Inbreng verslag schriftelijk overleg over het Fiche: [MFK] Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe (Kamerstuk 22112-4159)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D43120, datum: 2025-10-02, bijgewerkt: 2025-10-02 13:16, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: M. Prenger, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z16828:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-09-17 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-25 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-10-02 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-10-02 12:00: BNC-Fiche: Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe (MFK) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (š origineel)
Nr.
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld ā¦ā¦ā¦ā¦. 2025
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over het BNC-Fiche: Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe (MFK) (Kamerstuk 22112, nr. 4159).
De op 2 oktober 2025 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van ā¦ā¦. 2025 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Thijssen
Adjunct-griffier van de commissie,
Prenger
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng PVV-fractie
Inbreng GroenLinks-PvdA-fractie
Inbreng VVD-fractie
Inbreng NSC-fractie
Inbreng BBB-fractie
Inbreng SP-fractie
Reactie van de staatssecretaris
Volledige agenda
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie benadrukken dat zij principieel tegen elke vorm van ontwikkelingshulp zijn, zowel nationaal als Europees. De leden van de PVV-fractie willen dat alle middelen die nu aan ontwikkelingshulp worden besteed, terugvloeien naar de lidstaten om te worden ingezet voor de eigen burgers. Vanuit dit perspectief zijn de leden van de PVV-fractie volledig tegen het voorstel voor de oprichting van Global Europe. Dit instrument vergroot de macht van de Europese Commissie en leidt tot hogere afdrachten door Nederland, terwijl juist het omgekeerde nodig is: minder Brusselse macht en meer zeggenschap terug naar de lidstaten.
Indien het voorstel toch zou worden doorgevoerd, vinden de leden van de PVV-fractie dat er zeer strikte voorwaarden moeten gelden.
De leden van de PVV-fractie constateren dat het budget voor Global Europe meer dan 200 miljard euro bedraagt, exclusief een extra 100 miljard euro reserve voor OekraĆÆne. Zij vragen de staatssecretaris hoeveel dit concreet betekent voor de Nederlandse afdrachten aan de EU, en of zij erkent dat dit bedrag buiten elke proportie is in een tijd waarin Nederlandse huishoudens worden geconfronteerd met torenhoge lasten en tekorten in publieke voorzieningen.
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Commissie ruime bevoegdheden krijgt om budgetten te herschikken en percentages voor officiƫle ontwikkelingshulp zelfstandig aan te passen. Zij vragen de staatssecretaris of zij bereid is zich in te zetten om deze bevoegdheden niet aan Brussel, maar aan de lidstaten en hun parlementen te laten.
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat ontwikkelingshulp, humanitaire steun, uitbreidingssteun en geopolitieke instrumenten worden samengevoegd in ƩƩn geĆÆntegreerd fonds. Zij vragen de staatssecretaris of dit niet juist leidt tot een vervaging van doelen en een politisering van hulp. Waarom kiest het kabinet ervoor dit te steunen in plaats van ontwikkelingshulp te beperken tot Ć©chte noodhulp in plaats van Brusselās geopolitieke agenda?
De leden van de PVV-fractie merken op dat het voorstel spreekt over conditionaliteit inzake migratie, maar dat er geen harde garanties zijn dat partnerlanden hun eigen onderdanen terugnemen. Zij vragen de staatssecretaris of zij bereid is in de EU te pleiten voor een zero tolerance-aanpak: geen EU-geld zonder daadwerkelijke terugname van illegale migranten.
Voorts constateren de leden van de PVV-fractie dat het voorstel voorziet in prestatiegerichte steun aan kandidaat-lidstaten en potentiƫle kandidaat-lidstaten. Deze leden zijn principieel tegen verdere EU-uitbreiding en vraagt de staatssecretaris of zij bereid is deze steun te blokkeren.
Ten aanzien van de 100 miljard euro reserve voor OekraĆÆne vragen de leden van de PVV-fractie waarom er geen harde scheiding wordt gemaakt tussen leningen en giften. Kan de staatssecretaris uitsluiten dat dit opnieuw uitdraait op een blanco cheque, gefinancierd door de Nederlandse belastingbetaler?
Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie om volledige transparantie in de besteding van middelen binnen Global Europe. Zij verzoeken dat alle jaarverslagen en financiƫle rapportages volledig openbaar worden gemaakt, zodat nationale parlementen en burgers kunnen zien waar het geld naartoe gaat.
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie de staatssecretaris hoe zij gaat voorkomen dat Nederlandse belastingbetalers opdraaien voor oninbare leningen aan derde landen.
De leden van de PVV-fractie zien uit naar een heldere beantwoording van bovenstaande vragen en rekenen op een duidelijke inzet van het kabinet om de Nederlandse belastingbetaler te beschermen en de macht van Brussel te beperken.
Inbreng leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het nieuwe instrument Global Europe een ingrijpende hervorming van het buitenlandbeleid van de EU betekent. Verschillende afzonderlijke instrumenten worden samengebracht in ƩƩn budget. Hoewel dit meer samenhang en flexibiliteit moet bieden, zien de leden aanzienlijke risicoās. Voor de leden van de GroenLinks-PvdA fractie staat voorop dat ontwikkelingssamenwerking gericht moet blijven op haar kerntaak: het versterken van lokale capaciteit en goed bestuur, het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het bestrijden van armoede en het verkleinen van kwetsbaarheid voor o.a. klimaatrampen. Zij hebben daarom verschillende vragen en opmerkingen over het Global Europe-voorstel en over de kabinetsinzet.
Risico op politisering en gebrek aan strategie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat een duidelijk overkoepelend beleidskader ontbreekt. Zij vrezen dat politieke korte-termijn-prioriteiten ā zoals geopolitieke belangen en migratiebeheersing ā de boventoon gaan voeren. Ziet het kabinet dit risico? Deelt zij de analyse dat juist een inzet op duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding en waardengedreven partnerschappen de strategische belangen van de EU dient, mede doordat dit vertrouwen opbouwt bij partners, zoals ook de WRR aanbeveelt? Hoe borgt het kabinet dat de EU bijdraagt aan het behalen van de SDGās en haar verdragsverplichting tot armoedebestrijding nakomt? Hoe geeft het kabinet uitvoering aan de motie-Hirsch en Ceder over armoedebestrijding als uitgangspunt waarborgen?1 Welke mechanismen gaat het kabinet de Europese Commissie vragen hiervoor concreet in te zetten?
De leden constateren dat Global Europe een grote rol ziet weggelegd voor de private sector, en ook subsidies voor de private sector bevat. De leden benadrukken dat duurzame ontwikkeling bereikt kan worden via eerlijke handel, die welzijn van mens en milieu in ontwikkelingslanden versterkt. Zij vragen zich af wat op dit moment de handelsrelaties zijn met de landen en regioās waar het Global Europe instrument op focust? Hoeveel private investeringen doen Europese financiĆ«le instellingen en bedrijven in de regio?
Deelt het kabinet de visie dat duurzame ontwikkeling het best bereikt kan worden door deze handelsrelaties te verduurzamen en vrij te maken van uitbuiting, rechtenschendingen en vervuiling? Hoe verhoudt dit zich tot de afzwakking van de regulering die deze handelsketens moet verduurzamen? Is het kabinet bereid te pleiten voor afdwingbare en contractueel vastgelegde eisen op gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen voor de financiƫle instellingen en bedrijven die via Global Europe EU-steun ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Afschaffing uitgavendoelstellingen voor gender en klimaat
De leden constateren dat bindende uitgavendoelstellingen voor
klimaat (voorheen 30%), gender en regioās zoals Sub-Sahara Afrika zijn
geschrapt. Het enige kwantitatieve doel is dat 90% van de uitgaven
ODA-waardig moet zijn, maar de Commissie kan dit percentage via
gedelegeerde handelingen aanpassen volgens artikel 6, lid 6. Deelt het
kabinet de analyse dat dit democratisch toezicht door, en de
verantwoordingsplicht aan, het Europees Parlement ondermijnt? Is zij
bereid te pleiten voor het schrappen van dit artikel?
