Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda informele Telecomraad 9 - 10 oktober 2025 (Kamerstuk 21501-33-1149)
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D42444, datum: 2025-09-30, bijgewerkt: 2025-09-30 13:40, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N.T.P. Wingelaar, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: S.R. Muller, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 33-1151 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie.
Onderdeel van zaak 2025Z18161:
- Indiener: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Medeindiener: E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2025-10-01 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Hierbij sturen wij uw Kamer de antwoorden op de vragen van de vaste commissie Digitale Zaken over de informele Telecomraad op 9 en 10 oktober in Horsens.
Vincent Karremans
Minister van Economische Zaken
Eddie van Marum
Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Antwoorden op de vragen van de PVV-fractie
Deze leden lezen dat het kabinet leeftijdsverificatie ziet als
een geschikt instrument om kinderen online beter te beschermen, maar dat
dit proportioneel moet zijn en per situatie moet worden afgewogen (p.
2). Hoe gaat de minister borgen dat leeftijdsverificatie niet leidt tot
een algemene plicht om zich overal online te identificeren, met grote
gevolgen voor de anonimiteit en privacy van burgers?
Antwoord
Leeftijdsverificatie is een zwaar middel dat effect heeft op fundamentele rechten. Daarom is de inzet van het kabinet dat in specifieke situaties moet worden afgewogen of de inzet ervan proportioneel is, en daadwerkelijk bijdraagt aan het doel en of er geen alternatief beschikbaar is dat minder inbreuk maakt op de rechten van betrokkene. Naarmate de risico’s in specifieke situaties voor jongeren groter zijn en er tevens wettelijke leeftijdsgrenzen zijn (bv. online gokken of online alcohol) is de inzet van leeftijdsverificatie eerder te rechtvaardigen.
Het kabinet noemt privacy, gegevensbescherming en non-discriminatie als randvoorwaarden (p. 2). Hoe wordt concreet voorkomen dat leeftijdsverificatie-apps leiden tot grootschalige verzameling van gevoelige persoonsgegevens, datalekken of commerciële exploitatie van identiteitsdata?
Antwoord
De inzet van leeftijdsverificatie moet altijd proportioneel zijn. In specifieke gevallen wordt bekeken of de risico’s van de dienst of het product de inzet ervan rechtvaardigen. In het geval dat daar sprake van is en leeftijdsverificatie wordt ingezet, dan moet de leeftijdsverificatie-app voldoen aan het hoogste niveau van beveiliging en privacybescherming.
Deze leden willen graag van de minister vernemen hoe effectief deze voorgenomen maatregel wordt geacht te kunnen zijn op websites van buiten de EU, zoals Russische en Chinese websites, die middels een VPN eenvoudig te benaderen zijn?
Antwoord
Binnen de EU bestaat reeds een uitgebreid toezichtskader. Websites en platforms die zich op Europese gebruikers richten, zijn verplicht passende maatregelen te nemen op grond van deze Europese verordeningen, ongeacht de geografische locatie van de aanbieder. Grote internationale aanbieders vallen daarmee onder toezicht van de EU en nationale autoriteiten. Als een dienst gevestigd buiten de EU wordt benaderd vanuit de EU, terwijl deze aanbieder niet actief diensten aanbiedt in de EU, ligt de nadruk op voorlichting, bewustwording en ouderlijk toezicht.
Deze leden willen verzoeken of de minister bereid is zich in Europees verband actief uit te spreken tegen leeftijdsverificatiemaatregelen die onevenredig inbreuk maken op de privacy van burgers en zich in te zetten voor alternatieven die kinderrechten beschermen zonder grootschalige dataverzameling.
Antwoord
Ja, dat doet het kabinet, waarbij we de volgende lijn volgen: leeftijdsverificatie is een zwaar middel dat effect heeft op fundamentele rechten. Daarom is de inzet van het kabinet dat in specifieke situaties moet worden afgewogen of de inzet ervan proportioneel is. In het geval dat daar sprake van is en leeftijdsverificatie wordt ingezet, dan moet de leeftijdsverificatie-app voldoen aan het hoogste niveau van beveiliging en privacybescherming.
Daarnaast lezen de leden op pagina 2 van de geannoteerde agenda dat Nederland in aanloop naar de DFA inzet op een Europese aanpak van het verslavend ontwerp in sociale media en verleidingstechnieken in games, zoals in-game aankopen en loot boxes. Kan de minister toelichten waarom hiervoor nieuwe Europese wetgeving nodig zou zijn en waarom dit niet kan worden geregeld via bestaande wetgeving?
Antwoord
De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft onderzocht of
consumenten voldoende beschermd zijn in een online omgeving. De
Commissie concludeert in haar rapport van oktober 2024 dat consumenten
onvoldoende beschermd zijn tegen een aantal schadelijke praktijken zoals
dark patterns, verslavend ontwerp van digitale diensten,
gepersonaliseerde prakijken (zoals gepersonaliseerde prijzen),
influencer-marketing en in-app- en in-game - aankopen (bijvoorbeeld loot
boxes).
Om bovengenoemde problemen aan te pakken heeft de Commissie aangekondigd
een Digital Fairness Act (hierna: DFA) op te stellen. Het voorstel van
de Commissie voor de DFA wordt verwacht in de tweede helft van
2026.
Het kabinet vindt het belangrijk om fragmentatie op de Europese interne
markt te voorkomen. De DFA kan hierin ondersteuning bieden als
geharmoniseerde Europese oplossing voor de genoemde specifieke
consumentenproblemen. Op die manier kunnen juridische onduidelijkheden
of hiaten worden weggenomen. Dit moet meer duidelijkheid bieden aan
ondernemers en handhavende instanties zoals de ACM.
Ten aanzien van verslavende algoritmen en ontwerptechnieken geldt dat
dit (deels) onder het bereik valt van de huidige Europese wetgeving
(zowel onder de Digital Services Act als onder de consumentenwetgeving),
maar de reikwijdte en effectiviteit van dit juridisch kader zijn
onzeker. Daarom wordt, mede op basis van de moties Kathmann/Ceder en
Kathmann ingezet op een eenduidige aanpak van verslavende algoritmen en
ontwerptechnieken via het voorstel voor een DFA.
De huidige regelgeving rondom handelspraktijken in games is niet altijd
duidelijk en bevat geen specifiek verbod voor bepaalde manipulatieve
handelspraktijken, zoals loot boxes. Daarom wordt, mede op basis van de
motie Bontenbal (CDA) , gepleit voor een verbod op loot boxes.
Zowel de Europese Tech Alliance (met bedrijven als Spotify en Booking) als Digital Europe en andere koepels stellen dat de problemen vooral voortkomen uit een gebrek aan handhaving van bestaande kaders (DSA, DMA, AI Act, Data Act) en niet zozeer uit hiaten in de wetgeving. Waarom kiest het kabinet er desondanks voor nieuwe wetgeving te steunen, in plaats van juist te pleiten voor betere coördinatie en handhaving van bestaande kaders?
Antwoord
In aanloop naar het voorstel draagt het kabinet in algemene zin uit dat handhaving van bestaande regelgeving in de digitale economie - en ondersteuning van ondernemers bij de toepassing hiervan – belangrijk is. Dit heeft voor het kabinet de hoogste prioriteit. Ook begrijpt het kabinet de zorgen van de digitale sector over de impact van EU-regelgeving. Minder overlap en meer duidelijkheid is belangrijk om innovatieve bedrijven een gelijk speelveld te geven en onze autonomie in Europa te versterken. Daarom zet het kabinet in op vermindering van regeldruk. Er wordt momenteel een non-paper gemaakt met suggesties voor de Digitale Omnibus en AI verordening.
