[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag Eurogroep en informele Ecofinraad 19 en 20 september 2025

Bijlage

Nummer: 2025D42571, datum: 2025-09-30, bijgewerkt: 2025-09-30 16:37, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag Eurogroep en informele Ecofinraad 19 en 20 september 2025 (2025D42570)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag Eurogroep en informele Ecofinraad 19 en 20 september 2025

Eurogroep in reguliere samenstelling

Eurogroep werkprogramma tot en met juni 2026

De voorzitter van de Eurogroep Paschal Donohoe gaf een toelichting op het werkprogramma voor de Eurogroep tot en met juni 2026. Voor de komende tijd zijn drie overkoepelende thema’s prioritair, namelijk coördinatie van het economisch- en begrotingsbeleid, de euro als internationale en digitale munt, en verdieping van en het concurrentievermogen in de Economische en Monetaire Unie. Het werkprogramma en de voorlopige agenda van de Eurogroep-vergaderingen zijn te raadplegen via de website van de Eurogroep.1

Macro-economische ontwikkelingen

De Eurogroep wisselde van gedachten over de macro-economische ontwikkelingen in de eurozone. Daartoe was ook de voorzitter van het Comité van Economische en Monetaire Aangelegenheden (ECON) van het Europees Parlement (EP), Aurore Lalucq, uitgenodigd.

De Europese Commissie (Commissie) gaf aan dat de economie in de eurozone relatief weerbaar was in de eerste helft van 2025. De verwachting is dat de economische groei stabiel blijft in de tweede helft van 2025. In het eerste kwartaal was er sprake van sterker dan verwachte economische activiteit als gevolg van vervroegde uitvoer naar de VS, anticiperend op hogere tarieven. De handelsonzekerheid is afgenomen doordat er een handelsovereenkomst is gesloten met de VS, hoewel deze gepaard gaat met hogere tarieven op Europese producten. Wel is de handelsonzekerheid nog altijd hoger dan historisch het geval was.

De Europese Centrale Bank (ECB) gaf een toelichting op hun meest recente raming waaruit blijkt dat de economische groei in de eurozone 1,2% in 2025, 1,0% in 2026 en 1,3% in 2027 is. Op middellange termijn wordt de economische activiteit ondersteund door de begrotingsimpuls als gevolg van hogere defensie-uitgaven. Met name Duitsland is van plan de nationale uitgaven te verhogen. Naast defensie gaat het dan ook om investeringen in infrastructuur. De inflatie in de eurozone wordt geschat op 2,1% in 2025, 1,7% in 2026 en 1,9% in 2027. De lagere inflatie in 2026 heeft te maken met een verwachte daling van energieprijzen. De beleidsrente is tussen juni 2024 en juni 2025 van 4% naar 2% teruggebracht. In juli en september heeft de ECB de rente ongewijzigd gelaten op 2%, wat DNB ziet als ongeveer de neutrale rente in het eurogebied.

De voorzitter van ECON lichtte toe dat het EP verdeeld is over de handelsovereenkomst die met de VS is gesloten. Verder gaf zij aan dat in het EP veel aandacht is voor de Spaar- en Investeringsunie.

Verschillende lidstaten namen daarna het woord, waarbij zij ingingen op de economische situatie, het wisselkoersbeleid en het belang van handelsovereenkomsten door de EU. Nederland gaf in dit gesprek aan twee grote uitdagingen te zien voor de EU: veiligheid en welvaart. Daartoe is het vergroten van innovatie cruciaal, net als versterking van de interne markt en vergroting van de handel met landen buiten de EU. Ook wees Nederland op de stijgende kosten als gevolg van vergrijzing.

Eurogroep in inclusieve samenstelling

Digitale euro

Het Deense EU-voorzitterschap heeft de ambitie om dit jaar nog tot een raadspositie voor de digitale euro te komen. De verwachting voor de aankomende maanden is daarom dat er verschillende raadswerkgroepen op expertniveau worden georganiseerd om op de belangrijkste thema’s tot overeenstemming te komen. Nederland zal hierbij met name aandacht hebben voor het compensatiemodel van de digitale euro en voor de gelijktijdige invoering van online en offline functionaliteiten.

