad daarnaartoe op dat moment is.
Laten we nu inzetten op de hoofdroute elektrificatie van het wegverkeer.
Daar zijn we heel hard mee bezig, op allerlei andere manieren. We
klappen het om in 2030 als we van de modaliteit wegvervoer naar andere
modaliteiten gaan. Uiteindelijk wil je dat dat gaat draaien. Laten we
het dan in 2030, 2035, 2040 weer bekijken en bijstellen hoe het in 2050
is. Ik denk dat dat de meest verstandige inzet is. Maar volgens mij
verschillen we niet van menig over het belang van de elektrificatie van
het wegvervoer.
De voorzitter:
Goed. Fijn als u naar het volgende blokje kunt gaan.
Staatssecretaris Aartsen:
Ja. Dat is systeemwijzigingen en de investeringszekerheid. De heer
Pierik vroeg mij of ik bereid ben om een zachte landing te introduceren
voor bedrijven. Het beeld dat het compleet uit de lucht komt vallen,
deel ik niet. Er is heel intensief samengewerkt met het bedrijfsleven,
met briefings, met informatie delen. Dat zit er al een tijd aan te
komen. Er is ook een uitgebreide consultatie geweest. Het is inderdaad
zo dat de ontwerpconsultatie net open is, maar dat is natuurlijk altijd
voorafgaand aan een wetsvoorstel. Maar de bedrijven wisten al ver van
tevoren wat hier aan zat te komen. We proberen dat ook in
regeldruktoetsen mee te nemen. Vandaar dat we voornemens zijn om te
beginnen per 1 januari 2026. Dat lijkt mij verstandig om te doen, ook
weer verwijzend naar het gelijke speelveld.
De heer Thijssen vroeg mij of de implementatie van RED III daadwerkelijk
gaat leiden tot de transitie naar emissievrij en of er geen vertraging
gaat optreden in de switch naar verbrandingsmotoren. Ik begrijp deze
zorg, maar denk dat die op dit moment niet terecht is. Zoals eerder
gezegd is het in de implementatie op dit moment zo dat elektriciteit
meetelt bij de CO2-reductie, omdat het inderdaad vier keer
efficiënter is. Daarom hebben we op het gebied van EV de gewenste
voorsprong ook weten te houden. We zetten dus in op ingroei in
hernieuwbare brandstoffen, zodat ze op de middellange termijn ook
betaalbaarder worden en beschikbaar voor de luchtvaart, de scheepvaart
en de chemische industrie. Uiteindelijk is de RED III-implementatie een
soort ultieme transitiewetgeving, maar we zijn er nog niet. We zijn pas
in het jaar 2025 en we delen het doel om in 2050 klimaatneutraal te
zijn.
De heer Thijssen vroeg mij naar de investeringsplannen voor na 2030.
Daar waren meer vragen over, ook van de heer Bamenga en mevrouw Van
Groningen. De heer Thijssen vroeg naar een tussendoel voor 2040. Ik zie
de problemen als het gaat om de investeringsbereidheid en de
investeringszekerheid. Ondernemers zeggen: "Je moet investeren en zo'n
fabriek neerzetten, maar hoe zit het daar dan mee na 2030? Ik moet er
wel een businesscase op kunnen bouwen". Ik zei het al aan het begin van
mijn betoog: op dit moment loopt er een onderzoek, een verkenning, om te
kijken of wij die verplichting kunnen doortrekken tot voorbij
2030.
In Frankrijk zijn de maatregelen inmiddels vastgesteld tot 2035, in
Duitsland tot 2040. In België zijn ze op dit moment nog niet
beschikbaar. Maar ik ben dus bereid om te kijken of we het kunnen
doortrekken. Ik wil alleen wel die verkenning afwachten, zodat we goed
kunnen kijken hoe we dat ten aanzien van alle drie die modaliteiten het
beste kunnen doen. Ik werk die opties uit en verwacht er in 2026 op
terug te komen tot hoever we die dan kunnen doortrekken. Maar ik heb dus
wel een positieve grondhouding.
Voorzitter. Dat ten aanzien van de investeringszekerheid.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de zijde van de Kamer. Daar zie ik nu
niets, dus u kunt ... O nee, excuus, toch wel. U moet even wat grootser
zwaaien, meneer Bamenga, want als ik u alleen maar zie denken, dan weet
ik nog niet wat u wilt. Gaat uw gang, meneer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Ik zal voortaan wat grootser zwaaien.
De heer Boutkan (PVV):
Je zat in de dode hoek.
De heer Bamenga (D66):
Ja, ik zat in de dode hoek. Dat zal het wel zijn.
Dank voor de reactie en de bereidwilligheid van de staatssecretaris om
de termijn door te trekken. Ik ben heel erg benieuwd daarnaar. De
staatssecretaris geeft aan: er loopt op dit moment een verkenning en
daar moeten we op wachten; de keuzes moeten in 2026 gemaakt worden. Wij
horen vanuit de sector dat 2040 een goede periode zou kunnen zijn. Ik
ben heel erg benieuwd welke elementen voor de staatssecretaris
belangrijk zijn om af te wegen wat het gaat worden: 2035, 2040
enzovoorts. Wat zijn die elementen voor de staatssecretaris?
Staatssecretaris Aartsen:
Wij verwachten deze verkenning in november gereed te hebben. Vandaar dat
ik zeg: laten we het in 2026 doen, zodat we nu wel door kunnen gaan met
de implementatie van het wetsvoorstel. Ik denk dat dat verstandig is. Je
kunt het tussendoel per sector variëren. Je wilt ook kijken hoe hoog dat
tussendoel vervolgens moet zijn. Waar mik je op? Dat hangt natuurlijk
ook af van wat de omliggende landen doen. België heeft het op dit moment
ook nog niet besloten. Het lijkt me verstandig om te kijken wat we samen
kunnen doen. Nemen we het punt van Duitsland of het punt van Frankrijk?
Er zijn verschillende Europese geluiden. Dit soort scenario's zitten
allemaal in die verkenning. Vandaar dat ik daar even op wil wachten. We
hebben het over november, dus dat is al over een dikke maand.
De voorzitter:
U kunt verdergaan.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank, voorzitter.
Er zijn een hoop vragen gesteld over het onderdeel fraude. De heer
Pierik vroeg mij welk vangnet er op dit moment is om fraude en misbruik
te voorkomen. Ik denk dat het belangrijk is dat we bij dit soort
vraagstukken zeker weten dat het van goede grondstoffen komt. Je wilt
niet dat het gevoel ontstaat: ik word hier gepiepeld of genept. Het is
dus belangrijk dat we dat doen. Daarvoor hebben we de Uniedatabank en de
transparantie die die biedt, maar er zijn ook onafhankelijke
certificeringsinstellingen die de hele leveringsketen van
biobrandstoffen controleren. Samen met onze buurlanden zetten we bij de
Europese Commissie in op de oprichting van een publieke Europese
toezichthouder, waarmee we het toezicht binnen en buiten Europa kunnen
versterken. Aan de ene kant zetten we in op publieke handhaving, liefst
op Europees niveau, en aan de andere kant op private handhaving,
bijvoorbeeld via certificeringsinstellingen.
Daarmee heb ik ook de vragen van de heer Thijssen over fraude
beantwoord. We zetten in op publieke en private toezichthoudersystemen.
De NEa investeert samen met andere instellingen, zoals de ILT en de
Douane, actief om de samenwerking te versterken. Wij verwachten dat de
Europese Commissie voor het einde van het jaar aanvullende maatregelen
zal verstrekken voor het toezicht in de gehele keten. Nederland is daar
nauw bij betrokken.
Dan de balans ten aanzien van de vraag. Daarvoor geldt hetzelfde
antwoord, namelijk dat we op meerdere sporen inzetten.
De heer Bamenga vroeg: wat is de stand van zaken van de bevoegdheden
voor het toezicht buiten de Europese Unie? Wij streven ernaar dat er in
Europees verband een publieke toezichthouder komt die ook buiten het
grondgebied van de Europese Unie goed kan controleren. Het idee is juist
dat je dat op Europees niveau doet. Als Nederland dat alleen gaat doen,
dan vergt dat hele kostbare capaciteit en mis je uiteindelijk de massa
om daar daadwerkelijk op te kunnen acteren. Uiteindelijk zullen mensen
Nederland dan gaan mijden in plaats van dat je daadwerkelijk effect
sorteert. Je wilt dat vooral op Europees niveau doen, zodat je als
Europa één vuist kunt maken tegen fraude buiten Europa.
Tot slot vroeg mevrouw Van Groningen mij wat de tijdlijn is op het
onderdeel fraude en handhaving. Per 1 januari '26 is de Uniedatabank
verplicht voor vloeibare biobrandstoffen. De Europese Commissie heeft
inmiddels aangekondigd een overgangsregeling te zullen bieden. In de
tussentijd heeft Nederland dus een robuust systeem. Langs zowel de
publieke als de private kant proberen we op dit moment al te zorgen voor
goede handhaving.
Dat was het kopje fraude.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Thijssen een vraag heeft.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Over die certificaten om te kijken of het echt duurzaam is en aan die
hele strenge duurzaamheidscriteria voldoet. Ik heb grote zorgen bij die
private systemen. Dat is toch een beetje van: bedrijven die hun
certificeringssysteem ontwikkelen om te zien of ze zelf voldoen aan de
duurzaamheidscriteria. Ik heb die zorgen vooral omdat we weten dat er
een beperkte hoeveelheid echt duurzame biomassa is en de vraag groter
wordt. Er komt dus een enorme prikkel om meer te frauderen, helaas. Ik
zou zeggen: wat er vooral moet gebeuren, is dat de publieke
toezichthouder, de NEa, veel meer middelen moet krijgen om echt goed
toezicht te houden en om die private systemen hier en daar goed te
controleren, vooral ook omdat we veel signalen krijgen dat het wel
degelijk leidt tot meer ontbossing. Deelt de staatssecretaris deze
zorgen? Krijgen onze publieke toezichthouders dan ook veel meer middelen
om goed toezicht te houden?
Staatssecretaris Aartsen:
Twee dingen. We zetten dus in op én privaat én publiek. Ik denk dat de
heer Thijssen de private sector nu iets te weinig credits geeft als het
gaat om certificering. Er zit wel een idee achter certificering. Dat
doen we natuurlijk op heel veel plekken om een en ander goed te borgen.
Ik zou dat dus niet een-op-een overboord willen gooien. Tegelijkertijd
weten we ook dat in sommige gevallen certificering inderdaad niet altijd
heilig of sluitend is en dat je dus ook moet kiezen voor publieke
handhaving. Vandaar dat we op beide inzetten: private certificering waar
dat kan en vervolgens publieke handhaving waar dat moet. Maar dat doen
we vervolgens op Europees niveau, zodat we ook buiten de Europese Unie
toezicht kunnen houden, ook op de certificaten. Maar wel op Europees
niveau; de Commissie moet daarmee aan de gang. Als we dat als Nederland
doen ... Nogmaals, daar hebben we de capaciteit niet voor, ook niet als
we meer bevoegdheden geven of meer geld ernaartoe sturen. Bovendien
resulteert dat erin dat mensen Nederland uiteindelijk zullen mijden. Dan
hebben we én het probleem niet opgelost én een probleem in Nederland
gecreëerd.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Tja, maar als we het niet goed doen, schiet het klimaat er niks op en
daar is het toch wel allemaal om begonnen. Kijk, over die private
systemen: ik ben zelf toevallig heel nauw betrokken geweest bij het
certificeringssysteem voor de bijstook van biomassa in kolencentrales en
uiteindelijk is de hele milieubeweging eruit gestapt omdat het niet goed
ging volgens de milieubeweging. Ze hadden ook onderzoeken die dat lieten
zien. Ik zeg hier niet "er mag helemaal niks privaat gebeuren", maar ik
zeg wel dat er goed publiek toezicht moet zijn en dat dat — volgens mij
hoor ik de staatssecretaris dat ook zeggen — in Europees verband moet.