In dit kader heeft het kabinet de Commissie gevraagd om spoedig met
een voorstel te komen om ook op Europees niveau handhavende bevoegdheden
voor consumentenwetgeving te organiseren (via een herziening van de
Verordening Samenwerking Consumentenbescherming).
De DFA kan daarnaast worden ingezet als gerichte maatregel om specifieke
online handelspraktijken aan te pakken en daarmee duidelijkheid te
creëren voor consumenten en ondernemers over wat wel en niet is
toegestaan.
De leden wijzen erop dat veel Europese startups en scale-ups vrezen dat de DFA opnieuw extra regels en verplichtingen oplevert en daarmee de Europese concurrentiekracht schaadt. Dit blijkt onder meer uit de gezamenlijke verklaringen van brancheorganisaties. Hoe weegt de minister deze zorgen? En is hij bereid deze nadrukkelijk in te brengen tijdens de Raad?
Antwoord:
Het kabinet begrijpt de zorgen van de brancheorganisaties. Eventuele
nieuwe regels in de DFA moeten eenvoudig uitlegbaar en handhaafbaar zijn
en moeten bestaande onduidelijkheden en hiaten opvullen. Dit moet het
voor ondernemers en handhavende instanties duidelijk maken wat wel en
niet is toegestaan. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 5, is
een belangrijk doel van de DFA om fragmentatie op de Europese interne
markt te voorkomen en te zorgen voor een gelijk speelveld.
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de Telecomraad. Nederland zal,
los van deze specifieke vergadering, deze positie blijven uitdragen in
Brussel.
Er is stevige kritiek op de consultatie over de DFA, omdat de vragenlijst volgens betrokkenen sterk sturend was en zelfs kenmerken had van de “dark patterns” die men met deze wet wil tegengaan. Hoe beoordeelt de minister de kwaliteit en legitimiteit van dit consultatieproces? En vindt hij dit een betrouwbare basis voor het opstellen van nieuwe Europese wetgeving?
Antwoord:
Er is in de optiek van het kabinet sprake van een open en transparant
wetgevingsproces van de Europese Commissie. Dit proces bestaat uit
meerdere fasen waarin stakeholders inbreng kunnen leveren. Zowel tijdens
de consultatie voor de Digital fairness fitness check van het
consumentenrecht, als tijdens de nu lopende publieke consultatie voor de
DFA, kunnen alle partijen hun standpunten inbrengen en wordt een zeer
brede en grote groep stakeholders gehoord. De Commissie organiseert ook
veel bijeenkomsten in dit kader.
De vragenlijst voor de publieke consultatie is overigens gebaseerd op de
uitkomst van het rapport van de Commissie over de fitness check en de
beleidsopties die daarin naar voren zijn gebracht om specifieke
problemen in de digitale economie aan te pakken. In de vragenlijst is
ruimte voor partijen om aan te geven dat zij geen aanvullend beleid
noodzakelijk achten op een specifiek thema. Daarnaast kunnen partijen
hun algemene positie altijd kenbaar maken aan de Commissie.
De Europese Commissie overweegt om via de DFA meer eigen handhavingsbevoegdheden te krijgen, bovenop de rol van nationale toezichthouders. Hoe kijkt de minister aan tegen dit mogelijke verlies van nationale bevoegdheden? Acht hij het wenselijk dat Brussel taken naar zich toetrekt die nu door nationale toezichthouders zoals de ACM al effectief worden uitgevoerd, zoals bij de sancties tegen Epic Games (Fortnite)?
Antwoord
Op dit moment is grensoverschrijdende handhaving mogelijk bij
bedrijven die de Europese consumentenwetgeving overtreden (via de
Verordening Samenwerking Consumentenbescherming tussen nationale
toezichthouders op het consumentenrecht).
Er zijn echter geen centrale handhavende bevoegdheden op Europees niveau
voor het opleggen van een sanctie, maar alleen nationale autoriteiten
kunnen sancties opleggen. In de praktijk zijn daarom geen boetes
opgelegd in grote zaken die in dit samenwerkingsverband zijn aangepakt.
Dit komt de effectiviteit van het toezicht niet ten goede en het
vermindert de afschrikwekkende werking.
Als de Commissie eigen handhavingsbevoegdheden krijgt, kan de Commissie
gericht een aantal zaken oppakken die voor de hele EU van belang zijn.
Dit moet handhaving van de consumentenregels versterken en verbeteren.
Hierdoor zou het gelijke speelveld verbeterd worden tussen handelaren
die enkel lokaal actief zijn enerzijds en grote partijen die in de hele
EU opereren anderzijds. En daarnaast moet het handhaving effectiever
maken richting partijen die van buiten de EU opereren. Andere zaken
zullen nog altijd door nationale toezichthouders worden opgepakt op
basis van de huidige bevoegdheden.
In dit kader heeft het kabinet de Commissie gevraagd om spoedig met een
voorstel te komen om ook op Europees niveau handhavende bevoegdheden
voor consumentenwetgeving te organiseren (via een herziening van de
Verordening Samenwerking Consumentenbescherming).
Als het doel vooral is om kinderen te beschermen tegen schadelijke ontwerptechnieken, zoals lootboxes, waarom wordt er dan niet gekozen voor een gerichte aanpak binnen de bestaande Europese kaders? Zou een brede verordening als de DFA niet veel verder gaan dan nodig is voor dit specifieke doel?
Antwoord
De juridische vorm van een (eventueel) Commissievoorstel voor een DFA is nog onzeker. De Commissie zal met de DFA naar verwachting aanpassingen voorstellen van de bestaande Europese consumentenrichtlijnen. Het is nog onzeker of er daarnaast ook een voorstel voor een nieuwe verordening zal worden gedaan. Het kabinet verwijst voor de verdere beantwoording van deze vraag naar het antwoord op vraag 5.
Deze leden vragen of de minister bereid is tijdens de Telecomraad een kritische lijn te volgen, de optie open te houden dat bestaande wetgeving voldoende is en erop toe te zien dat het thema kinderrechten niet wordt gebruikt om een veel bredere Brusselse bevoegdheidsuitbreiding te rechtvaardigen.
Antwoord
De DSA biedt een goede basis om kinderrechten te beschermen. Het kabinet ziet echter nog wel lacunes als het gaat om verslavend ontwerp. Dit is onwenselijk. Daarom steunt het kabinet de Europese Commissie om dit te reguleren via de Digital Fairness Act.
Tot slot vragen deze leden de minister om bij zijn pleidooi voor de versterking van de onderzeese kabelinfrastructuur (p. 4) het strategisch belang van nieuwe aanlandingen van onderzeese datakabels in Nederland te benadrukken.
Antwoord
Het kabinet pleit in Europees verband voor versterking van de onderzeese kabelinfrastructuur en benadrukt daarbij inderdaad het belang van aanlandingen van strategische nieuwe zeekabelprojecten in Nederland. Ook bij deze informele Telecomraad zal Nederland dit doen.