Het verdwijnen van specifieke doelstellingen voor klimaat en gender baart de leden van deze fractie grote zorgen. Zij vragen het kabinet hoe wordt voorkomen dat deze prioriteiten verwateren. Welke instrumenten voor effectbeoordeling gaat de EU inzetten, bijvoorbeeld ongelijkheids- en genderindicatoren?
Wat gendergelijkheid betreft, constateren de leden van de GroenLinks-PvdA fractie dat de schrapping van de genderdoelstellingen een duidelijke stap terug zijn ten opzichte van eerdere toezeggingen van de EU. De leden vragen het kabinet of zij bekend zijn met het feit dat onderzoek uitwijst dat gender- en klimaatmainstreaming zonder bindende doelstellingen beperkt bijdraagt aan de doelstellingen. Dit indachtig vragen deze leden zich af of het kabinet hetzelfde risico ziet als deze leden, namelijk dat genderdoelstellingen worden verwaterd in bredere programma's en in de praktijk niet effectief worden uitgevoerd. Dit baart de leden extra zorgen door de huidige wereldwijde context waarin vrouwenrechten zwaar onder druk staan, financiering voor vrouwenrechten wordt teruggeschroefd door allerlei overheden, en de antirechtenbeweging steeds meer voet aan de grond krijgt. De leden vragen zich af waarom het kabinet niet reageert op dit punt in de kabinetsreactie? Deelt het kabinet de analyse dat juist nu leiderschap nodig is om de wereldwijde trends te keren? Deelt het kabinet dat, zonder concrete maatregelen en monitoringmechanismen, gendergelijkheid van de externe agenda van de EU gaat verdwijnen? Is de staatssecretaris bereid hierover in Europa met gelijkgezinde landen, bijvoorbeeld landen als Spanje en Frankrijk die een feministisch buitenlandbeleid voeren, op te trekken?
Ook het verdwijnen van de klimaatdoelstelling van 30% achten de leden zorgelijk. Zij zien een reƫel gevaar dat klimaatdoelstellingen, met name financiering voor adaptatie, naar de achtergrond verdwijnen. Welke gevolgen heeft dit volgens het kabinet voor de geloofwaardigheid van de EU als mondiale klimaatleider, en welk signaal geeft dit aan landen in het mondiale Zuiden die nu al de gevolgen van klimaatverandering ervaren, en steeds vaker meetbare toezeggingen eisen op klimaat?
Daarnaast constateren de leden dat er geen specifieke toewijzingen meer zijn voor democratie, mensenrechten, vrede, stabiliteit en het maatschappelijk middenveld. Deelt het kabinet de vrees dat deze kernwaarden overschaduwd raken? Is het kabinet bereid zich in te zetten om deze prioriteiten te waarborgen?
Voorwaardelijkheid van fondsen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat het voorstel
stelt dat de EU betalingen kan opschorten bij āonvoldoendeā
terugkeersamenwerking. De leden constateren, samen met allerlei experts,
dat dit niet in lijn is met de OESO-richtlijnen. Zij vragen het kabinet
hierop te reageren. Acht het kabinet het, net zoals de leden van de
fractie van GroenLinks-PvdA, van belang dat de programmering onder
Global Europe voldoet aan internationale afspraken, zoals die van de
OESO? Zo ja, hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de uitgaven
onder het Global Europe instrument aan de OESO-richtlijnen blijven
voldoen? De leden vragen zich bovendien af hoe het kabinet en de
Europese instituten in de praktijk gaan monitoren dat
migratiepartnerschappen voldoen aan internationaal recht, mensenrechten
en vluchtelingenrecht, zoals beschreven in artikel 12. Wat gebeurt er
als derde landen zich hier niet aan houden?
