[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Kahraman en Ceder over het artikel “Syrische Druzen werden buitengerechtelijk geëxecuteerd’’

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D43150, datum: 2025-10-02, bijgewerkt: 2025-10-02 21:07, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z17140:

Preview document (🔗 origineel)


AH 183

2025Z17140

Antwoord van minister Van Weel (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 2 oktober 2025)

Vraag 1

Hoe luidt uw reactie op het bericht ‘Syrische Druzen werden buitengerechtelijk geëxecuteerd’ van Amnesty International?[1]

Antwoord

Ik heb kennis genomen van het bericht van Amnesty International. De genoemde zaken zijn zeer verontrustend. Het is belangrijk dat alle gemeenschappen in Syrië worden beschermd, waaronder ook de Druzen. Het is daarom van belang dat alle feiten boven tafel komen en de daders verantwoordelijk kunnen worden gehouden. Hierom verwelkom ik ook de samenwerking van Syrische overgangsautoriteiten met de onafhankelijke VN Commission of Inquiry (CoI) naar de gewelddadigheden in Suweida.

Vraag 2

Deelt u de conclusie dat de Syrische interim-regering en aan deze regering gelieerde troepen verantwoordelijk zijn voor buitengerechtelijke executies van Druzen op 15 en 16 juli in Suwayda?

Vraag 3

Klopt het dat, als veiligheidstroepen of het leger mensen opzettelijk en onwettig doden, of als aan de Syrische regering gelieerde troepen dit doen met betrokkenheid of stilzwijgende goedkeuring van deze regering, dit kan worden geclassificeerd als buitengerechtelijke executies, wat een misdrijf is onder internationaal recht?

Antwoord op vraag 2 en 3

Belangrijk is dat wordt vastgesteld wat er precies is voorgevallen in Suweida en wie verantwoordelijk is geweest voor dit geweld. Hierom wacht ik de bevindingen van de verschillende onderzoekscommissies af. Er zijn twee commissies ingesteld die de geweldsescalatie in Suweida onderzoeken: een Syrische onderzoekscommissie, onder leiding van de Syrische minister van Justitie, en een onafhankelijke onderzoekscommissie van de Verenigde Naties die ressorteert onder de Independent International Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic (CoI). Het kabinet blijft de voortgang van deze onderzoeken nauwlettend volgen.

Vraag 4

Kunt u naar aanleiding van dit bericht nogmaals reflecteren op de uitvoering van motie-Ceder c.s.?[2] Erkent u dat deze motie niet wordt uitgevoerd, aangezien sancties zijn opgeheven terwijl de veiligheid van minderheden klaarblijkelijk niet is gegarandeerd? Welke consequenties verbindt u hieraan?

Antwoord

De sancties op vitale economische sectoren in Syrië zijn in EU-verband opgeheven, met uitzondering van wapen- en veiligheidsgerelateerde sancties. Het kabinet houdt de mogelijkheid open om nieuwe sancties voor te stellen als het handelen van de overgangsregering daartoe aanleiding geeft. Zo zet Nederland zich in voor listings tegen plegers van (sektarisch) geweld, onder andere jegens minderheden in Syrië. In dit kader heeft de Europese Raad – mede op initiatief van Nederland - nieuwe listings aangenomen tegen personen en entiteiten die betrokken waren bij gewelddadigheden in maart aan de kust. Het gaat hierbij om nieuwe listings onder het EU horizontale mensenrechtensanctieregime.

Voor de geweldplegers in Suweida geldt ook dat daders niet ongestraft mogen blijven. Tegelijkertijd is er in dit stadium nog veel onduidelijk, met name als het gaat om wie verantwoordelijk is voor het gepleegde geweld. De bevindingen van de genoemde commissies zijn essentieel voor het ondernemen van verdere stappen jegens plegers van sektarisch geweld of de overgangsregering. Dit benadrukt het belang van een onpartijdig en transparant onderzoek, iets waartoe het kabinet – samen met de EU lidstaten – heeft opgeroepen in multilateraal verband, en ook in contacten met de Syrische overgangsregering. Nederland volgt dit nauwlettend en zal niet schromen de druk op de overgangsregering op te voeren, bijvoorbeeld via het sanctie-instrument. Sancties zullen daarbij zo gericht mogelijk zijn en de noodlijdende Syrische bevolking moeten ontzien.