Dan is mijn vraag: maar komt er bij die Europese toezichthouder, gelet
op die veel grotere kans op fraude, meer capaciteit om goed toezicht te
houden?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik denk dat we het eens zijn, juist ook wat betreft de klimaatimpact. Ik
voeg daar alleen nog het argument van investeringszekerheid in Nederland
aan toe, de aantrekkelijkheid van Nederland. Als je het op Nederlands
niveau doet, heb je én geen resultaat voor het klimaat én een nadelig
effect voor de economie. Dan hebben we aan beide kanten een probleem.
Vandaar dat wij zeggen: zet in op de Europese Commissie, op Europees
verband. En ja, daar zal dan ongetwijfeld meer capaciteit naartoe
moeten, alleen al vanwege het simpele feit dat het op dit moment nog
niet bestaat. Die publieke handhaving moet nog worden opgezet. De
publiek-private samenwerking met certificaten kan daar weer op een
andere manier aan bijdragen. We doen het dus in Europees verband.
Daarbij ga je toezicht houden op de private certificering.
De voorzitter:
Laatste interruptie voor de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Oké, maar dan komen we volgens mij wel ergens. De vraag is dan
natuurlijk wel hoeveel capaciteit die publieke toezichthouder in Europa
nodig heeft, gezien de grootte van de markt, het opschalen van de
doelstellingen en het feit dat het van over de hele wereld komt. Is er
een inschatting van de Europese Commissie of misschien van de
staatssecretaris wat er voor nodig is om dit goed te doen en wordt dat
ook geleverd? Dat is voor ons wel belangrijk als we verdergaan met RED
III.
Staatssecretaris Aartsen:
Vanzelfsprekend. Je kunt niet bepleiten in Brussel dat er een
toezichthouder moet komen en dan vervolgens niks doen. Hoeveel dat exact
gaat zijn, kan ik natuurlijk niet zeggen. Het is echt aan de Commissie
zelf om dat goed in te regelen. Maar daar zijn natuurlijk allerlei
varianten op mogelijk. De verschillende handhavers in den lande kunnen
natuurlijk samenwerken. Je kunt attachés of detachering mogelijk maken.
Je kunt onderdelen onderling verdelen. Je kunt per gebied kijken wat
waar binnenkomt. Er zijn dus allerlei mogelijkheden voor, maar ik denk
dat het verstandig is om dat op Europees niveau te doen. Uiteindelijk is
dat dan aan de Europese Commissie, maar daar moet vanzelfsprekend een
stevige handhaving tegenover staan. Ik denk dat dat de inzet is.
De voorzitter:
Oké, dank. Het volgende mapje.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik begin bij de raffinageroute. Over dit onderdeel zijn vragen gesteld
door de VVD en de BBB. Een specifieke vraag is of we bereid zijn om de
correctiefactor 1.0 tot 2030 in de wet te zetten; daar is ook een
amendement over ingediend. Ja, ik ben bereid dat te doen. Vandaar dat
wij het amendement oordeel Kamer kunnen geven. Die correctiefactor
draagt bij aan de investeringszekerheid en aan de langdurige zekerheid
ten aanzien van elektrolyseprojecten in Nederland. Ik snap dus de wens
om dit tot 2030 vast te leggen. De reden waarom dit oorspronkelijk niet
in het wetsvoorstel zat en waarom ik blij ben dat dit in het amendement
niet voorbij 2030 gaat, is dat juist die correctiefactor een
sturingselement in het wetsvoorstel is. Ik zou het zonde vinden als je
die kwijt kan raken, want als we nou één ding weten bij een
energietransitie, is dat zij heel veel kanten opgaat, maar nooit precies
de kant die je van tevoren had bedacht. Je moet dus continu bijsturen
door te kijken waar het heen gaat en wat we moeten doen. Ik zou het
zonde vinden om na 2030 dat sturingselement kwijt te raken. Omdat in het
amendement "tot en met 2030" staat, kunnen we het amendement oordeel
Kamer geven.
Mevrouw Van Groningen vroeg mij ook om de wet in 2030 te evalueren. Dat
kan ik niet toezeggen, omdat het in 2030 te laat is om het vervolgens in
2031 te kunnen aanpassen. Vandaar dat ik graag zou willen toezeggen om
een eerder evaluatiemoment in te bouwen. Dat zou ik dan graag willen
doen in 2029. Met uw goedkeuring en met een kwinkslag kan ik dat zien
als een toezegging aan mevrouw Van Groningen.
De voorzitter:
Ik heb begrepen dat u uw agenda daar al aan heeft aangepast.
Staatssecretaris Aartsen:
Ja. Dan de oproep van de VVD en de BBB tot het verhogen van het subdoel
van 2 petajoule, dat nu gereserveerd is voor de directe inzet. Ik
ontvang ook signalen dat de directe inzet moeilijk kan concurreren met
de raffinageroute en dat dat een issue is. 2 petajoule alleen reserveren
binnen het huidige RFNBO-subdoel resulteert in directe inzet, maar leidt
ook tot grotere onzekerheid, met name met betrekking tot investeringen
in elektrolyseprojecten, omdat het beschikbare volume voor de
raffinageroute dan uiteindelijk weer wordt verkleind. Dus het alleen
daarbinnen reserveren zou ik niet verstandig vinden, omdat je daarmee
die raffinageroute juist ook weer ondermijnt. Wat ik wel zou kunnen
steunen, is het ophogen van het subdoel met 2 petajoule, zodat je ook
voldoende ruimte biedt voor de directe inzet — dat staat gelijk aan
1.500 vrachtwagens — en voor de Nederlandse elektrolyseprojecten. Italië
en Finland stellen op dit moment al een vergelijkbaar subdoel voor. Dit
ten aanzien van de vragen van mevrouw Van Groningen. Ik krijg een goede
toevoeging van mijn medewerker: je verhoogt het dus en dat onderdeel
reserveer je compleet voor directe inzet. Op die manier zou het kunnen,
zeg ik tegen mevrouw Van Groningen.
Er was ook een vraag ten aanzien van de schaarste. We hebben samen met
KGG inmiddels een ingroeipad bepaald voor projecten die bekend en
gepland zijn. Dat begint zeer bescheiden, rekening houdend met het feit
dat er opstartfases zijn. En er zijn op dit moment wel al voldoende
bestaande en in aanbouw zijnde projecten om aan de vraag, zoals wij die
voorzien, te voldoen. En qua afzetmogelijkheden wordt in alle sectoren
de mogelijkheid geboden om de aan verplichtingen met alle credits uit
alle raffinageroutes te voldoen. De afzetmarkt is op dit moment op
schaal aanwezig. Dat waren de vragen ten aanzien van de
raffinageroute.
De voorzitter:
Volgens mij waren daar wat vragen over, in ieder geval van mevrouw Van
Groningen.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dank voor deze antwoorden. Ik wil een verhelderende vraag stellen, en
nog een aanvullende vraag. De eerste vraag is: als ik u dus goed
begrijp, hebben we gewoon 2 petajoule nodig voor die direct use? En dan
begrijp ik ook dat u dus eigenlijk toezegt dat u dit best wilt verhogen
op het geheel, zodat we deze route ook mogelijk maken? Want wij willen
gewoon graag en-en; als dat zo is, dan hoor ik dat natuurlijk graag.
Daarnaast probeer ik nog een beetje gevoel te krijgen bij die signalen
die we kregen. U zegt dus dat we genoeg projecten hebben om in de markt
te voorzien. Tegelijkertijd gaat het ons ook om het lostrekken van
investeringen voor die waterstofmarkt. Daar geven ze aan dat ze
eigenlijk zelfs 11 tot 12 petajoule nodig zouden hebben. Mijn vraag —
die ik al heb gesteld, maar ik zeg het nog een keer — is of u, mits nou
echt vanuit het ministerie blijkt dat dit ook belangrijk is voor het
lostrekken van waterstofinvesteringen, ervoor openstaat om dan het
totaal uiteindelijk nog een keertje aan te passen, zodat die grote
investeringen ook gaan loskomen.
Staatssecretaris Aartsen:
Voor dat laatste wil ik toch eigenlijk wel wijzen naar mijn collega van
KGG, die op het gebied van waterstof daar natuurlijk al mee bezig is
geweest. Dit is daar slechts een onderdeel van. Dus ja, met uw
goedvinden wil ik daar wel naar verwijzen. Want als ik nu ja zou zeggen,
wie weet wat ik dan aan die kant lostrek ... Je moet altijd een beetje
voorzichtig zijn in het kader van de eenheid van kabinetsbeleid. Als het
gaat om de vraag van mevrouw Van Groningen over het ophogen van het doel
met 2 petajoule, dus om dat uniek te reserveren voor directe inzet, dan
kan ik toezeggen om dat te doen, als daaraan behoefte is in de Kamer.
Dat wil ik dus bij dezen toezeggen.
De voorzitter:
Aanvullend?
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Ja, voorzitter. Dat zouden wij in ieder geval geweldig vinden, en naar
ik weet ook heel veel mensen die willen investeren in die
mobiliteitstransitie. Gaat u dit per brief aan ons kenbaar maken, of hoe
moet ik dit qua vervolg dan zien, zodat we ook weten dat de industrie
goed geïnformeerd is hierover?
De voorzitter:
Dat is eigenlijk even het vervolmaken van een toezegging, begrijp ik. De
staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik moest even zoeken waar we dat gingen doen. Dat doen we formeel in een
besluit. Dus dat gaan we dan nemen, en dan moet het nog even langs de
Raad van State. Maar dan kunnen we u een afschrift sturen, als u dat
wenst.
De voorzitter:
Dan noteren we dit als een toezegging. Wanneer zal dat ongeveer
zijn?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik kijk even naar mijn buurman. "Einde van de maand" werd er
gefluisterd, maar ik dacht dat dat wel heel ambitieus is. Maar eind
volgende maand, dus eind oktober, krijgt u het besluit in de
brievenbus.
De voorzitter:
Goed. Ik kijk nog even naar links. Ja, gaat u verder.
Staatssecretaris Aartsen:
Ja, voorzitter. Dan de terminalroutes lng. Daar zijn een hoop vragen
over gesteld. Zouden wij als Nederland, net als andere landen, de
massabalans willen toestaan voor het gastransport? Daar zijn een aantal
vragen over gesteld. Ik ben wel terughoudend om dat te doen, om een
aantal redenen. De Europese regels staan op dit moment niet toe dat
massabalans wordt gebruikt voor bio-lng via het gasnet. Nederland heeft
dus ook geen Europese kop. Ik ben me er wel van bewust dat andere landen
deze regels op een andere manier interpreteren. Precies om die reden
hebben wij dan ook inmiddels contact gehad, al een aantal keer, met de
Europese Commissie, om daarop toe te zien. Daar zijn ook rechtszaken
over geweest. De Europese Commissie is op dit moment bezig met het
herzien van de uitvoeringsverordening. Ik heb er zojuist toe opgeroepen
om ervoor te zorgen dat er eenduidige regels komen, want het kan niet zo
zijn dat de regels op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Ik
ben er om een aantal redenen inhoudelijk ook geen voorstander van om dat
te doen. De eerste reden is dat het via die manier mogelijk wordt om
bijvoorbeeld Amerikaans schaliegas — de heer Thijssen zei dat volgens
mij — te vergroenen. Daarin zitten bezwaren. Het systeem dat Duitsland
gebruikt, van GvO's, van garanties van oorsprong, is bijvoorbeeld ook
onwenselijk, vanwege het feit dat wij ook een bijmengverplichting hebben
in de bebouwde omgeving, voor huishoudens. Wanneer je deze certificaten
zou gaan toestaan in Nederland, dan leidt dat uiteindelijk tot een
prijsstijging in de gebouwde omgeving en ook in de tuinbouwsector, omdat
de vraag dan uiteindelijk enorm zal gaan toenemen. We weten allemaal dat
als de vraag gaat toenemen en het aanbod gelijk blijft, de prijs dan ook
zal gaan stijgen. Daardoor is in de gebouwde omgeving niet alleen
verduurzaming een probleem, maar zal uiteindelijk ook de prijs gaan
stijgen. Dat is de reden waarom wij dat niet zien zitten.