Vragen van GroenLinks-PvdA
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de demissionaire Minister of hij bekend is met de ontwikkelingen in landen als het Verenigd Koninkrijk waar wettelijke leeftijdsgrenzen zijn ingevoerd voor bepaalde content. Dit bleek makkelijk te omzeilen en het legde de verantwoordelijkheid voor de techniek bij de sociale media bedrijven. Deze leden hebben zorgen over de mate van privacybescherming en de cyberveiligheid die wordt voorzien door deze bedrijven. Kan de demissionaire Minister uitsluiten dat dergelijke situaties in Europa ontstaan? Wat doet hij om in Europees verband te garanderen dat de methoden voor verificatie van één leverancier afhankelijk worden? Is hij van mening dat er altijd alternatieven moeten zijn voor één Europese methode, zodat gebruikers keuzevrijheid hebben in verificatiemiddelen? De leden vragen de demissionaire Minister om niet in te stemmen met een gezamenlijke verklaring als deze zorgen niet voldoende zijn weggenomen.
Antwoord
In Europa hebben we uitgebreide wetgeving die hoge eisen stelt aan
niveaus van privacybescherming en cyberveiligheid van digitale diensten.
Voorbeelden daarvan zijn de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG), de Cyber Security Act (CSA), Digital Services Act (DSA). In 2026
komt daar de Cyberbeveiligingswet bij.
Daarnaast heeft de Europese Commissie specificaties gepubliceerd voor
een White label leeftijdsverificatie app. Op basis van deze
specificaties kunnen vele varianten van apps worden ontwikkeld, waarbij
deze apps altijd moeten voldoen aan de wettelijke eisen van
gegevensbescherming en cyberveiligheid. Het kabinet is er een
voorstander van dat er op basis van deze specificaties verschillende
apps worden ontwikkeld zodat gebruikers keuzevrijheid hebben. In de
verklaring staat nu een gebalanceerde tekst.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de gevolgen voor de vrije toegang tot informatie en de ‘mission creep’ die kunnen ontstaan als leeftijdsverificatie Europees wordt ingevoerd. Het internet wordt gekenmerkt door de vrijheid en anonimiteit voor gebruikers om zichzelf te ontplooien en ontwikkelen. Heeft de demissionaire Minister onderzocht welke negatieve gevolgen voor kinderrechten het invoeren van leeftijdsverificatie kan hebben? Is er wat hem betreft een effectieve integrale aanpak voor online veiligheid van jongeren waar leeftijdsverificatie geen onderdeel van is? Hoe onderbouwt de demissionaire Minister dat het verplichten van verificatie proportioneel is ten opzichte van andere maatregelen? Ook vragen de leden om een reflectie op het mogelijke waterbedeffect van wettelijke leeftijdsgrenzen. Zal het verplichten hiervan jongere internetgebruikers niet naar gevaarlijke websites leiden die slechter gereguleerd zijn?
Antwoord
De inzet is om leeftijdsverificatie alleen in te zetten waar dat
proportioneel is, zodat fundamentele rechten zo min mogelijk worden
geraakt. Door deze gerichte benadering is er zo min mogelijk impact tot
de vrije toegang tot informatie.
Het kabinet heeft de mogelijke negatieve gevolgen voor kinderrechten bij
invoering van leeftijdsverificatie in kaart gebracht. Een mogelijk
negatief gevolg is bijvoorbeeld dat niet alle kinderen toegang kunnen
hebben tot een digitale dienst. Omdat er negatieve gevolgen kunnen zijn,
moeten voor specifieke digitale diensten de risico’s in kaart worden
gebracht en moet op basis daarvan bekeken worden of de inzet van
leeftijdsverificatie gerechtvaardigd is.
Ook hier geldt dat eerst voor een digitale dienst in kaart moet worden
gebracht wat de risico’s zijn en moet worden bekeken op welke manier die
risico’s kunnen worden weggenomen, waarbij leeftijdsverificatie een van
de mogelijkheden is. Dit vloeit rechtstreeks voort uit de DSA.
Een algemene plicht voor alle digitale diensten tot het gebruik van
leeftijdsverificatie is niet proportioneel. Per digitale dienst moet
worden bekeken of dat de risico’s van deze dienst de inzet van het
middel van leeftijdsverificatie rechtvaardigen. Per digitale dienst moet
dus worden gekeken of de inzet van leeftijdsverificatie proportioneel
is.
In specifieke situaties waarin de inzet van leeftijdsverificatie
overwogen wordt, moet het risico op een waterbedeffect worden
meegenomen. Als sprake is van een waterbedeffect zal de conclusie kunnen
zijn (dat zal mede afhangen van de grootte van het waterbedeffect) dat
leeftijdsverificatie niet het geschikte instrument is (en zal een keuze
moeten worden gemaakt voor een ander instrument).
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie steunen de inzet voor keiharde regulering van verslavende en polariserende algoritmen in de Digital Fairness Act (DFA). Zij vragen de demissionaire Minister om in te gaan op de specifieke maatregelen die wat hem betreft deel moeten zijn van de DFA. Als hij dit niet meteen kan uitleggen, kan hij dan wel aangeven wanneer de Kamerbrief komt waarin de inzet uitgebreid beschreven staat? Bovendien waarderen deze leden de steun voor het ontwikkelen van een Digitale Kijkwijzer door het NICAM. Zij vernemen graag wat de demissionaire Minister specifiek gaat doen om de ontwikkeling te ondersteunen.
Antwoord
Het ministerie van BZK voert gesprekken met NICAM over de ontwikkeling en totstandkoming van een digitale Kijkwijzer. Andere departementen, zoals OCW (verantwoordelijk voor de Mediawet 2008 en de subsidierelatie met NICAM i.s.m. VWS), dragen er graag aan bij om dit succesvol te laten zijn door het bieden van technische hulp en ondersteuning. Het kabinet zet deze inzet onverminderd voort.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsinzet op het gebied van technologische soevereiniteit. Hoewel zij de ambitie ten volste steunen, zien zij dat Nederland nog onvoldoende nationale maatregelen neemt om met gezag te spreken over het afbouwen van digitale afhankelijkheden. Zij wijzen op de antwoorden op Kamervragen van de leden Kathmann en Six Dijkstra [2025D40419] waarin het Ministerie van EZ aangeeft dat het uitvallen van Amerikaanse techleveranciers kan leiden “tot onoverkomelijke verstoring […] van de dienstverlening.” Is de demissionaire Minister van mening dat Nederland genoeg doet om de eigen afhankelijkheden van de Verenigde Staten af te bouwen? Welke EU-lidstaten zijn wat hem betreft goed bezig met het nationaal terugdringen van digitale afhankelijkheden? Deze leden benadrukken dat zonder investeringsagenda, mandaat voor de coördinerend bewindspersoon op het gebied van Digitalisering, en een concreet tijdspad voor het terugdringen van afhankelijkheden, Nederland niet genoeg doet om de strategische autonomie te waarborgen.
Antwoord
Technologiebedrijven van over de hele wereld, inclusief uit de VS, leveren belangrijke producten en diensten waar onze digitale economie en samenleving op draait. Juist onze open economie heeft er de afgelopen decennia mede voor gezorgd dat de Nederlandse welvaart hoog is en Nederlandse bedrijven internationaal innovatief én concurrerend zijn.
Tegelijkertijd is het ook van belang om de risico’s die gepaard gaan met strategische afhankelijkheden goed in kaart te brengen en zo nodig hier mitigerende maatregelen voor te nemen. Het kabinet werkt hieraan, bijvoorbeeld als het gaat om AI, netwerktechnologie, cryptografie en cloud.