De ministers wisselden van gedachten over de wetsvoorstellen die de juridische basis moeten vormen voor de mogelijke introductie van de digitale euro. Specifiek spraken de ministers over de procedure om de aanhoudingslimieten voor de digitale euro vast te stellen, waar de Eurogroep overeenstemming over bereikte.

Die procedure ziet er als volgt uit. Minimaal 24 maanden voor een eventuele uitgave van de digitale euro kondigt de ECB, na een gesprek hierover in de Europese Raad, de voorgenomen lanceringsdatum van de digitale euro aan. Minimaal 12 maanden voor lancering zal de ECB een technisch rapport opstellen over de aanhoudingslimieten van de digitale euro. Vervolgens stelt de ECB, in afstemming met de Commissie, een aanbeveling op voor een uitvoeringsbesluit van de Raad over het plafond voor de aanhoudingslimiet. Uiterlijk zes maanden na de aanbeveling van de ECB, ofwel minimaal zes maanden voor lancering, neemt de Raad een uitvoeringsbesluit aan over het plafond van de aanhoudingslimiet met versterkte gekwalificeerde meerderheid (Qualified Majority Voting; QMV) onder euro-lidstaten. Versterkte QMV betekent minimaal 72% van de betreffende lidstaten met minimaal 65% van de betreffende bevolking. Bij een Raadsbesluit waar, zoals hier het geval is, geen Commissievoorstel aan vooraf gaat, is een dergelijke stemprocedure met versterkte QMV een juridisch vereiste. De Raad kan het voorstel van de ECB dus aanpassen op basis van de versterkte QMV van de eurozonelidstaten. Invoering van de digitale euro vindt plaats op basis van een besluit van de ECB, die ook de aanhoudingslimiet vaststelt die het plafond van de Raad respecteert. Het is mogelijk dat de Raad niet tot overeenstemming komt inzake de aanhoudingslimiet, ofwel dat er in de Raad geen versterkte gekwalificeerde meerderheid van eurozonelanden vóór een bepaalde hoogte van dit plafond is. Als dit zich voordoet, kan de ECB zelf de hoogte van het plafond vaststellen. Indien de Raad het op een later moment alsnog met een versterkte gekwalificeerde meerderheid eens wordt over de hoogte van het plafond, dient de ECB dit plafond te respecteren.

Nederland gaf in de discussie aan het in beginsel passend te vinden dat de ECB een voorstel doet voor de hoogte van de aanhoudingslimiet, zolang gewaarborgd wordt dat de digitale euro een betaalproduct is en niet een spaarproduct. De ECB heeft goed zicht op mogelijke effecten van een bepaalde aanhoudingslimiet op bankbalansen en op de monetaire transmissie. De hoogte van aanhoudingslimieten heeft ook effect op de aard van de digitale euro (betaalmiddel en/of spaarmiddel) en op de financiële stabiliteit, wat een gedeeld mandaat is tussen de ECB en de medewetgevers. Daarom vindt Nederland dat het in de rede ligt dat medewetgevers betrokken zijn bij de bepaling van de aanhoudingslimieten. In het huidige voorstel is dit gewaarborgd, waardoor Nederland dit specifieke voorstel over de aanhoudingslimiet kan steunen. Tegelijkertijd gaven Nederland en meerdere andere lidstaten aan dat er ook nog aspecten van de digitale euro zijn waarover nog geen overeenstemming is bereikt. Het gaat hierbij met name om offline functionaliteiten en het compensatiemodel. Het genoemde voorstel waar de Eurogroep overeenstemming over vond, wordt op expert-niveau nog verder uitgewerkt door het Deense voorzitterschap in de conceptverordening voor de digitale euro en vervolgens voorgelegd tijdens een toekomstige raadswerkgroep.

Overig: terugkoppeling G7-bijeenkomsten

De voorzitter van de Eurogroep gaf een terugkoppeling van de discussies die werden gevoerd in recente bijeenkomsten van ministers van Financiën van de G7, op 12 september jl. Tijdens die bijeenkomst werd vooral gesproken over de noodzaak van voortzetting van de steun aan Oekraïne.