Dat was het ten aanzien van de terminalroute.
De voorzitter:
Hier zijn wat vragen over. De heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
De antwoorden van de staatssecretaris verrassen me eerlijk gezegd toch
wel, want de staatssecretaris hamert er enorm op dat we naar een gelijk
speelveld moeten. En dan kijk ik naar dit punt en zie ik dat het in
Duitsland inderdaad anders is en dat dit tot prijsstijgingen zou leiden.
Maar er komt gewoon meer groen gas, dus ik denk dat dit de productie van
groen gas in Nederland juist enorm zal stimuleren en dat er juist geen
prijsstijgingen volgen. De Europese Commissie heeft Nederland ertoe
gedwongen om bij de bijmengverplichting voor groen gas in de gebouwde
omgeving import toe te staan, dus er zijn allemaal indicaties, allemaal
feiten, die eigenlijk precies het tegenovergestelde aangeven. Ik wil
eigenlijk aan de staatssecretaris vragen om al die overwegingen toch nog
eens mee te nemen en te bekijken of die massabalans ook hier in
Nederland ingevoerd kan worden. Ook in Duitsland functioneert dat
eigenlijk prima. Volgens mij is het een enorme stimulans om bio-lng hier
in Nederland wat meer body te geven.
Staatssecretaris Aartsen:
Met de kans dat ik dingen ga herhalen: ik zie het niet zitten om dit in
Nederland te gaan doen. We hebben al jaren het standpunt dat dit niet is
toegestaan in Europees verband. We hebben de Europese Commissie er dus
ook op gewezen dat er besluiten moeten worden genomen om allemaal aan
dezelfde wet te voldoen. We verwachten eind dit jaar ook een
uitvoeringsregeling vanuit de Europese Commissie waarin ze kenbaar zal
maken dat dit niet is toegestaan, precies vanwege de argumentatie die
ook de heer Thijssen noemde, namelijk dat er een verschil zit tussen het
daadwerkelijke biogas en lng, dat weer van andere zaken afkomstig is.
Ten aanzien van het Duitse systeem wijs ik er echt op dat het
uiteindelijk een groot risico met zich meebrengt dat er prijsstijgingen
voor normale huishoudens in zitten, omdat de vraag zal gaan toenemen.
Nederland heeft natuurlijk een aanpassing gedaan als het gaat om de
bijmengverplichting voor huishoudens. Ik zou het dus erg onverstandig
vinden om dat risico hier nu te nemen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Ja, toch een vervolgvraag. De staatssecretaris geeft aan dat de vraag
zal toenemen, maar ziet de staatssecretaris ook niet dat het aanbod dan
behoorlijk zal toenemen?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris, die even overlegt.
Staatssecretaris Aartsen:
Uiteindelijk zien we dat de vraag forser zal stijgen dan het aanbod.
Daar zit dus ook dat risico in. Ik ga mezelf dan herhalen. Het is nu
niet toegestaan. Dat is al een tijd het standpunt van de Nederlandse
regering. Wij verwachten voor het einde van het jaar een
uitvoeringsregeling vanuit de Europese Commissie waarin zij hetzelfde
zal zeggen, namelijk dat het niet is toegestaan en dus ook onwenselijk
is. Vanuit klimaatoogpunt maar ook vanuit marktmechanismeoogpunt zou ik
het niet willen doen. Dus nogmaals, ik ben er erg terughoudend in.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Toch even voortbordurend op de vragen van de heer Pierik — dank daarvoor
— is de vraag aan de staatssecretaris: op welke analyse vanuit het
ministerie baseert de staatssecretaris dat die prijzen zullen stijgen en
er dus ongewenste stoffen dit land binnen zullen komen? Zo zeg ik het
dan maar voorzichtig. Kan de staatssecretaris dus de analyse aanleveren
waarop hij die terughoudendheid en die focus op bepaalde zaken baseert?
Dan kom ik daar nog weleens op terug.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik deel die analyse zojuist hier, namelijk dat er sprake zal zijn van
stijgende prijzen omdat de vraag enorm zal toenemen vanwege het feit dat
wij die bijmengverplichting voor de bebouwde omgeving en dus ook voor de
glas- en tuinbouw fors hebben verlaagd. Dat heeft nou eenmaal tot effect
dat er meer vraag zal zijn. Nogmaals — ik val in herhaling — wij
interpreteren de regels zo dat het niet mag. Daar zijn inmiddels ook een
aantal juridische zaken over geweest. Wij verwachten dat de Europese
Commissie dit najaar, dus ergens in de komende drie maanden, ook zal
zeggen dat het niet mag. We zien ook risico's op het gebied van de
duurzaamheidscriteria. En we zien risico's ten aanzien van de prijs voor
huishoudens. Dat alles maakt dat ik niet bereid ben om die beweging te
maken en ik het verstandig vind om het te houden zoals we het nu
hebben.
De heer Boutkan (PVV):
U valt niet in herhaling en dergelijke, zeg ik tegen de
staatssecretaris, want u geeft geen antwoord. Mijn vraag was namelijk:
op basis van welke analyse doet u vanavond deze uitspraken? Ik zou die
analyse graag zwart-op-wit van u willen ontvangen.
Staatssecretaris Aartsen:
Als u het op schrift wilt hebben, kunt u het van mij op schrift krijgen.
Dat is geen enkel probleem, maar u krijgt dan hetzelfde antwoord,
misschien alleen met wat extra zinnen. Maar als het schriftelijk moet
worden gegeven, ga ik het schriftelijk geven.
De heer Boutkan (PVV):
Maar hier maak ik toch wel bezwaar tegen. De staatssecretaris refereert
aan analyses en dergelijke. Ik vraag: wat is er dan onderzocht in die
analyses? Die analyses zie ik dan graag tegemoet. Dan kan hij vervolgens
zeggen: u krijgt hetzelfde antwoord op schrift als wat ik nu zeg. Maar
als ik dat antwoord van de staatssecretaris goed begrijp, betekent dat
dus dat deze antwoorden vanavond ter plekke uit de ambtelijke
organisatie richting de staatssecretaris komen. Dit is dus niet voor die
tijd onderzocht. Dat is mijn conclusie dan.
De voorzitter:
Graag een reactie van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Nogmaals, als mij gevraagd wordt om dat nog uitgebreider op papier te
zetten, ben ik daar van harte toe bereid. Ik probeer altijd goed te
luisteren naar de behoeften van de Kamer. Dat probeer ik in alle
Kamerdebatten te doen. Ik probeer te kijken: waar zit de ruimte en hoe
worden de belangen gewogen? Maar op een aantal onderdelen maak ik nou
eenmaal een andere belangenafweging.
Dan val ik dus wel weer in herhaling: het standpunt van Nederland was en
is dat het niet in overeenstemming is met wat er in Europa mag. Wij
verwachten ook gewoon dat er binnen drie maanden een uitspraak zal komen
van de Europese Commissie, die zal zeggen: het mag niet. En als je dat
weet, vind ik het heel onverstandig om te zeggen: we gaan het toch nu
doen en dan moeten we over drie maanden het besluit maar gaan
terugdraaien. Daarnaast zie ik risico's ten aanzien van de herkomst en
de klimaatwinst die we daarmee maken. En ik zie een risico als het gaat
om de bijmengverplichting die we in Nederland hebben voor de bebouwde
omgeving en de glas- en tuinbouw, namelijk het risico dat je daar extra
vraag gaat toevoegen, want dan zul je zien dat de prijs zal gaan
stijgen. Dat is uiteindelijk mijn totaalafweging hierin. Als u het daar
niet mee eens bent, dan hoor ik dat, maar dit is mijn afweging.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dank voor uw constructieve meedenken; dat merken we namelijk inderdaad
en dat is alleen maar heel fijn.
We merken natuurlijk ook dat deze massabalanssystematiek ons allen aan
het hart gaat, omdat wij een gelijk speelveld willen en ook graag
bio-lng gewoon in Nederland mogelijk willen maken. Ik denk dat veel
bedrijven kunnen opschalen als het eenmaal mogelijk is, dus ik durf met
u van mening te verschillen over of er een prijsstijging komt. Ik denk
dat die er niet komt, omdat we dan gaan opschalen.
Maar ik wil naar het volgende. We hebben enige tijd geleden een tik op
onze vingers gekregen van de Europese Commissie. Dat ging over de
bebouwde omgeving en de bijmengverplichting daarbij. Dat betreft artikel
34 VWEU. Naar aanleiding daarvan moest vanuit KGG de wet worden
bijgesteld om toch die bijmengverplichting mogelijk te maken. U stelt
dat we over drie maanden uitsluitsel krijgen, maar wat nu als blijkt dat
het wél mag? Heeft u dan interesse om dit wel mogelijk te maken? Ik ben
niet op zoek naar wat niet kan, maar ik wil zorgen dat we deze industrie
de helpende hand bieden. Het mag in Duitsland, het mag in Italië en het
mag in Spanje, maar hier mag het niet. Ik vind dat een ongelijk
speelveld en dat moeten we niet willen.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik maak even onderscheid tussen massabalans en GvO. GvO heeft dat
effect, dus ik zou het dan nog steeds ten aanzien van GvO's niet willen.
Als het gaat om massabalans, dan volg ik dezelfde redenering zoals ik in
het begin ook deed. Ik ga dan voor het Europese gelijke speelveld. Als
er op massabalans gezegd wordt dat we het toestaan op Europees niveau,
dan ben ik van harte bereid om dat ten aanzien van massabalans, en dus
niet van GvO's, te doen. We hebben het standpunt al een tijd ingenomen
als het gaat om het feit dat het niet mag. We verwachten ook dat de
Europese Commissie zal zeggen dat het niet mag. Ik vind het dan
onwenselijk om nu als Nederland, drie maanden voor het gevraagde besluit
dat we vanuit Brussel zouden willen, te zeggen dat we nu iets anders
gaan doen. Als Brussel zegt dat massabalans zou mogen, dan ben ik
natuurlijk van harte bereid om dat te volgen, juist ook vanwege dat
Europese gelijke speelveld.
De voorzitter:
Oké, u kunt verdergaan.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik zal u uiteraard informeren op het moment dat we weten wat daaruit
komt.
Dank, voorzitter. Dan ben ik inmiddels bij het kopje overig en bij de
amendementen. Ik heb al een amendement geapprecieerd. Mevrouw Van
Groningen had nog een tweetal vragen gesteld over regeldruk. Zij vroeg
wat we daar concreet aan gaan doen. We hebben van het ATR te horen
gekregen dat op dit onderdeel de regeldrukeffecten goed in beeld zijn
gebracht. Ondernemers zijn ook tijdens diverse bijeenkomsten
geïnformeerd over de implementatie. We hebben een aantal maatregelen
genomen, waaronder de inboekdienstverlener die we hebben geïntroduceerd
als het gaat om de administratieve lasten voor kleine ondernemers. Juist
voor kleine ondernemers en ook inwoners is dit een enorme verbetering en
verlaging van de administratieve lasten. Ook is de verplichting voor de
raffinaderijen opgeheven. Daarnaast kijken we continu met de NEa hoe we
ervoor kunnen zorgen dat we de regeldruk voor met name kleine
ondernemers zo goed mogelijk kunnen verlagen.