Of meer ruimte voor Europese en Nederlandse alternatieven wenselijk is moet per digitale technologie en productcategorie worden bezien. De Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) en de Nationale Technologiestrategie (NTS) bieden hier aanknopingspunten voor. Voor een aantal technologieën heeft het kabinet al een aantal stappen gezet en de Kamer daarover geïnformeerd, zoals in het kader van cloud1, als ook door de voorgenomen realisatie van een AI faciliteit in Groningen2. In algemene zin is de kabinetsinzet om de publieke en private investeringen in R&D, waaronder voor digitale (sleutel)technologie, te verhogen tot 3% van het bruto binnenlands product (bbp)3.
Nederland is actief in gesprek met andere Europese lidstaten over digitale open strategische autonomie, zowel met lidstaten die onze zienswijze delen als met lidstaten waarmee er meer verschillen in zienswijze zijn. Zo heeft Nederland dit voorjaar de D9+ georganiseerd in Amsterdam, waar 13 EU-lidstaten zich hebben uitgesproken voor het versterken van de Europese digitale concurrentiepositie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vragen over de Europese aanpak van technologische afhankelijkheden. In de opsomming van organisaties waarmee wordt samengewerkt, missen deze leden het maatschappelijk middenveld. Welke rol ziet de demissionaire Minister voor mensenrechtenorganisaties die opkomen voor (digitale) grondrechten, zoals Bits of Freedom (BoF) en European Digital Rights (EDRi)? Is hij bereid te pleiten voor het betrekken van dergelijke organisaties bij de Europese plannen? Verder vragen de leden om een nadere toelichting wat de demissionaire Minister bedoelt met het “stimuleren van interoperabiliteit, standaardisatie en een sterker innovatie-ecosysteem.” Wat bedoelt hij hiermee en hoe wil hij dit bereiken?
Antwoord
Het kabinet hecht waarde aan ideeën uit het maatschappelijk
middenveld. Bij de Nederlandse beleidsvorming hebben dan ook gesprekken
plaatsgevonden met verschillende groepen en denktanks. Het is goed als
dit ook op Europees niveau gebeurt. Goed werkende (Europese) markten
zijn belangrijk voor ons verdienvermogen. Interoperabiliteit,
standaardisatie en innovatie zijn belangrijke elementen om dat te
realiseren. Een sterk innovatie ecosysteem wordt gedreven door
publiek-private samenwerkingen en is goed verbonden met Europese
initiatieven, zodat de benodigde schaalgrootte kan worden bereikt. Ook
heeft een sterk innovatie ecosysteem zo min mogelijk afhankelijkheden.
Afhankelijkheden kunnen worden afgebouwd als organisaties en bedrijven
meer gebruik gaan maken van zogenoemde “interoperabele” systemen.
Interoperabel betekent dat systemen met elkaar kunnen communiceren,
elkaar begrijpen en daardoor ook makkelijker uitgewisseld of vervangen
kunnen worden door andere systemen. Interoperabiliteit is een
belangrijke randvoorwaarde voor een open, competitieve, op samenwerking
gerichte Europese digitale markt.
Een manier om dat te realiseren is om in Europa (of globaal) standaarden
af te spreken. Dat kan bijvoorbeeld vrijwillig via Europese
samenwerkingsprojecten worden gestimuleerd (bijvoorbeeld Horizon of
Digital Europe Program) of dat kan door normen via Europese
verordeningen of richtlijnen te verplichten. Zo worden via de Data
verordening onder andere eisen gesteld aan cloudservice providers om
interoperabele systemen te hebben, zodat de daar opgeslagen data
makkelijker gedeeld kan worden met concurrerende cloudoplossingen of
daarnaartoe verplaatst kan worden. Het Kabinet ondersteunt ook
NEN-normcommissies, waar Nederlandse stakeholders en experts kunnen
bijdragen aan de ontwikkeling van standaarden, bijvoorbeeld voor
cloudinteroperabiliteit, data delen en AI.
Door interoperabele oplossingen en standaarden te stimuleren of te
verplichten creëren we goed werkende markten met ruimte voor nieuwe
innovaties, ter bevordering van de keuzevrijheid van burgers en
bedrijven en daarmee onze economie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie steunen de proactieve
inzet op een sterke zeekabelinfrastructuur in Europa. Zij zien echter
dat EU-lidstaten die met publiek geld investeren in zeekabels,
strategisch beter in positie zijn om zeekabels aan te landen in hun
land. In Nederland ontbreekt die aanpak, zoals beschreven in de recente
Kamerbrief over drie aangenomen moties-Kathmann over zeekabels
[2025D40696]. Is de demissionaire Minister van mening dat lidstaten
publiek moeten investeren in een sterke digitale infrastructuur? Heeft
het vertrouwen van dit demissionaire kabinet in de marktwerking geleid
tot een kwalitatief hoogwaardig en wenselijk niveau van de
zeekabelinfrastructuur?
Antwoord
Investeringen in digitale infrastructuur worden in principe aan de markt overgelaten. Dit heeft gezorgd voor een hoogwaardige digitale infrastructuur, waarmee Nederland tot de koplopers in Europa behoort. De Nederlandse positie in de top 5 van digitale knooppunten in Europa staat echter onder druk. Zoals toegelicht in de brief van 22 september jl. (26643, nr. 1398) zijn er door gewijzigde omstandigheden goede redenen om ook publiek te investeren in onderzeese datakabels. Omdat er in de allocatieve budgettaire afweging geen ruimte beschikbaar is gekomen voor publieke investeringen in zeekabels, blijft het kabinet via faciliterende maatregelen die in de brief zijn toegelicht inzetten op de aanlanding van nieuwe zeekabels in Nederland.
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen over de non-paper over cloudsoevereiniteit. Zij waarderen hoe de demissionaire Minister dit agendeert. Echter hebben zij enkele kanttekeningen bij de brief. Zo wijzen deze leden er op dat de demissionaire Minister vaakt spreekt dat het huidige cloudbeleid “may […] create significicant strategic dependenceies” en “may compromise Europe’s digital sovereignty and resilience.” Deze leden vragen de demissionaire Minister om hierin stellig te zijn, net als in de eerder benoemde antwoorden op Kamervragen van de leden Kathmann en Six Dijkstra, waarin EZ erkent dat de afhankelijkheid in het geval van storing kan leiding tot een “onoverkomelijke storing.” Daarnaast vragen de leden welke definitie de demissionaire Minister gebruikt voor cloudsoevereiniteit. Is hij bekend met het feit dat de ‘autonome cloud’ van Amerikaanse techgiganten op Europese bodem alsnog kan vallen onder niet-Europese spionagewetgeving? Kan hij dit betrekken in zijn definitie van cloudsoevereiniteit?
Antwoord
De geciteerde teksten betreffen niet het huidige (Rijksbreed) cloudbeleid, maar beschrijven de toegenomen afhankelijkheid van clouddiensten en -technologie in het algemeen. Deze toegenomen afhankelijkheid van clouddiensten en -technologie in het algemeen leidt niet per definitie tot een grotere strategische afhankelijkheid van niet-EU dienstverleners, aangezien dit afhankelijk is van de herkomst van de gekozen cloudprovider. De realiteit is echter dat het overgrote marktaandeel in handen is van de hyperscalers. Het kabinet heeft daarom meer aandacht voor de daaruit voortvloeiende risico’s en de inzet op Europese en Nederlandse alternatieven. Het kabinet neemt waar dat er bij publieke en private afnemers van clouddienstverlening meer aandacht is voor risico’s van toegang tot data en continuïteit van dienstverlening. De afgelopen periode hebben veel – Europese en niet-Europese – cloudaanbieders zogenaamde autonome of soevereine cloud proposities op de markt gebracht om tegemoet te komen aan de zorgen en behoeften van afnemers.
