[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Het bericht 'Door angst voor schijnzelfstandigheid worden wachtlijsten bij UWV nog langer'

Schriftelijke vragen

Nummer: 2025D43188, datum: 2025-10-02, bijgewerkt: 2025-10-02 15:20, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z18540:

Preview document (🔗 origineel)


2025Z18540

(ingezonden 2 oktober 2025)

Vragen van de leden Martens-America en Van Eijk (beiden VVD) aan de staatssecretarissen van Financiën en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht 'Door angst voor schijnzelfstandigheid worden wachtlijsten bij UWV nog langer'

 

Bent u bekend met het bericht dat het UWV per 1 oktober afscheid neemt van tientallen verzekeringsartsen die als zzp’er hun werkzaamheden verrichtten? Wat heeft u gedaan om dit te voorkomen? 1) 

In de motie-Aartsen c.s. 2) werd de regering verzocht de handhavingsstrategie zo te wijzigen dat risicogericht gehandhaafd wordt, met de focus op probleemgevallen zoals gedwongen zelfstandigheid, onderbetaling en evidente schijnzelfstandigen; is daar naar uw oordeel en dat van de Belastingdienst sprake van bij verzekeringsartsen die in opdracht van het UWV werken? Zo nee, waarom worden deze contracten dan beëindigd? Handhaaft de Belastingdienst op dit soort gevallen?

Is er door juristen in opdracht van het UWV per individuele zzp’er besloten of deze aan de hand van het geldend wettelijk kader als zzp’er opdrachten bij het UWV mag aannemen? Zo ja, is er ook met elke individuele zzp’er een gesprek opgestart om te kijken wat de mogelijkheden zijn om wĂ©l aan het wettelijk kader te voldoen? Zo nee, waarom niet? Het wettelijk kader en de holistische weging laat immers ruimte voor individuele weging. Geeft de handhavingsstrategie van de Belastingdienst reden tot generieke beĂ«indiging van alle opdrachtovereenkomsten?

Vindt u het proportioneel dat de Belastingdienst, met beperkte handhavingscapaciteit, de reikwijdte van de handhaving op alle segmenten en sectoren van de arbeidsmarkt legt in plaats van risicogericht op gevallen van kwade trouw en onderbetaling?

Bent u bereid om, indien nodig, de handhavingsstrategie van de Belastingdienst aan te scherpen om ontwrichtende en onwenselijke gevolgen van de handhaving op schijnzelfstandigheid te voorkomen?

Wat is de rationale dat er bij de UHT nog generiek met zzp’ers gewerkt wordt, maar bij het UWV in zijn geheel niet? Was dit een besluit van de staatssecretaris van FinanciĂ«n - Herstel en Toeslagen? Zijn er andere (lagere) overheidsorganisaties (uitvoering of niet) waar zzp’ers nog wel opdrachten krijgen? Zo ja, waarom daar wel en bij het UWV niet?
 

Hoe vordert de uitvoering van de motie-Aartsen c.s. waarin de regering werd verzocht een publiekscampagne op te starten om opdrachtgevers te wijzen op de mogelijkheden die er wĂ©l zijn om met zzp’ers te werken? 3)
 

Vindt u oplopende wachtlijsten bij het UWV een wenselijk en proportioneel gevolg van de handhaving op schijnzelfstandigheid?

Hoe verhoudt het besluit van het UWV om helemaal niet meer met zzp’ers te werken zich tot de breed aangenomen motie-Aartsen c.s. die de regering verzocht om rijksbreed, op voorhand en categorisch geen zzp’ers meer uit te sluiten bij opdrachten? 4) Worden zzp’ers door het UWV categorisch uitgesloten?
 

 

1) https://www.deondernemer.nl/zzp/schijnzelfstandigheid-handhavingsmoratorium-zzp-uwv-cristel-van-de-ven-vbar-wet-dba~c594bb2

2) Motie van het lid Aartsen c.s. over de handhavingsstrategie wijzigen ten behoeve van een zachtere landing bij het opheffen van het handhavingsmoratorium; Kamerstuk 31 311, nr 264

3) Motie van het lid Aartsen c.s. over een overheidscampagne om duidelijk te maken dat werken met zzp'ers gewoon kan; Kamerstuk 31 311, nr 283

4) Motie van het lid Aartsen c.s. over bij lagere overheden erop aandringen geen zzp'ers op voorhand uit te sluiten; Kamerstuk 31 311, nr 284