Algemene Financiële Beschouwingen (inclusief begroting Financiën (36 800-IXB) en begrotingsstaat Nationale Schuld (36 800-IXA)) (antwoord 1e termijn + rest) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D43377, datum: 2025-10-02, bijgewerkt: 2025-10-03 13:09, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-10-02 14:30: Algemene Financiële Beschouwingen (inclusief begroting Financiën (36 800-IXB) en begrotingsstaat Nationale Schuld (36 800-IXA)) (antwoord 1e termijn + rest) (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Algemene Financiële Beschouwingen
Algemene Financiële Beschouwingen
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Financiële
Beschouwingen,
en de behandeling van:
de brief van de minister van Financiën d.d. 16 september 2025 inzake nota over de toestand van 's Rijks financiën (36800);
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2026 (36800-IX);
het wetsvoorstel Wijziging van het Belastingplan 2025 in verband met het behoud van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport en een beperking van de jaarlijkse indexering van een aantal bedragen die gelden voor de inkomstenbelasting of de loonbelasting door middel van het beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor (Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport) (36814).
De voorzitter:
Ik heropen. Aan de orde zijn de Algemene Financiële Beschouwingen,
inclusief de begroting van Financiën en de begrotingsstaat Nationale
Schuld. Vandaag is het de beurt aan de minister en aan de
staatssecretaris om antwoord te geven op de vragen die gisteren gesteld
zijn.
Om 20.50 uur moeten we uiterlijk klaar zijn. We moeten het dus net als
gisteren kort en puntig houden. Als ik met een compliment aan uw aller
adres mag beginnen: ik vond jullie interrupties gisteren heerlijk kort.
Jullie zijn een voorbeeld voor de rest van dit parlement. Dat meen ik
echt. De heer Dijk is er nog niet, dus ik kan zeggen dat alle aanwezigen
gisteren kort en puntig geïnterrumpeerd hebben. Dat heb ik
gewaardeerd.
De (algemene) beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Heinen:
Voorzitter. Allereerst dank voor al uw vragen. Voordat ik naar de
beantwoording ga, heb ik een paar inleidende woorden, als u mij dat
toestaat. Ik heb namelijk zeer uitgekeken naar dit debat. De Algemene
Financiële Beschouwingen voelen toch als het hoogtepunt van het jaar.
Het blijft een bijzondere eer om hier te mogen staan en de begroting van
ons land te mogen verdedigen.
Dit debat is extra bijzonder om een aantal redenen. In de eerste plaats
omdat ik hier sta namens een demissionair kabinet. Dat noopt altijd tot
bescheidenheid. In de tweede plaats omdat niet één, maar twee
coalitiepartners zijn opgestapt. Dat is een vrij unieke situatie in onze
parlementaire geschiedenis. Het betekent dat ik hier niet alleen sta
namens een demissionair kabinet, maar ook namens een demissionair
minderheidskabinet. Daarbij sta ik ook beleid te verdedigen dat tot
stand is gekomen mede door partijen die nu tegen hetzelfde beleid
oppositie voeren. Dat maakt dit debat voor de minister van Financiën net
even wat complexer dan eerdere edities. Maar ik voel wel een grote
verantwoordelijkheid om de boel stabiel te houden in het kabinet en in
de Kamer, om compromissen te zoeken en wensen zo veel mogelijk in te
passen, en om te voorkomen dat de financiën ontsporen. Ik baal er dan
ook als een stekker van dat dit kabinet slechts een jaar heeft
gezeten.
Ik presenteer deze begroting in de wetenschap dat we voor grote
uitdagingen staan. Onze welvaart en veiligheid staan onder ongekende
druk. We zullen fors moeten investeren in defensie en in onze
energie-onafhankelijkheid. We zullen hard moeten werken om onze welvaart
te behouden en te versterken. En dat tegen de achtergrond van wereldwijd
oplopende schulden en tekorten en grote geopolitieke verschuivingen. Dit
maakt dat we op een keerpunt staan. We zullen keuzes moeten maken.
Moeilijke keuzes.
En bovenal zullen we moeten samenwerken: in het parlement, in het land
en in Europa. Dat is in het belang van onze welvaart en onze veiligheid.
Ondanks deze enorm complexe situatie ligt er nu wel een begroting.
Bovenop eerdere investeringen in veiligheid, defensie en
lastenverlichting is er in deze Miljoenennota voor gekozen om een aantal
acute knelpunten op te lossen. Daartoe heeft de Kamer ons opgeroepen,
maar helaas niet altijd met gedekte voorstellen. Zo kiest het kabinet
voor het verlengen van de korting op de brandstofaccijns, het uitstellen
van de korting op de regionale ov, het schrappen van de bezuiniging op
de onderwijskansenregeling en extra budget voor het gevangeniswezen.
Voorzitter. De Miljoenennota hebben we opgesteld vanuit het principe dat
we afspraken nakomen, ook met partijen die zijn opgestapt. We doen het
netjes. We zoeken naar breed draagvlak in de Kamer en leggen een basis
voor verdere samenwerking, zonder rekeningen door te schuiven.
De begroting is gedekt. Het uitgaven- en lastenkader sluit. De begroting
is in een realistischer ritme gezet. Het tekort begeeft zich weer binnen
de Europese grenswaarden. Het saldo is in alle jaren lager dan in de
vorige Miljoenennota nog werd voorzien en daalt zelfs naar min 2%, zoals
ook de Studiegroep Begrotingsruimte adviseert. De staatsschuld is
historisch laag. De economie groeit. De armoede daalt. En er waren nog
nooit zo veel banen. Voorzitter, graag gedaan!
Dan wil ik nu graag naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
U begint bescheiden; dat is altijd goed.
Minister Heinen:
Dat mag ook wel na gisteren, voorzitter.
Ik wil graag gaan naar de beantwoording van de vragen. Ik doe dat langs
de volgende onderwerpen. Ik begin met het onderwerp economie, waarover
een paar vragen gesteld zijn, de overheidsfinanciën, de koopkracht en de
inkomsten. Dat is het derde onderwerp, waarbij ik ook zal ingaan op
…
De voorzitter:
Wacht even. Eerst het blokje economie.
Minister Heinen:
Economie. Dan de overheidsfinanciën; dat is het tweede onderwerp. Het
derde onderwerp betreft de koopkracht en de inkomsten, waarbij ik ook de
buffelboete zal behandelen. Dan het onderwerp uitgaven, waarover de
meeste vragen gesteld zijn. Verder waren er nog een aantal vragen op het
internationale terrein, waaronder die over de EU, en was er nog een
vraag over TenneT. Dan heb ik ook nog de amendementen, maar het lijkt me
beter dat ik die in de tweede termijn apprecieer.
De voorzitter:
Mogen we ook nog naar de staatssecretaris luisteren vandaag?
Minister Heinen:
Zeker. De staatssecretaris zal uiteraard alles op het terrein van de
fiscaliteit op zich nemen.
De voorzitter:
Heel goed. Veel succes.
Minister Heinen:
Dank u wel. Ik begin bij de economie. Het leek mij mooi om te beginnen
met de meer filosofische discussie die is aangezwengeld door onder
anderen de heer Vijlbrief, maar ook door mevrouw Dijk. Dat ging over
investeren … Mevrouw Van Dijk, excuus. Ik ga het in dit debat vaker vast
verkeerd doen. We hebben mevrouw Van Dijk en de heer Tony van Dijck, en
we hebben ook nog de heer Dijk. Ook hebben we nog mevrouw Van Eijk. Ik
hoop dat ik het goed blijf doen!
De voorzitter:
En dan Heinen en Heijnen. Doet u dus niet alsof de Kamer moeilijk
doet.
Minister Heinen:
Dat is waar. Wij staan hier namens de firma Heinen en Heijnen. Wij zijn
na 29 oktober in te huren!
Voorzitter. Ik begin bij het meer filosofische debat over investeren
versus consumeren. Dat debat is aangezwengeld door de heer Vijlbrief,
maar ook door mevrouw Van Dijk en de heer Bontenbal bij de Algemene
Politieke Beschouwingen. Dat is een terechte discussie. Als economen
weten we allemaal dat je beter kan investeren dan consumeren. Dat is
echter makkelijker gezegd dan gedaan, want in de consumentenuitgaven, de
consumptiekant van de rijksbegroting, zitten ook politiek gevoelige
onderwerpen, zoals zorg en sociale zekerheid, die we met elkaar ook heel
belangrijk vinden.
De heer Vijlbrief gaf aan — ik geloof dat hij dat betoog vandaag ook op
de radio heeft gehouden — dat we meer zouden moeten investeren en daar
ook in de begrotingsregels naar zouden moeten kijken. Dat deed mij
denken aan de discussie rond de gulden financieringsregel. Eigenlijk
hoorde ik in de woorden van de heer Vijlbrief een soort van nostalgische
overweging dat we daar weer naar terug zouden moeten gaan, dus dat we
investeringen in de rijksbegroting zwaarder moeten waarderen dan de
consumptieve uitgaven. Dat deden we voorheen, vóór het trendmatig
begrotingsbeleid, via de gulden financieringsregel.
Als ik dat nu strikt zou toepassen, zou het zwaar bezuinigen worden,
want het betekent dat je alleen mag lenen voor de investeringsuitgaven
en niet voor de consumptieve uitgaven. We hebben nog steeds een
begrotingstekort, en die uitgaven zijn ook voornamelijk
vergrijzingsgerelateerd. Maar dat was niet het punt van de heer
Vijlbrief.
De heer Vijlbrief zegt, en ook mevrouw Van Dijk deed dat, dat de
investeringen zwaarder zouden moeten wegen. Zogezegd ben ik het daarmee
eens. In de discussie destijds over de gulden financieringsregel — dat
weet de heer Vijlbrief natuurlijk als geen ander, ook als
oud-thesaurier-generaal — werd duidelijk dat de definitie hiervan zeer
rekkelijk is. Het moeilijke is: waar leg je de grens? We zagen in het
verleden dat die grens elke keer, ook onder politieke druk, werd
opgerekt.
Los daarvan is het ook moeilijk een definitie te geven als het gaat om
bijvoorbeeld de onderwijsuitgaven. De heer Vijlbrief doet de oproep —
die snap ik ook goed — dat het gaat om nuttige investeringen die we meer
zouden moeten doen. Tegelijkertijd zijn de lerarensalarissen het
hoofdbestanddeel van de onderwijsuitgaven, en die zijn echt consumptief.
Dus zelfs als we naar een economische definitie zouden gaan, zouden de
onderwijsuitgaven nog steeds onder het consumptieve deel vallen.
Daarnaast weegt niet elke investering per definitie hetzelfde. Dat laat
zich het beste illustreren met het voorbeeld van het bouwen van een
brug. Als je een brug bouwt, is dat efficiënt, want de infrastructuur
verbetert. Maar als ik de tiende brug bouw, of de 100ste brug, is die
100ste brug niet even efficiënt als de eerste brug die ik bouw. Dat
maakt het moeilijk om de investeringen in die bruggen goed te
definiëren. Hetzelfde geldt voor een snelweganalogie: een derde
rijstrook levert waarschijnlijk meer op dan een achtste rijstrook. Zo
kan ik doorgaan. Als je het hebt over het definiëren van investeringen,
dan is de context altijd relevant. Dat betreft de context van de
economie, met hoogconjunctuur of laagconjunctuur, de stand van de
productiviteit, de sectoranalyse en de investeringen die al worden
gedaan. In welke mate zijn het marginale meeropbrengsten? Dat maakt deze
discussie ontzettend lastig. Ik ga hier uitgebreid op in, omdat hier
veel vragen over zijn gesteld.
Ik denk dat er uiteindelijk een oplossing ligt in het volgende. Daar
zijn we natuurlijk naar op zoek in dit debat. Het gaat erom hoe we dit
uiteindelijk gaan vormgeven in een begroting. De heer Vijlbrief heeft
eerder een soort open brainstorm gehouden. Daar ben ik het ook mee eens.
Je zou eigenlijk een onderscheid moeten maken tussen wat je via de
begroting financiert en wat je via fondsen investeert. In het vorige
kabinet hebben we daartoe natuurlijk een poging gedaan met de
investeringsfondsen. Als we daarop terugkijken, dan denk ik niet dat dat
per definitie een daverend succes was. Je zag dat daar veel geld in werd
geparkeerd, wat leidde tot onderuitputting en niet altijd tot een
efficiënte besteding.
Tegelijkertijd snap ik de systematiek daarachter wel. Dat is ook de
reden waarom we daarvoor hebben gekozen. Zoals de heer Grinwis in het
verleden ook zei, is dat natuurlijk naar analogie van een Deltafonds of
een Mobiliteitsfonds, waarmee we investeringen met een langere
tijdshorizon kunnen doen. Wij voeren deze discussie ook tegen de
achtergrond van het eventueel oprichten van een investeringsfonds.
Daarbij kijken we voornamelijk naar investeringen die we in start-ups en
dergelijke kunnen doen, om zo ook in onze verdiencapaciteit te
investeren.
Ik denk dat we dit debat langs drie lijnen moeten gaan vormgeven.
Enerzijds is dat: wat financieren we via de begroting? Anderzijds is
dat: wat doen we in begrotingsfondsen met een langjariger karakter?
Nogmaals, we hebben daarvoor al een Mobiliteitsfonds en een Deltafonds.
Daarnaast zetten we dan nog iets als een investeringsfonds waarin je
kunt kijken of je wat meer durfkapitaal, voornamelijk privaat kapitaal,
kunt loskrijgen om investeringen te doen. Nou, langs deze drie domeinen
zou ik deze discussie willen voeren. Ik denk dat het goed is om deze
discussie verder te voeren, ook als wij het debat voeren over de
investeringsinstelling, om te kijken naar de vraag wat we daaruit
financieren.
Ik denk dat wij het er snel over eens zullen worden dat wij daarmee
moeten voorkomen dat je daaruit weer infrastructurele uitgaven doet,
zoals we bij de groeifondsen hebben gedaan. Dat zou je dan veel meer via
die investeringsfondsen moeten doen. En wat doe je via de begroting?
Daarnaast blijft het natuurlijk altijd een politieke weging wat een
optimale verhouding is tussen consumptieve en investeringsuitgaven. We
zien de consumptieve uitgaven voornamelijk stijgen. Dat is ook
vergrijzingsgerelateerd. Hoewel deze investeringen natuurlijk
goedbedoeld en heel nobel zijn, weten we ook dat die onze productiviteit
geen goed doen en onze begroting uiteindelijk verder uithollen.
Voorzitter, dit is een lange inleiding. Zo probeer ik veel vragen die
over dit onderwerp zijn gesteld samen te vatten met een opening voor hoe
we deze discussie verder kunnen voeren.
De heer Vijlbrief (D66):
Dank aan de minister. Die drieslag lijkt mij heel praktisch. Hier gaan
nog twee vragen aan vooraf. De eerste vraag betreft het idee dat het van
tevoren opstellen van een lijst, in ieder geval theoretisch, zou kunnen
voorkomen dat je een continue discussie hebt over de vraag wat een
investering is en wat niet. Hoe kijkt de minister daarnaar?
Dan het tweede punt. Dan kom ik toch nog even terug op de laatste vraag
van de minister, waarbij hij zei dat het heel politiek is. Maar het is
ook wel heel politiek als je kijkt naar de verhouding tussen consumptie-
en investeringsuitgaven. Mijn fractie is van mening dat het met die
verhouding in de toekomst niet goed zal gaan. Met andere woorden, als we
niets doen, dan worden de investeringsuitgaven nog veel verder
weggedrukt.
Dit zijn dus eigenlijk twee vragen: eentje rond de lijst en de vraag of
je toch niet aan een soort normering zou moeten doen wat betreft
consumptie- en investeringsuitgaven. Hoe kijkt de minister daarnaar?
Minister Heinen:
Er zijn twee zaken. Ik snap heel goed waar de heer Vijlbrief naar op
zoek is. Ik denk zelf dat een lijst en definities ons politiek niet
verder helpen, want waar je geld aan besteedt, is uiteindelijk een
politieke weging. We hebben dat ook gezien in eerder formaties. We
hebben in verschillende samenstellingen formaties gedaan. Ik heb ook met
de heer Vijlbrief formaties mogen doen, en met de heer Grinwis en met
mevrouw Van Dijk. Dan is het uiteindelijk een politieke weging of er
geld gaat naar onderwijs, Defensie, veiligheid, gemeentes of you name
it. Ik denk dat een meer technocratische benadering van een lijst daar
niet bij gaat helpen.
Ik begrijp wel wat de heer Vijlbrief zegt over dat daar een wat diepere
discussie achter zit. Die bracht hij bijvoorbeeld ook naar voren in het
licht van de doorrekeningen. Dan snap ik heel goed dat een euro die
bijvoorbeeld in onderwijs wordt geïnvesteerd als consumptief wordt
gezien, terwijl we weten dat dat, in economische termen, in termen van
de versterking van onze economie, waarschijnlijk een verstandiger
investering is dan een investering in de sociale zekerheid. Nogmaals, er
zijn natuurlijk ook politiek goede redenen om daarin een investering te
doen. Maar dat is een discussie die vooral loopt via doorrekeningen van
het Centraal Planbureau. Die discussie zouden we verder moeten voeren.
Ik ben natuurlijk graag bereid om te kijken of we met elkaar tot een
definitie kunnen komen, maar ik weet niet of dat het Planbureau gaat
overtuigen wat betreft de doorrekeningen, mocht dat zijn waar de heer
Vijlbrief naar zoekt. Ik denk dat we ons eerst de vraag moeten stellen
voor welk probleem we nou een oplossing zoeken. Als het puur een
politiek probleem is, als de heer Vijlbrief van mening is dat er te
weinig investeringen naar een categorie gaan waar hij graag in wil
investeren, dan zou ik vooral tegen hem zeggen: voer campagne en zorg
voor veel zetels. Dan heb je politiek gewicht om het budget die kant op
te sturen. Als het meer een technische discussie is over doorrekeningen
van het Centraal Planbureau, dan moeten we deze discussie met elkaar nog
hernemen en gaan voeren. Maar dat gaat in dit debat natuurlijk niet
lukken. Het gaat mij ook niet lukken om binnen een maand een lijst op te
geven die dat probleem oplost. Ik zoek dus even naar datgene waar de
Kamer naar op zoek is. Maar ik ben natuurlijk zeer bereid om hierover
mee te denken, omdat dit natuurlijk een fundamentele discussie is,
gezien de manier waarop de uitgaven zich ontwikkelen richting de
toekomst.
De voorzitter:
Ik vertel nog even dat ik ook in deze termijn weer acht interrupties
aanhoud.
De heer Vijlbrief (D66):
Toch nog even de tweede vraag. Dit was eigenlijk de eerste vraag, over
de lijst. De tweede vraag: zou je niet — omdat de zalmnorm natuurlijk
toch op de een of andere manier normeert — moeten gaan normeren wat
betreft het aandeel constructieve uitgaven in de overheidsuitgaven? Of
zegt de minister dat dit zo politiek is dat je dit niet kunt normeren?
Is dat eigenlijk wat hij zegt? Ik probeer even te begrijpen wat hij nou
zegt.
Minister Heinen:
Deze snap ik. Uiteindelijk blijft het natuurlijk ook gewoon een
politieke keuze; daar blijf ik op terugkomen. Ik denk dat een
technocratische oplossing ons niet verder helpt, want dit is een
politieke keuze. In het vorige kabinet werkten we met een
investeringsplafond; dat was ook het advies van de Studiegroep
Begrotingsruimte. We hadden natuurlijk ook een Budgettair Kader Zorg en
een budgettair kader voor sociale zekerheid; daar ging al een bepaalde
mate van normering van uit. Als de uitgaven sneller opliepen dan de
kaders toestonden — en dat was uiteindelijk een politieke weging — dan
noopte dat tot ingrijpen. De Studiegroep Begrotingsruimte heeft ons het
advies meegegeven om daar toch van af te stappen, omdat zo'n
investeringskader niet goed werkte, en te gaan werken met één algemeen
uitgavenkader in plaats van met deelkaders. Je zag namelijk dat er in de
praktijk toch leentjebuur werd gespeeld binnen dat uitgavenkader.
Er is in het verleden dus wel nagedacht over een manier waarop we
hieraan tegemoet konden komen. Tegelijkertijd hebben we moeten
constateren dat het ons ook niet verder bracht. Dat is het eerlijke
verhaal. Als je het hebt over het normeren van constructieve uitgaven,
dan heb je het in feite over het normeren van uitgaven voor sociale
zekerheid en van zorguitgaven. Je zou ook met elkaar kunnen afspreken
dat je een norm stelt dat de zorguitgaven niet sneller moeten stijgen
dan de economische groei, om in ieder geval te voorkomen dat die
uitgaven de andere uitgaven verdringen. Daar is in het verleden ook vaak
het politieke debat over gevoerd. Nogmaals, ik vind het een politieke
weging om daar wel of niet toe te besluiten, niet een technocratische
weging.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik vind het mooi dat we deze gesprekken nu met elkaar hebben. Het gaat
ons vooral om het volgende. Los van allerlei wetten en regels die we met
elkaar kunnen afspreken, moeten we eigenlijk breed en gemeenschappelijk
met elkaar nadenken over definities: "Wat bedoelen we met investeren?
Waarom vinden we dit belangrijk? Welke zaken vinden we dan belangrijk?"
Daar moeten we veel meer een gezamenlijk beeld van hebben. Het moet niet
zo zijn dat iedereen zijn eigen beeld daarbij heeft en dat we daardoor
totaal niet verder komen. Dat is voor ons de belangrijkste reden waarom
we een lijst willen. Dat willen we niet om een lijst te hebben, maar om
een meer gemeenschappelijk kader te hebben, dat breed gedragen kan
worden.
Minister Heinen:
Ik snap dit heel goed. Laat ik een voorstel doen. Ik zou in de
budgettaire nota's het volgende kunnen meenemen. Dat doe ik dan voortaan
prominenter aan het begin; we zetten daar nu alleen de tabellen met de
getallen van elke begroting in. Ik maak dan al een slag en bekijk: wat
is constructief en wat heeft een investeringskarakter? Dan kunnen we die
discussie meer met elkaar voeren. Wellicht kan dat helpen om dit meer
inzichtelijk te maken, bijvoorbeeld in Miljoenennota's.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dat zou wat mij betreft al een mooie stap zijn. Ik zou het een nog
mooiere stap vinden als er dan nog een paar zinnen aan toegevoegd zouden
kunnen worden over de vraag waar dat ook echt aan bij zou kunnen dragen,
los van allerlei ingewikkelde berekeningen; ik snap namelijk wel dat het
allemaal afhankelijk is van van alles. Maar we kunnen best wel met
gezond boerenverstand redeneren: als we deze investering doen, is er een
grote kans dat we daar op termijn voordeel uit kunnen halen.
Minister Heinen:
Laat mij daar een poging toe doen. Ik zal uw Kamer informeren over hoe
we dat vorm zouden kunnen geven. Nogmaals, dit is ook met het oog op een
formatie; dit is natuurlijk afhankelijk van welke partijen daar
uiteindelijk deel aan nemen. Ik zou de partijen die daaraan deelnemen
uitdagen om langs die drie lijnen te kijken. Wat financier je via een
begroting? Wat doe je via de fondssystematiek, zoals het Delta-, het
Mobiliteitsfonds en bijvoorbeeld het Defensiematerieelbegrotingsfonds en
wat doe je via zo'n investeringsinstelling? Daarbij moeten we heel erg
oppassen dat we geen uitgaves gaan verdringen door te veel zaken via
fondsen of via investeringsinstellingen te financieren. Ik vind dat de
uitgaven primair echt via de begroting moeten lopen.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Mag ik de minister het volgende vragen? Ik heb dat in mijn bijdrage ook
al gedaan. In de eerstvolgende Algemene Financiële Beschouwingen, met de
nieuwe Kamer, worden de begrotingsregels normaal gesproken doorgenomen.
We hebben de effecten van de begrotingsregels met elkaar doorgesproken.
Mij is verteld dat die in de praktijk redelijk weinig doorgeakkerd
worden in de Kamer. Mijn verzoek in mijn bijdrage was dan ook of u
bereid bent, minister, om te kijken of u richting uw opvolger met een
aparte brief kunt komen waarin u niet alleen de begrotingsregels
doorneemt, maar ook specifiek aandacht heeft voor dit soort vragen. Ik
doel op het soort vragen als: hoe gaan we in deze begrotingsregels nou
om met zaken als investeren? Daarbij is voor mij ook een hele relevante
vraag hoe je in dit soort zaken omgaat met bijvoorbeeld
hersteloperaties. Je weet namelijk dat hersteloperaties gebaat zijn bij
een slimme en snelle oplossing en niet bij het gevecht om wie de
rekening pakt. Mijn vraag is dus concreet of u dat ...
De voorzitter:
"Of de minister".
De heer Kouwenhoven (NSC):
... of de minister — dat zal dan zijn opvolger zijn — dat in een brief
met de Kamer kan delen. Dan kan het gesprek daar veel explicieter over
gevoerd worden.
Minister Heinen:
Dat gebeurt al. De Europese begrotingsregels liggen gewoon vast in
verordeningen en richtlijnen. De nationale begrotingsregels, waar de
Europese begrotingsregels natuurlijk in doorwerken, zijn vastgelegd in
de Wet houdbare overheidsfinanciën. Daarnaast hebben we periodiek de
Studiegroep Begrotingsruimte. Zodra een kabinet ten einde is, stelt die
een nieuw advies op over de begrotingsregels. Dat rapport wordt ook naar
de Kamer gestuurd. Dat heeft u ook ontvangen. De Financiële
Beschouwingen zijn bij uitstek de plek om het daarover te hebben. U
heeft al deze zaken dus al ontvangen. Het is aan de Kamer om het in het
debat te betrekken. Een extra brief heeft in die zin geen zin, want u
heeft alle informatie al.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Mijn vraag was om daar ook expliciet suggesties in te doen. Sorry, wat
zegt u, meneer Grinwis?
De voorzitter:
Gaat u door.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Het gaat me om suggesties waardoor de Kamer zich niet alleen hoeft te
verhouden tot de status quo, maar ook kan zeggen: als je het over
investeren wil hebben, dan kunnen we daar op deze manier het gesprek
over voeren. Het gaat mij er dus veeleer om het gesprek aan te jagen. We
zijn namelijk in de afgelopen jaren tegen de begrotingsregels
opgelopen.
Minister Heinen:
Zeker. Maar nogmaals, de Kamer kan het betrekken bij de Financiële
Beschouwingen. Het kan er ook een apart debat over aanvragen. Het is een
goed gebruik in de Nederlandse politieke traditie dat we de voorstellen
van de Studiegroep Begrotingsruimte overnemen, ook wat betreft de
begrotingsregels. Daar wordt natuurlijk diep over nagedacht door mensen
van mijn ministerie, De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau.
De knapste koppen buigen zich daarover. Uiteindelijk buigt men zich in
de formatie, in het financiële kader, over de vraag wat wel en niet
wordt overgenomen. Er wordt ook weleens van afgeweken, bijvoorbeeld in
het kader van de meevallersformule. Daarvan zeggen de ambtenaren dat het
onverstandig is, maar zegt de politiek het wel te gaan doen.
Uiteindelijk krijgen de ambtenaren er dan toch gelijk over dat dat weer
leidt tot discussies. Het kan ook zijn om bepaalde kaderdoelstellingen
anders te stellen. Maar het is echt een formatievraag. Dan is het aan de
formerende partijen om daar hun ei over te leggen. Het is uiteindelijk
een advies dat je niet hoeft op te volgen. Maar nogmaals, vanuit de
Nederlandse politieke traditie is het zeer verstandig om het wél op te
volgen. Ik zal daar ook altijd een oproep toe doen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wilde nog even terug naar het investeringsblokje, in vervolg op
collega's Vijlbrief en Inge van Dijk. De praktijk is natuurlijk dat de
investeringsuitgaven in onze begroting niet zo goed zijn beschermd.
Uiteindelijk is alles een kwestie van politieke prioriteit en keuze; dat
snap ik ook wel. Maar je zou het volgende kunnen zeggen. In de
augustusbesluitvorming heb je bijvoorbeeld de cMEV, met de
koopkrachtplaatjes. Ten opzichte daarvan ga je tweaken. Je zou kunnen
zeggen dat de koopkrachtplaatjes een soort beschermingswal zijn. Ze
voorkomen dat je bij een bepaalde groep te veel weghaalt. Maar aan de
investeringskant hebben we zoiets niet. Dat terwijl we weten dat er met
het inhouden van de prijsbijstelling van 50% in de Voorjaarsnota, en nu
nog eens een greep in de prijsbijstellingskast, over de looptijd van het
fonds in totaal 3,9 miljard aan investeringsruimte is weggehaald. Ik
denk bijvoorbeeld alleen al aan IenW, aan het Deltafonds en het
Infrafonds, dat tegenwoordig het "Mobiliteitsfonds" heet. Tegelijkertijd
moet de prijsindexatie natuurlijk gewoon netjes worden uitbetaald aan de
aannemers waarmee contracten zijn. Dat betekent dus gewoon dat er
bepaalde projecten weggaan. Nergens zit een soort van beschermingswal
waardoor je als politici en bestuurders op z'n minst eventjes moet
nadenken of het echt zo verstandig is om de prijsbijstelling ook op die
investeringsfondsen te laten slaan. Hoe kunnen we dat nou beter
organiseren, minister?
Minister Heinen:
Uiteindelijk zijn wij als politici de dragers en beschermers van de
begrotingsregels en de investeringen die we doen. Politici kunnen daar
natuurlijk altijd ook andere keuzes in maken en ervan afwijken. Dat kan
goede redenen hebben, bijvoorbeeld omdat er geen bereidheid is om te
bezuinigen op de zorg, de sociale zekerheid of andere zaken. Dan blijft
vaak de kaasschaafmethode over. Ik noem bijvoorbeeld een prijs- en
loonbijstelling. Dat is in het verleden ook vaak toegepast. Als de heer
Vijlbrief zegt dat hij niet zeker weet of hij in de toekomst, als hij
weer in een kabinet zou zitten, die zelfdiscipline kan hebben en of hij
ook zou grijpen naar de prijsbijstelling, zoals dat ook in het verleden
is gebeurd, dan zou je kunnen denken dat je in de nota die je dan aan de
Kamer stuurt ook transparant maakt wat de gevolgen daarvan zijn.
Tegelijkertijd kan je op het budget van de prijsbijstelling een korting
inboeken, maar je weet pas wat de prijsbijstelling is als je die
uitkeert bij de Voorjaarsnota. Daar komen we straks nog op. De heer
Grinwis heeft hier een vraag over gesteld. Dit zou mijn antwoord ook
zijn: ik weet niet wat de prijsbijstelling is; dat weet ik pas in het
voorjaar. Ik weet grofweg de omvang. Dit jaar was die 1,5 miljard. Dus
ik weet dat je nog steeds 1,2 miljard prijsbijstelling hebt als je er
300 miljoen vanaf haalt, maar je weet natuurlijk nooit wat de totale som
is. Dat weet je pas als je de inflatiecijfers hebt en als het bij de
Voorjaarsnota staat. Dan kan je overigens alsnog besluiten om ervan af
te wijken. Dus het staat niet vast. Je zou dat in de budgettaire nota's
meer naar voren kunnen brengen, maar dan kom ik wel terug bij de
definitiekwestie van hoe je dan de investeringen definieert. Dat is wel
lastig, omdat een prijsbijstelling bijvoorbeeld ook op de
Onderwijsbegroting neerslaat, terwijl het in de definitie zoals wij die
hebben wel consumptieve uitgaven zijn, omdat het natuurlijk voornamelijk
salarissen betreft. Dan heb ik het overigens over loonbijstelling, niet
prijsbijstelling, maar die loopt mee in die definitie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb nog één punt hierop. Dank aan de minister. Dit is me helder. Ik
weet dat het uiteindelijk politieke discipline is, maar er zit ook
nergens in het proces een soort wake-upcall, zoals je dat bij
koopkrachtplaatjes wel hebt, bijvoorbeeld in augustus. De minister noemt
nu het jaarbedrag van die prijsbijstelling, maar het karakter van zo'n
investeringsfonds, bijvoorbeeld het Mobiliteitsfonds, is dat het naast
de structurele stroom voor beheer en onderhoud eigenlijk een opstapeling
is van incidentele posten, zou je kunnen zeggen, van iedere keer een
aanlegproject. Minder prijsbijstelling tikt gewoon door in de hele
looptijd. Even los van het precieze bedrag gaat het in de hele looptijd
al snel om miljarden. Dat gaat dus om concrete projecten, terwijl die
concrete projecten niet in beeld zijn op het moment dat de
prijsbijstelling met een kaasschaaf wordt ingehouden. Dat moet dan later
weer worden ingevuld. Dan blijkt dat allemaal afspraken of commitments
uit het verleden — op een Nedersaksenlijn, op een A27, op een Zuidasdok
— in één keer minder waard zijn. Waar niet is, verliest zelfs IenW zijn
recht op dat moment.
Minister Heinen:
Ik begrijp deze analyse. Nogmaals, er wordt gecommuniceerd over de
prijsbijstelling. We zouden een indicatie kunnen geven van wat de
prijsbijstelling zou zijn en hoe die doorvertaalt naar de verschillende
begrotingen, zodat je dat transparanter maakt. Ik wijs er wel op dat het
achterblijven van investeringen op dit moment niet zozeer aan het geld
ligt, maar aan de vergunningverlening. Dat zit 'm natuurlijk
voornamelijk in het stikstofdossier. Daarom zien we dat er nog veel
onderuitputting is: omdat de vergunningverlening onvoldoende op gang is
gekomen. Maar ik snap het punt van de heer Grinwis heel goed. Ik leg de
bal nu een beetje op de stip, maar hij zal het met dit laatste zeker ook
eens zijn.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik vraag me af of de situatie die deze minister nu schetst ook veel te
maken heeft met ons kasstelsel. We hanteren nu een kasstelsel in plaats
van een baten-lastenstelsel. Ik vraag me af of het kasstelsel niet
eigenlijk uit het verleden komt en of we niet een moderniseringsslag
moeten maken. Hoe doen andere landen dat? Ik weet niet wat voor
methodiek Duitsland, Frankrijk, België en andere landen hanteren, maar
het kasstelsel heeft ook zijn beperkingen. In een baten-lastenstelsel
zie je meer wat investeringen uiteindelijk opbrengen.
Minister Heinen:
Dat is een goed punt van de heer Van Dijck. Dit is ook de reden waarom
een aantal instellingen zegt: je zou er ook over na kunnen nadenken om
meer naar een baten-lastenstelsel toe te gaan. Een reden waarom we ook
investeringsfondsen hebben, zoals een Deltafonds en een
Mobiliteitsfonds, is omdat je dan met een langere tijdshorizon
investeringen kan doen waarbij de eindejaarsmarge niet wordt toegepast.
Dat is eigenlijk in feite wat het is. Daar zou het baten-lastenstelsel
geen oplossing voor bieden. Zelf ben ik er geen voorstander van. Ik vind
het baten-lastenstelsel minder bruikbaar in de politieke arena waarin
wij opereren. Het risico is toch dat je meer over je graf heen regeert
met afschrijftermijnen, waardoor het voor de Kamer minder transparant
wordt. Uiteindelijk is ook dit aan de Kamer. Tot nu toe hebben we
wanneer we dit debat met elkaar voerden elke keer gezegd dat het toch
beter is om het niet te doen. Maar ik kan er nog op terugkomen als de
heer Van Dijck dat wenst, want dit is natuurlijk een discussie die
blijft terugkomen. We kunnen dit element bijvoorbeeld ook meenemen in de
Studiegroep Begrotingsruimte in relatie tot het investeringsvraagstuk.
Dat is helemaal geen gekke.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ja, want een aantal departementen hebben al geëxperimenteerd met dat
buitenlandse stelsel. Wat zijn de ervaringen daarmee en hoe zit het met
andere landen? Zijn we nu de enigen in de wereld die dat kasstelsel nog
hanteren of doen bijna alle landen dat? Ik weet dat niet.
Minister Heinen:
Ik vind dat een goede vraag. Als de Kamer dat op prijs stelt, zal ik uw
Kamer de bevindingen waar de heer Tony van Dijck naar verwijst en de
appreciatie daarvan doen toekomen.
De voorzitter:
De heer Flach durft niet meer.
Minister Heinen:
Dat scheelt weer een interruptie.
Voorzitter. Ik wil naar het tweede onderwerp, de overheidsfinanciën. Ik
begin met de vraag van de heer Grinwis. We zitten nog in het blokje
filosofie, want hij stelde mij, de minister, de gewetensvraag wat ik
versta onder "verantwoord begroten". Dat kan ik hem vertellen.
"Verantwoord begroten" vind ik het vasthouden aan het trendmatig
begrotingsbeleid met sluitende uitgaven en inkomstenkaders. In de
voorbereiding van dit debat kwam ik nog een mooi interview tegen van de
heer Grinwis op 18 april op Radio 1. Daarin gaf hij toch complimenten
aan de heer Heinen — dat ben ik dan — omdat die had getriomfeerd, omdat
de uitgavenkaders en de lastenkaders mooi waren gesloten en omdat de
zalmnorm fier overeind stond. Daar gaf hij grote complimenten voor. Het
zal u dus niet verbazen dat ik een wenkbrauw moest fronsen toen ik
gister hoorde dat ik die kaders schijnbaar niet sluit. Dat zal iets met
verkiezingen te maken hebben, want die staan over slechts vier weken op
de agenda. Ik vergeef het de heer Grinwis, want zoals hij zelf al zei:
we mogen elkaar.
De voorzitter:
Ik vind het dan natuurlijk jammer dat hij hier niet bij is. Ik weet niet
of iemand op het toilet kan kijken of waar dan ook.
Minister Heinen:
Zal ik het interview nog aan de muur hangen?
De voorzitter:
Ja, hang het even op.
Minister Heinen:
Dan kan hij er straks op terugkomen. Verder wens ik hem sterkte op het
toilet.
De heer Grinwis had ook een vraag over het inhouden van de
prijsbijstelling, maar dat punt hebben we zojuist al met elkaar
uitgewisseld.
De heer Kouwenhoven had een vraag over de begrotingsregels, maar die
hebben wij zojuist in de introductie ook al met elkaar besproken.
Voorzitter. Zo gaan we het tempo opvoeren, want dan blijft er één vraag
over, namelijk de vraag van mevrouw Van Dijk over de oplopende schuld.
Daar wees zij terecht op, want daar wijs ik ook al langer op. Wij hebben
op dit moment een historisch lage staatsschuld. In Europa wordt daar
echt met jaloezie naar gekeken. We zitten op de helft van het Europese
gemiddelde. Zelfs aan het begin van de kabinetsperiode, wat nog slechts
een jaar geleden was, werd er alle hel en verdoemenis over uitgeroepen,
ook door deze Kamer: het was een schande, en de schuld zou erdoor
oplopen. Ik wijs er trouwens op dat de schuld niet eens boven de 50% te
krijgen is. Maar ook dat is niet uitgekomen. En daar ben ik ook trots
op, want het kostte wel wat moeite om aan dijkbewaking te doen. Soms was
dat een slapeloze nacht, maar ik had het er graag voor over, want
daardoor leveren we wel een nette begroting af.
Mevrouw Van Dijk wijst er wel terecht op dat de uitgaven in de toekomst
oplopen, wat onder andere te maken heeft met de aan de vergrijzing
gerelateerde uitgaven. Ik voeg daaraan toe dat we ook voor grote
investeringen staan die niet in de begroting zitten. Dat zijn
defensie-uitgaven, maar we moeten zeker ook niet de kosten voor
verduurzaming van onze economie vergeten. Dit zijn kosten die linksom of
rechtsom op ons afkomen. Wij zullen energieonafhankelijker moeten
worden. Daarnaast vind ik zelf ook dat we de economie moeten
verduurzamen. Daar zitten ook grote uitgaven aan vast. Ook het Centraal
Planbureau wijst daarop.