Er bestaan op dit moment geen uniforme principes om te bepalen wat een soevereine cloud is. Als gevolg hiervan vermarkten aanbieders op dit moment uiteenlopende producten als ‘soeverein’. Omdat er op dit moment geen regels zijn die voorschrijven dat een soevereine cloud propositie bescherming moet bieden tegen niet-Europese spionagewetgeving, is het in de praktijk mogelijk dat er clouddienstverlening op Europese bodem wordt aangeboden als ‘soeverein’ terwijl deze onder specifieke omstandigheden verplicht is niet-Europese veiligheids- en opsporingsdiensten toegang te geven tot opgeslagen data.
Het kabinet maakt zich er in Europees verband hard voor te komen tot
eenduidige afspraken en definities over wanneer een commerciële cloud
propositie ‘soeverein’ mag worden genoemd. Daartoe wordt momenteel op
verzoek van het ministerie van Economische Zaken onderzoek uitgevoerd om
in kaart te brengen wat principes en criteria zouden kunnen zijn waaraan
commerciële soevereine cloud proposities moeten voldoen. Dit biedt
aanbieders duidelijkheid over de eisen waar ze aan moeten voldoen om een
soevereine cloud propositie te mogen aanbieden, terwijl afnemers
zekerheid hebben dat de dienstverlening daadwerkelijk de volledige
bescherming biedt waar ze naar op zoek zijn. Het kabinet zal de
uitkomsten van dit onderzoek ook in Europees verband inbrengen.
Het is overigens belangrijk het streven naar een soevereine cloud
definitie voor commerciële cloud proposities niet te verwarren met het
streven in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie om een soevereine
overheidscloud te ontwikkelen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de non-paper dat er geen Europese alternatieven zijn voor Big Tech. Zij zijn het hier niet mee eens. Hoewel een Europees bedrijf op de schaal van Microsoft, Google of Amazon niet bestaat, is er een rijk ecosysteem van Europese ondernemers die – gezamenlijk – wel degelijk in staat zijn om goede IT-diensten te leveren. Is de demissionaire Minister dat met deze leden eens? Deelt hij de mening van deze leden dat een Europees Big Tech bedrijf niet de oplossing is, omdat het de risico’s van een strategische afhankelijkheid niet wegneemt?
Antwoord
Het kabinet is het ermee eens er een rijk Europees digitaal ecosysteem is, en dat er in de EU goede IT-diensten worden aangeboden. Wel verschilt de kwaliteit van het aanbod per technologie. Zo heeft Europa bijvoorbeeld een sterke marktpositie op netwerktechnologie, maar een zwakke positie op bijvoorbeeld cloud.
Specifiek ten aanzien van cloud heeft het kabinet in een recente Kamerbrief4 uiteengezet dat er op dit moment al kwalitatief hoogwaardige Europese clouddiensten op de markt beschikbaar zijn, maar dat aanbieders van deze diensten een minder geïntegreerd dienstenpakket aanbieden. Als gevolg daarvan zijn Europese aanbieders niet in dezelfde mate in staat zijn hun gebruikers te ontzorgen in vergelijking met de hyperscalers.
De digitale sector kenmerkt zich door hoogwaardige technologie en
sterke schaalvoordelen. Dit leidt tot een sterke ‘winner takes
most’-dynamiek. Daarmee is echter niet gezegd dat een Europees Big
Tech-bedrijf de oplossing moet zijn voor de concurrentie-achterstand van
Europese bedrijven in het digitale domein.
Voor het kabinet ligt de prioriteit bij gericht mitigeren van ongewenste
strategische afhankelijkheden, het gericht investeren in digitale
sleuteltechnologieën en het optimaliseren van de randvoorwaarden voor
concurrentievermogen in het digitale domein. De aanpak hiervoor is onder
meer beschreven in de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA)
uit 2023 en de Nationale Technologiestrategie (NTS) uit 2024.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ook dat de demissionaire Minister oproept tot nationale maatregelen voor cloudsoevereiniteit. Met trots presenteert hij het Nederlandse ‘implementatiekader risicoafweging cloudgebruik’ als voorbeeld. De leden plaatsen de kanttekening dat dit in Nederland niet heeft geleid tot het terugdringen van de afhankelijkheid van Big Tech. Zij vragen daarom om toe te lichten welke nationale maatregelen wél effectief zijn, en hierbij onderbouwing te leveren dat deze maatregelen daadwerkelijk hebben geleid tot het wegnemen van nationale afhankelijkheden.
Antwoord
Het implementatiekader ‘risicoafweging cloudgebruik’ wordt benoemd als maatregel die genomen is om binnen de rijksoverheid een gemeenschappelijk kader op te stellen om risicoafwegingen te uniformeren. Het kader beoogt niet direct als maatregel om de afhankelijkheid van ‘big tech’ te verminderen, maar een bewuste afweging te maken welke type cloud past bij het type data, waarvoor een cloud behoefte is. Overigens wordt middels stimulerend beleid ingezet op innovatie en verbetering van de concurrentiepositie van Nederlandse en Europese cloudaanbieders, zoals via financiering die onder IPCEI CIS aan consortia van lokale cloudaanbieders is verschaft.
Vragen van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van de regering dat er geen ‘one size fits all’-oplossing is voor online leeftijdsverificatie. Deze leden vragen de regering om toe te lichten waarom dat het geval is. Waarom zouden wiskundig en cryptografisch bewezen effectieve privacybevorderende technologieën, zoals zero knowledge proofs, hierin tekortschieten? En kan de regering hiervoor een wetenschappelijke of technische bron aanhalen?
Antwoord
In de brief van 19 februari 2025 (2025-0000045556) heeft het kabinet
uiteengezet dat Zero Knowledge Proof (ZKP) geen
leeftijdsverificatiemiddel is, maar een crypto grafische methode waarmee
kan worden bewezen dat iemand boven een bepaalde leeftijd is, zonder dat
de leeftijd of identiteit van een persoon hoeft te worden onthuld. Deze
methode kan worden toegepast door een leeftijdsverificatiemiddel. Hoewel
ZKP een belangrijk onderdeel kan vormen, moet gekeken worden naar de
gehele oplossing om te zien of ook andere relevante aspecten worden
gerealiseerd.
Zo is ook van belang dat gedurende het hele proces van verifiëren van de
leeftijd wordt verzekerd dat de leverancier van het
leeftijdsverificatiemiddel niet kan zien waar en wanneer gebruikers hun
middel inzetten, en dus niet kan leren wanneer en hoe vaak gebruikers
bijvoorbeeld gokken of alcohol kopen. Ook betrouwbaarheid van de
brongegevens, de betrouwbaarheid dat degene aan wie de gegevens
toebehoren ook degene is die het leeftijdsverificatiemiddel gebruikt,
brede beschikbaarheid, inclusie, toegankelijkheid en gebruiksgemak zijn
relevante aspecten om mee te wegen. Leeftijdsverificatie-instrumenten
moeten dus al deze aspecten in voldoende mate adresseren. Standaarden
hiervoor zijn nog in ontwikkeling.