Informele Ecofinraad

Werklunch: Economische gevolgen van EU-wetgeving

De ministers hadden tijdens de lunch een gedachtewisseling over de economische gevolgen van EU-wetgeving. Het Deens voorzitterschap wil graag naast de inspanningen om regeldruk van bestaande wetgeving te verminderen, vooruitkijken naar de regeldruk van aanstaande en nieuwe EU-wetgeving. Denemarken maakte daartoe een overzicht met daarin de geschatte kosten voor bedrijven en overheden van wetgevende voorstellen in onderhandeling of reeds aangenomen wetgeving maar nog niet geïmplementeerd (gebaseerd op de impact assessments van de Commissie, die in principe bij elke Commissievoorstel door de Commissie opgesteld moeten worden).2 Het voorzitterschap agendeert het initiatief in de informele Ecofinraad, omdat de ministers van Financiën vanwege hun budgettaire verantwoordelijkheid horizontaal gepositioneerd zijn.

Het merkbaar aanpakken van regeldruk is voor dit kabinet een topprioriteit, zonder daarmee de verband houdende beleidsdoelstellingen te ondermijnen. Het kabinet steunt de ambitie om integraal inzicht te hebben in de regeldruk- en implementatiekosten en deze te betrekken bij het ontwerpen van en onderhandelen over nieuwe wet- en regelgeving en aanpassingen aan bestaande regelgeving. Nederland kon daarom ook het voorstel van het Deens voorzitterschap steunen dat de Ecofinraad een horizontale en permanente rol moet hebben in de monitoring van regeldruk en kosten van nieuwe EU-wetgeving, maar wees er daarbij wel op dat de Raad voor Concurrentievermogen beleidsverantwoordelijk blijft voor de vraag hoe regeldruk te verminderen.

Werksessie I: Versimpeling van financiële regelgeving

Het Deense EU-voorzitterschap wil werk maken van de versimpeling van Europese financiële wet- en regelgeving om de concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven te vergroten. Hiertoe was de denktank ‘New Financial’ verzocht om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om EU financiële regelgeving te versimpelen.3

Op basis van dit onderzoek identificeerde het Deens voorzitterschap zeven principes als uitgangspunt voor het versimpelen van financiële wet- en regelgeving:

  • De pijlers van financiële wet- en regelgeving moeten behouden blijven, bijvoorbeeld rond robuuste liquiditeits- en kapitaaleisen en consumentenbescherming.

  • Voorafgaand aan nieuwe wetgeving moet een sense check worden uitgevoerd om te bepalen of nieuwe wetgeving noodzakelijk is en welke uitkomsten beoogd zijn.

  • Bestaande wet- en regelgeving moet per thema herzien worden.

  • Meer consistente en kwalitatief betere impact assessments door de Europese Commissie zijn noodzakelijk om het wetgevingsproces te verbeteren.

  • Er is betere coördinatie nodig bij het implementeren van regelgeving: nieuwe rapportagestandaarden mogen slechts ééns per jaar in werking treden.

  • Wetgeving moet minder vaak herzien worden en kan ook gedeeltelijk, in plaats van geheel herzien worden.

  • Er moet een duidelijke ordening in de aard en doelstellingen van verschillende vormen van wet- en regelgeving, van ‘level 1’, de verordening, naar ‘level 2’, gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen, naar ‘level 3’, richtsnoeren en andere begeleidende documentatie.

Voor het kabinet is het verlichten van regeldruk een prioriteit. Het kabinet verwelkomt daarom de inspanningen om de regeldruk te verminderen, zonder de daarmee verband houdende beleidsdoelstellingen te ondermijnen. Voorspelbaarheid en rechts- en investeringszekerheid voor bedrijven en betrouwbaarheid van het (Europese) wetgevingsproces blijven daarbij een belangrijk aandachtspunt. Conform deze lijn nam Nederland deel aan de gedachtewisseling tijdens de informele Ecofinraad. Een ruime meerderheid van de lidstaten steunde het voorstel van het Deense voorzitterschap om toe te werken naar Raadsconclusies tijdens hun voorzitterschap, gebaseerd op de principes over versimpeling.

