[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweeminutendebat Discriminatie, racisme en mensenrechten (CD 11/09) (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D43375, datum: 2025-10-02, bijgewerkt: 2025-10-03 13:07, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Discriminatie, racisme en mensenrechten

Discriminatie, racisme en mensenrechten

Aan de orde is het tweeminutendebat Discriminatie, racisme en mensenrechten (CD d.d. 11/09).

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Discriminatie, racisme en mensenrechten. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken van harte welkom in ons midden. De woordvoerders weten dat op deze laatste dag voor het verkiezingsreces het herfstregime geldt. Als u er niet van op de hoogte bent wat dat betekent, dan komt u daar vanzelf achter. Allereerst is het woord aan de heer Bamenga van de fractie van D66 voor zijn inbreng. Gaat uw gang.

De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een vraag en ik heb een motie. Ik zal beginnen met mijn motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) sinds 15 oktober 2021 is ingesteld bij ministerieel besluit;

constaterende dat discriminatie en racisme in Nederland helaas nog steeds een hardnekkig en groeiend probleem vormen en de NCDR een belangrijke rol vervult in de aanpak, coördinatie en advisering met betrekking tot bestrijding van discriminatie en racisme;

overwegende dat de Europese Unie alle lidstaten aanbeveelt om een nationaal coördinator of speciaal gezant voor bestrijding van discriminatie en racisme aan te stellen;

overwegende dat een structurele, onafhankelijke en duurzame borging van de functie van de NCDR noodzakelijk is om de bestrijding van discriminatie en racisme blijvend te waarborgen;

verzoekt de regering een wetsvoorstel voor te bereiden waarin het bestaan, de taken en de bevoegdheden van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme wettelijk worden vastgelegd, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga en Tseggai.

Zij krijgt nr. 491 (30950).

De heer Bamenga (D66):
Verder vraag ik om de toezegging van het kabinet dat ze met een kabinetsreactie zullen komen op het rapport van de staatcommissie over de wettelijke gelijkheidsplicht die discriminatie actief voorkomt. Dat vraag ik natuurlijk ook omdat we daarover gesproken hebben.

Verder wil ik de minister bedanken voor het debat. Volgens mij was hij bij het commissiedebat sinds enkele dagen in functie. Ik vond het vanuit de minister in ieder geval een constructief debat. Dat laat wat mij betreft zien dat we in enkele dagen al stappen hebben gezet. Ik wens hem nog heel veel succes in deze functie, die heel erg belangrijk is.

Tot slot neem ik afscheid van mijn ondersteuner, Koen Sijtsema. Hij is wetgevingsjurist en heeft mij ondersteund als het gaat om racismebestrijding. Ik wil hem bij dezen hier bedanken voor zijn steun al die tijd.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bamenga. Ook dit valt terug te lezen in de Handelingen. Het woord is aan de heer Ergin van DENK voor zijn inbreng.

De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Ik heb vier moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gemeente Amsterdam als eerste een lokaal actieplan tegen moslimhaat heeft ontwikkeld;

constaterende dat er in Nederland nog geen landelijke strategie bestaat om moslimhaat te bestrijden, terwijl meldingen en aangiften juist toenemen;

overwegende dat moslimhaat een specifieke en hardnekkige vorm van discriminatie is die een gerichte aanpak vereist, vergelijkbaar met de landelijke strategie tegen antisemitisme;

verzoekt de regering om een landelijk actieplan tegen moslimhaat te ontwikkelen, in samenwerking met gemeenten en maatschappelijke organisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 492 (30950).

De heer Ergin (DENK):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het internet vol staat met moslimhaat, maar dat de huidige aanpak, waarin overleg met techbedrijven centraal staat, vrijwel niets oplevert;

verzoekt de regering platforms waarop moslimhaat geuit wordt harde verplichtingen en sancties op te leggen indien niet adequaat wordt ingegrepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 493 (30950).

De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. De derde motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding, beter bekend als het boerkaverbod, in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 494 (30950).

