Concept verslag Acute zorg
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D43210, datum: 2025-09-25, bijgewerkt: 2025-10-02 15:36, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2024Z12087:
- Indiener: M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-09-03 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-04 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-06-18 16:00: Extra procedurevergadering commissie VWS (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-09-25 10:00: Acute zorg (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-09-25 10:00: Acute zorg (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-10-02 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Acute zorg
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 25 september 2025 overleg gevoerd met de heer Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 januari 2024 inzake reactie op verzoek van het lid Claassen, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 6 december 2023, over het bericht dat de ic-capaciteit nog lang niet op crisissterkte is (31765, nr. 840);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 april 2024 inzake reactie op moties ingediend tijden het tweeminutendebat over acute zorg van 11 april 2024 (29247, nr. 452);
de brief van de minister voor Medische Zorg d.d. 20 juni 2024 inzake bereikbaarheidsanalyse SEH's en acute verloskunde 2024 (29247, nr. 454);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 juni 2023 inzake reactie op verzoek commissie over de voornemens inzake de 45 minutennorm (29247, nr. 395);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 juli 2024 inzake reactie op verzoek commissie inzake suggesties voor nazorg reanimatie (2024Z12087);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 oktober 2024 inzake rapporten in het kader van ambtelijke verkenning naar beleidsopties voor de toekomst van de 45 minutennorm (29247, nr. 455);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 februari 2025 inzake NZa-advies over budgetbekostiging acute zorg (29247, nr. 456);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 april 2025 inzake rapport "Bestuurlijke afspraken 'Inzicht in Zorgcapaciteit'" (29247, nr. 458);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 mei 2025 inzake stand-van-zakenbrief zorgcoördinatie (29247, nr. 460);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 3 juli 2025 inzake bereikbaarheidsanalyse SEH's en acute verloskunde 2025 (29247, nr. 461);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 3 juli 2025 inzake deel 2 van het NZa-advies over budgetbekostiging voor de SEH (29247, nr. 462);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 september 2025 inzake besluit invoering budgetbekostiging spoedeisende hulp (29247, nr. 463);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 september 2025 inzake acute zorg (29247, nr. 464);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 september 2025 inzake voortgang bestuurlijke afspraken zorg voor aangeboren hartafwijkingen (31765, nr. 945);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 september 2025 inzake antwoorden op vragen commissie over deel 2 van het NZa-advies over budgetbekostiging voor de SEH (Kamerstuk 29247-462 (29247, nr. 465).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Mohandis
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Esmeijer
Voorzitter: Mohandis
Griffier: Sjerp
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bevers, Bushoff, Claassen, Dobbe, Joseph, De Korte, Krul en Mohandis,
en de heer Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering. Ik heet u allen welkom: de mensen hier in de
zaal, degenen die dit op afstand volgen, de Kamerleden en de kersverse
minister op deze portefeuille. Ik denk dat dit uw eerste commissiedebat
is, minister? Nee, dit is niet uw eerste commissiedebat.
Minister Bruijn:
Het is mijn tweede, voorzitter.
De voorzitter:
O, prima. U bent al helemaal ingewerkt op dat vlak.
Minister Bruijn:
Het eerste was erg kort.
De voorzitter:
Van harte welkom. Voordat ik overga naar het debat Acute zorg, is het
nog goed om te weten dat we beginnen met vier minuten spreektijd aan de
zijde van de Kamer. In de eerste termijn zijn er maximaal vier
interrupties. Ik kijk alle Kamerleden aan. Ik moet de eindtijd van 14.00
uur echt handhaven, omdat 14.00 uur ook echt de eindtijd is. Voor ik het
debat begin, is het goed om te weten welke Kamerleden er zijn
aangeschoven. Links van mij en rechts voor de kijker zitten de heer
Bevers van de VVD-fractie, mevrouw De Korte van de NSC-fractie, de heer
Bushoff van de GroenLinks-Partij van de Arbeid-fractie, de heer Krul van
de CDA-fractie, de heer Claassen van de PVV-fractie en mevrouw Joseph
van de BBB-fractie.
Meneer Bevers, uw minuten gaan in.
De heer Bevers (VVD):
Dan ga ik heel erg mijn best doen om niet te snel te praten, maar wel
alles te zeggen wat ik wil zeggen.
Voorzitter. We kennen in Nederland zeer hoogwaardige zorg. We lijken dat
weleens te vergeten, gelet op de discussies die onder andere in dit huis
plaatsvinden. Onderdeel van die zorg is de acute zorg: een fijnmazig
stelsel van huisartsen, huisartsenposten, spoedposten, spoedeisende hulp
en mobiele medische teams, de mmt's. Wanneer dat nodig is, kan er snel
en adequaat gehandeld worden in Nederland. In het uiterste geval kunnen
mmt-artsen zelfs, als dat nodig is, op straat een operatie uitvoeren. De
acute zorg is meer dan alleen de zorg voor levensbedreigende incidenten.
Acute zorg omvat ook onverwachte, heftige of onduidelijke klachten.
Huisartsen, maar ook spoedpoli's, eerstelijnsverblijven en andere
voorzieningen spelen daarin een belangrijke rol. Ze zijn van groot
belang op die plekken waar geen volledige spoedeisende hulp beschikbaar
is.
Voorzitter. Toch begin ik vandaag even met de eerdergenoemde mmt-zorg en
met name de zogenaamde "witte vlekken" van de mmt-zorg, de zorg van
mobiele medische teams, in Zuidoost-Nederland. De voorgangers van deze
minister zouden zich inzetten voor de financiering van een extra
mmt-helikopter op het vliegveld Teuge en een grondgebonden team in het
Maastricht UMC+. BBB en VVD hebben geconstateerd dat dit niet is gebeurd
en dat een en ander dus niet in de begroting voor 2026 en verder is
opgenomen. De VVD heeft samen met BBB een amendement voorbereid. We
maken nog wat laatste stappen qua dekking om deze stationering
definitief te regelen. Ik hoop natuurlijk dat de rest van de Kamer dit
ook zal steunen. Ik vraag aan de minister of hij hier ook positief over
is.
De acute zorg is dus meer dan alleen spoedeisende hulp. Het is dan ook
de vraag of elk ziekenhuis een dergelijke afdeling nodig heeft. Het
kwalitatief waarborgen van de acute zorg is een groot punt. Om goede
zorg te kunnen leveren vindt de VVD concentratie van zorg belangrijk.
Het gaat om plekken waar voldoende adequaat opgeleid personeel aanwezig
is — ik noem trauma-artsen, traumachirurgen en traumaverpleegkundigen —
en waar de modernste techniek beschikbaar is. Ondanks de oplopende
personeelstekorten kan op deze manier goede zorg geleverd worden, met de
noodzakelijke gegevensuitwisseling. Want laat een ding heel duidelijk
zijn: zonder het heel snel kunnen delen van medische gegevens — wij
hebben daar eerder opmerkingen over gemaakt — belemmeren we artsen en
verpleegkundigen in hun werk. In de acute zorg telt iedere minuut. Laten
we die minuten dan ook zo efficiënt en effectief mogelijk
inrichten.
Voorzitter. De voorgestelde budgetbekostiging lijkt voor velen het
wondermiddel om deze eerder geschetste concentratie van zorg te
voorkomen en elk ziekenhuis te kunnen blijven voorzien van een
spoedeisende hulp. Het zal niemand verbazen dat de VVD niet erg
warmloopt voor een maatregel die de acute zorg uit de marktwerking
haalt. Sterker nog, wij geloven niet dat dit de problemen in de toekomst
gaat oplossen. Ik denk met name aan het grote tekort aan
zorgmedewerkers. Het aantal trauma-artsen en traumaverpleegkundigen is
beperkt. Dat lossen we niet op door een andere financiering. Wij denken
dat het risico reëel is dat we straks in een regio wél twee SEH's
hebben, maar dat beide net niet de kwaliteit kunnen leveren die nodig is
om op kritieke momenten levens te redden. In dat geval moet de
spoedeisende zorg mogelijk nog veel verder weg plaatsvinden. Kan de
minister reageren op dit scenario, waarin ambulances een spoedeisende
hulp mogelijk voorbij moeten rijden, omdat er te weinig
zorgprofessionals zijn om die SEH adequaat te bemannen?
Voorzitter. NZa concludeert dat een snelle invoering van de
budgetbekostiging in 2026 niet haalbaar is. Het kabinet kiest er nu toch
voor om de eerste of tussenfase van de invoering van de
budgetbekostiging te starten. Zorgverzekeraars, umc's en medisch
specialisten, een groot aantal van de betrokken partijen, zijn tegen
deze tussenfase. Desondanks gaat de minister voort op dat pad. Mijn
fractie betreurt dat, maar zal de afspraak uit het regeerprogramma
respecteren. Wel maken wij ons heel grote zorgen over wat het
onderliggende voorstel betekent voor nieuwe initiatieven als
eerstelijnsverblijven, spoedpoli's, spoedposten en andere nieuwe vormen
van acute zorg, die juist zo belangrijk zijn voor de algehele
samenwerking en het ontlasten van de spoedzorgketen. Kan de minister
daar helderheid over geven? Is de minister bereid om toe te zeggen om zo
snel mogelijk na 1 januari 2028 een eerste tussenrapportage aan de Kamer
te sturen met de stand van zaken?
De voorzitter:
Meneer Bevers, komt u tot een afronding? U bent al over de tijd
heen.
De heer Bevers (VVD):
Excuus, ik heb nog kort het volgende. Volgens de VVD lost de
budgetbekostiging de grote personeelsproblemen niet op. Het is ook geen
garantie. We zullen wat dat betreft eerlijk moeten zijn om
teleurstellingen te voorkomen. Politieke verantwoordelijkheid en scherpe
keuzes horen thuis in Den Haag, niet in de SEH. Die hebben wel wat
anders te doen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Volgordelijk: Krul, Claassen, Dobbe, De Korte. Maar voordat
ik dat doe, zeg ik dat mevrouw Dobbe van de SP-fractie ook is
aangeschoven. Zij was iets later. Welkom. Ik ga eerst naar de heer
Krul.
De heer Krul (CDA):
De heer Bevers zegt: de VVD denkt niet dat budgetbekostiging helpt.
Sterker nog, hij schetst eigenlijk een soort doembeeld van ambulances
die langs SEH's moeten rijden omdat daar geen trauma-artsen zijn. Ik heb
een heel simpele vraag: wat denkt de VVD dat wel helpt om acute zorg
beschikbaar te houden voor mensen in Nederland?
De heer Bevers (VVD):
Ik denk dat het belangrijk is dat dat we het fijnmazige netwerk dat we
al hebben, verder uitbreiden. Kunnen we garanderen dat elk ziekenhuis
een spoedeisende hulp houdt op het niveau waarop we het eigenlijk zouden
willen? Dan denk ik dat het antwoord nee is. Daar hebben we het
personeel niet voor. Het vraagt ook heel grote investeringen bij elk
ziekenhuis. Ik denk dus dat het logisch is dat je de heel hoogwaardige
spoedeisende hulpen concentreert en dat je daaromheen een aantal
voorzieningen hebt. Dat kan een wat minder grote spoedeisende hulp zijn,
maar ik zit daarbij ook te denken aan bijvoorbeeld spoedpoli's en
plekken voor eerstelijnsverblijf waar je een zekere mate van spoedzorg
kunt leveren. Het wordt nu heel erg gekoppeld aan het hebben van een
spoedeisende hulp. Ik denk dat dat echt een ingewikkelde kwestie is. Er
is nu ook al een verschil. Kijk naar de spoedeisende hulp in de umc's,
die zo hoogwaardig is. Bijna geen regulier ziekenhuis kan die leveren.
Maar daar maken we ook een aantal keuzes in. Ik denk dat die
differentiatie noodzakelijk is.
De voorzitter:
Oké, dank u wel. Ik ga ook letten op het antwoord. De heer Krul heeft
een scherpe vraag gesteld en daar kan een scherp antwoord op
komen.
De heer Krul (CDA):
Dus de heer Bevers zegt: wij denken niet dat budgetbekostiging ertoe
gaat leiden dat die SEH's blijven bestaan, want wij denken dat ze
sowieso niet blijven bestaan. Dat is eigenlijk het antwoord van de VVD.
Dus dan maakt het ook niet uit hoe je ze financiert. Maar ik heb de heer
Bevers ook horen zeggen dat hij er geen voorstander van is om SEH's uit
de marktwerking te halen. Wat is dan het voordeel daarvan? Gaan we dan
met marktwerking, in tegenstelling tot met dit model, er wel voor zorgen
dat er op meer plekken in Nederland spoedzorg is?
De heer Bevers (VVD):
Heel simpel: Ik denk dat het in beide gevallen moeilijk genoeg is. Ik
zie geen reden om de financiering aan te passen om de problemen op te
lossen. Ik denk dat we dat met een andere route moeten doen.
De heer Claassen (PVV):
Die vier minuten zijn kort. Ik heb in vier minuten in sneltreinvaart
voorstellen gehoord om de zorg verder af te breken, wat de VVD altijd
heeft gedaan. Ik hoorde nu ook allemaal voorstellen. Wij hebben eerst
met elkaar bedacht om met budgetfinanciering te werken. Dat wordt nu
gewoon weer de nek omgedraaid, nu ze de mogelijkheid hebben om dat te
kunnen doen. Dat siert ze. Daarmee zijn ze mooi in lijn met het beleid
dat ze altijd hebben gevoerd. Complimenten daarvoor. Maar ik heb niks
gehoord over hoe de VVD het personeelstekort wil aanpakken, behalve dan
door de zorg verder af te schalen.
De heer Bevers (VVD):
Het is altijd een mooi moment als je jezelf mag citeren: mijn fractie
betreurt dat, maar zal de afspraak uit het regeerprogramma respecteren.
Einde citaat. Dat heb ik zojuist gezegd. Dat zegt voldoende, volgens
mij. En verder, u weet dat wij ons heel erg inzetten voor een aantal
zaken die het personeelstekort mede moeten oplossen. Dat gaat over
innovatie en goed opleiden. Maar we zullen realistisch moeten zijn. We
zullen het moeten doen met de mensen die we straks hebben. Die zijn er
na 2030, 2040 nauwelijks meer.
De voorzitter:
De heer Claassen. Heel goed van u, u attendeert mij op de bel. Die bel
gaat ongeveer een minuut voor de start van de plenaire vergadering, het
debat dat daar zo gaat plaatsvinden. Tot die tijd schors ik even.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. De heer Claassen, in tweede instantie.
De heer Claassen (PVV):
Waar hadden we het over? Volgens mij hadden we het over de afbraak van
de zorg door de VVD, wat ze camoufleren met het woord "innovatie".
Innovatie kan natuurlijk, maar het is nooit de oplossing. De heer Bevers
heeft het over goed opleiden, maar dan ben ik wel benieuwd naar wat de
VVD dan verstaat onder "goed opleiden" om de arbeidsmarktproblematiek in
de zorg op te lossen.
De heer Bevers (VVD):
Goed opleiden betekent dat je in ieder geval moet zorgen … Kijk,
uiteindelijk is de acute zorg een tweedelijnsvoorziening. Je zult in
eerste instantie moeten zorgen dat de basiszorg in de directe omgeving
goed geregeld is. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven van hoe je die
moet inrichten. Dat betekent ook dat je er bijvoorbeeld voor moet zorgen
dat huisartsen makkelijker instromen in de opleiding. Je zult een aantal
oplossingen moeten aanwenden. Innovatie is er daar een van. Om terug te
komen op uw vraag, die toch … Nou ja, wat zal ik zeggen: ik denk dat er
verkiezingen aankomen. Laat het helder zijn: wij zijn altijd duidelijk
geweest over onze bezwaren tegen het uit de marktwerking halen van de
spoedeisende hulp. In tegenstelling tot sommige andere partijen komen
wij onze afspraken wel na. Dat heb ik zojuist ook gezegd.
De heer Claassen (PVV):
Au!
De voorzitter:
Die zal ik niet meetellen als interruptie, meneer Claassen. Het waren er
toch twee.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb het grootste deel van uw betoog meegekregen, maar excuses dat ik
wat later was. Wat ik ingewikkeld vind aan wat ik wél heb gehoord, is
dat aan de ene kant wordt gezegd dat elke minuut telt als het gaat over
acute en spoedeisende zorg. Elke minuut telt. Aan de andere kant zegt de
VVD dat we maar moeten accepteren dat er niet op elke plek een
spoedeisende hulppost is. En dat terwijl elke minuut telt. De reden
daarvoor is personeelstekort. Dan betrap ik de VVD toch wel op
selectiviteit in het bieden van oplossingen. Want als het gaat over
Defensie, de NAVO-norm van 5% en het personeelstekort daar, dan zetten
we alles op alles om het personeelstekort op te lossen, want het moet
worden opgelost. Waarom wil de VVD dat dan niet doen voor de zorg?
De voorzitter:
Voordat de VVD daarop ingaat, zeg ik tegen mevrouw Dobbe, die wat later
was, dat we maximaal vier interrupties hebben.
De heer Bevers (VVD):
U bedoelt een campagne? Ik probeer even goed te begrijpen wat u bedoelt.
Een campagne voor het werven van personeel?
Mevrouw Dobbe (SP):
Bij Defensie zie je dat alles op alles wordt gezet om personeel te
werven, omdat er onvoldoende personeel is. Waarom gebeurt dat niet in de
zorg?
De heer Bevers (VVD):
Wij zijn er zeker voor dat je een aantal maatregelen neemt om het werven
van personeel beter te maken. Je ziet dat er een aantal initiatieven
voor zijn. Er zijn bijvoorbeeld gemeenten die zorginstellingen helpen
met de huisvesting van personeel en voor een aantal zaken samenwerken.
Je ziet dat in regio's, maar je ziet het ook bij individuele
ziekenhuizen. Ik weet dat de minister vorige week in het vragenuur nog
een aantal heel specifieke maatregelen heeft genoemd die bijvoorbeeld
het Zuyderlandziekenhuis neemt om personeel te werven. Ik denk dat dat
uitstekend is. Ik zal ook altijd mensen oproepen om in de zorg te gaan
werken, omdat het een prachtig vak is. Het is ook een moeilijk vak, maar
het is een prachtig vak. Ik denk dat wij in die zin voldoende uitstralen
dat het belangrijk is om in de zorg te werken. Maar mensen moeten daar
natuurlijk wel zelf een keuze in maken. Ik kan mensen niet dwingen om
een zorgopleiding te gaan doen. Ik zou het ze wel aanraden.
Mevrouw Dobbe (SP):
De VVD zegt wel dat we moeten accepteren dat we de zorg afschalen
vanwege personeelstekort. Dat zegt de VVD bijvoorbeeld niet ten aanzien
van Defensie en de NAVO-norm. De VVD zegt niet als we die NAVO-norm van
5% niet redden: doe toch maar 2%. Nee, want de VVD zet alles op alles om
te zorgen dat er personeel wordt geworven om die norm te halen. Maar bij
de zorg zie ik dat niet. Er wordt nu al geaccepteerd dat er wordt
afgeschaald. Dat zien we dus in het hele land gebeuren. De zorg wordt
afgeschaald, omdat er onvoldoende prioriteit aan wordt gegeven. Erkent
de VVD dat dan tenminste?
De heer Bevers (VVD):
De VVD erkent dat we in een tijd leven waarin we een aantal ingewikkelde
keuzes moeten maken. Er zijn een aantal dilemma's. Daar lopen wij in
ieder geval niet voor weg. Ik erken dat wij zien dat de geopolitieke
situatie vraagt om heel grote extra investeringen in onze veiligheid.
Daar staan wij ook voor. Die keuze maken wij ook. Daar heeft u gelijk
in.
De voorzitter:
Mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank …
De voorzitter:
Nee, stop. Ik ging er even van uit dat mevrouw Dobbe het bij twee wilde
houden. Mevrouw Dobbe, ga uw gang.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik wil hier dan toch concluderen dat de VVD de zorg blijkbaar niet
belangrijk genoeg vindt om dit op te lossen. U kunt nee schudden, maar
in het hele land worden nu streekziekenhuizen gesloten en wordt de zorg
afgeschaald. De VVD zet niet alles op alles om dat te voorkomen. Het is
iets wat de VVD accepteert en blijkbaar acceptabel vindt, ondanks dat er
wordt gezegd dat "elke minuut telt".
De heer Bevers (VVD):
Ik zeg niet gauw dat iets totale onzin is, maar in dit geval wel. We
hebben net de begroting gekregen over 2026. Die is 10 miljard gestegen
ten opzichte van het voorgaande jaar. Ga nou niet beweren dat we niet
investeren in de zorg. Dat vind ik echt buiten de waarheid.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de interruptie van NSC.
Mevrouw De Korte (NSC):
NSC is eigenlijk heel erg blij dat er nu echt stappen gezet worden om in
het oosten van het land een helikopter neer te zetten. Het oosten wordt
vaak vergeten. Ondertussen stopt de spoedeisende hulp in heel veel
regionale ziekenhuizen. Dat is net ook al genoemd. U vindt dat kennelijk
prima. Budgetbekostiging helpt heel erg om de spoedeisende hulp open te
houden. Dus ik snap het niet zo goed. Enerzijds wordt er een helikopter
neergezet, want: elke minuut telt. Anderzijds wordt de spoedeisende hulp
in regionale ziekenhuizen gesloten.
De heer Bevers (VVD):
Ik zal proberen kort te antwoorden. Allereerst het voortdurende frame
dat de VVD het leuk vindt om spoedeisende hulpen of ziekenhuizen te
sluiten. Dat is natuurlijk totale onzin. We staan hier voor grote
dilemma's, voor grote keuzes. Wij staan wel voor de keuzes die we maken.
Dat wil helemaal niet zeggen dat ik elke ochtend met plezier een lijstje
maak en afstreep welke ziekenhuizen er dichtgaan. Ik vind dat echt
onzin. Op die manier neem ik daar ook afstand van. Dat een verandering
noodzakelijk is, onderschrijf ik wel, want de kosten van de zorg stijgen
nog steeds door. Ik heb er net richting mevrouw Dobbe een opmerking over
gemaakt. We zullen daar echt keuzes moeten maken. We hebben het probleem
van het personeel, zeker gezien de dubbele vergrijzing die er aankomt en
de hoeveelheid mensen die we wel of niet beschikbaar hebben. Dus zullen
we moeten staan voor een aantal keuzes. Dat zijn geen makkelijke keuzes.
Maar wij zitten hier ook niet voor ons gemak. Wij zitten hier om
verantwoordelijkheid te nemen. Die nemen wij inderdaad wel.
Mevrouw De Korte (NSC):
De heer Bevers van de VVD heeft geen antwoord gegeven op de vraag waarom
dan wel gekozen wordt voor die helikopter. Die kost heel veel geld. Wij
vinden het prima, maar anderzijds worden die spoedeisende hulpen
gesloten. Regionale ziekenhuizen zijn ontzettend belangrijk om dicht bij
de mensen hulp te verlenen. De financiering is dan niet meer per
behandeling. Dat helpt ook om de hulp te geven die nodig is. NSC kiest
dus voor andere dingen, niet meer voor financiering per behandeling maar
voor budgetbekostiging. Dat helpt daar heel erg in. Maar waarom komt er
dan wel een helikopter en wordt de eerste hulp toch gesloten?
De voorzitter:
De heer Bevers, kunt u ingaan op het laatste punt? Anders krijgt u weer
de vraag of u de vraag wilt beantwoorden.
De heer Bevers (VVD):
Voorzitter, ik heb de vraag in die zin al beantwoord. Wij zien de
budgetbekostiging niet als oplossing voor het probleem. Wij denken dat
een andere financieringsmanier dit niet gaat oplossen. Daar ben ik
eerder al duidelijk over geweest. In alle eerlijkheid, de verhouding van
de kosten van de helikopter tot de totale begroting … Ja, het is veel
geld, maar laten we daar wel realistisch over zijn. Ook regio Oost en
regio Zuid hebben recht op goede mmt-zorg op het moment dat het echt
nodig is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de inbreng van de volgende spreker, van de
NSC-fractie.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Mensen kunnen in de regio steeds moeilijker
terecht bij spoedeisende hulp. Eerste hulpen sluiten tijdelijk vanwege
personeelstekorten. Ambulances moeten steeds verder rijden, terwijl bij
acute zorg elke minuut telt. Net als bij de brandweer moet ook de
spoedeisende hulp altijd beschikbaar zijn, 24 uur per dag, 7 dagen per
week. Nieuw Sociaal Contract is daarom blij dat er wordt gewerkt aan
budgetbekostiging voor de eerste hulp, de acute verloskunde en de ic's.