Daarnaast zitten in de begroting ook aannames, waar mevrouw Van Dijk op
wees. Die moeten wel waargemaakt worden. Dat betreft onder andere de
asielraming. Wij hebben dezelfde systematiek toegepast als het
voorgaande kabinet, waar ook partijen die nu in de oppositie zitten
onderdeel van waren: in die raming wordt ervan uitgegaan dat de
asielinstroom uiteindelijk daalt. Dit kabinet heeft dat overgenomen. Dit
kabinet werkt ook aan strenge asielwetten. Ik hoop ook dat het lukt die
door beide Kamers heen te loodsen. Mijn collega's in het kabinet zijn
daar, ook in demissionaire status, nog steeds druk mee bezig. Ik denk
dat het een van de grote punten van dit kabinet is om de asielinstroom
te beperken. Helaas doen we dat nu met slechts twee partijen, maar dat
betekent niet dat we minder gemotiveerd zijn om de asielinstroom te
beperken. Als dat niet lukt, zul je dat ook terug gaan zien in de
begroting. Dat zien we dan dus in financiële zin. Maar ik denk dat we
dat dan ook in maatschappelijke zin zeer terug gaan zien, omdat het
draagvlak in de samenleving tegen zijn grenzen aanloopt op dit
dossier.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Terecht dat u dit punt aankaart, want ik noemde dat ook in mijn inbreng.
Maar ik had er nog een aantal meer naast deze financiële zorg. Gaat de
minister daar ook nog verder op in? Of wilde hij alleen dat asielpunt
maken?
Minister Heinen:
"Klimaat" had ik genoteerd. En volgens mij had mevrouw Van Dijk ook de
EU-afdrachten genoemd. Die zal ik daar dan aan toevoegen. Wat de
EU-afdrachten betreft gaan wij ervan uit dat wij de korting niet alleen
behouden, maar zelfs ook dat daar iets bij komt. In die discussie zitten
wij nu. We hebben de Kamer recent een brief gestuurd over het voorstel
in Europa om de begroting fors te verhogen, de kortingen te schrappen en
leeninstrumenten te introduceren. Ik ben daar geen voorstander van.
Zoals u weet ben ik geen voorstander van gemeenschappelijke schulden. Ik
zal mij daar dus in Europa tegen verzetten. Dat zal ze niet verbazen. Ze
hebben het erin gezet omdat je natuurlijk altijd ook wat van tafel moet
onderhandelen. Hier is gewoon geen draagvlak voor in Europa. Ik ga het
niet doen, maar met mij zijn er meerdere landen die dit niet gaan doen,
de Duitsers voorop, die zeggen: we krijgen het niet eens langs ons
hooggerechtshof.
Ik ben nu in Europa bezig met de kortingen. De Europese Unie heeft
voorgesteld om überhaupt geen kortingen, rebates, toe te staan. De
perceptiekosten zijn voor Nederland natuurlijk belangrijk, in onze
havengelden. Ik vind dat een zeer slecht voorstel. Ik heb in alle
internationale fora ook het signaal afgegeven dat ik dit niet kan
steunen. "Dead on arrival" heb ik dat voorstel genoemd. In december,
geloof ik, zal het in de Raad Algemene Zaken, dus de Raad van
regeringsleiders, de moeilijke opgave worden — maar het is wel de inzet
van het kabinet, van de heer Schoof — om er in ieder geval voor te
zorgen dat die korting weer onderdeel wordt van het MFK. Ik trek hierin
samen op met meerdere landen.
Dus ik ben internationaal, in Europa, nog los van wat mij hier
bezighoudt, fors bezig met verschillende dossiers, waaronder het
vergaren van steun voor de korting. Dat doe ik met een groep landen,
bijvoorbeeld met de Oostenrijkers, de Duitsers en, zoals wij het noemen,
de Nordics. Ook een land als Frankrijk is een nettobetaler. Ook dat land
heeft gezegd: jongens, ik kan dat Europese voorstel helemaal niet
dragen. Het verzet is dus breder dan alleen vanuit Nederland. Wij hebben
het dus wel in de begroting gezet. Het zou mijn eer te na zijn om nu al
te zeggen: ik verwerk alvast de hogere afdrachten. Brussel kijkt daar
natuurlijk wel in mee. Maar we zitten nog midden in die
onderhandelingen. Die gaan trouwens wel twee jaar duren, dus dat reikt
verder dan de tijd dat dit kabinet in functie zal zijn. Maar ik denk dat
een volgend kabinet er op eenzelfde manier in zal zitten. Het is immers
een breedgedragen punt in dit parlement dat we tegen gemeenschappelijke
schulden zijn, dat we de omvang van het budget te groot vinden en dat
onze nettobetalingspositie vrij fors is. Daarom hebben we echt die
korting op de afdrachten nodig.
De heer Tony van Dijck (PVV):
We hadden een tijdje terug dat coronaherstelfonds. Dat is hier in de
Kamer afgetekend onder het motto: eens maar nooit weer. Maar nu zijn de
geluiden vanuit Brussel toch steeds krachtiger om zoiets structureel te
maken. Draghi wil zo'n fonds van 800 miljard en dan nog die
defensie-uitgaven. Deze minister heeft het over eurobonds, maar ik neem
toch aan dat de minister dit soort gezamenlijke schulduitgiften om
dergelijke fondsen op te tuigen, ook schaart onder eurobonds.
Minister Heinen:
Excuus. De heer Van Dijck heeft gelijk. Er zijn meerdere varianten. Ik
moet toegeven dat er ook vormen zijn waarvan ik wel voorstander ben,
bijvoorbeeld via de Europese Investeringsbank. Dat zijn constructen die
je wel kan doen. Van SAFE heb ik in het licht van de
defensie-investeringen gezegd dat ik daar wel muziek in zie. Maar
eurobonds op zichzelf, zoals die elke keer naar voren komen, ga ik
gewoon echt niet doen. Dat geldt ook voor het coronaherstelfonds. Ik
vond dat geen goed plan. Bij de oprichting was ik er al tegen. De
uitwerking ervan heeft me niet verder overtuigd om hiervoor te zijn.
Sterker nog, het heeft me gesterkt in mijn mening dat ik hiertegen ben.
Ik vind het in de uitgifte niet goed. Je ziet dat de Europese Rekenkamer
daar ook zeer kritisch over is. Het is slecht controleerbaar en
economisch kan je er echt vraagtekens bij zetten qua timing. We geven nu
geld uit, terwijl de schok van corona achterwege is gebleven.
Macro-economisch zie ik 'm dus niet. Maar eigenlijk is het meest
overtuigende argument het argument dat je nu ook in Europa ziet: het is
heel leuk om geld uit te geven, ook in Europa — we richten fondsen op en
kijk ons eens 800 miljard klaarzetten — maar wij zitten met de rekening.
Het gaat om miljarden per jaar aflossing per lidstaat. Daarvoor staat
Nederland zwaar aan de lat. De komende 30 jaar mag ik miljarden aflossen
voor iets waarvan ik denk dat het ons niks heeft gebracht. Daarom ben ik
daartegen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Het is wel gebeurd met dat coronaherstelfonds. Dat hadden we dus niet
moeten doen, zegt de minister in retrospectief.
Minister Heinen:
Ik was er toen, bij de oprichting, ook tegen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik ook. Maar dan iets anders. U had net een kritische kanttekening bij
de perceptiekosten, maar nu hebben we iets van CBAM. CBAM heeft de
minister al twee jaar afgeroomd voor een actie voor de benzineaccijns.
Maar de vraag is wat er na die twee jaar met CBAM gebeurt. Is dat een
volgende perceptiekostenvergoeding? Zo te zien gaat Brussel daar 75% van
afromen en mogen we weer een beetje houden als Nederland.
Minister Heinen:
Ik snap wat de heer Van Dijck bedoelt, maar ik denk dat hij de eigen
middelen bedoelt. CBAM is inderdaad geïntroduceerd. De Europese
Commissie heeft dit ook aangevinkt als iets wat een eigen middel zou
kunnen zijn. Zo hebben ze er meer aangevinkt. We hebben als kabinet in
de Kamerbrief uitgebreid aangegeven wat we vinden van eigen middelen. Ik
zie ook hier in het debat soms een aantal zaken door elkaar lopen. Soms
kunnen eigen middelen in het voordeel van Nederland zijn omdat dat
minder afdrachten betekent. De eigen middelen zijn niet een belasting
die Europa heft. Het gaat om de grondslag en de heffing op basis waarvan
je afdrachten doet. Als de grondslag voor Nederland kleiner is, dan zou
ik daarvoor zijn, want dat betekent dat ik minder hoef af te dragen.
Maar in de beeldvorming zijn de krantenkoppen dan toch "Europa wil een
eigen middel, dus we zijn tegen", terwijl het soms in ons voordeel is.
Ik probeer deze discussie genuanceerd te voeren, maar richting Europa
geef ik wel aan dat een aantal eigen middelen voor mij een no go zijn,
onder andere het voorstel om bedrijven te gaan belasten. Daar zou ik
echt zeer tegen zijn. Ik vind dat dit überhaupt niet tot de competentie
van de Europese Commissie behoort en los daarvan vind ik dat dit juist
in het nadeel van Nederland is. We hebben een sterke economie met veel
bedrijvigheid. Ik vind dat ze al te veel belasting betalen. Laten we
daar geen blauwe enveloppen met gele sterretjes, zoals de heer Van Dijck
zou zeggen, boven op doen. Kijk, dat soort retoriek stemt tot
tevredenheid.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u voor de aanvulling. Volgens mij schudt hij ze zo uit zijn mouw;
dat bedoel ik positief. Ik zou ook graag iets willen horen over het
aspect met betrekking tot ambtenaren en de stikstofdoelen.
Minister Heinen:
In het licht van de vorige discussie over de schuldhoudbaarheid? Begrijp
ik mevrouw Van Dijk dan goed? Verduidelijkt u het anders even — dat is
dan geen interruptie — zodat we elkaar goed begrijpen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het gaat over zorgen die we hebben, ook over de begroting, want sommige
dingen zijn misschien wel heel opportunistisch ingeboekt. We hebben
stikstofdoelen, die we niet halen. Daar praten we natuurlijk ook over in
de begroting. En we hebben de korting op de ambtenaren, terwijl we zien
dat de ambitie die we hadden toch niet helemaal lijkt te lukken.
Minister Heinen:
Om met dat laatste te beginnen: die vraag had ik nog in de set zitten,
omdat daar meer vragen over zijn gesteld. Laat ik daar het volgende over
zeggen. Ik heb een aantal leden van het parlement horen zeggen: we halen
de doelen niet. Dat vind ik opvallend, want het kabinet is gestart in
2024 en de doelstelling is neergezet voor de periode 2025-2028. Wij
zitten nu midden in het eerste jaar. De cijfers die worden aangehaald,
kijken terug. Daaruit blijkt dat de overheid is gegroeid. Ja, dat klopt.
Dat is in de afgelopen jaren inderdaad gebeurd, maar dat vind ik
onwenselijk en dat probeer ik bij te sturen. Daarom is de taakstelling
op het ambtenarenapparaat erbij gekomen. Die ziet toe op het jaar 2025
en verder. Ik zal straks, verderop in de set, aangeven dat de minister
van Binnenlandse Zaken daarover zal rapporteren. In hoeverre het lukt,
zien we aan het einde van 2025, maar het effect van dat beleid ... Ik
denk dat het een rode draad is in dit debat dat het kabinet halverwege
2024 is gestart. Het heeft zich beleid voorgenomen voor 2025 en verder.
Halverwege 2025, dit jaar, is het kabinet gevallen. We hebben een
oppositie en een coalitie, dus we moeten het elkaar ook niet te
makkelijk maken; dat begrijp ik. Maar dan wordt er gezegd: er zijn geen
20.000 ambtenaren teruggetrokken! Nee, nogal wiedes! Ik was daarmee
bezig en ik had daar graag vier jaar aan gewerkt, maar dat is me helaas
niet gegund. Daar heb ik me toe te verhouden. Maar ja, dit is wel het
beleid dat is ingezet.
De personele taakstelling hebben we vormgegeven langs een budgettaire
taakstelling. Ik heb collega's ook de ruimte gegeven om dit anders in te
vullen, bijvoorbeeld met beleid. De manier waarop het vormgegeven was,
vond ik eigenlijk te ruig. Dat zou leiden tot een kwart per
beleidsdepartement, terwijl we bij de groei van het ambtelijk apparaat
ook de uitvoeringsdiensten, de adviesorganen et cetera mee zullen moeten
nemen. Die zaten er niet in, waardoor de grondslag heel smal was. Dan ga
je echt ruig ingrijpen. En dan hoort er een discussie bij. Het is dan
namelijk te makkelijk om te zeggen: gooi er maar personeel uit. Dan moet
je ook zeggen waar er minder beleid moet worden gemaakt. Die keuzes
maken wij te weinig. Daar is mevrouw Van Dijk het mee eens, zie ik. Als
we die keuzes niet maken, dan gaan we de overheid an sich verschralen.
Dat is de reden waarom we de taakstelling als een budgettaire
taakstelling hebben neergezet. In de eerste plaats vullen we die met
minder fte. Ik vind dat dat echt een plicht is die we met elkaar moeten
invullen, gezien de uitdijende overheid. Als het echter ergens knelt en
tot ongelukken leidt, dan zou de taakstelling budgettair verder ingevuld
moeten worden. De minister van Binnenlandse Zaken komt nog met brief;
uit mijn hoofd: over twee weken. Ik kom daar straks, verderop in deze
set, op terug. Hij zal dan rapporteren wat we nu zien gebeuren op dit
dossier.
De heer Vijlbrief (D66):
Dit was de tweede keer dat de minister zei dat hij het jammer vond dat
het kabinet voortijdig gevallen was. Ik moet terugdenken aan een
zaterdagochtend waarop ik Het Financieele Dagblad opensloeg en de
minister daarin de volgende opmerking zag maken: als de politiek
populisme bedrijft, komt de rekening terecht bij de middeninkomens. Die
analyse maakte hij. Ik dacht dat die voor een deel ging over wat er het
afgelopen jaar gebeurd was. Ik vraag me nu af of de minister blij is dat
het kabinet gevallen is of dat hij eigenlijk zegt: nee, het is fijn dat
we van die populisten af zijn, want dan kunnen we ervoor zorgen dat die
rekening niet meer bij de middeninkomens terechtkomt.
Minister Heinen:
Een paar zaken hierover, voorzitter. Dat van dat interview klopt. Nee,
laat ik anders beginnen, voordat ik naar het interview ga. Ik vind het
jammer dat het kabinet is gevallen, omdat ik sowieso vind dat je een
klus moet afmaken, als je er eenmaal aan begint. Zo sta ik in het leven.
Kritiek moet er altijd zijn, maar ik vind ook dat partijen de kans
gegund moet worden om te laten zien dat ze kunnen leveren op de punten
waarvan ze zeggen dat ze daarop leveren. Als je er tussentijds tussenuit
floept, dan krijg je nooit de kans om daarover verantwoording af te
leggen. Dat is een extra reden om daar treurnis over uit te
spreken.
Daarnaast vind ik dat het het vertrouwen in het land schaadt. Aan het
begin van het kabinet zagen we dat de vertrouwenscijfers in het kabinet
best hoog waren. In het land heerste toch het gevoel: het is een keer
wat anders, het zijn andere partijen en het moet over een andere boeg,
omdat een aantal problemen vastzitten en we niet verder komen. Dat
vertrouwen is ernstig verspild, omdat het kabinet is gevallen en het
niet heeft kunnen leveren. Dat betreur ik echt ten zeerste, omdat dit
ook het vertrouwen in de politiek schaadt. Het is ons land, het land van
de mensen thuis. Het is onze democratie. Wij zijn slechts actoren daarin
en dragen de grote verantwoordelijkheid om dat serieus te nemen en geen
spelletjes te spelen. We moeten altijd het landsbelang voor het
politieke belang plaatsen. Dit komt echt uit mijn tenen. Ik probeer wel
een punt te zetten, omdat ik de Algemene Financiële Beschouwingen ook
niet in verwijtende zin wil doen. Elke partij maakt hierin zijn eigen
afweging en ik heb dat te respecteren.
Dan het interview. Daarin verwees ik naar wat er in Engeland gebeurde.
Daar was een vrij populistische begroting opgesteld — dat is gelijk een
antwoord op het derde punt, maar laat me eerst dit punt afmaken — met
lastenverlichting, meer uitgaven en tekorten die opliepen. Wat je
vervolgens ziet, is dat het niet blijft bij politieke chaos. Dan gaat
die rekening altijd naar middeninkomens. De hoge inkomens redden zich
wel. De lage inkomens krijgen compensatie in tijden van nood. Dat is ook
goed, omdat die natuurlijk het minste hebben. Maar die middeninkomens
betalen vervolgens wel de rekening. Wat zag je in Engeland gebeuren als
gevolg van die vrij populistische begroting, de "mini-budget"? Je zag
rentestanden oplopen omdat de financiële markten zeiden: dit gaan wij
niet financieren. Omdat hypotheken in het Verenigd Koninkrijk vaak veel
flexibeler zijn gefinancierd dan in Nederland, zag je de maandlasten van
normale gezinnen stijgen. Zij betaalden de rekening. Dat is de reden dat
ik in dit kabinet op de financiën zit en die dijkbewaking doe. Ook al
duurt het nachtenlang en moet ik een tukkie doen op mijn bank in m'n
kamer, ik blijf nee zeggen. Dat is niet om stoer te doen of hier als een
havik te staan. Ik vind dat we netjes om moeten gaan met de centjes waar
mensen keihard voor hebben gewerkt. Die smijt je niet zomaar het land
in. Dat bereikt de doelen niet. Uiteindelijk geloof ik erin dat dan de
rekening naar de middeninkomens gaat. Dat drijft mij politiek, niet
begrotingstabellen of tekorten, maar het stabiel houden van de
portemonnee van middeninkomens. Dat geeft een bijzondere
verantwoordelijkheid aan ons en hoe wij ons hier in dit theater
verhouden.
De heer Vijlbrief (D66):
Dank voor het lange en ook mooie antwoord, maar ik pak toch even door.
Als je nou deze zin pakt, zou het dan zo kunnen zijn dat dit ook geldt
voor alle dingen die in het begrotingsbeleid van dit kabinet zijn
gebeurd? Het is niet zo dat de middeninkomens de sigaar zijn geweest;
dat zeg ik niet. Maar je zou wel kunnen zeggen, zoals ik gisteren ook
betoogde, dat wanneer je kijkt naar de samenstelling van de uitgaven en
naar de lastenkant, er niet altijd gekozen is voor de beste oplossing
uit economisch oogpunt. Vindt de minister dat ook of zegt hij: nee, dit
was toch ook vanuit het oogpunt van de samenstelling van de begroting
wel het begrotingsbeleid dat ik altijd voor ogen heb gehad?
Minister Heinen:
Zeker, omdat ik geconfronteerd werd met openstaande rekeningen die ik
nog moest dekken. Ik werd geconfronteerd met lastenverzwaringen die nog
in de pijplijn zaten — dit klinkt wat technocratisch — dus die de
samenleving nog moest verwerken. Dat vond ik zeer onwenselijk, ook omdat
het ons vestigingsklimaat schaadt. Die heb ik moeten terugdraaien.
Daarnaast zie ik een grote uitdaging. Ik blijf dat herhalen, omdat wij
lijken te onderschatten op wat voor keerpunt wij staan qua noodzakelijke
investeringen in onze veiligheid en defensie. Daar hebben wij fors in
kunnen investeren: in het hoofdlijnenakkoord 4 miljard, of wat was het?
3 of 3,5. Daar is later bij de Voorjaarsnota nog wat bij gekomen om aan
die NAVO-norm te voldoen en een eerste stap te kunnen zetten naar die
hogere NAVO-norm. Dat is ongelofelijk belangrijk.
Daarnaast heb je een coalitie waarin elke partij natuurlijk wensen heeft
die je met elkaar probeert in te passen. Maar uiteindelijk heb ik voor
dat regeerakkoord en het hoofdlijnenakkoord getekend vanuit de gedachte
dat er een nette begroting ligt en we voldoen aan de begrotingsnormen.
We hanteren trendmatig begrotingsbeleid. We gaan de begrotingsdiscipline
herstellen. U kunt nu ook zien dat het tekort terugloopt naar 2%. Dat is
horizontaal bezien. Verticaal bezien is het tekort lager dan toen we
vorig jaar dit debat voerden. De staatsschuld is onder de 50%, dus dat
doen we netjes. In deze context hebben we dus ook nog kunnen investeren
in veiligheid en lastenverlichting. Ik denk dat dat heel belangrijke
stappen zijn geweest. Ik had erg graag langer gezeten om de agenda
verder uit te rollen, maar, nogmaals, dat is ons niet gegund. Dat vind
ik erg jammer.
De heer Vijlbrief (D66):
Uit datzelfde begrotingsproces kwam ook — daar hoef ik de minister niet
aan te herinneren — zo nu en dan echt rommel. Na de huurbevriezing was
het één grote zooi. Dat is toch hetzelfde proces als de minister zelf
beschouwde. Als je gaat regeren met populisten, dan komt er rotzooi uit,
zeg ik maar eventjes. Dat is wat daar gebeurde. Dus waarom ontkent de
minister nou dat er ook dingen … Hij is heel netjes en heel technisch en
zegt "ja, partijen willen dingen", maar sommige dingen zijn goed voor de
economie en sommige dingen zijn slecht voor de economie. Dit was een
typisch voorbeeld van een slecht doordacht idee.
Minister Heinen:
Dat kwam niet uit het kabinet. We hebben het als kabinet ook hersteld.
Ik snap de analyse van de heer Vijlbrief. Toch laat ik mij niet
verleiden om daar kwalificaties aan te geven, omdat ik hier al mijn
collega's hoffelijk benader, ook al ben ik het principieel met ze oneens
en kan ik soms ongelofelijk nijdig zijn. Maar dat doe ik thuis, in m'n
eentje. Dan schop ik tegen een muur als ik ervan baal dat het kabinet is
gevallen. Maar dat laat ik nooit het debat in sluipen. Dan ga ik niet
collega's natrappen of iets verwijten. Wij moeten uiteindelijk samen
door een deur. Met deze 150 mensen moeten wij het doen. Vanuit hier moet
het compromis komen. Dan helpt het niet als we vervolgens ruzie gaan
maken. Ik zal dus altijd hoffelijk blijven naar mijn collega's, ook al
ben ik het er zeer mee oneens.
De heer Vijlbrief (D66):
Hoffelijkheid wordt zeer gewaardeerd. Dat begrijp ik allemaal. Maar
politiek ben ik het toch oneens met wat de minister zegt, want er zit
wel degelijk verschil in de kwaliteit van opvattingen. Daar kun je
politiek van mening over verschillen. Dat mag best naar buiten komen.
Dus ik begrijp op dat punt niet goed waarom de minister niet gewoon kan
zeggen: in dat begrotingsbeleid zijn dingen geslopen waar ik zelf ook
niet zo blij mee was, maar ik zat met partijen die andere dingen wilden.
Ik begrijp niet waarom hij dat niet kan zeggen, want dat is toch echt
gebeurd.
Minister Heinen:
Als ik dan consistent ben, zou ik dat ook moeten doen over het vorige
kabinet. Toen zat de heer Vijlbrief in het kabinet en was ik financieel
woordvoerder. Er waren ook dingen in geslopen waar ik het minder mee
eens was. Ik zal niet zeggen van welke partij dat kwam, maar zo moeten
we het niet doen. Je staat voor je handtekening. Je sluit een compromis.
Dan vind ik het niet netjes om achteraf te zeggen: er zijn onderdelen
die ik niet zo mooi vond en daar neem ik afstand van. Ik sta hier
verantwoording af te leggen over het hele pakket. Het is aan u om mij
daarover op de grill te leggen, maar nogmaals, ik sta voor mijn
handtekening, ook al ben ik nog de enige die het verdedigt. Iedereen is
inmiddels vertrokken. Maar ik blijf erbij dat we een hoofdlijnenakkoord
hebben getekend. Dat voer ik uit. Ik probeer ongelukken te voorkomen en
problemen die zijn ontstaan weer aan te passen. Dat ziet u nu in deze
begroting. Ik blijf mijn verantwoordelijkheid nemen hiervoor. Die
verantwoordelijkheid voel ik zeer.
Dan wil ik doorgaan naar de koopkracht en inkomsten. Daar waren slechts
twee … O, ik heb zo geprobeerd om niks uit te lokken.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ja, ik vond het toch weer een staaltje vooringenomenheid van D66. Daar
wil ik toch even iets over zeggen. In Rutte IV werden er gewoon voor 60
miljard fondsen opgericht — de minister refereerde er zelf aan — voor
allemaal linkse D66-hobby's waar de honden geen brood van lusten. Dus
laten we hier effe niet de populisten — wat dat dan ook mag zijn — de
schuld geven van een paar hiccups in deze begroting. Wij staan nog
steeds achter een verlaging van de huren. Het zou hartstikke goed zijn
voor de huurders.
Maar mijn vraag is: is deze minister niet iets té zuinig? Elk jaar komen
we 10 miljard lager uit dan begroot. Elk jaar hebben we die meevaller
van 10 miljard en die gigantische onderuitputting, maar de mensen thuis
— ik kom hiermee op koopkracht, dus dat is misschien een bruggetje —
hebben moeite met de rekeningen, de boodschappen en noem maar op. Deze
minister zit te knijpen om onder de 3% te blijven. Uiteindelijk komt hij
elke keer uit op 2%. Dan heeft hij een meevaller van 10 miljard en zijn
de mensen blij dat ze een jaar verder zijn met de boodschappen en de
rekeningen die ze met moeite konden betalen. Misschien kan de minister
daarop reflecteren: is hij niet te zuinig?
Minister Heinen:
Die vraag zal ik beantwoorden, maar laat ik nog één punt noemen. De heer
Tony van Dijck en ik zijn het vaak oneens, maar waar ik het mee eens
ben, is dat we, toen we het kabinet begonnen, ook wat ongedekte
rekeningen hadden die nog ingepast moesten worden. Dat ging om een
aantal miljarden. Dat hebben we met vier partijen gezamenlijk opgelost
en ingepast in de begroting. Vier partijen hebben daar ook
verantwoordelijkheid voor genomen. Dus ik zou niet de suggestie willen
wekken dat er gemarchandeerd is. Ik betreur wel dat de partij van de
heer Van Dijck er uiteindelijk uitgestapt is. Laten we dat debat hier nu
niet voeren. Daar gaan we niet uitkomen met elkaar. Ik denk echt dat het
een gemiste kans is geweest. Maar op dit punt moet ik de heer Tony van
Dijck wel gelijk geven. En dat doe ik niet vaak, voorzitter.
De voorzitter:
Geniet ervan.
Minister Heinen:
Zal ik even een stilte laten vallen om ervan te kunnen genieten? Dan het
punt van de meevallers, want dat is natuurlijk een terecht punt. Dat
debat hebben we natuurlijk vaak gevoerd met elkaar. Daarvoor heb ik toen
ook een studiegroep opgericht. Excuus, ik ben even de naam kwijt. Dat
was een studiegroep over realistisch begroten, om goed met elkaar te
doorgronden wat erachter zit, omdat ik ook zag — dat was voornamelijk
het debat bij de vorige Financiële Beschouwingen — dat er een risico
ontstond dat er wantrouwen zou sluipen in de ramingen en de begrotingen.
Dat zou ik eeuwig zonde vinden. Daar hebben we toen die expertgroep voor
opgezet. Daar hebben we uitgebreid over gedebatteerd.
Wat die meevallers betreft denk ik dat we ons heel goed moeten
realiseren waar die meevallers destijds vandaan kwamen. Enerzijds had
dat te maken met wat de heer Van Dijck zei, een expansieve begroting en
beperkingen in de economie, bijvoorbeeld personeelsschaarste, waardoor
geld niet uitgegeven kon worden. Dat leidde tot onderuitputting. We
zagen ook nog een noemereffect en hoge inflatie. Dan zie je dat het bbp
stijgt. Als de uitgaven dan gelijk blijven, dan zie je dat het saldo
vervolgens meevalt. Maar dat betekent niet dat er in de begroting
vervolgens wat overblijft. Het noemereffect speelde dus een rol. We zien
ook dat dit langzaam uit de ramingen loopt. De inflatie is op zijn
retour. Deze is nog steeds te hoog, maar stukken lager dan in het
verleden. De onderuitputting neemt af, ook omdat we de begroting in een
realistischer ritme hebben gezet. Naar aanleiding van de expertgroep
hebben we zo'n 7 miljard euro in een realistischer ritme gezet, om te
voorkomen dat dat allemaal onderuitputting zou zijn. Daar hebben we het
dus uitgebreid over gehad. Ik hoop daarmee deze discussie ook in een wat
rustiger vaarwater te hebben gebracht. Maar goed, dat oordeel is
uiteindelijk natuurlijk aan de Kamer.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, u ging net over de tong hier, maar u was er niet.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Maar ik heb het wel gehoord, voorzitter.
Minister Heinen:
Zal ik het nog een keer herhalen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is de laatste dag voor het verkiezingsreces en dan moet je weleens
op veel plekken tegelijk zijn, maar ik heb het genoteerd. Inderdaad, ik
zal best een beetje last hebben van verkiezingskoorts. Maar ik heb zo de
indruk dat dat virus ook aan deze minister niet voorbij is gegaan, want
deze begroting is toch evident iets minder degelijk dan de
Voorjaarsnota. Toen complimenteerde ik de minister inderdaad terecht,
want hij heeft zich toen teweergesteld tegen allerlei speelzieke mensen.
Dat heeft hij heel goed gedaan. De kaders zijn bewaakt. Nu kan de
minister zich weer beroepen op "de kaders heb ik bewaakt".
Tegelijktijdig laat hij voor de opvolger wel een begroting op het gebied
van asiel liggen, die toch als een waterval afloopt, terwijl de
asielkosten op dit moment niet zo hard afnemen als de begroting afneemt,
laat ik het eufemistisch zeggen. Maar neem ook de benzineaccijns. De
minister kiest er samen met de staatssecretaris voor om het zo te dekken
dat we pas in 2032 het cadeau van 2026 hebben terugbetaald. Ik noemde
dat inderdaad een beetje spottend "het Klarnakabinet in optima forma".
Formeel kunnen de kaders dan wel gesloten zijn, maar volgend jaar zie je
dat er in het inkomstenkader per saldo een tekort van 1 miljard is ten
opzichte van de aanvankelijke plannen. Hoe verhoudt zich dat met
verantwoord begroten? Of moeten we dit inderdaad allemaal zien in het
betrekkelijke tijdperk van de verkiezingen tot 29 oktober, waarin je
soms wat minder degelijke beslissingen neemt?
Minister Heinen:
Dank voor deze aanvullende vraag. Dat stelt mij ook in de gelegenheid om
daar een aantal zaken tegenover te stellen. Ik ben het hier namelijk
fundamenteel mee oneens. De asielraming is een verlengde van het vorige
kabinet, waar de heer Grinwis onderdeel van was. Die afloop was precies
de inzet van het vorige kabinet. Dat heeft dit kabinet overgenomen. In
het vorige kabinet heb ik de heer Grinwis hier niet over gehoord. Nu
hoor ik hem hier vrij vocaal over. Dat vind ik enigszins met dubbele
maat meten.
Ik maak even mijn betoog af en dan mag de heer Grinwis weer. Dan kunt u
mij niet kwalijk nemen dat ik blijf pushen voor minder asielinstroom.
Daar hebben we ook wetten voor ingediend. Mijn collega's, de heer Van
Weel en mevrouw Keijzer, zijn er mee bezig om deze wetten door beide
parlementen te loodsen, om de asielraming naar beneden te halen. Ik
blijf inzetten op een lagere asielinstroom. Maar als dat niet lukt, dan
hebben we budgettair inderdaad ook een uitdaging. Daar ben ik het zeer
mee eens.
Dan wat betreft de benzineaccijns. Er is een Kamermotie ingediend met
steun van, ik geloof, meer dan 100 zetels, maar zonder dekking. En ik
heb 'm ingepast. Maar u weet ook dat als je incidenteel een uitgave moet
doen aan de lastenkant — dat zit dus in de benzineaccijns, maar ook in
de liquidatieverliesregeling, naar aanleiding van de uitspraak van de
Hoge Raad — je incidenteel een groot bedrag hebt en je dat niet
incidenteel kan dekken. Dat weet de heer Grinwis ook. Dat noemen we kort
voor lang. Je laat het dan lopen op de korte termijn en dekt het dan
structureel met een overdekking. Dat doen we vaker in het lastenkader.
Aan het einde van de begrotingsperiode heb je een sluitend
lastenkader.
Zoals u leest in de Miljoenennota is er een sluitend lastenkader. Dat
moet de heer Grinwis ook erkennen. Dat "kort voor lang" passen we vaker
toe. Sterker nog, in de voorbereiding voor dit debat kwam ik nog een
amendement van de heer Grinwis tegen — het zal hem niet verbazen dat ik
dat er ook even bijhaal — over de tegenbewijsregeling, waarin u precies
dit voorstelt: incidenteel laten lopen, kort voor lang. Dan neemt hij
het mij kwalijk en zet hij daar het frame "Klarnakabinet" op. Dat steekt
mij.
Kijk, als je niet weet hoe de zaken ervoor staan, dan vergeef ik het je.
Maar de heer Grinwis weet heel goed hoe de begrotingsregels werken. Hij
weet ook dat dit de normale systematiek is. Het bekt lekker, het leidt
tot mooie krantenkoppen, maar het is ook een beetje buiten de waarheid,
zeg ik in alle vriendschap, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, ik ben toch blij dat ik de minister de ruimte heb kunnen geven om
dit even terug te kunnen zeggen. Dat lucht op.
Minister Heinen:
Dat dan weer wel.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Maar toch, het is wel een verzameling van enorm veel postjes. Dat
amendement van mij was een vrij eenvoudig amendement. Het ging volgens
mij over de kostenverrekening bij het tegenbewijs.
Minister Heinen:
Ja, dat klopt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is overigens verworpen door de Kamer, helaas. Maar oké, dat is een
ander dossier. Dit is wel een hele verzameling van kleine porties,
terwijl er ook gewoon wat grotere, structurele maatregelen genomen
hadden kunnen worden. Ik heb een aantal suggesties gedaan. Ik weet dat
het gevoelig ligt. Vorig jaar is de hypotheekrenteaftrek verhoogd, van
de eerste naar de tweede schijf, omdat die werd geïntroduceerd. Daar had
het kabinet een redenering bij. Ik had de redenering dat je die ook op
de eerste schijf had kunnen laten. Dat is structureel 400 miljoen
verschil. Dus dat daarover.
Dan over asiel. Kijk, dat is natuurlijk een heel andere discussie. Er
liggen twee wetten, maar er is nooit aangetoond dat die twee wetten tot
een dramatische beperking van de instroom zullen leiden. De financiële
consequentie van die wetten is eerder een soort wens dan een
realistische raming. Niet voor niks heeft het CPB bij de doorrekening
van de verkiezingsprogramma's gezegd: ook al worden die wetten
aangenomen, wij gaan ervan uit dat er in het basispad meer geld nodig
zal zijn, dus doen wij een toevoeging aan wat Financiën op dit moment in
de boeken heeft staan.
Bovendien was bij de formatie bekend hoe minister Kaag, een van de
voorgangers van deze minister, was omgegaan met het incidenteel ophogen
van de kosten van de asielinstroom. Dat was niet houdbaar voor de
toekomst. Wat is er in het hoofdlijnenakkoord gebeurd? Er is nog eens
een miljard aan bezuiniging toegevoegd, terwijl we allemaal wisten dat
de begroting al niet realistisch was. Dat kun je inderdaad het vorige
kabinet en ook ons toerekenen, maar het was bij de formatie bekend dat
het niet realistisch was. En wat deden de coalitiepartijen? Ze staken
hun hoofd in het zand en ze deden er nog eens een miljard bovenop. De
minister weet dat dit inhoudelijk allemaal als verhaal onder deze
asielbegroting schuilgaat. We weten allemaal: dit is geen houdbare
kaart. Daarom is het ook verstandig dat het Centraal Planbureau zegt:
sorry, we accepteren de boeken van Financiën niet en zetten daar iets
bovenop; jullie moeten vanaf nu uitgaan van een ander basispad. Zonder
de minister wat te willen verwijten of wat dan ook: zo is het gegaan.
Erkent de minister dat dit op dit moment wel op tafel ligt als een
niet-realistische begroting?
Minister Heinen:
Ik herken een groot deel van het betoog van de heer Grinwis, dus dank
daarvoor. Ik ben het ermee eens dat deze begroting aangepast moet worden
als de asielinstroom onvoldoende daalt. Dat zal ik dan ook doen. Maar
vergeeft u mij dat ik, zolang ik in het kabinet zit, blijf vechten voor
een lagere asielinstroom, en dat ik er ook van uitga dat dat gebeurt.
Het zou het strengste asielbeleid ooit zijn. Helaas moet ik deze opgave
nu invullen met mijn collega's in het kabinet. Maar ik sta er wel
achter, want ik vind dat die instroom naar beneden moet. Die uitgaven
zijn echt te hoog.
Los van het budgettaire — want het gaat hier echt over miljarden — zie
je dat het draagvlak in de samenleving echt tegen de grenzen aanloopt.
Dat leidt tot een samenleving die we niet moeten willen, waarin groepen
tegenover elkaar staan en waarin mensen die terecht een plek verdienen
omdat ze vluchten voor oorlog en geweld, niet meer goed kunnen
integreren. Het leidt tot segregatie in onze samenleving. Het hele
sociale stelsel loopt hierdoor vast. Dat zeg ik niet om ergens een
beschuldiging neer te leggen, maar we zien het wel gebeuren. Er ligt dus
een grote opgave in dit parlement om die asielinstroom te beperken,
waarbij we natuurlijk altijd een land zijn waarin mensen die vluchten
voor oorlog en geweld een plek moeten hebben, maar wel in een mate die
wij hier kunnen dragen. Daar blijf ik me voor inzetten. Daar is ook deze
begroting op gericht.
Ik zal zorgen dat de begroting wordt aangepast als dat niet tot
instroombeperking leidt en de formatie lang duurt, om een volgend
kabinet niet met rekeningen op te zadelen. Dat zou echt mijn eer te na
zijn. Dat debat vervolgen wij dan, denk ik, bij de Najaarsnota. Ik
vermoed dat er dan nog geen nieuw kabinet zit; dat zou wel een hele
snelle formatie zijn. Ik hoop het natuurlijk wel voor het land. Maar als
dat niet het geval is, vervolgen wij dit bij de Najaarsnota. Het zou
mijn eer te na zijn om rekeningen na te laten. Daar kunt u mij aan
houden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Oké. Dat vind ik een mooie toezegging.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Ik waardeer de woorden van de minister. Ik snap ook dat het een
moeilijke situatie is op het moment dat partijen tegenover je komen te
staan en je met zo'n klein smaldeel je begroting moet verdedigen.
