Vervolgtraject rapport ‘Schade door schande’
Personen- en familierecht
Brief regering
Nummer: 2025D42829, datum: 2025-10-01, bijgewerkt: 2025-10-02 10:15, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33836 -126 Personen- en familierecht.
Onderdeel van zaak 2025Z18348:
- Indiener: A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-11-27 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Op 20 juni jl. heeft de toenmalige staatsecretaris Rechtsbescherming uw Kamer het rapport “Schade door schande” van de Commissie onderzoek Binnenlandse Afstand en Adoptie 1956-1984 gestuurd.1 Het rapport beschrijft hoe in deze periode pasgeboren kinderen werden afgestaan door ongehuwde, vaak jonge vrouwen die geen kans kregen of zagen om hun kind bij zich te houden en zelf op te voeden. Het rapport schetst de context waarbinnen dit gebeurde en de, helaas vaak pijnlijke en langdurige, gevolgen die dit voor de getroffenen tot de dag van vandaag heeft.
In deze brief geven wij een eerste reactie op het rapport.
Het rapport geeft inzicht in schrijnende praktijken, waarin moeders (en vaders) zijn gedwongen afstand te doen van hun baby, die in veel gevallen direct na de geboorte van hen werd gescheiden. De moeders wisten soms niet eens of hun kindje een jongetje of een meisje was en zij moesten veelal zwijgen over hun zwangerschap en de geboorte van hun baby. De kinderen verbleven (soms langdurig) in tehuizen of zij werden geplaatst in een pleeggezin. Een deel van hen heeft nu, op volwassen leeftijd, nog altijd geen of beperkte kennis over hun ontstaansgeschiedenis. De gebeurtenissen en gevolgen daarvan zijn ontwrichtend geweest en hebben levenslang enorme impact op het leven en welbevinden van de getroffenen.
Allereerst willen wij naar de moeders en de afgestanen uitspreken dat de schrijnende gebeurtenissen die in dit rapport zijn beschreven niet hadden mogen plaatsvinden. Vrouwen voor wie het afstaan van een kind geen vrije keuze is geweest, hebben op een heel kwetsbaar moment in hun leven niet de hulp en ondersteuning gekregen die ze hadden mogen verwachten om hun kind bij zich te kunnen laten opgroeien. Zij werden in plaats daarvan onder druk gezet om afstand te doen van hun pasgeboren kind. Wij erkennen dat hiermee onnodig en groot leed is veroorzaakt bij de moeders, de afgestanen en de betrokken vaders, zonder dat zij hier zelf enige verantwoordelijkheid voor droegen. Uw Kamer heeft deze erkenning ook uitgesproken door op 8 april jl. de motie Van Nispen aan te nemen.2
Wij vinden het heel belangrijk om maatregelen te treffen die het herstel van de getroffenen bevorderen. De voormalige staatssecretaris Rechtsbescherming heeft kort na de presentatie van het onderzoeksrapport met (belangenorganisaties van) afstandsmoeders en afgestanen gesproken over de inhoud en aanbevelingen in het rapport. Hieruit blijken verschillende visies op het verleden en een diversiteit aan behoeften tot erkenning en herstel. Dit is ook gebleken tijdens de gesprekken die in 2022 met een brede groep belanghebbenden bij binnenlandse afstand en adoptie zijn gevoerd, de zogenaamde ‘erkenningstafels’.3 Wij hebben begrip voor de oproep van getroffenen om snel te komen met maatregelen die leiden tot erkenning en herstel. Zeker nu betrokken moeders op leeftijd raken. Tegelijkertijd is het van groot belang om een zorgvuldig proces te doorlopen. Wij betrekken de getroffenen intensief bij de nadere uitwerking van maatregelen die kunnen bijdragen aan herstel. Dat vinden wij cruciaal om recht te doen aan de diversiteit aan behoeften onder de getroffenen.