Het geeft bestaanszekerheid voor de regionale ziekenhuizen. De minister
heeft daarover onlangs een brief gestuurd. De vraag aan de minister is:
gaat de minister met de budgetbekostiging ook stimuleren dat de medisch
specialisten in loondienst worden genomen? Zijn daar nog belemmeringen
voor?
Voorzitter. Er is een nijpend tekort aan eerstehulpverpleegkundigen,
ic-verpleegkundigen en ambulanceverpleegkundigen. Zonder
verpleegkundigen is er geen zorg. In het ergste geval wordt de afdeling
gesloten. De vraag aan de minister is: hebben we wel zicht op het aantal
benodigde eerstehulpverpleegkundigen, ic-verpleegkundigen en
ambulanceverpleegkundigen? Voor zover wij konden nagaan heeft het
Capaciteitsorgaan er voor het laatst in 2022 iets over geschreven. Vindt
de minister ook dat er elke twee jaar een capaciteitsplanning gemaakt
moet worden? Kan de minister toezeggen dat hij het Capaciteitsorgaan
vraagt om een tweejaarlijkse telling van aantallen en behoefte aan
gespecialiseerde verpleegkundigen? Kan hij vragen om bij die
capaciteitsplanning ook te kijken naar de verschillen in de regio? Een
belangrijke vraag is dan ook: kunnen we bij een nieuwe pandemie nog wel
opschalen? Zijn we voorbereid of zijn we opnieuw kwetsbaar?
Dan wil ik het hebben over de scholing. Ik hoor dat medisch specialisten
vaak €5.000 aan scholing per jaar ontvangen, terwijl voor
verpleegkundigen vaak maar €300 beschikbaar is. Daarom vraag ik aan de
minister: waarom bestaat deze scheve verdeling in scholingsgeld? Gaat de
minister hierop ingrijpen? Zonder goed opgeleide verpleegkundigen is er
geen goede zorg.
Dat geldt ook voor onderzoek. In coronatijd deed mijn collega
verpleegkundig onderzoek naar de beste manier van beademen. Dat heeft
veel patiënten behoed voor beschadiging aan de longen. Als
verpleegkundigen hun master of PhD hebben, is er vaak geen specifieke
functie voor hen. Onderzoek kan de innovatie en effectiviteit van zorg
echter verbeteren. Ook verbetert het de loopbaanmogelijkheden. Toch gaat
er weinig onderzoeksgeld naar verpleegkundigen. Daarom vraag ik aan de
minister: waarom is er deze scheve verdeling in onderzoeksgeld? Kan de
minister toezeggen dat hij de verdeling van scholings- en onderzoeksgeld
tussen medisch specialisten en verpleegkundigen eerlijker maakt?
Voorzitter. We moeten eerlijk zijn over de toekomst van de zorg. We
kunnen er niet van uitgaan dat er meer verpleegkundigen komen. We moeten
daarom ook kijken naar het zorggebruik. Er zijn 1,5 miljoen
ambulanceritten per jaar. Daarvan is 33% van 75-plussers. Bijna de helft
van hen komt in de maand voor overlijden nog op de eerste hulp. Uit mijn
eigen onderzoek weet ik dat veel van deze opnames van oudere, zeer zieke
mensen van wie bekend is dat het levenseinde nadert, vermijdbaar zijn.
In de verpleegeisen is proactieve zorgplanning verplicht. Dat werkt:
spoedopnames dalen. Dat wil niet zeggen dat mensen geen zorg meer mogen
krijgen. Iedereen moet elke gewenste zorg krijgen, maar het moet wel
besproken worden, ook in de wijkverpleging. Kan de minister toezeggen
dat hij binnen het AZWA kijkt hoe de wijkverpleging een actieve rol kan
krijgen om proactieve zorgplanning bij mensen ouder dan 75 jaar te
bespreken, zodat er geen onnodige ziekenhuisopnames komen? Als u daar
meer over wilt weten, kunt u mijn proefschrift nog eens lezen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat wordt nu niet overhandigd, neem ik aan? Dat had gemogen!
De heer Bevers (VVD):
Allereerst, het laatste stuk van de bijdrage van mevrouw De Korte is me
zeer uit het hart gegrepen. Ik heb echter een korte vraag over een ander
onderdeel. U had het over de spoedzorg: elke minuut telt. Ik heb in mijn
bijdrage ook een opmerking gemaakt over het uitwisselen van gegevens,
zeker bij die spoedeisende hulp en steeds vaker ook al onderweg door
steeds geavanceerdere ambulances. We kennen NSC als uitermate kritisch
over die uitwisseling van gegevens. Wij hebben ooit gezegd: een opt-out
zou bespreekbaar moeten zijn. Hoe staat mevrouw De Korte daarin met
betrekking tot deze opmerking over de spoedzorg?
Mevrouw De Korte (NSC):
Daar hebben we inderdaad vaker over gesproken met de VVD. Wij vinden
allereerst dat gegevens van patiënten heel erg goed beschermd moeten
worden. Dat zien we ook bij het RIVM, waar heel veel gegevens gehackt
zijn. Die mening blijft. Maar tussen hulpverleners onderling moet de
gegevensuitwisseling optimaal zijn. Het is ook belangrijk dat alles goed
genoteerd wordt. Er wordt namelijk niet altijd goed genoteerd wat
ouderen die het levenseinde nabij zijn, willen aan het einde van hun
leven. Dus laten we zorgen dat in de dossiers alles goed genoteerd
staat.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de volgende spreker van de zijde van de
Kamer. Dat is de heer Bushoff, GroenLinks-PvdA.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Als Groninger kom ik relatief vaak toch nog
helemaal aan de andere kant van het land, in Limburg, onder andere ook
in Heerlen. In aanloop naar dit debat moest ik denken aan een van de
bezoeken die ik daar heb afgelegd, niet het meest recente bezoek maar
een bezoek van precies een jaar geleden aan de wijk Meezenbroek, een
oude mijnwerkerswijk in Heerlen-Noord. Daar ontmoette ik Miets. Miets is
86 jaar oud. Ze had haar huisje keurig op orde. Je komt daar niet weg
zonder een of misschien wel twee punten vlaai en koffie te hebben gehad.
Dat moet. Maar nog los van die gastvrijheid was ik vooral onder de
indruk van hoe scherp Miets de dingen nog zag en van haar strijdlust.
Zij zei: "Als je de huizen in een oude mijnwerkerswijk waar mensen graag
willen wonen sloopt en als je voorzieningen zoals onderdelen van het
ziekenhuis weghaalt, raakt dat met name oudere mensen, mensen met een
kleine beurs, mensen met een kwetsbare gezondheid en mensen die daar
gewoon een gezin willen stichten. Zij zijn de dupe daarvan, want zij
kunnen dan niet meer wonen op de plek waar hun hart ligt. Dat mogen we
niet laten gebeuren!"
Ik hoop eigenlijk dat een stukje van die visie en ook een stukje van die
strijdlust langzaam — hoewel het mij niet snel genoeg kan gaan —
doorsijpelt hier in politiek Den Haag. Want als je eerlijk ben en je
pakt de kaart van Nederland erbij en je kijkt naar de inrichting van het
acutezorglandschap, dan zie je dat we die inrichting heel anders zouden
vormgeven als we opnieuw zouden kunnen beginnen en als we die
spreadsheetbril af zouden kunnen zetten waarbij altijd regio's met
minder mensen aan het kortste eind trekken.
Ik weet dat we niet de luxe hebben om die kaart van het verleden
volledig opnieuw in te richten, maar ik denk wel dat we de dure
verplichting hebben aan de toekomst om fundamenteel anders te gaan
kijken naar de inrichting van ons acutezorglandschap. De spreadsheetbril
moet af worden gezet en er moet meer geredeneerd worden vanuit ideeën en
vanuit de overtuiging dat elke regio telt. Ik ben ook benieuwd of de
minister kan aangeven of hij deze visie, eigenlijk de visie van Miets,
deelt en in welke mate die visie dan ook onderdeel is van de eventuele
invoering van budgetbekostiging.
Voorzitter. Naast dat ik fundamenteel anders kijk naar de inrichting van
de acute zorg, met andere, bijpassende financiering, denk ik dat je ook
zeggenschap zult moeten organiseren over zorgvoorzieningen van inwoners,
van bestuurders en van zorgprofessionals. Daartoe hebben GroenLinks-PvdA
en het CDA recentelijk ook de wet gewijzigd. Daarnaast, dus als derde
punt, zou je ook iets moeten doen aan het personeelstekort. Daarbij zie
ik echt een rol weggelegd voor het Rijk, ook in een regio als Heerlen.
Ik vraag de minister of hij deze rol ook ziet weggelegd voor het Rijk.
Een rol om bijvoorbeeld regionale onderwijsdeals te sluiten, om er zo
voor te zorgen dat het aantrekkelijk wordt om mensen op te leiden in de
regio's waar dat zo nodig is, zodat zij daar gaan wonen, perspectief
hebben et cetera. Ik denk dat daar echt nog extra stappen in zijn te
zetten.
Voorzitter. Tot zover het punt van de acute zorg. Er zijn nog twee
andere punten die ik wil uitlichten in dit debat. Het eerste gaat over
de mobiel medische teams, mmt's. Het is natuurlijk bizar dat in Limburg,
waar ze al te maken hebben met het afschalen van de acute zorg in
Heerlen, nu ook nog eens een soort witte vlek ontstaat rondom die mmt's.
Ik vind het gek dat hoewel het misschien wordt opgelost, er geen
financiering voor is. Hoe kijkt de minister daarnaar? Waarom zou daar
geen financiering vanuit het Rijk bij moeten?
Dan mijn laatste punt tot slot. We hebben in Nederland een prachtig
netwerk van aed's. Dat redt echt mensenlevens. 300.000 vrijwilligers
kunnen reanimeren. Het gekke is alleen dat juist in de wijken waar
mensen minder geld hebben en de gezondheidsproblemen vaak groter zijn,
bijvoorbeeld in Heerlen-Noord, in Utrecht Overvecht, in Rotterdam-Zuid
onder het Zuiderplantsoen, of in Winschoten, in mijn eigen provincie, de
dekking van die aed's heel erg slecht is. Dat kan niet. Ik denk dat dit
probleem in twee punten zit. Het zit 'm in de bekendheid. Is de minister
dus bereid om de bekendheid van de mogelijkheid om aed's aan te vragen
te vergroten, onder andere bij gemeenten? En het zit 'm ook in de
betaalbaarheid. Zo'n aed kost namelijk geld en het kost ook geld om
mensen op te leiden om zo'n aed te gebruiken. Soms zit dit in de
aanvullende verzekering, maar veel mensen met een laag inkomen hebben
die niet. Kan de minister ook daar iets in betekenen, zodat er ook in
die gebieden voldoende aed's zijn?
De voorzitter:
Dank u wel. Iets over de tijd, maar u kwam tot een afronding. Dat
scheelt. De heer Krul. Aan u het woord.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Tijdens de zomervakantie merkten heel veel Nederlanders weer
hoe goed we het hier eigenlijk hebben, want eerlijk is eerlijk: als je
in Spanje op een camping drie formulieren moet invullen voordat je een
pleister krijgt of in Frankrijk uren moet wachten op een pijnstiller,
dan besef je dat we in Nederland eigenlijk een heel goed systeem hebben.
Maar dat systeem in Nederland staat wel onder druk. Het piept en het
kraakt. Het is goed dat er een paar stappen gezet worden, ook weer door
deze minister, om die uitdagingen te lijf te gaan.
Voorzitter. Ook het CDA is voorstander van de invoering van
budgetbekostiging. Hete hangijzers zijn hier wel het hoe en het hoe
snel. Daar hebben wij een paar vragen over. Ik denk dat de minister ons
daarbij kan helpen. De minister kiest ervoor om het besluit van de
vorige minister door te zetten. Dat wil zeggen dat hij kiest voor het
invoeren van budgetbekostiging met beperkte afbakening per 2027 in
combinatie met de ontwikkeling van een groeipad. Voor het CDA is het nog
steeds een beetje onduidelijk waarom dit scenario nou precies de
voorkeur heeft en niet bijvoorbeeld een betere afbakening per 2028. Kan
hij nog eens heel duidelijk aan de Kamer uitleggen waar die afweging 'm
precies in zit en welk doel hiermee bereikt wordt? Het klopt dat in het
regeerprogramma stond dat het zo snel mogelijk moest. Dat begrijp ik. Ik
heb de heer Bevers net ook horen zeggen: dat regeerprogramma blijven we
respecteren. Maar de situatie is natuurlijk wel degelijk anders. We zijn
inmiddels twee-, drie-, vierdubbel demissionair.
Goed, voorzitter. Dan de ontwikkeling van het groeipad. Voor het CDA is
het cruciaal dat de ontwikkeling concreet vorm krijgt. Het is nu te vaag
hoe we dat gaan doen. Wil de minister toezeggen dat hij bijvoorbeeld
voor het einde van dit jaar een procesvoorstel kan doen voor de
ontwikkeling van het normenkader, waar zo over gesproken wordt, en het
groeipad? Uiteindelijk zit de echte oplossing waar we naartoe willen
daarin verstopt. Wat is de stip op de horizon? Welke visie zit erachter?
Wanneer moeten de differentiatie en het normenkader klaar zijn? In welk
jaar hebben we het pad dan doorlopen? Durft de minister hier een jaartal
aan te koppelen? Daar hebben wij in ieder geval behoefte aan.
Voorzitter. Mijn tweede punt betreft het Zuyderlandziekenhuis. Ik heb
eigenlijk maar één concrete vraag, namelijk of de minister daar iets
meer over kan vertellen. Er zijn heel veel moties ingediend. Die worden
bijna allemaal aangenomen. Maar ik richt me even specifiek op de
geboortezorg. Ik heb samen met de heer Claassen, de heer Bushoff,
mevrouw Dobbe en de heer Dijk moties ingediend over het behoud van de
geboortezorg en de precieze inrichting van het zorgaanbod aldaar. Wij
zijn benieuwd of de minister iets meer kan vertellen over het proces wat
daar loopt — daar zou een terugkoppeling van komen — en of hij het met
ons eens is dat in een regio waar de SES-score zo laag is, het afschalen
van de geboortezorg in ieder geval risico's met zich meebrengt.
Goed, voorzitter. Ik kom aan bij kinderhartchirurgie. Om heel eerlijk te
zijn begin ik dit onderwerp echt een slechte soap te vinden. Er komt
eigenlijk niks terecht van de beloofde samenwerking. Er is nauwelijks
voortgang. De inspectie geeft aan dat het aan urgentie ontbreekt bij de
ziekenhuisbesturen. Het pijnlijke daarvan is dat de zorgverleners hier
uiteindelijk de dupe van worden, want de druk op hun werk wordt steeds
groter. Ik ben benieuwd of de minister hierin een rol voor zichzelf ziet
weggelegd, in zijn positie als stelselverantwoordelijke natuurlijk. Ik
ben benieuwd of hij daarin überhaupt een rol voor zichzelf ziet en
wanneer hij daarin de regie naar zich toe wil gaan trekken.
Tot slot, voorzitter, nog twee hele concrete vragen. De minister wil een
basis ic-capaciteit van 1.150 bedden in de wet gaan vastleggen. Dat
vindt het CDA interessant. Kan de minister hier wat meer over vertellen
en kan hij vertellen hoe hij tot dit besluit gekomen is? Wat zijn de
implicaties daarvan als het gaat om zorg, personeel en kosten?
Tot slot, voorzitter, een checkvraag. Het amendement-Bushoff/Krul werd
net al even benoemd. Dat gaat over het borgen van het democratische
proces in de zorg. Dat doen we in de Wkkgz, zoals bekend. Kan de
minister ons in ieder geval vertellen dat hij dit gewoon gaat doen zoals
bedoeld? In de brief lezen wij namelijk over een "technische wijziging".
Ik wil even horen wat de minister daar precies mee bedoelt. Wij gaan er
gewoon van uit dat het integraal wordt overgenomen in de bestaande
regelgeving. Graag een reactie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de volgende spreker, de heer Claassen
namens de PVV-fractie.
De heer Claassen (PVV):
Voorzitter. In het mondelinge vragenuur spraken de minister en ik al met
elkaar over de 21,5 miljoen winst die Zuyderland boekte. Het is niet
alleen Zuyderland dat zulke winst maakt. Laten we wel zijn: winst maken
is op zich geen probleem. Wij vinden het wel stuitend dat een ziekenhuis
essentiële zorg in een kwetsbare regio wil afschalen, terwijl het totaal
niet duidelijk is of er middelen zijn en hoe deze middelen worden
ingezet om dat te voorkomen. Uit de allereerste analyse bleek ook dat de
keuze voor locatie Sittard-Geleen vooral een centenkwestie was en niet
per se een personeelskwestie. Nee, dit is geen hetze tegen Zuyderland,
zeg ik alvast tegen de bestuurder, maar wij willen zicht krijgen op de
keuzes die zorginstellingen maken en hebben de nadrukkelijke wens om
daar meer grip op te krijgen. Deze casus is eigenlijk een kwalijk gevolg
van hoe we de zeggenschap over de zorg in Nederland hebben geregeld en
uiteindelijk ook zijn kwijtgeraakt. Daarom opnieuw de vraag aan de
minister of hij bereid is wettelijk te regelen dat bij beoogde
afschaling van zorg winsten vooral moeten worden ingezet om diezelfde
afschaling te voorkomen.
Ik ontken ook niet dat er een arbeidsmarktprobleem is in Parkstad of
überhaupt in Nederland, maar ik vraag nu opnieuw aan de minister welk
samenwerkingsplan of welke samenwerkingsplannen Zuyderland met zijn
partners als Zuyd Hogeschool, VISTA college en het MUMC+ heeft om
versneld op te leiden tot verpleegkundige of gespecialiseerd
verpleegkundige. De eerdere beantwoording van de minister, maar ook van
zijn voorgangers, hoor, was supervaag. Ook in de gesprekken met de
zorgbestuurder van Zuyderland worden samenwerkingsplannen niet concreet.
Ik verwacht nu echt duidelijkheid van de minister.
In algemene zin zien we dat de Subsidieregeling opleidingsmodule Basis
Acute Zorg na een verlenging in 2024 is gestopt. We zien dat
deeltijdopleidingen die willen versnellen, uiteindelijk toch nog langer
dan twee jaar moeten duren en dat de ontwikkeling van EPA's weliswaar
gestaag groeit, maar er visie en regie lijken te ontbreken over hoe deze
zouden kunnen landen, ook binnen de initiële
verpleegkundigenopleidingen. Dat zijn niet echt signalen dat er urgentie
wordt gevoeld om de arbeidsmarktproblematiek aan te pakken. Dit zou een
gedeelde zorg van deze minister en de minister van OCW moeten zijn. Bent
u daarover in contact? Welke plannen bent u aan het bedenken of heeft u
al bedacht om de arbeidsproblematiek op deze wijze te benaderen?
Bijvoorbeeld OOR ZON zou daar ook iets in kunnen betekenen als het gaat
om de regionale aanpak van medisch-specialistische opleidingen, zowel
voor verpleegkundigen als voor artsen. Bent u daarvan op de hoogte? Wat
is de status daarvan? Wat doen zij nu voor de regio?
Voorzitter. De top 100 meest voorkomende electieve ingrepen worden
vrijwel volledig gefinancierd op basis van marktwerking. Het idee was
dat dat voor lagere tarieven zou zorgen, maar in de praktijk worden
grote ziekenhuizen alleen maar groter en rekenen ze hogere prijzen voor
reguliere zorg dan kleinere ziekenhuizen. Alle dbc's vallen onder de
Zorgverzekeringswet, met een segment b voor volledige marktwerking en
het a-segment voor als de NZa een maximumtarief stelt. We willen de
visie van de minister op wat er zou gebeuren als we die 100 meest
voorkomende electieve ingrepen, regulier en acuut, zouden overhevelen
van b naar a en de NZa daar ook een maximumtarief voor vaststelt.
Regionale ziekenhuizen zijn immers goedkoper voor reguliere en acute
zorg. Dat zou hun positie versterken, denken wij. Is de minister bereid
dit idee te onderzoeken en de uitkomsten voor het VWS-begrotingsdebat
aan de Kamer te doen toekomen?
Voorzitter. Het doel is om via budgetfinanciering de acute zorg op korte
termijn uit de marktwerking te halen. Maar volgens ons staat het hele
plan op losse schroeven, vooral omdat de minister alleen maar zit te
polderen met een bonte stoet partijen die allemaal een andere agenda,
een ander tempo of andere prioriteiten hebben. Ik vraag aan de minister
om eens in jip-en-janneketaal uit te leggen wat de status is van de
implementatie, hoe dat samenhangt met het modewoord "groeipad" — als ik
aan een groeipad denk, denk ik eigenlijk aan een blauw verkeersbord met
een wit streepje en een rood balkje daarbovenop — en welke rol de
minister voor zichzelf ziet in het uiteindelijk doen slagen van deze
missie, zodat dit voor 2028 eindelijk geregeld is.
Tot slot, voorzitter. Bijna anderhalf jaar geleden nam de Kamer de
PVV-motie voor mmt-uitbreiding in Oost-Nederland aan. Laten we er ook
vandaag even bij stilstaan dat dat onze motie was. We lezen vandaag dat
er eindelijk stappen zijn gezet om in ieder geval voor die regio de
juiste zorg te regelen. Ik neem aan dat hierin de mmt-auto voor
Zuid-Limburg is meegenomen. Zij kunnen namelijk al medio 2026 …
starten.
De voorzitter:
Ik maakte even een gebaar om u te vragen tot een afronding te
komen.
De heer Claassen (PVV):
Ik vond het een cliffhanger. Daarom wachtte ik heel even.
De voorzitter:
Bent u nu wel aan het einde gekomen van uw betoog?
De heer Claassen (PVV):
Nou ja … Ja.
De voorzitter:
Vier minuten is in deze commissie overigens nooit genoeg, zeg ik ook
richting de kijkers. Dat zegt iets over de hoeveelheid onderwerpen die
aan zo'n commissiedebat hangen. Daar heb ik alle begrip voor. Meneer
Bevers heeft de eerste interruptie.
De heer Bevers (VVD):
Ik denk dat het mijn tweede is, maar goed. Ik kom even terug op de
laatste opmerking. Ik wil aangeven dat u natuurlijk volkomen gelijk
heeft dat u de motie over de mmt's heeft ingediend. Laat daar geen
misverstand over bestaan. Maar wij hebben geconstateerd dat die niet
uitgevoerd is. Daarom hebben wij 'm geregeld. Daar hebben we inderdaad
ook het grondgebonden team in Maastricht bij betrokken. Dat even ter
toelichting. Daarmee ben ik eigenlijk al door de tijd voor mijn
interruptie heen, maar goed.
U maakte een opmerking. Daar heb ik misschien een beetje een technische
vraag over. Het ging over het eventueel inzetten van de winsten, de
bedrijfsresultaten, van de ziekenhuizen om afschaling te voorkomen of te
vertragen. Winst, een bedrijfsresultaat, is eenmalig. Als je de
afschaling wil stoppen of vertragen, moet je die volgens mij structureel
inzetten. Waar moet ik dan aan denken? Als je zegt dat je een deel van
dat geld daarvoor gaat inzetten, hoe zou je dat moeten doen zonder niet
na een jaar opnieuw in de problemen te komen als de bedrijfsresultaten
binnenkomen?