Ondertussen ontslaat dat de Kamer, en zeker ook NSC, niet van de plicht
om scherp te kijken naar de begroting en om serieus te kijken naar wat
hier nou gebeurt. Gelukkig hebben we ook instituties, zoals de Algemene
Rekenkamer, die ons daarbij helpen. Niet alleen Kamerleden stellen dit
soort kritische vragen, maar ook de Algemene Rekenkamer. We hoorden
collega Grinwis al iets zeggen over het CPB. Ik heb de minister horen
zeggen dat hij hoopt dat dingen gaan gebeuren. Tegelijkertijd is hij
ongetwijfeld eerder iemand die plannen maakt dan dat hij alleen maar
hoopt dat het goed komt. Mijn vraag is niet alleen daarop gericht. Hij
is ook wel gericht op die asielvraag, want NSC wil echt migratie
terugdringen. Ondertussen zie je in Europa dat de kans steeds reëler
wordt dat we daardoor meer migranten krijgen dan minder. De vraag zou
dus ook zijn op welk moment de minister zegt dat hij echt moet
ingrijpen. Dus niet wanneer hij in gesprek met de Kamer treedt, maar
wanneer de minister echt moet ingrijpen.
Een ander onderwerp, dat ik niet heb aangestipt, gaat over
toeslagenherstel. Bij toeslagenherstel hebben we ook de neiging om te
zeggen dat het per 2027 klaar is. Tegelijkertijd zien we hoe
ongelooflijk moeilijk die hersteloperatie is en hoe ongelooflijk hoog de
kosten zijn voor de jaarlijkse uitvoering. Ik heb daarnaar gevraagd in
mijn bijdrage. Ik hoop dat de minister ook daarop reflecteert. Want
"hopen" is geen plan.
Minister Heinen:
Op het punt van de hersteloperatie kom ik nog terug. Daar is inderdaad
een vraag over gesteld. Ik ben er zeer erkentelijk voor dat mevrouw
Palmen wil doorgaan met de hersteloperatie, ondanks het feit dat het
smaldeel is opgestapt. Maar ook zij voelde de grote verantwoordelijkheid
om dit dossier verder te brengen. Ik kom nog terug op dit specifieke
onderdeel.
Dan was ik bij het blokje koopkracht en inkomsten. Er waren twee vragen.
Ik wilde gaan naar de zogenaamde "buffelboete". Ik denk dat het goed is
dat we even de tijd nemen om dat bolletje wol te gaan ontrafelen met
elkaar.
Ik begin echter eerst met een vraag die hier nog voor zat. Die gaat
namelijk over de marginale druk. Mevrouw Van Eijk vroeg naar het opnemen
van gemeentelijke regelingen in de marginaledruktabellen. De achtergrond
van de vraag is een zeer terechte. Mevrouw Van Eijk wijst erop dat er
veel gemeentelijke regelingen zijn, die invloed hebben op het inkomen
van mensen en dus ook op de marginale druk. Dat zit vaak niet in de
plannen die wij hier presenteren. Dat is dus een zeer terecht
punt.
Het lastige is dat elke gemeente hierin verschilt. Ze verschillen in
omvang, dus qua inkomensgrens tot waar ze gemeentelijke regelingen
toepassen, en in vorm, dus of ze in geld, in natura, met tegoedbonnen of
met passen ondersteunen. Het is lastig om te abstraheren en mee te nemen
in onze marginaledruktabellen, omdat elke gemeente zoveel van de andere
verschilt. De discussie die hierachter zit, vind ik een zeer terechte en
die vergeten wij weleens in Den Haag. Dat is namelijk dat je allerlei
lokale regelingen verliest als je meer gaat verdienen. Dat maakt het
niet aantrekkelijker om te gaan werken. Wij kunnen hier nog zoveel
beleid maken, maar dat interacteert dan met het beleid dat gemeentes
maken. Daarom zou ik er voorstander van zijn om, los van het te
verwerken in marginaledruktabellen wat bijna onmogelijk is, deze
discussie op tafel te houden en met elkaar voornamelijk te kijken welke
eisen je stelt aan gemeentes om dit mogelijk te maken.
Ik weet dat in het verleden mooie politieke debatten zijn gevoerd over
het meegeven van kaders aan gemeentes, bijvoorbeeld voor het
inkomensniveau waaronder gemeentelijke regelingen mogelijk zijn: 100%
Wml, 110%, 120% of 130%. We hebben dezelfde discussie gehad bij de
energietoeslag ten tijde van de hoge energieprijzen. Ik denk dat we daar
het debat moeten voeren. Dan zit het bij mijn collega in het kabinet, de
minister van SZW, om de discussie te voeren over de kaders waarbinnen
gemeentes beleid maken – hoewel heel sympathiek uiteraard en met de
beste bedoelingen – en in hoeverre dat kan meewegen in het beleid dat
wij maken. Ik denk dat we vooral moeten kijken tot welk niveau
regelingen mogelijk moeten zijn, bijvoorbeeld tot welk inkomensniveau.
Dan weet je dat vanaf dat niveau de marginaledruktabellen van het Rijk
leidend zijn en er geen ander beleid op interacteert.
Het is natuurlijk wel een gevoelige discussie, omdat er heel veel
sympathiek beleid achter zit bij gemeentes. Als je daarop inzoomt, is
het ook vaak heel goed te begrijpen. Vanuit een breder
arbeidsmarktbeleid kunnen de regels echter tegenstrijdig met elkaar
zijn. Ik zal de minister van SZW hierop wijzen en ik zal het meenemen in
de debatten en er bij de begrotingsbehandeling nader op ingaan.
Voorzitter. Dan was er ook nog een vraag van de heer Van Dijck. Hij
vroeg naar het ACM-onderzoek over prijsverschillen van boodschappen met
buurlanden. De ACM is onlangs met het onderzoek gestart en komt na de
zomer van 2026 met resultaten. Vorige week bij het debat over de hoge
inflatie hebben we uitgebreid besproken wanneer dit onderzoek komt en
hoe het in elkaar zit. Daaraan nam een collega van de heer Van Dijck
deel. Ik kijk even of er naar aanleiding van dat debat nog vragen
zijn.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Nou, op zich natuurlijk prima dat de ACM eindelijk een keer dit
onderzoek gaat doen, want hier vragen we natuurlijk al jaren om. Ik vind
het ook erg laat, na de zomer van volgend jaar. Is er niet een
tussenrapportage mogelijk? Iets om het traject te versnellen en we
eerder de eerste resultaten zien? Het vereist actie.
Minister Heinen:
Wat ik zou kunnen doen, is ervoor zorgen dat dit goed in de planning
staat en dat de kabinetsreactie op de initiatiefnota van NSC en PVV over
de prijsverschillen en de inflatie door de minister van EZ nog voor het
einde van dit jaar naar de Kamer kan worden gestuurd. Dat is dus over
een of twee maanden; laten we zeggen: twee maanden. In de schorsing zal
ik hem deze opdracht meegeven. Dan hebben we dat in ieder geval als
tussenstap. De ACM kan dan het onderzoek verder voeren, waarna
vervolgens het debat breed gevoerd kan worden.
Voorzitter. Dan wilde ik in het kader van de koopkracht en de inkomsten
naar de buffelboete gaan, als u mij toestaat. Het viel mij op dat bij
dit onderwerp veel zaken door elkaar heen liepen. Ik begrijp de
casuïstiek. Ik kom daar nog over te spreken, maar staat u mij toe om het
bolletje wol dat dit is geworden even te ontrafelen. Er is een naam aan
gehangen, maar het betreft hier de algemene heffingskorting, de
arbeidskorting, de tabelcorrectiefactor en de verschillen in de
inflatiecorrectie. Dit alles loopt door elkaar en ziet ook op
verschillende begrotingen. Ik merkte in het debat gisteren, toen ik naar
u mocht luisteren, dat ook Kamerleden langs elkaar heen praatten. De
heer Grinwis had dat door; die werd daar op een gegeven moment een
beetje narrig van, merkte ik. Maar nogmaals, laat mij dit bolletje wol
ontrafelen, waarna we naar de oplossing toe kunnen gaan.
Laat ik beginnen met de algemene heffingskorting, die gisteren in het
debat aan de orde kwam. De heeft Grinwis heeft gelijk: er zat een
maatregel, een beperking van de algemene heffingskorting, in het
Belastingplan van vorig jaar. Dat was naar aanleiding van een
lastenverlichting die het kabinet heeft gezocht in een extra schijf voor
de inkomstenbelasting, waarmee dus werd teruggegaan naar de
drieschijvensystematiek die we in feite hadden. De eerste en de tweede
schijf waren aan elkaar gelijkgesteld, dus die hebben we weer uit elkaar
getrokken. Dit deden we vanuit de gedachte, en die is relevant, dat er
veel kritiek in de Kamer was over het feit dat we via heffingskortingen
te veel inkomenspolitiek bedreven. Dat ging voornamelijk over de
arbeidskorting. Er is toen gezocht hoe we dat transparanter zouden
kunnen doen. Onder andere zou dat kunnen via de schijftarieven. Daar
heeft het kabinet voor gekozen. Om dat evenwichtig koopkrachtbeeld na te
streven, is de algemene heffingskorting op die manier beperkt.
Dat Belastingplan is aangenomen door deze Kamer. De heer Grinwis heeft
daar een amendement op ingediend — hij verwees daarnaar in zijn bijdrage
— om de beperking van de algemene heffingskorting terug te draaien. Dat
amendement is niet aangenomen. De meerderheid van de Kamer heeft het
beleid dus ondersteund.
Vervolgens zagen we dat er wel gevolgen waren bij de sociale
ontwikkelbedrijven. Dat heeft te maken met het feit dat daar geen
loonontwikkeling heeft plaatsgevonden. De heffingskorting werd daar op
een andere manier geïndiceerd, waardoor zij minder heffingskorting
hadden. Dat heeft in deze Miljoenennota geleid tot een compensatie in de
begroting van SZW. De heer Kouwenhoven zou dat ook moeten weten, want
het was zijn fractievoorzitter die hier destijds in het kabinet aandacht
voor heeft gevraagd en dit ook in de begroting heeft gezet. Ere wie ere
toekomt.
Het voorgaande betreft de algemene heffingskorting. Dan de
arbeidskorting. Die betreft het Belastingplan voor dit jaar. Ook daar
lopen een aantal zaken door elkaar heen. Een deel van de Kamer geeft aan
dat de arbeidskorting niet verder gehoogd mag worden. Sterker nog, ik
kreeg gisteren nog het verwijt een bepaald fetisjisme te hebben ten
aanzien van de arbeidskorting. Nu is het niet zo dat ik op een
zolderkamer naar de arbeidskorting zit te staren en daar heel opgewonden
van raak; die ontboezeming kan ik hier wel doen.
De voorzitter:
De heer Klaver wil daarover doorvragen.
Minister Heinen:
Ik vind het een aardige man, maar dit gaat me te ver.
Een deel van de Kamer — niet de heer Grinwis — heeft in het debat
gisteren aangegeven op zoek te zijn naar weer een verhoging van de
arbeidskorting. Daar kom ik zo op, voorzitter, want daar zit een
dekkingsvraag aan vast. Tegelijkertijd zit in de begroting een verhoging
van de arbeidskorting van 185 miljoen, die is ingevoerd in het kader van
een evenwichtig koopkrachtbeeld, om de uitkeringsgerechtigden en de
werkenden op hetzelfde niveau te houden. Daar is ook kritiek op
gekomen.
We bevinden ons dus in een discussie waarbij het kabinet de
arbeidskorting verhoogt, waarbij een deel van de Kamer zegt "het is toch
een schande dat de arbeidskorting wordt verhoogd", vanuit de gedachte
dat werk moet lonen. Dat lijkt mij een nobel streven. Maar een ander
deel van de Kamer is het daar niet mee eens. En dan is er ook een deel
van de Kamer dat zegt "de arbeidskorting moet juist verhoogd worden",
waarbij de arbeidskorting verward wordt met de algemene
heffingskorting.
Voorzitter. Ik ga nog even door met het laten zien dat dit
belastingstelsel veel te complex is geworden. Dat wordt de conclusie van
dit debat. Ik pel de discussie nog even verder af.
De algemene heffingskorting hebben we gehad; we hebben het nu over de
arbeidskorting. Wat is er nou precies met de arbeidskorting gebeurd?
Nou, de indexatiesystematiek van de arbeidskorting kent verschillende
indicaties, namelijk via de tabelcorrectiefactor en via een gewone
indicatie. Die is relevant voor de buffelboete. Vakbond FNV heeft
namelijk een artikel geschreven in Economisch Statistische Berichten. Ik
denk dat dat magazine door twaalf mensen hier wordt gelezen. Het is mijn
favoriete blad. Wij kennen het allemaal en daar zijn wij ook trots op.
Het is een prachtig economenblad. Daarin is een artikel geplaatst waarin
kritiek is geleverd op deze systematiek.
Wij herkennen een deel van de analyse in dit artikel niet. Dat heeft te
maken met de loonontwikkeling. Er wordt gesteld dat de loonontwikkeling
op een bepaalde manier plaatsvindt waarop die niet plaatsvindt. Wij
hebben een Kamerbrief gestuurd om dat uit te leggen. Na het debat
erkenden een aantal leden hier dat zij die brief nog niet hadden
gelezen, maar zij waren wel heel boos over wat daarin zou hebben
gestaan.
Nou, vervolgens wordt het bolletje wol heel complex. Ik ga dat nu dus
uit elkaar trekken. Ik blijf bij de arbeidskorting. Achter de
arbeidskorting zit de indexatiesystematiek. De arbeidskorting wordt
sinds jaar en dag jaarlijks geïndexeerd; zo doen we dat gewoon.
Vervolgens wordt de hoogte van de arbeidskorting met de
tabelcorrectiefactor geïndexeerd. Dat heeft te maken met de inflatie. Ik
zie dat alle economen nog steeds aan boord zijn, tot zover. Dan worden
de inkomensgrenzen geïndexeerd met de loonontwikkeling. Daar zit een
logica achter, omdat alle afbouwpunten et cetera natuurlijk moeten
meestijgen met de loonontwikkeling om op hetzelfde punt aan te blijven
grijpen.
Dit is de gebruikelijke systematiek, zoals we die sinds jaar en dag
kennen. Die is niet door dit kabinet aangepast. Dat werd wel
gesuggereerd in het artikel, en dat dit een schande was, maar nogmaals,
dit is gewoon de systematiek zoals we die met elkaar kennen.
Het volgende heeft wel plaatsgevonden. Dat heeft dit kabinet gedaan;
guilty! De tabelcorrectiefactor is beperkt toegepast. Dat heeft te maken
met de btw op cultuur en sport. Er stond in het hoofdlijnenakkoord om
die te verhogen. Daar was weerstand tegen in deze Kamer. Dat kregen wij
er niet doorheen. Daarover hebben wij uitgebreid en veel debatten
gevoerd. Daarbij heb ik ook aangegeven: laten we de dekking binnen de
btw zoeken, want als we dat niet doen, dan valt de rekening bij de
inkomstenbelasting. Dat is ons helaas niet gelukt. Ik zeg dat met alle
waardering voor de partijen die mee hebben gezocht naar een oplossing op
dit dossier. Daarvoor hebben een aantal partijen echt hun nek
uitgestoken. Dan kijk ik naar het CDA, de ChristenUnie en de SGP, en ook
naar de heer Vijlbrief van D66. Volgens mij is hij op een gegeven moment
in dat proces afgehaakt, maar hij deed wel moedig een poging, volgens
mij om de formule 1 goedkoop te houden. Hij wilde graag ronkende
benzinemotoren blijven horen.
De voorzitter:
Dat is een interessante ontwikkeling; vertel eens?
Minister Heinen:
Ja, de heer Vijlbrief is toch een beetje de rechtsbuiten. Daarom mogen
we hem ook als enige.
Maar goed, terug naar de tabelcorrectiefactor. Die is voor de helft
toegepast ter dekking van de btw-discussie. Dat was wel een verzoek van
de Kamer. Nou, dan kom ik bij de ontknoping van dit bolletje wol. Dat is
de vraag: hoe werkt het allemaal in? Wij kijken als kabinet naar de
koopkracht. De koopkracht neemt voor alle inkomensgroepen gewoon toe.
Nou is er een kleine groep, parttimers met een laag inkomen, waarvan de
loonontwikkeling in principe stijgt. Het kan echter voorkomen — dat zien
wij allemaal niet in onze tabellen — dat bij een bepaalde groep de
loonontwikkeling niet heeft plaatsgevonden terwijl de indexatie van de
arbeidskorting wél heeft plaatsgevonden. Dan schuift dat knikpunt
natuurlijk op en stijgt het loon niet mee. Dat wil niet zeggen dat de
loonontwikkeling niet gaat plaatsvinden, want die hoeft niet altijd in
januari plaats te vinden. Dat kan ook later in het jaar zijn. Je kijkt
dus of het blijkt over het gehele jaar. Daarom zien wij het ook niet in
de koopkrachtplaatjes.
Er is nu veel muziek gemaakt over dat een grote groep hierdoor
achtergesteld zou zijn. Wij erkennen dit niet, maar in theoretische zin
snap ik deze problematiek uiteraard wel. Als de loonontwikkeling
stilstaat maar je indexeert heffingskortingen, dan loop je daarop
achter.
In de brief die wij hebben gestuurd, noemen wij een aantal
oplossingsrichtingen. Dat zit in de arbeidskorting. Die zou je kunnen
verhogen. Ik had nooit verwacht een oppositie tegenover mij te hebben
die oproept de arbeidskorting te verhogen. Het zou wel kunnen. Je zou de
arbeidskorting met €500 kunnen verhogen. We hebben een aantal
koopkrachtvarianten doorgerekend. Dat kost zo'n 472 miljoen. Nogmaals,
de Kamer heeft mij vaak gegrild om de arbeidskorting niet te verhogen en
nu is er de oproep om die wel te verhogen. Dat zou kunnen. Nogmaals, dat
kost 472 miljoen. Dan is het voornamelijk een dekkingsvraagstuk. Ik zet
hier een punt.
Ik begrijp de oproep van partijen die zeggen: we zouden de
arbeidskorting graag willen verhogen. Maar gisteren kreeg ik niet het
beeld dat er in de Kamer een breedgedragen voorstel ligt om hiervoor
dekking te vinden. Wij hebben vanuit het ministerie van Financiën een
voorstel gedaan. Dat zegt: je zou het generiek kunnen houden, in het
tarief van de eerste schijf. Dan haal je daar de 472 miljoen af. Dat
verschuift dan naar de arbeidskorting. De Kamer heeft in het verleden
wel vaak gezegd: dat is een beweging die wij liever niet hebben. Maar
dan heb je het meest evenwichtige koopkrachtbeeld. Ik heb ook partijen
gehoord die zeiden: wij zoeken het misschien eerder in de schijflengte
van het toptarief; volgens mij zei de heer Klaver dat, als ik me niet
vergis. Dat zou een zeer nivellerende maatregel zijn, maar ik snap dat,
vanuit de optiek van de heer Klaver. Dat bedoel ik geenszins flauw. Dat
zou ook een dekking kunnen zijn. Ik zou daar zelf geen voorstander van
zijn, omdat ik vind dat we al te veel nivelleren in dit land. Ik zet
hier een punt.
Ik heb een poging gedaan om het bolletje wol te ontrafelen. We hebben
het over de algemene heffingskorting van vorig jaar aangenomen beleid.
We hebben het over de arbeidskorting en over de indexaties die daarop
zitten, over de tabelcorrectiefactor en over de indexatie van de
loonontwikkeling. Dat is gebruikelijke systematiek; daar is niks geks
gebeurd. Naar aanleiding van de btw-problematiek hebben we de
tabelcorrectiefactor voor de helft toegepast. Dat hebben we ook
vastgesteld met de Kamer. Vervolgens ligt er casuïstiek voor: in het
geval dat mensen die parttime werken, met een laag inkomen, geen
loonontwikkeling hebben maar er wel die indexatie plaatsvindt, moeten
die daardoor meer inkomstenbelasting betalen. Maar daar staan wel hogere
toeslagen tegenover. Daarom is het koopkrachtbeeld positief. Nogmaals,
ik zet hier een punt. Het is nu wel aan de Kamer om aan te geven waar
het die dekking voor die arbeidskorting van €500 vandaan zou willen
halen. Dat is dan aan de Kamer.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
De rechtsbuiten van D66 kennen we allemaal. Vergeleken daarbij is deze
minister eigenlijk gewoon een vrij linkse VVD'er.
Minister Heinen:
Voorzitter, persoonlijk feit!
De voorzitter:
De beledigingen gaan nu toenemen!
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Nee, nee, het is helemaal geen belediging als ik iemand heel links noem
ten opzichte van de heer Vijlbrief! Daar zit alleen maar liefde in. Als
je dit soort boude beweringen doet in het parlement, dan moet je die
staven; je moet oppassen voor feitenvrijheid. De minister van Financiën
zegt dat het heel nivellerend is als we ingrijpen in het hoogste tarief,
als we die schijfgrens aanpassen. Ik heb dat idee van de grote denker
Heinen, deze minister. Hij gebruikt dit namelijk zelf als dekking om de
btw-problematiek mee op te lossen. Daarvoor wordt de schijfgrens
namelijk ook iets aangepast, van zo'n €80.000 naar €79.000. Wij doen
maar een klein beetje meer. Ik dacht dus: ik doe dit gewoon geheel in
lijn met deze linksbuiten van de VVD. Daar krijg ik nu kritiek op. Daar
ben ik toch licht teleurgesteld over. In het licht van de eigen
dekkingsvoorstellen die de minister heeft gekozen, zou ik toch willen
vragen of hij nog een keer met een nieuwe appreciatie van onze
voorstellen zou kunnen komen.
Minister Heinen:
Ik hou van dit soort debatten! Ik streef naar een evenwichtig
koopkrachtbeeld. Ik heb geprobeerd om dat voor alle inkomensgroepen
gelijk te trekken. Ik ben uiteindelijk op zoek naar het volgende. Ik heb
de Kamer goed gehoord. De Kamer heeft, volgens mij bij meerderheid,
aangegeven dat het voor deze groep compensatie wil. Daar heb ik mij toe
te verhouden. Dat zou kunnen via het verhogen van de arbeidskorting. Het
gaat om 472 miljoen; we hebben als parlement voor grotere opgaven
gestaan. Dit zou in te passen moeten zijn. Twee zaken zouden mij een
lief ding waard zijn. Enerzijds zou ik willen dat de dekkingskant een
breed draagvlak heeft, omdat de stemming hierover — ik heb daarover
straks nog een procespunt — waarschijnlijk na de verkiezingen zal zijn.
We weten niet in welke verhouding wij hier dan zitten. Het zou toch mooi
zijn als er een dekking is die op breed draagvlak kan rekenen, zodat je
ook weet dat na de verkiezingen dit amendement, deze nota van wijziging
of wat het ook zal zijn, wordt aangenomen.
Dat brengt mij op het tweede punt, het proces. Het Kamer heeft ook met
het idee gespeeld — nogmaals, dat is het goed recht van de Kamer — om
een amendement op een andere wet in te dienen om het zo te compenseren.
Het gaat om de btw-wet die voorligt. Ik geloof dat de heer Grinwis daar
gisteren ook op aansloeg. Hij zei: doe me dat niet aan, want dat vind ik
juridisch gezien een minder zuivere route. Sterker nog, toen andere
partijen dit voorstelden, heb ik de Kamer — volgens mij was het de heer
Vijlbrief — weleens "juridisch apenkooien" horen zeggen. Althans, het
was iets in die termen. Juridisch gezien kan het, maar het zou niet de
meest zuivere route zijn. Welke juridische route hiervoor wordt gekozen,
is een afgeleide van deze discussie. Het gaat er in de eerste plaats om
hoe we het dekken. Nogmaals, ik streef een evenwichtig koopkrachtbeeld
na. Ik voel mij gehouden aan het hoofdlijnenakkoord, waarin ook de
afspraak is gemaakt dat wij niet gaan nivelleren. Dus als dit
voornamelijk neerslaat bij de hogere inkomens en werkenden, zou ik het
niet doen.
Wij hebben de koopkrachtcijfers als het goed is ook naar u toegestuurd.
Ik kijk even vragend, want we hebben heel veel stukken naar de Kamer
gestuurd. Anders doe ik dit nog toekomen aan de Kamer. Dan heb ik het
over hoe die effecten precies plaatsvinden bij de verschillende
inkomensgroepen.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Twee zaken hierover. Allereerst. Alle gekheid op een stokje. Ik verwijs
niet voor niks naar wat het kabinet zelf doet. Het maakt zelf ook
gebruik van het inkorten van de schijfgrens. Dat doen wij ook. Nog
steeds zie je dan dat de hoogste inkomens blijven groeien. Dit is
namelijk helemaal niet bedoeld om te nivelleren whatsoever. Ik wil
ervoor waken dat dit een soort principieel politiek debat wordt over hoe
de inkomensverdeling zou moeten zijn. Volgens mij is het heel simpel. Er
ligt een probleem bij mensen met lagere inkomens. Dat wordt breed
gedeeld. We moeten dat op de een of andere manier zien te dekken. Wij
sluiten aan bij een dekkingssystematiek die ook door het kabinet wordt
gevolgd. Volgens mij moeten we ervoor oppassen om dit te scherp politiek
te maken. Dat is het eerste.
Het tweede gaat over het proces. Daar is het gisteren ook regelmatig
over gegaan. De minister geeft in zijn uitgebreide uiteenzetting over de
problematiek van de buffelboete terecht aan dat de oplossing die voor de
btw-problematiek is gekozen, dit probleem nog wat versterkt, omdat daar
ook met de tabelcorrectiefactor wordt gespeeld. Er zit dus wel degelijk
enige logica in dat je het bij zo'n wetsvoorstel aanhangig maakt.
Dat gezegd hebbende zijn wij, NSC en onze fractie, er echt wel toe
bereid om te zeggen: doe dit op een andere manier. Dan zouden we deze
minister per motie oproepen om dit in een nota van wijziging te
vervatten. Dan wordt het amendement dus eigenlijk in een motie gezet;
dan wordt het een amenderende motie. Die route vinden we van belang,
omdat we niet weten hoe de verhoudingen straks liggen. We willen nu
zekerheid geven aan mensen. Met deze route zou de minister wat mij
betreft volgende week met een nota van wijziging naar de Kamer komen.
Daarmee is het onderdeel van het Belastingplan. Dan staat het iedereen
nog steeds vrij om het eruit te amenderen. Maar dat recht is hier in de
Kamer sowieso. Ik was niet van zins om dat weg te nemen. Daarmee zorgen
we ervoor dat als we vandaag iets besluiten, dat ook zeker gaat
gebeuren. We zijn er in principe toe bereid om die route te bewandelen,
als we daarvoor voldoende draagvlak weten te vinden hier in het
parlement.
Minister Heinen:
Dank voor deze beweging. Als er op dit punt een aangenomen Kamermotie
ligt die me verzoekt om met een nota van wijziging te komen, dan zal ik
dat ook doen. Dat kan ik u toezeggen. Ik denk dat we dan in ieder geval
het punt van de heer Grinwis oplossen, omdat we dan de juiste wet
aangrijpen. Dan is het dus een nota van wijziging op het Belastingplan.
Overigens pak ik deze discussie, omdat hier ook een flinke politieke
discussie aan vooraf is gegaan. We hebben afgestemd dat ik dit doe,
omdat ik net wat langer, al is het slechts een jaar, in het kabinet zit
dan de staatssecretaris. Daardoor ken ik de context waarin deze
discussies hebben plaatsgevonden. Maar de staatssecretaris kan straks
uiteraard nader ingaan op knikpunten en dergelijke.
Dus ik kan, uiteraard, met een nota van wijziging komen. Ik wijs alleen
op het volgende. Uiteindelijk is het aan het parlement, maar het zou
natuurlijk veel waard zijn als die motie breed wordt gedragen in de
Kamer. Zo weten we dat het het niet net, op een paar zetels, niet haalt
na de verkiezingen. Ik denk dat de heer Klaver daar ook naar op zoek is.
Daarom hebben we in de brief die we hebben gestuurd, gezegd: doe het via
de TES. Excuus, voorzitter, dat is het tarief eerste schijf. Dan zijn de
inkomenseffecten evenredig over alle inkomensgroepen. Dan voorkom je
precies, waar de heer Klaver ook toe oproept, dat het politiek wordt,
dus dat het over inkomensgroepen gaat. Dan is het evenwichtig; dan los
je het op. Dat zou vanuit mijn rol de voorkeur hebben. Uiteindelijk is
het natuurlijk de Kamer die kiest waar ze de dekking vandaan haalt. Ik
wijs er dan wel op dat als die nivellerend uitpakt, ik me dan in de
appreciatie moet verhouden tot de afspraken die ik in het
hoofdlijnenakkoord heb gemaakt. Dat is niet om de discussie naar een
nivelleringsdiscussie te trekken, maar ik zou er ook voor willen waken
dat ik marchandeer over die afspraken. Dus: het is een
evenwichtsoefening. Laten we dit bolletje wol met elkaar proberen te
ontrafelen.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Even over dat hoofdlijnenakkoord: 22 zetels. Dat is eigenlijk het
belangrijkste antwoord dat ik daarop zou willen geven. Enige openheid
... Ik zie dat de bode de minister water aanbiedt, maar dat heeft hij
helemaal niet nodig. Zolang wij aan het debatteren zijn, vind ik het
beter als hij dat helemaal niet krijgt! O, het zijn er 32, hoor ik
achter me. Dat zijn heel weinig zetels in het parlement. Ik wil ervoor
waken dat we hier in een soort principiële discussie komen. De reden
waarom we het hier leggen, is dat het, als je het in de eerste schijf
legt, juist de mensen raakt die we hiermee proberen te helpen. Anders is
het toch echt een beetje een cadeau uit eigen zak. Dat is de reden
waarom wij deze dekking kiezen. We zullen kijken hoe de verhoudingen
hier in de Kamer op dit punt liggen. Ik zou het op prijs stellen als de
minister er echt voor wil waken om met dit soort groteske uitspraken te
komen over wat dit precies doet. Het is gewoon niet waar. Daarmee maak
je het volgens mij onnodig politiek. Laat dat lekker aan de Kamer en
niet aan een dienaar van de Kroon. Dan kunnen we er hier volgens mij
prima uitkomen.
Minister Heinen:
We hadden een meerderheid, maar ja!
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Zeker. Ik denk daarom dat wel enige bescheidenheid past over de
beoordeling of iets wel of niet nivellerend is en hoe het precies
uitpakt.
Minister Heinen:
Het hoofdlijnenakkoord is van het kabinet. Daar ga ik zelf over.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Het lijkt me wel belangrijk dat er in die zin de ruimte wordt gegeven
aan de Kamer, zonder daar te veel allerlei stempels op te drukken. Wij
hebben ook gekeken wat de koopkrachteffecten van deze ingreep in die
schijfgrenzen zouden zijn. Het effect op de koopkracht is eigenlijk
nihil. Om daarvan te zeggen dat het een enorm nivellerend effect zou
hebben ... Dat is gewoon niet waar. Het is een systematiek die het
kabinet zelf ook gebruikt. Wij doen het een klein beetje, echt een klein
beetje, meer dan het kabinet.
Minister Heinen:
Even een paar feitelijkheden. Het budgetrecht is aan de Tweede Kamer.
Dus het is aan de Tweede Kamer wat die indient. Daar ga ik niet over. Ik
heb me daartoe te verhouden. Dat in de eerste plaats. Het klopt niet
helemaal dat het ook die mensen raakt als je het via het tarief van de
eerste schijf doet, wat de heer Klaver zegt. Als dat het geval zou zijn,
zouden ze ook profiteren van een lager tarief van de eerste schijf. De
hele problematiek ontstaat juist omdat ze daar niet van profiteren. Dat
is de reden waarom we die voorstellen doen. Ik leg 'm even terug: dat
zou een route kunnen zijn om juist een breder draagvlak in de Kamer te
vinden. Dus als de heer Klaver zoekt naar breed draagvlak, zou ik
zeggen: kies het tarief van de eerste schijf. Want ik denk dat hij
daarmee veel meer partijen achter zich verenigt. Mijn vrees is dat hij
aan de middeninkomens zit als hij kiest voor een toptarief. Dan heeft
het een nivellerend karakter. Ik zal daar verder geen bijvoeglijke
naamwoorden aan toevoegen — daar heeft de heer Klaver een terecht punt —
maar dat is wel het effect. Ik denk dat hij daarmee draagvlak verliest.
Dat brengt de oplossing niet dichterbij.
Voorzitter, ik zou het volgende kunnen voorstellen. U gaat over de orde,
maar ik vermoed dat er nog een schorsing zit tussen de eerste termijn
van het kabinet en de tweede termijn van de Kamer. Dat zou mij in de
gelegenheid kunnen stellen om ook koopkrachteffecten aan uw Kamer te
laten zien, zodat u die ook mee kan wegen bij het puzzelen aan een motie
en de inschatting kan maken in hoeverre iets breder draagvlak bij elkaar
brengt. Dat is een suggestie die ik kan doen, want we hebben hier een
interruptiedebatje over koopkrachteffecten. Het lijkt me goed als ik die
effecten dan gewoon via het ministerie aan u laat zien. Dan kunnen we
met elkaar wegen of we die heel erg vinden of niet. Dat is uiteindelijk
natuurlijk aan de Kamer.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij is informatie altijd goed. Wat betreft hoeven we niet te
wachten op de schorsing. Ik zou zeggen: deel dat staande de vergadering
alvast met het parlement. Volgens mij is dat fijn. Dat is een aanvulling
op wat er al in de brief stond, hè? Dat gaat dus over het
dekkingsvoorstel dat wij hebben gedaan?
Minister Heinen:
Ja. Ik heb even de brief niet bij de hand. Ik zit even te zoeken, maar
het komt goed. Iedereen kijkt mee; ze kunnen echt nog wel een extra
tabel maken voor als je het volledig via het toptarief doet.
De voorzitter:
Dat komt op de een of andere manier richting …
Minister Heinen:
De informatie kan gewoon komen, maar ik hecht er zelf aan om dat in de
schorsing te doen, want dan kan ik in overleg treden met de Kamer en
suggesties meegeven. Ik ben natuurlijk gemotiveerd om de Kamer te
verenigen in een oplossing. Ik denk dat het nuttig is dat ik daar ook
een rol in speel, maar dat kan ik niet als ik hier achter de katheder
sta.
De voorzitter:
Ik weet alleen nog niet wanneer die schorsing gaat vallen, maar dat zien
we dan wel.
Minister Heinen:
Nee, maar dat zal in ieder geval wel voor het indienen van de moties
zijn.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Als we die btw-verlaging op kunst en cultuur nou niet zouden doen, dan
zouden alle problemen opgelost zijn. Dat is misschien ook een idee, maar
mijn vraag gaat meer over het feit dat dit er nu met stoom en kokend
water voor het verkiezingsreces doorheen gedrukt wordt. Als argument
wordt gegeven dat retailers, podia en noem maar op dan weten waar ze aan
toe zijn per 1 januari. Ik vraag deze minister of het nodig is om nu al
duidelijkheid te geven aan die podia. Of kan dat ook na de
verkiezingen?
Minister Heinen:
Mijn voorkeur is natuurlijk om het hele Belastingplan met alle
onderliggende wetten in één keer te behandelen, maar het was een wens
van de Kamer om dit element naar voren te halen. Volgens mij was dat ook
door de heer Grinwis geïnitieerd. Wij hebben gevolg gegeven aan dat
verzoek. Maar nogmaals, dat is wel aan de Kamer. U gaat natuurlijk over
de behandeling van de wetten.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Natuurlijk. Ik weet niet of de heer Grinwis dat was. Maar de vraag is of
het noodzakelijk is om dat voor de verkiezingen te doen in plaats van
daarna, bij het Belastingplan. Ik heb begrepen dat het prima is als
iedereen een maand van tevoren weet wat het btw-tarief wordt. Dan kunnen
ze dat makkelijk incorporeren in hun systemen. Dus volgens mij wordt
hier een oneigenlijk argument gebruikt, omdat men bang is voor de
verkiezingen, om dit er nu met stoom en kokend water voor de
verkiezingen als een apart wetsvoorstel doorheen te drukken en al het
andere over de verkiezingen te tillen en bij het Belastingplan te
behandelen.
Minister Heinen:
Ik heb het verzoek anders geïnterpreteerd. Ik geloof in de intentie van
de partijen die dat hebben gesteund om vooral zekerheid in het land te
bieden. In die zin hebben wij ook gehoor gegeven aan dat verzoek. Het is
niet noodzakelijk, dus ik snap op zich wat de heer Tony van Dijck zegt,
maar nogmaals, ik denk dat er geen electorale overwegingen waren om dat
eerder te doen maar dat het gewoon echt een intrinsieke inhoudelijke
motivatie betreft.
De voorzitter:
De heer Grinwis, dacht ik.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ga nog even door op dat bolletje wol dat de minister vakkundig heeft
ontrafeld. Laat ik eerst zeggen dat ik blij ben dat de heer Klaver ervan
afziet om het wetsvoorstel waarmee die btw-verhoging wordt
teruggedraaid, te gebruiken om dit amendement erin te fietsen. Dat is in
ieder geval een opluchting; daar ben ik hem erkentelijk voor.
Dan het tweede deel, de inhoud. Ik vind het echt heel bizar dat nu
ineens deze optie er ligt, terwijl de motie-Van Hijum/Bikker bij de
Algemene Politieke Beschouwingen met steun van GroenLinks-PvdA tot en
met de PVV is aangenomen. Daarin werd het kabinet verzocht om die extra
verhoging van de arbeidskorting ten laste van het tarief van de eerste
schijf à 185 miljoen of 189 miljoen niet te doen: doe dat nou niet;
draai dat nou terug. Door collega Kouwenhoven en door mij zijn
amendementen ingediend, ook om dat te regelen in het Belastingplan dat
we na de verkiezingen gaan behandelen. Dan krijg ik het niet bij elkaar
dat we nu volgens de brief van vrijdag mogelijk 472 miljoen gaan
toevoegen aan de arbeidskorting om iets te doen aan de knikpunten onder
in dat gebouw ten laste van iets anders: óf het tarief van de eerste
schijf óf de correctiefactor. Laat ik duidelijk zijn: de ChristenUnie
zal zo'n voorstel, waarmee de arbeidskorting per saldo wordt verhoogd,
niet steunen. Wij zijn er wel toe bereid om binnen die grote pot van de
arbeidskorting — die is inmiddels meer dan 38 miljard euro en die stijgt
volgens de bijlage van de Miljoenennota de afgelopen jaren ieder jaar
met 8,4%; dat is de trend — dus binnen dat budget van 38 miljard en de
knikpunten die er zijn te kijken naar een andere vormgeving. Be my
guest, maar als je aan de onderkant wil duwen, geef ik je op een briefje
dat dat per definitie nivellerend zal zijn, want dan zal de bovenkant
iets minder arbeidskorting krijgen. Het is prima als er een motie over
komt om het zo te doen, maar als er per saldo 472 miljoen, 500 miljoen
of 600 miljoen bij de arbeidskorting zal worden gegeven, is dat contrair
aan de recente uitspraak van een Kamermeerderheid bij de APB en ook
contrair aan hoe ik ideologisch in dit debat zit, maar ik denk dat dat
al helder was.
Minister Heinen:
Ja. Het was natuurlijk geenszins mijn bedoeling om de Kamer uiteen te
spelen, maar er zijn op dit punt ook tegenstrijdige krachten: de een
roept mij op om de arbeidskorting niet verder te verhogen en de ander
roept mij op om dat wél te doen. Ik probeer dat in evenwicht bij elkaar
te brengen. Een optie zou kunnen zijn — ik kijk even naar de heer Klaver
— dat hij een motie zou willen indienen om een oplossing te verzinnen
voor dit probleem. Of "aan te bieden", dat klinkt netter. Daarbij zou
hij in de zoektocht naar een dekking een meer open formulering kunnen
hanteren in het dictum, en de Kamer zou mij een aantal categorieën
kunnen meegeven, waarbinnen ik de oplossing kan zoeken en in een nota
van wijziging zetten. Daar zou het tarief eerste schijf een onderdeel
van kunnen zijn of de arbeidskorting, maar dat vergt dat wij echt even
de rekenmachientjes en de computers laten draaien in de kelders van
Financiën, om een evenwichtig koopkrachtbeeld hieruit te laten
komen.