Werksessie II: Nationale structurele hervormingen ter versterking van de productiviteit en veerkracht

De Ecofinraad wisselde informeel van gedachten over het belang van nationale hervormingen, welke nodig zouden kunnen zijn en de wijze waarop ze geïntroduceerd kunnen worden om de economische groei in Europa te verhogen. Op verzoek van het Deense voorzitterschap had het Internationaal Monetair Fonds (IMF) daartoe een analyse gemaakt van de baten van nationale structurele hervormingen in Europa.4 Uit die analyse blijkt dat veel EU-lidstaten aanzienlijk achterblijven bij de VS in termen van inkomen per hoofd en productiviteit. De verschillen tussen EU-lidstaten zijn echter groot. In Nederland is het inkomen per hoofd gecorrigeerd voor koopkracht nagenoeg even hoog als in de VS, en in bijvoorbeeld Luxemburg en Ierland ligt het hoger. Een belangrijk deel van de achterstand in productiviteit en welvaart komt volgens het IMF door achterblijvend binnenlands structureel beleid. Het wegnemen van de helft van deze achterstand door hervormingen zou het bbp van de EU met 6% doen toenemen op de middellange termijn, zonder noemenswaardige budgettaire kosten. Deze economische baten zijn een veelvoud van het bbp-verlies van recente handelsdisputen. Belangrijk is dat nationale hervormingen (zoals betere toegang tot durfkapitaal) en hervormingen op Europees niveau (zoals het wegnemen van belemmeringen op de interne markt) complementair aan elkaar zijn en elkaar kunnen versterken.

Het IMF toont aan dat brede structurele hervormingen in landen de afgelopen decennia vaak gevolgd zijn door een periode van hoge groei, zoals Nederland, Denemarken en Ierland in de jaren negentig van de vorige eeuw, Duitsland in de jaren nul van de 21e eeuw en Griekenland, Spanje en Portugal in de huidige periode. Het aantal doorgevoerde hervormingen in Europa is sinds het eerste decennium van deze eeuw echter sterk afgenomen. In het paper van IMF wordt Nederland genoemd als onderdeel van de top-3 bij arbeidsparticipatie, innovatie en digitalisering en structureel begrotingsbeleid. Nederland scoort hoog op digitalisering en toegang tot internet. Ook doet Nederland het goed inzake publiek-private samenwerkingen, waarin lokale overheden een actieve rol spelen. Brainport Eindhoven is een voorbeeld van een dergelijk ecosysteem.

Tijdens de bespreking in de informele Ecofinraad onderschreven diverse lidstaten de noodzaak van nationale, structurele hervormingen. Tegelijkertijd wezen enkele lidstaten op de specifieke, nationale omstandigheden die realisatie en uitvoering van hervormingen kunnen compliceren. In de reacties van lidstaten kwamen veel en uiteenlopende aandachtsgebieden en onderwerpen langs waarvoor hervormingen gewenst zijn, waaronder het dichten van de innovatiekloof en bevorderen van digitalisering, integratie van Europese energiemarkten, vergroten van energie-onafhankelijkheid van de EU en verlaging van energieprijzen, productiviteitsverhoging door verbetering van arbeidsmarktparticipatie en meer scholing, versimpeling van regelgeving, verlaging van administratieve lasten en verdieping van de kapitaalmarktunie.