Mevrouw Van Groningen vroeg ook nog naar de drempelwaarde. Wij
verwachten dat de drempelwaarde hier juist enorm veel gaat helpen. Veel
ondernemers hoeven door deze limiet niet te voldoen aan de
brandstoftransitieverplichting.
Dat waren de antwoorden op de vragen uit het mapje overig. Dan mijn
laatste mapje, en dat zijn de amendementen. Ik heb al iets gezegd over
het amendement van mevrouw Veltman en mevrouw Van Groningen over de
correctiefactor in de wet tot einddatum 2030. Ik kan dit amendement
oordeel Kamer geven, conform de argumentatie die ik eerder gaf.
Het amendement ten aanzien van de bio-ethanol kan ik ook oordeel Kamer
geven. Het is zo dat er vanuit het mobiliteitsoogpunt eigenlijk geen
reden is om dit te doen. Tegelijkertijd zien we natuurlijk wel wat er
gebeurt in de wereld en zien we wat er gebeurt ten aanzien van onze
industrie. Juist vanuit dat industriebelang denken wij dat het voordeel
kan hebben, en ook een competitief voordeel kan creëren voor Europese
bio-ethanolbedrijven. Vandaar dat ik dit amendement ook aan het oordeel
van de Kamer zou willen laten.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ja, er wordt gezwaaid. De heer Bamenga heeft een
vraag.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb een onbeantwoorde vraag. Ik heb eerder gevraagd wat de
inhoudelijke overwegingen zijn. De staatssecretaris heeft aangegeven dat
België het doet en dat we een gelijk speelveld willen creëren. Daarom
gaan we dat op die manier doen. Mijn vraag is dan alleen nog steeds niet
beantwoord, want ik was meer op zoek naar een inhoudelijke overweging
die losstaat van België. Dat is eigenlijk de vraag.
Staatssecretaris Aartsen:
Dan moet ik er natuurlijk weer het juiste mapje bij gaan zoeken. Maar
dat maakt niet uit.
De heer Bamenga (D66):
Sorry. U trok zelf een lijn richting fraude. Daarom dacht ik: misschien
hoort dit onder het kopje fraude. Vandaar dat ik nog even gewacht
heb.
Staatssecretaris Aartsen:
Heel goed. De kern is dat het kopje overig om zeer weinig grondstoffen
gaat. Daarvan zeggen we: de toegevoegde waarde van schrappen weegt daar
niet op tegen de toegevoegde waarde van behouden. Nogmaals, dat is omdat
het om een vrij limitatief groepje grondstoffen zal gaan.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel voor deze reactie.
Een tweede vraag die ik nog heb, gaat over de investeringshorizon. Daar
hebben we over gesproken, en over het feit dat ik graag zou zien dat die
op 2040 wordt gezet. Daarover was de houding van de staatssecretaris wat
mij betreft afwachtend. De staatssecretaris verwijst naar andere landen,
waaronder Duitsland, dat wel besloten heeft om naar 2040 te gaan. Ik
vroeg me af waarom Nederland niet voorop wil lopen, in plaats van
maximaal te kijken naar wat de omgeving doet. Als wij gaan voor een
gelijk speelveld met Duitsland, zouden we juist willen dat de horizon op
2040 gezet wordt.
Staatssecretaris Aartsen:
Het was absoluut niet mijn bedoeling om terughoudend over te komen. Ik
ben voornemens om de horizon te verruimen tot voorbij 2030. De vraag is
alleen of je dat wil doen tot 2035 of tot 2040. Dat hangt er natuurlijk
van af of je dat met Duitsland of met België doet. Ik zei al: Frankrijk
heeft 2035, Duitsland 2040 en we zijn nog aan het kijken wat België
doet. Je wil natuurlijk niet alleen de horizon verruimen, maar je wil
ook weten hoe hoog het doel wordt, en hoe hoog het doel per sector
wordt. Dat zijn we op dit moment nog aan het verkennen. Nogmaals, ik sta
er heel positief tegenover om dat te doen, omdat ik zie dat je
investeringszekerheid wil bieden. We moeten er alleen nog even goed over
nadenken wat de horizon wordt en hoe hoog we het doel per sector willen
vaststellen, gecombineerd met wat ze in België, Duitsland en Frankrijk
doen.
De voorzitter:
Een volgende vraag van de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Eigenlijk heb ik de opmerking dat ik nog een openstaande vraag aan de
staatssecretaris heb.
Staatssecretaris Aartsen:
Zou u die kunnen herhalen?
De voorzitter:
Ja, misschien kunt u de staatssecretaris even op weg helpen.
De heer Boutkan (PVV):
Met alle liefde wil ik dat doen, voorzitter. In mijn inbreng heb ik aan
het begin een heel rijtje van bedrijven genoemd die noodgedwongen
gestopt zijn, de stekker eruit getrokken hebben enzovoort. Ik heb ook
gezegd dat dat lijstje niet compleet is. Mijn vraag was: als deze
bedrijven geen toekomst zien in het produceren van dit soort
biobrandstoffen, wie gaat er dan wel brood in zien? En welke maatregelen
kunnen er volgen vanuit het kabinet? Mijn vraag is met name wie er wel
brood in zien.
Staatssecretaris Aartsen:
Dat zei ik in mijn inleiding in reactie op wat er gebeurt. Het is niet
zo dat deze bedrijven zeggen dat ze geen brood meer zien in specifiek
biobrandstoffen. Overigens zeg ik erbij: als dat wel zo zou zijn, dan
helpt dit wetsvoorstel juist om er brood in te zien. Dit wetsvoorstel
creëert vraag en markt. Als er markt is, is er vaak ook aanbod en kun je
er dus brood in zien. Dit wetsvoorstel zorgt juist voor marktcreatie tot
2030, en het liefst ook daarna, zodat je kunt investeren.
Ik gaf net ook aan dat er nog een hele hoop andere factoren zijn, zoals
de energieprijzen, netcongestie en stikstof, die helaas hebben
bijgedragen aan het feit dat dit soort bedrijven niet meer investeren in
Nederland. De kernvraag is uiteindelijk: kun je in Nederland überhaupt
een boterham verdienen met dit soort bedrijven? Voor
biobrandstofbedrijven denk ik niet dat dat draait om het feit dat er
geen markt of vraag is. Ik denk dat die vraag er is. Met dit
wetsvoorstel creëren we die juist. Ik denk dat het ligt aan een aantal
andere onderdelen in Nederland. We moeten de komende jaren goed kijken
hoe investeringszekerheid en het belang daarvan eruitzien. Ik denk dat
dat een politieke vraag is voor na de verkiezingen. Welke onderwerpen
vind je belangrijk? Zet je in op economie en investeringszekerheid? Dat
hoofdstuk mist volgens mij nog in het verkiezingsprogramma van de PVV.
Maar ik had aan het begin van de avond beloofd dat ik er geen
verkiezingsdebat van zou maken. Juist met een goed investeringsklimaat,
investeringszekerheid en een goed vestigingsklimaat kun je in Nederland
een boterham verdienen met vernieuwende technologieën. Dat is echt een
onderwerp waar wij in de komende tijd over door moeten praten.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Boutkan, u bent door uw vier interrupties heen. O,
excuus, u had nog een openstaande vraag. Gaat uw gang.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van het antwoord van de
staatssecretaris het volgende. De bedrijven die gestopt zijn, zijn toch
niet gek? Die weten toch ook wat er speelt? Volgens sommige partijen
zijn die kind aan huis bij het ministerie, bij zowel uw collega van KGG
als bij IenW. Zij trekken niet voor niets de stekker eruit of stoppen
niet voor niets met hun investeringen. Dat betekent toch dat er iets aan
de hand moet zijn? Ik hoor de staatssecretaris zeggen: we moeten na de
verkiezingen maar kijken wat het gaat worden. Maar daar hebben die
bedrijven, en vooral hun werknemers, op dit moment geen boodschap aan.
Zij zitten nu gewoon met het feit dat die handel gestopt is. Mijn vraag
aan de staatssecretaris is dus: hoe gaan wij dit toch uit het slop
trekken, op zeer korte termijn? Als we moeten gaan wachten op iets
nieuws, kunnen we voorlopig nog wel even blijven zitten, denk ik. En dan
maak ik het niet politiek.
Staatssecretaris Aartsen:
Uiteindelijk zit de kern daar natuurlijk in. Ik bedoel: die bedrijven
zijn niet gek. Die bedrijven zitten aan de ene kant te wachten op vraag
naar hun product. Dat regelen we met dit wetsvoorstel, zodat er veel
vraag zal komen, ook in Europees verband, naar hun product. Aan de
andere kant kijken ze of ze een businesscase kunnen rondrekenen.
Belastingen, wet- en regelgeving en regeldruk tellen daarin mee. Ik ben
heel blij dat deze regering ervoor heeft gekozen om een aantal
maatregelen te nemen die goed zijn voor het vestigingsklimaat voor dit
soort bedrijven. We hebben de IKC-regeling teruggebracht. We hebben de
CO2-heffing on hold gezet. We hebben in dit kabinet ook het
amendement-Van der Lee van twee jaar terug kunnen terugdraaien. De Kamer
had dat amendement aangenomen, waarna je zag dat grote en belangrijke
bedrijven dreigden uit Nederland te vertrekken. Ik denk dat dergelijke
grote en belangrijke politieke vragen ook deze verkiezingen weer op
tafel liggen.
Het kabinet wil graag zorgen dat dit soort bedrijven in Nederland
blijven en gaan investeren. Uiteindelijk zullen we er met elkaar als
politiek over moeten nadenken hoe we Nederland aantrekkelijk houden voor
dit soort investeringen en voor dit soort bedrijven.
De voorzitter:
Ook mevrouw Van Groningen heeft een onbeantwoorde vraag. Of twee
zelfs.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Ik had nog een vraag gesteld over waterstof. We willen heel graag helder
krijgen hoe we omgaan met waterstof als blijkt dat het onvoldoende
beschikbaar is. Komt er dan een soort overgangsregeling? Het lijkt me
goed om daar helderheid over te hebben. U heeft heel veel gezegd over
waterstof, maar het antwoord op deze vraag heb ik niet gehoord. Maar ik
had ook veel vragen gesteld.
Verder hebben we een concrete vraag gesteld in relatie tot onze
VVD-motie over regeldruk. Daar heeft u een aantal dingen over gezegd. U
heeft ook een aantal concrete voorbeelden genoemd. Maar wat doen we nu
precies om die regeldruk te verminderen in relatie tot RED III? En wat
doen we als uiteindelijk blijkt dat de regels te complex of te duur
zijn, waardoor investeringen wegvloeien naar het buitenland? Hebben we
dan nog de mogelijkheid om dingen aan te passen?
Staatssecretaris Aartsen:
Ten aanzien van waterstof en een eventuele overgangstermijn gaf ik al
aan dat er nu een voorziene capaciteitsplanning ligt met bestaande
projecten en projecten die concreet in aanbouw zijn. Daar is het pad op
gebaseerd. Die planning valt onder mijn collega van KGG, die daar breed
de verantwoordelijkheid voor heeft.
In dit wetsvoorstel introduceren we heel bewust ook de raffinageroute,
zodat die ook ingezet kan worden. Op die manier kan je al vroegtijdig de
vraag naar groene waterstof gaan creëren, waarbij je die route ook kan
inzetten als een credit om andere zaken te doen. Ik denk dat die
raffinageroute hier een heel belangrijke rol in speelt.
