Verslag van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven over het verzoekschrift van mevrouw G. inzake teruggave van te veel betaalde belasting betreffende de ontvangst van een postpakket van buiten de Europese Unie
Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven
Verslag commissie Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven
Nummer: 2025D42623, datum: 2025-09-30, bijgewerkt: 2025-10-02 17:04, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. White, voorzitter van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: B.A. Paauwe, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36615 -11 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven.
Onderdeel van zaak 2025Z18241:
- Voortouwcommissie: TK
- 2025-10-02 10:15: Verslag van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven over het verzoekschrift van mevrouw G. inzake teruggave van te veel betaalde belasting betreffende de ontvangst van een postpakket van buiten de Europese Unie (36615-11) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
36 615 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven
Nr. 11 Verslag van de commissie voor de Verzoekschriften en
de Burgerinitiatieven over het verzoekschrift van mevrouw G.
inzake teruggave van te veel betaalde belasting
betreffende de ontvangst van een postpakket van buiten de Europese
Unie
Vastgesteld 30 september 2025
Inleiding
Dit verslag bevat de behandeling door de commissie voor de
Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven (hierna: de commissie) van het
verzoekschrift van mevrouw G. (hierna: verzoeker) inzake de teruggave
van te veel betaalde belasting betreffende de ontvangst van een
postpakket van buiten de Europese Unie.
Achtereenvolgens wordt ingegaan op het verzoek en de daarbij horende
feiten, de tijdens de inlichtingenfase ontvangen informatie van de
staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane
(hierna: de staatssecretaris) en verzoeker, het oordeel van de commissie
naar aanleiding van de inlichtingenfase en tot slot het voorstel van de
commissie aan de Kamer.
Verzoek inclusief feitencomplex
Verzoeker heeft op 12 maart 2025 een verzoekschrift
ingediend bij de commissie waarin zij aangeeft dat zij te veel betaalde
belasting betreffende een postpakket van buiten de Europese Unie niet
terugkrijgt door het naar haar oordeel onjuist handelen van PostNL en de
Douane. Zij geeft aan dat het postpakket de eerste keer per abuis is
teruggezonden naar het land van herkomst door PostNL. Bij de
daaropvolgende succesvolle ontvangst van hetzelfde postpakket is volgens
verzoeker door PostNL een onjuist bedrag aan belasting berekend: er is
een belastingtarief van 21% toegepast in plaats van 4,5% dat volgens
haar voor giften geldt. Daarom heeft zij een verzoek tot terugbetaling
van de te veel betaalde belasting gedaan bij de Douane. De Douane heeft
aangegeven dat zij documenten van PostNL nodig heeft om het verzoek te
kunnen doen. Het is verzoeker niet gelukt om deze documenten te
verkrijgen van PostNL.
Afgelopen paar jaar is verzoeker bezig geweest om de te veel betaalde
belasting terug te krijgen. Verzoeker heeft het gevoel dat zij van het
kastje naar de muur wordt gestuurd: PostNL verwijst naar de Douane en de
Douane verwijst naar PostNL. Verzoeker heeft ook een klacht ingediend
bij de Douane over de gang van zaken. Daarin werd door haar aangegeven
dat de behandelend ambtenaar slecht telefonisch bereikbaar was en dat
mailtjes niet tijdig werden beantwoord.
De klacht is door de Douane ongegrond verklaard. De Douane stelt zich op
het standpunt dat aan verzoeker meerdere malen is aangegeven welke
documenten zij van PostNL moet overleggen. Dat dit verzoeker niet lukt
om de documenten te verkrijgen, is voor de Douane geen reden om een
uitzondering op de procedure te maken.
De Douane biedt excuses aan voor het feit dat verzoeker de behandelend
ambtenaar slecht kon bereiken en dat e-mails niet tijdig werden
beantwoord. Wel geeft de Douane daarbij aan dat deze ambtenaar het
verzoek tot teruggaaf van belasting niet heeft aanvaard en daarom niet
langer belast was met de behandeling daarvan. De ambtenaar heeft wel
informatie verstrekt aan verzoeker hoe zij opnieuw een verzoek kan
indienen.
In het verzoekschrift vraagt verzoeker de commissie om naar haar kwestie
te kijken. Zij vraagt zich daarbij af wie toezicht houdt op PostNL en of
de Douane niet meer behulpzaam moet zijn bij het verkrijgen van de
juiste documenten om de teruggaaf van te veel betaalde belasting te
kunnen ontvangen.
Op 15 april 2025 heeft de commissie besloten het verzoekschrift
in behandeling te nemen.
Inlichtingenfase
Inlichtingen staatssecretaris
De commissie heeft de staatssecretaris om inlichtingen verzocht. In
de brief van 17 april 2025 heeft de commissie de staatssecretaris
gevraagd om in het bijzonder in zijn inlichtingen in te gaan op de vraag
of in een geval zoals door verzoeker voorgelegd, de Douane een burger
zou moeten bijstaan om de noodzakelijke documenten voor het
terugvorderen van de belasting te verkrijgen van PostNL, rekening
houdend met de menselijk maat. Bij brief van 27 mei 2025 zijn de
inlichtingen vertrouwelijk verstrekt door de
staatssecretaris.