De heer Claassen (PVV):
Als een ziekenhuis in 2023 19,5 miljoen winst maakt en het jaar daarna
21,5 miljoen, zou ik het graag willen weten als een ziekenhuis gaat
afschalen, misschien niks doet om extra personeel aan te trekken of niet
investeert in stenen. Dan vind ik het belangrijk om te weten wat een
ziekenhuis met die winst doet. Gaat die winst naar MRI's, naar het
inhuren van specialisten op zzp-basis, wat duizenden euro's kost, of
naar het aantrekken van mensen die €700.000 kosten, om de boodschap van
"afschaling" aan de man te brengen? Het geld kan ook daarin gaan zitten.
Maar ik heb liever dat dat geld dan gaat naar bonussen voor personeel,
naar het aantrekkelijker maken om op een SEH te werken of naar
investeringen om beetje bij beetje kapitaal voor nieuwbouw op te bouwen.
Dat zou ik veel liever zien. Maar we weten het niet. Daarom heb ik de
minister gevraagd om dat inzichtelijk te maken. Daar hebben wij eerder
ook vragen over gesteld: wat doen die ziekenhuizen met de winsten die ze
maken om dreigende afschaling te voorkomen? Als zou blijken dat daar
meer geld voor zou kunnen worden ingezet, dan zouden wij daar als
overheid enige sturing op moeten hebben.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Laat dit glashelder zijn: natuurlijk had GroenLinks-PvdA het liefst
gezien dat het Zuyderlandziekenhuis bij geen van de afdelingen zou
afschalen. Ik denk dat veel meer mensen, ook de mensen in het
ziekenhuis, dat misschien het liefste hadden gezien. Toch blijft de
volgende vraag bij mij hangen naar aanleiding van het betoog van de heer
Claassen: wat vraagt hij nou van deze minister wat zijn eigen minister
niet kon regelen? Welk vertrouwen heeft de heer Claassen in deze
minister? Wat kan deze minister wel regelen voor het Zuyderland wat zijn
eigen minister niet kon regelen?
De heer Claassen (PVV):
Ik wil de woorden "niet vertrouwen" of "wel vertrouwen" niet gebruiken.
Het gaat over de vraag welke middelen deze minister heeft. Deze minister
heeft dezelfde middelen als de vorige minister en de minister daarvoor
en alle ministers voor haar, tot aan 2006 volgens mij. Daarna is er een
situatie ontstaan waarin we een heleboel zeggenschap over de manier
waarop we ons zorgstelsel inrichten, hebben belegd bij derden: bij de
zorgorganisatie zelf, bij de NZa en noem maar op. Er zal dus een
verandering moeten plaatsvinden. Wij zijn ook pleitbezorger van het idee
om te bekijken waarover je als overheid meer zeggenschap kunt krijgen.
Dan doel ik op het hebben van meer regie over welke keuzes er gemaakt
worden in het zorglandschap. Het korte antwoord op de vraag is dus als
volgt: ook deze minister zal die middelen niet hebben, maar hij kan die
middelen wel creëren door daar zelf wetgeving voor te maken. En anders
moeten we het zelf doen.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Wat ik toch lastig hieraan vind, is dat ... Nee, laat ik positief
beginnen! Er komt nu toch een beetje een genuanceerder verhaal dan
bijvoorbeeld bij voorgaande verkiezingscampagnes. Op zichzelf is dat
winst, denk ik. Maar het lastige is natuurlijk wel dat we hiermee op
korte termijn niet iets veranderen voor het Zuyderlandziekenhuis. Het
aanpassen van wetgeving kost tijd. Ik ben er van harte voorstander van
dat we dat doen. Ik heb zojuist ook een aantal voorstellen daartoe voor
het voetlicht gebracht. Tegelijkertijd heb ik ook een paar dingen
benoemd die misschien op korte termijn kunnen helpen. Ik ben dus nog op
zoek naar het volgende: wat is nou een kortetermijnding om te vragen
voor de inwoners van Parkstad? Is dat het openhouden van het
geboortecentrum, is dat kijken naar en investeren in het opleiden van
extra personeel bijvoorbeeld, zodat er mogelijk in 2030, wanneer die
verandering binnen het Zuyderlandziekenhuis plaatsvindt, toch voldoende
personeel is? Ik heb daar zelf een aantal voorstellen voor gedaan. Wat
wil de PVV zelf? Welk concreet voorstel waar mensen in Parkstad mee
geholpen zijn, doet de PVV nou?
De heer Claassen (PVV):
Al die voorstellen die de heer Bushoff nu net deed, hebben wij al eerder
gedaan. Ik kan dus alleen maar zeggen: dat zijn hele mooie voorstellen,
meneer Bushoff. Het klopt; die dingen zouden moeten gebeuren.
De voorzitter:
Dan komen we aan het einde van de inbreng van de heer Claassen. Het
microfoontje doen wij soms zelf uit. Als u het vergeet, doen wij dat
zelf. Weet u waarom dat is? Omdat die camera anders helemaal op hol gaat
slaan, zo van: wie moet ik nou filmen? Ik heb u allen even lief, maar de
camera richt zich altijd op één persoon.
Die richt zich nu op mevrouw Joseph van de BBB-fractie! U bent aan de
beurt.
Mevrouw Joseph (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Acute zorg is geen luxe, maar een
levensvoorwaarde. Iedereen, of je nu in Rotterdam of Limburg woont, moet
kunnen rekenen op toegankelijke zorg wanneer en waar die nodig is. Maar
de acute zorg staat onder druk. Tussen 2011 en 2022 sloten 18
spoedeisendehulpposten en in 2025 zijn er nog slechts 76 volledig open.
Ondertussen zijn er regio's waar 's nachts geen traumahelikopter
beschikbaar is en de 45 minutennorm niet wordt gehaald. Dit zijn geen
incidenten, maar structurele problemen die om landelijke regie
vragen.
Volgens BBB is een van de belangrijke oorzaken dat de huidige
bekostiging faalt. Marktwerking leidt tot centralisatie en afbouw van
regionale voorzieningen. BBB is dan ook enthousiast over de stap naar
budgetbekostiging. Wij lezen dat de minister per 2027 wil starten met
budgetbekostiging van de spoedeisende hulp, maar 2027 is natuurlijk nog
wel ver weg. In de tussentijd zijn er mogelijk alweer nieuwe sluitingen.
Daarom pleit BBB voor een tijdelijk beschikbaarheidsfonds
ziekenhuiszorg, een fonds dat financiële ruimte kan bieden aan regionale
ziekenhuizen met publieke functies zoals spoedeisende hulp, intensive
care en acute verloskunde, zodat we sluitingen kunnen voorkomen en
volwaardige acute zorg in kwetsbare regio's kunnen behouden.
Ik heb gelezen dat de minister schrijft: zo'n traject duurt nog langer
dan de budgetbekostiging. Maar ik heb de afgelopen twee jaar dat ik in
de Kamer zit ook gemerkt dat als de regering iets wil, er heel vaak ook
allerlei sluiproutes mogelijk zijn. De minister zei dat staatssteun niet
zomaar kan. Maar wij hebben begrepen dat er wel Europese staatssteun
mogelijk is voor diensten van algemeen en economisch belang; DAEB. We
vroegen ons af of je niet die ziekenhuizen tijdelijke staatssteun kan
geven via bijvoorbeeld zo'n Europees kader als ze dreigen af te schalen
of om te vallen. Zo ja, waarom is dit niet gebruikt om meer continuïteit
en garanties te bieden aan ziekenhuizen die mogelijk dreigen af te
schalen door gebrek aan een solide financiële basis of een gebrek aan
investeringen om medewerkers aan zich te binden, zoals nu bijvoorbeeld
in Twente?
Daarnaast vragen wij de minister aandacht voor de stationering van de
traumahelikopter op Teuge. Het is vaker genoemd vandaag. Grote delen van
Oost-Nederland zijn al jaren een witte vlek in het netwerk van de mobiel
medische teams. We begrijpen dat er overdag wordt bijgesprongen door
Duitse helikopters en er 's nachts hulp komt vanuit Brabant en
Groningen. Dit leidt tot onnodige risico's. De plannen voor de vijfde
traumahelikopter op vliegveld Teuge liggen klaar en kosten ongeveer 9
miljoen euro per jaar. De urgentie is breed erkend. Toch heeft het
kabinet nog geen geld gereserveerd. Onze vraag en ons voorstel is dan
ook: is de minister bereid om met de Kamer te zoeken naar financiering
om dit toch mogelijk te maken, inclusief het mobiel medische team in
Maastricht? Kan de minister specifiek voor Teuge met de provincie
bekijken of er niet toch een tijdelijke uitzondering mogelijk is op het
luchthavenbesluit voor de stationering van de helikopter? Ik heb nu
gelezen dat het een of twee jaar kan duren voordat dit er is. Dat is
natuurlijk ook zonde van de tijd.
Voorzitter. BBB wil dat zorggeld en tijd van de medewerkers echt aan
zorg besteed wordt. Zorg is geen markt, maar een basisvoorziening.
Daarom hebben wij ook voorstellen. We zien graag dat de winst van
ziekenhuizen, als die er is, besteed wordt aan bijvoorbeeld het behoud
van personeel en aan voorkomen dat er afschaling nodig is. We zouden ook
graag zien dat de winst van zorgverzekeraars ingezet wordt voor acute
situaties. Daarnaast zien we graag dat er minder tijd opgaat aan
indirecte zorgtaken — ik noem managementfuncties en
communicatieadviseurs — en dat maximaal 5% van de tijd besteed wordt aan
dit soort dingen. Natuurlijk schrappen we ook graag overbodige regels en
indicatieprocedures. Ik heb gezien dat het erg lastig is, maar ik denk
dat dit gewoon meer regie vraagt van de overheid. Elke regel is een keer
bedacht omdat iemand 'm belangrijk vond. Als je het overlaat aan het
zorgveld, blijven alle regels bestaan. Deze maatregelen leveren volgens
ons niet alleen geld en tijd op, maar kunnen ook het vertrouwen in de
zorg herstellen. Zorg draait om mensen en niet om spreadsheets.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is in ieder geval een interruptie van de heer
Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
In aanloop naar dit debat was ik vanochtend nog in gesprek met mensen
uit Heerlen. Ik ben een paar weken geleden op bezoek geweest bij het
AMC. Zo leg je overal je oor te luisteren. Gisteren of eergisteren kreeg
ik ook nog een bericht van heel veel kinderartsen van verschillende
umc's. Die zeiden allemaal, stuk voor stuk: wij zijn klaar om een aantal
ernstig zieke en gewonde kinderen uit Gaza op te vangen. Dat kunnen wij.
Mijn vraag aan mevrouw Joseph, die tot voor kort bij de NSC-fractie zat,
die er een voorstander van is, en die nu bij de BBB-fractie zit, die er
een tegenstander van is, is wat haar persoonlijke afweging is om ertegen
te zijn. Het gaat om één stem verschil.
Mevrouw Joseph (BBB):
Dit debat gaat over acute zorg, en ik volg hierin Caroline van der Plas.
Ik ga hier geen Gazadebat van maken.
De voorzitter:
Oké. Meneer Bushoff, daar moet u het toch mee doen.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dit gaat over de acute zorg. Het zijn artsen in Nederland, kinderartsen
van verschillende umc's, die acute zorg zouden kunnen verlenen aan
kinderen die dat keihard nodig hebben. Dus het gaat er wel degelijk
over. Het past ook om daar een vraag over te stellen. Omdat het over
zo'n onderwerp gaat, zou ik het ook passend vinden als u gewoon antwoord
geeft op de vraag wat uw persoonlijke afweging is om ertegen te zijn om
een paar kinderen op te vangen, waar al die kinderartsen toe
oproepen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Joseph.
Mevrouw Joseph (BBB):
Ik herhaal: ik ga hier geen Gazadebat van maken.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Een punt van orde: het is geen Gazadebat. Het is gewoon een vraag over
de acute zorg. Ik werp echt verre van mij dat dit geen onderdeel van dit
debat zou kunnen en moeten zijn.
De voorzitter:
Uw vraag gaat over umc's. Het antwoord van mevrouw Joseph is haar
antwoord. Zij gaat over haar antwoord, dus daar moet u het ook mee doen.
Ik wil hier dan ook niet te veel tijd aan besteden. Ik snap het. Ik snap
de vraag, maar het Kamerlid gaat altijd over het eigen antwoord. Mevrouw
Dobbe nog.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik voer veel Gazadebatten. Ik ben ook woordvoerder Buitenlandse Zaken en
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Dit is geen Gazadebat, maar
het gaat over acute zorg. Ik vind het heel goed dat de heer Bushoff deze
vraag stelt, ook gezien de overstap van NSC naar BBB. Dat is natuurlijk
ieders goed recht. Maar omdat zo'n belangrijke motie met één stem
verschil niet is aangenomen, waar ook hoofdelijk over is gestemd, vind
ik het geen rare vraag, zeker omdat de ziekenhuizen nu zelf actief naar
buiten brengen dat er capaciteit is. Dan vind ik het niet raar om te
vragen wat de persoonlijke afweging is om dit niet te doen. Ik vind het
een heel terechte vraag, ook in dit debat.
De voorzitter:
U herhaalt de vraag aan mevrouw Joseph.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, en ik wil daarbij ook zeggen dat dit geen Gazadebat is, want die
debatten voer ik ook.
De voorzitter:
Nee, even voor de helderheid en voor de goede orde: dit is het debat
Acute zorg.
Mevrouw Dobbe (SP):
Maar het past dus wel echt in dit debat. Ik vind het dan geen goed
antwoord als je zegt: dit is geen Gazadebat.
De voorzitter:
Ik ga niet over het antwoord. Mevrouw Joseph, tot slot.
Mevrouw Joseph (BBB):
Waar ik op doel: die beslissingen over die kinderen gaan niet alleen
maar over acute zorg. Er spelen meer overwegingen mee. Daarom verwijs ik
eigenlijk naar de woordvoerder Buitenlandse Zaken. Daar moet dit debat
plaatsvinden. Het gaat niet alleen om acute zorg.
De voorzitter:
Dan komen we bij de volgende spreker. Ik check even: was er nog een
interruptie? Nee. Mevrouw Dobbe, uw tijd gaat in.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Onze streekziekenhuizen zijn de levensader voor
de regio. Voor veel mensen is het streekziekenhuis vaak de eerste plek
waar ze terechtkunnen in tijden van nood. Het verlies van zulke
ziekenhuizen betekent verlies van zekerheid, nabijheid en soms ook
verlies van leven. Een duidelijk voorbeeld daarvan is het
Zuyderlandziekenhuis in Heerlen, een volwaardig ziekenhuis, met een
spoedeisende hulp, intensive care en geboortezorg. Het is onmisbaar voor
deze regio, waarin de gezondheidsproblemen al zo groot zijn, met veel
obesitas en veel rokers. 15% van de kinderen leeft in bijstandsgezinnen.
Zorgmijding komt vaker voor dan elders. De regio voelt zich in de steek
gelaten. "Een dolksteek in de rug", hoorden we zelfs. Het ligt dan ook
voor de hand dat de spoedeisende hulp, de ic en de geboortezorg in
Heerlen behouden moeten blijven. Bij ieder debat over ziekenhuiszorg
komen dezelfde vragen naar boven. Wie bepaalt hoe onze zorg wordt
georganiseerd? En wie heeft daadwerkelijk zeggenschap over onze
zorg?
Wij hebben een systeem van marktwerking, waarin die zeggenschap
grotendeels uit handen is gegeven. Verzekeraars en ziekenhuisdirecties
beslissen waar zorg wordt geleverd en waar niet, terwijl dit parlement,
als hoogste democratische orgaan van het land, keer op keer heeft
uitgesproken dat het anders moet. Ondertussen had het
Zuyderlandziekenhuis in 2023 — het werd hier al eerder genoemd — een
winst van 19,2 miljoen euro en in 2024 een winst van 21,5 miljoen euro.
Dan is het gewoon zuur om te zien dat de zorg tegelijkertijd wordt
afgeschaald. Al jaren voeren wij de discussie over zeggenschap over
ziekenhuizen. Het wordt hoog tijd om regie te nemen over de zorg in ons
land. Dat vraag ik ook aan de minister: niet verwijzen naar
zorgverzekeraars of naar anderen, maar zelf hier de regie nemen. De hele
regio moet bij beslissingen betrokken worden. Het is onvoldoende om
slechts een deel te spreken of om alles over te laten aan een
regietafel.
Ook in Terneuzen, waar ik ook ben geweest, zijn grote zorgen. Medisch
personeel, intensivisten en verpleegkundigen vrezen dat de ic en de
spoedeisende hulp verdwijnen of verzwakken. Er heerst grote onrust over
wat de samenwerking tussen ZorgSaam en het Adrz betekent voor de
continuïteit van deze vitale functies.
Ook in Haarlem zien we iets soortgelijks: het Spaarne Gasthuis
onderzoekt hoe de locaties Haarlem-Noord, Haarlem-Zuid en Hoofddorp het
beste ingericht kunnen worden voor de toekomst. Hierbij wordt gekeken of
de 24-uurszorg geconcentreerd kan worden op Haarlem-Zuid en Hoofddorp.
Haarlem-Noord zou daarbij grotendeels zijn ziekenhuisfunctie kunnen
verliezen en zou dan worden omgevormd tot dagziekenhuis. Voor de
inwoners van Haarlem-Noord én omgeving betekent dat een forse
verslechtering. Zij moeten verder reizen voor acute zorg, ic-zorg of
spoedeisende hulp, waarbij elke minuut telt. De beschikbaarheid van
vitale zorg komt ernstig onder druk te staan.
Specifiek over het Zuyderlandziekenhuis in Heerlen heb ik een vraag aan
de minister. De eerder opgevraagde tabel met betrekking tot het aantal
fte's is waardevol. Kan de minister meer inzicht geven in waar die
tekorten nu precies zitten en waar dus opgeleid moet worden door dit
voor alle afdelingen na te vragen? En is zij bereid om de eerder door
deze Kamer aangenomen moties daadwerkelijk uit te voeren — dat lijkt me
niet te veel gevraagd — en zo een volwaardig ziekenhuis in Heerlen te
behouden? Is dit het beleid dat deze regering wil nastreven of blijven
deze moties op papier staan zonder concrete uitvoering?
Ondertussen zien we het tegenovergestelde gebeuren van wat deze Kamer
steeds bepleit. De afgelopen tien jaar zijn negentien afdelingen acute
verloskunde gesloten; acute verloskunde! Sinds 2011 zijn negentien
spoedeisende hulpen verdwenen. Sinds 2010 zijn 28 algemene ziekenhuizen
gesloten. Het is tijd om de regie terug te pakken. Het is tijd om te
zorgen dat zorg weer een publieke voorziening wordt, toegankelijk voor
iedereen, dicht bij huis, met publieke zeggenschap. Wij laten onze
streekziekenhuizen niet verdwijnen. Die moeten blijven bestaan als
veilige havens voor iedereen die ze nodig heeft.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van
de zijde van de Kamer. Ik schors tot 11.30 uur, 30 minuten. Dan gaan we
door tot 14.00 uur; dan gaan we dus aan één stuk door. Dus benen
strekken, een appeltje of een boterham eten ... U mag dat allemaal doen,
tot 11.30 uur.
De vergadering wordt van 10.59 uur tot 11.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik wilde zeggen: ik heropen de vergadering. 11.30 uur is 11.30 uur, maar
de minister is er nog niet. Misschien is het goed om van deze tijd
gebruik te maken door met elkaar af te spreken dat ik vier interrupties
richting de minister wil toelaten. We gaan straks beginnen als de
minister deze kant op wandelt vanaf de derde verdieping. Ik schors nog
even.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Minister Bruijn is inmiddels aanwezig. Ik
geef u het woord, minister.
Minister Bruijn:
Dank u wel, voorzitter.
Voorzitter. Vandaag kom ik met uw Kamer te spreken over het belangrijke
onderwerp de acute zorg. Dat is een mooi onderwerp. Als student had ik
een baantje nodig. Ik kwam te werken op de afdeling traumatologie van
het Dijkzigtziekenhuis toen ik 18 jaar was. Ik moest 's ochtends vroeg
mensen wassen en aandacht geven. De dankbaarheid die ik toen zag in de
ogen van de patiënten inspireerde mij om in de zorg blijven werken en is
ook vandaag nog steeds mijn inspiratie, na 40 jaar.
De acute zorg is een belangrijk onderwerp om bij stil te staan. In uw
inleiding is heel duidelijk gebleken dat u dat allemaal onderschrijft.
Als je acute zorg nodig hebt, dan moet je daar goede toegang toe hebben
en dan moet je erop kunnen vertrouwen dat je goede zorg krijgt. Dat
vinden we allemaal belangrijk. Daar spannen de professionals in de zorg
zich ook dagelijks voor in. Door een tekort aan personeel en een toename
van de zorgvraag en de zorgzwaarte staat de toegankelijkheid van de
zorg, ook van de acute zorg, onder druk. Overal in Nederland zoeken
ziekenhuizen en andere zorgaanbieders naar oplossingen om toch steeds
goede acute zorg te blijven leveren. Ik was vorige week op bezoek in het
BovenIJ, voorheen het BovenIJ-ziekenhuis, en zag daar hoe het ziekenhuis
en de huisartsenpost gezamenlijk integraal de spoedzorg leveren. De
huisartsenpost en de spoedeisende hulp zijn daar geïntegreerd. Er wordt
ook nauw samengewerkt met het sociaal domein in Beter Samen in Noord.
Het sociaal domein heeft ook een loket in het gebouw van het
BovenIJ.
Voorzitter. Het kabinet ziet dat de wijze van bekostigen van de acute
zorg onderwerp van discussie is. Dat kwam ook duidelijk naar voren in de
eerste termijn. Meerderen van u hebben aangestipt dat het proces van
besluitvorming in de regio bij wijzigingen in het zorgaanbod nog niet
goed verloopt en dat de besluiten die bijvoorbeeld het ziekenhuis neemt,
de relevante stakeholders, zoals de gemeenten en de omwonenden, daardoor
overvallen. Ik zie het als een taak van de overheid om zo goed mogelijk
te faciliteren dat het goede gesprek vooral in de regio plaatsvindt. Dat
geldt ook voor de oplossingen die daarbij worden bedacht.
Voorzitter. Daarom doen wij drie dingen. Ik ga straks in op de blokjes
en de vragen, maar eerst even in het algemeen: wat doe ik? Ten eerste
het invoeren van budgetbekostiging in de acute zorg, zodat men meer kan
sturen op de organisatie en de beschikbaarheid van de spoedeisende zorg.
Daar is door uw Kamer ook veelvoudig naar gevraagd.
In de tweede plaats scherpen we de wet- en regelgeving aan om ervoor te
zorgen dat alle betrokkenen, alle stakeholders, tijdig worden betrokken
bij de voorgenomen wijzigingen van het acutezorgaanbod in de regio. Dat
geldt voor alle regio's. De relevante AMvB en de ministeriële regeling
liggen nu ter consultatie voor. Ik zeg tegen meneer Krul: dit betreft
ook de volledige reikwijdte van uw amendement. Dat is misschien een
eerste toezegging, alhoewel het al ter consultatie ligt. Dan hebben we
in ieder geval al een stap gezet, want u heeft die oproep terecht
gedaan.
Ten derde heb ik recent een handreiking gepubliceerd die het gesprek in
de regio met alle belanghebbenden over wijzigingen van het zorgaanbod
ondersteunt. Ook zet het kabinet zich in voor het terugdringen van de
arbeidstekorten in de zorg. Dat is hieraan gerelateerd, maar het is niet
hetzelfde onderwerp. Ik ben dan ook trots op het werk dat door alle
partijen is geleverd voordat ik aantrad om te komen tot het AZWA, het
Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord — dat is u welbekend — dat ik op
mijn tweede werkdag mocht ondertekenen met alle zorgveldpartijen. In dat
zorgakkoord worden hele concrete maatregelen genomen die gericht zijn op
het afwenden van een onbeheersbaar arbeidsmarkttekort en op een
gelijkwaardiger toegang tot zorg en ondersteuning. Als we erin slagen om
het arbeidsmarkttekort terug te dringen — bijna alle woordvoerders
hebben dat aangestipt — dan komen er meer mensen beschikbaar die kunnen
bijdragen aan de zorg zelf. Het gaat om meer handen aan het bed, voor
iedereen die dat nodig heeft en die daarop moet kunnen rekenen. Ik wil
mij graag samen met de sector met volle kracht inzetten om de zorg
toegankelijk en van goede kwaliteit te houden voor iedereen, ongeacht
waar iemand woont.