Werksessie III: Economische effecten van de geopolitieke situatie op Europa

Tot slot besprak de Ecofinraad informeel de economische effecten voor de EU van de geopolitieke situatie. Daarbij was in het bijzonder aandacht voor de wijze waarop de EU zich moet positioneren in een snel veranderende wereldorde, en welke beleidsrespons daartoe gewenst is. Dit gesprek vond plaats op basis van een uitgebreide analyse van denktank Bruegel.5 Bruegel schetst hoe de geopolitieke situatie zich de komende 10 jaar zou kunnen ontwikkelen en wat dat betekent voor economisch en breder internationaal beleid. Daartoe heeft Bruegel drie scenario’s uitgewerkt. Die zijn gedifferentieerd naar de intensiteit van geopolitieke rivaliteit tussen de VS en China, en de capaciteit van andere belangrijke spelers om een op regels gebaseerde wereldorde op te bouwen en te handhaven. De belangrijkste boodschap van de onderzoekers van Bruegel is dat de EU een stuk actiever haar afhankelijkheden van de VS en China moet afbouwen en haar veiligheid moet versterken, om zo ook haar onderhandelingsmacht te versterken. Daartoe geven ze ook veel verschillende beleidsvoorstellen voor de EU, zowel binnen de eigen grenzen als internationaal. De ministers van Financiën van Oekraïne, Canada, het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen waren ook uitgenodigd voor deze bespreking. Deze ministers werden ook in de gelegenheid gesteld om hun visie te geven op de samenwerking met de EU.

In de reacties van diverse lidstaten was veel aandacht voor de noodzaak van blijvende steun aan Oekraïne, voor de relatie met de Verenigde Staten, voor het belang van defensie-investeringen en de noodzaak om ook banden en partnerschappen met landen buiten de EU aan te gaan, te verstevigen en te verdiepen, specifiek met het zuidelijk werelddeel. Nederland gaf in het gesprek aan belang te hechten aan verdere marktintegratie, diversificatie van handelsstromen en het sluiten van vrijhandelsverdragen, samenwerking met gelijkgezinde landen als Canada, het VK en Noorwegen, hervorming van de economie en gezonde overheidsfinanciën. Nederland onderstreepte ook nadrukkelijk het belang van blijvende steun aan Oekraïne, en riep lidstaten op die steun ook te intensiveren, zowel bilateraal als op EU-niveau.

Overig

Consultatie richtsnoer verordening kapitaalvereisten en Nederlandse inbreng
De Europese Commissie heeft in de afgelopen maanden richtsnoeren geconsulteerd die beschrijven onder welke voorwaarden banken lagere kapitaaleisen kunnen hanteren voor aandelen met een garantie, subsidie of deelneming van de overheid. Het gaat om richtsnoeren die nader ingaan op de werking en reikwijdte van artikel 133, vijfde lid, van de verordening kapitaalvereisten voor banken (Capital Requirements Regulation, hierna: CRR).

In de Nederlandse reactie wordt bepleit dat de verlichting van kapitaaleisen niet beperkt moet worden tot Europese aandelen met een garantie, subsidie of deelneming van de overheid, maar moet gelden voor alle aandelen waarbij sprake is van een garantie, deelneming of subsidie van een Europese instelling of nationale overheid. Daarbij moet wel worden voldaan aan in de richtsnoeren geformuleerde eisen. Daarnaast stelt Nederland in de reactie aanpassingen voor waardoor de richtsnoeren recht doen aan de complexiteit van garanties die worden gegeven. Ook benadrukt Nederland het belang van harmonisatie van in de richtsnoer voorgestelde percentages die maken dat een garantie, subsidie of deelneming van de overheid inderdaad tot verlichting van kapitaaleisen mag leiden. Tenslotte heeft Nederland ingebracht dat in het richtsnoer duidelijker moet worden beschreven hoe toezicht moet worden gehouden op de naleving van de voorwaarden die in de richtsnoeren worden voorgesteld. Nederland vindt het passend als de bewijslast hiervoor bij de betreffende instelling ligt en niet bij de toezichthouder. De ingediende consultatiereactie is als bijlage bij dit verslag gevoegd.


  1. Eurogroup work programme, https://www.consilium.europa.eu/en/eurogroup/work-programme/.↩︎

  2. Kamerstukken II 2025-2026, 21501-07, nr. 2133, Issue Note Working Lunch for Ministers Consequences of EU Legislation.↩︎

  3. Kamerstukken II 2025-2026, 21501-07, nr. 2133, Appendix Session I New Financial.↩︎

  4. Kamerstukken II 2025-2026, 21501-07, nr. 2133, Appendix Session II IMF.↩︎

  5. Kamerstukken II 2025-2026, 21501-07, nr. 2133, Appendix Session III Bruegel.↩︎