Focus op de meest kwetsbaren
De nadruk binnen Global Europe op nabij gelegen landen en
strategische belangen dreigt volgens de leden van de
GroenLinks-PvdA-fractie ten koste te gaan van fragiele landen. Deze
leden zien dat de groeiende inzet op publiek-private investeringen
bijdraagt aan de trend waarin meer geld gaat naar middeninkomenslanden
en minder naar lage inkomenslanden. Volgens een OESO-rapport ging
slechts 11,1% van de ontwikkelingssamenwerking naar de allerarmste
landen ā het laagste percentage ooit. Juist multilaterale
ontwikkelingsbanken zijn in staat landen in conflict en/of crisis in
staat te stellen te investeren in ontwikkeling. Een verschuiving van
prioriteit van ontwikkeling naar ābankableā projecten maakt de
kapitaalmogelijkheden voor fragiele landen nog beperkter. Is het kabinet
het eens met deze leden dat investeringen in fragiele landen, conflicten
voorkomen, en zo op de lange termijn kosten gemoeid met rampen en
conflicten besparen? Zo ja, ziet het kabinet in dat een verwaterde focus
op fragiele landen dus juist zorgt dat de druk op humanitaire hulp
verder toeneemt?
De leden benadrukken dat, terwijl het totale bedrag van 200,3 miljard euro ambitieus oogt, de reƫle waarde van de begroting, gecorrigeerd voor inflatie, lager is dan in het vorige MFK. Is het kabinet het eens dat het vermogen van de EU om haar mondiale verplichtingen na te komen wordt ondermijnd? Is het kabinet het verder eens met de analyse dat een bezuiniging op internationale samenwerking, om hogere defensie-uitgaven te bekostigen, met elkaar in strijd is? Deelt het kabinet de analyse dat investeringen in veiligheid en defensie juist gepaard moeten gaan met investeringen die conflict voorkomen, zoals diplomatie, vrede en duurzame ontwikkeling, zoals experts op gebied van vrede en veiligheid benadrukken? Zo nee, waarom niet?
Zeggenschap
Ondanks de omvang en ambitie van Global Europe ontbreken duidelijke
mechanismen voor inclusief bestuur. De leden van de
GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het kabinet in het
ontwikkelingsbeleid, en in de reactie op het Commissievoorstel, belang
hecht aan lokaal eigenaarschap. Welke waarborgen wil het kabinet
hiervoor opnemen en hoe zorgt zij dat dit ook daadwerkelijk onderdeel
wordt van het buitenlandbeleid van de Unie? Hoe verhoudt lokaal
eigenaarschap zich tot de wens van meer top-down politieke sturing door
de Raad? Is het kabinet bereid zich in te zetten voor meer betrokkenheid
van lokale maatschappelijke organisaties, inclusief financiering en
toegang tot besluitvormingsfora? Zal het kabinet zich harder inzetten
voor transparantie over Global Europe uitgaven en inzichtelijke data
gepubliceerd op een publiek beschikbare webpagina?
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over het voorstel voor de oprichting van het āGlobal Europeā instrument. Deze leden onderschrijven de noodzaak om het externe optreden van de EU strategischer en meer geopolitiek in te richten, en zien het voorstel als een stap in de goede richting. Elke euro die in het buitenland wordt uitgegeven, moet immers bijdragen aan de Nederlandse veiligheid, vrijheid en economische kracht. Over de concrete uitwerking hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet inzet op meer politieke sturing door de Raad. Dit is een belangrijk punt, zeker gezien de omvang van de voorgestelde niet-toegewezen reserve (de ācushionā) van bijna 15 miljard euro. Kan de staatssecretaris concreet toelichten welke voorstellen het kabinet op tafel zal leggen om te verzekeren dat de lidstaten, en niet de Commissie, beslissen over de inzet van deze middelen? Hoe wordt voorkomen dat deze reserve een eigen leven gaat leiden en wordt ingezet voor projecten die niet direct stroken met de strategische belangen van Nederland en de EU? Welke waarborgen ziet de staatssecretaris om te voorkomen dat de inzet van deze strategische middelen geblokkeerd kan worden door lidstaten als Hongarije, die de rechtsstaat ondermijnen en nauwe banden met Rusland onderhouden?
Het voorstel integreert de āGlobal Gatewayā-strategie en koppelt ontwikkelingssamenwerking expliciet aan economische weerbaarheid en concurrentievermogen. De leden van de VVD-fractie zien dit als een kansrijk vehikel. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven, met name het mkb, optimaal kunnen profiteren van de investeringen die onder āGlobal Gatewayā worden gedaan? Worden er concrete mechanismen ontwikkeld om te garanderen dat de inzet van dit instrument primair het Europees en Nederlands verdienvermogen versterkt en onze strategische afhankelijkheden van bijvoorbeeld China vermindert?