Dan nog een opmerking over de regeldruk. Nogmaals, er zitten een aantal
punten in het wetsvoorstel om naar de regeldruk te kijken. Ook de NEa
kijkt continu naar wat er aan regeldruk op de ondernemers afkomt. Als
blijkt dat dat te veel is, moet dat blijken uit de rapportages vanuit de
NEa. Sowieso houdt deze in de gaten hoe het gaat met de implementatie
van dit soort wetgeving. En anders krijgen we het via u ongetwijfeld in
de Kamer te horen. En we hebben een evaluatie in 2029 voorzien. Dan zal
dit ongetwijfeld ook komen opzetten. Dat zijn de drie dingen die we
proberen te doen.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dank voor de antwoorden. Deze zijn heel verhelderend. Het is ook goed
dat we dit periodiek monitoren. Ik vind het belangrijk dat bedrijven ook
weten waar ze eventueel terechtkunnen. Hebben we een soort meldpunt?
Wellicht is dat er, maar ik heb geen idee. Indien ja, kunnen we dat dan
ook goed communiceren? Het is wel belangrijk dat we, als ze tegen
belemmerende regelgeving aanlopen, dat ook zo snel mogelijk weten, zodat
we een aanpassing kunnen doen.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik zou bijna grappend zeggen: vincent.karremans@minez.nl. Daar mag u
zich melden voor alle regels en dan mag hij het regelen.
De voorzitter:
Maar u maakt ze.
Staatssecretaris Aartsen:
Ja, precies. Nee, alle gekheid op een stokje: regulier is dat bij de NEa
het geval. Ik geloof dat de RVO ook een meldpunt heeft als het gaat om
knellende regels. En er worden volgens mij nu ook allerlei dingen in het
kader van die regeldruk ingesteld. Er gebeurt dus van alles. Weet ons te
vinden en weet de Kamerleden te vinden, dan komt het negen van de tien
keer goed.
De voorzitter:
Oké, ik kijk naar links voor nog een vraag of onbeantwoorde vraag.
De heer Pierik (BBB):
Ik heb toch nog een concrete vraag over die massabalans. Ik heb
bijvoorbeeld de vraag gesteld hoe de staatssecretaris denkt in de
zeevaartsector het gebruik van bio-lng te stimuleren of er handen en
voeten aan te geven, als die massabalansroute niet wordt ingevoerd. Op
die vraag is nog geen antwoord gekomen.
Staatssecretaris Aartsen:
Met uw goedkeuring kom ik daar even in de tweede termijn op terug. Ik
zit nu niet in de map ten aanzien van massabalans.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk nu even naar links. Er zijn geen vragen meer. Ik
stel voor dat we overgaan naar de tweede termijn. Ik begrijp dat u niet
nog een tweede schorsing wenst.
Staatssecretaris Aartsen:
Misschien zo meteen na de moties.
De voorzitter:
Goed. Dan kijk ik naar mijn linkerzijde, allereerst naar de heer Bamenga
voor de tweede termijn.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor alle
antwoorden en reacties op het betoog. Fijn ook dat de staatssecretaris
heeft aangegeven dat hij voornemens is de investeringshorizon verder te
verruimen. Ik wil aan de hand van de motie de staatssecretaris daarin
ondersteunen, maar ik wil ook de brede steun in het veld
onderschrijven.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat RED III-regelgeving nu slechts tot 2030 is
vastgelegd;
overwegende dat bedrijven die investeren in hernieuwbare brandstoffen
behoefte hebben aan een langjarige horizon om hun investeringen terug te
verdienen en nieuwe projecten aan te gaan;
overwegende dat er brede steun in het veld is voor een langere looptijd
van de RED III en Duitsland heeft gekozen voor een looptijd van
2040;
verzoekt de regering om de investeringshorizon van de RED III-wetgeving
te verlengen tot 2040 om een gelijk speelveld in Europa te
waarborgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga en Thijssen.
Zij krijgt nr. 10 (36766).
De heer Bamenga (D66):
Dat was het.
De voorzitter:
Dat was het? Oké. Dan is het woord in de tweede termijn aan de heer
Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Dank, voorzitter. Ik wil ook de staatssecretaris bedanken voor zijn
uitgebreide antwoorden. Ik was niet helemaal tevreden over het antwoord
op het gebied van die massabalans, maar dat komt later nog terug. In
ieder geval vind ik het wel goed om van de staatssecretaris te horen
dat, als de Europese Commissie groen licht geeft om dat wel te omarmen,
hij daar toch nog heel serieus naar wil kijken. Wat mij betreft zou dat
ook een toezegging zijn van de staatssecretaris. Mijn inschatting is dat
er veel meer mogelijkheden in Europa moeten zijn. We moeten dat dan in
Nederland zo snel mogelijk gaan invoeren. Dat over de massabalans.
Dan heb ik nog een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de productie en het gebruik van groene waterstof in
transport bijdragen aan het terugdringen van de uitstoot van stikstof,
fijnstof én CO2, wat goed is voor ondernemers in het
wegtransport en het behalen van de desbetreffende (inter)nationale
doelstellingen;
overwegende dat de inzet van groene waterstof voor het ontzwavelen van
diesel in een raffinaderij indirect bijdraagt aan het verschonen van de
mobiliteit, maar dat de directe inzet van groene waterstof voor zwaar
wegvervoer noodzakelijk is voor de vergroeningsopgave van deze
sector;
overwegende dat door de correctiefactor op 1 te stellen er geen level
playing field ontstaat tussen de raffinageroute en het directe gebruik
van groene waterstof in mobiliteit;
verzoekt de regering bij de implementatie van RED III een subdoel van 2
petajoule vast te stellen voor het directe gebruik van groene waterstof
voor de sector land,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pierik.
Zij krijgt nr. 11 (36766).
De heer Pierik (BBB):
Dat was het, voorzitter. Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Tot slot toch nog even een vraag van onze kant.
Waarom blijft de staatssecretaris vasthouden aan de eenzijdige focus op
waterstof en elektrificatie? Dat betreft een al jaren geleden
uitgestippelde politieke lijn die inmiddels is achterhaald door de
stagnatie in waterstof en de toenemende netcongestie. Voor veel
transportondernemers is de overstap naar waterstof en elektriciteit in
de praktijk simpelweg geen optie. Dat zou deze staatssecretaris toch
moeten aanspreken? De vraag is waar die vasthoudendheid bij het
ministerie — lees: de staatssecretaris — toch vandaan komt. Dat vraag ik
aan deze staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Prima. Er is een vraag van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog even gekeken naar de wetenschappers die zeggen dat de hemel
op ons hoofd gaat vallen. Ik kom niet verder dan Asterix en Obelix. Maar
ik vind het nogal wat, een klimaatontkenner hier in de Tweede Kamer
terwijl Nederland toch echt wordt bedreigd door klimaatverandering. Ik
wil dus toch even aan de heer Boutkan vragen welke wetenschappers hij
nou precies bedoelt die het opnemen tegen het klimaatpanel van de
Verenigde Naties.
De heer Boutkan (PVV):
We hebben het er natuurlijk over gehad. Ik kijk ook een beetje naar de
tijd, want ik wil mijn trein dadelijk halen. Ik denk namelijk ook aan
het milieu. We hebben, zeg maar, de tien klimaatvoorspellingen gehad die
nooit zijn uitgekomen. Die voorspellingen zijn gedaan door allerlei
mensen. Vervolgens hebben we natuurlijk de bekende klimaatfilm van Al
Gore gehad, die ook voorspelde dat de aarde zou vergaan. We hebben het
natuurlijk ook gehad over de dramatische afkalving van onze ijskappen en
dergelijke. Ook daaraan hebben de nodige wetenschappers gerefereerd.
Daar zal de heer Thijssen het op dit moment mee moeten doen. Ik begrijp
natuurlijk dat hij nog volop doelt op zijn Greenpeacetijd door hier te
zitten oreren richting de PVV, maar daar trappen wij niet in.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Sorry hoor, maar welke wetenschappers bedoelt meneer Boutkan nou? Een
van de grootste uitdagingen van de mensheid veegt hij even aan de kant
en dan heeft hij geen antwoord op de vraag welke klimaatwetenschappers
hij bedoelt. Bedoelt hij bijvoorbeeld de film van Al Gore? Al Gore is
geen wetenschapper. Al Gore haalt heel veel wetenschappers aan; Al Gore
vertelt het verhaal van de klimaatwetenschappers. Die
klimaatwetenschappers zeggen elke zoveel jaar weer: we kijken naar
allerlei scenario's en steeds weer blijkt dat we zitten in het slechtste
scenario dat we voorspelden. It is happening, meneer Boutkan. Het wordt
tijd dat de PVV actie onderneemt om Nederland veilig te houden.
De heer Boutkan (PVV):
In goed Nederlands is het "het gebeurt", in plaats van elke keer die
Engelse termen te gebruiken. De Nederlandse taal is een prachtige, mooie
taal, zeg ik maar meerdere malen.
Nogmaals, er zijn meerdere wetenschappers. Ik heb net een paar
voorbeelden gegeven. U zegt elke keer dat ze in het rijtje van die
VN-wetenschappers en dergelijke moeten passen. Er zijn tot nu toe zat
dingen bewezen die bijvoorbeeld zeggen: zo laat, in jaar zoveel, begint
de zeespiegel te stijgen. Dat is niet gebeurd. Ze zeggen: zo laat begint
de temperatuur te stijgen. Dat is ook niet gebeurd. Dus ja, ik zal mijn
huiswerk beter doen, als u daarmee tevreden bent, door even een heel
lijstje met wetenschappers te gaan halen. Beschouwt u dat als een
toezegging van mijn kant.
Ik dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boutkan. Het woord is aan mevrouw Van
Groningen.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik de
constructieve houding van de staatssecretaris enorm waardeer, want hij
ziet het belang van het stimuleren van onze economie, het voorkomen van
afhankelijkheidsrelaties met landen buiten de Europese Unie en
natuurlijk ook de wens om innovatie en bedrijven hier te houden.
Voordat ik naar mijn moties ga, wil ik nog even stilstaan bij de
toezegging om bij de Europese Commissie om een verruiming van Annex
IX-B-onderzoeken te vragen. Kan de staatssecretaris ons per brief op de
hoogte stellen van deze ontwikkeling? Dat geldt overigens ook voor zijn
aankondiging om bij KGG na te vragen hoe het zit met de 11 of 12
petajoule voor de sector. Ik vraag dit naar aanleiding van die
investering in waterstof en bio-lng. In zijn betoog gaf de
staatssecretaris namelijk aan dat hij dat even moest navragen bij zijn
collega van klimaatzaken. Het zou fijn zijn als hij ons dat antwoord toe
zou kunnen zenden.
Ik heb drie moties, voorzitter. De eerst gaat over investeringszekerheid
tot in ieder geval 2035, een motie die op een-op-een is gekopieerd door
D66. "Maar met een andere termijn", zeg ik er dan maar even wel bij!
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de RED III-doelen nu slechts tot 2030 zijn
vastgelegd;
constaterende dat buurlanden hun sectoren meer zekerheid bieden en deze
niet onnodig belemmeren;
overwegende dat bedrijven die investeren in hernieuwbare brandstoffen
behoefte hebben aan een langjarige horizon om hun investeringen terug te
verdienen en nieuwe projecten aan te gaan;
overwegende dat verlenging van de horizon meer duidelijkheid, rust en
ruimte voor innovatie biedt en bijdraagt aan een gelijk speelveld in
Europa;
verzoekt de regering om de investeringshorizon onder de RED
III-wetgeving in ieder geval te verlengen tot 2035, om
investeringszekerheid te bieden en, indien blijkt dat omringende landen
zoals Duitsland en België een langere horizon hanteren, dit gelijke
speelveld ook in Nederland te waarborgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Groningen en Veltman.
Zij krijgt nr. 12 (36766).