Voorzitter. Uw leden hebben mij een aantal vragen gesteld. Die zou ik
graag in de volgende blokjes willen beantwoorden. Ten eerste het mmt,
ten tweede de budgetbekostiging, ten derde het zorglandschap, waaronder
het Zuyderland en de kinderhartchirurgie, en dan nog een aantal
onderwerpen die wij moeten aanduiden als "andere belangrijke
onderwerpen".
Voorzitter. Ik kom op de vragen die gesteld zijn. Ten eerste de vraag
van de heer Bevers van de VVD-fractie. De VVD is samen met de BBB een
amendement aan het voorbereiden over het mmt en dekking hiervoor aan het
zoeken. Is de minister hier positief over? Ten eerste is dit natuurlijk
ontzettend belangrijk voor de mensen in Oost-Nederland en Limburg. Het
Landelijk Netwerk Acute Zorg heeft het advies gegeven om dit te doen. De
vorige minister heeft al een principebesluit genomen in deze richting.
Het kabinet heeft nog geen dekking gevonden voor de uitbreiding van de
mmt-zorg. Daar moeten we wel eerlijk in zijn. Uiteraard draag ik het een
zeer warm hart toe, als dokter maar zeker ook als minister. Ik ben
direct na mijn aantreden gaan kijken hoe ik die uitbreiding financieel
mogelijk kan maken. Er komen een aantal momenten aan, zoals de
voorjaarsbesluitvorming of eventueel de formatie. Maar we krijgen
natuurlijk ook nog de behandeling van de begroting. Ik wil graag met u
meedenken over de mogelijkheden. Indien uw Kamer de wens heeft om die
uitbreiding mogelijk te maken voordat dat mij lukt op een van de
aangemerkte momenten, op basis van een concreet dekkingsvoorstel — dat
moet er natuurlijk wel bij zitten, maar dat hoef ik u uiteraard niet uit
te leggen — dan kunnen we dit zeker bespreken tijdens de
begrotingsbehandeling. Ik zie daar ook naar uit, want voor de mensen in
de regio is het belangrijk dat dit zo snel mogelijk geregeld
wordt.
Mevrouw Joseph van de BBB-fractie vroeg over dit onderwerp of ik kan
toezeggen dat ik bij de provincie zal aandringen op een tijdelijke
uitzondering voor stationering op Teuge. Behalve het geld, waar we het
nu over gehad hebben, hebben we daar ook een issue met de vergunning,
zoals u weet. Die kan inderdaad nog even op zich laten wachten. Ik heb
naar aanleiding van de motie-Rikkers-Oosterkamp bij de provincie
Gelderland aandacht gevraagd voor de stationering van een helikopter op
Teuge. Dit wordt meegenomen in het luchthavenbesluit. Het onderzoek van
het Landelijk Netwerk Acute Zorg naar de toegankelijkheid van de
mmt-zorg in Nederland laat heel duidelijk zien dat die extra capaciteit
nodig is in Oost-Nederland en Limburg. De provincie is gestart met
voorbereidende werkzaamheden in de aanloop naar een nieuw
luchthavenbesluit, dat nodig was. De provincie geeft aan dat een
tijdelijke oplossing niet aan de orde is omdat er een
milieueffectrapport moet worden opgesteld en er passende geluidsruimte
moet worden gevonden. Dat zal meer tijd kosten dan de procedure die nu
voorzien is. Het is natuurlijk uiteindelijk aan de Provinciale Staten
van Gelderland om een besluit te nemen over een nieuw luchthavenbesluit
en daarmee over de mogelijkheid om met een traumahelikopter te kunnen
vliegen vanaf Teuge.
Mevrouw Joseph (BBB):
Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik had gezien dat uw gesprek met
de provincie heeft plaatsgevonden voordat u de brief naar ons stuurde
waarin stond dat het nog een of twee jaar gaat duren. Mijn vraag is
toch: kunt u de provincie hier nog eens op wijzen? Want dit heeft wel
haast. Misschien kan het iets sneller als er extra urgentie is.
Minister Bruijn:
Ik ben natuurlijk van harte bereid om dat nog een keer te vragen.
De voorzitter:
Die staat. Dank u wel. Dan komen we bij het volgende blok.
Minister Bruijn:
De budgetbekostiging.
De voorzitter:
De budgetbekostiging. De minister.
Minister Bruijn:
Voorzitter. Ik kom bij de vraag van de heer Bevers van de VVD-fractie.
Hij vroeg of er een situatie kan ontstaan waarin ambulances een
spoedeisende hulp voorbij moeten rijden omdat er te weinig personeel is
als gevolg van budgetbekostiging. Als een ambulance een spoedeisende
hulp voorbij moet rijden omdat er te weinig personeel is, dan kan dat
nooit een gevolg zijn van budgetbekostiging. Die werkt eigenlijk de
andere kant op. Budgetbekostiging biedt meer zekerheid voor de
spoedeisende hulp en kan in die zin bijdragen aan het behoud van
personeel door meerjarige afspraken. De eerlijkheid gebiedt te zeggen
dat ambulances soms nu ook al de dichtstbijzijnde SEH voorbijrijden,
bijvoorbeeld bij een hartinfarct of beroerte, als een ander ziekenhuis
daar meer op is ingericht. De situatie die u schetst, komt dus al
voor.
Voorzitter. De heer Bevers constateert dat er verschillende vormen van
spoedzorg zijn. Dat klopt natuurlijk. Dat is ook het mooie. Er zijn
verschillen tussen SEH's en spoedposten of spoedpleinen, waar alleen
mensen met laag-complexe klachten terechtkunnen. Ik was bij het BovenIJ,
dat voorheen het BovenIJ-ziekenhuis heette, op werkbezoek. Dat is een
prachtig voorbeeld van een volledige integratie van de spoedeisende hulp
en de huisartsenpost. Maar daar zitten ze wel te wachten op
budgetbekostiging, want je kunt pas helemaal integreren als je ook op
dezelfde manier bekostigd wordt. Dat hebben ze mij verteld. Maar het is
natuurlijk goed dat er verschillende verschijningsvormen zijn van acute
hulp en acute zorg, want op die manier krijgen patiënten de beste zorg
en kan het schaarse personeel op de meest efficiënte manier worden
ingezet. Op termijn wil ik dat budgetbekostiging de verschillen tussen
de SEH's en tussen de verschillende vormen van acute zorg ondersteunt.
Daarover kunnen we in de doorontwikkeling van de kwaliteitseisen op
basis van de afspraak in het AZWA met elkaar spreken.
Voorzitter. De heer Bevers heeft ook een vraag gesteld over de zorgen
die de VVD-fractie heeft over wat de tussenstap in de budgetbekostiging
betekent voor nieuwe initiatieven zoals spoedpoli's, spoedposten en
andere nieuwe vormen van acute zorg. De heer Bevers vraagt of de
minister daar helderheid over kan geven. Nou, ik kan dat in ieder geval
proberen, en dat ga ik nu doen. Ik ben het eens met de leden van de
VVD-fractie dat het van belang is voor patiënten — daar gaat het
natuurlijk allemaal over — dat er verschillende vormen van acute zorg
worden aangeboden, passend bij de zorgvraag en bij andere omstandigheden
in die regio. Die omstandigheden kunnen van regio tot regio verschillen,
of zelfs van gemeente tot gemeente. De tussenstap in de
budgetbekostiging heeft geen consequenties voor spoedpoli's of
spoedposten die geen SEH zijn; zij kunnen zodanig blijven bestaan.
Spoedposten die wél een SEH omvatten, zoals in het BovenIJ, vallen
uiteraard wél hieronder.
Op basis van de AZWA-afspraken — we zien dus hoe belangrijk die zijn —
is de sector bezig met het opstellen van kwaliteitseisen voor
verschillende vormen van acute zorg. Dat is onderdeel van dat groeipad
en dat vind ik zelf erg mooi, want dat betekent dat je de ontwikkeling
van verschillende vormen van spoedposten, acute zorg, ook ondersteunt
met daarop geënte kwaliteitseisen en niet alle verschillende vormen
langs dezelfde lat legt. Het is daarom een belangrijk onderdeel van de
introductie van de budgetbekostiging. De gesprekken worden er al over
gevoerd. We gebruiken dat dan weer bij de doorontwikkeling van de
budgetbekostiging. Het is mijn streven om de budgetbekostiging op
termijn te laten aansluiten bij die verschillende vormen van acute zorg.
Daartoe werken we aan een richtinggevend kader voor de regio's.
Voorzitter. Mevrouw De Korte van NSC heeft een vraag gesteld over de
medisch specialisten. Gaat de minister met de budgetbekostiging
stimuleren om medisch specialisten in loondienst te nemen? Zijn daar nog
belemmeringen voor? Ten eerste kan ik mevrouw De Korte zeggen dat ik tot
voor kort medisch specialist in loondienst was en dat ik daar heel
gelukkig in ben geweest. Maar dat is natuurlijk geen antwoord op haar
vraag. Er is geen link tussen het onderwerp budgetbekostiging en het
stimuleren om medisch specialisten in loondienst te nemen; die piketpaal
moeten we, denk ik, gezamenlijk eerst slaan. U heeft ook niet gezegd dat
die link er wel is, maar in deze discussie ontrafelen we dat even. Het
zijn eigenlijk twee gescheiden trajecten. Budgetbekostiging gaat erom
dat financiële zekerheid wordt geboden aan ziekenhuizen om een
spoedeisende hulp draaiende te houden. Dat is natuurlijk iets anders dan
de vraag of een arts in loondienst is.
Rondom loondienst zet ik in op onderzoek om te komen tot een
onderbouwing om loondienst te verplichten. Dit is een al wat langer
lopend dossier; ik zal niet beweren dat ik het direct zelf opgepakt heb
op mijn eerste werkdag drie weken geleden. Zoals eerder aangegeven door
mijn voorgangers is een verplichting tot loondienst juridisch
ingewikkeld, in verband met het eigendomsrecht. Eerder was de
verwachting dat de monitor, onderdeel van het genoemde onderzoek van de
Nederlandse Zorgautoriteit, eind december zou worden opgeleverd over dit
punt. Maar ik verwacht deze nu in maart 2026. Ik zeg toe dat ik u zo
snel mogelijk daarover zal informeren als ik die ontvangen heb. Dan
kunnen we deze discussie natuurlijk wel doorzetten.
De voorzitter:
Even volgordelijk. Omdat er ook al eerder VVD-vragen werden beantwoord,
geef ik eerst de heer Bevers het woord. Daarna komt mevrouw De Korte en
de overigen die nog bij dit blok willen interrumperen. De heer
Bevers.
De heer Bevers (VVD):
Mijn vraag aan de minister is of in die rapportage ook de financiële
consequenties worden meegenomen. We weten namelijk dat er schattingen
zijn dat een verplichting om een specialist in loondienst te nemen
tussen de 2 miljard en 4 miljard aan kosten met zich mee zou brengen, in
verband met dat eigendomsrecht en het uitkopen. Komt die financiële
informatie ook?
Minister Bruijn:
Die zit in ieder geval niet in het rapport van de Nederlandse
Zorgautoriteit, maar ik kan natuurlijk wel kijken of ik die informatie,
de schattingen en ramingen, mee kan sturen op het moment dat ik uw Kamer
informeer over dat rapport van de Nederlandse Zorgautoriteit. Maar het
maakt daar dan geen onderdeel van uit.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank aan de minister voor de beantwoording. Toch blijf ik wel ergens mee
zitten. Budgetbekostiging betekent dat een hele afdeling bekostigd
wordt, terwijl de betaling in ziekenhuizen per behandeling gebeurt. Daar
hebben medisch specialisten ook baat bij, want hoe meer behandelingen,
hoe meer inkomen. Het betekent ook dat als medisch specialisten niet in
loondienst zijn, zij bijvoorbeeld sneller een patiënt opnemen, omdat
daar een bekostiging achter zit. Het zou dus enorm helpen als medisch
specialisten niet in loondienst zijn en zij niet die prikkel hebben om
te behandelen terwijl dat niet nodig is.
Sorry, ik bedoel: als medisch specialisten wél in loondienst zijn.
De voorzitter:
Ja, als zij wel in loondienst zijn.
Minister Bruijn:
Ik begrijp wat u zegt. Het is overigens zo dat op het moment dat we, per
1-1-'27, de budgetbekostiging stapsgewijs gaan invoeren, we dat eerst
alleen doen voor dat deel van het ziekenhuisbudget dat nu valt onder de
beschikbaarheidsbijdrage. Daar ligt dan de demarcatielijn. Dat deel gaat
dan uit het verzekerd pakket — de dbc's moeten daarvoor worden geschoond
— en valt dan in dat andere deel. Dat geldt ook voor de ziekenhuizen die
geen beschikbaarheidsbijdrage hebben omdat ze niet in de 45
uren-gevoelige groep vallen. Dan is voor dat deel die omzetprikkel weg
en is er dus een wat langduriger garantie van zorg en onafhankelijkheid
van de hoeveelheid patiënten die daar binnenlopen.
Hetzelfde kun je ook bereiken met loondienst, maar het blijven
natuurlijk toch twee verschillende onderwerpen. Ik ben het wel met u
eens dat je ze vanuit je doelstelling wel nevenschikkend kunt
beschouwen.
De voorzitter:
Gaat u … De heer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Mijn vraag gaat over die budgetbekostiging. Op 21 mei is er een motie
aangenomen waarmee we wat sturing proberen te geven aan de invulling van
budgetbekostiging waarin de locatiegebondenheid van belang is. Ik hoor
en lees dat nog niet goed terug in de stukken. Ik maak mij daar dus wat
zorgen over, want die locatiegebondenheid zorgt ervoor dat bijvoorbeeld
een ziekenhuis met twee of drie locaties eraan gehouden wordt om de
gelden te verdelen over die twee of drie locaties en dat niet op
ziekenhuisniveau te beschouwen. Ik ben benieuwd wat de minister daar nu
van vindt.
Ik heb nog een tweede vraag. Ik stel ze meteen in één keer, voorzitter;
dan hebben we dat gehad. Deze vraag gaat over spoedeisende hulpen die
omgetoverd worden tot spoedpleinen, AZA's, geef het maar een naam. Ik
krijg berichten dat de inspectie zorgen uit over de kwaliteit van die
AZA's. Zijn die zorgen bij de minister bekend? Zo ja, wat betekenen die
zorgen dan voor de verdere afschaling van de SEH's richting AZA's?
Minister Bruijn:
Ten eerste. De budgetbekostiging wordt uitgerold per 1-1-'27, per
locatie waar nu al een spoedeisende hulp is. Dat is denk ik het korte
antwoord op uw vraag, en ik denk ook een duidelijk antwoord. Als een
ziekenhuis nu drie spoedeisende hulpen heeft, gaan die per 1-1-'27 alle
drie in de partiële budgetbekostiging. Hoe het er daarna uitziet, met
dat normenkader, en hoe het zorglandschap uiteindelijk wordt, gaan we
natuurlijk gezamenlijk bekijken maar dat is het vervolgtraject.
Dan over de inspectie. Die denkt inderdaad juist mee over hoe we dit
goed gaan doen. Het is natuurlijk een heel goede ontwikkeling dat je
bijvoorbeeld een spoedpost hebt zoals in het BovenIJ, waar de
huisartsenpost en de spoedeisende hulp helemaal geïntegreerd zijn. Dat
is vooral voor de patiënt een heel goede ontwikkeling, omdat de patiënt
bij één loket komt, zich één keer hoeft in te schrijven en in één kamer
ligt — ik ben er geweest — waar zowel de spoedeisende dokter, de
specialist als de huisarts binnen kan lopen. Zelfs de apotheek zat daar
in dezelfde gang, zag ik. Dit is dus een prachtige ontwikkeling.
Natuurlijk kijkt de inspectie mee naar wat er gebeurt. Er hebben mij
geen signalen bereikt dat er in algemene zin grote zorgen zijn over dat
landschap, maar ik hou het uiteraard in de gaten.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Bruijn:
Dan had mevrouw De Korte nog een vraag over loondienst, namelijk of de
minister met de budgetbekostiging gaat stimuleren om medisch
specialisten in loondienst te nemen en of daar nog belemmeringen voor
zijn. We hebben het eigenlijk al even aangeraakt, mevrouw De Korte; het
korte antwoord is nee. Kunt u daar genoegen mee nemen, of zal ik …? Ik
zie dat u daar genoegen mee neemt.
Dan ga ik naar de vragen van de heer Bushoff van Partij van de
Arbeid-GroenLinks over budgetbekostiging. De heer Bushoff zei dat het
weghalen van voorzieningen in de regio mensen met een kleine beurs
raakt. Dat is inderdaad wat we allemaal niet willen. Het gaat om mensen
die een gezin willen stichten. Dat mogen we niet laten gebeuren. Ik denk
dat we helemaal aan dezelfde kant staan. Het patiëntbelang staat in deze
hele transitie ook centraal. U hoopt dat dat doorsijpelt in de politiek.
We zien dat dat vandaag in ieder geval zeker gebeurt.
De inrichting van het acutezorglandschap zou er anders uitzien als we
het opnieuw konden beginnen, zei mevrouw Wies, als ik me niet
vergis.
De voorzitter:
Miets.
Minister Bruijn:
Wiets; excuses voor de verwarring. U vraagt of ik het met haar eens ben.
Ik kan wel ja zeggen, maar dat weet je eigenlijk niet. Als we helemaal
from scratch zouden beginnen, denk ik dat er een gerede kans is dat we
op een ander zorglandschap zouden uitkomen dan we nu hebben, maar die
situatie zal zich niet voordoen. Dit kan ik er toch wel over meegeven
aan u voor mevrouw Wiets.
Dan: er zou meer moeten worden geredeneerd vanuit Elke regio telt!, werd
er gezegd. Ja, wellicht. Kan ik aangeven of ik die visie deel en of het
onderdeel is van de budgetbekostiging? Nou, nogmaals, de acute zorg moet
voor iedereen toegankelijk blijven, ongeacht de grootte van de
portemonnee. Dat was ook uw punt. Budgetbekostiging gaat dan ook gelden
voor iedere SEH-locatie in Nederland, zeg ik ook nog een keer tegen
meneer Claassen. Het gaat dus niet om de instelling maar om de locatie.
Dat was een van de drie belangrijke onderwerpen uit uw motie. Dat biedt
meer financiële zekerheid voor het ziekenhuis dan in de huidige
situatie. Door alle onderdelen van de acute zorg op dezelfde manier te
bekostigen, dus ook de acute ggz daarbij, wordt het makkelijker om
afspraken te maken over samenwerking. Dat heb ik in het BovenIJ ook
duidelijk te horen gekregen. Alleen door samen te werken, kunnen we de
acute zorg ook in de toekomst toegankelijk en betaalbaar houden.
Voorzitter. Ik ga naar de vraag van de heer Krul van de fractie van het
CDA over budgetbekostiging. Het CDA is voorstander van
budgetbekostiging. Kan de minister uitleggen waarom hij voor dit
scenario ... De heer Krul is inmiddels verdwenen, zie ik.
De voorzitter:
De heer Krul is niet verdwenen.
Minister Bruijn:
Hij is al overtuigd, of gelooft hij er niet meer in?
De voorzitter:
De heer Krul is wel letterlijk niet meer hier, maar er zijn ook andere
verplichtingen in dit huis, dus hij ...
Minister Bruijn:
Dat begrijp ik.
De voorzitter:
Ze hebben nog vijf zetels, dus ze hebben het allemaal te combineren.
Daar hebben wij altijd heel veel begrip voor. Maar de heer Krul heeft
mij beloofd dat hij hier weer is zodra de mogelijkheid zich
voordoet.
Minister Bruijn:
Maar ik beantwoord zijn vraag wel, met uw welnemen.
De voorzitter:
Zeker, want er kijken altijd medewerkers mee. Dat gaat altijd
door.
Minister Bruijn:
Het CDA is voorstander van budgetbekostiging, zegt de heer Krul. Hij
vraagt of de minister kan uitleggen waarom voor het scenario van
invoering per 2027 gekozen is. Dat is inderdaad een keuze. Het is
overigens ook een advies van de NZa. Hij vroeg of het gekoppeld is aan
een groeipad, en met welk doel. Dat is natuurlijk een heel belangrijke
vraag, ook gezien vanuit het belang van de patiënt. Waarom doen we dit
op die manier en niet op een andere manier? We praten al sinds 2018 met
elkaar over de acute zorg en de SEH's. Ondertussen wordt die
problematiek, zoals meerderen van u ook hebben geschetst, steeds
urgenter. Er zijn gewoon problemen in het land. Er zijn vaak zorgen over
het openhouden van de SEH of het verdwijnen van een afdeling. Dat wordt
onder andere veroorzaakt door arbeidsmarktkrapte, maar ook door
zorgverzwaring. Daar waar het nu niet goed gaat, wil ik zorgen dat het
goedkomt. Daar waar het goed gaat, wil ik verder verbeteren. Daarom wil
ik hier tempo op houden en nu een stap gaan zetten door per 2027
budgetbekostiging in te voeren voor alle spoedeisende hulpen, en niet
veel later, zoals bijvoorbeeld de zorgverzekeraars hadden gewenst, maar
ook niet veel eerder, zoals andere betrokkenen hadden gewenst. Het is
eigenlijk een soort compromis, een tussenvorm, een van de vier
scenario's van de NZa die door mijn voorganger is gekozen. Dat doe ik in
combinatie met het groeipad, dat wil zeggen: het discussietraject dat we
gezamenlijk met alle stakeholders hebben om te komen tot een inrichting
langs het normenkader en tot een gedifferentieerd pakket met
kwaliteitseisen. Door die kwaliteitseisen is er dus ruimte om te
differentiëren naar de verschillende vormen van spoedzorg. Ook laat dat
in de regio's ruimte om regiospecifiek, passend bij de zorgvraag van de
patiënten in die regio, keuzes te maken. Kortom, we maken wel een start,
maar we doen het ook zorgvuldig. Voortvarendheid en zorgvuldigheid
worden hierbij gecombineerd. Vandaar de keuze voor dit tijdpad.
Voorzitter. Dan ga ik naar de volgende vraag van de heer Krul van de
fractie van het CDA, namelijk of ik voor het einde van het jaar kan
komen tot een procesvoorstel voor het groeipad. Hij vroeg ook: wanneer
is het groeipad doorlopen? Op dit moment is nog niet helder hoe het
groeipad er precies uit komt te zien. Ook daar gaat zorgvuldigheid
natuurlijk boven snelheid, maar we willen wel voortvarend zijn. In het
Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord, het AZWA, is de afspraak gemaakt om
de kwaliteitseisen door te ontwikkelen. Dat is een eerste stap. Ook zijn
er door mij eerste gesprekken met het Zorginstituut, het RIVM en de NZa
gestart, bijvoorbeeld over hoe het richtinggevend kader eruit kan komen
te zien. Dat is dat normenkader, het uiteindelijke zorglandschap. Ik wil
uiteraard ook met alle veldpartijen in gesprek over het groeipad voor de
budgetbekostiging. Het is belangrijk om hun kennis te benutten, maar
bijvoorbeeld ook hun data en gegevens. Dat is echt nog wel een pad.
Vandaar ook dat het verstandig is geweest om pas per 1-1-'27 te beginnen
met de eerste stappen en de budgetbekostiging zelf. Over de voortgang
daarvan en het verdere proces kan ik, zoals de heer Krul vraagt,
toezeggen dat ik met informatie kom, maar dan wel in het voorjaar van
2026, omdat ik vrees dat er in het najaar van dit jaar, dat zoals u
natuurlijk weet niet heel ver weg is, nog niet veel meer over te
informeren is dan we vandaag al met elkaar delen. Ik zeg dus toe dat ik
dat in het voorjaar van 2026 zal doen. Ik verwacht dan ook meer zicht te
hebben op wanneer het groeipad zal zijn doorlopen. Maar nogmaals, ik
vind de zorgvuldigheid daarbij echt belangrijker dan het fixeren van een
einddatum.