De heer Ergin (DENK):
De laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging een fundamenteel mensenrecht is, vastgelegd in onder andere artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (VBPR) en artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM);

constaterende dat meer dan een miljoen Nederlanders hun geloof praktiseren door halal- of koosjer vlees te eten;

constaterende dat deze religieuze vrijheid alleen gewaarborgd kan worden als ook halal en koosjer slachten blijft toegestaan;

overwegende dat geen enkele Nederlander aan de keukentafel gedwongen mag worden zijn of haar geloof op te geven;

van mening dat de rituele slacht en daarmee ook de onbedwelmde slacht op geen enkele manier aan banden dient te worden gelegd;

verzoekt de regering om halal- en koosjer vlees ondubbelzinnig te erkennen en te beschermen als onderdeel van de vrijheid van godsdienst, en te waarborgen dat iedere poging tot verbod of beperking daarvan wordt voorkomen, waaronder door het beschermen van de onbedwelmde slacht die daarvoor noodzakelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 495 (30950).

Dank u wel, meneer Ergin. Ik nodig de heer Buijsse uit voor zijn inbreng. Hij spreekt namens de fractie van de VVD.

De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wilde helder maken dat ik bij dezen mijn collega, mevrouw Rajkowski, vervang. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de meeste Nederlanders zich uren per dag online begeven en jongeren sociale media als primaire nieuwsbron gebruiken;

constaterende dat de Digital Services Act sociale media verplicht om te zorgen voor een veilige en vrije online openbare ruimte;

constaterende dat sociale media er baat bij lijken te hebben om extremistische en zorgelijke content te tonen, zoals content over giftige rolpatronen van Andrew Tate, en illegale content niet goed genoeg weten te verwijderen;

constaterende dat de motie van de leden Rajkowski en Dekker-Abdulaziz het kabinet opgeroepen heeft om zich op Europees niveau te committeren aan het verbieden van ontwrichtende aanbevelingsalgoritmes;

verzoekt de regering om er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat zij sociale media aan de DSA houdt en overgaat op boetes als sociale media blijven weigeren om data over hun algoritmen met wetenschappers te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Buijsse en Rajkowski.

Zij krijgt nr. 496 (30950).

De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Buijsse. Mevrouw Tseggai krijgt het woord, namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties vandaag.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vijf ministeries en twee coördinatoren betrokken zijn bij de aanpak van discriminatie en racisme;

van mening dat niemand zich écht verantwoordelijk voelt voor de daadwerkelijke bestrijding van discriminatie en racisme, met als uiteindelijk gevolg dat veel discriminatieslachtoffers buiten beeld van politie en justitie blijven;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe de verantwoordelijkheden op rijksniveau beter gebundeld kunnen worden, bijvoorbeeld door de minister van Justitie en Veiligheid de primaire verantwoordelijkheid toe te kennen, en als dat kan een plan van aanpak op te stellen dat kan worden meegenomen in de komende formatieonderhandelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai, Bamenga en Ergin.

Zij krijgt nr. 497 (30950).

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een feitelijke vergunningsregeling en het stellen van normen en eisen bijdragen aan het tegengaan van discriminatie en racisme op de woningmarkt;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe voor verhuurmakelaars minimumnormen en kwaliteitseisen gesteld kunnen worden en voorzien kan worden in een verplicht nationaal register om malafide makelaars te weren, en om in goed overleg met de vastgoedbranche eisen op te stellen voor de opleiding, gedragscode en klachtafhandeling voor verhuurbemiddeling, en de Kamer over de voortgang te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai, Koops en Ergin.

Zij krijgt nr. 498 (30950).

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik wil vandaag in het bijzonder aandacht vragen voor een motie die ik bij het laatste debat over discriminatie en racisme heb aangehouden maar nu toch in stemming wil brengen, namelijk die over de erkenning van de Romagemeenschap en de Sintigemeenschap als nationale minderheden in Nederland. Dat is voor deze gemeenschappen een erg belangrijke stap waar ze eigenlijk al decennia op wachten, al twintig jaar. Laten we dit verkiezingsreces ingaan met het zetten van een betekenisvolle stap voor deze gemeenschappen. Ik hoop dus van harte op steun van collega's voor deze motie vanavond.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Tseggai. Als u de motie in stemming wilt brengen, dan is het verzoek om dat even … O, dat heeft u al gedaan. Dan zien we 'm op de stemmingslijst verschijnen.

Het woord is aan de heer Van Nispen namens de fractie van de Socialistische Partij.

De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me meteen aan bij die laatste mooie woorden van mevrouw Tseggai. Aan de SP zal het niet liggen, en ik hoop aan vele andere partijen ook niet, dat deze motie geen steun krijgt. Heel goed.