Daarnaast vragen deze leden welke lessen het kabinet verwacht te trekken uit het lopende TNO-onderzoek naar het Europese prototype voor een leeftijdsverificatie-app. Hoe worden deze lessen ingebracht in de Brusselse inzet? En wanneer worden de uitkomsten van dit onderzoek gedeeld met de Kamer?
Antwoord
Het kabinet wil van het onderzoek van TNO leren welke opties er zijn
om op basis van de White label app van de Europese Commissie een
leeftijdsverificatie oplossing te ontwikkelen. Voor al deze opties
brengt TNO in kaart wat de juridische, financiële, organisatorische en
technische haalbaarheid daarvan is. Ook brengt TNO per optie in kaart in
welke mate belangrijke fundamentele rechten en publieke waarden zoals
privacy, autonomie, veiligheid en inclusie geborgd kunnen worden. Op
basis daarvan wil het kabinet in specifieke situaties beter kunnen
beoordelen welke inzet van leeftijdsverificatie proportioneel is.
Het kabinet verwacht dat de uitkomsten van het TNO onderzoek uiterlijk
in december met Uw Kamer te kunnen delen.
Tot slot hebben de leden van de NSC-fractie met veel belangstelling kennisgenomen van het voornemen van de Raad om 15 jaar als minimumleeftijd te hanteren voor sociale media gebruik binnen de EU. Deze leden vragen of de regering dit voorstel steunt en welke overwegingen daarbij een rol spelen.
Antwoord
Het kabinet is geen voorstander van een algemene wettelijke
leeftijdsgrens voor social media. Per digitale dienst (of het nu een
social media platform, een game- of streamingdienst is) moeten de
risico’s voor minderjarigen in kaart worden gebracht. Op basis van de in
kaart gebrachte risico’s moet bepaald worden voor welke leeftijdsgroepen
de digitale dienst wel geschikt is en voor welke leeftijdsgroepen
niet.
Hoewel het kabinet geen voorstander is van een algemene wettelijke
leeftijdsgrens voor social media, geeft het kabinet wel
leeftijdsadviezen voor type diensten zoals social media. Dit zijn niet
bindende richtlijnen, zoals de richtlijn gezond en verantwoord scherm-
en sociale mediagebruik, en vormen handvatten ter ondersteuning van de
mediaopvoeding door ouders.
De leden van de NSC-fractie vragen daarnaast hoe het kabinet wil inzetten op het voorkomen dat de EU afhankelijk wordt van commerciële leeftijdsverificatieproviders. Op welke wijze draagt Nederland bij aan de ontwikkeling van een publiek gecontroleerd en toegankelijk alternatief?
Antwoord
Het kabinet is aan het onderzoeken welke opties voor leeftijdsverificatie ontwikkeld kunnen worden op basis van de White label specificaties van de Europese Commissie. Voor al deze opties brengt TNO in kaart wat de juridische, financiële, organisatorische en technische haalbaarheid daarvan is. Ook brengt TNO per optie in kaart in welke mate belangrijke fundamentele rechten en publieke waarden zoals privacy, autonomie, veiligheid en inclusie geborgd kunnen worden. Op basis daarvan will het kabinet in specifieke situaties beter kunnen beoordelen welke inzet van leeftijdsverificatie proportioneel is.
Daarbij vragen deze leden of het kabinet het aannemelijk acht dat de Europese eID Wallet gratis en vrijwillig blijft voor burgers, ook op de langere termijn. 25b: Welke alternatieve betrouwbare verificatiemethoden moeten volgens het kabinet beschikbaar zijn voor mensen die de eID Wallet niet willen of kunnen gebruiken, gezien de maatschappelijke gevoeligheid die bestaat omtrent deze identificatiemethode?
Antwoord
De eIDAS-verordening bepaalt dat het uitgeven, gebruiken en intrekken van EDI-wallets voor natuurlijke personen gratis is. Ook volgt uit deze verordening dat het gebruik van een EDI-wallet vrijwillig is en schrijft de verordening voor dat het gebruik van andere bestaande identificatie- en inlogmiddelen mogelijk blijft. Met betrekking tot de alternatieve betrouwbare verificatiemethoden laat het ministerie van BZK, zoals bij voorgaande vraag vermeld, TNO de opties in kaart brengen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Europese Commissie onderzoekt of overheden voor strategische toepassingen alleen nog cloudoplossingen mogen gebruiken van aanbieders die volledig binnen de EU opereren en onder EU-wetgeving vallen. Nederland pleit daarbij voor een evenwichtige benadering, waarin zowel veiligheid als keuzevrijheid en samenwerking geborgd blijven. De leden van de NSC-fractie steunen de inzet van de Europese Commissie van harte en vragen de regering of zij de opvatting delen dat, alle bezwaren over keuzevrijheid onverlet, de stip aan de horizon moet zijn dat Nederland uiteindelijk louter autonome cloudoplossingen gebruikt voor strategische toepassingen, in lijn met onder andere de motie Bruyning-Thijssen (36574, nr. 13)?
Antwoord
Alle bezwaren over keuzevrijheid en samenwerking onverlet zou het inderdaad een preferente situatie zijn dat er louter autonome cloudtoepassingen gebruikt worden voor toepassingen en gegevens die dit vereisen op basis van de risico’s die ervoor zijn benoemd. Dat neemt echter niet weg dat dergelijke bezwaren wat het kabinet betreft wel degelijk moeten worden meegewogen. Mede hierom is in de NDS opgenomen, en conform eerdere moties, dat er verkend wordt hoe een soevereine overheidscloud eruit moet gaan zien.
Daarnaast is eerder dit jaar binnen de EU gesproken over het verplicht stellen van certificering voor bepaalde digitale diensten, zoals netwerkbewaking voor overheden. Ook werd overwogen om certificering als voorwaarde te stellen voor toegang tot EU-subsidies of aanbestedingen. De leden van de NSC-fractie vragen of er recente aanwijzingen zijn dat de Commissie deze verplichting daadwerkelijk wil doorvoeren. Hoe voorkomt Nederland dat het wordt verrast door strengere EU-eisen die nu nog in voorbereiding zijn?
Antwoord
De Europese Commissie verkent momenteel de mogelijkheden om
certificering van bepaalde digitale diensten verder te versterken. Er
zijn echter nog geen definitieve voorstellen aangenomen die Nederland
zouden verplichten. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen nauwgezet en
neemt actief deel aan overleg in Brussel, zodat wij tijdig kunnen
anticiperen en niet voor verrassingen komen te staan.
Wij erkennen dat proactieve voorbereiding belangrijk is om te voorkomen
dat Nederlandse bedrijven op achterstand raken. Daarom zetten wij in op
nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, het delen van informatie over
aankomende regelgeving en het ondersteunen van innovatieve bedrijven bij
hun transitie. Daarbij heeft het kabinet nadrukkelijk aandacht voor de
positie van het mkb. Wij streven naar uitvoerbare
certificeringstrajecten, met oog voor betaalbaarheid en
toegankelijkheid, zodat ook kleinere bedrijven volwaardig kunnen blijven
meedoen.
Ook vragen deze leden hoe het kabinet het risico inschat dat Nederlandse bedrijven op achterstand komen als andere lidstaten proactiever anticiperen op mogelijke certificeringseisen. En hoe zorgt het kabinet ervoor dat ook kleinere bedrijven kunnen blijven meedoen als certificering breder verplicht wordt?