Voorzitter. De heer Bevers heeft een vraag gesteld ... Een
interruptie?
De voorzitter:
Ik stel voor dat u het blok gewoon even afrondt. Daarna gaan we gewoon
het rijtje af.
Minister Bruijn:
Met plezier, voorzitter. De heer Bevers vraagt: is de minister bereid om
toe te zeggen zo snel mogelijk een tussenrapportage aan de Kamer te
sturen met daarin de stand van zaken, ook wat betreft de zojuist
genoemde bedenkingen over budgetbekostiging? Dat gaat bijvoorbeeld over
de bedenkingen van de zorgverzekeraars, waar we natuurlijk heel goed
naar kijken. Het antwoord is: ja, ik ben daartoe bereid. Ik heb uw Kamer
in mijn brief van 12 september al toegezegd om in het voorjaar van '26
met informatie naar uw Kamer te komen over de voortgang, maar u vraagt
natuurlijk naar een latere datum, waarschijnlijk 2028. Ik zal u
uiteraard periodiek blijven informeren, zeg ik u toe, door middel van
tussenrapportages, ook na de invoering per 1 januari 2027, en dus ook zo
snel mogelijk na 1 januari 2028, zoals gevraagd door de heer
Bevers.
Voorzitter. Dan een vraag van de heer Claassen van de PVV. Kan de
minister simpel uitleggen — dat zijn altijd heel moeilijke vragen — wat
de stand van zaken is van de implementatie van budgetbekostiging en het
groeipad? Welke rol ziet de minister voor zich om budgetbekostiging te
realiseren, in ieder geval per 2028? We hebben het, denk ik, voor een
deel misschien al beantwoord. Ik kijk even naar meneer Claassen of hij
nog een verdere beantwoording wenst. Ik denk dat we wellicht al
voldoende hebben beantwoord over wat er met het groeipad gebeurt, de
ingangsdatum en de voortgangsrapportages aan uw Kamer. Maar ik kijk even
naar meneer Claassen of hij dat ook deelt.
De heer Claassen (PVV):
Het is zeker een stuk meer helder dan het was. Als het over het groeipad
gaat, moet ik alleen in de documenten duiken. Dan zeg ik: zeg het in
jip-en-janneketaal. Dat zegt alles over mij. Ik vind dat gewoon heel
simpel, het liefst in B2, moet worden opgeschreven wat een groeipad is,
waar het toe moet leiden en welke stappen er zijn. Ik pleit daar vaker
voor. Het is gewoon heel lastig te doorgronden.
De voorzitter:
Ja, duidelijk.
De heer Claassen (PVV):
Dat stukje kan volgens mij wel ...
De voorzitter:
Als voorzitter van deze commissie kan ik dat alleen maar
aanmoedigen.
Minister Bruijn:
Ik zeg het toe dat ik dan in de brief van januari een poging zal doen om
ook in jip-en-janneketaal nog eens ...
De voorzitter:
Oké!
Minister Bruijn:
... door te akkeren wat het groeipad precies is, want dat is
moeilijk.
De voorzitter:
Zeker. Communicatie is een vak. Gaat u door, minister.
Minister Bruijn:
Dan vraagt de fractie van de PVV: is de minister bereid om de
bekostiging van de 100 meest voorkomende ingrepen over te hevelen van
het A-segment, het vaste segment, naar het B-segment, het vrije segment?
Een interessante vraag. Ik ben het met het lid Claassen eens dat we de
bekostiging in de medisch-specialistische zorg moeten doorontwikkelen.
We moeten daar natuurlijk altijd weer naar blijven kijken, indachtig
mevrouw Wiets: hoe zouden we het gedaan hebben als we dit from scratch
konden inrichten? Het doel daarvan is natuurlijk dat de patiënt ervan
profiteert, dat die betere zorg krijgt, dat die zorg ook toegankelijk
is, dat hij de rekening ook kan betalen, en dat alle aanbieders een
eerlijke bijdrage leveren aan de maatschappelijke opgave en ze daar ook
een eerlijke vergoeding voor krijgen. Dat is natuurlijk ook het doel van
de heer Claassen met deze vraag. Onderdeel daarvan is de invoering van
budgetbekostiging voor de bekostiging van de acute zorg. In het AZWA is
een afspraak opgenomen om te zorgen dat iedereen in de
medisch-specialistische zorg een eerlijke bijdrage levert. Dat is het
punt. Daarbij wordt ook gekeken naar de bekostiging van de planbare zorg
in ziekenhuizen en de zbc's. Ik wil de uitkomsten van dit traject
afwachten om gericht te bepalen welke stappen nodig zijn om een eerlijk
speelveld te creëren en wat dat eventueel vraagt in de bekostiging. Ik
zeg u toe dat ik op z'n vroegst in Q1 van 2026 de uitkomsten van dit
traject met u zal delen, en daar dan deze vraag ook in zal meenemen. Als
dat voor nu voldoende is om de heer Claassen comfort te geven, dan
...
De heer Claassen (PVV):
Ja, als het een beetje meezit, zit ik hier in Q26 weer.
De voorzitter:
Ik had ook een interruptie genoteerd. Meneer Claassen, wilt u daar nu op
reageren? U bent aan het einde gekomen van het blok toch? U had ook
gewoon nog een interruptie.
De heer Claassen (PVV):
Ja, ik had ook nog een interruptie.
De voorzitter:
Zeker. U bent akkoord met de toezegging?
De heer Claassen (PVV):
Zoals ik zei is er in Q26 een grote waarschijnlijkheid dat ik dat
nauwgezet zou kunnen volgen; dat is prima.
De voorzitter:
Oké, akkoord. Uw interruptie.
De heer Claassen (PVV):
Ik wilde nog heel even terugkomen op dat verhaal van de inspectie. Ik
had mijn vraag gebaseerd op een artikel dat gistermiddag verscheen op
Skipr, over de IGJ die zich zorgen maakt over de verschillende
verschijningsvormen. Los van levels 1, 2 en 3 zijn er ook allemaal
tussenvormen aan het ontstaan, zoals ik ook in Zoetermeer heb gezien
gister, met één plein waar ze proberen te gaan pilotten om straks ook de
bekostiging samen te doen. Hoe noem je dat dan? Is dat dan wel een level
3-SEH of krijgt het na 21.00 uur een andere naam? Krijgt het na 0.00 uur
's nachts een andere naam? En wat doen ze dan? De IGJ maakt zich daar
zorgen over en vraagt om landelijk beleid over die differentiatie die
ontstaat. Dan hebben we helder met elkaar wat er is na level 3, en of we
dat anders gaan noemen. Daar zou ik toch iets meer duiding op willen
hebben.
De voorzitter:
Mag ik even nog? Dit geldt echt voor alle Kamerleden.
De heer Claassen (PVV):
Duurde lang hè?
De voorzitter:
SEH, IGJ: ik weet wat het betekent. Ik denk dat de meeste hier dat ook
…
De heer Claassen (PVV):
Voorzitter, SEH is spoedeisende hulp. IGJ is de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd.
De voorzitter:
Heel goed.
De heer Claassen (PVV):
AZA is de acutezorgafdeling.
De voorzitter:
Top.
De heer Claassen (PVV):
Spoedplein is een, tsja, spoedplein.
De voorzitter:
U hoeft ze niet allemaal te doen, maar het is echt iets waar we scherp
op moeten blijven, anders ...
De heer Claassen (PVV):
En Q1 dat is kwartaal één van het jaar. En Q8 is een tankstation.
Minister Bruijn:
U vergeet de belangrijkste: AZWA.
De voorzitter:
Het AZWA is het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord. Maar het is echt af
en toe belangrijk om niet alleen maar in afkortingen te praten, anders
gaat een deel van de volgers van dit debat afhaken en dat is ook niet
goed. De minister eerst.
Minister Bruijn:
Ik vind dit een zeer terechte en heldere vraag. Ik kom er graag in de
tweede termijn op terug. Dan zoeken we dat even netjes uit.
De voorzitter:
Dan ga ik eerst naar mevrouw Dobbe en dan naar mevrouw Joseph. U heeft
niet …?
Mevrouw Dobbe (SP):
Nee hoor, dat komt nog. Geen zorgen.
De voorzitter:
Oh, excuus. Dan ga ik naar mevrouw Joseph.
Mevrouw Joseph (BBB):
De BBB had zorgen geuit over dat het een tijdje duurt voordat er een
budgetbekostiging is en dat er in de tussentijd alweer afdelingen moeten
sluiten. Ook bij de cruciale ggz, waar we afdelingen open wilden houden,
hebben we gezien dat de besluitvorming heel lang duurt en er in de
tussentijd afdelingen sluiten. Die komen niet zomaar weer terug. We
vroegen ons dus af of er echt niet iets te bedenken is, om op korte
termijn te voorkomen dat afdelingen sluiten.
Minister Bruijn:
Daar kom ik zo meteen op terug.
De voorzitter:
Dat volgt nog. Dan zijn we aan het einde gekomen van dit blok en komen
we bij het blok medisch zorglandschap. De minister.
Minister Bruijn:
Dank u wel, voorzitter. Mevrouw De Korte van NSC vroeg of ik kan
toezeggen dat ik binnen AZWA kijk hoe de wijkverpleging een actieve rol
kan krijgen bij proactieve zorgplanning, zodat er geen onnodige
ziekenhuisopnames komen. Het antwoord is: ja, dat zeg ik graag toe. In
het AZWA hebben we afgesproken dat partijen, waaronder de
wijkverpleging, het gesprek met de patiënt voeren over proactieve
zorgplanning. Het is een heel belangrijk onderwerp natuurlijk, waar
mevrouw De Korte het over heeft. Het is echt de ambitie dat we de
uitkomsten daarvan goed vastleggen en delen over domeinen heen. Ik vind
het vanzelfsprekend dat de wijkverpleging hier een actieve rol in heeft,
waar mevrouw De Korte ook op wijst. De wijkverpleging heeft immers ook
vaak het eerste contact met de ouderen en kan dat vaak als beste doen.
De wijkverpleging is dus ook nauw betrokken bij de uitvoering van deze
AZWA-afspraak. Dus nogmaals: deze toezegging doe ik graag, onder de
voorwaarde dat ik het proefschrift van mevrouw De Korte zou mogen lezen.
Dan zal ik in ruil daarvoor mijn eigen proefschrift aan mevrouw De Korte
doen toekomen. Voor wat hoort wat.
Voorzitter. De heer Krul van het CDA had een specifieke vraag over het
onderwerp geboortezorg in het Zuyderland, namelijk: kan de minister iets
meer vertellen over het proces wat daar loopt, want de SES-score is laag
en brengt risico's met zich mee? Ik ben het eens met de heer Krul dat
dit een heel belangrijk onderwerp is voor de regio's, maar temeer ook
voor de patiënt. U bent in de Kamerbrief van 25 juli geïnformeerd over
de stand van zaken rond de geboortezorg van het Zuyderlandziekenhuis.
Goede en veilige geboortezorg na 2030 is een van de onderwerpen waarvoor
het Zuyderland samen met de regionale partners, met onder anderen
geboortezorgprofessionals en ervaringsdeskundigen, een plan uitwerkt in
een werkgroep. Die betrokkenheid van de omgeving is dus eigenlijk ook
wat we, zoals u weet, beogen met de aanpassing van de Wkkgz, de Wet
kwaliteit, klachten en geschillen in de gezondheidszorg. Dat is
onderdeel van het pakket; daar past dit dus heel mooi bij. De planning
is erop gericht om in de tweede helft van 2026 het uitgewerkte plan voor
de geboortezorg na 2030 op te leveren. Ik zeg u graag toe dat ik uw
Kamer informeer wanneer dat plan is uitgewerkt, u dat plan doe toekomen
en er desgewenst ook graag met u over in gesprek ga.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik heb daar toch nog vragen over. Het klopt: er zijn meer jonge moeders,
meer alleenstaande moeders en meer bevallingen in het ziekenhuis. Als er
dus één ding ontzettend belangrijk is voor deze regio, dan is het
inderdaad wel goede geboortezorg. Dat is echt cruciaal, want we weten
gewoon dat de eerste 1.000 dagen van een kind zo ongelofelijk belangrijk
zijn. Daarom is het ook echt pijnlijk dat in Heerlen zo'n
geboortecentrum nog niet gerealiseerd is, of eigenlijk, dreigt te
verdwijnen. Ik vraag van deze minister of hij bereid is om opnieuw in
gesprek te gaan met bijvoorbeeld de zorgverzekeraar of met de partners,
om te kijken wat er nog kan en wat er nodig is om dat plan voor die
geboortezorg vlot te trekken. Heeft deze minister de bereidheid om daar
zelf ook een stap in te zetten?
Minister Bruijn:
Ik begrijp de vraag goed. Het is natuurlijk ook een heel belangrijk
onderwerp. Het is wel zo dat — dat weten we allebei — het natuurlijk aan
de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar is welke zorg er lokaal is.
Dankzij de budgetbekostiging, het daarbij passende groeipad en het
normenkader gaan we er wel met elkaar over spreken hoe dat zorglandschap
er nou uitziet in Nederland. Het Zuyderland pakt dat ook op, is dus met
die regionale partners, geboortezorgprofessionals en
ervaringsdeskundigen in gesprek en maakt daar een plan voor. Dat geeft
ook de urgentie aan. De planning is erop gericht om in de tweede helft
van 2026 dat plan op te leveren. Nogmaals, ik zeg u toe uw Kamer daar
verder over te informeren en daar eventueel ook met u over in gesprek te
gaan, maar het is niet aan de minister om te bepalen welke zorg daar
geleverd wordt. De zorgplicht van de zorgverzekeraar is hier overigens
natuurlijk ook nog een kader.
De voorzitter:
Bushoff nog?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
We zijn het eens over wat de verantwoordelijkheden zijn. Alleen, wat mij
in dezen toch wel triggert is dat de minister het belang van
geboortezorg erkent en zegt dat er aan een plan wordt gewerkt. Als je
daar zo veel belang aan hecht, zoals deze minister in woord doet, kan ik
me voorstellen dat je toch wel wat meer zou willen weten van dat plan,
dat je ondanks de gescheiden rollen, toch de verantwoordelijkheid voelt
dat het een goed plan wordt en dat je daarom als minister zegt: vanuit
mijn rol ga ik in gesprek met de betrokkenen om ook betrokken te zijn
bij de planvorming. Ik ben dus wel even op zoek of de minister die rol
ook voor zich ziet.
Minister Bruijn:
Ik wil zeker zover gaan dat ik me nog eens laat informeren, en dat ik
nog eens bel met de zorgverzekeraar en met de instelling over hoe het
ervoor staat, maar ik ga me niet mengen in de discussie. Ik kan me wel
laten informeren. Dat zeg ik u ook toe. Ik zal de uitkomst ervan ook
meenemen in de toekomstige brief, die ik in ieder geval zo snel mogelijk
stuur.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Volgens mij is deze toezegging al eerder gedaan. Ik heb in voorbereiding
op dit debat eens gekeken wat er nou allemaal is aangenomen en welke
uitspraken er zijn gedaan door deze Tweede Kamer op het gebied van
Zuyderland en het behouden van een volwaardig ziekenhuis, dus inclusief
geboortezorg. Toen heb ik een hele stapel uitgeprint, maar in het kader
van het milieu dacht ik: ik hou er maar mee op. Dit zijn allemaal
aangenomen moties van deze Tweede Kamer die zeggen dat er een volwaardig
ziekenhuis in Heerlen moet blijven. Ik schrik dan een beetje als ik deze
minister hoor zeggen dat het aan de verzekeraar en de zorgaanbieder is
welke zorg daar blijft, terwijl hier een hele stapel moties ligt waarin
wij zeggen dat er een volwaardig ziekenhuis inclusief geboortezorg moet
blijven. En dan komt er ergens in een van de Q'en van 2026 een plan. Is
het voor deze minister acceptabel dat er een plan komt in 2026 waarin
die geboortezorg niet behouden blijft?
De voorzitter:
"Een van de kwartalen". De minister.
Minister Bruijn:
Ik dank mevrouw Dobbe voor de vraag. Ik wil niet vooruitlopen op het
plan, of dat wel of niet acceptabel is en wat ik dan überhaupt zou
kunnen. Daar blijf ik wel graag met u over in gesprek. Ik zal u dus
informeren en ik zal me ook laten informeren over de voortgang. Mevrouw
Dobbe heeft het over moties. Er zijn voor deze zomer in ieder geval vier
moties aangenomen over het Zuyderlandziekenhuis. Dat zijn dan
waarschijnlijk de meest recente. Mijn voorganger heeft in haar brief van
3 juli een uitgebreide toelichting gegeven op die moties. Dat is nog
niet de hele stapel, maar dat zijn waarschijnlijk wel de meest
recente.
Voor drie van die moties geldt dat ze niet naar de letter maar wel naar
de geest worden uitgevoerd. Twee moties vragen om een actieve
betrokkenheid van de minister bij het maken van plannen op korte termijn
voor het werven en opleiden van zorgpersoneel in de regio Zuid-Limburg.
Eén motie vraagt om een verkenning te starten om een nationaal centrum
voor geboortezorg en innovatie te vormen in de Stadsregio Parkstad. Dit
zijn allemaal zaken waar het ziekenhuis zelf over gaat, en niet de
minister van VWS, maar ik laat me dus informeren; zover kan ik gaan. Dat
heeft de motie denk ik ook teweeggebracht. Ik kan wel algemeen landelijk
beleid voeren op het gebied van de arbeidsmarkt.
Daarnaast is de wens van de Kamer over het nationaal centrum voor
geboortezorg overgebracht aan het ziekenhuis en de zorgverzekeraars. Op
het pakket van maatregelen dat ik voor de arbeidsmarkt neem, zou ik
graag ingaan, maar ik kijk even naar de voorzitter of daar ook
gelegenheid voor is, want dat is wel een heel pakket. Dat komt misschien
ook nog wel aan de hand van toekomstige vragen. Anders kunnen we daar
straks nog op terugkomen.
Eén motie is echt niet uitvoerbaar. Die motie vraagt mij om onder
verwijzing naar de Wet marktordening gezondheidszorg een aanwijzing te
geven aan het Zuyderlandziekenhuis om de acute zorg en de acute
geboortezorg in Heerlen te behouden. Die bevoegdheid heb ik niet op
grond van de wet. De wet kent wel een aanwijzingsbevoegdheid, maar die
richt zich op de NZa. Daarom is de motie niet uitvoerbaar.
Dan heb ik in ieder geval een deel van de moties besproken, denk ik,
maar niet de hele stapel.
De voorzitter:
Beste Kamer, u bent medewetgever, dus wie weet. Mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, precies. Er zijn nog wel meer moties, hoor. Het is goed dat deze
minister nu een aantal recente moties aanhaalt, maar er zijn er nog een
heel stuk meer. Waar ik van schrik, zijn de woorden: ik ga er niet over
en ik laat mij informeren; dat is wat de motie teweeg heeft gebracht.
Maar het gaat om een stapel moties. Het is heel duidelijk dat de Tweede
Kamer vraagt om het behoud van een volwaardig ziekenhuis, inclusief
geboortezorg en alle andere dingen die daarbij horen. Deze minister ziet
geen andere rol voor zich dan dat hij zich laat informeren. Wij kunnen
ons ook wel laten informeren. Met alle respect, daar hebben we de
minister niet voor nodig. Wat gaat deze minister doen om te zorgen dat
de wens van de Kamer wordt uitgevoerd?
Minister Bruijn:
Ik begrijp de vraag van mevrouw Dobbe. Deze minister opereert binnen de
kaders van de wet, zoals die in dit huis en in de Eerste Kamer zijn
vastgesteld. Die wet geeft mij niet de bevoegdheid om in te grijpen in
het zorgaanbod van een individuele zorgaanbieder in overleg met diens
zorgverzekeraar. Het enige wat ik u kan zeggen, is dat ik kan wachten op
een wetswijziging om te zorgen dat ik dat wel kan. Maar ik moet me aan
de wet houden. Ik denk dat u ook de eerste zal zijn om dat te
beamen.
De voorzitter:
Even voor mijn overzicht: er was nog een blok Zuyderland, dat hierna
komt. Wat mij betreft pakken we ze nu gewoon samen. We waren bij het
blok zorglandschap. Zuyderland zou hierna komen, maar wat mij betreft
doen we beide blokken, vier én vijf, nu tegelijk.
Minister Bruijn:
Dank u wel. Ik ga dus door over Zuyderland. Een vraag van mevrouw Dobbe:
de eerder gevraagde tabel over personeel en fte was waardevol, maar
heeft de minister inzicht in waar de capaciteit qua personeel mist? In
een eerdere Kamerbrief is een tabel opgenomen over het personeel van het
Zuyderland. Naar aanleiding van uw vraag zal ik het Zuyderland vragen om
die tabel te actualiseren. Dat neem ik dan mee in de beantwoording van
het schriftelijk overleg, die ik binnenkort naar de Tweede Kamer zal
sturen, uiterlijk vóór 1 november. Dat zeg ik u toe.
Voorzitter. Dan een vraag van de heer Krul namens het CDA over een ander
onderwerp: de kinderhartchirurgie. De heer Krul stelt dat er van de
beloofde samenwerking niks terechtkomt: ziet de minister een rol voor
zichzelf als stelsel verantwoordelijke en gaat hij de regie naar zich
toetrekken? Laat ik om te beginnen zeggen dat de kinderhartchirurgie
iets is wat ons allemaal enorm raakt. Ik ben zelf weleens op zo'n
operatiekamer geweest. Dan zie je een heel grote operatiekamer, vol
apparatuur en mensen. Midden in die operatiekamer ligt een heel klein
kindje. Er wordt soms tien uur geopereerd om een leven te redden. Het is
natuurlijk ontzettend belangrijk dat dit goed en veilig gebeurt, door
hoogopgeleide mensen die dat kunnen — daar heb ik veel respect voor —
zodat het gezin compleet blijft. Voor patiënten en hun dierbaren is dat
dus ontzettend belangrijk. Ik ben dat met het CDA geheel eens. De
verantwoordelijkheid hiervoor ligt in de eerste plaats bij de partijen
zelf, vanuit het bestuurlijk akkoord. Ik heb de partijen hier in reactie
op de voortgangsrapportage ook op gewezen. Ik wil bespreken hoe zij gaan
zorgen dat aan die afspraken voldaan wordt. Ik heb daarom als een van
mijn eerste acties begin oktober de umc's, de IGJ, de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd, en de patiëntenorganisaties — niet de minst
belangrijke stakeholder — bij mij uitgenodigd voor een gesprek over de
voortgang van de bestuurlijke afspraken. Ingewikkeld is het, en we
kennen allemaal de voorgeschiedenis, maar het moet goed gaan. Ik vind
het belangrijk dat die afspraken ook op korte termijn vertaald worden in
tastbare en concrete resultaten, zodat patiënten en hun naasten kunnen
blijven rekenen op kwalitatief goede zorg en verbetering van de
kwaliteit. De IGJ is van de situatie op de hoogte en houdt die
nauwlettend in de gaten. Overigens is het de instelling in Groningen
zelf die de afdeling gesloten heeft, die het onderzoek doet en die
ernaar streeft om per 1 januari weer te openen. Zo moet het ook gaan. De
patiëntenfederaties vonden dat ook een juiste beslissing van de
instelling. Daar heeft de IGJ niet hoeven ingrijpen. Ik zal dat gesprek
dus begin oktober voeren. Ik zeg u toe dat ik uw Kamer daarna over de
uitkomsten zal informeren.
Voorzitter. Dan een vraag van de heer Claassen namens de PVV-fractie.
Hij vraagt of ik bereid ben om wettelijk te regelen dat afschaling wordt
voorkomen. Hoe graag ik dat ook zou willen, ik ben daar niet toe bereid.