Ik kijk heel even richting de heer Vijlbrief, mevrouw Van Dijk en de
heer Grinwis. Ik snap ... Dank dat u in onderling overleg bent, maar ik
probeer hier een oplossing te schetsen, die misschien een landingsgrond
zou kunnen zijn voor deze problematiek. Ik schetste het volgende: als de
heer Klaver bereid is om in het dictum van z'n motie een wat opener
formulering te hanteren en me piketpalen mee te geven waarbinnen de
oplossing gezocht moet worden, dan geeft dat de ambtenaren van Financiën
de gelegenheid om dat in koopkrachttermen evenwichtig te doen, zodat
daarop vervolgens geen politiek bedreven hoeft te worden en de oplossing
dichterbij komt.
Ik roep u dus op om te kijken of het dictum zo vormgegeven kan worden —
het is misschien handig daar de schorsing voor te benutten — dat u
vertrouwen heeft dat wij dat vanuit Financiën op een nette manier doen,
dat u ons de kaders mee kunt geven waarbinnen de oplossing gezocht moet
worden, maar zelf ook de zekerheid heeft dat die oplossing dichterbij
komt. Ik denk dat het 'm erin zit dat we elkaar vinden in die
dekking.
Dus nogmaals, als we in het dictum een formulering kunnen vinden en
piketpalen aangewezen krijgen waarbinnen de oplossing gezocht kan worden
en als u mij het vertrouwen geeft dat ik dat in koopkrachttermen
evenwichtig doe, dan kan ik vervolgens een nota van wijziging aan uw
Kamer sturen en heeft u — en hebben vooral de mensen die het betreft —
het vertrouwen dat er een oplossing voor dit bolletje wol dichterbij
komt.
De heer Flach (SGP):
Ook de SGP is geen voorstander van het verhogen van de arbeidskorting,
maar daar gaat eigenlijk mijn vraag niet over. Die gaat over
eenverdieners. De SGP voert al heel veel jaren een eenzame strijd voor
de belangen van de eenverdieners. Overigens blijkt uit onderzoek dat
velen om onverklaarbare redenen nog op andere partijen, zelfs tot aan de
VVD toe, stemmen, maar goed, dat zullen we ze dan maar moeten blijven
proberen uit te leggen. Zou de minister in de schorsing, als hij die
koopkrachteffecten in beeld gaat brengen van de voorstellen die gedaan
worden door NSC en GroenLinks-PvdA, ook in kaart kunnen brengen wat die
betekenen voor de groep eenverdieners?
Minister Heinen:
Dat zit in de standaardkoopkrachttabel, dus ik kan u de volledige tabel
doen toekomen. Maar in het licht van het interruptiedebat dat wij net
voerden, denk ik dat de oplossing voornamelijk zit in de focus op de
vormgeving van het dictum, de ruimte die daarin aan mij wordt geboden om
de nota van wijziging in koopkrachttermen evenwichtig op te stellen,
zodat daar verder geen politiek op wordt bedreven. Anderzijds zit de
oplossing ook in het vertrouwen dat uw Kamer heeft dat het goedkomt.
Enig inzicht in wat koopkrachteffecten doen, helpt daar natuurlijk bij,
maar het maken van die koopkrachtberekeningen kost tijd. Dat is niet
binnen vijf minuten gebeurd. Al die computers moeten ronken, parameters
moeten geprogrammeerd worden.
Ik wil voorkomen dat ik hier een toezegging doe die ik niet kan
waarmaken. Daarom: wat wij hebben, kunnen we inzichtelijk maken. Ik zal
erop letten dat we dat op de goede manier aan uw Kamer doen toekomen.
Maar ik denk dat we onze energie voornamelijk moeten richten op het
vormgeven van het dictum in de motie, zodat die ons de gelegenheid geeft
om een goede nota van wijziging uit te werken, waarbij u mij als Kamer
de piketpalen meegeeft waarbinnen ik moet blijven bij het zoeken naar
die oplossing. Dan heb ik er vertrouwen in dat dit goedkomt, maar het
gaat natuurlijk net zo om het vertrouwen dat de Kamer mij daarin
geeft.
De heer Vermeer (BBB):
Ik ben heel blij met de geste van de minister, mede omdat wij dan als
coalitiepartijen met 32 zetels in de Tweede Kamer of 23 in de Eerste
Kamer, het is maar net hoe je telt, daarin ook mee kunnen gaan en zo nog
eens extra gestand kunnen doen aan onze belofte aan partijen als CDA,
ChristenUnie, SGP — en wie zat er nog meer? — D66, het zogenaamde
monsterverbond. Daar hebben wij namelijk een gentlemen's agreement mee
gesloten, van: wij maken dit in orde. Ik ben dus heel blij dat dit uit
dat amendement gaat, maar het liefst zouden wij — in ieder geval als ik
voor onszelf spreek — ook deze motie breed willen steunen, zodat we dit
op een nette manier met elkaar afwikkelen en elkaar niet in een
ingewikkelde positie brengen. Bedankt dus voor de geste.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Dit wordt weer een heel mooie vorm van debatteren, dat allereerst. Het
amendement ligt klaar, laat ik dat zeggen.
De voorzitter:
Maar het is niet ingediend, toch?
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Nee, zeker niet. Maar het is af en het ligt klaar. Wij zijn bereid om
dit in een motie te gieten. Maar als er vanavond te veel ruis gaat
ontstaan over wat het is … Ik merk dat wij nu de beweging maken naar de
bereidheid om het in een motie te gieten. Maar ik zie ook wat er gebeurt
om die motie van het padje af te proberen te rijden. Amendementen kunnen
we altijd indienen.
Nogmaals, dat is niet wat wij willen. Het liefst doen we het gewoon via
deze route. Wij gaan het ministerie niet de vrije hand geven. Die kans
heeft u gehad. U had dit namelijk kunnen repareren. Dit was bekend. Dat
initiatief is niet gekomen vanuit het kabinet, dus de bal ligt nu bij de
Kamer. Wij willen daarvoor zo duidelijk mogelijke kaders meegeven. Dat
is heel helder. Daar hebben we ook een amendement op laten maken. Wij
geven de ruimte om het in een nota van wijziging te doen voor als er in
de uitvoering blijkt dat er dingen mislopen, want we willen niet dat er
toevallig dingen misgaan. Maar dan wil ik wel graag dat de minister
daarop terugkomt en niet afwijkt van wat de Kamer heeft gevraagd. Dat
geeft een steviger positie aan de Kamer, want anders is het een
vrijbrief aan het kabinet.
Nogmaals, het kabinet had het kunnen doen, maar heeft het niet gedaan.
Dus nu is het aan de Kamer. Ik hoop dat de minister ons kent als zeer
redelijk. Als we iets hebben opgeschreven wat niet kan, als het ergens
vastloopt of als er toch een betere manier is, laat het dan weten, maar
dan moet hij wel terugkomen naar de Kamer om de indieners van de motie
te vragen of het doel van de motie ook op een andere manier kan worden
ingevuld. Wij gaan deze motie wel gericht vormgeven. Het is geen
openeinderegeling of een open brief. Dan had het kabinet het zelf gewoon
echt eerder moeten doen.
Minister Heinen:
Dat begrijp ik natuurlijk zeer. Ik ben het er niet helemaal mee eens dat
het kabinet niets heeft gedaan. Twee weken geleden waren de Algemene
Politieke Beschouwingen. We hebben een brief gestuurd naar aanleiding
van de moties die daar zijn ingediend. Daarin heeft het kabinet opties
geschetst: er zijn meerdere manieren om tot een oplossing te komen. We
kijken dan naar de Kamer om te zien waar de voorkeuren liggen. Ik snap
heel goed dat de heer Klaver zegt dat hij ook een amendement heeft. Ik
geloof dat daar ook een meerderheid voor is. Het is goed dat hij dat
heeft gedaan, want daarmee houdt hij druk op dit proces om ervoor te
zorgen dat er een oplossing komt.
Het laatste wat moet ontstaan, is dat we met een kluitje in het riet
worden gestuurd. Dat mag niet gebeuren, voornamelijk omdat we dit doen
voor de mensen die dit debat volgen en die een oplossing willen. Die
verantwoordelijkheid voel ik ook zeer. Het is geenszins de bedoeling om
iets van een pad af te rijden. Sterker nog, ik probeer het bootje naar
de veilige haven te sturen met breed draagvlak in de Kamer, zodat we
zeker weten dat er ook na de verkiezingen een meerderheid is. Over vier
weken kunnen de verhoudingen in het parlement veranderen en ik wil zeker
weten dat er ook dan een meerderheid is voor de nota van wijziging die
eventueel opgesteld kan worden als de Kamer daar voldoende vertrouwen in
heeft. Ik ben het er dus mee eens. Ik denk dat het goed is dat er
piketpalen worden meegegeven waarbinnen het kabinet de oplossing moet
zoeken, want anders wordt het een vrijbrief en ik snap heel goed dat dat
nooit de bedoeling van de heer Klaver kan zijn.
Ik kijk even naar de klok. Er zal nog enige tijd zitten tussen … Ik ben
pas halverwege de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Maar ik voel dat u sneller en sneller gaat, dus dat gaat goed.
Minister Heinen:
Dit was wel de hoofdmaaltijd van het debat. Als we dit hebben gehad,
kunnen we het tempo weer opvoeren, denk ik. De staatssecretaris komt ook
nog aan het woord. Er moeten nog moties worden vormgegeven. Dat geeft de
tijd om nog te puzzelen op een dictum. Komen we daar niet uit, dan
hebben we altijd nog een amendement. Dat hangt dan als een zwaard van
Damocles boven het debat. Laat mij een goede poging doen om een dusdanig
dictum op te stellen dat ik de Kamer verenig in de oplossing.
De voorzitter:
Ja, ik denk alleen dat we na de eerste termijn van de Kamer meteen
kunnen doorgaan met de tweede termijn en dan moeten de moties voor de
dag komen. Anders moet ik namelijk twee uur schorsen en dat gaat te veel
tijd kosten.
Minister Heinen:
De kijkers zien ons hier debatteren, maar er zijn ook altijd krachten
rond het debat actief, die nu natuurlijk direct contact zoeken. Ik ga
ervan uit dat dat gebeurt en dat we proberen het in een goede motie te
vatten.
De heer Kouwenhoven (NSC):
De vraag over de buffelboete gaat natuurlijk ook over de oorsprong
ervan. Waar komt zoiets vandaan? Ik hoor de heer Grinwis zeggen dat dit
contrair is aan een motie-Van Hijum/Bikker. Laat ik vooropstellen dat
NSC helemaal geen fan is van de arbeidskorting en dat wij bij uitstek
een partij zijn die erom schreeuwt het belasting- en kortingstelsel op
een goede manier aan te pakken. Elke keer zie ik dat we daar steeds meer
vanaf bewegen.
Tegelijkertijd zie je dat er in de augustusonderhandelingen, het moment
waar de buffelboete vandaan komt, van alles wordt besproken. Er wordt
onderhandeld. Er wordt gesproken over het vergroten van het kindgebonden
budget en over de huurtoeslag. Dan wordt er naar koopkrachtplaatjes
gekeken en gezegd: wacht eens even, dit koopkrachtplaatje is te gunstig
voor de lage inkomens en niet gunstig genoeg voor de hoge inkomens. Dan
wordt er aan knoppen gedraaid en ontstaan er dit soort situaties.
Hetzelfde zie je in de beweging om de belasting te verhogen met 0,05%
ten koste van de arbeidskorting in het huidige Belastingplan. Dat zijn
de dingen waar NSC tegen ageert. Dat zijn de dingen die we aangepakt
willen zien. Eerlijk is eerlijk, als ik een andere route dan de
arbeidskorting zou hebben gezien, een route die realistisch was, op een
goede manier zou uitpakken en ook op de juiste manier betaald zou
worden, dan zou ik dat heel interessant vinden.
Dit is echt wel even een punt van aandacht, namelijk dat we elke keer
minutieus sturen en bekijken of de hogere inkomens er niet te weinig op
vooruitgaan ten opzichte van de lagere inkomens. Dat is een politieke
keuze en ik denk dat we die met elkaar moeten maken. De arbeidskorting
is een instrument. Ik vind dat geen fijn instrument, maar als dat het
instrument is dat we moeten gebruiken, dan staat dat zeker niet buiten
de opties. Volgens mij is dat ook zeker niet de oproep van de Kamer
geweest.
Minister Heinen:
Helder.
Voorzitter. Dan ga ik naar de uitgaven. Daar waren een aantal vragen
over gesteld. Allereerst vroegen de heer Van Dijck en ook mevrouw Van
Eijk naar de taakstelling op het ambtenarenapparaat. We hebben de
taakstelling eigenlijk al in het vorige blokje behandeld. Met uw
goedkeuren wil ik deze vraag als behandeld beschouwen.
Mevrouw Van Eijk had ook een vraag over kasschuiven en onderuitputting.
Ze vraagt eigenlijk naar de stand van zaken en zegt: we zien dit elk
jaar toenemen. Dit is een zeer terecht punt. Ik denk dat we ons moeten
realiseren dat de onderuitputting langzaam uit de boeken loopt. Daarmee
wil ik zeggen dat we in het verleden vaak hebben verwacht: er zal wel
onderuitputting optreden, dus misschien kan er wel een taakstelling
bovenop. We zien de onderuitputting in de realisatiecijfers echter echt
teruglopen. Anders gezegd, het lukt steeds beter om geld uit te geven.
Ik heb liever dat we dat niet doen, maar de minister van Defensie is bij
de defensie-uitgaven echt een enorme inhaalslag aan het maken. Het lukt
daar beter om de uitgaven te doen in hetzelfde kasjaar als het geld
geprogrammeerd staat. Dat zien we ook bij het Infrafonds en bij andere
zaken, waar de onderuitputting normaal groot is.
Naar aanleiding van de studie van de Expertgroep Realistisch Ramen
hebben we de begrotingen in een realistischer kasritme gezet. Dat leidt
ertoe dat we minder onderuitputting hebben. Er staat nog wel een groot
bedrag aan verwachte onderuitputting. Dat is een stapeling van de
in=uittaakstelling en een extra taakstelling onderuitputting, die nog
een voortvloeisel is uit het vorige kabinet. Daar is nog een extra
taakstelling aan toegevoegd, volgens mij ook weer door een
amendement-Grinwis, dat wel weer beperkter in omvang is. Dat is dus een
stapeling van onderuitputting geweest en wij proberen die nu zo goed
mogelijk in te vullen. Ik zou aan ons allen de oproep doen om niet te
veel te verwachten dat er nog meer onderuitputting optreedt, want dan
gaan we ons rijk rekenen. Volgens mij is dat ook de achterliggende
gedachte van de vraag van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Klopt. Daarom is het ook de vraag welk risico hierin zit. Misschien gaan
we dat dit jaar en wellicht ook volgend jaar niet binnenhalen en daarmee
gaan we dus ook een slechter jaarresultaat neerzetten. Dat is de zorg
die ik heb geuit. Ik heb nog een vervolgvraag. Ik neem aan dat we bij de
Najaarsnota weer een actualisatie en een laatste stand van zaken krijgen
en dan zullen we het daar opnieuw met elkaar over hebben.
Minister Heinen:
Inderdaad. Bij de Najaarsnota volgt de eerste actualisatie en
uiteindelijk komt er ook een bij het jaarverslag. Je ziet dat de grote
berg voor de invulling van de in=uittaakstelling nog vaak na de
Najaarsnota binnenkomt, om het maar even plat te zeggen. Dat heeft ermee
te maken dat ook collega-bewindspersonen in de interactie in het kabinet
zo lang mogelijk op de meevallers blijven zitten. Ze willen de
onderuitputting dan nog niet bij het ministerie van Financiën inleveren
ter invulling van de taakstellingen, voor het geval dat ze zelf nog
tegenvallers hebben. Daarom zie je na de Najaarsnota vaak een enorme
inhaalslag, bijvoorbeeld bij het invullen van de in=uittaakstelling en
de lopende taakstelling, die wij als onderuitputting hebben
ingeboekt.
Lukt dat niet, dan heb je dus tegenvallers. Dan is het begrotingstekort
dus iets hoger dan begroot. Ik verwacht niet dat dat het geval is, zeg
ik er gelijk bij. We hebben op een gegeven moment echt een grens gezet
op de onderuitputting. We zeiden: daarboven vinden we het niet meer
verantwoord. Dat heeft geleid tot lange nachten, waarin natuurlijk wel
werd gezegd: joh, boek er maar wat bij; na ons de zondvloed. Maar daar
heb ik wel een grens getrokken, want zo gaan we niet begroten.
Dan had mevrouw Van Eijk ook nog een vraag over de gemeentefinanciën,
meer specifiek over de compensatie van gemeenten voor de jeugdzorg. Ik
hoorde ook de achterliggende vraag van mevrouw Van Eijk en ik moet
zeggen dat het klopt dat de compensatie is toegevoegd aan de algemene
uitkering van het Gemeentefonds. Dat betekent dat middelen uiteraard wel
kunnen worden ingezet ter ondersteuning van de transformatie van de
jeugdhulp, maar dat de algemene uitkering wel vrij besteedbaar is.
Gemeenten mogen daar dus nog steeds zelf keuzes in maken. In die zin is
het open.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank voor het antwoord. Nog één vervolg daarop: het punt is dat het een
compensatie is die is toegevoegd aan het fonds. Het zijn incidentele
middelen. Dat voegen gemeentes dus toe aan hun reserves. Zij houden nog
steeds geld over op jaarresultaatbasis in het algemeen. Het punt is
juist dat zij een aantal investeringen en uitgaven die ze structureel
zouden moeten dekken in een begroting, hier dus niet mee kunnen doen.
Dat vraagt dus juist om iets meer ruimte voor die gemeenten voor het
inzetten van deze middelen, maar ook in het algemeen; ik noemde al de
onderuitputting en de taakstelling. Gun ze die ruimte. Ze zitten in zo'n
strak kader dat het dus niet lukt. Het risico hier is dus als volgt. Het
is fijn dat ze die compensatie hebben gekregen en het wordt toegevoegd
aan de reserves, maar ze kunnen het weer niet uitgeven.
Minister Heinen:
Inderdaad. Dat is een tweede vraag die mevrouw Van Eijk had gesteld. Die
ging over de stelpost onderuitputting bij gemeentes. Het klopt wat
mevrouw Van Eijk zegt. Het is problematiek die ook mij weleens is
voorgehouden. We hebben dat uitgezocht. De minister van Binnenlandse
Zaken is met VNG en IPO in gesprek, onder andere over de motie van
mevrouw De Vries, die over dezelfde thematiek een motie heeft ingediend.
De Kamer wordt eind oktober geïnformeerd over de stand van zaken op
precies dit punt. Want het klopt, momenteel is het nog niet mogelijk om
bijvoorbeeld met stelposten middelen door te schuiven, omdat dat in
strijd is met het Besluit begroting en verantwoording, de BBV, zoals
iedereen hier die kent. Maar nogmaals, de minister van Binnenlandse
Zaken is hierover in gesprek. De Kamer wordt hierover geïnformeerd. Het
is goed dat mevrouw Van Eijk hier aandacht voor vraagt.
De heer Klaver had ook nog vragen over de onderwijsbezuiniging. Die had
ik eigenlijk in het filosofische blokje moeten beantwoorden, want hij
vroeg eigenlijk meer om een reflectie daarop. Ik snap dat bezuinigingen
niet leuk zijn; laat ik dat vooropstellen. We zullen over alle
begrotingen uitgaven moeten minderen, omdat anders tekorten oplopen en
je rekeningen naar de toekomst schuift. Als je het dan hebt over onze
toekomst, de jeugd en het onderwijs, dan moeten we ook voorkomen dat we
ze met grote rekeningen achterlaten. Daarom zal je af en toe ook moeten
besluiten tot bezuinigen. Dat zal je over de hele Rijksoverheid moeten
doen, ook over het onderwijs, om te voorkomen dat rekeningen worden
nagelaten.
De reden dat in het hoofdlijnenakkoord ook maatregelen zijn voorgesteld
die op de onderwijsbegroting aangrijpen, heeft te maken met de grote
investeringen die in het verleden zijn gedaan op diezelfde
onderwijsbegroting. In de kabinetsperiode Rutte III is er 1,5 miljard
toegevoegd aan de onderwijsbegroting, in Rutte IV 5 miljard. Daar buigt
dit kabinet 1 miljard in om. Onder aan de streep, netto, is er nog
steeds in de afgelopen jaren 5,5 miljard extra naar het onderwijs
gegaan. Dat is ook hoe ik de formatiegesprekken me herinner. In het
licht van de kritiek van de vrij expansieve begroting van Rutte IV en de
miljarden die daar in de begroting zijn gezet, die ook niet altijd tot
besteding leiden, heeft dit kabinet gezegd: laten we nou op een aantal
van die middelen minderen. Dan gaat er nog steeds per saldo extra geld
heen, maar wel in mindere mate dan is voorgenomen. Dus nogmaals, in
Rutte III was het 1,5 miljard en in Rutte IV 5 miljard. In Schoof I, als
ik het maar even zo samenvat, was het min 1 miljard. Dan blijft er onder
aan de streep 5,5 miljard extra over. Daarmee wil ik uiteraard niks
afdoen aan de pijn die altijd verbonden is aan maatregelen die je neemt
om de begroting op orde te brengen.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Wij noemen het ook wel "het laatste kabinet-Schoof" binnen onze fractie.
Maar mijn vraag was niet: vind je het leuk dat er wordt bezuinigd of
niet? Dat vindt namelijk niemand leuk. Dat was ook eigenlijk niet het
punt. Waar ik naar verwees, is dat het bedrijfsleven ook zegt: we moeten
werken aan het verdienvermogen van Nederland. De bankrekening van de
Nederlandse overheid, even plat gezegd, ziet er echt prima uit. Het is
op orde.
Er moeten wat dingen verbeterd worden. Dat zit vooral in structurele
zaken. Maar uiteindelijk weten we ook dat als we het verdienvermogen van
Nederland willen vergroten, we juist in menselijk kapitaal moeten
investeren. We hebben net allemaal onze doorrekeningen gemaakt. We mogen
er nog niet te veel van verklappen, maar ik kan zeggen dat als je veel
investeert in onderwijs, je ziet dat dat heel goed is voor het menselijk
kapitaal en daarmee voor het verdien- en groeivermogen van Nederland.
Daar vroeg ik een reflectie op. We weten dat we, juist als je aan het
verdienvermogen van Nederland wil zitten, moeten investeren in jonge
mensen. Onderwijs is daarin heel kansrijk. Waarom heeft de minister in
dat licht toch gekozen voor bezuinigingen op onderwijs?
Minister Heinen:
Allereerst wil ik de heer Klaver bedanken dat hij in het licht van dit
debat herhaalt dat de begroting goed op orde is. Gisteren kreeg ik toch
een andere indruk vanuit de oppositie. Wat betreft de
onderwijsbezuinigingen wijs ik erop dat er de afgelopen jaren juist
miljarden naar onderwijs zijn gegaan. Ik denk dat de discussie zich niet
moet concentreren op meer geld, maar op de vraag hoe we het geld
besteden. Ik denk dat het een gemeenschappelijke deler in dit parlement
is dat we de onderwijskwaliteit willen verhogen.
Ik vind niet dat extra geld altijd leidt tot extra kwaliteit. We zullen
dus ook scherpe keuzes binnen budgetten moeten maken. Ik zie leden in
dit parlement aanwezig die daar voorstellen voor hebben gedaan. Je kunt
natuurlijk een politiek debat voeren over de vraag hoe je die kwaliteit
verhoogt, maar nogmaals, niet alles is met geld op te lossen. Soms
moeten we keuzes maken binnen het budget dat we hebben. Dat doen we te
weinig. Als de heer Klaver mij daar een reflectie op vraagt, is dat mijn
antwoord.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Tot slot op dit punt, want hier gaat straks gewoon een nieuw kabinet
over. Ik vond het wel interessant om dit te horen. Daarom stelde ik de
vraag om hierop te reflecteren. Het is voor mij een hele tijd geleden
dat ik in deze commissie was. Vroeger was ik lid van de commissie
Financiën. Het is een van de allerleukste commissies om lid van te zijn.
Nu ik voorzitter ben van de commissie Buitenlandse Zaken moet ik zeggen
dat dat de allerleukste is. Er is altijd veel plezier.
Natuurlijk is er kritiek op een minister van Financiën, want alle
woordvoerders hier denken dat ze zelf een veel betere minister van
Financiën waren geweest. De begroting is per definitie dus nooit op
orde. Als we een beetje uitzoomen en kijken naar de andere politieke
keuzes die worden gemaakt, zien we dat Nederland er verdraaid goed voor
staat in de wereld. Vergeleken met de rest van Europa of de wereld zijn
onze overheidsfinanciën solide. Dat geeft ons een enorm competitief
voordeel. Dat betekent dat wij kunnen investeren op plekken waar anderen
dat niet kunnen doen.
Natuurlijk is alleen meer geld niet voldoende. De wetenschap is een van
de zaken waar Nederland niet voldoende op scoort. We hebben fantastische
wetenschappers, maar de investeringen in R&D in Nederland, zowel
door de overheid als door private partijen, lopen achter. Het is een
gemiste kans dat daar niet voldoende op gebeurt, dat daar bezuinigingen
plaatsvinden. Daarom wordt er gedemonstreerd. Daarom zijn wetenschappers
boos. Daarom zijn universiteiten boos. Dat gaat niet over de vraag of
dit leuk is of niet voor mensen die daar werken. Dat gaat direct over
het verdienvermogen van Nederland. Van een minister van VVD-huize, die
het daar voortdurend over heeft, had ik echt gedacht dat hier andere
keuzes zouden zijn gemaakt. Juist omdat Nederland echt solide
overheidsfinanciën heeft — natuurlijk had iedereen hier het anders en
beter gedaan — kunnen we dit soort keuzes maken. In dat licht begrijp ik
ook niet dat de keuze is gemaakt om te bezuinigen op zoiets belangrijks
als onderwijs.
Minister Heinen:
Ik begrijp de analyse die de heer Klaver maakt. Ik wil daar nog wel één
ding bij benoemen. De heer Klaver heeft het over de uitgaven aan
R&D, aan onderzoek en innovatie. Dan moet ik er wel op wijzen dat de
publieke investeringen wel aan de waarden voldoen die we in Europa
hebben vastgesteld. Het zijn vooral de private investeringen die
achterlopen. In de publieke investeringen zit het probleem niet. Die
kunnen altijd hoger zijn. Ik snap de analyse die de heer Klaver maakt
ook echt wel.
Dat zijn op zichzelf natuurlijk nuttige investeringen. Tegelijkertijd
zien we dat vooral de private investeringen in onderzoek en ontwikkeling
achterlopen. We zouden eens moeten kijken naar wat daar het probleem is.
Dan zult u van mij wel een heel liberaal verhaal horen, namelijk dat
bedrijven gaan investeren als ze toekomstperspectief zien in het land
waarin ze gevestigd zijn. Dan helpt het niet — dat bedoel ik geenszins
flauw — als er maar eindeloos rekeningen worden opgestapeld en
belastingverhogingen in het vooruitzicht worden gesteld. Dan zal een
bedrijf uiteindelijk echt besluiten om zijn toekomst elders te zoeken en
dan worden die investeringen hier niet gedaan.
Ik kijk dus ook zeer uit naar de doorrekening van alle
verkiezingsprogramma's. Ik zie graag hoe de keuzes worden gemaakt. Ik
wijs er wel op dat het eindeloos verhogen van belastingen de private
investeringen in onderzoek en ontwikkeling echt niet dichterbij brengen.
Daardoor hol je uiteindelijk je verdiencapaciteit uit. Het gaat me niet
zozeer om die verdiencapaciteit, maar wel om wat we vervolgens doen met
die verdiencapaciteit. Dat geld investeren we namelijk weer in datzelfde
onderwijs of voor een mooi sociaal vangnet. Het kan ook gewoon leiden
tot welvaart in de portemonnee, waardoor we een gelukkiger leven leiden.
Dat is de reden waarom ik ook knok voor een gezond bedrijfsleven.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Ik kijk ook uit naar die doorrekeningen. Dat zei ik al. Daar gaan we
allemaal van smullen. Maar laten we ook even terugkijken naar de
afgelopen vijftien jaar. Er is in ieder geval lang een premier van de
VVD geweest, er zijn ministers van Financiën van de VVD geweest en nog
veel langer ministers van Economische Zaken van de VVD. Ik heb gezien
wat dit heeft gedaan met het vestigingsklimaat in Nederland. Het geeft
geen pas om naar andere partijen in de Kamer te wijzen als je zelf
zolang verantwoordelijk bent geweest voor het economisch beleid in
Nederland. Alle seinen staan op rood als het gaat over de investeringen
die bedrijven hier willen doen, over het concurrentievermogen van
Nederland, maar ook over de publieke investeringen die wij zelf doen in
kennis en innovatie. In alle landen zie je dat ze proberen om het been
bij te trekken. Dat is moeilijk, want hun financiële situatie is echt
heel anders. Maar als VVD-minister … U bent nooit de VVD-minister, dat
zie je veel te vaak staan. Als minister die lid is van de VVD nu wijzen
naar andere partijen … De VVD is vijftien jaar verantwoordelijk geweest
voor het vestigingsklimaat in Nederland en het heeft er nog nooit zo
slecht voor gestaan.
Minister Heinen:
Dat is echt totale kolder, maar daar ga ik verder niet op in, want dan
gaan we elkaar met lijstjes om de oren slaan en dat brengt het debat
niet verder.
Als er één ding is waar ik in het afgelopen jaar voor heb moeten
knokken, is dat het terugdraaien van zeer zware lastenverzwaringen. Die
kwamen wel vanuit de partij waar de heer Klaver lid van is, als we
elkaar in dezelfde terminologie benaderen. Het amendement-Van der Lee
verhoogde op alle fronten de belastingen: in box 2, in box 3, de inkoop
eigen aandelen. Het was een mokerslag voor het vestigingsklimaat. Elk
bedrijf dat je spreekt, kent één Kamerlid, de heer Van der Lee, vanwege
de indiening van dat amendement. Allemaal wisten ze: dit betekent de
nekslag voor het vestigingsklimaat.
Ik heb ongelofelijk veel politiek kapitaal moeten investeren in de
formatie om dit terug te draaien. Want er is geen partij die trek heeft
om dit soort investeringen terug te draaien, omdat je weet dat het voor
kiezers niet het eerste is waar je geld aan wilt besteden. Maar toch
moesten we dat doen, omdat we wisten dat ze in rijen opgesteld stonden
voor het vertrek uit Nederland. Dat was echt de doodsteek. Ik vind dat
dit wordt onderschat.
Er wordt te makkelijk over ondernemers gepraat als een stel graaiers,
die hier alleen maar de boel vervuilen. Uiteindelijk zorgen zij voor
onze welvaart. We zullen hen moeten koesteren. Ze investeren precies in
onderzoek en innovatie. Laten we alsjeblieft niet elke keer de
belastingen verhogen voor het bedrijfsleven. Ze gaan vertrekken, omdat
de belastingen te hoog zijn en de regeldruk te hoog is. Daar kunnen we
hier samen wat aan doen en dan kijk ik ook de heer Klaver aan.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
De minister begon met "laten we daar niet op ingaan", om vervolgens een
heel betoog te houden over mijn collega Van der Lee. Wat mij betreft,
kan het niet genoeg over de beste man gaan. Het is een van de allerbeste
parlementariërs die hier rondlopen.
Er wordt verwezen naar één debat dat er is geweest, waarin de heer Van
der Lee voorstellen heeft gedaan, en hoe funest dat allemaal geweest zou
zijn. Maar vervolgens is de VVD vijftien jaar lang verantwoordelijk
geweest voor het vestigingsklimaat in Nederland. Op één minister na zijn
alle ministers van Economische Zaken van de VVD geweest. Was er niet een
minister van Financiën van de VVD, dan was het wel een staatssecretaris
van Financiën van de VVD. Wat doen die staatssecretarissen ook alweer? O
ja, die gaan over belastingen. Het vestigingsklimaat in Nederland staat
er slechter voor dan ooit. Dat ligt niet aan de Tweede Kamer. Dat ligt
aan bewindspersonen van de VVD die niet hebben geleverd. Dat is hier aan
de hand. Het wordt tijd dat we dat gaan veranderen en dat er een nieuw
kabinet komt dat wel geeft om het vestigingsklimaat in Nederland, dat
wel wil investeren in de verdiencapaciteit door in publieke werken en
onderwijs te investeren in plaats van te bezuinigen. Alsjeblieft, meneer
Heinen, iets meer reflectie zou u passen.
Minister Heinen:
Laat ik één ding zeggen. Laat ik mijn waardering uitspreken voor het
geachte Kamerlid Van der Lee. Ik ben zeer op hem gesteld. Hij is een
goed parlementariër, ook al ben ik het op de inhoud vaak met hem oneens.
Als dat beeld zou leven, terwijl hij zich hier niet kan verdedigen, ziek
thuis zit en waarschijnlijk naar dit debat kijkt, wil ik tegen hem
zeggen: je bent een goede vent, maar iets te links.
Ik sta hier namens het kabinet en u spreekt mij aan in de rol van mijn
lidmaatschap van de VVD. Ik vind dat lastig, omdat ik vanuit het kabinet
hier sta. Het debat met de VVD moet u met de VVD-fractie voeren. Maar ik
loop er niet voor weg, want ik ben zelf natuurlijk ook verantwoordelijk.
Het kan niet zo zijn dat je voor alles wat er in de wereld gebeurt de
schuld bij een partij legt, maar dat je al het goede dat er is gebeurd,
onbenoemd laat. Het zou de heer Klaver sieren om te benoemen wat er
allemaal goed gaat. Dan wijs ik erop dat de inkomensongelijkheid is
afgenomen, dat de vermogensongelijkheid is afgenomen, dat de armoede is
afgenomen, dat de welvaart is toegenomen, dat de staatsschuld nog nooit
zo laag is geweest. Nederland is een van de gelukkigste landen ter
wereld. Dus als u mij zaken die mis zijn gegaan, kwalijk neemt, is dat
uw goed recht. Daar loop ik niet voor weg, doe dat. Maar noemt u dan ook
de zaken die goed zijn.
We vergeten in dit land weleens wat er allemaal goed gaat. Er gaat
ontzettend veel goed, maar de uitdagingen zijn groot. Die liggen bij de
welvaart en bij onze veiligheid. Ik had ontzettend veel zin om in deze
rol mijn energie te besteden om dat verder te verbeteren. Helaas is ons
dat niet gegund omdat het kabinet is gevallen. Een leuk debat, maar
volgens mij gaan we steeds meer stijlfiguren in en dat helpt de inhoud
niet verder.
De voorzitter:
Kort.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter, kort. Dat is niet helemaal waar, want volgens mij begon
ik met een compliment. Ik zei namelijk dat de overheidsfinanciën er
eigenlijk best wel goed voor staan en dat de staatsschuld ongekend laag
is. Op basis daarvan bouwde ik mijn betoog op en zei ik dat we nog meer
zouden kunnen investeren. Ik ben niet de beroerdste om te zeggen dat er
iets goed gaat. Dit is precies een punt waar het wel goed. Dat is ook
gebeurd in de jaren dat de VVD in het kabinet zit. Laten we dan ook
gebruikmaken van de ruimte die er is, zou ik willen zeggen, en laten we
niet nog verder gaan bezuinigen.
Minister Heinen:
Mooi. Voorzitter, met uw toestemming ga ik door, ook met het oog op de
klok. Dank voor dit leuke debatje. En dat allemaal naar aanleiding van
een vraag over de onderwijsbegroting.
Ik kom op een ander thema waarover ook een aantal vragen zijn gesteld.
Dat is het Noodfonds Energie. Er is veel aandacht voor en uiteraard is
dat terecht. Het kabinet onderschrijft het belang om mensen met een te
hoge energierekening die ze niet kunnen betalen te helpen. Laat dat
vooropstaan. Laat ik een misverstand wegnemen en laat ik de Kamer iets
toezeggen. Het budget staat nu in de Miljoenennota gereserveerd voor
2027-2028. Ik ben zeer bereid om dat naar voren te halen als dat nodig
is om het Energiefonds dit jaar verder vorm te geven. Daar zit echt geen
blokkade.
Het kabinet en de staatssecretaris van SZW werken er nu hard aan om
partijen aan boord te krijgen, zodat zij hun private aandeel leveren. Ik
ben daarover positief gestemd omdat ik energiemaatschappijen, onder
andere Essent en Eneco, in het Algemeen Dagblad heb horen zeggen dat ze
het noodfonds willen verlengen. Ik ga er dus ook vanuit dat zij hun
bijdrage zullen doen. Dat is nodig. We hebben een private en een
publieke bijdrage nodig om het noodfonds te kunnen voortzetten. Als het
enkel een publieke bijdrage is, dan lopen we mogelijkerwijs tegen
juridische grenzen aan, namelijk van staatssteun. Het is dus geen
politiek obstakel. De staatssecretaris van SZW heeft uw Kamer hierover
geïnformeerd.
De staatssecretaris is dus in gesprek met de partijen. Ik zie de
partijen zelf ook grote woorden gebruiken in de krant. Zij zeggen dat ze
het fonds willen verlengen. Nou, daad bij het woord alstublieft. Dan zal
het kabinet dat ook doen. De kasjaren, waarin het budget geprogrammeerd
staat, zal geen obstakel zijn. Dan halen we het naar voren.
Hiermee heb ik alle vragen over het Noodfonds Energie beantwoord. Ik
kijk even rond of er nog aanvullende vragen zijn. Nee? Ja, toch. Ik kon
het me al bijna niet voorstellen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik keek ook even naar mijn collega of die een vraag wilde stellen, maar
hij heeft het druk. Het lastige is dat dit de laatste vergaderdag is van
de Kamer in de huidige samenstelling. Wij willen deze winter mensen in
energiearmoede tegemoetkomen. Daar was het amendement in het voorjaar op
gericht. We weten dat het budget dat in het Tijdelijke Noodfonds Energie
zat, tekortschiet. Daardoor was het Tijdelijke Noodfonds Energie binnen
een week al dichtgezet. Het beste zou het zijn als het kabinet morgen
met de energiebedrijven aan tafel gaat zitten en afspreekt dat zij 25
miljoen bijstorten en het kabinet 50 miljoen. Dan kan het fonds weer
worden opengezet.
Ik snap dat dat route 1 is, maar route 2 moet ook niet ondenkbaar zijn.
Dat is namelijk dat je via spoedwetgeving de publieke route voorbereidt.
Daar zit natuurlijk spanning in, want hoe eerder je naar die publieke
route gaat, hoe meer de energiebedrijven denken dat dit de oplossing is.
Ik snap de spanning waarmee het kabinet te dealen heeft. Mag ik dan de
toezegging dat er deze winter hoe dan ook naar gestreefd wordt naar het
uitgeven van die 50 miljoen en misschien ook van die 60 miljoen van het
komend jaar, die al in de begroting staat, aan de doelgroep waarvoor het
bedoeld is? Dat is dus 110 miljoen euro bij elkaar. Dat is namelijk wat
nu een beetje boven de markt hangt. En dan moet het eigenlijk niet via
het scenario van de bijzondere bijstand, want dat is een heel ongericht,
lelijk scenario.