Vraag 5

Hoe beoordeelt u de capaciteit van de Syrische interim-regering om deze buitengerechtelijke executies snel, onafhankelijk, onpartijdig en transparant te onderzoeken en de daders ter verantwoording te roepen in eerlijke rechtszaken? Is deze voldoende? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, welke acties worden ondernomen, zodat de capaciteit wel voldoende is?

Antwoord

Het kabinet realiseert zich dat het tijd, middelen en energie kost om een inclusief bestuur op te zetten in een land dat zich bevindt in een instabiele regio, dat vele jaren geteisterd is door conflict, en dat in een zorgelijke economische staat verkeert. Het bieden van perspectief op duurzame verbetering is in deze context aangewezen. Vooralsnog toont de Syrische overgangsregering bereidheid tot inclusiviteit en verantwoordelijkheid. In dit kader is het bemoedigend te zien dat de Syrische overgangsregering het geweld heeft veroordeeld, onderzoeken is gestart en de samenwerking met de CoI is aangegaan zodat deze onafhankelijk en transparant onderzoek kan uitvoeren. Van belang is dat hier nu concreet opvolging aan gegeven wordt en daders hun straf niet ontlopen. Uiteindelijk zal het kabinet de overgangsregering beoordelen op hun daden en resultaten.

Daarnaast zet Nederland zich ook op andere wijze in voor onafhankelijk, onpartijdig en transparant onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Syrië. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 gebeurt dit door extra financiering toe te kennen aan organisaties, zoals het OHCHR en IIIM, die onderzoek doen naar mensenrechtenschendingen en hiermee bijdragen aan het bevorderen van gerechtigheid.

Vraag 6

Wat is de stand van zaken van het comité, opgericht door het Syrische ministerie van Justitie om onderzoek te doen naar de gebeurtenissen in Suwayda en de daders ter verantwoording te roepen? Heeft dit comité al onderzoek afgerond en daders ter verantwoording geroepen?

Antwoord

Het onderzoekscomité werd op 31 juli ingesteld door de Syrische minister van Justitie met een mandaat van drie maanden. De commissie bestaat uit zeven leden, waaronder rechters, advocaten en een militair. Momenteel zijn er vanuit het Syrische onderzoekscomité nog geen conclusies over de geweldsescalaties in Suweida. Nederland blijft hier in multilateraal verband en in contacten met de Syrische overgangsautoriteiten aandacht voor vragen.

Vraag 7

Op welke manier draagt Nederland bij aan gerechtigheid en waarheidsvinding voor het Syrische volk middels grondig, onafhankelijk, onpartijdig en transparant onderzoek naar alle misdaden die onder het internationaal recht vallen? Op welke wijze bent u bereid uw inzet hierop te vergroten?

Antwoord

Het kabinet zet zich al jarenlang in om de straffeloosheid van misdrijven begaan in Syrië tegen te gaan en gerechtigheid en genoegdoening voor slachtoffers en overlevenden te garanderen. Deze inzet in Syrië zal het voortzetten, door (o.a.) in te zetten op grondig, onafhankelijk en onpartijdig onderzoek naar de begane misdrijven.

Zo heeft Nederland, samen met Canada, Syrië aansprakelijk gesteld bij het Internationaal Gerechtshof (IGH) voor grove en systematische schendingen van het VN Antifolterverdrag. Deze procedure is van belang voor waarheidsvinding, gerechtigheid en verzoening in Syrië. Daarom zet Nederland deze procedure voort.

Ook blijft Nederland de VN-bewijzenbank van Syrië (IIIM) financieel en politiek steunen zodat bewijsmateriaal van internationale misdrijven verzameld kan blijven worden ten behoeve nationale en internationale procedures. In september 2025 heeft Nederland een additionele bijdrage van EUR 500.000,- gedaan aan de bewijzenbank, bovenop de reeds lopende financiële steun van EUR 500.000,-.