Ik deel het belang voor patiënten om de zorg waar mogelijk dichtbij te
organiseren. Dat doel hebben we allemaal. Daarvoor ga ik
budgetbekostiging invoeren. De financiering moet stabiel zijn, de
werkgever moet aantrekkelijk zijn, de samenwerking met huisartsenposten
moet beter en er moet sturing zijn, zoals door uw Kamer ook gewenst. Ik
heb een handreiking uitgebracht, ook op verzoek van uw Kamer, voor de
dialoog in de regio over het aanbod van zorg. Ook heb ik een voorstel om
een aanscherping van regelgeving over betrokkenheid van de regionale
stakeholders, ook de burgemeester, te regelen. Die is op dit moment in
internetconsultatie. Dat is het pakket dat ik hiervoor heb. Zover als
een verbod op afschaling kan en wil ik niet gaan. Het ziekenhuis blijft
verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg die het levert. Die
verantwoordelijkheid moet het ook kunnen waarmaken. Er kunnen grote
ongelukken gebeuren als er onvoldoende personeel is om goede zorg te
leveren, maar dankzij het zorgpad — ik probeer het even in
jip-en-janneketaal — hebben we nu wel een discussie over het
normenkader, waarbij ik als minister ook aan tafel blijf zitten. Dat is
om de door uw Kamer gewenste sturing ook Wietsproof te maken, zou ik
bijna zeggen.
De heer Claassen (PVV):
Misschien toch een kleine nuance. Het was geen wet of verbod op
afschaling. De vraag was om in de wet bij het verbod op winstuitkering
mee te nemen dat ziekenhuizen de winst die ze maken, bijvoorbeeld
cumulatief meer dan 30 miljoen over twee jaar, ook inzetten om
afschaling te voorkomen. Als een entiteit winst maakt maar wil
afschalen, zouden we hier dus met elkaar moeten regelen dat die middelen
vooral ingezet moeten worden om afschaling te voorkomen. Dat is toch
echt wel de nuance. Een verbod op afschaling zou heel raar zijn. Dat kan
nooit de intentie zijn.
Minister Bruijn:
Ik begrijp meneer Claassen. Dank voor deze nuance en toelichting. In
bestedingen van positieve of negatieve resultaten door zelfstandige
rechtspersonen kan ik mij niet mengen. Het stelsel voorziet daar niet
in. Het zou wel kunnen als het stelsel gewijzigd wordt. Ik ben een
demissionaire minister. Een stelselwijziging is niet direct logisch om
te gaan ondernemen voor een demissionair minister. Maar ik begrijp het
punt van meneer Claassen wel.
Voorzitter. Mevrouw Dobbe van de SP-fractie vraagt of ik de regie wil
nemen over de zorg in Nederland. Ik neem die regie door de
randvoorwaarden te scheppen voor de keuzes die in de regio gemaakt
worden met betrekking tot het aanbod van zorg, ook acute zorg. Dan
hebben we het dus over die budgetbekostiging, de handreiking die ik heb
gepubliceerd op verzoek van uw Kamer voor de dialoog in de regio en over
de aanscherping van de regelgeving en besluitvorming die in
internetconsultatie gebracht is. We hebben natuurlijk ook een pakket
maatregelen om het arbeidstekort aan te vallen. Dat is ook vanuit het
AZWA een heel belangrijk transitiedoel. De keuzes moeten uiteindelijk in
de regio gemaakt worden. Dat is ook ten behoeve van de
regiospecificiteit van bepaalde problematiek. Daar weten ze het beste
wat goed is voor de patiënt en welk aanbod het beste past bij de
zorgvraag en de omstandigheden in die regio. Maar nogmaals, voor zover
ik de randvoorwaarden kan verbeteren, doe ik dat volop, met het zojuist
genoemde pakket.
Voorzitter. Mevrouw Joseph van de BBB-fractie heeft ... O, er is een
interruptie van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik stel die vraag natuurlijk niet voor niets. Het is ook niet om flauw
te doen. Het is gewoon heel raar dat wij een minister hebben die
verantwoordelijk is voor ziekenhuizen, maar daar eigenlijk niet
verantwoordelijk voor is. Want op het moment dat wij bijvoorbeeld zeggen
dat de geboortezorg in Heerlen behouden moet blijven, wordt er gezegd:
"Ik laat me informeren, maar eigenlijk heb ik geen andere rol dan dat.
We zullen dus wel zien wat eruit komt. De verzekeraars en de
zorgaanbieders gaan daar namelijk over." Het is dus heel logisch dat wij
de vraag stellen waar nu de regie ligt. Wie gaat er nou eigenlijk over
onze ziekenhuizen? De minister ziet het in ieder geval niet als zijn
rol. Ik heb daar ook een vervolgvraag op. Denk bijvoorbeeld aan de
afschaling van de zorg in Zuyderland, waardoor daar geen volwaardig
ziekenhuis meer is. Ik heb ook andere voorbeelden genoemd: in Terneuzen
en in Haarlem zien we het nu ook. Vindt deze minister het eigenlijk een
probleem dat die zorg verdwijnt? De afgelopen tien jaar zijn er 19
afdelingen acute verloskunde verdwenen. Sinds 2011 zijn er 19
spoedeisendehulpposten verdwenen. Sinds 2010 zijn er 28 algemene
ziekenhuizen verdwenen. Vindt de minister dat eigenlijk een probleem? Of
zegt hij: ik laat me informeren, maar ik heb er eigenlijk geen mening
over?
Minister Bruijn:
Ik vind het inderdaad een probleem. Daarom hebben we ook een heel pakket
met maatregelen. Dat betreft om te beginnen de budgetbekostiging. Er zit
een normenkader aan vast. Meneer Claassen vroeg naar het landschap. Hoe
het zorglandschap er uiteindelijk uitziet, gaan we via dat normenkader
bepalen. Bij het normenkader is het de afspraak dat de minister altijd
aan tafel zal zitten. Dat geldt ook voor mijn opvolgers. Dat is het
eerste. Dan hebben we de aanpassingen aan de Wkkgz. De burgemeester en
de andere partners in de regio, en desnoods de IGJ, gaan daarover ook
zwaarwegende adviezen uitbrengen. Dat is dus nieuw. Daarnaast hebben we
natuurlijk de handreiking voor het regionale overleg, die ik op verzoek
van uw Kamer heb gepubliceerd. Dat zijn dus een aantal zaken. Ook uit
onze acties ten aanzien van de mobiele medische teams mag blijken dat ik
het inderdaad een probleem vind. In de ambulancezorg gaan we ook van
alles veranderen, bijvoorbeeld met een functiedifferentiatie in de
meldkamer. Ik noem ook de ic-capaciteit, waar we straks nog over komen
te spreken. Ik neem dus wel degelijk een groot pakket maatregelen. Deels
is dat al ingezet door mijn voorgangers. Het stelsel kan ik echter niet
veranderen. Dat kan ik alleen als dat door een missionaire minister
gewenst is en het, uiteindelijk, door uw Kamer wordt besloten. Maar dat
is natuurlijk een heel ander traject. Maar: ja, we vinden het een
probleem. Dat is ook de reden om de budgetbekostiging in te
voeren.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Deze minister noemt een aantal maatregelen, waaronder budgetbekostiging.
Dat is heel goed; hij moet dat zeker doen. Tegelijkertijd kan hij niet
zeggen of bijvoorbeeld de geboortezorg in Heerlen en de ziekenhuizen in
Haarlem en Terneuzen behouden blijven. Voor iets wat de minister wel een
probleem vindt, is dit dan toch geen oplossing? De minister zal iets
extra's moeten doen. Als hij het een probleem vindt, moet hij echt een
extra stap zetten en er actief mee aan de slag gaan om te zorgen dat het
gebeurt. Waarom gebeurt het telkens, ondanks ... Want de steun van de
Kamer heeft u, minister. Ga uw gang. Ga ervoor. Waarom doet de minister
dat niet?
Minister Bruijn:
Specifiek wat de verloskunde betreft doen we boven op het pakket ook nog
het volgende. We hebben de NZa om advies gevraagd over de invoering van
budgetbekostiging voor de acute verloskunde. Overigens doen we dat ook
voor de ic's. Die adviezen komen voor het einde van het jaar. Ik heb de
NZa gevraagd om daar echt zo snel mogelijk mee te komen. Ook specifiek
voor de verloskunde zijn we dus, natuurlijk, stappen aan het zetten.
Maar dat doen we wel binnen het huidige stelsel. Nogmaals, ik begrijp de
oproep van mevrouw Dobbe heel goed. We staan namelijk aan dezelfde kant.
We willen de juiste zorg voor de patiënt beschikbaar hebben. In het
stelsel zoals het nu is, kan ik alle stappen zetten die ik zet, maar ik
kan een instelling niet dwingen om bepaalde zorg te leveren. Dat zou ook
gevaarlijk zijn. Als bestuurders die zorg bijvoorbeeld door
personeelskrapte niet kunnen leveren, zouden ze op dat moment namelijk
onmogelijk aan mijn doorzettingsmacht kunnen voldoen.
De voorzitter:
Gaat u door, minister.
Minister Bruijn:
Mevrouw Joseph van de BBB heeft gevraagd of het mogelijk is tijdelijke
staatssteun te geven aan ziekenhuizen die bijna omvallen. Zo ja, waarom
is dat dan niet gebruikelijk? Een financiële bijdrage om een ziekenhuis
open te houden kan alleen onder zeer strikte omstandigheden. Deze
bijdrage dient ook te voldoen aan Europese staatssteunregels, zoals
mevrouw Joseph ook al noemde. Onder andere moet er sprake zijn van een
financieel noodlijdende instelling, in dit geval dus een zorginstelling.
Het is ook geen oplossing voor personeelstekorten. Ik denk dus dat het
beter is om onze tijd en energie te steken in het zo snel mogelijk
uitvoeren van het pakket maatregelen van dit kabinet dat we net genoemd
hebben, waar ook veel maatregelen in zitten die de arbeidstekorten
tegengaan, in plaats van een pad op te gaan dat ongetwijfeld zeer veel
langer zal duren en geen oplossing is voor het personeelstekort, dat
daar het grootste probleem was.
Mevrouw Joseph (BBB):
Ik heb ook naar de regels gekeken, en die staatssteun zou wel binnen een
paar weken geregeld kunnen worden. Volgens mij hoeft dat dus niet echt
een heel erg lang pad te zijn. Waar de grote zorg dus zit, is dat als je
eenmaal die regionale ziekenhuizen of afdelingen sluit, ze niet meer
terugkomen. Dat hebben we bijvoorbeeld ook gezien bij de cruciale ggz.
Daarom denkt de BBB dus dat het toch belangrijk is om alles goed in de
benen te houden. Het is niet alleen het personeelstekort; het is ook de
financiële onzekerheid. Die financiële onzekerheid kan er ook voor
zorgen dat het personeel ergens anders gaat werken. Als namelijk de hele
tijd in de lucht hangt dat je ziekenhuis mogelijk gaat sluiten, dan ga
je op zoek naar meer zekerheid.
De voorzitter:
Dat was meer een opmerking.
Minister Bruijn:
Meer een opmerking, ja, maar ik begrijp die heel goed.
De voorzitter:
Even voordat de minister verdergaat: u heeft nog twee interrupties,
meneer Claassen. U hoeft ze niet op te maken, maar dan weet u hoeveel u
er heeft.
Minister Bruijn:
Voorzitter. Dan gaan wij, denk ik, naar het volgende blokje, en dat zijn
de andere belangrijke onderwerpen.
De heer Claassen (PVV):
Zit in dat blokje ook het onderwerp opleiden?
Minister Bruijn:
Ja, uiteraard.
Voorzitter. Ik kreeg een vraag van mevrouw De Korte van NSC over
opleiden. De vraag aan de minister is: hebben we wel zicht op het aantal
benodigde SEH-verpleegkundigen, ic-verpleegkundigen en
ambulanceverpleegkundigen, en wellicht alle verpleegkundigen in de
verschillende sectoren? Dat is natuurlijk een hele belangrijke vraag.
Het antwoord is ja. Eind 2024 heeft het Capaciteitsorgaan een advies
gegeven over de benodigde instroom in de periode 2024-2026 voor niet
alleen deze drie, maar voor de zeventien geraamde beroepen. Daaronder
vallen ook de SEH-, de ic- en de ambulanceverpleegkundigen. Niet alle
verpleegkundige vervolgopleidingen in de verschillende ondersectoren
worden overigens geraamd. In het AZWA zijn wel afspraken gemaakt om te
verkennen hoe beter inzicht verkregen kan worden in de behoefte tot
opleiden. Dat wordt mede verkend door het Capaciteitsorgaan.
Voorzitter. Een vraag van mevrouw De Korte. Het is eigenlijk een
vervolgvraag. Kan de minister toezeggen dat hij het Capaciteitsorgaan
zal vragen om een tweejaarlijkse telling van de aantallen en de behoefte
aan gespecialiseerde verpleegkundigen? Kan hij toezeggen dat hij het
Capaciteitsorgaan bij de capaciteitsplanning vraagt te kijken naar
verschillen in de regio? Kunnen we bij een nieuwe pandemie nog wel
opschalen? Zijn we voorbereid of opnieuw kwetsbaar? Zoals ik al zei: het
meest recente advies van het Capaciteitsorgaan komt uit 2024. Die raming
bevat adviezen over de instroom in de periode 2024-2026. Het
Capaciteitsorgaan kijkt naar de reguliere zorg. Ter voorbereiding op een
pandemie worden andere maatregelen ingezet, zoals de Nationale
Zorgreserve. Die staat daar dus buiten. Die wordt niet meegeraamd. Eens
in de drie jaar komt het Capaciteitsorgaan met een advies. Of het
verstandig is dat elke twee jaar te doen, weet ik niet. Ik weet niet of
zich daar iets tegen zou verzetten. Maar ik ben zeker bereid, naar
aanleiding van de vraag van mevrouw De Korte, om aan het
Capaciteitsorgaan te vragen of dit zou helpen, of het überhaupt mogelijk
is en of het iets zou opleveren. Ik begrijp de vraag namelijk heel goed.
Dan heb je misschien meer de vinger aan de pols, om maar even in
medische termen te blijven. Ik ga dat dus zeker vragen, zeg ik u
toe.
Dan was er nog de vraag waarom het instroomadvies voor gespecialiseerde
verpleegkundigen de afgelopen jaren niet is gehaald. Het tekort aan
geschikte of geïnteresseerde kandidaten is eigenlijk het belangrijkste
knelpunt. Je kunt natuurlijk wel een aantal opleidingen openzetten, maar
als minder mensen zich aan de poort melden dan waarvoor je die open hebt
gezet, dan is dat de snelheidsbepalende factor, zal ik maar zeggen. Het
tekort aan begeleidingscapaciteit speelt overigens ook nog weleens een
rol. Dat is natuurlijk ook een arbeidstekort. Je moet wel voldoende
mensen hebben die de studenten opleiden. Het is en blijft noodzakelijk —
daar vinden we elkaar meteen — om te investeren in nieuwe instroom,
zeker gelet op de opgave waar we voor staan. Maar we moeten ook reëel
zijn: de stijgende zorgvraag kunnen we niet beteugelen met alleen nieuwe
instroom. Daarvoor is het potentieel aan nieuwe instroom onvoldoende.
Daarom adviseert het Capaciteitsorgaan ook nadrukkelijk onderzoek naar
andere oplossingen, zoals het beperken van de administratieve last en
het inzetten van technologie.
Mevrouw De Korte van de fractie van NSC vroeg: "Waarom bestaat deze
scheve verdeling in onderzoeksgeld? Kan de minister toezeggen dat hij de
verdeling van onderzoeksgelden tussen medisch specialisten en
verpleegkundigen eerlijker maakt?" Ik zou bijna zeggen:
onderzoeksbudgetten zitten overal. Als je goed om je heen kijkt, zie je
er ergens eentje. Denk bijvoorbeeld aan de onderzoeksprogramma's bij
ZonMw of de beschikbaarheidsbijdrage academische zorg. Maar er zijn
natuurlijk veel en veel meer instanties die onderzoeksbudgetten
verlenen. Denk ook aan het Longfonds en de Nierstichting, en ga zo maar
door. Die onderzoeksmiddelen zijn niet voorbehouden aan alleen
verpleegkundigen of alleen medisch specialisten.
VWS stuurt in de meeste gevallen niet specifiek op de inhoud van die
onderzoeken. Dat zou ook niet goed zijn, denk ik. Dat moet door
onafhankelijke onderzoeksaanvraagbeoordelende commissies gebeuren. Dat
is dus aan de partijen in het veld, zoals beroepsgroepen of aanbieders,
die dat meestal zelf organiseren. Aanbieders bepalen dus zelf waar het
geld aan besteed wordt. Ik denk dat dat een antwoord op de vraag is. Het
goede nieuws is wel dat in de hogescholen van Nederland praktijkgericht
onderzoek een prachtige groeibriljant is. Ik heb daar zelf ook als
toezichthouder mogen functioneren. We zien dat snel toenemen. Dat zit
natuurlijk ook wel heel erg in de hoek van het belangrijke
verpleegkundige onderzoek waar mevrouw De Korte het over heeft.
Ik ga naar de vraag van de heer Bushoff van de PvdA-GroenLinks over
aed's en de burgerhulpverlening, maar niet dan nadat mevrouw De Korte
haar ...
De voorzitter:
Voordat u daarnaartoe gaat, heeft mevrouw De Korte een
interruptie.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik dacht: misschien komt er nog wat.
Onderzoeksgeld. We zien echt dat medisch specialisten in het ziekenhuis
ontzettend vaak zijn gepromoveerd, en verpleegkundigen niet. Ik heb ooit
in een ziekenhuis gewerkt waar ze zeiden: we willen de allerallerbeste
verpleegkundigen. Dat waren toen hbo-verpleegkundigen, maar in de loop
van de tijd is dat veranderd. Er zijn landen waar veel meer
onderzoeksverpleegkundigen zijn die ook gaan promoveren. We zien daar
echt een enorm scheve verdeling. We zien inderdaad wel dat er op hbo's
iets meer onderzoek plaatsvindt, maar het is gewoon heel erg
onevenredig. De efficiëntie zal echt verbeteren als er goed onderzoek
wordt gedaan. Het geeft ook loopbaanmogelijkheden. U zegt: dat zit
allemaal in de budgetten. Wij zien het te weinig in de budgetten. Het
zou echt mooi zijn als daar, misschien binnen het AZWA of waar dan ook,
opnieuw naar gekeken wordt, zodat verpleegkundigen ook door kunnen
groeien.
Minister Bruijn:
Ik kom zelf uit het onderzoek. Ik vind het een absoluut relevante vraag.
We hebben overigens in het hbo tegenwoordig ook het professional
doctorate. Daar wordt dus wel degelijk steeds meer onderzoek gedaan. Ik
spreek maandag de AZWA-partners. Ik zeg u toe dat ik die vraag maandag
aan hen zal stellen en dat ik u van het antwoord op de hoogte zal
stellen, want het is zonder meer een relevante en hele interessante
vraag.
De voorzitter:
Bent u tevreden?
Mevrouw De Korte (NSC):
Bedankt voor deze toezegging over het gesprek met de AZWA-partners. Ik
wil nog even een stap verder. Ik heb namelijk ook les gegeven aan
ic-verpleegkundigen. Ze hebben mooi onderzoek gedaan. Ik heb een
voorbeeld gegeven van hoe belangrijk dat is. Er is zo veel onbekend.
Maar als ze een master hebben gehaald voor de ic, is er vervolgens geen
functie beschikbaar. Zou u dus ook die stap willen nemen, willen zorgen
dat er ook echt functies zijn voor onderzoeksverpleegkundigen,
gespecialiseerde verpleegkundigen, zodat ze daar ook in een functie voor
betaald worden? Want dat lukt dus niet binnen de huidige situatie.
Minister Bruijn:
Dat is natuurlijk aan het veld; dat weet mevrouw De Korte ook. Maar ik
zeg u toe dat ik die vraag maandag meeneem.
Dan de vraag van de heer Bushoff van PvdA-GroenLinks over de aed's en de
burgerhulpverlening. Is de minister bereid de bekendheid in gemeenten
van aed's en burgerhulpverlening bij reanimatie te vergroten? Kan de
minister daarbij ook iets betekenen in de betaalbaarheid? Het is heel
belangrijk om een dekkend netwerk voor burgerhulpverlening en aed's te
hebben. Gelukkig hebben we daarvoor in dit mooie land al grote stappen
gezet. Ik denk dat we wereldwijd misschien wel vooroplopen, maar dat is
een inschatting. Dat is heel belangrijk. Dat heeft ook te maken met de
first responders en de rapid responders, dat hele snijvlak. Naar
aanleiding van uw vraag zeg ik graag toe dat ik in gesprek ga met
HartslagNu over hoe we gemeenten beter kunnen informeren over en
betrekken bij een betere dekking van de aed's en de burgerhulpverlening.
HartslagNu is, zoals u weet, de organisatie die de infrastructuur
beheert en alarmeringen uitvoert en ontvangt. Zij krijgt daarvoor een
instellingssubsidie van VWS. Ik neem dat dus graag mee. Ik ga daarover
in gesprek.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dat is in ieder geval heel fijn, en dat is volgens mij één kant van het
verhaal, maar er is ook een andere kant. Die zal de minister wellicht
ook terughoren in dat gesprek. Je kunt online heel mooi inzien waar er
allemaal dekking van aed's is. Dan zie je inderdaad dat Nederland dat
ontzettend goed doet, maar niet in de wijken waar mensen weinig geld
hebben. Ik noemde in mijn inbreng een lijstje met wijken op en ik kan er
nu nog meer opnoemen. Dat zijn stuk voor stuk wijken waar mensen weinig
geld hebben. De aanschaf van een aed door een organisatie kost geld en
de opleiding van vrijwilligers kost vervolgens ook nog €50 tot €100. Dat
wordt regelmatig via een aanvullende verzekering vergoed, maar veel
mensen met weinig geld hebben niet zo'n aanvullende verzekering. Hoe
gaan we ervoor zorgen dat die financiële barrière, juist in die wijken,
doorbroken wordt? Ziet de minister daar nog kansen voor?
Minister Bruijn:
Ik zie in ieder geval het grote belang hiervan. Dat is volkomen helder.
De gemeenten kunnen zich bij HartslagNu aansluiten en krijgen dan advies
over de vraag hoe ze kunnen zorgen voor een optimale dekking van zowel
de burgerhulpverlening als de aed's. Gemeenten kunnen daar dus terecht
voor advies. Uiteindelijk is het aan gemeenten om op lokaal niveau
beleid te voeren om te bewerkstelligen dat de dekking van aed's en
burgerhulpverleners wordt vergroot, maar ik zal ook deze vraag meenemen
in het gesprek dat ik naar aanleiding van uw vraag zal hebben met
HartslagNu.
Voorzitter. Dan een vraag van mevrouw De Korte van de fractie van NSC
over, wederom, het thema opleiden. Waarom bestaat deze scheve verdeling
in scholingsgeld tussen verpleegkundigen en artsen? Dat gaat dus over
scholingsgeld; net hadden we het over onderzoek. Gaat de minister hierop
ingrijpen? Het ministerie van VWS stelt vanuit de
beschikbaarheidsbijdrage medische vervolgopleidingen een kostendekkende
vergoeding beschikbaar voor een groot aantal medische vervolgopleidingen
voor artsen en gespecialiseerde verpleegkundigen. Omdat het gaat om een
kostendekkende vergoeding kan er verschil ontstaan in de bijdrage per
opleiding: de ene opleiding is veel duurder dan de andere. VWS
stimuleert daarnaast het strategisch opleiden in de
medisch-specialistische zorg met een subsidieregeling. Vooral
verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel maken daar gebruik
van. Daarvoor is circa 119 miljoen euro per jaar beschikbaar. Ook is in
het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord, het AZWA, afgesproken om te
investeren in opleiding en scholing, met name voor personeel buiten het
ziekenhuis. Deze middelen worden onder andere besteed aan het
verstevigen van de initiële opleidingen en de vervolgopleidingen van
verpleegkundigen. Dat nemen we natuurlijk ook mee in de monitoring van
de uitrol van het AZWA. Daarvan zal ik uw Kamer uiteraard op de hoogte
houden.
De voorzitter:
Mevrouw De Korte, dit is uw laatste interruptie.