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dan ga ik door naar de tweede motie, die vraagt om een jaarlijkse
evaluatie van het gelijke speelveld.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland vanaf 2026 sectorspecifieke
CO2-reductieverplichtingen invoert voor het wegvervoer, de
zeevaart en de binnenvaart;
constaterende dat de binnenvaartsector bijzondere zorgen uit over de
beschikbaarheid en betaalbaarheid van duurzame alternatieven, terwijl
ook in wegvervoer en zeevaart verschillen met buurlanden tot
concurrentienadeel kunnen leiden;
verzoekt de regering om jaarlijks te evalueren welke verschillen er zijn
met buurlanden en wat de gevolgen daarvan zijn voor de
concurrentiepositie van het Nederlandse wegvervoer, de zeevaart en in
het bijzonder de binnenvaart en havens;
verzoekt de regering dit te doen in overleg met de verschillende
partners uit die sectoren, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Groningen en Veltman.
Zij krijgt nr. 13 (36766).
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Tot slot een motie naar aanleiding van het betoog van de
staatssecretaris over mijn vraag of het mogelijk is om die bio-lng en de
massabalans mogelijk te maken als dat mag van Europa. De heer Pierik
vroeg daar net ook om.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat RED III, Richtlijn (EU) 2023/2413 artikel 30 (1)
expliciet ruimte biedt voor de massabalanssystematiek voor gasvormige en
vloeibare brandstoffen, mits de methode betrouwbaar en transparant
is;
overwegende dat dit reeds wordt toegepast voor biogas, echter niet voor
bio-lng, terwijl Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië dit wel
toepassen;
overwegende dat er momenteel gesprekken worden gevoerd met de Europese
Commissie over de massabalanssystematiek;
verzoekt de regering om indien blijkt dat de massabalanssystematiek
Europees is toegestaan zo snel mogelijk toe te staan dat bio-lng via de
massabalanssystematiek toegepast kan worden, en de sector en de Kamer
hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Groningen en Veltman.
Zij krijgt nr. 14 (36766).
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Het woord is aan de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik vraag niet om de toezegging dat ik een lijstje van
de heer Boutkan krijg met volgens mij niet-bestaand wetenschappelijk
onderzoek, maar ik wil toch nog wel even reageren. Ik zou het namelijk
fijn vinden als de heer Boutkan zijn huiswerk zou doen en gewoon de
klimaatwetenschap zou gaan lezen en tot zich zou gaan nemen. Daarna kan
hij dan met verstandige voorstellen komen.
Ik heb nog een aantal punten voor de staatssecretaris. Ik begin met het
elektrisch vervoer en het feit dat we daarop moeten overstappen, omdat
we daar waar dat kan biobrandstoffen niet moeten inzetten. We moeten
juist nu overgaan op elektrisch vervoer. De Klimaat- en
Energieverkenning, zeg maar de tussenrapportage over hoe het gaat met de
omslag naar een duurzame samenleving en elektrisch vervoer, laat
namelijk zien dat er minder dan 5% kans is dat de doelen voor mobiliteit
gehaald worden. Maar volgens mij heb ik de staatssecretaris
tegelijkertijd wel aan mijn zijde en zegt hij ook: het zou toch wel
beter zijn om bij de personenmobiliteit over te gaan op elektrisch. Dus
toch nog een keer de vraag aan de staatssecretaris: kan hij niet in
combinatie met deze wet daarnaar kijken en met extra maatregelen
komen?
We hebben het ook gehad over fraude. Ik maak mij er hele grote zorgen
over dat wij nu meer biobrandstoffen gaan produceren, dat dat kan leiden
tot verdere ontbossing en dat we daarmee niet alleen de klimaatdoelen
niet helpen, maar meer CO2 uitstoten. Deelt de
staatssecretaris die zorg? Nou, ik heb die zorg in ieder geval. Dan
moeten we heel erg goed handhaven en heel erg goed toezicht houden op
wat er nou precies ons land in komt en of dat wel duurzaam is en voldoet
aan de strenge duurzaamheidseisen. De staatssecretaris zegt dat dat dan
in Europa moet gebeuren. Maar het is toch een Nederlandse organisatie
die in Rotterdam en in andere havens gaat kijken wat dit land
binnenkomt? Dat gaan we toch niet uitbesteden aan Europa? De capaciteit
van die diensten is al schaars en het risico op fraude wordt alleen maar
groter. Als wij dus meer gaan importeren, betekent dat ook dat er fiks
wat capaciteit bij moet bij die Nederlandse toezichthouder. Is de
staatssecretaris dat met mij eens? En zo ja, hoeveel gaat hij dan
intensiveren? Daar horen namelijk gewoon budgetten en fte's bij, om dat
beter te kunnen controleren.
Tot slot, voorzitter.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat heeft u een interruptie van uw buurvrouw, mevrouw
Van Groningen.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Ik heb vanavond veel naar u geluisterd en elke keer komt u vanuit
PvdA-GroenLinks — dat zeg ik namelijk graag — met vragen om additioneel
beleid en om weer strengere maatregelen. Ik vind het een beetje een
utopisch denkbeeld dat we morgen alles geëlektrificeerd hebben en dat
die bedrijven dat allemaal in één dag kunnen. Laten we heel eerlijk
zijn: ook het wegvervoer heeft gewoon waterstof nodig, zeker als we
kijken naar zware transporten zoals in de bouw. Ik ben gewoon bang — en
ik ben benieuwd hoe u daarnaar kijkt en waarom u dit zo wilt — dat met
uw strengere maatregelen alles onbetaalbaar gaat worden, niet alleen
voor bedrijven, maar ook voor de gewone Nederlander die elke dag met
zijn auto naar het werk gaat, afhankelijk is van die auto omdat dat de
enige manier is om daar te komen, bijvoorbeeld in de haven waar die
werkt. Wat gaat u dadelijk zeggen tegen al die mensen die gewoon hard
werken in de haven — waar volgens mij de PvdA vroeger voor opkwam — als
die bedrijven straks moeten stoppen omdat het ze qua regelgeving en qua
kosten over het hoofd groeit? Wij willen het graag betaalbaar houden,
maar wat is dan uw antwoord aan die bedrijven en aan die
arbeiders?
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Thijssen en mevrouw Van Groningen mag via de
voorzitter spreken, alstublieft.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dat is toch wel de wereld op zijn kop. U praat tegen dé partij die het
altijd heeft over klimaatrechtvaardigheid en dat betekent dat mensen het
mee moeten maken. Er was niet zo heel erg lang geleden
belastingwetgeving die ervoor zorgde dat er veel meer elektrische auto's
werden verkocht. Waarom? Omdat het financieel gewoon beter was dan een
fossiele auto. Wij bepleiten al jaren dat we ervoor moeten zorgen dat
leaseauto's allemaal elektrisch worden. Dat gaat nu inderdaad gebeuren.
Dan weten we namelijk dat die over vijf tot acht jaar tweedehands
worden, waardoor elektrisch rijden veel beter betaalbaar wordt voor
iedereen in Nederland. Wij hebben dus uitgebreide transitiepaden naar
hoe we komen tot die klimaatneutrale samenleving, en wij hebben er een
heel scherp oog voor dat iedereen dat moet kunnen meemaken.
Heel belangrijk is daarbij ook dat wij niet alleen klimaatbeleid voeren,
maar ook aan inkomenspolitiek doen. Bijvoorbeeld: vijf jaar geleden
maakten bedrijven winst. Nu maken bedrijven meer winst. 30 miljard
winst. 30 miljard extra winst. Wij zeggen: het zijn de Nederlanders die
al dat werk verzetten! Als bedrijven heel erg winstgevend worden — en
dat was de afgelopen vijf jaar zo: bedrijven maken historische winst,
terwijl de mensen nog steeds niet verder zijn dan de koopkracht van 2019
— dan vinden wij het niet meer dan normaal dat wij zeggen: de lonen
moeten omhoog! En die lonen kunnen dus ook omhoog, omdat de bedrijven
verschrikkelijk winstgevend zijn. Als je zorgt dat mensen meer inkomen
hebben, meer koopkracht, dan zorg je er ook voor dat, als er een keer
iets is waardoor het klimaatbeleid wat duurder uitvalt voor mensen, ze
dat kunnen betalen. Zo doen wij dat.
De voorzitter:
Mevrouw Van Groningen heeft nog een vraag.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Op het gevaar af dat we hier nu een discussie gaan krijgen over dat
werken moet lonen, wat ik uiteraard ook vind, zij het niet op de manier
waarop de PvdA dat wil regelen of GroenLinks-PvdA. Wij denken dat daar
een heel andere knop voor is, namelijk de belasting op arbeid. Als we de
lonen omhoog doen, dan wordt namelijk alles duurder. Maar waar ik
naartoe wil: u kunt het hier wel hebben over klimaatrechtvaardigheid,
maar volgens mij zijn er heel veel mensen die überhaupt nooit een
elektrische auto kunnen kopen, ook niet met de subsidies die erop
zitten. Waar het ons om gaat, is dat we een reëel en realistisch
klimaatbeleid hebben. Precies zoals de staatssecretaris vandaag zei: dat
moeten we stapje voor stapje, robuust en betrouwbaar doen. Dat is de
manier waarop we in Nederland het klimaatbeleid zouden moeten willen
voortzetten en niet door steeds op te toppen of door
CO2-taksen of taksen op het vliegen in te voeren. We moeten
ervoor zorgen dat die sectoren kunnen verduurzamen en daarvoor hebben we
een handreiking nodig waarmee we bedrijven de mogelijkheid bieden om te
verduurzamen met niet-complexe regelgeving en een gelijk speelveld. Dat
is precies waar wij op inzetten.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp werkelijk niets van deze interruptie. Ik snap niet zo goed
waarom GroenLinks-PvdA ervoor zou pleiten dat bedrijven of mensen niet
kunnen verduurzamen. Als u de lasten op arbeid wilt verlagen, dan is dat
prima. Dan vindt u mij aan uw zijde, want dat wil ik ook. Maar ik vind
het onbegrijpelijk, echt onbegrijpelijk, dat de VVD hier de hele tijd de
mond vol heeft over de hardwerkende Nederlander, terwijl ze ieder jaar
weer 30 miljard extra laat wegvloeien naar onnodige winsten van
bedrijven. Dit is de grootste sociaal-economische ontwikkeling van de
afgelopen vijf jaar en de VVD staat erbij en kijkt ernaar. Als de
winsten gelijk zouden zijn aan die uit 2019, dan zou het inkomen van een
gezin honderden euro's per maand hoger zijn. Dat is koopkrachtbeleid,
maar de VVD doet niks, want de VVD vindt het wel prima dat er
overwinsten zijn. De prijzen van de afgelopen jaren zijn niet zo hoog
geworden door de hogere lonen, maar vanwege de graaiflatie en de
winstflatie. De prijzen stegen en bedrijven zeggen: ik doe er nog wat
extra bovenop, zodat ik extra winst kan maken. Dat zien we allemaal
terug in de Miljoenennota van uw minister van Financiën.
Voorzitter, ik wil nog één ding zeggen. We kunnen hier wel zeggen dat
het haalbaar en betaalbaar is, maar ik vind ook dat iedereen het mee
moet kunnen maken. We kunnen wel degelijk hoge eisen stellen, maar we
moeten er ook oog voor hebben dat de bedrijven het echt voor elkaar
kunnen krijgen.
De voorzitter:
Wilt u afronden, meneer Thijssen?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Maar er zijn wel planetaire grenzen. Er is een klimaatverandering aan de
gang, die uit de hand loopt. En daar moet op gehandeld worden als je
Nederland ...
De voorzitter:
Meneer Thijssen, ik wil u vragen om af te ronden.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
… veilig wilt houden. Ik zie dat de VVD gewoon niet thuis geeft.