Antwoord
De Europese Commissie verkent momenteel de mogelijkheden om
certificering van bepaalde digitale diensten verder te versterken. Er
zijn echter nog geen definitieve voorstellen aangenomen die Nederland
zouden verplichten. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen nauwgezet en
neemt actief deel aan overleg in Brussel, zodat wij tijdig kunnen
anticiperen en niet voor verrassingen komen te staan.
Het kabinet erkent dat proactieve voorbereiding belangrijk is om te
voorkomen dat Nederlandse bedrijven op achterstand raken. Daarom zetten
wij in op nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, het delen van
informatie over aankomende regelgeving en het ondersteunen van
innovatieve bedrijven bij hun transitie. Daarbij heeft het kabinet
nadrukkelijk aandacht voor de positie van het mkb. Wij streven naar
uitvoerbare certificeringstrajecten, met oog voor betaalbaarheid en
toegankelijkheid, zodat ook kleinere bedrijven volwaardig kunnen blijven
meedoen.
Vragen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat leeftijdsverificatie en bescherming van minderjarigen online gaat worden besproken bij de informele Telecomraad. De leden wijzen erop dat het uitgesproken wens is van de Tweede Kamer dat vereisten voor leeftijdsverificatie wettelijk worden geborgd (Kamerstuk 26643, nr. 1163) en specifiek dat privacyvriendelijke en betrouwbare leeftijdsverificatie voor online gokken en pornografische content wettelijk wordt geborgd (Kamerstuk 36531, nr. 20). De leden vragen naar de voortgang van de uitvoering van de genoemde moties en de bevestiging dat het kabinet bezig is met nationale wetgeving.
Antwoord
Zoals uiteen gezet in de brief van 19 februari 2025 (2025-0000045556)
is hier sprake van een sectorale aanpak. De ministeries van Financiën,
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en
Justitie en Veiligheid werken aan het beschermen van minderjarigen tegen
de praktijken waar in de moties naar verwezen wordt. Dat omvat onder
meer het onderzoeken en in sommige gevallen het instellen van een
wettelijke leeftijdsgrens (voor de situaties waar die er nog niet is) en
het wettelijk verplichten van adequate online leeftijdsverificatie
binnen hun eigen sectorale wetten. Verschillende situaties kunnen leiden
tot een verschillende uitkomst van bovengenoemde belangenafweging.
Zo bestaat er bij online alcoholverkoop ook een fysiek moment waarom
leeftijdscontrole moet plaatsvinden (bij de levering), terwijl online
gokken een geheel digitale aangelegenheid is.
Met betrekking tot pornografische content is adequate online
leeftijdsverificatie niet wettelijk geregeld. Wel ondersteunt de
richtsnoer van artikel 28 DSA het gebruik van toegangsbeperkingen door
leeftijdsverificatiemethoden als een passende en evenredige maatregel om
een hoog niveau van privacy, veiligheid en beveiliging van minderjarigen
te waarborgen wanneer bepaalde producten of diensten een hoog risico
vormen voor minderjarigen. Als hoog risico heeft de Europese Commissie
geclassificeerd:
i. de verkoop van alcohol, tabak of nicotinehoudende producten,
drugs,
ii. toegang tot elke vorm van pornografische content,
iii. toegang tot gokcontent.
Het kabinet verwacht dat met deze richtsnoer de toezichthouder bij
platforms bij pornografische content op adequate leeftijdsverificatie
zal aandringen. Indien blijkt dat dat niet het geval is, kan een signaal
worden afgegeven aan het toezicht.
Ook is het mogelijk bij de evaluatie van de DSA leeftijdsverificatie bij pornografische content aan de orde te laten komen. Zo kan bijvoorbeeld worden bepleit dat de desbetreffende richtsnoer in de wetgeving zelf wordt opgenomen waarmee het juridisch aan gewicht wint.
Als het gaat om leeftijdsverificatie bij online gokken is leeftijdsverificatie wettelijk geregeld in artikel 4.11 van het Besluit Kansspelen op Afstand. De identiteit en leeftijd van gebruikers moeten worden geverifieerd aan de hand van naam, geboortedatum, geboorteplaats en, voor zover die persoon daarover beschikt, diens Burgerservicenummer, diens fysieke adres en contactgegevens, waaronder in ieder geval e-mail adres en telefoonnummer, en het rekeningnummer of een andere unieke aanduiding en de tenaamstelling van de tegenrekening. Aanbieders moeten de leeftijdsverificatie baseren op betrouwbare bronnen, zoals een geldig identiteitsdocument en oefenen adequate kwaliteitscontrole uit op de gegevens, bijvoorbeeld via de Beheervoorziening Burgerservicenummer (BV BSN). De Kansspelautoriteit (Ksa) houdt toezicht op de naleving van deze regels en kan optreden tegen overtredingen bij illegale en legale aanbieders, waaronder het opleggen van een last onder dwangsom of een boete.
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen ook op de voorstellen die de leden samen met de leden van de NSC-fractie hebben gedaan in de initiatiefnota ‘De rode knop’ (Kamerstuk 36719, nr. 2), waaronder om in samenwerking met stakeholders te onderzoeken welke cryptografische technologieën en implementatiemethodes het meest geschikt zijn voor betrouwbare en privacyvriendelijke leeftijdsverificatie en tot een concreet proof of concept te komen én om een interdepartementale taskforce aan te stellen, bestaande uit ambtenaren van alle verantwoordelijke ministeries, om het beleid en de implementatie van online leeftijdsverificatie integraal aan te vliegen. Kan de staatssecretaris op beide voorstellen reageren? Is hij bereid om deze voorstellen uit te voeren? Zo nee, waarom niet? In het verlengde hiervan vragen de leden wanneer ze een kabinetsreactie op de gehele initiatiefnota kunnen verwachten.
Antwoord
Momenteel is het kabinet aan het onderzoeken welke opties voor
leeftijdsverificatie ontwikkeld kunnen worden op basis van de White
label specificaties van de Europese Commissie. Voor al deze opties
brengt TNO in kaart wat de juridische, financiële, organisatorische en
technische haalbaarheid daarvan is. Ook brengt TNO per optie in kaart in
welke mate belangrijke fundamentele rechten en publieke waarden zoals
privacy, autonomie, veiligheid en inclusie geborgd kunnen worden. Op
basis daarvan wil het kabinet in specifieke situaties beter kunnen
beoordelen welke inzet van leeftijdsverificatie proportioneel is.
Het kabinet verwacht de uitkomsten van het TNO onderzoek uiterlijk in
december met Uw Kamer te kunnen delen. Tevens zal het kabinet uiterlijk
in december komen met een reactie op beide initiatiefnota’s.
Voor voorbeelden van betrouwbare, wettelijke
leeftijdsverificatie kijken de leden van de ChristenUnie-fractie naar
diverse buitenlandse voorbeelden, zowel binnen de Unie als ook naar het
Verenigd Koninkrijk, voor hoe leeftijdsverificatie kan worden toegepast.
Kan de staatssecretaris per land waar wettelijk verplichte
leeftijdsverificatie al geldt of waar een dergelijk wetstraject gaande
is kort uiteenzetten hoe de leeftijdsverificatie wordt geregeld en hoe
fundamentele rechten zoals privacy en dataveiligheid daar worden
geborgd. Naar welk land of welke landen kijkt de staatssecretaris als
voorbeeld?
Antwoord
Er is contact over leeftijdsverificatie met een aantal EU-lidstaten, maar een compleet overzicht binnen de EU en het Verenigd Koninkrijk is er op dit moment nog niet.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen voorts naar een tijdlijn voor de wettelijke verankering van leeftijdsverificatie in Nederland, zeker als het gaat om online gokken en pornografische content. Wanneer kunnen de leden erop rekenen dat een wetsvoorstel in internetconsultatie gaat?