Mevrouw De Korte (NSC):
Die besteed ik graag aan de opleidingen, want ik kom zelf ook uit die
hoek. We horen toch een enorm verschil in de vergoedingen voor medisch
specialisten, die €5.000 krijgen, en verpleegkundigen, die €300 krijgen.
Medisch specialisten kunnen hun opleiding eigenlijk zelf wel betalen. Ze
verdienen daar genoeg voor. €300 is voor een verpleegkundige echt te
weinig. Het zou enorm stimulerend zijn als ze ook eens naar een
symposium kunnen gaan. Die €300 is te weinig om dat te kunnen doen. We
zien dus grote verschillen tussen verpleegkundigen en medisch
specialisten. Ziet de minister ook niet dat het eigenlijk oneerlijk
verdeeld is?
De voorzitter:
Ziet de minister de oneerlijke verdeling?
Minister Bruijn:
In ieder geval zijn het verschillende bedragen. Of het oneerlijk is,
vind ik eerlijk gezegd nog de vraag, want het zijn kostendekkende
vergoedingen. Het opleiden van een medisch specialist vanaf het eerste
jaar geneeskunde tot het eind van de opleiding, vaak een jaar of twaalf,
dertien, veertien later, kost ongeveer een miljoen euro, grofweg. Dat
heb ik me ooit laten vertellen, maar pint u me er niet op vast; dit heb
ik uit de wandelgangen. Voor andere opleidingen ligt dat natuurlijk
anders. Dat zijn we denk ik eens. Desalniettemin, in het AZWA is
afgesproken om te investeren in opleiding en scholing. Ik zie het punt
van mevrouw De Korte heel duidelijk. We moeten daarnaar blijven kijken,
maar een overgang naar een andere wijze van bekostiging als het gaat om
de werkgever versus de overheid en de betrokkene zelf is een
stelselwijziging. Dan moet ik helaas zeggen: ik moet me bescheiden
opstellen, want ik ben een demissionair minister; een stelselwijziging
is nu denk ik niet goed. Maar dat kan wellicht bij de formatietafel aan
de orde komen.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Bruijn:
De heer Claassen van de fractie van de PVV vroeg: bent u bereid om
contact op te nemen met OCW om plannen te maken om de
arbeidsproblematiek aan te pakken? Er is op dit moment al regelmatig
overleg met OCW. Onze panden staan ook vlak bij elkaar, zoals u weet; de
ministeries liggen op loopafstand van elkaar. Dat gaat dan over de
instroom op de arbeidsmarkt. Samenwerking tussen zorg- en
onderwijsinstellingen is natuurlijk cruciaal. Daarom zijn er in het AZWA
diverse concrete maatregelen afgesproken om de samenwerking te
versterken. Het antwoord is dus ja. Dan moet je bijvoorbeeld denken aan
de capaciteit van de opleidingen en het Capaciteitsorgaan, waar we het
al over hadden. De opleidingen zijn natuurlijk vaak een zaak van OCW of
deels een zaak van OCW, terwijl wij vanuit VWS kijken hoeveel mensen we
nodig hebben. Dus ja, die discussie loopt en dat contact met OCW is er.
Het korte antwoord op uw vraag is dus: ja, dat contact is er al. Dat
contact houden we natuurlijk ook warm.
De heer Claassen (PVV):
Ik vraag dat omdat de opleiding voor verpleegkundig specialisten bij CZO
ligt en CZO onder VWS valt, terwijl de initiële opleiding onder OCW
valt. De minister zei net terecht: als je wilt zorgen dat er meer
specialistisch verpleegkundigen zijn, zul je moeten zorgen voor aanwas.
Dat is initieel. Maar de doorstroom naar specialistische opleidingen
ligt bij CZO. Daar zit vaak het pijnpunt. Ik gaf het voorbeeld van
EPA's. Het zou heel mooi zijn als die zouden indalen. De ontwikkeling
daarvan is lastig, zoals ik net heb toegelicht, omdat er wat
verschillende invalshoeken aan zitten, maar het zou mooi zijn als die
kunnen landen in initiële opleidingen, die onder OCW vallen, en bij de
ontwikkeling, die onder CZO valt. Daar moet een hele goede gezamenlijke
aanpak voor komen. Dat zie ik nog niet gebeuren, dus ik zou daar graag
wat meer duidelijkheid en een toezegging op krijgen. Welke stap gaat dit
ministerie hier samen met OCW in zetten?
Ten tweede. Ik heb gewezen op eerdere trends die de flexibilisering van
het onderwijs, de instroom en de doorstroom, zouden kunnen bevorderen,
zoals deeltijdopleidingen die verkort zouden kunnen worden. Ze mogen nu
niet korter zijn dan twee jaar, terwijl ze op basis van eerder verworven
competenties best veel korter zouden kunnen, maar dat mag niet meer. De
bekostiging van … Hoe zei ik het net? Ik blader even mijn papieren door,
voordat ik het fout zeg.
Minister Bruijn:
De nurse practitioners?
De heer Claassen (PVV):
Dat ook, en de PA's en zo. Maar ik had het over de Basis Acute Zorg. De
BAZ-subsidie was verlengd, maar is in 2024 gestopt. Het zijn allemaal
dingen die je zou kunnen integreren in de BAZ, in de opleiding.
De voorzitter:
Oké.
De heer Claassen (PVV):
Maar mijn vraag is …
De voorzitter:
Dit is een lange interruptie. Het lijkt bijna een tweede termijn. Nu dus
even uw vraag.
De heer Claassen (PVV):
Ja, maar mijn interruptie was ook ... Ik kom toch even terug op het
Zuyderland. Ik mis voor die regio echt plannen die de partners daar
samen maken. Ik heb de bestuursvoorzitter daar ook op bevraagd, maar er
komt geen goed antwoord.
De voorzitter:
Oké. De minister.
De heer Claassen (PVV):
Ik verwacht toch echt dat de minister voor die regio gaat kijken hoe de
instellingen daar, samen met het MUMC+, dat verantwoordelijk is voor de
CZO-opleidingen, veel meer stappen kunnen gaan zetten dan nu.
De voorzitter:
Duidelijk. De minister.
Minister Bruijn:
Dit is inderdaad een heel complex snijvlak tussen OCW en VWS, als het
gaat om physician assistants, nurse practitioners, de nieuwe opleidingen
en taakherschikkingen, uiteindelijk ook in het veld. Ik vind het heel
terecht dat de heer Claassen dat aansnijdt en ik ben zeker bereid om
daar specifiek met OCW over te gaan praten.
De heer Claassen (PVV):
Mag ik dan de toezegging dat het erover praten teruggekoppeld wordt met
een eventueel beleidsvoornemen? Want OCW gaat samen met VWS in het
beroepsveld investeren.
Minister Bruijn:
Ik zal u terugkoppelen wat er uit het gesprek komt. Ik kan nu niet
toezeggen dat daar ook een beleidsvoornemen uit voortkomt.
De voorzitter:
Ja.
De heer Claassen (PVV):
En voor wanneer geldt de toezegging? Dat is van belang.
De voorzitter:
Q1?
Minister Bruijn:
Ja.
De heer Claassen (PVV):
Liever voor het tweeminutendebat.
Minister Bruijn:
Ik zal dat zo snel mogelijk doen.
De voorzitter:
Z.s.m.
De heer Claassen (PVV):
Tot slot, voorzitter. De minister had het over functiedifferentiatie en
over de meldkamer. Even een reminder: we hebben dat voornemen, althans
de verdere doorontwikkeling, gestuit. Dat voorstel hebben we althans als
commissie gedaan. Ik zou daar momenteel nog niet te hard warm voor
lopen.
Minister Bruijn:
Daar kom ik in tweede termijn even op terug.
De voorzitter:
U bent door uw interrupties heen, meneer Claassen.
Minister Bruijn:
Dan sprak de heer Claassen over opleiden. Hij vroeg wat de status is van
de regionale aanpak van medisch-specialistische opleidingen voor artsen.
Dat is misschien nog aanvullend op het vorige onderwerp. Ter uitvoering
van de motie-Paulusma is de afgelopen jaren meer rekening gehouden met
de spreiding van medisch-specialistische opleidingsplaatsen over het
land. Dit wordt de komende tijd verder uitgewerkt met alle betrokken
veldpartijen en natuurlijk ook met het capaciteitsorgaan. Ik verwacht de
eerste helft van volgend jaar de resultaten hiervan te presenteren en
zal uw Kamer daarvan op de hoogte stellen.
Dan een vraag van de heer Krul van het CDA over intensive cares en de
verkenning van de wetgeving. Hij vroeg: kan de minister vertellen hoe
hij een basiscapaciteit voor de ic in de wet wil vastleggen? Dat is een
onderwerp dat allang speelt, na corona. De Kamer heeft in 2022 de
motie-Westerveld aangenomen, waarin wordt gevraagd om te komen tot een
basiscapaciteit van 1.150 ic-bedden. Het is partijen de afgelopen jaren
niet gelukt om tot afspraken te komen. Daarom ben ik gestart met een
verkenning van wetgeving met het doel om voldoende ic-capaciteit
wettelijk te borgen. Het is wel complex natuurlijk. Ik hoop die
verkenning begin 2026 af te ronden, over een paar maanden dus. Daarna
kan ik u meer vertellen over de gevonden mogelijkheden en de implicaties
daarvan. Maar het staat hoog op de prioriteitenlijst.
Dan een vraag van de heer Bushoff van GroenLinks-PvdA: ziet de minister
een rol voor de overheid bij het aanpakken van het personeelstekort, en
dan natuurlijk vooral in de zorg? Ja, die rol zie ik en die rol pak ik
ook op, samen met de andere betrokken partijen. In het AZWA wordt
bijgedragen aan het laten dalen van het personeelstekort met 100.000
mensen tot en met 2028. Ook in het HLO, het Hoofdlijnenakkoord
Ouderenzorg, wordt ingezet op het verminderen van personeelstekorten in
de zorg. Er is een interruptie van de heer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dit is volgens mij mijn laatste interruptie. Er gebeuren gelukkig dingen
om het personeelstekort aan te pakken. Het voorstel en de overweging die
ik in het debat meegaf, is om specifiek extra inzet te plegen in die
regio's waar het tekort tot hele schrijnende situaties leidt. Ik denk
even aan mijn eigen provincie, Oost-Groningen, als het personeelstekort
zo nijpend wordt dat het Ommelander Ziekenhuis het niet meer kan redden,
maar ook het Zuyderland. De vraag is: moet je in dat soort regio's niet
specifiek voor die regio's een stapje bijzetten als rijksoverheid om met
onderwijsinstellingen, woningbouwcorporaties, met gemeenten en met geld
ervoor te zorgen dat het aantrekkelijk wordt om daar te gaan wonen,
opgeleid te worden en te gaan werken? Zouden we die extra stap niet
moeten zetten, juist voor die regio's?
Minister Bruijn:
Dat is de bredere inzet van dit kabinet: de regionale benadering
opleidingen van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Daar wordt dus in
voorzien. Daarnaast zijn de maatregelen die wij nemen, grotendeels
ingevolge het AZWA, het tillen van de capaciteit van de opleiding boven
het niveau en de raming van het capaciteitsorgaan, passende zorg, het
slimmer werken met AI en de budgetbekostiging zelf. Ook het halveren van
de administratietijd en het tegengaan van wachtlijsten zijn allemaal
manieren om om te gaan met de personeelstekorten of om die te reduceren.
Daarin is natuurlijk ook impliciet volop ruimte voor regionaal
maatwerk.
Voorzitter. Mevrouw Joseph van de BBB-fractie stelde een terechte vraag
over het schrappen van overbodige regels en indicatieprocedures. VWS
heeft in kaart gebracht welke wet- en regelgeving vereenvoudigd of
geschrapt zou kunnen worden wegens onevenredige regeldrukeffecten. Onder
andere de grote verscheidenheid aan VWS-subsidies met verschillende
verantwoordingsregels en hulpmiddelen werden genoemd, dus we steken
eerst de hand in eigen boezem. Een belangrijke conclusie is dat wet- en
regelgeving vanuit VWS vaak al wel ruim geformuleerd is en dat de
regeldruk ontstaat door de manier waarop zorgpartijen, zoals
toezichthouders en zorginstellingen, invulling geven aan de vaak bredere
kaders. Dat betekent dat VWS dat niet vanachter het bureau met één
pennenstreek kan oplossen. Dat moeten we samen met zorgpartijen doen.
Binnen de werkagenda van de Regiegroep Aanpak Regeldruk wordt aan de
diverse knelpunten gewerkt. De minister van Economische Zaken gooit daar
ook flink de zweep over, kan ik u vertellen, omdat een van zijn
hoofdpunten, en daarmee ook van het kabinet, in veel bredere zin minder
regels is. Ook is een van de afspraken in het hoofdlijnenakkoord om de
administratietijd rondom herindicaties in het verpleeghuis te
verminderen. Daarna zal dit verbreed worden naar alle herindicaties in
de Wlz en naar andere sectoren. Kortom, ik vind het een zeer terechte
vraag en het heeft volop onze aandacht.
Mevrouw Joseph (BBB):
Dank aan de minister voor het antwoord. We merken inderdaad dat er ook
veel regeldruk bij de zorginstellingen komt. Alleen, we zien gewoon —
mevrouw Dobbe heeft daar verschillende moties voor ingediend — dat we
daar niet goed komen. We zien dat ze bijvoorbeeld van die
vijfminutenregistraties afgaan. Ik heb het gevoel dat we meer regie
moeten pakken en dat er iemand moet komen met meer doorzettingsmacht dan
er tot nog toe is. Is de minister dat met mij eens?
Minister Bruijn:
Op dat punt heeft de staatssecretaris al een toezegging gedaan. Ik kom
in tweede termijn gedetailleerd terug op wat er precies is toegezegd,
want dat heb ik op dit moment niet scherp.
Voorzitter. Wat vindt de minister van het voorstel van BBB om de winst
van zorgverzekeraars in te zetten voor acute zorg, bijvoorbeeld voor het
behoud van personeel? Dat is een vraag van mevrouw Joseph. Het spijt me
te moeten zeggen, maar ik vind dit inhoudelijk geen goed voorstel.
Zorgkosten moeten betaald worden uit de premiegelden die de
zorgverzekeraars ontvangen in dit stelsel. Zorgverzekeraars hebben
beschikking over hun premiegelden om de kosten van de acute en de
niet-acute zorg voor hun verzekerden te vergoeden. Als zorgverzekeraars
aan het einde van het jaar geld overhouden, dan gebruiken ze dat om de
premie van het daaropvolgende jaar te dempen. We zien het dit jaar ook
gebeuren dat de premie nauwelijks stijgt. Dat is omdat er middelen zijn
die de zorgverzekeraar daarvoor inzet. Geld gaat dus terug naar de
premiebetaler, de verzekerden, waar het ook hoort, denk ik. Het kan ook
gebruikt worden om de noodzakelijke reserves aan te vullen, waar De
Nederlandsche Bank toezicht op houdt. We hebben in het vragenuurtje over
het Zuyderlandziekenhuis ook besproken wat nou een redelijke
solvabiliteit is, oftewel: hoeveel centjes moet je in voorraad hebben om
te zorgen dat je plotselinge problemen kunt voorkomen? Dat geldt bij
iedereen thuis ook. Ook juridisch vind ik het geen goed voorstel, hoe
sympathiek ik het ook vind. Ik ga als minister niet over de winst van
zorgverzekeraars. Het zijn private rechtspersonen. Dat zou wederom echt
een stelselwijziging vergen en dat is op dit moment niet aan de orde.
Maar misschien is dat iets voor aan de formatietafel, mevrouw
Joseph.
Voorzitter. Dan een vraag van de heer Claassen van de PVV-fractie. Wat
is het samenwerkingsplan met scholen om versneld op te leiden tot
verpleegkundige en gespecialiseerd verpleegkundige?
De voorzitter:
Gaat u verder. Ik vraag iedereen om niet buiten de microfoon te
spreken.
Minister Bruijn:
Samenwerking tussen zorg- en onderwijsinstellingen is cruciaal. Daarom
zijn er in het AZWA diverse concrete afspraken gemaakt om deze
samenwerking te versterken. Dat raakt natuurlijk ook de regio's en de
gemeenten in Nederland. Zowel op landelijk als op regionaal niveau
worden de komende periode afspraken gemaakt over onder andere het
vernieuwend opleiden en het inbedden van actuele thema's zoals
technologie en passende zorg, zeg ik tegen de heer Claassen. Ook het
versneld opleiden tot gespecialiseerd verpleegkundige of medisch
ondersteuner heeft onze aandacht, ook in gesprekken met OCW, waar we het
eerder over gehad hebben. Deze opleidingen zijn modulair ingericht. Per
1 januari 2025 is het mogelijk om te bekostigen per afgeronde losse
module. Dat is dus goed nieuws, want dat geeft flexibiliteit. Op die
manier kunnen zorgmedewerkers losse modules volgen, waarna ze sneller
ingezet kunnen worden voor die specifieke vaardigheden.
Voorzitter. De laatste vraag is van mevrouw Joseph van de BBB-fractie en
gaat over zorggeld echt aan de zorg besteden. Waarom stelt de minister
geen normering van managementfuncties zonder directe zorgtaken op
maximaal 5%? Ik neem aan dat het gaat over alle zorginstellingen
landelijk breed. Ik heb zelf 40 jaar in een zorginstelling gewerkt, dus
ik begrijp de vraag heel goed. Maar mevrouw Joseph stelt dat bij
zorgorganisaties maximaal 5% van de functies uit management zou mogen
bestaan en dat dat min of meer wettelijk, denk ik, geregeld zou moeten
worden. Dat vind ik geen goed idee. Zorginstellingen zijn namelijk zelf
verantwoordelijk voor de aansturing van hun organisatie. Daar ga ik als
minister niet over. Die bevoegdheid heeft u mij niet gegeven bij wet.
Dat staat nog los van het feit dat een dergelijk percentage moeilijk
vast te leggen is. Die verhouding hangt af van de situatie waarin een
instelling zich bevindt en voor welke opgave zij staat. Het zijn de
interne en externe toezichthouders die geacht worden hier stevig naar te
kijken. Het kan zijn dat er bijvoorbeeld bij een reorganisatie wat meer
managers nodig zijn. Dan moet er daarna altijd weer gekeken worden hoe
dat wordt aangepast aan een nieuwe situatie. Dat ligt bij het interne en
externe toezicht.
Dat was de laatste vraag, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de
zijde van het kabinet. We gaan gelijk door met de tweede termijn. De
leden hebben 1 minuut 20. De heer Bevers.
De heer Bevers (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Zijn
voorbeeld van het BovenIJ sprak me ook zeer aan als het gaat om de
samenwerking met bijvoorbeeld het sociaal domein. Dat is een
ontwikkeling die ik ook zelf heb gezien bij de spoedeisende hulp van het
Spaarne Gasthuis. Vanzelfsprekend kunnen deze minister en de Kamer erop
rekenen dat het amendement voor de uitbreiding van de mmt's van collega
Joseph en mij zal zijn voorzien van een deugdelijke financiering.
Daarmee nemen we als Kamer de vlucht naar voren richting de
begroting.
De minister heeft een aantal vragen van de VVD beantwoord. Ik begrijp
zijn overwegingen over de budgetbekostiging. Ik heb in mijn eerste
termijn gezegd dat er binnen de VVD geen warme gevoelens zijn voor het
uit de marktwerking halen van de acute zorg. Ik heb goed geluisterd en
ik neem de overwegingen van de minister mee, maar ik voel nog steeds
geen toenemend enthousiasme, laat staan dat er sprake is van een toename
van warmte. Maar we zullen de invoering kritisch en met veel
belangstelling volgen en, zoals dat tegenwoordig heet, "met een open
blik bekijken".
De VVD heeft geen behoefte aan een tweeminutendebat, maar ik denk dat
dat een eenzaam standpunt is.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de volgende spreker. Dat is mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Voorzitter. Dank aan de minister voor alle toezeggingen. We zijn als NSC
heel erg blij dat u de wijkverpleegkundigen echt een rol wilt geven in
proactieve zorgplanning. Het gaat met name over mensen die dicht bij het
levenseinde zijn. Het is dus heel fijn dat u dat binnen het AZWA wilt
bespreken. Mijn proefschrift zal ik volgende week geven als er nog een
commissiedebat is en dan ontvang ik ook graag dat van u.
Onderzoek naar verpleegkundigen en verzorgenden wilt u ook ter sprake
brengen via het AZWA. Dat is heel fijn. Er zijn echt te weinig
onderzoeken geweest binnen verpleegkundigen. Het zal de efficiëntie echt
verhogen. Wilt u dat alstublieft meenemen? Wellicht kan ik u nog een
paar onderzoeken van masterverpleegkundigen toesturen, maar die moet ik
dan nog eventjes opzoeken. Het is heel belangrijk dat zij ook een
functie krijgen binnen hun werk. Het is namelijk heel mooi als mensen én
onderzoek doen, én aan het bed werken, dus dat zij niet meteen ergens
bij een onderzoeksbureau werken, maar dit echt kunnen combineren,
bijvoorbeeld op de ic, de eerste hulp of waar dan ook.
Dan wat betreft de scholing van verpleegkundigen en de scheve verdeling.
We hopen dat u daar ook over spreekt. We hopen dat u ziet wat de
verschillen zijn en dat u daar wellicht ook aandacht aan kunt
besteden.
We zijn hoopvol over alle toezeggingen. Waarschijnlijk zal er geen
tweeminutendebat zijn, maar ik ga er toch een aanvragen. Of dat volgende
week plaatsvindt, is dus de vraag.
De voorzitter:
Ja, dat is zeker de vraag. Maar u mag het zeker aanvragen. Bij dezen is
het tweeminutendebat dan ook aangevraagd. Mocht u dat als commissie per
se volgende week willen, dan moet u iets afdwingen bij de komende
regeling van werkzaamheden. Daarover kunt u na dit debat met elkaar
beraadslagen. Ik acht de kans vrij irreëel, maar het is aan u. U mag het
gewoon aanvragen. De kans dat het tweeminutendebat na het
verkiezingsreces is met de nieuwe Kamer, is heel reëel.
De heer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de minister en de ondersteuning
voor de beantwoording van de vragen. In de eerste termijn heb ik gepoogd
om het belang aan te geven van fundamenteel anders kijken naar de
inrichting van ons acutezorglandschap en daarbij de spreadsheetbril
afzetten. Ik denk dat dat cruciaal is. Ik denk dat daar op sommige
momenten stapjes in worden gezet. Tegelijkertijd kunnen we nog meer
stappen zetten. Ik heb daarvoor een aantal voorstellen gedaan. Wij
zullen dat de komende tijd een follow-up geven. Dat is één.
Twee. Het ging ook over de medische mobiele teams. Wat GroenLinks-PvdA
betreft moeten ook Limburg, Overijssel en Gelderland daarop kunnen
rekenen. Volgens mij gaat dat om een bedrag van om en nabij de 13,5
miljoen euro, of ietsje minder. Wij hadden daar zelf ook een voorstel
voor, dus wij gaan even kijken of wij ons kunnen vinden in het andere
voorstel dat komt. Volgens mij moeten we dat gewoon als Kamer regelen nu
dat niet in de begroting is geregeld.
Tot slot over de aed's. Het is fijn om de toezeggingen van de minister
te horen dat hij in gesprek gaat over het breder bekendmaken van de
mogelijkheden om aed's aan te schaffen en cursussen te doen en dat hij
gaat kijken hoe de financiële drempels kunnen worden weggenomen. Ook
daarvoor beraad ik mij op een voorstel voor de komende
begrotingsbehandeling. Daarover zullen we ongetwijfeld nog komen te
spreken.
De voorzitter:
Dank u wel. De volgende spreker is de heer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De antwoorden waren soms ... Ik heb een paar
interrupties moeten gebruiken om de antwoorden van de minister proberen
terug te krijgen naar de initieel gestelde vraag. Dat ging bijvoorbeeld
over het opleidingsplan voor de regio. Dat wordt gekoppeld aan het AZWA,
maar het is mijn angst dat het AZWA daar op de korte termijn helemaal
niks aan gaat doen. Ik ga mijn vraag dus herhalen: kan de minister
erachteraan gaan of kan hij stimuleren dat de samenwerkende partijen,
zoals de Zuyd Hogeschool, het VISTA college en het MUMC ... Als het plan
er is, kan dat dan duidelijk worden gemaakt aan de minister? Kan het
plan dan via de minister aan ons worden voorgelegd, of kan in ieder
geval worden gestimuleerd dat er een samenwerkingsplan komt om het punt
van de capaciteit in de regio op te lossen?