De voorzitter:
Ik had twee interrupties per persoon toegestaan in deze tweede termijn.
Ik weet niet of de anderen nog interrupties hebben, maar dat ziet er
niet naar uit. Daarmee beëindigen we de … Is de heer Thijssen klaar met
zijn bijdrage in de tweede termijn? Excuus.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Helemaal oké. Ik was bijna klaar. Ik had nog één ding. Ik ben blij met
de motie van D66 waar ik onder sta om langjarige zekerheid te geven aan
bedrijven die hierin willen investeren, want ik denk dat dat nodig is.
Je hebt langjarige zekerheid nodig over beleid om de klimaatdoelen te
halen en om ervoor te zorgen dat bedrijven weten waar ze aan toe zijn en
die investeringen ook echt gaan doen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u. Dan kijk ik even naar de rechterkant. De staatssecretaris wil
graag meteen door.
Staatssecretaris Aartsen:
Mijn sociaal-economische hart ging net een slag harder kloppen toen we
het over de arbeidsinkomensquote hadden. Toen wilde ik eigenlijk gaan
uitleggen ... Nee, voorzitter, dat pad ga ik niet op. Het concept
"overwinsten" bestaat niet, zeg ik tegen de heer Thijssen.
Bedrijfswinsten zijn investeringen in de toekomst.
Dat gezegd hebbende, voorzitter ... Het was een grapje!
De voorzitter:
Staatssecretaris, ik wil u eventjes onderbreken. Ik wil graag even kort
schorsen, omdat we de moties nog uitgereikt krijgen. Ik wil graag eerst
even kort schorsen.
Staatssecretaris Aartsen:
Saved by the bell!
De vergadering wordt van 21.45 uur tot 21.52 uur geschorst.
De voorzitter:
Oké, we gaan weer verder. Iedereen heeft de moties uitgereikt gekregen.
De staatssecretaris gaat daarop reageren. Tegen de aanwezigen ter
linkerzijde: u kunt ook weer vragen stellen aan de staatssecretaris. Ik
stel voor: twee interrupties en eventueel nog vragen over de
appreciaties. We hebben nog even de tijd. Het woord is aan de
staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank, voorzitter. Er zijn een paar vragen aan mij gesteld. De VVD vroeg
mij nog om een toezegging ten aanzien van de verruiming, het pleidooi
dat wij in Brussel zouden houden over de Annex IX-B-brandstoffen. We
kunnen netjes in een brief de stand van zaken daarvan geven als we
daarover meer te melden hebben.
Als het gaat om de vraag over de 11 of 12 petajoule, de waterstofvraag
...
De voorzitter:
Sorry, ik val u in de rede, maar bij de vorige toezegging moet nog even
een termijn, de toezegging over op EU-niveau verkennen wat er met de
Annex IX-B-grondstoffen mogelijk is. Wanneer kan die brief komen?
Staatssecretaris Aartsen:
We zitten even te puzzelen waar we dat doen en hoe we dat vormgeven,
maar dat zal rond een Milieuraad zijn. December? Dat is volgens mij de
eerste weer. We hebben er twee waarin het er niet over zal gaan. Zet 'm
maar op december.
De voorzitter:
Dan noteren wij december. Dank u wel.
Staatssecretaris Aartsen:
Het is ook wel fijn als we iets terug kunnen koppelen in plaats van
alleen te zeggen dat we ervoor hebben gepleit. Het is ook wel prettig om
het antwoord te weten op dat pleidooi. Als we dat even op december
kunnen zetten ...
Voor de vraag over de waterstof zou ik even willen doorverwijzen naar
mijn collega van KGG. Dat kunnen wij doen. Je hebt gewoon het
gebruikelijke instrumentarium. Het ligt echt op dat terrein.
De voorzitter:
Daar heb ik ook een vraag over. Mevrouw Van Groningen vroeg of in een
brief kan worden teruggekoppeld wat de uitkomst is van dat gesprek.
Wanneer kan die informatie volgen?
Staatssecretaris Aartsen:
Wij zullen 'm doorzetten naar KGG. Ik kan niet namens KGG spreken, maar
dat zal binnen de gebruikelijke termijn van zes weken zijn.
De voorzitter:
Oké, dank u wel.
Staatssecretaris Aartsen:
De heer Boutkan vroeg nog naar de vasthoudendheid op het gebied van
waterstof en elektrificatie of elektrificatie via waterstof. Hij geeft
aan dat transportondernemers aangeven de stap naar elektriciteit of
waterstof nog niet te kunnen maken. Dat is precies de reden waarom dit
wetsvoorstel voorligt. Juist met die bijmengverplichting zorg je ervoor
dat bedrijven die die stap nog niet kunnen maken toch een bijdrage
kunnen leveren aan het verduurzamen van Nederland. Je bouwt er juist een
prikkel in om dat op een goede manier in gang te krijgen. Wat dat
betreft denk ik dat er weinig verschil zit. De ondernemer die nu die
stap nog niet kan maken, heeft juist voordeel bij dit wetsvoorstel.
Hiermee kunnen we uiteindelijk wel die stap zetten. Je jaagt immers de
markten aan en zet verder in op elektrificatie en onze
infrastructuur.
De heer Thijssen stelde eigenlijk een vergelijkbare vraag: hoe zit het
met de elektrificatie van het wagenpark? Ik zie geen tegenstelling
binnen dit wetsvoorstel. Nogmaals, de hoofdroute van elektrificatie, van
elektrisch vervoer op de weg is elektrisch en blijft ook elektrisch.
Daar zetten we volle bak op in. We zien dat mobiliteit het goed doet.
Dat vind ik zelf. Of het te veel of te weinig is, daar hebben we
discussie over. Maar we zijn inmiddels met aanvullend beleid gekomen. De
pseudo-eindheffing is inmiddels geïntroduceerd in het Belastingplan. Dat
is juist bedoeld om de leaserijders te stimuleren. De
brandstoffenverplichting, de transitieverplichting geldt dus ook voor
het EV. We rollen de laadinfrastructuur uit en we hebben de
gewichtscorrectie doorgevoerd. We kunnen discussie voeren over of het te
veel of te weinig is, maar ik denk dat dit voor nu belangrijk is om de
elektrificatie aan te jagen. Dat heeft op dit moment geen effect op de
implementatie van RED III.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dat denk ik ook niet. Ik denk alleen: als we RED III gaan invoeren, komt
er meer druk te staan op de biodiversiteit en op die biobrandstoffen en
dan moeten we die op de allerbeste plek inzetten. De staatssecretaris
noemt nu allemaal maatregelen. Daar wil ik eigenlijk geen discussie over
voeren, want daar hebben we een rekenmeester voor die een keer per jaar
het net ophaalt en zegt dat het goed is of dat het niet goed is. De
rekenmeester zegt: er is minder dan 5% kans om uw eigen doelen te halen
voor elektrisch vervoer. Daarom denk ik: het is een mooie set
maatregelen, maar er moet nog veel meer bij om de doelen van deze
staatssecretaris te halen. Deze wet gaat misschien weer meer druk leggen
op de bossen, die me dierbaar zijn, en gaat, als we de verkeerde
biomassa gebruiken, misschien niet leiden tot klimaatbescherming. Dan
vraag ik aan de staatssecretaris: luister naar uw eigen rekenmeester en
neem extra maatregelen voor elektrisch vervoer. Is de staatssecretaris
daartoe bereid?
Staatssecretaris Aartsen:
We hebben volgens mij nog een commissiedebat over verduurzaming van het
vervoer. Volgens mij is er morgen — sorry, overmorgen — een Kamerdebat
over de KEV met mijn collega van KGG. Daar verwijs ik gemakshalve maar
even naar. Volgens mij zit er in het voorliggende wetsvoorstel juist een
mooie balans, waarbij we aan de voorkant tot 2030 juist die
biobrandstoffen gebruiken voor het wegvervoer, omdat het op dit moment
gewoon verschrikkelijk ingewikkeld is om op korte termijn echt meters te
maken. Daar hebben we ook gewoon marktontwikkeling voor nodig. Dan
moeten we inzetten op laadinfrastructuur. Dat is niet van de ene op de
andere dag geregeld. De helft van de mobiliteitsvraag aan CO2
komt van dit wetsvoorstel. We hebben het zelfs nog een heel klein beetje
omhoog bijgeschaafd als kleine compensatie voor de
brandstofaccijnskorting, die we doortrekken. We hebben ook de
rittenregistratie afgeschaft in die zin dat we die van 100 medewerkers
hebben verschoven naar 250 medewerkers. Dit wetsvoorstel zorgt er dus
echt voor dat je dat in die beginfase creëert. Ik denk dat de zorg van
de heer Thijssen onterecht is, omdat na 2030 uiteindelijk ook dit soort
biobrandstoffen beschikbaar zullen komen, juist voor de plekken waar het
minder snel goed gaat. Dan heb je nog de periode van 2030 tot 2050 om
die ook daarvoor in te zetten.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Daar zullen we het dan mee moeten doen voor dit debat; daar doe ik het
dan dus ook maar mee. Mij rest alleen nog te zeggen dat hoge winsten
zouden kunnen leiden tot meer investeringen, ware het niet dat we zien
dat de winsten historisch hoog zijn maar dat de investeringen een beetje
teruglopen. Daarom verbaast het mij zo dat dit kabinet niet iets doet
met die historische winsten, zodat de lonen omhoog kunnen én de
investeringen aangejaagd kunnen worden. Maar ook dat is misschien voor
een volgend debat.
Staatssecretaris Aartsen:
Zeker. En daarom zouden we moeten investeren in het investeringsklimaat
om het juist aantrekkelijker te maken voor bedrijven, zodat die
investeringen worden aangejaagd. Dit komt vast nog een keer goed bij een
campagnebijeenkomst van kandidaat Thijssen en kandidaat Aartsen. Ik kijk
daarnaar uit.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Aartsen:
De heer Thijssen had nog een aantal vragen gesteld over de zorgen rondom
fraude. Het is goed om uiteen te zetten dat we gaan starten met die
Uniedatabank. Die gaat ook echt streng toezien op die duurzame
kenmerken. Dat doen we via zo'n blockchainconstructie. Daarnaast zijn er
private schema's die op dit moment al druk bezig zijn om te verbeteren.
Boven op die private schema's hebben we dus het pleidooi om in de
Europese Unie in te zetten op publiek toezicht. Daarnaast verwachten we
eind dit jaar ook nog een maatregelenpakket van de Europese Unie om te
kijken hoe we dit doen. We hebben al aangeboden om mee te werken in die
publieke toezichtsfunctie. Daarnaast trekken we samen met Duitsland en
Frankrijk op om er in de Europese Raad voor te zorgen dat we hier ook
een bijdrage aan leveren. Juist de eerder door mij genoemde
duurzaamheidsschema's, waar we dus ook publiek toezicht op willen gaan
toepassen, borgen ook de toenemende vraag, zodat die vraag niet toeneemt
naar ontbossing. Ook de door de heer Thijssen aangehaalde ILUC-regels —
hij kende de afkorting wel — zorgen daarvoor. Ook daar heeft de Europese
Commissie nu aandacht voor.
De heer Pierik vroeg: hoe denkt de staatssecretaris de zeevaart op
bio-lng te krijgen als de massabalans niet wordt ingevoerd? We zouden
graag willen dat de zeevaart de overstap maakt naar fysieke bio-lng. De
zeevaart kan direct uit groen gas geproduceerde bio-lng inzetten; dan
hebben we het over LBM ofwel liquid biomethane. En naast bio-lng kan de
zeevaart ook voldoen met bijvoorbeeld biomethanol of i-methanol, FAME of
HVO100. De Europese regels staan op dit moment niet toe dat massabalans
wordt gebruikt voor bio-lng via het gasnet. En wat ik al zei: aan het
einde van het jaar komt er een uitvoeringsverordening uit de Europese
Commissie.