Antwoord
Als het gaat om online gokken is er al een wettelijke regeling. Zie hiervoor het antwoord op vraag 29.
Als het gaat om pornografische content, verwijst het kabinet naar de richtsnoeren van artikel 28 DSA. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 29.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat leeftijdsverificatie niet alleen noodzakelijk is voor sociale media en websites met online gokken of pornografische content. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Zou de bescherming online voor minderjarigen niet voor alle apps en digitale diensten moeten zijn waar deze groep gebruik van maakt? Dan denken de leden bijvoorbeeld ook aan gamen.
Antwoord
Het kabinet is geen voorstander van een algemene wettelijke verplichting voor leeftijdsverificatie bij alle apps en digitale diensten. Per digitale dienst moeten de risico’s van de digitale dienst voor minderjarigen in kaart worden gebracht en moet gekeken worden of de inzet van leeftijdsverificatie proportioneel is. Hoe groter de risico’s voor minderjarigen van de digitale dienst en er tevens wettelijke leeftijdsgrenzen zijn, hoe meer de inzet van leeftijdsverificatie gerechtvaardigd is.
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen ook op een andere aangenomen motie (Kamerstuk 26643, nr. 1299) die vraagt om uniformering en handhaving van leeftijdsgrenzen voor social media. Op welke manier is de staatssecretaris van plan deze motie uit te voeren? Welk standpunt draagt het kabinet, in lijn met deze motie, uit op de komende Telecomraad?
Antwoord
Het kabinet is geen voorstander van algemene wettelijke leeftijdsgrenzen voor social media. Per digitale dienst moeten de risico’s voor minderjarigen in kaart worden gebracht en moet gekeken worden welke maatregelen moeten worden genomen om minderjarigen te beschermen waarbij leeftijdsverificatie een van de mogelijke instrumenten is die in overweging moet worden meegenomen. Hoewel het kabinet geen voorstander is van een algemene wettelijke leeftijdsgrens voor social media, geeft het kabinet wel leeftijdsadviezen voor type diensten zoals social media. Dit zijn niet bindende richtlijnen, zoals de richtlijn gezond en verantwoord scherm- en sociale mediagebruik, en vormen handvatten ter ondersteuning van de mediaopvoeding door ouders. Dit standpunt zal het kabinet ook uitdragen tijdens de komende informele Telecomraad.
De leden van de ChristenUnie-fractie herinneren de staatssecretaris ook op de aangenomen motie over verkennen op welke manier het recht op gegevensverwijdering zo toegankelijk mogelijk kan worden gemaakt (Kamerstuk 36600-VII, nr. 60). De leden kunnen zich voorstellen dat, naast nationale inzet, ook Europese inzet op dit punt wenselijk is. Is de staatssecretaris zich bereid ook op Europees niveau in te zetten voor het toegankelijker maken van gegevensverwijdering? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In de Kamerbrief van 4 februari 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 32 761, nr. 313) is uitgebreid ingegaan op de motie van het Tweede Kamerlid Ceder (Kamerstuk 36600-VII, nr. 60). Daarin is aangegeven dat het recht op vergetelheid al is vastgelegd in de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Een specifieke bepaling ziet op gegevens van kinderen die worden verwerkt door onlinediensten. Voor die gevallen bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van het recht tot gegevenswissing, ook nadat de betrokkene inmiddels meerderjarig is. Een recht op het laten wissen van álle gegevens bestaat niet, want het recht op vergetelheid is niet absoluut. Het dient bijvoorbeeld rechtmatig te zijn om persoonsgegevens te blijven bewaren als dit noodzakelijk is voor de uitoefening van andere belangen of op grond van wettelijke verplichtingen. Artikel 17 AVG geeft daaraan nader invulling. Verder voorziet de Autoriteit Persoonsgegevens op haar website in hulp bij de uitoefening van het recht op gegevensverwijdering, door middel van onder meer een voorbeeldbrief. Alles bijeengenomen wordt met het bestaande juridische kader en de maatregelen van de AP, dan ook reeds voorzien in de wens die in de motie wordt geuit.
Vragen van de SGP-fractie
Deelt de regering de opvatting dat bescherming van jongeren niet beperkt zou moeten zijn tot sociale media, maar alle digitale diensten, apps en schermen zou moeten omvatten die door jongeren gebruikt worden, waaronder gaming, videodeling en andere platforms? Is de regering bereid zich in Europees verband in te zetten voor een brede reikwijdte van regelgeving, inclusief centrale leeftijdsverificatie en ouderlijke goedkeuring voor alle digitale diensten die jongeren gebruiken?
Antwoord
Ja, het kabinet vind dat jongeren in alle typen digitale diensten beschermd moeten worden. Het kabinet is echter geen voorstander van leeftijdsverificatie en ouderlijke goedkeuring voor alle digitale diensten die jongeren gebruiken. Per dienst moeten de risico’s voor jongeren in kaart worden gebracht en op basis van die risico’s moeten de maatregelen worden bepaald om die risico’s weg te nemen. Dit kan leeftijdsverificatie zijn, of vormen van ouderlijke goedkeuring of andere maatregelen. Dit moet per specifieke situatie worden bekeken.
Erkent de regering dat bescherming van jongeren online niet alleen gaat over sociale interactieplatforms, maar breder moet worden opgezet om jongeren gezond, veilig en in balans te laten opgroeien? Hoe gaat de regering dit uitgangspunt concreet inbrengen in de Europese discussie?
Antwoord
Het kabinet is voorstander van effectieve bescherming voor jongeren, bijvoorbeeld met werkbare adviezen (zoals de richtlijnen over gezond schermgebruik van de staatssecretaris van VWS). Het kabinet is van mening dat dit per specifieke situatie moet worden bekeken.
Deelt de regering de opvatting dat effectieve en privacyvriendelijke leeftijdsverificatie op centraal niveau (bijvoorbeeld op het niveau van het besturingssysteem of de appstore) de basis vormt voor leeftijdsgeschikte online ervaringen? Hoe gaat de regering zich inzetten om dit in Europees verband te realiseren en daarbij ook nationale initiatieven zoals een rode knop of richtlijnen voor gezond schermgebruik te verbinden met leeftijdsverificatie?
Antwoord
Zoals hiervoor aangegeven is het kabinet geen voorstander van verplicht leeftijdsverificatie voor alle digitale diensten.
Hoe borgt de regering dat ouders of verzorgers daadwerkelijk het laatste woord krijgen over welke digitale diensten zij geschikt achten voor hun tieners? Is de regering bereid zich in te zetten voor regelgeving die ouders nadrukkelijk ondersteunt en faciliteert in het nemen van beslissingen passend bij hun gezinssituatie?
Antwoord
Het kabinet richt zich onder meer op het verstrekken van adviezen aan ouders die hen ondersteunen in het maken van beslissingen waar het gaat om mediaopvoeding. Het kabinet ziet parental control daarbij als belangrijk instrument voor ouders.
Op welke manier gaat de regering er in Brussel voor pleiten dat regels om jongeren online te beschermen helder, uniform en Europees geharmoniseerd worden, zodat dubbele regelgeving wordt voorkomen en handhaving effectief en werkbaar blijft?
Antwoord
Het kabinet zal dit onder de aandacht brengen tijdens de informele Telecomraad.