Reflectie op eigen handelen
Uit het rapport blijkt dat verschillende partijen een rol hebben gespeeld in de gebeurtenissen. Wij hebben daarom een aantal betrokken organisaties en beroepsgroepen expliciet op het rapport geattendeerd. Het gaat om de Raad voor de Rechtspraak, de Raad voor de Kinderbescherming, het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, Fiom, Jeugdzorg Nederland, het Nederlands Instituut voor Psychologen, de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, Sociaal Werk Nederland en de Landelijke Huisartsen Vereniging. Wij hebben hen verzocht te reflecteren op hun eigen rol in deze verdrietige geschiedenis en hen uitgenodigd deel te nemen aan door ons georganiseerde bijeenkomsten in oktober van dit jaar, waarin vertegenwoordigers van deze organisaties worden gestimuleerd tot zelfreflectie, tot meedenken over herstelmaatregelen en om lessen te trekken voor de toekomst. Daarnaast reflecteren wij vanzelfsprekend ook zelf, de betrokken ministeries van JenV en VWS, op de onderzoeksbevindingen en de rol van de overheid hierin. Eind september is hiervoor een verdiepende interdepartementale bijeenkomst georganiseerd. Reflectie is in onze ogen een eerste belangrijke stap, voor onszelf en voor andere betrokkenen, om betekenis te geven aan het eigen handelen en lessen te trekken voor de toekomst.
Opvolging aanbevelingen
Het rapport van de Commissie bevat een groot aantal waardevolle aanbevelingen. Deze lopen uiteen van het documenteren van verhalen van getroffenen tot het toegankelijk maken van specialistische hulp en van het organiseren van hulp bij het vinden van afstammingsinformatie tot het betrekken van een betrokkene bij de vorming van (hulpverlenings)dossiers. Deze aanbevelingen vragen om een zorgvuldige beoordeling en serieuze opvolging. Hierover zijn de verschillende betrokken ministeries van JenV, VWS en OCW in gesprek. Waar relevant zullen hierbij ook de bovengenoemde organisaties en beroepsgroepen worden betrokken.
Wij vinden het belangrijk ons niet te beperken tot de inhoud van het rapport, omdat uit de gesprekken met getroffenen is gebleken dat de aanbevelingen niet (geheel) aansluiten bij de gewenste herstelmaatregelen. Ook dat vereist een zorgvuldig proces, waarbij de input die is opgehaald in de recente gesprekken en tijdens de ‘erkenningstafels’ een waardevolle basis vormt.
Uiterlijk in het voorjaar van 2026 zullen wij uw Kamer nader informeren over (de uitkomsten van) het proces van reflectie op het handelen door de overheid en andere betrokken organisaties en beroepsgroepen. Ook zullen wij dan aangeven welke maatregelen worden voorgesteld die kunnen bijdragen aan herstel. Tevens gaan wij dan inhoudelijk in op de aanbevelingen uit het rapport.
Wij zijn ons ervan bewust dat betrokkenen heel lang hebben gewacht op dit rapport en dat het vervolgtraject nog enige tijd in beslag zal nemen. Wij begrijpen de oproep om op korte termijn te komen met maatregelen van erkenning en herstel, zeker waar het gaat om betrokken moeders die al op leeftijd zijn. Tegelijkertijd achten wij het ook van belang dit proces zo zorgvuldig mogelijk te doorlopen, om te komen tot maatregelen die recht doen aan het rapport en de getroffenen en hen te betrekken bij de uitwerking daarvan. In de tussentijd zitten wij niet stil. Onder meer wordt, zoals ook eerder aan uw Kamer is gemeld, gewerkt aan een eenvoudiger proces van herstel van identiteitsgegevens en is Fiom, met overheidssubsidie, een onderzoek gestart naar de vindplaatsen van nog onbekende archieven, waardoor weer nieuwe en waardevolle gegevens over afstamming en ontstaansgeschiedenis beschikbaar komen.
De Staatssecretaris van De Staatssecretaris Jeugd,
Justitie en Veiligheid, Preventie en Sport,
mr. A.C.L. Rutte Judith Zs.C.M. Tielen