Onze eigen motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheidsinstellingen doorgaans geen zicht hebben op het effect van besluitvormingsprocessen op wettelijk beschermde groepen en dat compensatieprogramma's voor discriminerende overheidsprocessen de staat reeds meerdere honderden miljoenen hebben gekost;

overwegende dat de overheidsinstellingen via het Centraal Bureau voor de Statistiek reeds toegang hebben tot gegevens om datastudies te verrichten naar non-discriminatie;

overwegende dat de overheidsinstellingen zelden data over bijvoorbeeld herkomst- en geboorteland opvragen, waardoor methodologische kennis, kunde en data van het CBS onbenut blijven, terwijl aan de hand van data-analyses ten aanzien van deze gronden ongelijke behandeling in gelijke gevallen gedetecteerd kan worden, hetgeen nuttig is om van te leren en om discriminatie te voorkomen;

verzoekt de regering overheidsinstanties te stimuleren om voor de ontwikkeling en evaluatie van besluitvormingsprocessen gebruik te maken van data van het CBS of soortgelijke interne data om te onderzoeken en te signaleren of er sprake is van discriminatie en om dit te voorkomen, waarbij gemaakt indirect onderscheid aan de hand van deze statistieken objectief gerechtvaardigd dient te worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Tseggai.

Zij krijgt nr. 499 (30950).

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Ik vind 'm zelf ook een beetje ingewikkeld. Ik had geen tijd om 'm begrijpelijker of beter te formuleren, waarvoor excuus, maar in de kern komt het erop neer dat je gevoelige data, bijzondere persoonsgegevens, soms nodig hebt en soms moet gebruiken, juist om eerst te signaleren en te detecteren of er sprake is van ongelijke behandeling en om vervolgens deze vormen van discriminatie te voorkomen. Het gaat dus om het gebruik van gevoelige persoonsgegevens voor een bijzonder goed doel, namelijk het voorkomen en bestrijden van discriminatie.

Ik dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Tot slot van de zijde van de Kamer de heer Koops namens de fractie van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Koops (NSC):
Dank u, meneer de voorzitter. Ik heb één motie. Het is droevig dat die moet worden ingediend.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal meldingen van discriminatie en racisme binnen een jaar meer dan verdubbeld is;

constaterende dat de regering mede naar aanleiding daarvan in 2025 een pakket aan maatregelen heeft getroffen ter bestrijding van discriminatie en racisme en ter bescherming van grondrechten en mensenrechten, en dat deze maatregelen nog onvoldoende effect hebben gesorteerd;

constaterende dat tijdens de extreemrechtse Haagse rellen van 20 september dit jaar politieke leuzen werden gescandeerd;

overwegende dat sprake is van een verharding van de bewoordingen in het maatschappelijk en politiek debat;

overwegende dat politici een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om uitlatingen te vermijden die voeding kunnen geven aan intolerantie en die het respect voor de gelijkwaardigheid van anderen als het fundament van een democratische en pluralistische samenleving ondergraven;

spreekt uit deze bijzondere verantwoordelijkheid serieus te blijven nemen in daad en in woord,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koops.

Zij krijgt nr. 500 (30950).

De heer Koops (NSC):
Dank u.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koops. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de inbreng in deze termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors vijf minuten voor de appreciatie van de ingediende moties. Dan gaan we luisteren naar de minister. De vergadering is geschorst.

De vergadering wordt van 13.43 uur tot 13.49 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en we gaan luisteren naar de minister van BZK voor de appreciatie van de ingediende moties en de beantwoording van eventuele vragen. Het woord is aan hem.

Minister Rijkaart:
Voorzitter, dank u wel. Excuses voor de minuut vertraging; we hadden wat problemen met de techniek.

De motie op stuk nr. 491 van de leden Bamenga en Tseggai verzoekt de regering een wetsvoorstel voor te bereiden waarin de bestaande taken van de NCDR wettelijk worden vastgelegd en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren. Die moeten wij ontraden. Ik ga er vlot doorheen. Wilt u de toelichting daar ook bij hebben?

De voorzitter:
Ja.

Minister Rijkaart:
Ik weet niet hoe u zit in de tijd, voorzitter.

De voorzitter:
Het mag wel beknopt.

Minister Rijkaart:
De NCDR is een regeringscommissaris. Begin dit jaar zijn aanwijzingen voor regeringscommissarissen aangenomen. Daarin staat dat regeringscommissarissen worden ingesteld als er behoefte is aan een tijdelijke impuls op een dossier door een commissaris die vanwege zijn of haar kennis met afstand tot de politiek voorstellen kan doen op een bepaald onderwerp. Deze commissaris is er de komende tijd ook nog.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 491 is ontraden. De motie op stuk nr. 492.