Minister Heinen:
De toezegging die ik doe, is de volgende. Het budget dat is
geprogrammeerd voor de latere jaren, kan naar voren gehaald worden. Daar
zal geen blokkade op zijn. De staatssecretaris voert deze gesprekken nu.
Ik zie de energiemaatschappijen zelf ook aangeven dat zij het willen
verlengen. Nogmaals, ik verwacht dat zij dan ook hun private bijdrage
doen. Het kabinet kan dan zijn publieke bijdrage doen. De suggesties die
de heer Grinwis heeft meegegeven in zijn termijn, over de afbakening van
de doelgroep, spoedwetgeving et cetera, heb ik al doorgegeven aan de
staatssecretaris. Ik kan mede namens hem de toezegging doen dat u binnen
twee weken bericht krijgt over deze specifieke vraag naar de
mogelijkheden en welke gekozen wordt. Nogmaals, de urgentie wordt echt
wel gevoeld.
Voorzitter. Er was ook een vraag van de heer Kouwenhoven over de
hersteltrajecten. Hij wees erop dat daar forse kosten aan verbonden
zijn. Dat klopt. Hij noemde een aantal bedragen die ik niet helemaal kon
plaatsen, maar hij heeft gelijk dat het gaat om grote bedragen in die
hersteltrajecten. Voor het toeslagenherstel is inmiddels 11,6 miljard
euro uitgegeven en begroot. Voor het schadeherstel in Groningen is
inmiddels 13,4 miljard euro uitgegeven en begroot. Dat is nog los van de
toezegging die het vorige kabinet heeft gedaan over de generatielange
betrokkenheid van de Staat, waarmee een bedrag is gemoeid dat cumulatief
oploopt tot, uit mijn hoofd, 11,5 miljard in 2055. Vergeeft u mij als ik
er een jaar naast zit.
De hersteloperaties zorgen voor veel kosten. Ik wijs er wel op dat de
Kamer dit kabinet en voorgaande kabinetten aanjaagt om daar voortvarend
mee aan de slag te gaan. Het beste is natuurlijk om te voorkomen dat je
ooit een hersteloperatie moet doen. Ik weet dat het vorige kabinet
hiermee bezig is geweest en dat ook dit kabinet ermee bezig is, mevrouw
Palmen uiteraard ook wat betreft de toeslagen.
De heer Kouwenhoven vroeg ook naar het realisme van de
defensie-uitgaven. Eigenlijk heb ik daar net al antwoord op gegeven in
het licht van de onderuitputtingsdiscussie. De minister van Defensie is
daar hard mee bezig. Hij geeft ook aan dat het steeds beter lukt om die
uitgaven te doen. Het heeft er ook mee te maken dat ook de aanbodzijde
van de defensie-industrie aan het opschalen is en steeds beter de extra
vraag kan absorberen. Dit leidt ertoe dat er minder onderuitputting
optreedt.
De heer Kouwenhoven had ook nog een vraag over de EU-afdrachten. Hij
wees op de voorgenomen korting op de 1,6 miljard. Ik kijk nu even wat
zijn specifieke vraag hierover was. Het klopt, die korting staat in de
begroting.
De voorzitter:
Dat is een uitgelokte interruptie. Die tellen we als een halve.
De heer Kouwenhoven (NSC):
En dan ronden we af naar beneden, voorzitter. De vraag was wat de
realiteitswaarde van die korting is.
Minister Heinen:
Ik heb natuurlijk net uitgebreid met mevrouw Van Dijk van gedachten
gewisseld over alle aannames in de begroting en hoe het kabinet daarnaar
kijkt. Ik wijs er wel op dat er in de formatie hogere bedragen voor de
korting werden voorgesteld. Daarvan heb ik gezegd dat me die niet
realistisch lijken.
Voorzitter. Dan een vraag over de hersteluitgaven en de
verbetermaatregelen WIA. Ook die vraag kwam van de heer Kouwenhoven — we
zitten in het blokje Kouwenhoven. Hij vraagt of het klopt dat er 1
miljard euro nodig is voor de kosten van de herstelactie WIA en de
kosten van de hervormingen in de WIA. De heer Kouwenhoven weet dat, want
zijn fractievoorzitter was de minister van SZW. Voor de verschillende
herstelacties in de WIA is nu in totaal ruim 120 miljoen euro
vrijgemaakt. Dat zit in de nabetaling en de uitvoering door het
UWV.
Hoeveel een hervorming van het arbeidsongeschiktheidsstelsel
uiteindelijk precies kost, is natuurlijk afhankelijk van de keuzes die
worden gemaakt. Ik wijs op de OCTAS — daar heeft de partij van de heer
Kouwenhoven ook vaak op gewezen — die verschillende voorstellen heeft
gedaan. Overigens loopt er ook nog een ibo, een interdepartementaal
beleidsonderzoek, naar de WIA. Het kabinet wacht eerst de uitkomst van
dat onderzoek af. Daarna is het uiteindelijk een politieke weging
hoeveel budget er wordt vrijgemaakt. Ik kan wel het licht laten schijnen
op de Voorjaarsnota. Daarin heeft het kabinet, toen de partij van de
heer Kouwenhoven daar nog onderdeel van uitmaakte, structureel 197
miljoen euro vrijgemaakt om in ieder geval een tweetal door de OCTAS
voorgestelde maatregelen alvast in de begroting te zetten.
Dan had de heer Kouwenhoven — we zitten nog steeds in het blokje
Kouwenhoven — nog een vraag over asielramingen. Die vraag hebben we al
in een eerder blokje met elkaar besproken.
De heer Vijlbrief stelde een vraag over de ODA-koppeling. Dat was een
vrij open vraag. Laat ik er het volgende over zeggen. Het kabinet heeft
tijdens de voorjaarsnotabesluitvorming besloten het ODA-budget wel weer
te koppelen aan de ontwikkeling van het bni. Enkele fracties in de Kamer
waren het er echter niet mee eens dat in de Miljoennota de bni-koppeling
is losgelaten, omdat dat een eenmalige bijstelling was die een flinke
extra investering in het ontwikkelingsbudget zou betekenen. Het kabinet
heeft besloten die middelen voor andere zaken in te zetten, onder andere
voor defensie-investeringen.
De manier van koppelen waarvoor nu weer gekozen is bij de
voorjaarsbesluitvorming, betekent dat de verhouding tussen het
ODA-budget, zeg maar de teller, en het bni, zeg maar de noemer, nu wel
weer gelijk blijft. Als dus het bni met 1% stijgt, stijgt ook het
ODA-budget met 1%. In die zin is die koppeling dus weer terug. Dat
betekent niet dat het weer naar die 0,7% groeit, wat een aantal partijen
het liefst zou zien. Dat zou echter extra budget betekenen, en dat
budget hebben wij niet vrijgemaakt in deze Miljoenennota.
De heer Flach (SGP):
Dit klinkt geruststellender dan het is. De koppeling is hersteld, alleen
op een veel lager niveau. Het is alsof je de helft van de motor uit je
auto sloopt en zegt: hij heeft nog steeds vol vermogen. Maar dat is dan
wel de helft van het vermogen. Zou de minister in de compleetheid van
zijn antwoord willen betrekken dat er eigenlijk gewoon sprake is van een
structurele forse verlaging van de ontwikkelingssamenwerking? Ik wil in
ieder geval genoteerd hebben dat de SGP daarover erg teleurgesteld
is.
Minister Heinen:
De heer Flach heeft dat in eerdere debatten inderdaad ook naar voren
gebracht. Het klopt dat dit kabinet ervoor heeft gekozen om het budget
voor ontwikkelingssamenwerking te korten, omdat die middelen naar de
mening van het kabinet nodig waren om te investeren in Defensie, ook in
het licht van de geopolitieke ontwikkelingen en de afgenomen veiligheid
die wij zien.
De heer Flach had ook nog een vraag over het kindgebonden budget. Nu ben
ik dus bij het blokje-Flach aangekomen. Bij de Voorjaarsnota 2025 — dat
was dus dit jaar — is besloten om het kindgebonden budget voor hogere
inkomens vanaf 2027 sneller af te bouwen. We hebben dus nog even. Dat
leverde 300 miljoen op. Dat kwam voort uit de analyse dat het
kindgebonden budget zeer is toegenomen en dat ook steeds meer hogere
inkomens daarvoor in aanmerking kwamen, terwijl het oorspronkelijk de
gedachte was om het vooral voor de lage inkomens in te zetten. Dat is de
reden waarom het kabinet daar in de Voorjaarsnota voor heeft gekozen.
Daar is ook een debat over geweest bij de Voorjaarsnota. De heer Flach
heeft daarover ook moties ingediend.
Naar aanleiding daarvan zijn er verschillende varianten van het tweede
afbouwpunt overwogen. Nou gaan we even de techniek in. In de memorie van
toelichting bij het wetsvoorstel wordt uitgebreid stilgestaan bij de
verschillende varianten. Dat is conform de motie-Flach. De keuze moet
nog gemaakt worden, want de wet moet nog naar de Kamer. Bij die keuze
moet een afweging gemaakt worden tussen enerzijds de marginale druk, die
we zo laag mogelijk willen houden, en de kans op terugvorderingen, die
we uiteraard ook zo laag mogelijk willen houden.
De gekozen oplossing is een tweede afbouwpunt vanaf een toetsingsinkomen
van €60.000. Die oplossing acht de regering het meest in evenwicht met
de twee voorwaarden die ik zojuist schetste. De wet start deze maand met
de internetconsultatie. Daarna komt de wet naar de Kamer. Nogmaals, er
zijn verschillende varianten beschreven in de memorie van toelichting,
om ook tegemoet te komen aan de motie-Flach. Dan is het aan het
Kamerdebat om die discussie verder uit te benen wat betreft het anders
vormgeven van knikpunten, afbouwpaden, opbouwpercentages et cetera. We
hebben in de memorie van toelichting zo veel mogelijk inzichtelijk
gemaakt wat de opties zijn.
De heer Flach (SGP):
Technisch klopt dit allemaal, maar ik heb in mijn bijdrage gezegd dat de
afbouw van, of de stevige bezuiniging op, het kindgebonden budget zoals
die in deze begroting zit voor een gezin dat anderhalf keer modaal
verdient en twee kinderen heeft €500 per jaar kost. Dat vind ik een
ongekend stevige ingreep in de portemonnee van middeninkomens. De
volgende vraag dringt zich dan op. Er werd verwezen naar de motie-Flach,
die ik overigens samen met collega Van der Lee heb ingediend. Die motie
heeft een Kamermeerderheid gekregen. Die verzoekt de regering het
oorspronkelijke voorstel aan te passen door het extra knikpunt hoger te
leggen of door de vermogensgrens te veranderen. Met andere woorden, we
wilden die bezuiniging niet en toch zit die in deze begroting. Waarom is
de motie niet uitgevoerd, zoals de wens van de Kamer is?
Minister Heinen:
Dan moet ik even de moties erbij halen. Naar mijn beste weten riep de
motie op om verschillende varianten in kaart te brengen om de keuze van
het kabinet inderdaad anders vorm te geven. Dat is in de memorie van
toelichting gezet. Maar naar mijn beste weten is er geen budget
aangeleverd om deze maatregel voor 300 miljoen terug te draaien. Als de
heer Flach een motie heeft waarin de dekking wel staat en die een
meerderheid in deze Kamer heeft, dan hoor ik het graag. Daar kunnen we
ook even de schorsing voor gebruiken. Maar dat kan ik mij niet
herinneren.
Het is natuurlijk wel een beetje flauw om één maatregel eruit te lichten
en het beeld neer te zetten van: dat kost gezinnen dus zoveel. Een
totaal koopkrachtpakket heeft namelijk meerdere maatregelen. Het
kindgebonden budget is inderdaad voor een deel afgebouwd voor een
bepaald inkomenstraject, maar daar staan ook maatregelen tegenover. Dit
kabinet heeft zo'n 5 miljard aan lastenverlichting doorgevoerd,
waaronder een extra schijf in de inkomstenbelasting. Daarover hadden we
het al aan het begin van dit debat. Dat is dat middentarief. Daarvan
profiteren partijen ... Excuus, daar profiteren inkomensgroepen ook weer
van. Uit de totaliteit van toeslagen, heffingskortingen en
belastingtarieven maken we een koopkrachtbeeld. Dat is over alle
inkomensgroepen positief.
Dat neemt niet weg dat de heer Flach inderdaad altijd een strijd voert
op dit onderwerp. Dat begrijp ik goed, maar het is wel even de vraag hoe
we het dekken als je deze hele maatregel zou terugdraaien. Nogmaals, de
wet komt nog naar de Kamer. Uw Kamer kan daar dus ook nog van alles van
vinden.
De heer Flach (SGP):
Dat ga ik ook zeker doen bij de behandeling van die wet. De SGP maakt
inderdaad al jarenlang een punt van de portemonnee van gezinnen juist in
die groep van middeninkomens, omdat die het gewoon erg zwaar hebben. We
hebben daar ook aparte debatten over gevoerd. Ik ben het eens met de
minister dat je niet één element eruit moet pakken en zeggen "o, daar
heb je op bezuinigd", als het totale plaatje best prima is. Ware het
niet dat het niet de eenzame strijd van de heer Flach was om hiervoor op
te komen; het was de meerderheid van de Kamer die specifiek op dit punt
de minister niet gevraagd heeft om eens wat varianten in beeld te
brengen. Nee, de Kamermeerderheid heeft nadrukkelijk twee varianten
meegegeven aan de minister: doe dit of doe dat.
Het is dan ook flauw om te zeggen dat daar dekking bij moet. Nee, dat
gaat mee in die totale besluitvorming richting de begroting. Daarin
vindt een totale herallocatie plaats van middelen. Die taak lag bij de
minister zelf, maar we hebben hem wel meegegeven waar hij juist niet op
moest bezuinigen. Toch heeft de minister voor precies die bezuiniging
gekozen. Ik zou graag de toezegging willen hebben dat dat gewoon een
foutje was of een uitglijder — dat mag allemaal; in zo'n hele begroting
kan dat voorkomen — en dat hij hierop met een nota van wijziging zou
willen komen.
Minister Heinen:
Nee, dat ga ik niet doen, omdat de dekking hier nu ontbreekt. Ik snap
het vertrekpunt van de heer Flach. Ik denk dat wij verschillende
aannames hebben gehad bij de behandeling destijds van die motie. Dat
leidt ook tot andere conclusies in dit debat, en daarom staan wij nu
tegenover elkaar. Ik zit nu wel te zoeken ... De begroting is nu zoals
die is. Als de heer Flach op het kindgebonden budget de Kamer achter
zich verenigt en mij bij meerderheid verzoekt om daar een aanpassing op
te doen, dan zou ik ook aan de Kamer vragen wat daar dan de dekking van
is, want ik kan geen ongedekte verzoeken verwerken. Ik snap de
teleurstelling. Ik vind het spijtig om te moeten constateren dat er
verschillende vertrekpunten zijn geweest bij dit debat.
De heer Flach (SGP):
Tot slot. Ik worstel een beetje met de volgorde van hoe het hier nu
gaat. Wij hebben netjes bij de Voorjaarsnota een motie ingediend. Dan
heeft het kabinet bij het vaststellen van de Miljoenennota en alle
begrotingen de ruimte om te schuiven in dekkingen om deze wens van de
Kamer een plek te geven. Vervolgens ligt er een fait accompli en wordt
er nu gezegd "de Kamer moet maar weer met een dekking komen". Nee, het
was het kabinet dat de mogelijkheid had om deze bezuiniging niet te
doen! Toch heeft het kabinet daar wel voor gekozen. Om dan nu de bal
terug te leggen, van: "dan moet de heer Flach maar weer zorgen dat hij
een meerderheid achter een dekking krijgt" ... Ja, dan blijf ik rondjes
rennen. Dat vind ik dan wel de omgekeerde werkelijkheid.
Minister Heinen:
Het was niet mijn bedoeling om het op deze flauwe manier neer te zetten.
Maar als er wijzigingen komen, dan moeten die ook gedekt zijn. Daar
blijf ik wel bij. Maar deze wet komt dus nog bij de Kamer. Eerst gaat
die in internetconsultatie, met in de memorie van toelichting
verschillende varianten. Die wet wordt nog behandeld en grijpt in op het
jaar 2027. We zitten nu in 2025 en er is dus echt nog alle tijd om met
elkaar dit debat te voeren en te kijken naar de goede vormgeving.
Ik vind wel dat we dat in het licht moeten doen van de totale
koopkrachtplaatjes. Daarom heeft het kabinet in deze Miljoenennota
gestreefd naar een zo evenwichtig mogelijk koopkrachtbeeld van alle
inkomensgroepen. Je zou het inkomensplaatje dat hier nu ligt, bijna
uittekenen als je het op stelling zou doen. Dat kwam vanuit de gedachte
dat wij demissionair zijn en ook om breed draagvlak te zoeken. Daarin
heeft dit kabinet dus ook een poging gedaan om de heer Flach tegemoet te
komen. We hebben hem daarin teleurgesteld. Dat vind ik spijtig om te
moeten horen, maar dat is wel de situatie zoals die nu is. Als er
aanpassingen worden gedaan, zullen we toch weer naar een dekking moeten
zoeken.
De voorzitter:
Prima. Kan de minister al een beetje afronden?
Minister Heinen:
Zeker. Ja, er zijn nog een paar vragen en dan ga ik naar de
afronding.
Zo was er nog een vraag van mevrouw Teunissen. Zij kan, denk ik, nu niet
bij dit debat aanwezig zijn, als ik naar de bankjes kijk. Zij had mij
gevraagd naar de kosten van nietsdoen voor het klimaat en naar de kosten
van de milieuschade. Dat is natuurlijk een beetje een retorische vraag,
want ze had die cijfers natuurlijk zelf ook paraat. Maar ik ben het eens
met mevrouw Teunissen dat er ook kosten zijn verbonden aan
niet-handelen. De minister van KGG heeft daarom bij de Voorjaarsnota ook
een pakket met maatregelen afgekondigd, die emissies tegengaan.
Verschillende instanties zoals CE Delft en het PBL hebben schattingen
gemaakt die inzichtelijk maken wat de kosten zijn als je daar geen
beleid op voert. Die schattingen heeft de Kamer allemaal.
Aangezien mevrouw Teunissen niet aanwezig is bij dit debat, wil ik dan
doorgaan naar nog een laatste vraag in deze categorie, van de heer Dijk.
Hij is inmiddels wel binnen. De agenda's zijn druk in het parlement. Ik
hoor dat de trein drie uur vertraging had, maar het is 17.00 uur. Dat
roept wel de vraag op wanneer de heer Dijk van huis is vertrokken! Nou,
het is hem vergeven.
De heer Dijk vroeg waarom een aantal moties niet zijn uitgevoerd. Ik
snap die frustratie goed. Ik heb er een paar uitgezocht in de korte tijd
die we hadden. Ik moet eerlijk zeggen dat het vooral om de dekking ging.
Ik zag de motie-Dijk, over het schrappen van bezuinigingen op de zorg.
Dat was een sympathieke motie, maar volgens de analyse die wij maken,
zat er geen deugdelijke dekking bij. De motie-Dobbe ging over het
schrappen van de bezuiniging op het Gemeentefonds en de motie-Dassen
over het stapsgewijs verhogen van het minimumloon. Daarvan was de
appreciatie dat de dekking niet deugdelijk was. Dat was dus geen
flauwigheidje, maar die konden we gewoon niet uitvoeren binnen de
spelregels die we met elkaar hanteren.
Soms zijn er ook moties die uitvoeringstechnisch tegen de grenzen van
het mogelijke aanlopen en daardoor ook niet uitgevoerd kunnen worden.
Maar als een motie niet wordt uitgevoerd, wordt dat uitgebreid besproken
in de ministerraad. Zo zijn de verhoudingen ook. De Kamer moet daar dan
over geïnformeerd worden. Als er dus een omissie in is, dan hoor ik dat
graag, maar als het goed is heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over
moties die niet uitgevoerd worden en over de reden waarom dat niet
gebeurt.
Voorzitter. Er waren nog een paar laatste vragen. Een daarvan was van de
heer Van Dijck en ging over de Europese meerjarenbegroting, maar die
hebben we eigenlijk al in een interruptiedebatje met elkaar
langsgelopen.
Er was nog één laatste vraag, over TenneT, van de heer Kouwenhoven. Hij
vraagt of ik kan toezeggen dat de opbrengsten van de verkoop van TenneT
ten goede komen aan de netcapaciteit. Zoals ik uw Kamer in de Kamerbrief
heb geïnformeerd, zowel vertrouwelijk als openbaar, levert de
gedeeltelijke verkoop van TenneT Duitsland geen directe opbrengsten op
voor de rijksbegroting. Dat geld wordt namelijk direct geïnvesteerd in
TenneT Duitsland. Het voorkomt daarmee wel dat de Nederlandse staat
miljarden in TenneT Duitsland moet investeren. Dat was natuurlijk de
reden waarom we private partijen hebben gezocht om in dit bedrijf te
investeren. Maar we hebben uw Kamer hier uitgebreid over geïnformeerd.
Ik kijk even de heer Kouwenhoven aan om te zien of dat nog aanleiding
geeft tot een aanvullende vraag.
De voorzitter:
Nee, hoor. Hij weet alles.
Minister Heinen:
Haha!
De voorzitter:
Dit was het einde van het betoog?
Minister Heinen:
Hiermee ben ik aan het einde gekomen van mijn termijn, voorzitter.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Dank aan de minister voor deze bijdrage. Achter mijn vraag, ook in
relatie tot de kosten die ik had genoemd — de minister noemde dat zo
vriendelijk het "blokje-Kouwenhoven" — zat ook wel een gedachte van:
welke rol dicht de minister hemzelf en het ministerie van Financiën toe
wanneer er sprake is van situaties waarin wat betreft de
realiteitswaarde de wens de vader van de gedachte is? Het gaat over dat
gedeelte, maar ook over situaties … Ik heb een rekening heb genoemd, die
ik "de rekening van het kabinetten-Rutte" noemde.
Dat is de incidentele kant, maar ik heb ook de structurele kant genoemd,
die ook ging over stikstof en al die andere zaken. Mijn vraag was: welke
rol dicht de minister zichzelf en het ministerie toe om ook richting de
collega's te kijken naar zaken zoals de kosten-batenanalyses, maar ook
naar zaken die misgaan en directe impact hebben op de schatkist? Dat is
dus meer dan de collegiale kant. Dat gaat om de rol van niet alleen
hoeder van het EMU-saldo, maar ook goeder van de nationale schatkist en
economie.
Minister Heinen:
Ik zie daarin een bijzonder grote rol die ik mag vervullen en een grote
verantwoordelijkheid. Ik heb daar in de introductie uitgebreid bij
stilgestaan. Ik voel mij hier geleid door de meest sexy wet die we
hebben, namelijk de Comptabiliteitswet, en dan voornamelijk artikel 3.1
daarvan, die natuurlijk ook gaat over de doelmatigheid van de uitgaven
en bij alle financieel woordvoerders op het nachtkastje ligt.
Voorzitter. Daarmee ben ik aan het einde gekomen van de vragen die mij
zijn gesteld, maar wellicht heeft de heer Tony van Dijck nog een vraag
over het nachtkastje.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik heb er in de eerste termijn niets over gezegd, maar deze minister
klopt zichzelf op de borst vanwege die deal met TenneT van 8,5 miljard.
Op een grote pagina in Het Financieele Dagblad stond dat dat zo'n mooie
deal was. Maar het levert niks op! Het levert niks op voor TenneT
Nederland. Het levert niks op voor de congestie waar wij in Nederland
mee te maken hebben. Hij verkoopt 50% van de aandelen voor 8,5 miljard
en hij investeert weer voor 8,5 miljard in datzelfde Tennet Duitsland.
Dat is toch een superslechte deal? Kan de minister mij uitleggen waarom
hij vindt dat dit een goede deal is?
Minister Heinen:
Dat zal ik zo kort mogelijk proberen te doen. We hebben TenneT gesplitst
in TenneT Nederland en TenneT Duitsland vanuit de gedachte dat TenneT
voor grote investeringen staat en dat we hier in de Kamer vaak debatten
hebben gevoerd over de beperkingen die er zijn, als we het plat zeggen,
aan het steken van Nederlands belastinggeld in buitenlandse
activiteiten. Dat was naar aanleiding van de Nota Deelnemingenbeleid.
Voor TenneT Nederland hebben we een oplossing gevonden waarin TenneT
zelf op de kapitaalmarkt met een staatsgarantie kan lenen. Die heb ik
aan de Kamer doen toekomen. Ik proefde daar ook een ruime meerderheid en
steun voor die koers. Dan bleef over TenneT Duitsland, dat ook een
kapitaalbehoefte heeft. Drie partijen hebben een consortium gevormd en
hebben aangegeven te willen investeren in TenneT, dus niet in mij maar
in TenneT. Ze hebben 9,5 miljard aan kapitaalinvesteringen willen doen,
terwijl de behoefte 8,5 miljard is. Daardoor hebben we nog een buffer
van 1 miljard om schokken te kunnen opvangen. In ruil daarvoor hebben we
voornamelijk over het eigen vermogen besproken wat dan de
aandeelhouderswaarde was. Die kwam ongeveer boven de 10 miljard uit. Dat
is hetzelfde als wanneer je het op de beurs zou verkopen. Dan zou je op
eenzelfde waarde uitkomen. We hebben dus gekozen voor het consortium.
Als je 9 miljard investeert, komt de waarde van het eigen vermogen
overeen met een aandeelhouderswaarde van 46%. Dat betekent dat de
Nederlandse Staat niet meer hoeft te investeren in TenneT. De
reservering van 7,3 miljard, die ik op de aanvullende post had staan, om
ook vertrouwen naar de markt uit te stralen, komt vrij te vallen. Die
komt ten goede aan de EMU-schuld; niet aan het saldo, want het is niet
saldorelevant. Het voordeel van deze constructie is dat ook de Duitse
overheid zegt: dan stappen wij in. Als de Duitse overheid zou besluiten
ook voor ongeveer een kwart in te stappen en als ik verder ga verkopen,
dan zou dat op basis van deze aandeelhouderswaarde overeenkomen met zo'n
4 miljard tot 5 miljard. Dat bedrag komt wél ten goede aan de staatskas.
Dan is het natuurlijk een politieke weging wat we met dat geld doen.
Mijn oproep zou zijn om dat vooral te gebruiken om te investeren in de
verdiencapaciteit van Nederland.
Voorzitter. Hiermee heb ik een samenvatting gegeven van de hele
TenneT-constructie.
De voorzitter:
Heel goed.
Minister Heinen:
Ik denk dat dit een goede deal is.
De voorzitter:
Dank u wel. Hogelijk gewaardeerd. Tot zover de bijdrage van de minister.
De heer Van Dijck is door zijn interrupties heen. Hij kan dus nog bij de
interruptiemicrofoon blijven staan tot hij een ons weegt.
Minister Heinen:
Dan ga ik zitten, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank de minister en geef graag het woord aan de staatssecretaris. Ik
begrijp nu dat hij even twee minuten wil schorsen. Dan schors ik twee
minuten en daarna gaan we luisteren naar de staatssecretaris.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u, voorzitter. En ook hartelijk dank voor deze korte schorsing. Ik
wil de leden bedanken voor hun inbreng. Voordat ik toekom aan de
beantwoording van de vragen, zou ik die heel graag kort willen
inleiden.
Het is al een aantal keren gezegd dat wij hier vandaag staan namens een
dubbel demissionair kabinet. Dat ziet u terug in de plannen. Maar
belangrijke fiscale onderwerpen en wijzigingen kunnen niet wachten. Een
van die onderwerpen is box 3. Met het wetsvoorstel Werkelijk rendement
box 3 hoop ik binnenkort, als het lukt dit jaar nog, met u verdere
stappen te kunnen zetten. Ik vind het echt heel belangrijk dat we uit de
impasse komen en op basis van werkelijk rendement gaan belasten vanaf
2028.
Dan kom ik bij het pakket Belastingplan. In het Belastingplan zitten een
aantal maatregelen die ook niet kunnen wachten en waar mensen echt iets
aan hebben, zoals de verlenging van de accijnskorting op benzine, diesel
en lpg, de aanpassingen van de erf- en de schenkbelasting, en de
maatregelen om elektrisch rijden te stimuleren. Ik kijk ernaar uit om
daarover in november met u in debat te gaan.
Ik wil de komende tijd graag met uw Kamer werken aan gedegen wetgeving
en ik hoop daarbij op een vruchtbare samenwerking met uw Kamer.
Dan kom ik nu bij de gestelde vragen. De eerste vraag, die van de heer
Van Dijck over het CBAM, is deels al beantwoord door de minister. Maar
de heer Van Dijck vroeg ook nog wat dat CBAM betekent voor de inflatie.
Dat deel van de vraag wil ik graag beantwoorden. Door CBAM neemt de
belasting op geïmporteerde CBAM-goederen van buiten de Europese Unie
toe. Dit zorgt voor een gelijk speelveld voor Europese en dus ook
Nederlandse producenten. Het kan een opwaarts effect op inflatie hebben.
Hoeveel precies, is moeilijk te bepalen, omdat verkopers hun winstmarge
verkleinen om de impact van CBAM op de prijs te beperken. De Europese
Commissie komt voor 1 januari 2028 met een verslag waarin onder andere
de inflatie aan de orde komt.
Dan had ik ook heel wat voorbereid over de buffelboete, maar ik denk dat
de minister dat heel uitgebreid beantwoord heeft; mijn complimenten,
want ik had het niet beter kunnen doen. Dat wil ik dus overslaan.
De voorzitter:
We kunnen het woord ook niet meer horen!
Staatssecretaris Heijnen:
Dan kom ik bij een vraag van mevrouw Van Eijk over de verhoging van het
forfait voor overige bezittingen en de moties bij de Wet
tegenbewijsregeling. Allereerst over het forfait. De derving van het
uitstellen van het nieuwe box 3-stelsel wordt gedekt met een verhoging
van het forfait voor overige bezittingen en een verlaging van het
heffingsvrij vermogen. In het voorjaar heeft het kabinet dit integraal
gewogen en besloten om deze maatregelen te nemen. Hiermee wordt de
derving volledig gedekt binnen het domein van box 3. De huidige
kasuitgaven bieden geen beeld van de uiteindelijke budgettaire opgave
van de hersteloperatie. Zoals u weet is die eigenlijk ook pas sinds een
aantal weken concreet begonnen.
Dan over de moties. Bij de behandeling van de Wet tegenbewijsregeling
zijn er twee moties van mevrouw Van Eijk aangenomen. Een roept op tot
overleg met betrokken partijen, zoals particuliere verhuurders en
eigenaren van rijksmonumenten. Het kabinet is voornemens om de Kamer nog
dit jaar te informeren over de uitkomsten van deze overleggen. Ook is er
een motie aangenomen waarin wordt verzocht om het IV-portfolio van de
Belastingdienst zodanig te prioriteren dat invoering van het box
3-stelsel op basis van werkelijk rendement per 1 januari 2028 wordt
gerealiseerd. Zoals gezegd vindt het kabinet het van groot belang dat de
datum van 1 januari 2028 wordt gehaald en aanvaardt het deze motie ook
als steun voor dit beleid. Deze planning is haalbaar indien het
wetsvoorstel uiterlijk 15 maart 2026 is aangenomen door de Tweede
Kamer.
Dan een vraag van de heer Kouwenhoven over de hersteloperaties box 3,
over de 16 miljard aan kosten en of ik uitstel verwacht van de Wet
werkelijk rendement. Dat laatste heb ik eigenlijk al min of meer
beantwoord. Het klopt, in totaal is 16,6 miljard aan derving ingeboekt
in relatie tot box 3. Dit betreft de hersteloperatie naar aanleiding van
het Kerstarrest en de Wet tegenbewijsregeling. Zoals gezegd: indien het
wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 uiterlijk 15 maart 2026 wordt
aangenomen door uw Kamer, kan deze per 1 januari 2028 in werking treden.
Uw Kamer heeft aangegeven — en daar zijn wij heel blij mee — de wet
spoedig te willen behandelen. Op dit moment verwacht ik dus geen
uitstel.
Dan heb ik een aantal vragen van de heer Flach. De heer Flach vraagt
welke richting het kabinet op wil met de brandstofaccijnzen. Mijn
voorganger heeft in juli een contourenbrief gestuurd over de toekomst
van het autogebruik in het fiscale domein. Het is al vaker gezegd, dit
kabinet is demissionair en dus is het aan een volgend kabinet om te
bepalen hoe het hiermee om wil gaan. Dat geldt ook voor de
brandstofaccijnzen. Dit kabinet stelt wel voor om de verlaging van deze
accijnzen incidenteel door te trekken. Als u het mij persoonlijk vraagt,
ook als Limburger woonachtig in de grensregio, ben ik van mening dat het
van belang is dat de verschillen aan de pomp met buurlanden niet te
groot worden. Dit is ook in lijn met de brief die het kabinet in juli
met uw Kamer heeft gedeeld.
Een volgende vraag van de heer Flach: of ik kan reageren op de
impactanalyse btw en de gevolgen hiervan voor de opbrengst van deze
maatregel. Het kabinet heeft steeds erkend dat het afschaffen van het
verlaagde btw-tarief voor de betrokken sector impactvol is. Zo blijkt
ook uit de impactanalyse dat het omzetverlies tussen 6,5% en 22% kan
liggen. Tegelijkertijd merken wij op dat het verlaagde btw-tarief in
zijn algemeenheid niet doelmatig is en dat de middelen die hiermee
binnenkomen zijn ingezet om de koopkracht te ondersteunen. De uitkomsten
van de impactanalyse leiden niet tot een aanpassing van de raming. In de
raming is namelijk verondersteld dat minder uitgaven aan overnachtingen
leiden tot hogere uitgaven aan andere goederen en diensten, een
constante spaarquote dus. Daarnaast is ook in de raming rekening
gehouden met de grenseffecten.
Een volgende vraag van de heer Flach ging over de voortgang van het
opschonen van het btw-handboek. Het kabinet heeft gekeken of opschoning
daarvan ten behoeve van de btw-vereenvoudiging mogelijk is. De uitkomst
is dat aanpassingen in het handboek niet leiden tot vereenvoudiging van
de btw. Het handboek geeft enkel duidelijkheid en duiding bij de
toepassing van bestaande verlaagde btw-tarieven. Alleen het schrappen
van verlaagde btw-tarieven als zodanig kan de gewenste vereenvoudiging
van de btw opleveren. Dergelijke beleidsaanpassingen zijn uiteraard aan
een volgend kabinet. Daarbij kan het ambtelijk rapport Kansen voor
lagere tarieven en beter beleid - Aanpak fiscale regelingen voor een
eenvoudiger en beter belastingstelsel uiteraard behulpzaam zijn. Dit
rapport is op 30 juli 2025 aan uw Kamer verzonden. Volgens mij heeft u
daar ook een technische briefing over gehad. Het bevat een heel cluster
over de vereenvoudiging van de btw.
De vierde vraag van de heer Flach was of ik de inzet deel om de
inkomstenbelasting in het vervolg ongemoeid te laten. Ik begrijp de
vraag en de terughoudendheid van de heer Flach heel goed. Het dekken van
het behoud van het lage btw-tarief door het beperkt toepassen van de
tabelcorrectiefactor heeft echter een zeer beperkt effect op de
koopkracht. Voor de groep van alle huishoudens is het inkomenseffect
-0,1%. Dit is tevens het effect naar inkomstenbron. Ook voor de
verschillende huishoudtypes is het effect -0,1%. Andere dekkingsopties
binnen het inkomstendomein zouden naar verwachting een vergelijkbaar
effect hebben gehad op de koopkracht. De gevolgen voor de mediane
koopkracht van huishoudens zijn daarmee naar verwachting nagenoeg gelijk
aan de gevolgen van het verhogen van het verlaagde btw-tarief. In zijn
algemeenheid merk ik nog op dat alle dekkingsopties voor- en nadelen
hebben. Dat vraagt altijd om een integrale weging, maar dat is
bekend.
Voorzitter. Dat waren de vragen die ik heb gekregen en wilde
beantwoorden.
De voorzitter:
Wilde u daar nog iets aan toevoegen?
Staatssecretaris Heijnen:
Nee, dat was het.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan heb ik toch nog een vraag aan deze nog betrekkelijk jonge
staatssecretaris qua aantal dagen als staatssecretaris in Den Haag. Hij
heeft een aantal oude dossiers geërfd, waaronder box 3. In het
Belastingplan, dat deze staatssecretaris ook de facto geërfd heeft en
binnenkort mag gaan verdedigen, zit toch eigenlijk een hele vervelende
verhoging van het percentage forfaitair rendement voor de categorie
overige beleggingen, van 5,88% naar 7,78%, inclusief ook nog eens een
verlaging van het heffingsvrije vermogen. Met name dat percentage steekt
velen als een graat in de keel, omdat het meer budgetgedreven overkomt
dan dat er een daadwerkelijk stevige analyse onder ligt dat die
verhoging nu gerechtvaardigd is. Wat is nou de ambitie van de
staatssecretaris in dezen? Wil hij het Belastingplan zo, ongewijzigd,
door de Kamer gaan trekken of bezint hij zich nog op een alternatieve
dekking voor die 1,9% extra forfaitair rendement bij de categorie
overige beleggingen, die op dit moment ook de verhuurmarkt extra hard
raakt?
Staatssecretaris Heijnen:
Dank voor het compliment. Het tweede deel van de zin had niet
uitgesproken hoeven worden, maar dat terzijde.
De verhoging van 1,78% leidt budgettair tot een bepaalde uitkomst — dat
klopt — maar is wel gebaseerd op een onderzoek van SEO op basis van de
bruto huurwaarde. Dat heeft ertoe geleid dat er voor die 1,78% verhoging
is gekozen. Dus ja, het heeft een bepaald budgettair effect, en ja, het
is een grote verhoging, maar er zitten wel een onderzoek, een basis en
een analyse onder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Uiteindelijk zijn wij politici en politieke bestuurders en moeten wij
een afweging maken of het redelijk is. Als we nu kijken naar de
ontwikkeling op de huurmarkt, zien we dat die behoorlijk desastreus is.
Dat heeft echt niet alleen te maken met de Wet betaalbare huur.
Natuurlijk is dat ook een factor, en dat wil ik heus ruiterlijk
toegeven, maar je hoort met name heel vaak box 3 als reden, met de
beperking van de leegwaarderatio een paar jaar geleden en nu deze extra
verhoging in de overbruggingsfase. Wat is nou de ambitie van de
staatssecretaris? Wat wil hij hier de komende weken, nog voordat wij met
elkaar het debat gaan voeren over het Belastingplan, nog aan doen? Wat
wil hij op een rijtje zetten? Wat kan hij aan de Kamer toezeggen?
Misschien wil ik niet eens per se een nota van wijziging. Het liefst wel
natuurlijk, maar welke alternatieven zijn er nog? Wat zijn de
vrijheidsgraden om hier nog wat aan te doen?
Staatssecretaris Heijnen:
Laat ik beginnen met te zeggen dat ik denk dat het heel belangrijk is
dat de Wet werkelijk rendement box 3 in 2028 ingaat. Daar sprak ik al
over. Want dan zijn we van dit percentage af en wordt eindelijk het
werkelijk rendement belast. Dat is, denk ik, mijn eerste ambitie.