In het voorstel wordt een nieuw mechanisme geĆÆntroduceerd om de samenwerking met partnerlanden op het gebied van migratie af te dwingen, door betalingen op te schorten bij onvoldoende medewerking aan terugkeer. De leden van de VVD-fractie steunen deze harde conditionaliteit. Is de staatssecretaris voornemens om in de onderhandelingen te pleiten voor een verdere aanscherping en uitbreiding van dit mechanisme? Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij zich hard zal maken voor een brede toepassing van dit principe, zodat migratiesamenwerking een cruciaal en niet-vrijblijvend onderdeel wordt van alle partnerschappen die de EU aangaat onder āGlobal Europeā?
De leden van de VVD-fractie constateren dat minimaal 90% van de uitgaven onder het instrument moet kwalificeren als officiƫle ontwikkelingshulp (ODA). Is het kabinet het met deze leden eens dat dit percentage de geopolitieke en op eigen belang gerichte doelstellingen van het instrument kan ondermijnen? Is het kabinet bereid om in te zetten op een lager ODA-percentage, zodat er meer flexibiliteit ontstaat om middelen in te zetten voor bijvoorbeeld veiligheidspartnerschappen of projecten die de economische weerbaarheid versterken, ook als deze niet strikt onder de ODA-definitie vallen?
Het fiche stelt dat de Commissie via gedelegeerde handelingen het ODA-percentage en andere niet-essentiƫle onderdelen kan wijzigen. Het kabinet geeft aan dit op onderdelen niet wenselijk te vinden. Om welke bevoegdheden gaat dit precies? Welke waarborgen wil het kabinet inbouwen om te voorkomen dat er via technische wijzigingen een ongewenste verschuiving van bevoegdheden van de lidstaten naar de Commissie plaatsvindt?
Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie vragen over de budgettaire gevolgen. Dit instrument heeft een voorgesteld budget van ruim 200 miljard euro, met daarbovenop een steunpakket voor OekraĆÆne. Hoe verhoudt deze forse uitgave zich tot de Nederlandse inzet voor een financieel houdbaar Meerjarig Financieel Kader (MFK)? Kan de staatssecretaris garanderen dat de invoering van āGlobal Europeā niet leidt tot een hogere afdracht voor Nederland? Welke bestaande uitgaven op de EU-begroting zullen worden verlaagd of geschrapt om dit nieuwe, ambitieuze instrument te financieren?
Inbreng leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche en de bijbehorende beslisnota over het voorstel voor een verordening tot oprichting van Global Europe als extern instrument binnen het nieuwe MFK. Zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen.
De leden merken op dat het voorstel voorziet in ƩƩn geĆÆntegreerd instrument ter waarde van ruim ā¬200 miljard, met daarnaast een apart pakket voor OekraĆÆne van maximaal ā¬100 miljard. Dit betekent een sterke bundeling van beleidsterreinen die uiteenlopen van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp tot migratie, economische weerbaarheid en het concurrentievermogen van de EU. De leden vragen hoe de regering waarborgt dat prioriteiten worden gesteld en dat er voldoende transparantie en parlementaire controle is bij het toewijzen van middelen, met name vanuit de zogeheten cushion.
De leden constateren dat de Commissie in het voorstel de mogelijkheid krijgt om via gedelegeerde handelingen het ODA-percentage (nu minimaal 90%) aan te passen. Zij vragen de regering of zij deze bevoegdheid accepteert of dat Nederland zich ervoor inzet dat dit een besluit van de Raad en het Europees Parlement blijft. Acht het kabinet het wenselijk dat zoān beslissing buiten de politieke controle van de medewetgevers kan worden genomen?
Ook vragen de leden aandacht voor de borging van de humanitaire onafhankelijkheid. Het voorstel brengt humanitaire hulp onder bij de geografische pijlers, terwijl neutraliteit en onafhankelijkheid juist kernvoorwaarden zijn om toegang te behouden in conflictsituaties. Hoe voorkomt het kabinet dat humanitaire hulp in de praktijk afhankelijk wordt van bredere politieke of economische prioriteiten van de EU?