Minister Rijkaart:
De motie op stuk nr. 492 van de heer Ergin verzoekt de regering om een landelijk actieplan tegen moslimhaat te ontwikkelen. Deze motie is ontijdig. Er wordt op dit moment gewerkt aan een reactie op het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie. Die komt in dit najaar naar de Kamer.

De voorzitter:
Alleen de indiener krijgt de ruimte voor een interruptie. De vraag is of de heer Ergin bereid is om de motie aan te houden. Als hij daar niet toe bereid is, krijgt de motie de appreciatie "ontijdig". Alleen de heer Ergin krijgt over deze motie het woord. Dat is het herfstregime.

Minister Rijkaart:
Ik denk dat de heer Bamenga nog iets wil zeggen over de vorige motie.

De voorzitter:
Dat denk ik ook, maar dan doen we eerst even de heer Ergin. Daarna gaan we weer even terug naar de motie op stuk nr. 491. Meneer Ergin, bent u bereid om de motie aan te houden?

De heer Ergin (DENK):
Nee, voorzitter. Dat heeft te maken met het feit dat we dit voorstel bij de staatssecretaris van SZW hebben ingediend. Dan worden we doorverwezen naar de minister van Binnenlandse Zaken. Dan dienen we de motie bij de minister van Binnenlandse Zaken in en dan wordt er alsnog gezegd: wacht maar even op een reactie op een onderzoek. Volgens mij zijn er genoeg onderzoeken waaruit blijkt dat moslimdiscriminatie een probleem is. Ik zou de minister echt willen vragen om nou niet op nóg een onderzoek te wachten en om aan te kondigen dat er een actieplan komt. Dan hebben we later nog wel een debat over hoe het in de praktijk wordt ingevoerd, maar kondig dat actieplan alvast aan.

Minister Rijkaart:
Nee, die mening deel ik niet. Ik wil echt eerst het Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie afwachten en dan in lijn daarmee bepalen wat er verder nodig is.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 492 krijgt het oordeel "ontijdig". De heer Bamenga heeft nog een vraag over de motie op stuk nr. 491.

De heer Bamenga (D66):
De minister zei "tijdelijke impuls", terwijl het hier gaat om discriminatie en racisme. Het is eerder door een collega gezegd: het aantal meldingen is juist verdubbeld. Het lijkt mij heel belangrijk dat het juist structureel gebeurt, net zoals we afgelopen dinsdag hebben gedaan als Kamer met de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. Ik wil de minister vragen daar een reflectie op te geven.

De voorzitter:
Kan dat kort, minister?

Minister Rijkaart:
Antisemitisme heeft inderdaad een iets andere positie dan racisme en discriminatie in zijn algemeenheid. Dat is ook wettelijk zo bepaald. De NCDR verdwijnt ook niet helemaal. Die is tot 2029 nog in functie en zal daarin een adviserende rol hebben. Dus vandaar.

De voorzitter:
We gaan naar de motie op stuk nr. 493.

Minister Rijkaart:
De motie op stuk nr. 493 gaat over het aanpakken van online discriminatie. Ik heb de appreciatie er niet bij staan, maar ik lees even de toelichting en dan maak ik daar wat van. Deze motie moet ik ontraden. We doen al het een en ander daarin en er zijn ook al procedures gestart. Wij hebben onafhankelijke toezichthouders om dat aan te pakken. Deze motie krijgt wat mij betreft het oordeel ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 493 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 494.

Minister Rijkaart:
De motie op stuk nr. 494 verzoekt de regering het boerkaverbod in te trekken. Deze motie is ontijdig. Ik verzoek de indiener om deze motie aan te houden.

De voorzitter:
Is de heer Ergin daartoe bereid? Dat is niet het geval.

Minister Rijkaart:
Dan zal ik de motie moeten ontraden.

De voorzitter:
"Ontijdig", was het oordeel, toch?

Minister Rijkaart:
"Ontijdig", inderdaad. Ik kom met een kabinetsreactie op de evaluatie van de wet en daar wil ik niet op vooruitlopen.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 494 is ontijdig. Dan de motie op stuk nr. 495.

Minister Rijkaart:
De motie op stuk nr. 495 verzoekt vlees te erkennen als onderdeel van de vrijheid van godsdienst. Deze motie is overbodig. De Grondwet bepaalt dat dit onder de vrijheid van godsdienst valt, alsmede de mensenrechtenverdragen. De wet kan daar beperkingen aan stellen die een legitiem doel dienen. Dat kader volstaat. Deze motie beschouw ik dus als overbodig. De rechter kan hier al goed mee uit de voeten.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 495 is overbodig. Dan de motie op stuk nr. 496.