De tweede vraag vind ik een goede vraag. Wellicht dat er mogelijkheden
zijn. Maar zoals u weet en mijn buurman ook aangaf, zal daarvoor wel
dekking gevonden moeten worden. En ik denk dat het daarbij gaat om
dekking — ik kijk even naar links — binnen hetzelfde domein. Dus, ja, ik
wil daarover zeker van gedachten wisselen en in november, als we
hierover een wetgevingsoverleg hebben, kunnen we daarover verder van
gedachten wisselen. Maar zoals het er nu voorstaat, zou ik dit willen
handhaven, tenzij er andere goede alternatieven zijn.
De heer Flach (SGP):
Ik ga even door op die graat in de keel bij de box 3-forfaits. Is de
staatssecretaris niet bang dat beleggers juist door dat hoge forfait hun
toevlucht nemen tot risicovollere beleggingen, om maar aan dat
veronderstelde percentage te komen dat de wetgever kennelijk bedacht
heeft? Dat is de ene kant. Aan de andere kant noem ik de
brutohuurwaarde, want dit betekent gewoon dat je de stijging van de
waarde van het vastgoed nu alvast belast, terwijl die volstrekt niet
liquide is. Die zit immers gewoon in de panden. Die panden worden
misschien pas over twintig jaar verkocht, terwijl je wel jaar op jaar
belasting aan het betalen bent. De vraag is dus tweeledig: vrees voor
risicovolle beleggingen en het oneigenlijk naar voren halen van
belasting op toekomstige winsten van woningverhuurders.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank voor deze vragen. Het zijn goede vragen; het zijn ook vragen die
mij bezighouden. Ik begin met de tweede vraag. Ik feite gebeurt er niets
anders dan onder de wet die er nu is. Dat is ook door de Hoge Raad
bevestigd. Het enige wat de Hoge Raad heeft gezegd, is: je moet de
mogelijkheid bieden tot tegenbewijs. Als je kunt aantonen dat het
werkelijke rendement lager is dan het veronderstelde rendement, hoef je
niet over het veronderstelde rendement belasting te betalen. In die zin
kun je dus op dat moment ook over een lager daadwerkelijk rendement
belasting betalen. Die waardestijging zit erin. Maar ja, dat was in het
verleden ook zo in box 3. Dat is niet anders geworden. Daarom is het zo
belangrijk om heel snel naar het nieuwe stelsel te gaan. Dan hebben we
in ieder geval voor onroerend goed een vermogenswinstbelasting en wordt
die waardestijging pas bij realisatie belast. Dat is het antwoord op uw
tweede vraag.
Dan de eerste vraag. Ik weet niet of beleggers dan maar zeer risicovol
gaan beleggen om het forfaitaire rendement te halen, ook omdat ze worden
belast voor het daadwerkelijk lagere rendement als ze kunnen aantonen
dat het rendement lager is. Ik denk dat belastingheffing wel één reden,
maar zeker niet de enige reden is om voor een bepaalde belegging te
kiezen.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dan mijn laatste interruptie, als ik goed meegeteld heb. De
tegenbewijsregeling kent natuurlijk allerlei makken, gezien hetgeen je
wel en niet mee mag rekenen. Die is voor velen, denk ik, een schrale
troost, want zij komen daar niet voor in aanmerking. Even heel serieus.
Wij kennen een inflatie die zich al veel te lang tussen de 3% en 4%
beweegt. Die moet je alleen al met je beleggingen compenseren om
nominaal gelijk te blijven. Daar mag je dan netto nog eens — wat is het?
— 2,6% of 2,7% belasting bij optellen. Dan heb je al 6% rendement nodig
om je vermogen nominaal in stand te houden. Wil je dat voor elkaar
krijgen, dan moet je je toevlucht nemen tot iets risicovollere
categorieën. De vraag is of je met belastingwetgeving verstandige
beleggers in die onverstandige richting moet duwen. Is dat nou
verstandig beleid van een wetgever?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik weet niet of die beleggers door deze belastingwetgeving die richting
in geduwd worden. Kijk, je kunt een discussie hebben over de vraag of je
belasting moet heffen over nominale resultaten of resultaten die met de
inflatie zijn gecorrigeerd. Dat is een heel andere discussie. Ik weet
dat er fiscalisten zijn die zeggen dat je eigenlijk moet corrigeren voor
inflatie. Maar die discussie voeren we hier niet. In feite is de wet
zoals die nu luidt — na de uitspraak van de Hoge Raad en met de
herstelwet — niet anders dan die was. Daarom willen wij zo snel mogelijk
naar een nieuw stelsel toe waarbij er over daadwerkelijk genoten
rendement wordt belast, in ieder geval voor vastgoed.
De voorzitter:
Meneer Flach heeft overigens nog één interruptie. Mocht hij nog
inspiratie krijgen, dan is hij van harte welkom bij de microfoon.
De heer Vermeer (BBB):
Het is goed dat de heer Flach dit punt aansnijdt. Het gaat natuurlijk
verder dan inflatie en het punt dat hij ook noemt, namelijk dat het voor
sommige mensen te ingewikkeld is om dat werkelijk rendement te
berekenen. Daar komt natuurlijk wel iets bij kijken, maar dat zegt de
staatssecretaris niet in zijn verhaal. Wat wel bepalend kan zijn voor
het resultaat, is dat bij werkelijk rendement niet alle kosten
meegenomen mogen worden. Alleen de rente mag meegenomen worden, terwijl
er ook aantoonbaar andere kosten zijn. Ik hoop wel dat de
staatssecretaris, als hij dat rijtje opnoemt, daar ook bij wil vermelden
dat dit niet het complete rendement is dat hier uitgerekend wordt. De
wet heet wel de Wet werkelijk rendement, maar het is geen werkelijk
rendement. Het is rendement na aftrek van rente, niet na aftrek van alle
kosten. Dat is geen vraag, maar misschien moet ik dan de vraag stellen:
is de staatssecretaris dat met mij eens?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, dat ben ik met de heer Vermeer eens. Maar laten we niet vergeten dat
het conform de uitspraak van de Hoge Raad is. De herstelwet is niet meer
en niet minder dan een codificatie van die uitspraak. Dat is in
wetgeving vormgegeven. Nogmaals, als fiscalist ben ik daar ook niet blij
mee. Ik wil zo snel als mogelijk toe naar een stelsel zoals we dat in
2028 hopelijk hebben.
De heer Vermeer (BBB):
Dat is de technische kant van het verhaal. Het gaat over de verwerking
van de uitspraak van de Hoge Raad, maar de Hoge Raad heeft niet gezegd
welk tarief er vervolgens gehanteerd moet worden. Daar zit de grootste
pijn voor mensen, met name voor mkb'ers en zzp'ers, die hun pensioengeld
hebben geprobeerd aan te vullen door één extra huis te kopen en te
verhuren. Dat werkelijke rendement vervolgens zo hoog gaan belasten, is
toch het echte probleem van deze herstelwet? Of ziet de staatssecretaris
dat anders?
Staatssecretaris Heijnen:
Nogmaals, ik erken en herken de problemen die de heer Vermeer schetst.
Wat dat betreft zitten wij op één lijn. Zoals gezegd, is het niet meer
en niet minder dan codificatie van wetgeving die al bestond. Ook de Hoge
Raad heeft aangegeven dat er in het forfaitairrendementstelsel geen
plaats is voor kostenaftrek. Dat wordt doorgetrokken. Is dat eerlijk?
Steun ik dat als fiscalist? Ik kan me voorstellen dat dat problemen
oplevert. Daarom hebben wij en u in de Tweede Kamer voorstellen gedaan
om dat op te lossen, maar die hebben het helaas niet gehaald. Maar ik
sta wel achter de wet zoals die er nu ligt.
De voorzitter:
Tot zover de eerste termijn van zowel de regering als de Kamer. Ik
schors vijf minuten en dan gaan we luisteren naar de heer Tony van Dijck
als eerste spreker in de tweede termijn.
De vergadering wordt van 17.33 uur tot 17.37 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen. We gaan over tot de tweede termijn. Het woord is aan de heer
Tony van Dijck van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Vier moties. Ik zal het kort houden, want we hebben lang
genoeg gedebatteerd vandaag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de prijzen van veel boodschappen in de afgelopen tien
jaar zijn verdubbeld;
constaterende dat de boodschappen volgens de Consumentenbond in
Nederland gemiddeld 12% duurder zijn dan in België, 15% duurder dan in
Duitsland en 20% duurder dan in Frankrijk;
overwegende dat veel mensen amper hun rekeningen kunnen betalen;
verzoekt de regering de btw op boodschappen af te schaffen en dit te
dekken met het afschaffen van de ontwikkelingshulp,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck.
Zij krijgt nr. 6 (36800-IX).
De heer Tony van Dijck (PVV):
De volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een op de negen mensen zorg mijdt vanwege de hoge
kosten;
overwegende dat het eigen risico een asociale boete is op ziek
zijn;
verzoekt de regering het eigen risico af te schaffen, de
zorgverzekeraars volledig te compenseren voor hun gederfde inkomsten,
zodat de zorgpremie niet omhoog gaat, en dit te dekken met het schrappen
van fiscale subsidies,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck.
Zij krijgt nr. 7 (36800-IX).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 650.000 mensen acute gebitszorg nodig hebben;
overwegende dat verwaarlozing van het gebit ernstige gevolgen kan hebben
voor de algehele gezondheid;
constaterende dat veel mensen de tandarts mijden vanwege de hoge
kosten;
verzoekt de regering de tandheelkundige zorg weer op te nemen in het
basispakket en dit te dekken door de btw op kunst en cultuur te verhogen
van 9% naar 21%,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck.
Zij krijgt nr. 8 (36800-IX).
Een vraag van de heer Dijk, wellicht over deze motie.
De heer Dijk (SP):
Over die laatste motie hadden de heer Van Dijck en ik gisteren een klein
debatje. Ik vind het zo kansloos. Het is zo kansloos wat u doet.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Kansloos?
De heer Dijk (SP):
Ja, en u weet het ook. U weet dat het uitermate kansloos is. Als u nou
gewoon had geteld en had rondgekeken, dan hadden we iets kunnen doen met
de tandartszorg. Zo meteen zal ik dat doen. Dan kunnen we een
meerderheid krijgen met de PVV, GroenLinks-Partij van de Arbeid, DENK,
de Partij voor de Dieren en Volt. Als we het gewoon doen met een
bankenbelasting, dan stemt uw partij tegen. Dat is toch frappant? U
heeft de kans om dat te doen. U weet dat uw motie over cultuur helemaal
niet gaat lukken. Het is ook heel stom. Mensen vinden André Rieu
fantastisch. Mensen vinden de Toppers geweldig. Mensen gaan graag naar
voetbalwedstrijden. Die gaat u nu pakken. Dit zijn toch kansloze
voorstellen, terwijl u weet dat we een meerderheid hebben als de PVV
meestemt voor een bankenbelasting, een expatbelasting of
fraudebestrijding in de zorg. Waarom kiest de PVV daar niet voor?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Kansloos? Volgens mij is de btw op kunst en cultuur, zolang die wet
vandaag nog niet is aangenomen, 21%. Zo kansloos is het dus niet. Ze is
21%. Als de wet het straks niet haalt, is ze vanaf 1 januari 21%. Zo
kansloos is het dus niet. Tot nu toe was wat Jimmy Dijk in dit huis
heeft gepresteerd allemaal kansloos. Noem mij tien moties waarmee u
dingen bereikt heeft. Wij hebben toch nog het eigen risico gehalveerd. U
wil ook van het eigen risico af, maar u krijgt het niet eens voor elkaar
om het te halveren. Dat is ons tenminste nog gelukt. U wil de huren
verlagen. Wij hebben de huren verlaagd in de Voorjaarsnota. Dat ze het
daarna weer hebben teruggedraaid is niet onze schuld. We hebben het wel
voor elkaar gekregen. Ik noem u drie dingen: de btw op kunst en cultuur,
het eigen risico halveren en de huren verlagen. Alle drie die dingen
heeft de PVV voor elkaar gekregen. Begin bij mij dus niet over
"kansloos". Als uw motie over de bankenbelasting en de tandheelkundige
zorg zo veel kans maakt, laat dan maar zien dat die een meerderheid
haalt. Ik geloof er namelijk niks van.
De heer Dijk (SP):
Voorzitter.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Zorg maar dat de namen eronder staan.
De heer Dijk (SP):
De motie haalt een meerderheid als de PVV voorstemt. Ze is heel
kansrijk. U weet dat dit voorstel ten eerste geen meerderheid haalt en
ten tweede pakt u er hele gewone mensen mee, die naar een
voetbalwedstrijd willen, die naar André Rieu willen gaan kijken, die
naar de Toppers willen. Dit zijn hele rare voorstellen van de PVV. Die
tonen dat u uiterst elitair bent. U noemt een rijtje voorstellen die de
PVV voor elkaar heeft gekregen. Die heeft u helemaal niet voor elkaar
heeft gekregen. U bent gewoon weggelopen. Dat is een ander verhaal. Maar
de vraag is: waarom stemt u niet voor het voorstel van de SP om het te
halen bij een bankenbelasting, bij een versobering van de expatregeling?
Dan hebben we een meerderheid. We hebben een meerderheid in deze Kamer
als de PVV daarvoor kiest. En niet voor uw elitaire vriendjes die de
belastingkortingen krijgen. Waarom kiest u daar niet voor?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Over elitair gesproken. De btw op kunst en cultuur klinkt mij wel
redelijk elitair in de oren, hoor. Dat gaat over musea, opera en
toneelvoorstellingen. Al die mensen, die allemaal elitair naar die
voorstellingen gaan, kunnen best 10% meer voor een kaartje betalen. Die
wilt u tegemoetkomen. Die willen wij niet tegemoetkomen. Wij hebben het
over btw op kunst en cultuur. Wij houden sport erbuiten.
De heer Dijk (SP):
Mag ik dan wel een antwoord op de vraag waarom de PVV niet voor de
bankenbelasting is, voor het schrappen van de expatheffing, voor het
bestrijden van fraude in de zorg? Dan kunt u echt mondzorg in het
basispakket doen. U weet dat dit voorstel het niet gaat halen. Ik vind
het heel erg zonde dat u daar niet voor kiest en dat u er ook geen
antwoord op geeft. Geef gewoon simpel antwoord op de vraag: waarom niet
de bankenbelasting, de expatregeling versoberen en fraude in de zorg
aanpakken? Dan kunnen we hier een meerderheid halen. Waarom kiest de PVV
daar niet voor?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Waarom kiest de SP er niet voor om de grenzen te sluiten, voor iets
minder ontwikkelingshulp, iets meer btw voor opera? Dat zijn precies
dezelfde vragen. U kiest daar ook niet voor. U kiest ervoor om de
grenzen open te houden, 9,5 miljard weg te gooien aan eerstejaarsopvang
en 7 miljard weg te gooien aan ontwikkelingshulp. Dat zijn de keuzes van
de SP en dat mogen de mensen best weten. Wij kiezen hiervoor en wij
hebben een goede dekking. De btw op kunst en cultuur gaat van 9% naar
21%, wat die nu zelfs is.
De voorzitter:
Ja, u gaat door.
De heer Dijk (SP):
Dit is geen antwoord. Sorry, u kunt mij allerlei dingen gaan verwijten.
Dat vind ik prima hoor. Neem nog even de wereldvrede, wat niet gelukt
is. Vind ik ook best. Maar geef even antwoord op de vraag. Waarom is de
PVV niet voor een bankenbelasting om mensen mondzorg te geven? Waarom is
de PVV niet voor het versoberen van de expatregeling om mensen mondzorg
te geven? Waarom is de PVV er niet voor om fraude te bestrijden in de
zorg, zodat mondzorg in het basispakket komt? Geef gewoon antwoord op
die vraag!
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ja, omdat we zelf een voorstel doen. We doen een voorstel met de btw op
kunst en cultuur. Dat is ons antwoord.
De voorzitter:
Ja, u gaat door.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de prijzen in Nederlandse supermarkten vaak veel hoger
zijn dan in omringende landen;
constaterende dat Nederland het verplicht heeft gesteld om etiketten op
levensmiddelen in de Nederlandse taal af te drukken, terwijl de EU "een
taal die gemakkelijk te begrijpen is voor de consumenten van de
lidstaten" voorschrijft;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat deze nationale kop ten aanzien
van etikettering uit het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen,
artikel 3, wordt geschrapt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck.
Zij krijgt nr. 9 (36800-IX).
De heer Tony van Dijck (PVV):
De bedoeling van die motie is dat producten met etiketten in de Duitse
of Engelse taal ook gewoon in de Nederlandse schappen kunnen worden
verkocht. Dat is de reden waarom wij vaak veel meer betalen dan voor
Duitse producten. De inkopers maken misbruik van het feit dat het in het
Nederlands moet en dan is het opeens een ander product, terwijl de
inhoud hetzelfde is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Van Eijk van de fractie
van de VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de minister van Financiën
bedanken. Dank voor de nette, stabiele begroting die er ligt, ondanks
alle uitdagingen en de demissionaire status van dit kabinet. Dat
verdient waardering.
In deze beschouwing staat voor de VVD één ding voorop: financiële rust
en zekerheid. Om dit te onderstrepen, heb ik vandaag drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Nederlandse vestigingsklimaat onder druk staat en
onverwachte lastenverhogingen dat verder aantasten;
overwegende dat ondernemers alleen in innovatie en groei kunnen
investeren wanneer er langjarige zekerheid is over belastingdruk en
fiscale regelingen;
van mening dat regelingen zoals de Wbso, de expatregeling en de
innovatiebox cruciaal zijn voor ons innovatievermogen en ons
internationale concurrentievoordeel;
spreekt uit de lasten voor bedrijven niet te verhogen en dat
bovengenoemde innovatieregelingen in stand moeten blijven;
verzoekt de regering daarnaast te verkennen hoe de toegang tot deze
innovatieregelingen verbeterd en vereenvoudigd kan worden, zodat meer
ondernemers daadwerkelijk gebruik kunnen maken van fiscale stimulansen
voor innovatie en groei,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijk en
Martens-America.
Zij krijgt nr. 10 (36800-IX).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het forfaitaire rendement voor overige bezittingen in
box 3 in 2026 en 2027 wordt vastgesteld op 7,78%, terwijl kostenaftrek
ontbreekt;
overwegende dat particuliere verhuurders en mensen met een
vakantiewoning hierdoor zwaar worden belast, met risico's voor de
huurmarkt en recreatiesector;
verzoekt de regering opties in kaart te brengen om te voorzien in een
tegemoetkoming voor het ontbreken van kostenaftrek door de box 3-heffing
op woningen in 2026 en 2027 te verlagen, en de Kamer hierover te
informeren voor de behandeling van het Belastingplan 2026,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijk en Peter de
Groot.
Zij krijgt nr. 11 (36800-IX).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat mensen die hard werken, sparen en zuinig leven de
vrijheid moeten hebben om vermogen op te bouwen en na te laten aan hun
kinderen of anderen, zonder dat dit wordt afgeroomd door hogere
belastingen;
overwegende dat spaarders pas laat zekerheid krijgen over definitieve
tarieven in erf- en schenkbelasting en box 3, omdat langer dan
gebruikelijk wijzigingen op het Belastingplan kunnen worden
voorgesteld;
spreekt uit de belasting op sparen, erven en schenken niet te
verhogen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Eijk.
Zij krijgt nr. 12 (36800-IX).
Dank u wel. De heer Klaver, GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik dank de collega's voor het gevoerde debat van de
afgelopen dagen. Ik dank ook de minister en de staatssecretaris voor de
beantwoording van alle vragen. Volgens mij viel het tijdens deze AFB
behoorlijk mee. Ik heb goed nieuws: de heer Van der Lee is aan de
beterende hand. Dat is heel goed.
Volgens mij kijken we terug op een mooi debat. Ik heb een aantal moties
die ik zal indienen met een aantal collega's. Ik begin met de motie over
de buffelboete. Daar hebben we uitgebreid met elkaar over gesproken in
het debat. Ik ben blij om te zien dat in deze Kamer breed de wens leeft
om dit aan te passen en ervoor te zorgen dat mensen er niet op achteruit
gaan. Het gaat om de mensen die het het hardste nodig hebben en die
gewoon werken. Laten we dat even vooropstellen. Dit zijn mensen die
werken en die juist door zo'n "fout" worden gepakt. Dat willen we
herstellen en dat is heel mooi. We hebben daarvoor een motie. Het
amendement hebben we ook nog steeds. Dat is niet waar we willen landen.
Het is goed dat we de minister vragen om met een nota van wijziging te
komen. De tekst die ik zal voorlezen, is dezelfde als die we in het
amendement hebben staan. De uitgestoken hand van de minister nemen we
echter graag aan om straks tijdens de schorsing – we hebben er nu nog
geen tijd voor gehad – even te kijken hoe we de motie zouden kunnen
aanpassen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een groep mensen met een laag inkomen in 2026 opnieuw
méér inkomstenbelasting moet betalen door de zogenoemde
"buffelboete";
constaterende dat dit deels een gevolg is van de indexatiesystematiek in
de arbeidskorting;
overwegende dat het (deels) gaat om een groep die sowieso niet veel te
besteden heeft en de bestaanszekerheid van deze groep hiermee in het
geding komt;
van mening dat dit onwenselijk is en dat de sterkste schouders de
zwaarste lasten zouden moeten dragen;
verzoekt de regering binnen twee weken met een nota van wijziging op de
Wet Belastingplan 2026 te komen en daarmee de buffelboete in de
arbeidskorting ongedaan te maken, door voortaan zowel de knikpunten als
de bedragen te indexeren met de tabelcorrectiefactor;
verzoekt de regering in dezelfde nota van wijziging een verlaging van de
eerste twee knikpunten in de arbeidskorting voor 2026 op te nemen met
respectievelijk €775 en €1.674, zodat deze op de hoogte komen te liggen
die zij zouden hebben als zij voor 2025 en 2026 met de
tabelcorrectiefactor geïndexeerd zouden zijn in plaats van het wettelijk
minimumloon, en dit te dekken door het aanvangspunt van het toptarief in
box 1 minder te verhogen, van €76.817 naar €77.320 in plaats van naar
€79.137,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver en Kouwenhoven.
Zij krijgt nr. 13 (36800-IX).
De heer Grinwis (ChristenUnie):
We hebben al het een en ander gewisseld, natuurlijk. Dat was niet met de
heer Klaver zelf, maar met de minister. Het is waar dat mensen die
werken ergens in het inkomensgebouw kunnen zitten waar ze net last
hebben van indexaties, verminderde toepassing van de tabel
correctiefactoren, eerdere verlaging van de algemene heffingskorting;
het hele bolletje wol dat de minister heeft ontrafeld. Maar waarom deze
oplossing? Die is namelijk strijdig met de aangenomen motie-Van
Hijum/Bikker bij de APB van twee weken geleden. Daarmee werd verzocht om
de extra verhoging van de arbeidskorting die de minister heeft
doorgevoerd en de stijging van het belastingtarief in de eerste schijf
terug te draaien, zodat het belastingtarief niet hoger wordt. Dit is
daar eigenlijk contrair aan, tenzij we de arbeidskorting zo aanpassen
dat het binnen het budget van de arbeidskorting blijft. In 2021 ging er
25 miljard om in de arbeidskorting. Dat is in een paar jaar tijd
doorgestegen naar 38 miljard in 2026. Kan er binnen die 38 miljard niet
zodanig worden geherprioriteerd dat we het binnen dat bedrag oplossen?
Ik zou het heel vervelend vinden als we aan het eind van de dag hier de
arbeidskorting even met een aantal honderden miljoenen hebben
opgepompt.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Eerst iets onaardigs, niet per se persoonlijk tegen de heer Grinwis
gericht, en daarna in de oplossingsrichting gedacht. Dit is de oplossing
waarvan wij denken dat die het meest overzichtelijk is en waarbij we ook
het meeste inzicht hebben in de effecten op de koopkracht. Wij waren aan
het werk met een amendement om in de arbeidskorting te snijden, maar
voor je het weet kunnen er dan grote problemen optreden met de marginale
druk bij de middeninkomens. Dat is volgens mij iets wat wij breed in de
Kamer niet zouden willen. Mijn fractie is niet bang om vrij precies,
zoals ook deze motie doet, te benoemen waar het zit, maar dan willen we
wel inzicht hebben in de effecten. Deze effecten kunnen we dragen, maar
binnen de arbeidskorting kan dat niet.
Ik constateer wel dat de fractie van NSC en de fractie van
GroenLinks-PvdA de enigen zijn die hier een concreet voorstel over
hebben gedaan. Dat is de kritische noot. Wij hebben hiernaar gekeken en
wij denken dat dit de beste optie is.
De uitgestoken hand van de minister nemen we aan door te kijken naar
eventueel andere dekkingsopties, waar een breder draagvlak voor zou
kunnen zijn. Wij zijn ook bereid om te kijken of die opties in de
arbeidskorting liggen of niet. Daar zit wat ons betreft helemaal geen
principiële keuze. Wij zijn het namelijk wel fundamenteel eens met de
heer Grinwis dat er in de arbeidskorting te veel geld zit en dat dit tot
ongewenste effecten leidt. We hebben nu gewoon een praktisch probleem.
Dat probleem willen wij tackelen, omdat het gewoon over het leven van
mensen gaat. Als we dat kunnen verbeteren, ook als dat zou moeten door
toch extra geld naar de arbeidskorting te laten gaan, zullen wij
daarvoor kiezen. Maar wij zijn ook bereid om te kijken naar
alternatieven.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat laatste vind ik fijn. Ik denk dat wij inderdaad het budget van de
arbeidskorting moeten verminderen en dat wij daarmee het tarief van de
eerste schijf kunnen verlagen. Desnoods, als je de onderkant nog meer
zou willen stutten, zou je de algemene heffingskorting nog iets kunnen
verhogen. Dan ben je met meer geld aan het schuiven, maar dan ben je wel
bezig met een rechtvaardiger stelsel dat minder discrimineert.
Wat is de consequentie van het voorstel van de heer Klaver als de
dekking van buiten de arbeidskorting komt, of slechts deels in de
arbeidskorting wordt gevonden? Dan discrimineert de heer Klaver, samen
met de heer Kouwenhoven, met deze motie andere groepen die wel
inkomstenbelasting betalen, maar geen recht hebben op arbeidskorting.
Het gaat natuurlijk om de bekende groep die we bij de ChristenUnie en de
SGP vaak horen: de eenverdieners. Maar het gaat tegenwoordig ook om de
arbeidsongeschikten en de gepensioneerden. Het zijn heel grote groepen.
Bij de arbeidskorting gaat op het hoogste knikpunt om meer dan €5.000,
veel meer dan €5.000 inmiddels. Dus het gaat om enorme bedragen. Die
discriminatie in ons fiscale stelsel zou ik niet willen vergroten. Dat
wil ik de heer Klaver echt meegeven. Ik snap dat hij een probleem wil
oplossen, maar hier wordt met het verkeerde middel een bepaald doel
gerealiseerd.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Ik snap de heer Grinwis en het punt dat hij maakt. Daar is hij ook
buitengewoon consistent in. Maar laten we niet doen alsof deze motie de
veroorzaker is van het probleem, en dat deze motie het probleem enorm
veel groter zou maken. Wij hebben juist naar de effecten gekeken. Die
zijn beperkt, ook voor deze groepen. Daarom durven wij dit wel aan. Dat
laat onverlet dat het niet het allermooiste is wat we doen. Maar goed,
wij hebben vorig jaar tegen het Belastingplan gestemd, onder andere
omdat er zaken als deze in zaten, die we niet mooi vonden. We proberen
dat nu te repareren. We weten allemaal dat je, als je eenmaal moet gaan
repareren, niet altijd de allerbest of de allermooiste optie kunt
kiezen.
Nogmaals, ik constateer dat iedereen het een probleem vindt. De fractie
van NSC en wij hebben hier een voorstel voor gedaan. We proberen dat met
zo breed mogelijk draagvlak hier voor elkaar te krijgen. Ik denk dat het
belangrijk is dat we laten zien dat dit parlement dingen voor elkaar kan
krijgen. Ik denk dat het belangrijk is dat we hier laten zien dat we
niet alleen maar voor de bühne met elkaar debatteren en elkaar in de
haren vliegen, maar dat we de concrete problemen in het leven van mensen
weten op te lossen. We zullen straks even verder in de techniek kijken
hoe je dit zou kunnen doen.
Tegelijkertijd zeg ik ook: wij vinden dit een goed idee. Als we er niet
uit kunnen komen, komt deze motie gewoon in stemming. En als het één
grote brij wordt, hebben we altijd nog een amendement liggen waar we
vanavond over kunnen stemmen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voor dat laatste zou ik willen waken, niet alleen in het kader van het
gentlemen's agreement waar ik het gisteren over had, maar ook uit het
oogpunt van zorgvuldige wetgeving. Dus laten we niet met amendementen
gaan werken.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Even één ding. Er is met mij persoonlijk, noch met onze fractie ... Dat
heb ik nog even gecheckt. Onze fractie heeft er niet mee ingestemd
ergens wel of geen amendementen bij in te dienen. Ik heb zojuist ook
aangegeven dat er wel degelijk een link is tussen de wet die vanavond
voorligt en het amendement dat wij indienen. Ik hoop dat de heer Grinwis
juist mijn open houding hier ziet en aangeeft: dit wil ik helemaal niet
doen. Maar u blijft doordrukken. Dat mag, maar dan druk ik terug: er
ligt ook nog steeds een amendement.
De voorzitter:
Prima.
De heer Vijlbrief (D66):
Volgens mij proberen we hier met elkaar een probleem op te lossen. Ik
waardeer het dat de heer Klaver probeert die oplossing bestendig te
maken voor 29 oktober. Volgens mij is dat wat hij probeert door het zo
breed mogelijk te doen. Maar verstond ik hem nou goed? Hij gaat nog naar
het dictum van de motie kijken. Kijkt hij dan alleen naar hoe we het
repareren of kijkt hij ook naar de dekking bij dat dictum? Dat is voor
ons namelijk van belang. Wij willen het liefst een dekking die zo min
mogelijk het inkomensgebouw beïnvloedt. Ik wil dus even expliciet vragen
of hij daar ook nog naar kijkt. Het is natuurlijk zijn motie, dus hij
hoeft niet te doen wat ik wil, maar ik vraag alleen of hij nog naar die
dekking kijkt.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
We kijken ook naar de dekkingsvariant. Daar ging het debat met de
minister eigenlijk voornamelijk over. Dat was het grootste deel van het
debat. De minister had allerlei kwalificaties bij wat deze dekking zou
doen.
Soms zijn we er heel goed in om dingen veel te klein te maken in dit
parlement. Soms zijn we er echt heel goed in om het heel erg groot te
maken, als met "de effecten op het inkomensgebouw". Wat wij voorstellen,
heeft niet een enorm effect. Als we het op een andere manier zouden
kunnen vormgeven, zodat we het nog beter kunnen doen, dan is dat prima.
Maar laten we niet doen alsof er hier iets wordt voorgesteld wat een
enorm effect op het inkomensgebouw heeft. Dat is niet het geval.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Vijlbrief (D66):
Dat deed ik ook helemaal niet, maar het gaat wel om 600 miljoen. We
praten hier over 60 miljoen weleens nog veel langer dan dit. Maar ik
hoor bij de heer Klaver een open houding. Dat is het enige wat ik
wil.
De voorzitter:
Prima. Dan uw andere motie.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Gisteren had ik een debat met mevrouw Van Dijk van het CDA over de
huren. Het was alsof minister Mona Keijzer had meegeluisterd, want nog
diezelfde avond kwam er een AMvB naar de Kamer om de WOZ voor een
belangrijker deel te laten meetellen in het puntenstelstel. Daarmee gaan
de huren in de grote steden uiteindelijk omhoog. Als we het hebben over
zorgvuldigheid, waarover ik hier uit verschillende hoeken in de Kamer
heb gehoord: daar was de laatste keer dat ik telde geen meerderheid voor
in dit parlement. Ongeveer de laatste dag voordat deze Kamer met reces
gaat — dat is geen zomerreces, waarna we elkaar allemaal weer vrolijk
zien in dezelfde samenstelling, maar net voordat er verkiezingen zijn —
komt deze AMvB nog even naar de Kamer.
Zojuist hebben de fractie van NSC en de fractie van GroenLinks-Partij
van de Arbeid een brief gestuurd naar de Voorzitter. Ik weet niet of die
al bij u is aangekomen, maar daarin stuiten wij deze AMvB. Wij vragen om
dit om te zetten in wetgeving. Dat is de officiële route die we hebben
te lopen. Wij vinden eigenlijk dat deze wetgeving er helemaal niet moet
komen en dat dit gewoon moet worden teruggetrokken. Daarom hebben wij de
volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de demissionaire minister van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening gisteren de regelingen Besluit aanpassingen
regelgeving verhuur naar de Kamer heeft gestuurd met maatregelen die
zorgen voor grondige aanpassingen van het woonbeleid, zoals huren
afhankelijker maken van locatie via de WOZ-waarde en het afschaffen van
standaard vaste contracten voor studenten;
overwegende dat dit voorstel leidt tot hogere huren in steden als Den
Haag, Amsterdam en Rotterdam, waardoor politiemensen en onderwijzers uit
deze steden worden weggejaagd;
overwegende dat dit voorstel leidt tot minder bestaanszekerheid bij
honderdduizenden studenten;
overwegende dat er conform artikel 10.8, onderdeel c, en artikel 10.4
van het RvO namens meer dan 30 Kamerleden een brief is gestuurd naar de
Kamervoorzitter, waarmee deze regelingen gestuit zijn;
overwegende dat deze leden willen dat de regelingen via een wet in
formele zin aan de Kamer worden voorgelegd;
verzoekt de regering de voorgestelde regelingen per direct in te
trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver en Kouwenhoven.
Zij krijgt nr. 14 (36800-IX).
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Er gebeurt veel zo in de laatste dagen voor het reces. Zo was er
gisteren ook een debat. Mijn fractiegenoten kwamen daarvan terug en
zeiden: "Wauw, dat debat met de minister van Onderwijs ging vlotjes,
zeg! Dat hadden we helemaal niet verwacht. Ik bedoel, er was wat gedoe
toen hij werd aangesteld. Hij zat daar gewoon in het debat alsof hij dat
al jaren deed. Hij deed ook toezeggingen. De stagevergoedingen worden
gewoon geregeld." Maar het was nog geen anderhalf uur later toen er werd
teruggekrabbeld. Ik meen dat er via de NRC werd gezegd: nou, zo'n vaart
zal het allemaal niet lopen; het was toch allemaal net te vlotjes. Maar
wij dachten: we gaan deze minister toch maar even houden aan wat hij
gisteren in het debat heeft gezegd. Het is jammer dat dat via een motie
moet, maar we denken echt dat het belangrijk is dat we nu eindelijk de
stagevergoedingen gaan regelen. Aangezien de minister dat inmiddels in
dit huis heeft beloofd, is het niet zo netjes zijn om daar buiten deze
Kamer op terug te komen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat slechts 42% van de mbo-studenten, 75% van de
hbo-studenten en 65% van de wo-studenten een stagevergoeding
ontvangt;
constaterende dat er al jarenlang wordt geprobeerd om werkgevers op hun
welwillendheid aan te spreken en met een passende vergoeding te komen,
maar dit lang niet in alle sectoren gebeurt;
constaterende dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 1
oktober in het commissiedebat Mbo heeft aangegeven een stagevergoeding
te gaan regelen voor alle studenten;
verzoekt de regering om voor de zomer van 2026 de contouren van het
wetsvoorstel voor de invoering van een verplichte stagevergoeding naar
de Kamer te sturen, betrekking hebbend op stages die langer duren dan
zes weken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Kouwenhoven, Tseggai en
Stultiens.
Zij krijgt nr. 15 (36800-IX).
Dank u wel.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Dan wilde ik u nog danken voor het voorzitten van dit debat.
De voorzitter:
Ik was er toch. De heer Vermeer, BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voor logies per 1 januari 2026 het hoge tarief in de
btw geldt;
overwegende dat campings, B&B's, vakantieparken en dagrecreatie
belangrijke regionale werkgevers zijn en erkenning verdienen in
economisch en ruimtelijk beleid;
overwegende dat dit een lastenverzwaring is die ondernemers in de
grensregio's zwaarder treft;
overwegende dat diverse onderzoeken zoals dat van Significant APE
uitwijzen dat een aanzienlijk deel van de Nederlandse en buitenlandse
toeristen naar het buitenland kunnen weglekken;
overwegende dat een correcte raming een randvoorwaarde is voor gedegen
besluitvorming;
verzoekt het kabinet voor de behandeling van het Belastingplan 2026 met
een reactie te komen op het onderzoek van Significant APE waarin wordt
toegelicht hoe rekening is gehouden met gedragseffecten bij de
raming,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Vermeer.
Zij krijgt nr. 16 (36800-IX).
De heer Vermeer (BBB):
Dan rest mij nog Heijnen en Heinen, de staatssecretaris en de minister,
en het team en de collega's die erachter zitten hartelijk te danken voor
de antwoorden in het, volgens mij, ordentelijke debat dat we tot nog toe
gevoerd hebben.
De voorzitter:
Tot nu toe wel ja.
De heer Vermeer (BBB):
Hopelijk blijft dat zo.
De voorzitter:
Je weet het niet.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter, dank. Ik wou het hierbij laten.
De voorzitter:
Dat lijkt me maar het beste. Dan geef ik het woord aan de heer
Kouwenhoven, Nieuw Sociaal Contract. Ik ga schorsen voor het diner na de
termijn van de Kamer. Het woord is aan de heer Kouwenhoven.
U moet wel iets zeggen, hè.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Ik dacht: zolang ik stil blijf, gaat de klok nog niet lopen. Dit was
voor het dramatisch effect.
Voorzitter. Laat ik ook beginnen met het uitspreken van mijn waardering
voor de heren Heinen en Heijnen en de ambtenaren, voor de antwoorden en
de inzet die geleverd is om al het werk in orde te maken dat wij tot ons
hebben mogen nemen voor dit debat. Ik weet hoeveel werk dat is.
Nogmaals, veel dank en veel respect daarvoor.
De Algemene Financiële Beschouwingen zijn ook een ongelofelijk mooie
plek om een breed aantal onderwerpen met elkaar te bespreken. In mijn
bijdrage heb ik het ook gehad over het enorme belang van weerbaarheid in
Nederland, weerbaarheid die zo veel verder gaat dan bommen en granaten,
weerbaarheid die juist een maatschappelijke verantwoordelijkheid is en
die we met elkaar maatschappelijk te organiseren hebben. Ik heb daarom
ook amendementen ingediend die gaan over cyberveiligheid voor bedrijven,
over het versterken van zorgreservisten en over het opzetten van
wijkpunten bottom-up, met de wijk, met de mensen zelf.
Vandaag is er helaas ook een bericht gekomen over de Belastingdienst die
zelf ervoor kiest om meer afhankelijk te worden van Amerikaanse
techgiganten. Daarom hebben we, met dank aan mijn collega Six Dijkstra
en mede-ingediend door de heer Klaver, een motie over big tech.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Belastingdienst bekend heeft gemaakt de eigen ICT
te verhuizen naar Microsoft 365 in de Amerikaanse cloud;
overwegende dat dit de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten voor
de essentiële dienstverlening van de overheid vergroot en risico's
meedraagt voor de autonomie en nationale veiligheid;
verzoekt de regering om een plan op te stellen zodat de Belastingdienst
nog vóór het eind van 2026 volledig op soevereine Europese ICT kan
draaien,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kouwenhoven, Klaver en Six
Dijkstra.
Zij krijgt nr. 17 (36800-IX).