Daarnaast zet Nederland zich in de VN-Mensenrechtenraad – als lid van de kerngroep Syrië – jaarlijks in voor verlenging van het mandaat van de CoI, zodat het onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Syrië wordt versterkt. Om dit onderzoek te versterken, heeft Nederland in september 2025 het OHCHR Veldkantoor in Damascus voorzien van een financiële bijdrage van EUR 500.000,-.

Tot slot steunt Nederland de NGO’s Impunity Watch, het International Center for Transitional Justice (ICTJ) en het Syria Justice and Accountability Center (SJAC), die zich hardmaken voor gerechtigheid en verzoening in Syrië. Via deze NGO’s worden Syrische maatschappelijke organisaties in staat gesteld om o.a. mensenrechtenschendingen te documenteren.

Vraag 8

Op welke manier ondersteunt Nederland momenteel de Syrische interim-regering en internationale instituties in de zoektocht naar de meer dan 100.000 vermiste personen in Syrië? Biedt Nederland technische, financiële of diplomatieke steun aan mechanismen zoals de 'Independent Institution on Missing Persons in the Syrian Arab Republic'? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Na de val van het Assad-regime, is het van groot belang dat de Syrische overgangsregering zich – samen met de internationale gemeenschap – inzet om het lot van de vermiste personen te achterhalen. Nederland onderhoudt nauw contact met de overgangsregering en internationale instituties om deze inzet verder te concretiseren.

Zo dringt Nederland, zowel binnen internationale fora als tijdens contact met de Syrische overgangsregering, aan tot ongehinderde toegang van onderzoeksinstanties zoals de Independent Institution on Missing Persons (IIMP) en het belang van gedegen en onafhankelijk onderzoek naar de toedracht van de vermissingen. Nederland heeft middels diplomatieke steun bijgedragen aan de oprichting van het IIMP (2023), en heeft binnen de Vijfde Commissie van de VN (februari 2024) – namens de gehele EU – ervoor gezorgd dat het mechanisme voldoende financiële middelen heeft gekregen om in te zetten op slachtofferparticipatie en ondersteuning.

Tot slot kijkt Nederland momenteel of er ingespeeld kan worden op de behoefte van IIMP aan forensische ondersteuning. Zo vinden er gesprekken plaats tussen IIMP, het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), om te bezien waar en op welke manier Nederland een rol kan spelen in de capaciteitsopbouw van het IIMP t.b.v. onderzoek naar vermisten in Syrië.

Vraag 9

Op welke wijze oefent Nederland momenteel diplomatieke druk uit op de Syrische interim-regering om minderheidsgemeenschappen te beschermen en om transparantie rondom wreedheden, zoals de moordpartijen bij Suwayda en de kustregio, te vragen?

Vraag 10

Vraagt u om openbaarmaking van de bevindingen van onafhankelijke of lokale onderzoeken naar deze gevallen? Zo nee, waarom niet? Bent u in dat geval bereid om dat alsnog te doen?

Antwoord vraag 9 en 10

In het contact met de Syrische overgangsregering roept het kabinet consequent

op tot bescherming van alle religieuze en etnische gemeenschappen en

het belang van transparant en onafhankelijk onderzoek. Dit doet het kabinet in EU-verband en ook binnen de VN-Mensenrechtenraad. Daarnaast blijft Nederland binnen de EU pleiten voor gerichte sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor sektarisch geweld en mensenrechtenschendingen. De EU heeft – mede op initiatief van Nederland – al eerder dergelijke gerichte sancties ingesteld.

Daarnaast roept Nederland in alle contacten met de Syrische overgangsregering op tot het openbaar maken van het rapport van de nationale onderzoekscommissie in Syrië, naar aanleiding van de geweldsescalaties in Latakia. Dit rapport is tot op heden niet gepubliceerd. Wel heeft de VN CoI haar rapport over geweldsescalaties in Latakia gedeeld op 14 augustus jl.

De VN CoI heeft op 15 juli jl. bevestigd de gebeurtenissen in Suweida te onderzoeken. Het onderzoeksrapport dat hieruit volgt zal gepubliceerd worden op de website van de CoI. Het is nog onbekend of de nationale commissie haar bevindingen zal delen. Nederland blijft aandringen op het belang hiervan.

Vraag 11

Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat Actuele stand van zaken in de wereld?

Antwoord

Ja.