Minister Rijkaart:
De motie op stuk nr. 496 van de VVD verzoekt de regering om er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat zij sociale media aan de DSA houden en over te gaan op boetes als sociale media blijven weigeren om data over hun algoritmen met wetenschappers te delen. Dit is een lastige, maar als ik de motie zo mag lezen dat het gaat om in gesprek gaan en signalen doorgeven, dan kan ik deze oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Ik zie de heer Buijsse knikken, dus met die interpretatie krijgt de motie op stuk nr. 496 oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 497.

Minister Rijkaart:
De motie op stuk nr. 497 gaat over het onderwerp coördinatie discriminatie. In Q1 van 2026 zal ik de Kamer informeren over de coördinatie van de eerder aangenomen motie-Koops. Daarin lijken we ook naar een betere behandeling te gaan. Het is dan aan de formatietafel om die informatie te wegen zodra die beschikbaar is. Deze motie zou ik op dit moment graag aangehouden zien tot die tijd.

De voorzitter:
Is mevrouw Tseggai bereid om de motie aan te houden?

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Nee. Het lijkt me namelijk een beetje raar als we hier pas in Q1 van 2026 informatie over krijgen. De formatietafel heeft die informatie echt wel eerder nodig, lijkt mij.

Minister Rijkaart:
Ja, maar dan wordt het een beetje lastig om die informatie daar tijdig te krijgen. Als de nieuwe Kamer daarom vraagt, dan gaan we daar uiteraard ons best voor doen, maar op dit moment kan ik nog niet toezeggen dat dat zomaar even lukt. Dat is namelijk ook afhankelijk van de vraag die de formatietafel dan gaat stellen.

De voorzitter:
Mevrouw Tseggai houdt de motie niet aan. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 497 de appreciatie "ontijdig".

Minister Rijkaart:
De motie op stuk nr. 498 van mevrouw Tseggai verzoekt de minister om een vergunningstelsel verplicht te stellen voor verhuurmakelaars opdat de discriminatie op de woningmarkt tegengegaan kan worden. Dit hebben we al behandeld in het eerdere debat. Ik ontraad deze motie, want sinds 1 juli 2023 is de Wet goed verhuurderschap in werking getreden. Die werd door mijn collega van VRO reeds voldoende geacht om de problematiek rond deze beroepsgroep en de verhuurmarkt aan te pakken. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
Die motie op stuk nr. 498 is ontraden. Dan komen we bij motie ... Nee, bij mevrouw Tseggai.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik snap dat de minister van VRO haar eigen maatregelen voldoende acht, maar onderzoeken die afgelopen zomer zijn uitgekomen, spreken de minister van VRO toch tegen. Nederland loopt in Europa voorop als het gaat om discriminatie op de woningmarkt. Ik hoop toch dat deze minister daar iets aan wil doen.

Minister Rijkaart:
Daarmee zou ik dan in de portefeuille van mijn collega van VRO gaan zitten, want haar oordeel wordt nu bestreden. Dat lijkt me niet de juiste gang van zaken.

De voorzitter:
Dat verandert niets aan de appreciatie van de motie. De motie op stuk nr. 498 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 499.

Minister Rijkaart:
De motie op stuk nr. 499 was van de SP, van de heer Van Nispen. Die ging over cijfers over ervaren discriminatie. Deze motie kan ik de appreciatie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 499 krijgt oordeel Kamer. Tot slot de motie op stuk nr. 500.

Minister Rijkaart:
De motie op stuk nr. 500 was een spreekt-uitmotie en daar gaan wij niet over.

De voorzitter:
Waren er nog vragen die beantwoord dienen te worden of was u daarmee aan het einde van uw beantwoording gekomen?

Minister Rijkaart:
Volgens mij was er nog één vraag over een toezegging die ik eerder al had gedaan. Die ging over de kabinetsreactie op de wettelijke gelijkheidsplicht. Die kabinetsreactie kan verwacht worden voor de zomer van 2026.

De voorzitter:
Uitstekend. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het tweeminutendebat Discriminatie, racisme en mensenrechten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zal vanavond worden gestemd. Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid in ons midden en wens hem wijsheid en goeds toe bij zijn vervolgwerkzaamheden.

De vergadering wordt van 13.58 uur tot 14.05 uur geschorst.