De leden wijzen erop dat het kabinet positief staat tegenover het inzetten van EU-garanties en investeringsvehikels, onder meer via Global Gateway. De leden vragen de regering om nader te onderbouwen hoe wordt voorkomen dat hier impliciet nieuwe EU-schuldrisicoās ontstaan, bijvoorbeeld door beleidsleningen buiten het MFK. Hoe borgt het kabinet dat de lasten van dergelijke instrumenten niet indirect bij de Nederlandse belastingbetaler terechtkomen?
Met betrekking tot de kandidaat-lidstaten vragen de leden hoe de conditionaliteit precies vorm krijgt. Wie stelt de prestatiegerichte plannen vast en welke rol speelt de Raad hierbij? Acht het kabinet het acceptabel dat de Commissie hier zelfstandige uitvoeringsbevoegdheid krijgt of is de regering bereid in te zetten op sterkere rol van de Raad en meer politieke sturing?
Verder merken de leden op dat migratie een horizontale prioriteit is in het voorstel, waarbij betalingen kunnen worden stopgezet als landen onvoldoende meewerken aan terugkeer. De leden vragen hoe de regering de proportionaliteit hiervan beoordeelt en welke mensenrechtelijke waarborgen worden ingebouwd. Wordt vooraf een toets uitgevoerd op mogelijke gevolgen voor kwetsbare groepen?
De leden vragen ook naar de positie van Nederlandse uitvoerders en bedrijven, waaronder FMO en organisaties in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Hoe wordt geborgd dat zij effectief toegang houden tot middelen uit Global Europe en dat de regeldruk beperkt blijft? Is het kabinet bereid zich in te zetten voor een duidelijk loket en harmonisatie van rapportage-eisen, zodat ook kleinere partijen mee kunnen doen?
Ten aanzien van de OekraĆÆne-reserve vragen de leden hoe de conditionaliteit in de praktijk wordt uitgewerkt. Worden er concrete hervormingsmijlpalen vastgesteld die gekoppeld zijn aan tranches, en hoe wordt hierover aan de Raad en de nationale parlementen gerapporteerd?
Tot slot vragen de leden of het kabinet bereid is te pleiten voor een harde evaluatiebepaling in de verordening, zodat tussentijds en achteraf transparant kan worden beoordeeld wat de impact is geweest op armoedebestrijding, mensenrechten en het verdienvermogen van de EU.
Inbreng leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-Fiche: Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe (MFK).
De leden van de BBB-fractie lezen dat aan de basis van het voorstel vier richtinggevende principes liggen: vereenvoudiging, coherentie, flexibiliteit en impact. Kan de staatssecretaris per principe uitleggen hoe dit terug te zien is in het voorliggende voorstel? En hoe dit verschilt ten aanzien van het NDICI Global Europe 2021-2027, het IPA III-instrument, de Oekraïne Faciliteit en de recente groeiplannen voor de Westelijke Balkan en Moldavië?
De leden van de BBB-fractie lezen dat ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten en democratie, nabuurschap, uitbreiding, het bevorderen van multilateralisme, het nakomen van internationale afspraken en humanitaire hulp samengebracht worden in één geïntegreerd kader. De leden vragen de staatssecretaris wat er bedoeld wordt met uitbreiding. Tevens vragen de leden of de staatssecretaris uiteen kan zetten aan welke internationale afspraken Nederland zich gecommitteerd heeft.
De leden van de BBB-fractie lezen dat het instrument is opgebouwd uit vijf regionale pijlers: Europa (43,174 miljard euro); Noord-Afrika, Midden-Oosten en de Golf (42,934 miljard euro); Sub-Sahara Afrika (60,531 miljard euro); AziĆ« en de Pacific (17,050 miljard euro); Amerikaās en het Caribisch gebied (9,144 miljard euro). Daarnaast is er een mondiale pijler (12,668 miljard euro) en een centrale niet-toegewezen reserve (de zogenaamde ācushionā) voor opkomende uitdagingen en prioriteiten (14,808 miljard euro). De leden vragen de staatssecretaris hoe de Europese Commissie tot deze verdeelsleutel is gekomen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat minimaal 90% van de uitgaven binnen het Global instrument moet kwalificeren als officiƫle ontwikkelingshulp (ODA). De leden lezen voorts dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om dit percentage bij gedelegeerde handeling aan te passen. De leden vragen de staatssecretaris of dit nieuw is, en wat dit betekent in de praktijk.