De staatssecretaris geeft aan dat wanneer iemand een postpakket
ontvangt, er inklaringskosten betaald moeten worden door de ontvanger
voordat het pakket vrijgegeven kan worden. In de onderhavige kwestie
heeft PostNL deze kosten bij verzoeker in rekening gebracht. Deze kosten
bestaan uit 21% btw, een bedrag aan invoerrechten (dit wordt geheven
indien de waarde van het pakket een nominale waarde heeft van meer dan
45 euro; in de onderhavige kwestie gaat het om een pakket ter waarde van
ongeveer 200 euro) en kosten ter vergoeding van de administratieve
afhandeling door PostNL. Geschenkzendingen (tussen particulieren) zijn
vrijgesteld van btw en invoerrechten wanneer de maximum nominale waarde
van het postpakket 45 euro of minder bedraagt. Aangezien het in de
onderhavige kwestie gaat om een pakket met een waarde van ongeveer 200
euro, valt het niet onder de vrijstelling, aldus de
staatssecretaris.
De staatssecretaris vervolgt zijn inlichtingen met de constatering dat
volgens PostNL de inklaringskosten correct in rekening zijn gebracht bij
verzoeker. PostNL heeft daarom – ondanks de oproep van verzoeker – geen
verzoek tot terugbetaling bij de Douane ingediend. Verzoeker heeft
vervolgens zelf een verzoek tot terugbetaling ingediend bij de Douane.
Volgens de staatssecretaris heeft de Douane verzoeker gemeld dat PostNL
het verzoek moet indienen of dat verzoeker zich moet laten machtigen
door PostNL. De staatssecretaris betreurt deze mededeling van de Douane,
omdat PostNL geen machtigingen afgeeft en de laatstgenoemde optie dus
niet bestaat. Hierdoor is verzoeker in verwarring geraakt. De
staatssecretaris geeft aan dat door het vele contact tussen verzoeker en
PostNL en de Douane, en mede door de onjuiste verstrekte informatie door
de Douane aan verzoeker, de kwestie voor verzoeker complexer is
geworden.
De staatssecretaris schrijft in zijn beoordeling van het verzoekschrift
dat burgers altijd moeten kunnen rekenen op een overheid die
rechtvaardig, begrijpelijk en behulpzaam is. Met name ook wanneer een
derde betrokken is bij een bepaald proces, zoals PostNL in de
onderhavige kwestie. Een goede communicatie en informatievoorziening
zijn essentieel, aldus de staatssecretaris.
Gelet op complexe situaties bij het terugbetalen van te veel betaalde
belasting inzake postpakketten, is de informatievoorziening op de
website aangepast1, zo geeft de staatssecretaris aan.
Daarnaast worden burgers niet meer gewezen op de machtigingsvariant,
zijn de standaardbrieven voor het wel/niet aanvaarden van
terugbetalingsverzoeken aangepast en zijn medewerkers opnieuw
geïnstrueerd. Ook is de Douane gevraagd om samen met PostNL te kijken
naar mogelijkheden om de processen nog meer te verduidelijken.
Wel geeft de staatssecretaris aan dat de Douane formeel geen partij is
in kwesties als de onderhavige, omdat het een aangelegenheid is tussen
de ontvanger van een postpakket en de postdienst die de aangifte van de
belastingen doet. De Douane zal ontvangers wel zoveel als mogelijk
wijzen op het juiste proces dat zij moeten bewandelen indien zij zich
toch bij de Douane melden.
De staatssecretaris schrijft tot slot in zijn inlichtingen dat er nooit
een grond is geweest om een teruggaveverzoek te kunnen honoreren, dat de
Douane geen bevoegdheden heeft om PostNL te sommeren een verzoek in te
dienen tot teruggaaf van belasting, maar dat de communicatie en
informatievoorziening verbeterd zullen moeten worden.
Reactie verzoeker op ontvangen inlichtingen
De commissie heeft verzoeker gevraagd schriftelijk te reageren op
de inlichtingen van de staatssecretaris. Verzoeker heeft de reactie op
23 juni 2025 toegestuurd.
Verzoeker geeft aan dat op de website van de Douane niet aangegeven
staat hoe hoog het btw-tarief is voor pakketten met een nominale waarde
die hoger is dan 45 euro. Zij blijft eraan vasthouden dat een percentage
van 4,5 op de website heeft gestaan in het verleden. Verzoeker geeft ook
aan het opmerkelijk te vinden dat gedurende haar contact met de Douane
dit percentage nooit is ontkend. Ook is door de Douane nooit aangegeven
dat er geen grond is voor de teruggaaf van de belasting. Als dit
duidelijk en tijdig was aangegeven, had ze ook niet enkele jaren moeite
in de kwestie hoeven te stoppen. De Douane bleef volgens haar aandringen
op de toezending van de juiste documenten. Zij vindt het ten slotte ook
oneerlijk dat een pakket met een hogere waarde dan 45 euro niet meer als
een gift beschouwd wordt.