De heer Kouwenhoven (NSC):
Daarbij hebben wij van Nieuw Sociaal Contract ook altijd zorgen gehad
over de manier waarop we met koopkrachtplaatjes omgaan en de effecten
die deze in de werkelijke wereld hebben. Daarom heb ik ook een motie
inzake koopkrachtcijfers, zodat wij meerjarige inzichten kunnen
zien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er partijen zijn die werkenden altijd méér koopkracht
willen geven dan mensen die niet werken, zoals arbeidsongeschikten,
jonggehandicapten en gepensioneerden;
overwegende dat we in Nederland allemaal moeten kunnen profiteren van
onze welvaartsgroei, dus ook mensen die niet kunnen werken;
overwegende dat koopkrachtmodellen jaar in, jaar uit leiden tot grote
politieke tegenstellingen;
verzoekt de minister van Economische Zaken om met het CPB te kijken hoe
zij voortaan bij de presentatie van koopkrachtcijfers voor het komende
jaar ook de historische ontwikkeling van koopkrachtcijfers kunnen
weergeven, opdat de jaarlijkse besluitvorming in het parlement gepaard
gaat met historisch perspectief op deze koopkrachtcijfers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kouwenhoven.
Zij krijgt nr. 18 (36800-IX).
De heer Kouwenhoven (NSC):
Dank u wel. We hebben het gehad over de effecten van koopkrachtcijfers.
Als je ze zichtbaar maakt, zie je ook hoe ze uit elkaar kunnen
lopen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit is een sympathieke motie, maar het is ook een motie die afhankelijk
van de dekking van de motie-Klaver/Kouwenhoven daar wel mee op gespannen
voet staat. De motie van de heer Kouwenhoven vraagt namelijk aandacht
voor groepen die de facto geen recht hebben op arbeidskorting, terwijl
in de motie-Klaver/Kouwenhoven wordt gepleit voor een hogere
arbeidskorting die potentieel misschien wordt gedekt buiten het domein
van de arbeidskorting. Daarmee staat zij niet alleen op gespannen voet
met de motie-Van Hijum/Bikker, maar ook met de motie die zojuist is
ingediend door de heer Kouwenhoven. Ik ben dus benieuwd naar de
toelichting. Of vindt de heer Kouwenhoven dat de
motie-Klaver/Kouwenhoven zo moet worden gelezen dat de verhoging van de
arbeidskorting aan de onderkant van het verloop van de arbeidskorting
moet worden gevonden verderop in de arbeidskorting, zodat je het binnen
het budget budgetneutraal binnen die 38 miljard oplost?
De heer Kouwenhoven (NSC):
De motie zoals voorgelezen door de heer Klaver is de manier waarop we nu
in de wedstrijd zitten. Tegelijkertijd heeft meneer Klaver, die ik
overigens feliciteer voor de manier waarop hij dat gedaan heeft, dat
vond ik echt een heel sympathieke, leuke manier, een hand uitgestoken om
met elkaar te kijken of we dat kunnen doen. Ik vind het belangrijk om
dat gesprek ook met elkaar te voeren. Maar ik zal eerlijk zijn: als we
er niet uitkomen met elkaar, gaan we gewoon met de motie "as is" aan de
slag. Dat is de manier waarop de heer Grinwis het kan lezen.
Tegelijkertijd, nogmaals: ik kan ook twee handen uitsteken. Als we het
met elkaar, Kamerbreed en met de minister, in orde kunnen maken, sta ik
daar natuurlijk voor open. Ja. Het belangrijkste is dat die buffelboete
daar ook gewoon van de baan gaat.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Heel fijn, al die uitgestoken handen, maar dat was niet een antwoord op
mijn vraag. Ik vraag naar het feit dat de NSC-fractie, eerst bij monde
van de heer Van Hijum en nu bij monde van de heer Kouwenhoven, moties
indient die contrair zijn aan het oplossen van de buffelboete buiten het
domein van de arbeidskorting. Het kan niet allebei waar zijn. De heer
Kouwenhoven probeert hier een vierkante cirkel te tekenen, maar het kan
niet. Reageer op de inhoud, alstublieft.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Laat ik beginnen met de motie die ik net voorlas. Ik hou heel
melodramatisch een schema omhoog. Dat gaat over inzicht hebben in
meerjarig keuzes maken. Je maakt immers jaar in, jaar uit die keuzes.
Dat is de inhoud van de motie die voorligt. Ik hoor de heer Grinwis en
ik hoor hem zeggen: de moties zoals ze nu worden uitgelegd, zijn in
strijd met elkaar.
Wat zegt de heer Grinwis?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik zei "potentieel", maar ik moet u uit laten praten.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Wat ik probeer te doen, en probeer te zeggen, als ik het heb over een
uitgestoken hand, is dat ik oprecht op zoek ben naar een manier waarop
we dat vierkant in die cirkel kunnen krijgen. Maar ik heb ook gezegd dat
het oplossen van die buffelboete mij heel dierbaar is. Dat betekent dat
als ik moet kiezen, er gekozen wordt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan concludeer ik dat de NSC-fractie grossiert in tegenstrijdige moties,
dat uiteindelijk het hemd nader is dan de rok, dat dus blijkbaar het
probleem koste van het kost moet worden opgelost en dat het dan niet
meer uitmaakt dat het stelsel verder dan meer discriminerend wordt. Ik
vind dat echt heel jammer. Ik had liever gezien dat de heer Kouwenhoven
had gezegd: inderdaad, de motie-Van Hijum/Bikker moet inderdaad passen
bij de motie-Klaver/Kouwenhoven en we lossen het dus op binnen het
domein van de arbeidskorting. Dan past het allemaal bij elkaar. Als je
zegt: nee, ik houd het open om het ook elders te vinden, dan past het
gewoon niet bij elkaar. Maar oké.
De heer Vijlbrief (D66):
Toch nog even deze trein afmakend. Los van dat we allemaal die
buffelboete willen oplossen, wat vindt de heer Kouwenhoven nou zelf de
ideale dekking? Is dat de dekking die oorspronkelijk in dat pakketje
stond in die motie, of in dat amendement dat we nooit gezien hebben? Of
heeft NSC zelf een eigen voorkeur voor wat ze eigenlijk willen hier? Ik
ben nog steeds confuus. Wilt u bijvoorbeeld dit helemaal dekken in die
derde schijf aan de bovenkant? Is dat jullie wens? En ik sluit aan bij
wat de heer Grinwis vroeg: is het de wens van NSC om dit te doen met een
halfjaar arbeidskorting? Want het is de eerste keer dat ik dat hoor uit
uw partij.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Het mag duidelijk zijn — ik heb het eerder gezegd — dat wij een grote
verbouwing nodig hebben binnen ons belastingstelsel. Die arbeidskorting
is daarin geen mooi instrument wat mij betreft. Ik ben het met de heer
Grinwis en de heer Vijlbrief eens dat dit echt iets is waar we met
elkaar de schouders onder moeten zetten. Ik heb daar ook elke keer weer
om gevraagd. U vraagt mij naar mijn voorkeursdekking. Ik snap dat dit
een procesmatig antwoord is, maar mijn voorkeursdekking is de dekking
waarmee we met een Kamermeerderheid deze buffelboete van de baan kunnen
schuiven. En ja, als dat betekent ... Net is die motie voorgelezen. Mijn
naam staat daaronder. Die naam staat daar. Ik deins daar niet voor
terug, net ook niet bij de heer Grinwis. Als wij met een
Kamermeerderheid daar een andere dekking voor moeten zoeken, nogmaals,
dan sta ik daarvoor open.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Vijlbrief (D66):
Ja, afrondend. Ik doe eigenlijk hetzelfde verzoek als aan de heer
Klaver: houd het nou zo open mogelijk, want dan maakt u de kans zo groot
mogelijk dat dit breed in de Kamer gesteund wordt en dat dit het na 29
oktober ook nog haalt.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Maar het moet wel uitgevoerd worden, dat is het allerbelangrijkste
kenmerk ...
De voorzitter:
Ja, u continueert.
De heer Kouwenhoven (NSC):
We hebben nu ook meer dan eens vastgesteld hoe complex ons
belastingstelsel is en hoe ingewikkeld het is om als Kamer op een goede
manier ons budgetrecht daarop uit te oefenen. Daarom wil ik vragen om
versterking hiervan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op 11 juni 2024 de motie-Van Hijum is aangenomen, die
vroeg om een onderzoek naar een bureau begroting en
verantwoording;
overwegende dat er grote financiële uitdagingen zijn de komende
jaren;
overwegende dat er door BZK 10 miljoen beschikbaar is gesteld voor de
versterking van de financiële functie van de Kamer;
verzoekt het Presidium, in overleg met Dienst Analyse en Onderzoek, om
een concreet voorstel te doen om de ondersteuning van de Kamer uit te
breiden ter versterking van de financiële functie van de Tweede
Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kouwenhoven.
Zij krijgt nr. 19 (36800-IX).
De heer Kouwenhoven (NSC):
Dan komen we, denk ik, op de inhoudelijk leukere dingen, namelijk
volwassen loon voor volwassen werken.
De heer Vermeer (BBB):
Ik weet het niet, misschien heeft de heer Kouwenhoven niet alles
uitgesproken, maar zat er ook nog een dekking bij de motie van
zonet?
De heer Kouwenhoven (NSC):
Er is door het ministerie van BZK al 10 miljoen beschikbaar gesteld. Dat
is ook het gevolg geweest van de motie-Van Hijum. Die 10 miljoen wacht
op de juiste besteding, zeg maar, maar is expliciet bedoeld voor de
versterking van de ondersteuning van de Kamer. Die dekking is dus al
geregeld. Die dekking, die 10 miljoen, is er al.
De heer Vermeer (BBB):
Wat voegt deze motie dan toe?
De heer Kouwenhoven (NSC):
Om specifiek met DOA te kijken ... Nu is het zo dat het bij het
Presidium ligt. Het is naar een commissie gegaan. Het ligt nu nog in
niemandsland, om het maar even zo te zeggen. Nu wordt specifiek gevraagd
om DOA uit te breiden of in ieder geval ... Ik wil niet te veel op de
stoel van de bedrijfsvoering gaan zitten, dus zeg ik het in iets
algemenere termen. Het is bedoeld om specifiek de financiële
ondersteuning van de Kamer te versterken. Als je het zou vergelijken met
bijvoorbeeld het Amerikaanse Congres en de ondersteuning daar, dan
blijven wij achter, ook in verhouding. Je kunt ook zeggen "voeg 5 fte
toe aan DOA en kijk of je daarmee specifiek de financiële ondersteuning
van de Kamer mee kunt vergroten", maar dat vond ik iets te specifiek en
ik wil ook wel ruimte laten voor de bedrijfsvoering van de Kamer
zelf.
De heer Vermeer (BBB):
Dus als ik het goed begrijp, vragen wij als Kamer aan het Presidium om
een commissie in te stellen om daaraan een goede invulling te geven en
vervolgens dient u weer een motie in, vanuit diezelfde Kamer, om te
zeggen hoe het ingevuld moet worden.
De voorzitter:
En om het iets ...
De heer Kouwenhoven (NSC):
Nee, hoho ...
De voorzitter:
Om het iets gecompliceerder te maken ...
De heer Kouwenhoven (NSC):
Ik heb gezegd: in overleg met de Dienst Analyse en Onderzoek.
De voorzitter:
Ja, daarmee is het ook "DAO" en niet "DOA", zoals u net zei.
De heer Kouwenhoven (NSC):
O, excuus, excuus!
De voorzitter:
Dit is reeds in gang gezet, dus er wordt reeds gewerkt — het ligt nu bij
de commissie voor de Rijksuitgaven — aan het opzetten van zoiets. Er
wordt nu alleen nog gekeken naar de vorm. U heeft gelijk over die 10
miljoen, maar dit is reeds in gang gezet. Ik weet niet of ik de motie af
mag zegenen of de minister, maar de motie is overbodig, want het gebeurt
al. Maar ja, dat is verder aan anderen.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Het is uitgesproken. Als er gezegd is dat het geregeld is, dat het in
kannen en kruiken is op deze manier ...
De voorzitter:
Dat is het.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Dan ben ik de eerste die daar blij mee is. Als dat betekent dat het niet
nodig is, dan hoeft het wat mij betreft ook niet.
De voorzitter:
Dan houdt u die motie aan? Begrijp ik goed wat u zegt?
De heer Kouwenhoven (NSC):
Als dit een toezegging ... Ik weet niet precies hoe dat werkt met het
Presidium en de minister in dit geval.
De voorzitter:
Dat weet niemand.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Als dit bij dezen toegezegd is, dan trek ik de motie in.
De heer Vermeer (BBB):
Ik wou net zeggen: intrekken is beter dan aanhouden. Anders krijgen we
'm nog een keertje.
De voorzitter:
Ondertussen sloopt u wel de microfoon.
De heer Vermeer (BBB):
Ik heb ondertussen het materiaal hier gesloopt. Het heet niet voor niks
een plofkapje. Misschien kan dat nog uit die 10 miljoen komen.
De voorzitter:
Vooralsnog komt de motie in stemming. Maar ze vraagt om iets wat dus al
gebeurt, is mijn bescheiden commentaar.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, we hebben een nieuwe collega in ons midden. Volgens mij is
hier langs alle kanten duidelijk genoeg gemaakt dat er enige implicaties
bij deze motie zitten. Volgens mij is dat helder. De heer Kouwenhoven
heeft 'm ingediend. Voordat de stemmingen zijn, is er nog ruimte genoeg.
Hij kan altijd kijken of hij 'm wil indienen of wil aanhouden. Dat is
aan hemzelf. Volgens mij hebben we hier voldoende bij stilgestaan.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Ik waardeer het. Dank je wel, Jesse. Of ik bedoel: dank u wel, meneer
Klaver.
Ik wil heel graag de inhoud in, want dat vind ik een veel leuker
onderdeel van het werk dan praten over de ondersteuning van de Kamer.
Belangrijk is dat werk loont. Dat mag ook lonen voor mensen van 18 jaar.
Wij hebben de positie gekozen dat volwassen loon voor volwassen werk
gewoon volwassen betaald moet worden. Daarom deze motie samen met de
heer Vijlbrief.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 18-jarigen vaak, net als alle andere volwassenen,
vaste lasten hebben zoals huur, zorgpremie en boodschappen, maar dat zij
door het jeugdloon aanzienlijk minder verdienen;
overwegende dat het onterecht is dat jongvolwassenen worden afgerekend
op de veronderstelling dat zij nog thuis wonen, terwijl velen al
zelfstandig in hun eigen levensonderhoud moeten voorzien;
van mening dat het oneerlijk is om een 18-jarige minder te betalen voor
hetzelfde werk als een 21-jarige, en dat bij volwassen werk een
volwassen loon hoort;
overwegende dat afschaffing van het jeugdloon voor 18-plussers leidt tot
gelijke behandeling, financiële zelfstandigheid en de kans om eerder op
eigen benen te staan;
verzoekt de regering het jeugdloon voor 18-plussers stapsgewijs af te
bouwen en dit uiterlijk in 2030 volledig af te schaffen en de benodigde
dekking uitsluitend te vinden door vermogen zwaarder mee te laten tellen
bij de berekening van de eigen bijdrage in de Wlz,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kouwenhoven en Vijlbrief.
Zij krijgt nr. 20 (36800-IX).
De heer Flach (SGP):
Dit klinkt sympathiek. Zeker in verkiezingstijd snap ik dit soort
moties. Maar het is wel goed om er even bij stil te staan of dit nou wel
zo verstandig is.
Volwassen werk moet je volwassen betalen, maar volwassen kosten hebben
heel veel 18-jarigen nog niet. Dat is een klacht die ik juist vaak hoor,
dat steeds meer jongeren pas op latere leeftijd uit huis gaan. Dat is
één. Tegelijkertijd weten we ook dat elke procent verhoging van het
wettelijk minimumloon leidt tot een verlies van 5.000 banen. Ik zou
haast zeggen: dan mogen we met elkaar raden waar die ontslagen
terechtkomen. Juist die jongeren, die nog weinig ervaring hebben op de
arbeidsmarkt en zich dan ook niet meer onderscheiden door een lager
salaris, zullen als eersten de dupe worden van de verhoging van het
wettelijk minimumloon.
Ten slotte wijs ik erop dat dit voor ondernemers, zeker in de
retailbranche en de horeca, een desastreus effect zou hebben op hun
loonkosten. Dus zou de heer Kouwenhoven dat ook willen meenemen? Deze
motie heeft hij ook alweer uitgesproken. Ik zal dus niet vragen of hij
'm in wil trekken, maar wil hij daar in ieder geval op reageren?
De heer Kouwenhoven (NSC):
Ja, natuurlijk. Laten we beginnen met goed kijken wat we met deze motie
willen doen. In de motie hebben we het over het minimumloon voor
18-jarigen. Verreweg de meeste mensen komen als ze 18 of 19 zijn nog
weleens in de positie dat je niet in een minimumloonpositie zit. Maar je
ziet, of je nou naar de McDonald's kijkt of naar een hele hoop andere
zaken, dat heel veel mensen van 19 en 20 al veel meer in dat huidige
minimumloonstelsel zitten.
Dus waar hebben we het over? Over de laagste lonen van 18- en
19-jarigen. Daarna wordt het probleem al een heel stuk minder. Ik vind
het onverteerbaar dat jongeren van 18 en 19 minder betaald krijgen, puur
vanwege hun leeftijd, terwijl ze hetzelfde werk doen. Dat vind ik
onverteerbaar. Ik denk ook dat voor de groep mensen waar je het over
hebt, bijvoorbeeld studenten die nu aan het werk zijn, de kans dat zij
meer dan het minimumjeugdloon verdienen, heel erg groot is. We hebben
het dus specifiek over een groep jongeren, of volwassenen, moet ik dan
zeggen, die juist aan de allergoedkoopste kant zitten, die in mijn ogen
juist hetzelfde betaald moeten krijgen als zij hetzelfde werk doen en
die ook regelmatig met deze lasten geconfronteerd worden.
De heer Flach (SGP):
Dat was me al duidelijk. Ik had gehoopt een inhoudelijk antwoord te
krijgen op de bezwaren die ik noemde, namelijk de bezwaren van
ondernemers, en op het feit dat dit gewoon banen gaat kosten en dat dit
juist de jongeren treft die niet zo krachtig op de arbeidsmarkt staan
dat ze een hoger salaris kunnen uitonderhandelen en dus aangewezen zijn
op het minimumjeugdloon. Als dat verdwijnt, zullen zij als eerste op
straat staan. Dan kan het weleens zijn dat zo'n motie, hoe sympathiek
ook, een contrair effect heeft. Ik hoop daar dus toch een inhoudelijke
reactie op te krijgen.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Met de keuze die wij maken om specifiek het minimumjeugdloon te verhogen
— dat is natuurlijk wat je effectief doet — ondersteunen wij de
jongeren. Het overgrote deel van de ondernemers betaalt al een goed loon
aan deze jongeren. De impact die dat heeft op deze jongeren vinden wij
belangrijk, net als de effecten die dit heeft op — hoe noem je dat? — de
manier waarop de banen zich ontwikkelen. Er is nu een schreeuwend tekort
aan mensen. We halen arbeidsmigranten met de duizenden naar Nederland.
Ik denk dat we voor deze jongeren prima goede banen kunnen vinden voor
deze bedragen.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Flach (SGP):
De heer Kouwenhoven haalt er nu van alles bij, zelfs arbeidsmigranten.
Ik constateer alleen maar dat NSC zich weinig of geen rekenschap heeft
gegeven van alle rapporten die er zijn en die laten zien dat dit soort
verhogingen grote effecten heeft voor ondernemers en juist leidt tot een
verlies van banen voor de groepen die hij zegt te willen beschermen.
De voorzitter:
Afrondend, kort.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Helder.
De voorzitter:
Prima, prima.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Wij maken een andere afweging.
Dan rest mij iets anders te doen. Wij hebben het regelmatig over de
vereenvoudiging van het belasting- en toeslagenstelsel. Wij hebben het
gehad over het vereenvoudigen. Wij hebben gezegd dat de rapporten
daarover opgestapeld zijn en dat het nu tijd is voor lef, lef om keuzes
te maken. De heer Grinwis en anderen hebben het ook aangegeven: de
informatie is er al. Daarom is ook NSC aan de slag gegaan met het op een
rijtje zetten van onze positie.
Hiervoor hebben wij een actieagenda gemaakt met de titel Zorgen voor
Zekerheid. Die wil ik graag aan de minister en aan de staatssecretaris
overhandigen, vanzelfsprekend via de bode. Wellicht ter inspiratie. Ik
waardeer namelijk alle inspanningen die gedaan zijn. Het is voor mij nog
steeds ongelofelijk ingewikkeld om te moeten constateren dat wij niet
met scenario's hebben kunnen werken en zelf aan de bouw hebben moeten
gaan, maar ik vind het eerlijk naar de Kamer toe en naar de kiezer toe
om ons zekerheidsverhaal heel duidelijk neer te zetten. Daarom deze
actieagenda.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Vijlbrief, D66.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik heb nog heel veel tijd, zie ik. Ik kan nog een hele termijn
invullen.
Voorzitter. Dank aan de minister en de staatssecretaris voor de
uitgebreide beantwoording. Het was een uitstekend debat. Zo kan het ook,
zeg ik dan maar. We zijn het niet eens over de kwaliteit van de
begroting, althans, wel over de cijfers aan de bovenkant, maar daaronder
vind ik het allemaal wat minder. Ik heb een eigen analyse van hoe dat
komt: je moet niet met populisten regeren. Maar daar zijn de minister en
ik het niet over eens, dus dat laten we maar even.
Ik heb een aantal moties die proberen om een paar dingen in de begroting
recht te zetten die wij echt niet goed vinden. Ik begin met de
bezuinigingen op onderwijs en innovatie, in dit geval vooral op
innovatie en wetenschap.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de bezuinigingen op onderzoeksinstituten,
internationaal talent en innovatieve projecten grote impact
hebben;
overwegende dat als er nu onomkeerbare stappen worden genomen om
kennisinfrastructuur af te breken, dit niet meer hersteld kan
worden;
overwegende dat bezuinigingen in 2026 nu al concrete effecten hebben op
wetenschap en innovatie, bijvoorbeeld:
het ChipNL-project zal ten gevolge van de bezuiniging op het Nationaal Groeifonds niet doorgaan;
de koploperspositie op kwantumtechnologie zijn we aan het kwijtraken als er geen extra investeringen komen in innovatie;
op klinische onderzoeken van het Oncode Institute; deze onderzoeken naar het beter behandelen van kanker zijn extreem kostbaar en staan als gevolg van bezuinigingen onder druk; dit betekent jaren verlies aan waardevolle kennis;
verzoekt de regering om bezuinigingen op wetenschap en innovatie voor
2026 te schrappen en voor dekking te kijken naar het minder verlagen van
het eigen risico,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vijlbrief en Grinwis.
Zij krijgt nr. 21 (36800-IX).
De heer Vijlbrief (D66):
Ik heb een tweede motie, die heet "eerlijke prijzen in het
vervolgonderwijs".
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de gevolgen van de bezuinigingen op vervolgonderwijs
groot zijn, en dat het recent snijden in de prijsontwikkeling boven op
de stapel aan bezuinigingen komt, waardoor onderwijsinstellingen
financieel steeds meer onder druk komen te staan;
overwegende dat hierdoor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek
vermindert, studenten niet zeker zijn van een goede opleiding binnen
redelijke reisafstand en studies die bijdragen aan een sterk en
toekomstbestendig Nederland, de zorg, het onderwijs, de techniek en vele
andere sectoren, mogelijk zullen verdwijnen;
overwegende dat andere sectoren, zoals het primair onderwijs, wél de
volledige bijstelling krijgen en hier ook een wettelijk kader voor is
vastgesteld;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe er een wettelijk kader voor de
prijsontwikkeling ingesteld kan worden voor vervolgonderwijs,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vijlbrief, Stoffer en
Grinwis.
Zij krijgt nr. 22 (36800-IX).
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter. Dan heb ik een motie rond de woningmarkt. Ik denk dat wonen
voor iedereen hét grote thema is op het ogenblik. We hebben een motie
ingediend bij de APB die het bijna haalde, maar net niet helemaal. Ik
heb 'm nu nog sympathieker gemaakt en ietsje kleiner, waardoor die het
waarschijnlijk wel gaat halen; daar ga ik tenminste van uit.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er nu drempels zijn voor mensen om een huis te delen,
omdat ze dan gekort worden op hun bijstand;
constaterende dat dit onwenselijk is en dat we het door deze drempels te
verlagen, eenvoudiger maken om huizen te delen en het woningtekort aan
te pakken;
verzoekt de regering om de kostendelersnorm in de Participatiewet af te
schaffen en dit te betalen door vermogenden meer te laten betalen voor
hun zorg,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vijlbrief, Grinwis, Kouwenhoven
en Welzijn.
Zij krijgt nr. 23 (36800-IX).
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, ten slotte. We hebben een interessant debat gehad over
investeren en de begroting. Ik ga de minister proberen uit te dagen om
iets verder te gaan dan hij zei, maar ik denk dat het voor een deel ook
een ondersteuning is van wat hij zelf ook vindt. Hier komt ie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland op verschillende vlakken voor grote
uitdagingen staat, en dat deze uitdagingen bij onvoldoende handelen onze
economie en welvaart zullen schaden;
constaterende dat het aandeel investeringen in Nederland al langere tijd
terugloopt, terwijl juist nu die investeringen nodig zijn;
verzoekt de regering om prioriteit te geven aan het uitwerken van de
volgende punten, zodat een volgend kabinet vanaf de start in staat is om
snel en zorgvuldig de juiste investeringsbeslissingen te nemen:
een lijst opstellen van noodzakelijke investeringen;
uitwerken hoe effectiever onderscheid gemaakt kan worden tussen consumptieve uitgaven en investeringsuitgaven;
uitwerken hoe een nationale investeringsbank vormgegeven kan worden, op een manier waarop zo veel mogelijk privaat kapitaal gemobiliseerd wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vijlbrief, Inge van Dijk,
Grinwis en Flach.
Zij krijgt nr. 24 (36800-IX).
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Dijk van de SP.
De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen met een aantal moties die niet
zijn uitgevoerd, die de minister niet noemde, maar die ik wel heb
genoemd in de eerste termijn. Het gaat om voorstellen voor het verkorten
van de WW-duur en het verlagen van de prijzen op boodschappen, waar wel
degelijk dekkingen bij zijn gezocht. Die moties zijn ook aangenomen. Ik
noem ook de motie over het aanpakken van commerciële beunhazen in de
asielopvang, waar niets tot weinig mee gebeurd is.
Het is heel goed dat er hier vandaag en gisteren een discussie is
gevoerd over de buffelboete. Ik hoop dat iedereen in Nederland weet wat
dat is. Het komt erop neer dat mensen met een bescheiden inkomen die
keihard werken en onvoldoende uren kunnen maken, erop achteruit zijn
gegaan de afgelopen tijd. Daar moet een oplossing voor gevonden worden,
linksom of rechtsom. Ik merk dat daar in de Kamer een meerderheid voor
te vinden is, dus laten we dat vooral doen.
Voorzitter. Dan een aantal voorstellen voor oplossingen voor concrete
problemen van mensen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat eerdere publieke bouwprogramma's (1964-1990) bewezen
hebben dat met structurele rijksinvesteringen jaarlijks 100.000 tot
150.000 betaalbare woningen konden worden gerealiseerd;
verzoekt de regering een woonnorm vast te stellen van 2,5% van het bbp
totdat het woningtekort volledig is weggewerkt en er weer sprake is van
voldoende betaalbare woningen voor lage en middeninkomens,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.
Zij krijgt nr. 25 (36800-IX).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet de salderingsregeling in 2027 wil
afschaffen;
constaterende dat zonnepanelen dan voor veel huishoudens onbetaalbaar
worden en de terugverdientijd kan oplopen tot 25 jaar;
overwegende dat de Consumentenbond een alternatief voorstelt met een
zonnestroomsubsidie: een vaste vergoeding per teruggeleverde kWh voor
vijftien jaar, tot 3.000 kWh per jaar, wat de terugverdientijd op circa
negen jaar houdt en consumenten stimuleert meer stroom zelf te
gebruiken;
verzoekt de regering het wetsvoorstel voor afschaffing van de
salderingsregeling aan te passen en het voorstel voor
zonnestroomsubsidie van de Consumentenbond over te nemen, zodat
zonnepanelen betaalbaar blijven en het stroomnet wordt ontlast,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.
Zij krijgt nr. 26 (36800-IX).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de bouw van ouderenwoningen de afgelopen jaren
tekortschiet, terwijl het aantal ouderen naar verwachting fors toe zal
nemen;
constaterende dat er in Nederland 16 miljoen vierkante meter aan
kantoren en andere gebouwen leegstaat;
overwegende dat het zorgbuurthuis zich in de praktijk heeft bewezen als
kleinschalige en prettige woonplek voor ouderen;
verzoekt de regering om met een plan te komen om in de komende twee jaar
in ten minste 100 buurten in leegstaande panden in Nederland een
zorgbuurthuis op te richten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.
Zij krijgt nr. 27 (36800-IX).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een op de drie mensen met een bescheiden inkomen de
tandarts mijdt vanwege de kosten;
overwegende dat dit leidt tot ernstige mond- en
gezondheidsproblemen;
verzoekt de regering om met een voorstel te komen om mondzorg in het
basispakket op te nemen;
en hiervoor als dekking te gebruiken: versobering van de expatregeling,
de bankenbelasting verhogen, medisch specialisten in loondienst nemen en
fraude bestrijden in de zorg,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.
Zij krijgt nr. 28 (36800-IX).
De heer Dijk (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren wordt
vervangen door het lid Kostić. Ik geef haar graag het woord.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank, voorzitter. Als het om financiën gaat, weten links en rechts
elkaar zelden te vinden. Toch gebeurt het soms wel. Dat gaat dan meestal
over dierenwelzijn. Zo gebeurde het ook in de zomer, toen het amendement
van heel veel partijen hier, van links tot rechts, werd aangenomen over
het stapsgewijs afbouwen van subsidies voor apenproeven naar nul in
2030. Dat is heel fijn, na jarenlange discussies. Daarna kregen we van
het kabinet te horen dat het amendement als een soort motie zou worden
beschouwd en dus niet zou worden uitgevoerd.
Daar hebben we iets van gezegd bij de APB. Het kabinet bleef stug
volhouden, maar net hadden we een debat met de minister van OCW. De
Kamer is op haar strepen gaan staan en heeft gewoon gezegd: ongeacht wat
we verder van het amendement vinden, moet het amendement gewoon worden
uitgevoerd conform de wens van de Kamer. De minister van OCW heeft
toegezegd om dat alsnog te doen. Aangezien het gaat om het budgetrecht
van de Kamer is het wel belangrijk dat we ook hier bevestigen dat
amendementen binnen begrotingsartikelen worden uitgevoerd conform
afspraak. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Tweede Kamer de begroting van OCW heeft gewijzigd
door een amendement aan te nemen over het stapsgewijs afbouwen van
subsidies voor apenproeven naar nul in 2030 (36725-VIII, nr. 11);
overwegende dat de minister van OCW, nadat het amendement was
aangenomen, aan de Eerste Kamer liet weten het amendement te lezen als
een motie en er geen uitvoering aan te geven;
constaterende dat het budgetrecht bij de Kamer ligt en dit amendement nu
onderdeel uitmaakt van de Begrotingswet;
constaterende dat het niet uitvoeren van een dergelijk
begrotingsamendement ingaat tegen de toezegging van de minister van
Financiën dat amendementen binnen begrotingsartikelen ook "altijd"
worden uitgevoerd (31865, nr. 173);
van mening dat het zeer onwenselijk is als aangenomen amendementen niet
meer standaard worden uitgevoerd wanneer het kabinet op een andere
inhoudelijke lijn zit;
verzoekt de regering de eerder gedane toezegging dat aangenomen
amendementen binnen begrotingsartikelen altijd worden uitgevoerd te
bevestigen en het aangenomen amendement over apenproeven uit te
voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kostić, Graus, Eerdmans, Holman,
Beckerman, Dassen, Bromet en Ergin.
Zij krijgt nr. 29 (36800-IX).
Kamerlid Kostić (PvdD):
De ondertekenaars vertegenwoordigen een meerderheid van de Kamer, nog
los van de inhoud die bepaalt dat dit moet gebeuren. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw De Vos van Forum voor Democratie.
Mevrouw De Vos (FVD):
Voorzitter. Nederlanders werken meer dan de helft van de tijd voor de
overheid in plaats van voor hun eigen portemonnee. Ik heb daar in mijn
betoog uitgebreid over gesproken. Wat ons betreft moeten de belastingen
drastisch omlaag. Daarom een aantal concrete voorstellen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de hypotheekrenteaftrek in het verleden een maximale
aftrek van 52% kende;
overwegende dat deze aftrek voor veel huishoudens een belangrijke steun
vormt bij het dragen van de woonlasten;
overwegende dat verdere beperking van de hypotheekrenteaftrek de
koopkracht en de betaalbaarheid van woningen negatief beïnvloedt;
verzoekt de regering deze aftrek onaangetast te laten en met een gedekt
voorstel te komen om het maximale aftrektarief terug te brengen naar
52%, zonder dat dit leidt tot verhoging van andere belastingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Vos.
Zij krijgt nr. 30 (36800-IX).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat rode diesel in het verleden een belangrijk middel was
om de kosten voor landbouw, binnenvaart en andere sectoren te
verlagen;
overwegende dat de afschaffing van rode diesel heeft geleid tot hogere
lasten voor ondernemers en een verminderde concurrentiepositie;
van mening dat herinvoering van rode diesel de lasten kan verlichten en
de economische positie van Nederlandse sectoren kan versterken;
verzoekt de regering om met een gedekt voorstel te komen voor de
herinvoering van rode diesel, zonder de belastingen elders te
verhogen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Vos.
Zij krijgt nr. 31 (36800-IX).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij B2B-transacties tussen lidstaten de btw-verlegging
via btw-nummers de liquiditeit van bedrijven waarborgt en
administratieve rompslomp vermindert;
constaterende dat deze regeling reeds met succes wordt toegepast in
sectoren zoals de bouw, waar zij ondernemers ontlast en fraude
beteugelt;
overwegende dat het uitbreiden van deze keuze naar alle Nederlandse
bedrijven de economische vitaliteit versterkt, de cashflow verbetert en
de Belastingdienst bevrijdt van overbodige werklast zonder de schatkist
te benadelen;
verzoekt de regering om een voorstel uit te werken dat alle bedrijven in
Nederland de optie verleent om btw bij B2B-transacties te verleggen via
btw-nummers, zoals in de bouwsector, en de Kamer hierover vóór de
Voorjaarsnota 2026 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Vos.
Zij krijgt nr. 32 (36800-IX).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voornemens is om per 2027 de
vliegbelasting fors te verhogen en te differentiëren naar afstand,
waardoor Nederland het duurste land van de Europese Unie wordt om vanuit
te vliegen;
constaterende dat in 2008 al een vliegtaks is ingevoerd, maar dit toen
leidde tot negatieve economische effecten en uitwijkgedrag van reizigers
naar luchthavens over de grens;
constaterende dat die maatregel daarom in 2009 weer werd
afgeschaft;
overwegende dat de belastingverhoging leidt tot een forse
lastenverzwaring voor Nederlandse gezinnen die op vliegvakantie
willen;
overwegende dat deze verhoging opnieuw tot gevolg heeft dat Nederlanders
uitwijken naar luchthavens net over de grens;
verzoekt de regering af te zien van de geplande verhoging van de
vliegbelasting per 2027 en geen nieuwe lastenverzwaring op vliegreizen
in te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Vos.
Zij krijgt nr. 33 (36800-IX).
Dank u wel. De heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Het zal u deugd doen dat ik geen moties ga
indienen omdat er toevallig over een paar weken verkiezingen zijn. Ik ga
me wel richten op drie punten in de richting van de kabinetsleden.
Het eerste is het kindgebonden budget. Daar ben ik in een interruptie op
ingegaan. Wat mij betreft heeft de minister zich daar net iets te
makkelijk vanaf gemaakt door te zeggen dat er geen dekking in de motie
zou zitten. Dat bestrijd ik. Wellicht heeft hij straks in de schorsing
even tijd om daarnaar te kijken. De motie die op 18 juni jl. is
ingediend, vraagt om het oorspronkelijke voorstel aan te passen door het
extra knikpunt hoger te leggen. Maar dat mag gepaard gaan met een
steilere afbouw. Dat betekent dat de dekking in het voorstel zelf zat.
Dat is het eerste punt waar de beantwoording van de minister niet
helemaal klopte.
Een tweede punt. In de motie wordt nadrukkelijk gevraagd om het bij de
begroting te doen, het dus bij Prinsjesdag te presenteren. Uit het
antwoord van de minister blijkt dat het pas op 1 januari 2027 ingaat en
dat het wetsvoorstel binnenkort naar de Kamer komt. Ook op dat punt nog
graag een reactie van de minister.
Dan het tweede punt: ontwikkelingssamenwerking. De minister zei dat de
koppeling weer is hersteld. Ja, maar die ligt wel op een heel fors lager
niveau, niet op 0,7 zoals die, ik meen, 50 jaar geweest is, maar op
0,44. Dat is heel fors lager. Graag een reactie of dat iets is wat de
minister betreurt en/of nog wil gaan aanpassen in de toekomst.
Mijn derde punt gaat over de btw op logies. De staatssecretaris gaf aan
dat het verwachte omzetverlies weleens tussen de 6% en 22% kan liggen.
Je hoeft geen ondernemer te zijn om te beseffen dat dat nou precies het
gedeelte is waar de winst in zit. Dat betekent dat er bij de ondernemers
heel veel teruggang zal zijn in de winst en dat het netto-effect voor de
schatkist, door minder vennootschapsbelasting en dergelijke, weleens
heel negatief zou kunnen zijn. Daar graag nog een reactie op. Tot
zover.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De drie punten van mijn broeder van de SGP zijn zeer herkenbare punten.
Mooi, een dikke streep eronder. Maar ik mis de toepassing. Het is de
laatste bijdrage in dit seizoen van de Kamer, van de heer Flach en
misschien wel van ons allemaal. Ik ben wel benieuwd naar de toepassing
voor ons allemaal. We hebben toch lekker samengewerkt met elkaar?
De heer Flach (SGP):
Als die taak bij mij rust, dan wil ik dat best doen. Ik kijk met veel
genoegen terug op deze periode, die natuurlijk veel te kort heeft
geduurd. Ik wens al mijn collega's zegen toe in de komende
campagneperiode.
De voorzitter:
Dat kunnen we allemaal gebruiken. De heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de korting op de prijsbijstellingstranches 2025 en 2026
voor alleen al het Mobiliteitsfonds en Deltafonds betekent dat gedurende
de huidige looptijd deze begrotingsfondsen naar schatting bijna 4
miljard euro aan prijsbijstelling mislopen, met als gevolg dat
infrastructurele projecten moeten worden geschrapt;
spreekt uit dat investeringsuitgaven in de Rijksbegroting betere
bescherming verdienen;
verzoekt de regering bij onverhoopt toekomstige inhoudingen op de
prijsbijstelling nadrukkelijk te wegen of de begrotingsfondsen hiervan
dienen te worden uitgezonderd, zodat niet onbedoeld via "de kaasschaaf"
infrastructurele projecten worden wegbezuinigd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Vijlbrief, Flach en
Inge van Dijk.
Zij krijgt nr. 34 (36800-IX).
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank aan een ieder.
De voorzitter:
U ook bedankt. Binnen de 29 seconden. Sommige mensen kennen de
procedures beter dan andere. Tot zover de tweede termijn van de Kamer.