De leden van de BBB-fractie lezen dat het voorstel een flexibele inzet van middelen voorstelt om te kunnen reageren op doorlopende en opkomende migratie- en ontheemdingsuitdagingen, onder andere via een nog niet gedefinieerd sturingsmechanisme. Daarnaast stelt het voorstel dat de Commissie betalingen of de implementatie van programmaās kan stopzetten tot er voldoende medewerking is in het geval dat een partnerland onvoldoende tegemoet komt aan diens verplichting om de terugkeer van zijn burgers te faciliteren. Dit laatste is nieuw ten aanzien van de eerdere inzet op migratie. De leden steunen dit deel van het voorstel ten zeerste. Zij vragen de staatssecretaris om er zorg voor te dragen dat dit onderdeel ook in het eindvoorstel terecht komt. Kan de staatssecretaris daar op reageren?
De leden van de BBB-fractie lezen dat kandidaat-lidstaten en potentiƫle kandidaat-lidstaten in aanmerking komen voor steun onder de regionale pijlen voor Europa. De leden vragen zich af of dit effectief en doelmatig is. Hoe wordt dat gemeten? En hoe vindt controle plaats op de inzet van deze middelen? Daarnaast vragen de leden of de staatssecretaris een overzicht kan geven van alle kandidaat-lidstaten en potentiƫle-kandidaat-lidstaten, en hoeveel middelen zij reeds van de EU hebben ontvangen sinds hun aanstelling als zijnde een (potentiƫle-)kandidaat-lidstaat. Tot slot willen de leden graag weten wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot het kandidaat-lidmaatschap van Turkije en of Turkije ook in aanmerking zal komen voor steun onder Global Europe.
De leden van de BBB-fractie lezen dat er de mogelijkheid komt tot directe steun aan private entiteiten gevestigd in EU-lidstaten voor investeringen die in het strategische belang van de Unie zijn. De minister stelt dat dit mogelijk interessante aanknopingspunten biedt voor het versterken hiervan, onder voorwaarde van borging van onder andere het gelijke speelveld, excellentie en proportionaliteit. Kan de staatssecretaris hier nader op ingaan? Wat wordt hiermee bedoeld?
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie wat Global Europe en de beoogde kosten hiervan zal betekenen voor de afdracht van Nederland aan de Europese Unie.
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche betreffende het Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe (MFK). Dit heeft bij deze leden geleid tot een aantal opmerkingen en vragen.
De leden van de SP-fractie zien in de oprichting van dit nieuwe instrument een verdere beweging om het Europees buitenland- en ontwikkelingsbeleid te Europeaniseren. De leden van de SP-fractie hebben eerder al vraagtekens gezet bij de oprichting van andere instrumenten, zoals de Oekraïne-faciliteit, niet vanwege het inhoudelijke doel van deze instrumenten, maar vanwege de verdere overdracht van bevoegdheden en budget op buitenlandpolitiek van de lidstaten naar de Europese Unie. De leden van de SP-fractie zien deze zorgen nu helaas verder bevestigd in de oprichting van Global Europe. Kan het kabinet reageren op deze zorgen? Deelt zij de mening dat een nieuw MFK niet mag leiden tot de overdracht van meer bevoegdheden en budgetten betreffende buitenlandpolitiek van de lidstaten naar de Europese Unie? Is het niet mogelijk de doelen van dit instrument, namelijk vereenvoudiging, coherentie, flexibiliteit en impact, te bereiken door wat verdere coördinatie vanuit de Commissie, zonder het oprichten van nieuwe instrumenten?