Nadere inlichtingen staatssecretaris
De commissie heeft de staatssecretaris om nadere inlichtingen
verzocht naar aanleiding van de reactie van verzoeker. Bij brief van 11
augustus 2025 zijn deze inlichtingen vertrouwelijk verstrekt.
De staatssecretaris geeft aan dat het klopt dat er geen btw-tarief is
vermeld op de website waar verzoeker naar verwijst. Dit percentage, 21%
in casu, staat echter wel vermeld op een andere webpagina.2
Daarnaast merkt hij op ten aanzien van het door verzoeker aangevoerde
percentage van 4,5% dat verzoeker vermoedelijk doelt op een van de
tarieven voor invoerrechten.
Voorts stelt de staatssecretaris dat voor hem vast is komen te staan dat
de Douane in ieder geval mondeling op enig moment in het proces aan
verzoeker heeft laten weten dat er geen grond voor teruggaaf van
belasting is. Hij geeft toe dat het duidelijker was geweest als de
Douane deze uitspraak ook schriftelijk aan verzoeker had
meegedeeld.
De staatssecretaris concludeert dat hij bij zijn standpunt blijft;
PostNL noch de Douane bezaten documenten die een teruggaaf
rechtvaardigde. Er was dus nooit sprake geweest van een grond voor de
teruggaaf. Wat betreft de verbetering van communicatie en
informatievoorziening heeft de staatssecretaris de Douane verzocht dit
op te pakken.
Reactie verzoeker op ontvangen nadere inlichtingen
Verzoeker heeft op 20 augustus 2025 nog een reactie gegeven op de
nadere inlichtingen van de staatssecretaris. Zij geeft aan dat zij
blijft bij haar standpunt dat de Douane niet goed met haar
gecommuniceerd heeft en steeds bleef benadrukken dat de documenten van
PostNL benodigd waren voor de teruggaaf van de belasting. Verzoeker kan
zich ook niet herinneren wanneer de mondelinge mededeling was gedaan
door de Douane over dat er geen grond was voor teruggaaf van belasting.
Zij vraagt zich ook af waarom de Douane bleef benadrukken dat ze de
juiste documenten toe moest sturen, terwijl de Douane al wist dat er
geen teruggaaf gedaan kon worden.
Oordeel van de commissie
De commissie merkt allereerst op dat zij het ten zeerste
betreurt dat verzoeker van de Douane onjuiste informatie heeft gekregen
over het terugkrijgen van de betaalde belasting, door te wijzen op een
machtigingsoptie die überhaupt niet bestaat. Van overheidsorganisaties
mag verwacht worden dat zij burgers op een effectieve, juiste en tijdige
wijze informeren over complexe zaken. Deze organisaties hebben immers de
kennis en kunde in huis.
Verzoeker is lange tijd in de veronderstelling geweest dat zij te veel
belasting heeft betaald en in aanmerking zou kunnen komen voor een
teruggaaf. De vele communicatie tussen verzoeker en PostNL
respectievelijk de Douane heeft een complexe situatie voor verzoeker
opgeleverd die aan deze veronderstelling heeft bijgedragen. Indien zij
de juiste informatie – zoals in de (nadere) inlichtingen door de
staatssecretaris is gegeven – reeds had ontvangen van de Douane, had het
alle betrokkenen tijd en kosten gescheeld, zo is de commissie van
oordeel.
De commissie is van oordeel dat het zeer wenselijk is de communicatie en
informatievoorziening te verbeteren waar het gaat om de mogelijkheden
voor het terugkrijgen van te veel betaalde belasting betreffende de
ontvangst van postpakketten van buiten de Europese Unie. Zij is dan ook
verheugd te lezen dat de staatssecretaris hierop inzet en dat
verbeteringsmogelijkheden al zijn opgepakt. De commissie gaat ervan uit
dat het verbeteren van de communicatie en informatievoorziening de
aandacht van de staatssecretaris behoudt.
Voor verzoeker komen deze verbeteringen helaas te laat. De commissie
bedankt verzoeker in ieder geval voor het delen van het signaal, zodat
voor de toekomst dit soort kwesties voorkomen kan worden.
Wat betreft de bevoegdheden die de Douane heeft binnen het proces van de
aangifte wegens belastingen, kan de commissie het betoog van de
staatssecretaris volgen.
De commissie merkt tot slot op dat het niet aan haar is om uitspraken te
doen over het toezicht op PostNL, zoals door verzoeker gevraagd, of over
het functioneren van PostNL als private partij betrokken in de kwestie.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om een voorstel aan de Kamer te doen.
De voorzitter van de commissie,
White
De adjunct-griffier van de commissie,
Paauwe