Verder is het woord "bevoegdheidswijziging" vaker ter sprake gekomen. Ik
hoop ook dat dat vaker blijft gebeuren, want ik denk dat we er in
Nederland toch wel aan toe zijn dat we daar met elkaar opnieuw naar gaan
kijken. Ik wacht de twee antwoorden die nog verschuldigd blijven in de
tweede termijn even af. Er zijn namelijk nog twee openstaande
stukken.
Ten slotte heb ik misschien een procedurele vraag. Moet ik voor de
zekerheid ook een tweeminutendebat aanvragen, mocht degene die het
tweeminutendebat aangevraagd heeft dadelijk als partij niet meer in de
Kamer zitten?
De voorzitter:
Ik snap de vraag van de heer Claassen, maar dat hoeft niet. Dat
tweeminutendebat staat straks gewoon. Dan is het aan een nieuwe
commissie en aan een nieuwe Kamer om daar invulling aan te geven. U
vraagt dus eigenlijk of er twee keer een tweeminutendebat moet worden
aangevraagd. Dat hoeft niet, zeg ik bij dezen. Dan weet u gelijk het
antwoord. We geleiden het door, en dan komt het straks gewoon op de
agenda. Het is altijd aan een nieuwe Kamer om te beslissen hoe daarmee
om te gaan. Mevrouw Joseph, uw tijd gaat in.
Mevrouw Joseph (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Dank inderdaad aan de minister en de
ondersteuning voor de antwoorden. Ik was blij om te horen dat er vanuit
de Kamer veel steun was om de mobiele medische teams ook in
Oost-Nederland en in Limburg op orde te krijgen. Ik hoop dat het
voorstel dat wij met de VVD deden, het gaat halen.
Ik heb nog wel zorgen over de afdelingen spoedeisende hulp en dergelijke
die de komende twee jaar mogelijk omvallen. Ik had de suggestie gedaan
of bijvoorbeeld een ziekenhuis tijdelijke staatssteun kan krijgen. Ik
heb er even naar gekeken. De Twentse ziekenhuizen zitten toch echt in
financiële nood. Daarvoor zou dat mogelijk dus wel mogelijk zijn. Maar
volgens mij zijn er meer mogelijkheden voor de korte termijn, zoals met
de uitbreiding van de beschikbaarheidsbijdrage voor de spoedeisende
hulp. Ik zou dus toch willen vragen of de minister zich wil inspannen om
te voorkomen dat een ziekenhuis dreigt te verdwijnen of af te schalen de
komende tijd. Anders krijgen we straks weer zo'n soort
Zuyderlanddiscussie en zijn we alweer te laat. Dat is dus nog een
slotvraag.
De voorzitter:
De slotvraag wordt meegenomen. Dobbe, tot slot.
Mevrouw Dobbe (SP):
Over de Zuyderlanddiscussie. Er zijn hier allemaal aangenomen moties —
daar refereerde ik al aan en misschien komen er nog wel meer — over dat
er een volwaardig ziekenhuis in Heerlen moet blijven. Mensen in Heerlen
en de regio blijven daar ook aandacht voor vragen. Volgens mij is dat
heel terecht, maar deze minister vat al deze uitspraken van de Kamer op
als iets waar hij niet over gaat en wat hij afwacht. Hij laat zich
informeren over de uitkomst of de geboortezorg daar misschien blijft.
Dan moeten wij het als winst zien dat deze minister zich laat
informeren. Nou, daar vind ik wat van. Ik vind dat in ieder geval een
beperkte taakopvatting van het ministerschap; dat wil ik hier wel gezegd
hebben. Misschien wil de minister daarop reflecteren.
En wat gaat u in de tussentijd doen? Neem de Tweede Kamer, maar ook de
lokale politiek in Heerlen, de mensen, de patiënten, de zorgverleners en
de experts serieus. Waarom maakt u geen plan van aanpak voor wat u gaat
doen, in plaats van alleen maar af te wachten?
Hetzelfde geldt voor de ziekenhuiszorg in Terneuzen, in Haarlem en op
andere plekken die nu dreigen te verdwijnen. Het kan toch niet zo zijn
dat deze minister dan op zijn handen blijft zitten en zich wel of niet
laat informeren over de uitkomst daarvan?
De voorzitter:
Dank u wel. We zijn aan het einde gekomen van de tweede termijn van de
zijde van de Kamer. Ik schors voor vijf minuten en dan gaan we naar de
tweede termijn van het kabinet.
De vergadering wordt van 13.06 uur tot 13.11 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We gaan naar de tweede termijn van de zijde
van het kabinet. Ik geef de minister het woord.
Minister Bruijn:
Dank u wel, voorzitter. Ik ben nog enkele antwoorden verschuldigd aan de
Kamer. Allereerst het antwoord op de vraag van de heer Claassen over de
ontwerpregeling voor de niet-verpleegkundige meldkamercentralist. De
ontwerpregeling, op grond waarvan ook andere zorgprofessionals dan
alleen verpleegkundigen de meldkamerfunctie kunnen uitoefenen, hangt op
dit moment voor bij uw Kamer. Dit voorstel is inderdaad gisteren in de
procedurevergadering gestuit tot de behandeling van het schriftelijk
overleg in een door de heer Claassen aangekondigd tweeminutendebat. Ik
wil hierbij graag benadrukken dat deze regeling ervoor zorgt dat het
personeelstekort op de meldkamer kan worden teruggedrongen. Het
personeel kan dan bovendien slimmer, namelijk gedifferentieerd via
functiedifferentiatie, worden ingezet, zonder dat dit invloed heeft op
de kwaliteit. Dat blijkt ook uit onderzoek. Ik zie uw inbreng voor het
schriftelijk overleg graag tegemoet en verheug mij op de verdere
discussie.
De voorzitter:
Het is wel goed om vanuit mijn rol als voorzitter van de commissie op te
merken dat we gisteren met elkaar hebben afgesproken dat er volgende
week tijdens de procedurevergadering ook een soort tijdpad zal worden
vastgesteld. Dan weet u dat ook meteen.
Minister Bruijn:
Een soort groeipad.
De voorzitter:
Nou, geen groeipad. Wij doen binnen de commissie VWS niet aan
groeipaden, maar aan harde deadlines.
Minister Bruijn:
Dan een vraag van de heer Claassen van de PVV-fractie over het
Skipr-artikel over de notitie van IGJ inzake differentiatie van
spoedzorg. De notitie van IGJ komt voort uit het AZWA. De IGJ maakt zich
geen zorgen over andere verschijningsvormen van spoedzorg. Het gaat hier
om een ontwikkeling die de IGJ steunt en waar ze natuurlijk op toeziet.
Maar dan moeten er wel goede kwaliteitseisen en een duidelijke
terminologie zijn. Dat is vooral voor de patiënt van belang. Ik denk dat
de heer Claassen daar ook op doelt. Ik onderschrijf dat volledig. Het
belang van de patiënt staat altijd centraal, in iedere discussie.
Ik zie de bijdrage van de IGJ als waardevolle input. Er wordt op dit
moment aan de landelijke spoedzorgtafel gesproken over differentiatie
van kwaliteitseisen. Het is goed, heel goed zelfs, en belangrijk dat de
IGJ haar reflecties met de veldpartijen deelt. Dat moet en kan aan de
spoedzorgtafel verder worden besproken.
Dan een vraag van de heer Claassen over de onderwijsinstellingen en de
samenwerking in de regio Parkstad. Het Zuyderland werkt op het gebied
van onderwijs intensief samen met Zuyd Hogeschool, VISTA college en het
MUMC. U heeft nog een antwoord van mij tegoed op een vraag in het
schriftelijk overleg over het Zuyderland. Ik zal in die beantwoording
uitgebreid ingaan op uw vraag. Dat doe ik uiterlijk 1 november. Dat is
een toezegging.
Dan een vraag van mevrouw Joseph van de fractie van BBB. Hoe voorkomen
we dat ziekenhuizen sluiten in de aanloop naar het invoeren van
budgetbekostiging? Door mevrouw Joseph zijn daarvoor een aantal
oplossingen aangedragen. Ten eerste weet ik dat ook zorgverzekeraars
vanuit hun zorgplicht zeer gemotiveerd zijn om sluitingen te voorkomen
en dat ook steeds vaker doen in gesprek met de regio. Overigens is de
budgetbekostiging hier juist een oplossing voor, maar mevrouw Joseph
doelt op de tussentijd. Ik doe in dit kader een beroep op
zorgverzekeraars om daar bij de contractering voor komend jaar aandacht
voor te houden, want inderdaad is juist de tussenperiode heel
belangrijk.
De bottomline is dat ik sluitingen vanwege personeelstekorten
uiteindelijk niet kan voorkomen. Het is misschien wel mogelijk om binnen
enkele weken ziekenhuisstaatssteun te geven, maar die moet dan achteraf
weer worden teruggedraaid, omdat die steun onrechtmatig is. Volgens mij
willen wij dat pad met z'n allen niet op.
Mevrouw Joseph van de fractie van BBB vraagt ook of tijdelijke
staatssteun mogelijk is vanuit een fonds voor ziekenhuizen die omvallen,
en waarom dit niet gebruikelijk is. Een financiële bijdrage om een
ziekenhuis open te houden kan enkel onder zeer strikte voorwaarden
gegeven worden. De bijdrage dient ook te voldoen aan de Europese
staatssteunregels. Wij hebben dat al besproken met elkaar. Onder andere
moet er sprake zijn van een financieel noodlijdende instelling, en
daarnaast mag de steun niet bedoeld zijn voor het oplossen van
personeelstekorten. Het is dus geen oplossing voor een instelling die
gesloten wordt vanwege personeelstekorten.
Het kabinet stelt zich op het standpunt dat het beter is om tijd en
energie te steken in het zo snel mogelijk invoeren van de maatregelen
van het kabinet. Het uitbreiden van de beschikbaarheidsbijdrage kan ook
niet op korte termijn gebeuren. Dat geldt ook voor een dienst van
algemeen economisch belang, gelet op de Europese
staatssteunregels.
Los van het feit dat een fonds niet uitvoerbaar is op korte termijn wil
ik natuurlijk voorkomen dat ziekenhuizen en SEH's in 2026 moeten sluiten
om financiële redenen. Ik doe daarom ook een beroep op de
zorgverzekeraars. Ik heb die hierover al gesproken. Ik heb hun gevraagd
om daar bij de contractering voor komend jaar extra aandacht voor te
hebben. Ten slotte, voorzitter, een vraag van mevrouw Joseph over de
vijfminutenregistratie. Staatssecretaris Pouw heeft hier een toezegging
over gedaan. Zij heeft gezegd dat zij het ermee eens is dat de regie
genomen moet worden. Zij gaat met IZA-partijen in gesprek om te kijken
hoe de vijfminutennormregistratie nu definitief kan worden uitgebannen.
Dat doet zij blijkens haar toezegging voor het kerstreces. Ik sluit me
daar natuurlijk van harte bij aan, en dat geldt voor het hele
kabinet.
Mevrouw Dobbe vraagt: neem meer regie. Ik zou zeggen: het hele AZWA is
eigenlijk gemaakt om de toegankelijkheid beter te laten borgen. De
verschillende maatregelen die we ook in dit debat hebben besproken, zijn
allemaal stukjes van de puzzel. Het beeld dat we achteroverleunen en
niets doen, werp ik eerlijk gezegd verre van mij. Ik wil graag het hele
pakket nog een keer met u doornemen, mocht die indruk zijn ontstaan. Er
ligt echt een flink pakket en ik heb vanaf mijn eerste werkdag in deze
baan dat heel serieus opgenomen. Ik heb meteen gesprekken gestart en ik
heb zorgverzekeraars langs gehad. We rollen dat uit en als dat niet snel
genoeg gaat, blijf ik graag met mevrouw Dobbe in gesprek over waar dat
dan sneller zou kunnen. Dat gaat van de aanpak van opleidingen tot aan
de budgetbekostiging en van administratieve lasten tot aanpassing aan de
regelgeving. Er is niet één panacee, maar er is wel een combinatie van
maatregelen. U kunt erop rekenen — dat is een algemene toezegging — dat
ik de tijd die mij gegund is in deze prachtige functie onder uw
toezicht, volop zal benutten om hier mijn schouders ten volle onder te
zetten. Ik deel met u volledig de drijfveer van het belang van
bereikbare, betaalbare en goede zorg voor alle inwoners van dit
land.
Voorzitter. Ik kom aan het einde van mijn tweede termijn. Ik wil graag
de commissie bedanken voor het prettige debat, dat voor mij ook leerzaam
was. Ik zie uit naar toekomstige debatten met u. Ik ben er trots op dat
ik samen met u dit werk mag doen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, u ook dank voor de beantwoording. Die roept nog wel enkele
interrupties op. Dat zijn echt de laatste, de veegronde. Mevrouw Joseph
en dan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Joseph (BBB):
Dank aan de minister voor de beantwoording van de nieuwe vragen. Ik hoor
ergens dat staatssteun toch wel kan, maar dat die misschien achteraf
onrechtmatig blijkt. Ik zou denken dat we hier, net als in de zorg,
beter kunnen werken aan preventie, het voorkomen dat de ziekenhuizen
omvallen, want we weten dat het achteraf heel moeilijk is om ze weer
terug te krijgen. Ik zag dat er bij de ziekenhuizen in Twente sprake is
van financiële problemen. Ik hoop dat de minister het niet alleen
overlaat aan de zorgverzekeraars — we hebben eerder al gezien hoe dat
werkt — maar dat hij zich ook inspant om bijvoorbeeld de ziekenhuizen in
Twente te helpen om te kijken of ze overeind kunnen blijven.
Minister Bruijn:
Ik begrijp de vraag van mevrouw Joseph. Ik heb contact met de
ziekenhuizen in Twente en die zijn in goed gesprek met de verzekeraars.
Ook daarbij houden we de vinger aan de pols.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe tot slot.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Deze minister hoeft mij niet te overtuigen dat hij heel veel
doet, want dat geloof ik direct. Maar mijn vraag is: in hoeverre stuurt
deze minister op uitkomsten? De motie die ik de hele tijd aanhaal,
vraagt om een rol van het kabinet, in dit geval deze minister, om te
sturen op uitkomsten. De uitkomst is dan bijvoorbeeld een volwaardig
ziekenhuis in Heerlen met geboortezorg en behoud van regionale
ziekenhuizen. Precies op dat stuk hoor ik geen acties van deze minister.
Hoe stuurt hij op uitkomsten, bijvoorbeeld dat de geboortezorg behouden
blijft? Want het is: ik blijf het afwachten en ik zie wel wat het wordt.
Misschien zie ik het verkeerd, maar dan zou ik graag het plan van aanpak
willen hoe deze minister stuurt op de uitkomst.
Minister Bruijn:
Ik zet me daar volledig voor in, maar wel binnen de grenzen van de wet-
en regelgeving. Dat is het.
De voorzitter:
Dat is het. Ja, daar moet u het mee doen. Ik ga er een einde aan breien.
Ik dank nogmaals de minister en natuurlijk de onmisbare ondersteuning
voor alle antwoorden. Ik ga zo met u de toezeggingen doorlopen. Dan moet
u kijken of die zijn zoals ze zijn toegezegd. Het tweeminutendebat is
aangevraagd door mevrouw De Korte. Dat verzoek geleiden wij door en het
is aan de Griffie om dat plenair een keer in te plannen.
Dan gaan we naar de toezeggingen.
Punt één. Het onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit naar medisch specialisten in loondienst wordt in maart 2026 aan de Kamer verzonden.
Twee. De Kamer wordt in het voorjaar van 2026, ofwel kwartaal 1, nader bericht over het groeipad.
Daarbij staat tussen haakjes: uitleg in jip-en-janneketaal. Nou ja, ik denk dat wij elkaar begrijpen op dat punt.
Punt drie. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de budgetbekostiging door middel van tussenrapportages.
De Kamer wordt, zodra die informatie beschikbaar is, nader geïnformeerd over de uitwerking van het plan voor geboortezorg in het Zuyderlandziekenhuis na 2030. De oplevering van het plan is voorzien in de tweede helft van 2026.
Punt vijf. De Kamer wordt nader geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek met onder meer de umc's, de IGJ, oftewel de inspectie, en patiëntenorganisaties over hartchirurgie en kinderchirurgie.
Ik kijk even of daar een termijn bij staat. Dat is niet het
geval.
Minister Bruijn:
Dat is zo snel mogelijk.
De voorzitter:
We doen in deze commissie niet aan "zo snel mogelijk". Het is "eind dit
jaar", "begin volgend jaar" of in ieder geval iets preciezer wat betreft
het kwartaal.
Minister Bruijn:
Ik heb dat gesprek in oktober. Ik kan "eind dit jaar" dus zeker
toezeggen.
De voorzitter:
Eind dit jaar. Dat voegen we toe aan punt vijf.
Punt zes. De Kamer wordt bericht over de uitkomst van het gesprek in het AZWA, oftewel het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord, over de verdeling van de onderzoeksmiddelen voor medisch specialisten en de opleidingsmiddelen voor verpleegkundigen.
Voor wanneer is dat?
Minister Bruijn:
Dat wordt bij de eerstkomende voortgangsrapportage van het AZWA.
De voorzitter:
Zit dat ook een beetje in de pijplijn? Oké.
Minister Bruijn:
Dat is zo snel mogelijk.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik zou 'm toch iets preciezer geformuleerd willen hebben.
De voorzitter:
Dat mag.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dat betreft bij de onderzoeksmiddelen de verdeling tussen
verpleegkundigen en medisch specialisten, want dat staat er niet zo
precies bij, en de verdeling van de scholingsmiddelen tussen medisch
specialisten en verpleegkundigen.
Minister Bruijn:
Beide zullen onderwerp zijn van het gesprek.
De voorzitter:
Oké, dan hebben we dat wat preciezer ingevuld. Ik zet 'm gemakshalve
even op kwartaal 1. Als dat niet kan, dan horen we dat wel weer. Dat is
zeker kwartaal 1 van 2026, want kwartaal 1 van 2025 wordt heel
ingewikkeld. Bij dezen.
Dan komen we bij de zevende toezegging. De Kamer wordt nader bericht over de uitkomsten van het gesprek met HartslagNu over aed's.
"Voor het kerstreces" heb ik er maar aan toegevoegd. Ik zie dat de heer Bushoff daarmee akkoord is.
Agendapunt acht. De Kamer ontvangt eind 2025, ofwel zo snel mogelijk, een terugkoppeling van het gesprek met OCW over de arbeidsmarktproblematiek voor het Zuyderlandziekenhuis en de regio.
Dat betreft dus een ander minister, het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, dus het ministerie dat over de opleidingen gaat.
Dit gaat inderdaad over de vraag van de heer Claassen over het
Zuyderland; zo hadden we hem ook genoteerd.
De heer Claassen (PVV):
Dat verhaal met OCW is natuurlijk generiek. Dat heeft er natuurlijk
invloed op. Dat andere is specifiek voor de regio, maar dat staat los
van het benutten van alle potentie, wat we met OCW voor elkaar zouden
moeten krijgen.
De voorzitter:
Dit is altijd heel belangrijk, als een toezegging nader wordt
gepreciseerd en er over en weer wordt geknikt.
Minister Bruijn:
Het bredere onderwerp doen we met OCW. Dit is specifiek in het so.
De voorzitter:
Heel mooi. Dan is de toezegging nog preciezer en scherper.
Punt negen. De verkenning naar de ic-capaciteit wordt begin 2026 aan de Kamer verzonden.
Dit waren ze. Kijk, dat is altijd mooi. Wacht wacht, stop stop, ik heb er nog één. Dat is de laatste. Daarna moet u nog even zeggen of ik iets ben vergeten.
Tot slot. De beantwoording van het schriftelijk overleg over het Zuyderland ontvangt de Kamer voor 1 november. Daarin wordt de vraag van het lid Claassen over de samenwerking tussen de onderwijsinstellingen en het Zuyderlandziekenhuis meegenomen.
Deze is er nog ter aanvulling.
Dat waren er tien. Dan zie ik mevrouw De Korte en mevrouw Joseph. Eerst
is mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
We hebben ook een toezegging gekregen over proactieve zorgplanning door
wijkverpleegkundigen. Dat zou binnen het AZWA worden besproken.
De voorzitter:
Er moet wel een brief zijn. Een toezegging is natuurlijk gewoon ... Tja.
Wat is dat dan?
Mevrouw De Korte (NSC):
Nou ja, we verwachten dan ook wel een brief over wat daar precies
besproken is.
De voorzitter:
Kijk, we hoeven niet per se brieven te bestellen. Het gaat er ook om of
het in lijn is met ...
Minister Bruijn:
We kunnen het in de eerstkomende AZWA-rapportage meenemen.
De voorzitter:
Die hebben we afgevinkt. Dan kom ik nu eerst bij mevrouw Joseph.
Mevrouw Joseph (BBB):
Ik had ook begrepen dat de minister met de provincie in gesprek zou gaan
over het luchthavenbesluit.
De voorzitter:
Maar "in gesprek gaan" en zo ...
Mevrouw Joseph (BBB):
Oké, maar even voor de zekerheid ...
De voorzitter:
Weet je, het is een minister, hè? Die moet ook gewoon in gesprek gaan en
aan de slag.
Minister Bruijn:
Ik ga daar in ieder geval navraag naar doen.
De voorzitter:
Oké, mooi.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik wilde even wat checken, want misschien heb ik niet goed opgelet, over
het Zuyderlandziekenhuis en inzicht krijgen in waar de tekorten zitten
voor de opleidingen. Is dat per afdeling? Staat dat er goed in?
Minister Bruijn:
We gaan de tabel actualiseren.
De voorzitter:
Hoe precies?
Mevrouw Dobbe (SP):
Per afdeling?
De voorzitter:
Hij wordt later gepreciseerd. Het is dus echt even aan de minister om te
bepalen op welk detailniveau hij dat gaat doen.
Minister Bruijn:
Dat kan ik nu niet exact toezeggen, maar we gaan het natuurlijk in zo
veel mogelijk detail preciseren.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mijn verzoek was echt: per afdeling.
Minister Bruijn:
Dat nemen we mee.
De voorzitter:
Oké, check.
De heer Claassen (PVV):
Misschien heb ik het ook gemist, maar was er niet een toezegging over
het verhaal over het groeipad verduidelijken en simpel uitleggen? Dat
zou ergens opgepakt worden en tijdelijk worden opgeschreven. Is dat
genoemd?
De voorzitter:
Jazeker. Dat was punt twee.
Minister Bruijn:
Het is voorbijgekomen.
De voorzitter:
Uw jip-en-jannekeverzoek.
De heer Claassen (PVV):
Oké.
De voorzitter:
Ik heb u zelfs genoemd. U heeft gewoon niet opgelet! Daar ga ik gewoon
van uit.
De heer Claassen (PVV):
Ik heb wel opgelet, maar misschien niet ...
De voorzitter:
U hoeft niet na te komen, maar u heeft niet opgelet!
De heer Claassen (PVV):
Misschien heb ik wel opgelet, maar was mijn gehoor op dat moment
selectief!
De voorzitter:
Nee, ik zit u te plagen. Ik heb het opgenoemd. Het was punt twee.
Het is bijna 13.30 uur. Ik kom tot een einde van dit commissiedebat. Ik
wil in ieder geval iedereen die bij dit debat aanwezig is, danken voor
uw geduld en uw aandacht. Dat geldt ook voor iedereen die het debat via
een scherm heeft gevolgd. Ook aan alle Kamerleden, minister Bruijn, de
onmisbare ondersteuning en iedereen die dit mogelijk heeft gemaakt veel
dank. Ik beëindig de vergadering. Tot ziens.
Sluiting 13.28 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|