De leden van de SP-fractie lezen dat in de kabinetsreactie de noodzaak wordt erkend dat humanitaire hulp onafhankelijk moet blijven van het Europees eigenbelang, in lijn met het Nederlandse humanitaire beleid. In de reactie wordt echter niet specifiek om waarborgen gevraagd, die de onafhankelijkheid van humanitaire hulp kunnen garanderen. Hoe verhoudt de onafhankelijkheid van humanitaire hulp zich tot de nadruk op grotere flexibiliteit om met middelen te kunnen schuiven, een grote rol van de Raad en meer ruimte voor politieke sturing? Kan de staatssecretaris aangeven hoe Nederland ervoor gaat zorgen dat door Europa gefinancierde humanitaire hulp neutraal en onafhankelijk uitgevoerd blijft worden, en de noden centraal blijft zetten zonder (geo)politieke overwegingen hierin mee te wegen? Welke waarborgen stelt de staatssecretaris hiervoor voor?
De leden van de SP-fractie lezen in de kabinetsreactie dat āde uitwerking van het voorstel op onderdelen nog gaande is, en nadere uitleg van de Commissie wordt verwacht, ook over hoe bedragen zijn opgebouwdā. Welke onderdelen zijn voor het kabinet dusdanig cruciaal dat de uitwerking ervan de Nederlandse inzet nog zou kunnen wijzigen?
De leden van de SP-fractie lezen in het BNC-fiche dat āhet voorstel herbevestigt dat het instrument moet bijdragen aan het staande collectieve EU-doel dat 0,7% van het BNI wordt uitgegeven aan officiĆ«le ontwikkelingshulp (ODA).ā Begrijpen eerdergenoemde leden hieruit dat de Nederlandse regering zich opnieuw committeert aan deze richtlijn en er de komende jaren naar wordt toegewerkt dat we weer 0,7% van ons BNI aan ontwikkelingssamenwerking uit gaan geven?
De eerdergenoemde leden zien dat in het voorstel van de Commissie staat dat budgetten niet uitgegeven onder Global Europe vervolgens opnieuw ingedeeld en uitgegeven kunnen worden onder alle budgetlijnen. Deelt het kabinet de analyse dat het een onwenselijk scenario is dat dit geld uit het Global Europe budget kan verdwijnen, helemaal als er al geen noodhulpfondsenreserve is voor humanitaire hulp?
Verder valt het eerdergenoemde leden, net als de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, op dat in het voorstel staat dat onvoldoende terugkeersamenwerking een reden kan zijn om betalingen of de implementatie van programmaās stop te zetten. Deze koppeling is niet in lijn met de richtlijn vanuit de OESO als het gaat om migratiesamenwerking tussen landen. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de uitgaven onder het Global Europe instrument aan de OESO-richtlijnen blijven voldoen binnen migratiesamenwerking? Wat is volgens het kabinet āonvoldoendeā als het gaat om terugkeersamenwerking? In hoeverre deelt het kabinet de criteria die het aan terugkeersamenwerking stelt met die van de Commissie?
De eerdergenoemde leden lezen dat in artikel 12 van het voorstel wordt aangegeven dat acties van engagement tussen de Europese Unie en derde landen moeten voldoen aan het internationaal recht, mensenrechten, vluchtelingenrecht etc. Hoe gaat de staatssecretaris dit monitoren? Hoe wordt er opvolging gegeven aan de samenwerking op het moment dat derde landen zich niet aan bovenstaande rechten houden?
Tot slot zien de leden van de SP-fractie dat binnen het Global Europe instrument de nadruk ligt op nabuurschap, waardoor het risico bestaat dat geld niet meer terecht komt in de meest fragiele landen. In de meest recente berekening van de OESO ging slechts 11,1% van ontwikkelingssamenwerking naar de allerarmste landen (het laagste percentage ooit - terwijl daar 13% van de wereldbevolking woont). Hierdoor worden de meest kwetsbare mensen het hardst geraakt en wordt de druk verhoogt op humanitaire hulp. Hoe geeft het kabinet uitvoering aan motie Hirsch en Ceder , waar de leden van de SP-fractie ook voor hebben gestemd, over het waarborgen van armoedebestrijding als uitgangspunt van het EU-ontwikkelingsbeleid?2
Reactie van de staatssecretaris
IV. Volledige agenda
Fiche: [MFK] Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe 22112-4159 - Brief regering d.d. 12-09-2025 minister van Buitenlandse Zaken, D.M. van Weel - Fiche: [MFK].