Dan de moties, voorzitter. De eerste motie, die op stuk nr. 10, ga ik
oordeel Kamer geven, met dien verstande dat ik nog wel graag ruimte zou
willen houden om te kijken hoe we dat per sector doen; dus of we het
voor alle sectoren doen of dat het voor sommige sectoren toch verstandig
is om een andere termijn dan 2040 te nemen, en dat we ook goed kunnen
kijken naar de doelen die we daaraan plakken per jaartal. Dat doe ik dan
bij die verkenning.
De motie op stuk nr. 11 gaat over het subdoel. Die kan ik oordeel Kamer
geven, als het dictum ietwat wordt aangepast, namelijk dat het subdoel
met 2 wordt opgehoogd. Dat was ook zo in het debat dat ik met mevrouw
Van Groningen had. In die raffinageroute ervoor zorgen dat we binnen het
huidige doel 2 puur en alleen gebruiken voor direct gebruik van groene
waterstof, dat kan niet. Ik heb dat eerder uitgelegd. Maar als je het
erbovenop zou zetten, dan kan het wel. Dus het verzoek is om 'm aan te
passen, zodat je het subdoel ophoogt. Dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.
Als dat niet zo is, moet ik 'm helaas ontraden.
De voorzitter:
Mevrouw Van Groningen heeft daar een vraag over.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Ja, voorzitter, en anders ook misschien meer iets van de orde. Ik ben
gewoon benieuwd hoe het werkt. Volgens mij heeft u een toezegging gedaan
op die 2 petajoule erbovenop, dus is dat eigenlijk al geregeld. Dus ik
ben meer benieuwd naar hoe dit nou gewogen wordt als er zo'n motie ligt.
Het is meer dat ik het proces dan niet begrijp. In Rotterdam werkt dat
anders: daar dien je dat dan niet per motie in, want er is al een
toezegging gedaan en dat staat gelijk aan een motie. Dus ik ben nu even
benieuwd naar hoe dit, gewoon procedureel, in elkaar zit. Vervangt die
toezegging die motie?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik ben voornemens om het te gaan doen. Ik ben voornemens om het besluit
te nemen. Het staat de Kamer altijd vrij om dat voornemen kracht bij te
zetten met een motie, maar het is in principe niet nodig om dan een
motie in te dienen omdat ik al had toegezegd om dit te gaan doen.
De voorzitter:
Ik begrijp dat u daarmee eigenlijk zegt dat ze overbodig is
geworden.
Staatssecretaris Aartsen:
Nou, ik was in een coulante bui vandaag, dus ik dacht ... Ik wil 'm ook
overbodig geven, maar dan doe ik misschien de heer Pierik weer onrecht.
Volgens mij willen we allemaal hetzelfde.
De voorzitter:
Oké, daar wordt nog nader over gesproken.
Staatssecretaris Aartsen:
Maar ze moet dan wel nog even worden aangepast; dat zeg ik wel tegen de
heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Ik zal er even over nadenken of ik 'm inderdaad ga aanpassen. Maar het
verhaal is nu in ieder geval wel duidelijk. Ik bedoel, aangepast zou ze
oordeel Kamer krijgen en anders niet. Ik moet nog even kijken wat ik
daarmee doe.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Pierik.
Staatssecretaris Aartsen:
Voor nu zet ik 'm even op overbodig, omdat ik al een toezegging heb
gedaan. Mocht ze worden aangepast, dan verandert het oordeel naar:
oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ik begreep dat als ze aangepast wordt, ze dan nog steeds overbodig is.
Maar dit is dan ...
Staatssecretaris Aartsen:
Zeg maar hoe u het wil, voorzitter. We gaan het doen.
De voorzitter:
Gaat u maar verder. Ik kijk even naar de heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Ik wil 'm voorlopig even aanhouden, inderdaad. Ik wil nog even kijken of
ik dit op deze manier invul of toch het dictum ga aanpassen.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Pierik stel ik voor zijn motie (36766, nr. 11)
aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Oké, hartelijk dank. Gaat u verder, staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Dan de derde motie, die op stuk nr. 12, om de investeringszekerheid in
ieder geval tot 2035 te behouden. Die kan ik ook oordeel Kamer geven,
met hetzelfde verhaal als voor de heer Bamenga: we zijn voornemens om
dit te doen, maar moeten alleen echt even goed kijken per sector welk
doel en welk jaartal daarbij hoort.
De motie op stuk nr. 13: de jaarlijkse evaluatie. Ook die kan ik oordeel
Kamer geven, omdat we dat graag doen. Juist bij dit soort wetgeving is
het gewoon belangrijk om een goed beeld te hebben van wat de buurlanden
doen, wat de effecten vervolgens zijn op de industrie, op de bedrijven,
en dat we daar dan ook goed rekening mee kunnen houden. Het is
vanzelfsprekend en logisch om dat jaarlijks te doen.
Dan de motie op stuk nr. 14. Kijk, wat hier eigenlijk staat is: kabinet,
hou u aan de wet. Er is namelijk een Europese richtlijn. Als die zegt
dat iets mag, dan mag dat en dan houden wij ons daar ook netjes aan.
Anders krijgen we een infractieprocedure aan onze broek. Dus als de
Europese Commissie oordeelt dat het mag, dan mag het hier ook
automatisch en dan gaan we dat gewoon netjes op die manier organiseren.
Mijn punt is nou juist dat het hier natuurlijk wel om hernieuwbare
brandstoffen gaat. Dat zit 'm in dat artikel 3 dat mevrouw van Groningen
noemde. Er is discussie over of bio-lng nou onder biobrandstoffen valt
of onder hernieuwbare brandstoffen. Daar zit namelijk een
interpretatieverschil in. Daarom stellen wij ons op het standpunt dat
het niet mogelijk is en dat we einde van dit jaar een
uitvoeringsverordening krijgen van de Europese Commissie die ook zal
zeggen dat het niet mogelijk is. Nogmaals, als de richtlijn zo uitgelegd
moet worden dat het wel mogelijk is, dan zullen we dat in Nederland
gewoon aanpassen, want dan volgen we de Europese richtlijn. Wat dat
betreft is deze motie eigenlijk overbodig. Dat oordeel wil ik 'm dan ook
geven. Hier staat namelijk "verzoekt de regering om de wet te volgen of
om uitvoering te geven aan de Europese richtlijnen", maar dat doen we
altijd. In the end zijn we het eens: als Brussel zegt dat het mag, dan
doen we dat. Alleen, onze inschatting is dat het op dit moment niet mag
en dat Brussel ook zal zeggen dat het niet mag.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de indiener, omdat ik begrijp dat de motie overbodig
krijgt als appreciatie. Wat zou mevrouw Van Groningen daarmee
willen?
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Waar het ons natuurlijk om gaat, is dat we de sector niet onnodig willen
laten wachten. Er zit voor ons dus een bepaalde, laat ik zeggen, haast
achter, om het, zodra het kan, zo snel mogelijk te doen, en dat te
communiceren, zowel aan de sector als aan ons als Kamer. Dus ik ga nog
een keertje bekijken in hoeverre we het dictum nog kunnen aanpassen.
Hetgeen u aan ons heeft meegegeven, is natuurlijk geen toezegging.
Daarom dacht ik: ik wil dat eigenlijk bekrachtigen met de motie, die
zorgt dat we dit gewoon wel gaan regelen zodra het kan.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik wil best toezeggen dat wij, één, op het moment dat we de
uitvoeringsverordening hebben gekregen die direct uw kant op sturen en,
twee, als uit die verordening blijkt dat het wel is toegestaan, we dan
de wet aanpassen. Wij volgen de wet. Dat is ons hele punt. We zullen dus
volgen wat er uit Brussel komt.
De voorzitter:
U kunt de motie gewoon in stemming laten brengen, maar u kunt die ook
aanhouden of intrekken.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Als er gewoon een harde toezegging ligt en dit per brief naar ons als
Kamer komt, dan vind ik dat prima. Het gaat ons er gewoon om dat we die
zekerheid bieden aan de sector dat bio-lng gewoon is toegestaan als dat
mag. Dan denk ik dus dat ik de motie voor nu beter kan intrekken dan dat
ik die ga indienen.
De voorzitter:
Oké. Hartelijk dank voor deze reactie en opheldering. Dat waren volgens
mij de moties.
Dan is er een lijstje toezeggingen dat ik graag even met u allen
doorloop.
De Kamer wordt begin '26 geïnformeerd over de verkenning over de mogelijkheden om een tussendoel per sector vast te stellen na 2030. Dat is een toezegging aan meerdere leden.
Eind oktober ontvangt de Kamer een afschrift van het besluit dat 2 petajoule als subdoel wordt gesteld voor direct use van groene waterstof, boven op het reeds vastgestelde aantal petajoules.
De Kamer ontvangt een analyse van waarom de invoering van een massabalans voor bio-lng onwenselijk is. Dat is een toezegging aan de heer Boutkan.
De Kamer zal eind dit jaar worden geïnformeerd over het oordeel van de Europese Commissie of een massabalans is toegestaan.
Dat hoort daarbij. Ik kijk even naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Dan ga ik dus op papier zetten wat ik zojuist heb gezegd. Ik weet niet
of dat nuttig is. Volgens mij betrof het misverstand zojuist de
massabalans. Dit ging trouwens over GvO. Maar als de heer Boutkan erin
persisteert om dit te houden, dan sturen we dat. Alleen, ik denk dat we
dan met werkverschaffing bezig zijn met elkaar.
De voorzitter:
De vraag aan de heer Boutkan is of hij dit met de informatie die daarna
is gewisseld, wellicht anders is gaan zien.
De heer Boutkan (PVV):
Nou, ik ben het niet anders gaan zien, want de conclusie is dat er geen
onderbouwende analyse is uitgevoerd voordat de staatssecretaris met deze
antwoorden kwam. Maar ik zit hier ook niet in het kader van de
werkverschaffing, dus laat maar.
De voorzitter:
Oké, dan strepen we deze door.
Dan komen we bij de volgende toezegging:
De Kamer wordt in december geïnformeerd over de inspanningen van de staatssecretaris om op EU-niveau te verkennen of een uitzondering voor het toestaan van Annex IX-B-grondstoffen mogelijk is. Dit is een toezegging aan Pierik en Van Groningen.
Tot slot.
De Kamer wordt binnen zes weken geïnformeerd, nadat de staatssecretaris bij zijn collega van KGG heeft nagevraagd hoe zij denkt over het doel van 11 tot 12 petajoule voor groene waterstof. Dit is een toezegging aan Van Groningen.
Dit leidt nog tot een aanvullende vraag van mevrouw Van
Groningen.
Mevrouw Van Groningen (VVD):
Het is gewoon meer dat ik nog even een beetje moet wennen aan de
processen hier, maar mag ik de motie toch nog aanhouden in plaats van
intrekken? Wellicht is er namelijk nog iets anders waarmee we het beter
kunnen regelen, maar dat doe ik dan liever even in overleg.
De voorzitter:
Zeker. Dan houden we 'm aan.
Op verzoek van mevrouw Van Groningen stel ik voor haar motie (36766, nr.
14) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Voordat wij gaan afronden, zeg ik nog dat we aanstaande donderdag gaan
stemmen over de ingediende moties, de twee amendementen en het
wetsvoorstel. Daarmee ronden we voor dit moment af.
Ik dank u allen in de zaal, de mensen die online hebben meegekeken, de
staatssecretaris met ondersteuning, de Kamerleden en natuurlijk de
griffie en de ondersteuning voor alle hulp om dit mogelijk te maken
vanavond.
Tot de volgende keer! Ik sluit de vergadering.
Sluiting 22.13 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|