Ik schors tot 19.45 uur. Dan gaan we luisteren naar de beide
bewindspersonen.
De vergadering wordt van 18.42 uur tot 19.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen. We starten met de tweede termijn van het kabinet. Ik geef
graag het woord aan de minister.
Minister Heinen:
Voorzitter, dank u wel. Ik ga eerst naar de appreciaties van de moties,
dan naar de amendementen en tot slot waren er twee vragen gesteld door
de heer Flach die ik zal beantwoorden. Dit zeg ik in de wetenschap dat
in de tussentijd nog wordt gewerkt aan een gewijzigde motie, dus ik ga
ook een beetje tijd kopen. We gaan het zodanig doen dat het procedureel
ook allemaal netjes gaat en dan is het allemaal bij elkaar te brengen
vandaag. Dat zou natuurlijk heel mooi zijn.
Ik begin met de moties. De staatssecretaris doet uiteraard ook een
aantal moties die op de fiscaliteit zitten. Vandaar dat de nummering
soms een aantal nummers overslaat. Allereerst de motie op stuk nr. 7 van
de heer Van Dijck. Deze motie verzoekt de regering het eigen risico
volledig af te schaffen met een dekking via fiscale subsidies. Die motie
moet ik ontraden vanuit het principe van scheiding van inkomsten en
uitgaven.
Dan de motie op stuk nr. 8 van de heer Van Dijck. Deze motie verzoekt de
regering de tandarts in het basispakket te doen en dit te dekken door de
btw op kunst en cultuur te verhogen. Ook deze motie moet ik ontraden,
omdat ook dit op gespannen voet staat met de scheiding van inkomsten en
uitgaven.
Dan de motie op stuk nr. 9 van de heer Van Dijck. Deze motie gaat over
de Nederlandse labels, en dat is een begrijpelijke motie. Hier is al
veel over gedebatteerd. Het kabinet heeft deze motie eerder ontraden.
Dat was volgens mij vorige week al bij het inflatiedebat. Daar is
afgelopen juli ook een uitgebreide brief over gestuurd door de
staatssecretaris van VWS. De minister van EZ gaat nog in gesprek met
stakeholders over meertalige etiketten. Hij heeft dat vorige week
gemeld, dus dat wordt verkend. Ik zou deze motie willen ontraden vanuit
die beweging. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik geen waardering heb
voor de strijd die de heer Van Dijck hierop voert. De minister van EZ
komt hier nog op terug.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 13. Ik maak dan even een sprongetje
vanwege de moties die ik zou appreciëren. Deze motie is van de heer
Klaver en gaat over de buffelboete. De motie die nu voorligt moet ik
ontraden, maar we hebben de schorsing goed benut en er komt nog een
wijziging. Ik kijk even de heer Jesse aan of hij bereid is deze motie te
wijzigen, want dan maakt dat onderdeel uit van de beraadslaging.
De voorzitter:
U heeft goed opgelet, meneer de minister. Ik geef het woord aan de heer
Jesse.
Minister Heinen:
Als hij daar ja op zegt dan scheelt dat tijd.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
De heer Klaver had dit absoluut geweigerd, maar over twee minuten zal de
heer Jesse dat zeker doen.
Minister Heinen:
Dan houd ik deze even aan, voorzitter. We komen daar dan zo op terug. De
gewijzigde motie maakt dan bij deze onderdeel uit van de beraadslaging.
Ik vermoed dat ik haar dan oordeel Kamer kan geven, maar we wachten even
de definitieve tekst af.
Dan de motie op stuk nr. 14 van de heer Klaver. Deze motie ging over de
WOZ-waarde en het puntenstelsel. Deze motie moet ik ontraden. Dit is het
kabinetsbeleid dat mijn collega in het kabinet heeft ingezet. Ik snap
dat de heer Klaver anders tegen beleid aankijkt, maar dat debat moet dan
echt met de minister van VRO gevoerd worden. Dat is de reden dat ik de
motie ontraad.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Het heeft toch minder dan twee minuten geduurd.
De voorzitter:
Dan gaan we dus even terug naar de motie op stuk nr. 13.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Ik heb hier de aangepaste motie op stuk nr. 13.
De voorzitter:
De motie-Klaver/Kouwenhoven (36800-IX, nr. 13) is in die zin gewijzigd
dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een groep mensen met een laag inkomen in 2026 opnieuw
méér inkomstenbelasting moet betalen door de zogenoemde
"buffelboete";
constaterende dat dit deels een gevolg is van de indexatiesystematiek in
de arbeidskorting;
overwegende dat het (deels) gaat om een groep die sowieso niet veel te
besteden heeft, en de bestaanszekerheid van deze groep hiermee in het
geding komt;
van mening dat dit onwenselijk is, en dat de sterkste schouders de
zwaarste lasten zouden moeten dragen;
verzoekt de regering binnen twee weken met een nota van wijziging op de
Wet Belastingplan 2026 te komen en daarmee de indexatiemethodiek van de
arbeidskorting voor 2025 en 2026 aan te passen dat mensen met een laag
inkomen niet van het ene op het andere jaar minder recht krijgen op
arbeidskorting als gevolg van indexatie;
verzoekt de regering in dezelfde nota van wijziging een verlaging van de
eerste twee knikpunten in de arbeidskorting voor 2026 op te nemen met
respectievelijk €775 en €1.674, zodat deze op de hoogte komen te liggen
die zij zouden hebben als zij voor 2025 en 2026 met de
tabelcorrectiefactor geïndexeerd zouden zijn in plaats van het wettelijk
minimumloon, en de derving van circa 600 miljoen te dekken door voor
circa 200 miljoen de schijflengte van de tweede schijf aan te passen, de
voorgenomen verhoging van de arbeidskorting met circa 200 miljoen te
beperken en circa 200 miljoen extra op te halen met het TES,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 35, was nr. 13 (36800-IX).
We verwachten om te beginnen wel een gemailde versie van deze motie, zodat we deze kunnen rondsturen.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Wij doen alleen maar aan post. Maar ik zal kijken of het lukt om de
motie digitaal bij u te krijgen.
De voorzitter:
Dat zou erg gewaardeerd worden.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Nee, zeker. Dit is echt op het laatste moment met elkaar besproken. We
zullen ervoor zorgen dat de motie digitaal beschikbaar komt.
Minister Heinen:
Dank voor het wijzigen van deze motie. Ik kan deze oordeel Kamer geven
langs deze lijnen. Ik begrijp wat de heer Klaver heeft gedaan. Hij heeft
de tijd achter de schermen benut om te kijken of we een compromis konden
vinden. Dat ging voornamelijk om het tweede dictum en het verzoek om te
zoeken naar een derde/derde/derde-benadering van de dekkingsbronnen. Hij
heeft geprobeerd om de Kamer hierin te verenigen. Ik geef de motie
oordeel Kamer. Ik begrijp heel goed waar deze vandaan komt. Ik vind het
mooi om te zien dat we een inhoudelijk debat hebben kunnen voeren op dit
punt en dat we het bolletje wol met elkaar hebben kunnen ontrafelen.
Door op de inhoud met elkaar het debat te voeren, hebben we partijen
kunnen verenigen onder deze motie. Dat is even afwachten bij de
stemming, maar ik kan de motie in deze vorm ieder geval oordeel Kamer
geven.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Dat is fijn, want uiteindelijk zitten we in het parlement om dingen op
te lossen voor mensen en om ervoor te zorgen dat de problemen die mensen
ervaren, worden opgelost. Ik vind het heel mooi dat dit is gelukt. Ook
dank aan de collega's die hebben meegedacht en meegekeken op wat voor
wijze we tot elkaar zouden kunnen komen.
Nog even over de aanpassingen. Het is nu van belang dat we het voor 2025
en 2026 doen, maar zou de minister ook nog even iets kunnen zeggen over
het feit dat dit een structureel probleem betreft. Als we dat niet
oplossen, ook niet bij het Belastingplan, lopen we ieder jaar achter de
feiten aan.
Minister Heinen:
Ja, daarom is de formulering denk ik juist. We kunnen in ieder geval
voor 2025 en 2026 in de nota van wijziging hierop ingaan. Ik heb de
woorden van de heer Klaver zo geïnterpreteerd dat hij hier ook een
structurele oplossing voor zoekt. Dat vergt nadere bestudering aan beide
kanten. We willen namelijk ook voorkomen dat mensen uit de
arbeidskorting vallen.
Als we bijvoorbeeld de indexatie van de aangrijpingspunten in de
arbeidskorting ook via de tabelcorrectiefactor doen en niet via de
loonontwikkeling, dan kan de situatie ontstaan dat een hele groep uit de
arbeidskorting valt. Dat hebben we afgelopen jaar gezien bij de
inflatieschok. Dat is denk ik niet de bedoeling. Dat is ook hoe ik de
heer Klaver heb begrepen, namelijk dat hij daar niet naar op zoek is.
Dat kan eventueel een neveneffect zijn. Dat vergt dat we dit vraagstuk
goed bestuderen.
Ik heb de heer Klaver goed gehoord. Hij zegt dat hij hier een
structurele oplossing voor zou willen zien. Vanuit de zijde van het
kabinet kan ik aangeven dat er mitsen en maren aan zitten, die ook in
het nadeel kunnen zijn voor diezelfde groep. We moeten samen kijken wat
een oplossing kan zijn. Als we de nota van wijziging sturen, kunnen we
nader hierop ingaan. Dan zullen we alle voor- en nadelen en
mogelijkheden onder elkaar zetten, zodat de Kamer goed geïnformeerd is
op dat punt. Voor zover dat niet al het geval is, uiteraard.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Fijn. Dit is ingewikkeld, dus we moeten het goed regelen. Wat we niet
willen, is dat we ieder jaar dit debat hebben. Ik denk echt dat mensen
in Nederland behoefte hebben aan zekerheid. Daarom is het fijn als het
in ieder geval inzichtelijk is gemaakt. Niemand is aan het onmogelijke
gehouden, maar als het lukt om in de nota van wijziging een structurele
oplossing te vinden, dan vind ik dat we dat niet moeten nalaten. We
hebben gesleuteld met verschillende varianten. We hebben ook varianten
gezien die budgetneutraal kunnen. Dan hebben we ook niet het probleem
van de dekking, maar kunnen we er wel voor zorgen dat het voor de
komende jaren is opgelost. Dit soort debatten zijn heerlijk; laten we ze
volgend jaar weer hebben. Maar voor mensen in Nederland is dit echt
onzekerheid. Dat moeten we zien te voorkomen.
Minister Heinen:
Nee, zeker. Juist daarom. We willen ook de onzekerheid en de
spiegelbeeldige kant niet hebben, namelijk dat mensen geconfronteerd
worden met het tegenovergestelde als de inflatie hoger is dan verwacht.
Maar we begrijpen elkaar goed en we komen er uiteraard op terug. Is het
mogelijk, dan zullen we een voorstel doen. Nogmaals, dank voor de
samenwerking.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Goed dat we met elkaar het gesprek hebben gevoerd. Dank ook voor de
handreiking die de minister heeft gedaan. Ik mis nog één puntje in zijn
appreciatie. Dat gaat over het koopkrachtbeeld. Dat moeten we wel
blijven bewaken met zijn allen. Daar hechten we Kamerbreed ook belang
aan.
Minister Heinen:
Dank voor deze vraag. Inderdaad denk ik dat met die
derde/derde/derde-benadering dat het streven daarbij ook een evenwichtig
koopkrachtbeeld is. Dat moet zodanig dat de onderkant van de groepen
daar geen minnen in zien. Ik denk dat dit ook kan lukken. De slimme
ambtenaren — dankzij hen functioneren wij hier – hebben dit debat zitten
volgen. Zij hebben al wat berekeningen gemaakt. Naar onze inschatting
lukt dat ook. Bij dezen doe ik ook die toezegging.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik zie de ontwikkeling en ik zie ook dat het tendeert naar een brede
meerderheid. Ik vind de dekking in het TES, het tarief eerste schijf,
echt een minpunt in deze oplossing. Ik zou de minister willen vragen of
hij in de nota van wijziging inzichtelijk wil maken hoe het plaatje
eruit zou zien als je de volledige dekking zoekt in de algemene
heffingskorting en in het verschuiven van het aanrakingspunt in de
tweede schijf, zodat je de eerste schijf kunt ontzien. Dat zou ik een
prettiger oplossing dan deze, waarbij je ook wat extra belasting vraagt
van de laagste inkomens die geen recht hebben op arbeidskorting.
Minister Heinen:
Daar ben ik uiteraard toe bereid. Sterker nog, ik kan van meerdere
varianten de koopkrachteffecten laten zien. Ik denk dat het dictum zoals
dat nu is vormgegeven het dichtst bij een groot draagvlak in de Kamer
komt. Maar laat u mij alle varianten opnemen, zodat u ook op dat punt
goed geïnformeerd bent. Dat gaan we doen.
Nogmaals, het is fijn dat we ook eens op de inhoud bij elkaar kunnen
komen. Dat is mooi om te zien.
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 15, ingediend door de heer Klaver
c.s., over de stagevergoedingen. Daarin wordt gevraagd om voor de zomer
van 2026 de contouren van het wetsvoorstel voor de invoering van een
verplichte stagevergoeding naar de Kamer te sturen. In overleg met de
minister van OCW kan ik deze motie oordeel Kamer geven. Ik begreep dat
er al contacten zijn geweest en dat dit al min of meer is toegezegd.
Maar goed, de motie krijgt oordeel Kamer.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Deze motie lag totaal niet in de planning. Het gevraagde was namelijk
toegezegd, maar daarna werden er terugtrekkende bewegingen gemaakt. Dus
wij dachten: laten wij het dan maar even vastleggen.
Minister Heinen:
U bent verrast. Toch leuk dat u deelneemt aan het debat.
Dan de motie op stuk nr. 18, ingediend door de heer Kouwenhoven, over
het meerjarig inzichtelijk maken van de koopkracht. In de motie wordt de
minister van Economische Zaken — dat ben ik niet — verzocht met het CPB
te kijken hoe voortaan ook de historische ontwikkeling van de
koopkrachtcijfers kan worden weergegeven. Ik moet deze motie ontraden,
want dit doen we al. Dit zit al in het CEP. De motie is in die zin dus
niet nodig. De koopkrachtcijfers worden al meerjarig inzichtelijk
gemaakt. De motie is dus overbodig — als dat ook een oordeel is. Dan is
de motie overbodig.
De voorzitter:
Een vernietigend oordeel.
Minister Heinen:
Dat vind ik altijd wat harder klinken dan "ontraden".
Dan de motie op stuk nr. 19, ingediend door de heer Kouwenhoven, over de
versterking van de financiële functie van de Tweede Kamer. Volgens mijn
administratie is die motie ingetrokken. Ik kijk even naar de heer
Kouwenhoven. Klopt dat?
De heer Kouwenhoven (NSC):
Ik ben benieuwd naar het oordeel over de motie.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de minister daar geen oordeel over gaat geven.
Minister Heinen:
Nee, want daar ga ik niet over. Dat is aan de Kamer en aan het
Presidium, uiteindelijk. Ik heb er wel een mening over, maar die zal ik
niet geven. Nogmaals, ik weet niet of de motie op de stemmingslijst
komt.
De voorzitter:
Maar voor zover het Presidium een oordeel mag geven, is de motie
overbodig, want het daarin gevraagde gebeurt al. Dat is ook bij de
ramingen reeds besproken.
Minister Heinen:
Oké. Dan de motie op stuk nr. 20, ook ingediend door de heer
Kouwenhoven, waarin de regering wordt verzocht het jeugdloon voor
achttienplussers stapsgewijs af te bouwen richting 2030. Ik moet deze
motie ontraden. Het minimumjeugdloon wordt al verhoogd per 1 januari
2027. We moeten echt voorkomen dat we te veel in één keer doen. We
moeten ook de arbeidsmarkteffecten monitoren; daar moet ik uw Kamer ook
over informeren. Ook de effecten op de scholingsdeelname moeten wij
monitoren. Dat is ook een achterliggende reden van het lagere
minimumjeugdloon. Daarmee willen we onze jongeren blijven stimuleren om
zich te laten scholen. Laten we al die effecten monitoren en de
resultaten daarvan met de Kamer delen. Op die manier kunnen we voorkomen
dat we onbedoelde andere effecten bereiken. In die zin zou ik de motie
willen ontraden.
In de motie op stuk nr. 21, ingediend door de heer Vijlbrief, wordt de
regering verzocht om de bezuinigingen op wetenschap en innovatie voor
2026 te schrappen en voor dekking te kijken naar het minder verlagen van
het eigen risico. Deze motie moet ik ontraden, want de hoogte van het
eigen risico voor 2026 kan niet meer worden aangepast. Het minder
verlagen van het eigen risico levert in 2026 gewoon te weinig op. Vanuit
het oogpunt van een deugdelijke dekking moet ik deze motie daarom
ontraden.
In de motie op stuk nr. 22 van de heer Vijlbrief wordt de regering
verzocht te onderzoeken of er een wettelijk kader voor de
prijsontwikkeling ingesteld kan worden voor het vervolgonderwijs. Deze
motie moet ik ontraden. Dit is echt aan het nieuwe kabinet. Ik wil dat
kabinet niet nu al klemzetten. Bij de Voorjaarsnota kunnen
prijsstellingen altijd aangepast worden of anders verdeeld worden. De
motie op stuk nr. 22 wordt dus ontraden.
Dan motie op stuk nr. 23 van de heer Vijlbrief, waarin de regering wordt
verzocht om de kostendelersnorm af te schaffen. Ik wil die motie ook
ontraden. Het gaat hier om zo'n 0,5 miljard euro. De dekking is
ongericht en ondeugdelijk, dus daarom ontraad ik deze motie.
De heer Vijlbrief (D66):
Dat is het goed recht van de minister, maar volgens mij zijn de kosten
300 miljoen en geen 0,5 miljard. Ik vermoed echter dat het oordeel
hetzelfde blijft.
Minister Heinen:
Dat klopt.
Dan de motie op stuk nr. 24 van de heer Vijlbrief, waarin de regering
wordt verzocht om een aantal punten uit te werken: een overzicht van
investeringen, het onderscheid tussen consumptieve uitgaven en
investeringen, en ook de investeringen in het licht van de nog op te
richten investeringsinstelling. Ik kan die motie oordeel Kamer geven. Ik
moet daar wel bij zeggen dat het opstellen van een lijst met
noodzakelijke investeringen een politiek oordeel is. Wat noodzakelijk
is, is aan de politiek en niet aan het kabinet. We kunnen kijken hoever
we komen, maar voor de verkiezingen wordt dat wel lastig. We gaan echt
ons best doen om dat zo spoedig mogelijk te doen, maar ik weet niet of
dat voor de verkiezingen lukt. Met die lezing zou ik de motie oordeel
Kamer willen geven.
Dan de motie op stuk nr. 25 van de heer Dijk, waarin de regering wordt
verzocht om een woonnorm vast te stellen van 2,5%. Ik ontraad die motie
omdat deze ongedekt is.
Dan de motie op stuk nr. 27 van de heer Dijk. Deze motie wil ik ook
ontraden. In de motie wordt de regering verzocht om met een plan te
komen om buurthuizen en zorghuizen op te richten. Dat is natuurlijk
sympathiek, maar ook hier zit geen dekking bij.
In de motie op stuk nr. 28 van de heer Dijk wordt verzocht om de
mondzorg in het basispakket in te voeren. De dekking moet komen van een
hele lijst aan belastingen. Dit staat op gespannen voet met de scheiding
van inkomsten en uitgaven, dus daarom ontraad ik de motie.
Het lid Kostić verzoekt de regering om een aangenomen amendement binnen
de begroting altijd uit te voeren. Dit is de motie op stuk nr. 29. Een
amendement is onderdeel van de wet en wordt daarmee altijd uitgevoerd.
Het bedrag werd in zichzelf niet gewijzigd, maar de toelichting werd
gewijzigd. Daarom wordt deze geïnterpreteerd als een motie. Maar het lid
Kostić heeft natuurlijk helemaal gelijk: een amendement moet je
uitvoeren. Het is immers een onderdeel van de wet. Maar het gaat om de
toelichting op het bedrag in de wet. Als je alleen dat wijzigt, dan kan
dat gezien worden als een motie. Dat is even de toelichting hierop. Dit
is al per brief vanuit de minister van OCW naar de Kamer gestuurd. Ik
heb daar zelf een aanvullende brief over gestuurd. Ik wil eigenlijk
verwijzen naar die toelichtingen en vanuit die verwijzingen deze motie
ontraden.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit is dus heel onwerkelijk. We hebben net een debat gehad met de
minister van OCW. De Kamer heeft gezegd: nee, die toelichting hoort
erbij. De Kamer is heel duidelijk. Er is ook een afspraak gemaakt met de
minister van Financiën dat dit zo wordt uitgevoerd: de toelichting hoort
erbij. We hebben ook advies gekregen van de juridische adviseurs van de
Kamer. Zij spreken de minister ook tegen. De Kamer gaat op haar strepen
staan. Ik snap niet waarom de minister van OCW gaat meebewegen, maar de
minister van Financiën op zijn eigen strepen blijft staan. Wat is het
nou?
Minister Heinen:
Ik was niet bij dat debat. Ik snap niet waarom er nu een motie wordt
ingediend als daar andere toezeggingen zijn gedaan. Ik was niet bij dat
debat, dus daar kan ik niet aan refereren. Met alle respect, maar dat
kunt u niet van mij vragen. Ik voer hier plenair het debat met u.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nou ja, precies hierom.
Minister Heinen:
Ik kan me niet in tweeën splitsen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nee, maar ik heb er ook in mijn bijdrage aan gerefereerd dat het een
nieuwe ontwikkeling was en dat de Kamer, ook van deze minister van
Financiën, verwacht dat hij zich houdt aan de afspraken met de Kamer en
aan de democratische rechtsstaat, en dat de wens van de Kamer wordt
uitgevoerd.
Minister Heinen:
Het amendement wordt uitgevoerd, want het amendement is onderdeel van de
wet. Ik heb er geen keuze in om dat wel of niet uit te voeren. Wij
hebben een brief gestuurd. Het amendement wijzigde een tekst is de wet.
De minister van OCW heeft aangegeven dat te interpreteren als een motie,
waar hij zich op bepaalde manier toe verhoudt. Daarna is mij om een
oordeel gevraagd en ik me aangesloten bij de uitleg van de minister van
OCW. Dan komt u in dit debat aan met dat in een ander debat een andere
uitleg is gegeven. Daar kan ik natuurlijk niet op reageren, want ik was
niet bij dat debat. Nogmaals, met alle respect, u vraagt iets aan mij
wat ik niet kan leveren, namelijk reageren op een debat waar ik niet bij
was. Ik sta hier en ik ga deze motie dus ontraden. We proberen hier echt
in alle zuiverheid te appreciëren, maar dit is wel een nieuwe
stijlfiguur. Die heb ik hier in dit huis niet eerder meegemaakt.
De voorzitter:
Afrondend, nog één keer.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Afrondend. De afspraken over hoe je zo'n amendement moet gaan uitvoeren,
zijn gemaakt met de minister van Financiën. Conform die afspraken past
het niet om dan te zeggen: ik lees dat amendement als een motie. Maar
goed, de minister is blijkbaar niet op de hoogte van de discussie. De
Kamer is wel duidelijk.
Minister Heinen:
Nogmaals, ik kan niet op de hoogte zijn van die discussie, want ik sta
hier plenair. Er wordt verwezen naar een debat waar ik niet bij ben. Ik
heb hier niet allemaal tv-schermen om alle debatten die in dit huis
plaatsvinden, te volgen. Met alle respect, dat kunt u niet van mij
vragen. Ik blijf bij het oordeel ontraden, maar als de minister van OCW
inmiddels een andere afspraak heeft gemaakt met het lid Kostić ... Het
lid Kostić gebaart buiten de microfoon dat ik moet bellen, maar ik kan
toch niet even inbellen bij een ander debat terwijl ik hier achter de
katheder sta? Het wordt nu een beetje absurd.
De voorzitter:
Ik stel vast dat mevrouw De Vos afwezig is.
Minister Heinen:
Ja.
Dan motie op stuk nr. 34, de motie-Grinwis. Die motie verzoekt de
regering nadrukkelijk te wegen of de investeringsfondsen worden ontzien
bij toekomstige inhoudingen van prijsbijstellingen. Ik begrijp deze
motie in het licht van het debat dat wij hebben gevoerd. Ik moet de
motie toch ontraden, omdat er ook aan deze motie gevolgen zitten. Dat
betekent dat de bezuinigingen op andere begrotingen groter worden. Dat
slaat dan ook neer bij OCW. Ik heb ook gehoord, zo zeg ik via u,
voorzitter, dat uw Kamer dat niet wil. In die zin is dat dus een beetje
tegenstrijdig. Op zich snap ik de motie, maar ik moet 'm ontraden omdat
de bezuinigingsopgave bij andere begrotingshoofdstukken dan groter
wordt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat staat er niet, hè? Er staat om nadrukkelijk te wegen of je een
toekomstige inhouding van de prijsbijstelling ook wil laten slaan op de
begrotingsfondsen. Er staat niet dat niet te doen. Er staat gewoon:
nadrukkelijk te wegen. En waarover hebben wij het gehad? Bij de
koopkracht heb je een plaatje in het CMEF waartoe je je verhoudt. Als je
een prijsbijstelling opneemt in bijvoorbeeld je augustusbesluitvorming
of je voorjaarsbesluitvorming, dan is er niemand die zegt: "Ho, ho.
Wacht even, we moeten nog even ergens aan denken." Dat raakt namelijk de
investeringen. Dat telt in de looptijd van het fonds op tot vele
miljarden, terwijl het nu misschien maar een paar honderd miljoen lijkt.
Er staat hier geen claim. Er staat hier gewoon: nadrukkelijk te wegen.
Dat is zodat je niet onbedoeld via zo'n kaasschaafmethode misschien
tegen je zin heel veel infrastructuurprojecten wegbezuinigt. Er staat
niet: het niet meer doen.
Minister Heinen:
Dat is helder, zeg ik met uw toestemming, voorzitter. Dan heb ik 'm
anders gelezen dan hoe de indiener het bedoelde. Met deze lezing, dat je
het kan wegen, geef ik de motie oordeel Kamer. Hierin heeft de heer
Grinwis natuurlijk gelijk: we kunnen het altijd wegen. Ik weet niet of
dat tot een andere uitkomst leidt, zeg ik er wel bij. Maar met deze
lezing kan ik de motie appreciëren met oordeel Kamer. Excuus dat ik de
motie anders heb geïnterpreteerd dan hoe ze was bedoeld.
De voorzitter:
Was dat de motie op stuk nr. 34?
Minister Heinen:
Ja, dat was de motie op stuk nr. 34. Die krijgt: oordeel Kamer.
Dan lagen er ook nog een aantal amendementen, voorzitter. Kan ik
doorgaan?
Ik noem de nummers rustig op. De vorige keer kreeg ik de opbouwende
feedback dat ik iets te snel ging. Ik ga het nu dus rustig doen, en
inderdaad met Latijnse nummers, zoals de heer Vijlbrief zegt.
Ik begin met het amendement-Piri, het amendement op stuk nr. 3
(36800-V). Hebben we het allemaal? Dat amendement wil ik ontraden,
vanwege de scheiding tussen inkomsten en uitgaven.
Dan het amendement op stuk nr. 3 (36800-VI), het amendement van de heer
... Dat is het amendement van mevrouw Mutluer. Excuus, ik ben niet
bekend met alle 150 leden. Dat amendement wil ik ontraden. De dekking is
niet toereikend.
Dan het amendement-Yeşilgöz/Van der Plas, het amendement op stuk nr. 11
(36800-VI). Dat was naar aanleiding van een debat over de rellen in Den
Haag. Dat riep op om de uitrusting van de mobiele eenheid uit te breiden
en dat te dekken met een korting op de BHO-begroting. Dekkingstechnisch
kan dat, maar het is uiteindelijk aan de Kamer. Daarom geef ik het
amendement ook oordeel Kamer.
Voorzitter. Dan het amendement van het lid Mutluer. Nogmaals excuses als
ik die naam verkeerd uitspreek. Dat amendement wil ik ontraden. Dat gaat
om het amendement op stuk nr. 12 (36800-VI). Dat gaat ook over de
politiebegroting. Het amendement verhoogt het budget voor de politie met
86 miljoen om een exploitatietekort in 2026 te voorkomen, gedekt met de
nieuwe voorstellen uit het Belastingplan 2026. Die dekking is
ondeugdelijk en daarom ontraad ik dit amendement.
Dan het amendement op stuk nr. 8 (36800-VIII) van de heer Stultiens, die
ook aanwezig is hier in de zaal. Dat moet ik ook ontraden, eveneens
vanwege een ondeugdelijke dekking, die in strijd is met de scheiding
tussen inkomsten en uitgaven. Ja, een tegenvaller, in politieke zin. En
als het wordt aangenomen, ook in budgettaire zin.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Houdt de minister zich altijd aan de scheiding tussen inkomsten en
uitgaven?
Minister Heinen:
Ik weet niet of de heer Klaver mij dat vraagt in mijn rol als minister
van Financiën of in mijn rol als Kamerlid in een vorig leven, want die
heb ik vaak voorbij horen en zien komen.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Nou, nee, ook als minister van Financiën. Ik vraag het omdat ik
regelmatig voorstellen zie, dan wel van de coalitiepartijen, dan wel van
het kabinet zelf, waarin deze scheiding ook niet altijd even strikt
wordt gehandhaafd. Ik begrijp het heel goed als iets wordt afgewezen,
maar mij valt al jaren wel op dat de begrotingsregels altijd heel hard
zijn voor de oppositie, terwijl ze voor de coalitie altijd ietsje
zachter zijn.
Minister Heinen:
Voorzitter, met uw toestemming: kan de heer Klaver een voorbeeld geven?
Dit herken ik namelijk niet.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Het Klimaatfonds; het Groeifonds dat eerder is afgeschaft, maar ook de
accijnzen. Die zijn eerder betaald uit het Groeifonds.
Minister Heinen:
Dit wordt u ingefluisterd door de heer Stultiens, maar daarmee verwijst
hij naar een vorige politieke periode, waarin ik geen minister van
Financiën was, maar Kamerlid. Ik zal toegeven dat daar ook ongelukken
zijn gebeurd. Die gebeurden er toen vaak, over en weer. Maar dit kabinet
heeft de accijnzen niet gedekt uit het Klimaatfonds.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Ik krijg nog veel meer, dus het wordt echt leuk als we hiermee gewoon
door kunnen blijven gaan. Maar het amendement-Bontenbal ...
De voorzitter:
We kunnen hier nog uren mee doorgaan!
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Het amendement-Bontenbal ging hier ook over. Mijn punt blijft staan.
Volgens mij moeten we ... Ik snap dat het wordt afgewezen, maar ik zie
dat die regel heel vaak ook door het kabinet zelf of de coalitie met
voeten wordt getreden.
Minister Heinen:
Mag ik daarop nog reageren?
De voorzitter:
Ja, reageert u maar.
Minister Heinen:
Ik heb geleerd dat het, als je bij dit soort interacties vraagt naar
voorbeelden, altijd een wat diffuus beeld oplevert, waardoor ik
bevestigd zie dat ik dat beeld niet herken.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voor de kijker dan: de benzineaccijns werden ooit betaald uit het
Groeifonds. Laten we dat maar een Tom-van-der-Leetje noemen, zeg ik met
een knipoog naar de heer Heinen. En dat is geen belediging van Tom van
der Lee.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, een persoonlijk feit. Over de rug van zieke mensen dit soort
grappen maken, dat verwacht ik van bijna iedereen, maar van de
ChristenUnie ...
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Meneer Klaver heeft weer zijn punt kunnen maken. Heel goed. Dat gun ik
hem graag. Het was natuurlijk een knipoog naar deze minister Heinen, die
in een vorige rol het Groeifonds als dekking heeft gebruikt voor
benzineaccijnzen.
Maar even serieus: mijn vraag. Heel veel amendementen worden ontraden
omdat ze in strijd zijn met de begrotingsregels of anderszins. Maar bij
het amendement op stuk nr. 11 (36800-VI) over de ME, wat een heel nobel
doel is, komt de dekking uit de BHO-begroting, uit de
ontwikkelingssamenwerking. En dan zegt de minister in één keer: "ja,
ach, oordeel Kamer". Dat vind ik toch een beetje raar, want er is een
begroting door dit kabinet hier neergelegd met een gedeeltelijk herstel
van de koppeling et cetera. Ik neem aan dat de minister daarvoor staat.
Waarom krijgt zo'n amendement dan in één keer oordeel Kamer, terwijl de
minister bij andere amendementen zegt "zo'n dekking pruim ik niet, dus
ontraden"? Dat voelt toch een beetje als willekeur.
Minister Heinen:
Nee, dat is het niet. In de moties die ik ontraad, staat namelijk de
scheiding tussen inkomsten en uitgaven ter discussie, omdat de dekking
wordt gevonden aan de lastenkant, door het verhogen van de belastingen,
en vervolgens stijgen de uitgaven, en dat gaat wel echt tegen de
spelregels in die we met elkaar hebben. Het amendement op stuk nr. 11
waar de heer Grinwis naar verwijst, blijft binnen het uitgavenkader. In
technische zin kan dat dus volgens de begrotingsregels. Het is in de
meest zuivere vorm aan de Kamer, want dit staat niet op gespannen voet
met de begrotingsregels, en daardoor krijgt die oordeel Kamer.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik betwist ook helemaal niet dat dit niet binnen de uitgaven zou zijn.
Dat is helemaal prima. Maar het punt is: staat de minister hier
inhoudelijk voor zijn hele begroting, inclusief de uitgaven aan
ontwikkelingssamenwerking, of denkt hij: diep van binnen vind ik het
eigenlijk helemaal niet zo erg als het daar wordt weggehaald en naar het
goede doel ME gaat? Ik vind het een beetje lastig om dat zo uit zijn
mond te horen. Maar oké, als de minister zegt "puur op basis van de
begrotingsregels geef ik oordeel Kamer"... Het blijft een beetje
ongemakkelijk, want BHO — dat weet de minister ook — klinkt wel als een
favoriete schietschijf om uitgaven uit te dekken.
Minister Heinen:
Voor de goede orde: ik stel het amendement niet voor. Ik apprecieer 'm
op basis van de objectieve criteria en stel vast dat dit binnen het
uitgavenkader blijft. Dat kan. Ik begrijp wel waarom de heer Grinwis
deze opmerking maakt.
Voorzitter. Dan een amendement van het lid Kouwenhoven. Het gaat om het
amendement op stuk nr. 8 (36800-X). Dat amendement voorziet in een
dekking voor weerbaarheid uit de begroting van Defensie, maar hij dekt
dat door het inboeken van taakstellende onderuitputting op het
Defensiematerieelfonds. Dat is geen deugdelijke dekking. Dit amendement
moet ik dus echt ontraden. Wij verwachten daar geen onderuitputting.
Hiermee neem je echt een hypotheek op de toekomst. In het licht van de
discussie die ik met de heer Grinwis had, kun je natuurlijk ook nog de
vraag stellen of je dan moet bezuinigen op Defensie. Ik denk dat de
Kamer daar ook wat van vindt; laat ik het neutraal formuleren, anders
heb ik Grinwis weer aan de interruptiemicrofoon staan. Maar het inboeken
van onderuitputting is echt geen deugdelijke dekking, dus dat moeten
echt ontraden. Ik zou daar ook echt mee oppassen, want we boeken dan
gewoon tegenvallers in.
Er werd wat gefluisterd buiten de microfoon. Dat ga ik niet
herhalen.
Dan het amendement op stuk nr. 5 (36800-XII), van de heer De Hoop. Dat
stelt 50 miljoen beschikbaar om extra verhoging van de tarieven bij NS
te voorkomen. Dat wordt gedekt uit het Belastingplan. Dat moet ik ook
ontraden, vanwege dezelfde reden: de scheiding tussen inkomsten en
uitgaven.
Dan het amendement op stuk nr. 8 (36800-XII), van mevrouw Teunissen. Dat
moet ik ook ontraden. Het amendement poogt het verplichtingenbudget voor
artikel 21 Circulaire Economie incidenteel met 1,7 miljard te verhogen
en dat te dekken uit de brandstofaccijnzen, maar ook dat staat op
gespannen voet met de scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Wij achten
dat begrotingstechnisch ondeugdelijk, dus ontraden.
Ik ben er bijna, voorzitter.
Dan het amendement op stuk nr. 6 (36800-XIII), van het lid Kouwenhoven.
Hij heeft ook een andere categorie op de EZ-begroting waar hij graag in
wil investeren, namelijk cybersecurity. Maar ook hier wordt dat gedaan
door een taakstellende onderuitputting in te boeken op het
Defensiematerieelfonds. Vanwege dezelfde argumentatie: ontraden. Ik zou
echt geen dekking zoeken in aanvullende onderuitputtingtaakstellingen.
Dus ontraden.
Dan het amendement op stuk nr. 11 (36800-XVI), ook van het lid
Kouwenhoven. Hij wil nog meer geld uitgeven, namelijk 2 miljoen
vrijmaken voor het versterken van het programma Weerbare Zorg. Dat is
uiteraard nobel, maar hij wil ook dat dekken uit het inboeken van
taakstellende onderuitputting. Zo zien we dat die taakstelling steeds
groter wordt en dat is echt onverstandig, dus daarom: ook
ontraden.
Dan het amendement op stuk nr. 3 (36800-XVII), van het lid Hirsch. Ook
dat amendement moet ik ontraden wegens de scheiding tussen inkomsten en
uitgaven. Ik merk toch op dat de belastingen graag worden verhoogd en er
graag meer wordt uitgegeven. Ik zou echt een oproep willen doen om de
trend precies de andere kant op te doen: lagere belastingen en minder
uitgeven.
Dan het amendement-Yeşilgöz/Van der Plas op stuk nr. 8 (36800-XVII). Dat
is het spiegelbeeldige amendement van een eerder amendement. Dit
amendement is waar de dekking plaatsvindt, het andere amendement ging
over waaraan het geld werd uitgegeven. Dit amendement kan ik dan oordeel
Kamer geven, indachtig het interruptiedebatje met de heer Grinwis.
Dan het laatste amendement, van het lid Kouwenhoven. Dat is het
amendement op stuk nr. 7 (36800-B). Dat gaat over de toevoeging van 35
miljoen uit het Gemeentefonds voor de versterking van de weerbaarheid.
Ook dit amendement is nobel, maar wordt wederom gedekt uit een
onderuitputtende taakstelling, namelijk op het Defensiematerieelfonds.
Ontraden.
Daarmee ben ik aan het einde gekomen van deze appreciatie. Ik had nog
twee openstaande vragen, namelijk van de heer Flach over het
wetsvoorstel voor het kindgebonden budget. Ik moet toegeven dat hij een
primeurtje had, want ik verwees naar een toelichting die de heer Flach
nog niet kan kennen. Die was namelijk in het kabinet besproken, maar nog
niet naar de Kamer gestuurd. Ik begrijp dus de verwarring.
Het interruptiedebatje heeft ook nog iets anders opgelost. Ik wees er
namelijk op dat de motie niet gedekt was. Daar heb ik een fout gemaakt,
want de korting in de Voorjaarsnota was 300 miljoen. De heer Flach gaf
aan de interruptiemicrofoon aan: ik wil dat niet terugdraaien, maar ik
wil dat het binnen het kindgebonden budget oplossen en daarmee is het
gedekt. Daar heeft de heer Flach natuurlijk helemaal gelijk in.
Daarmee lopen we wel tegen twee zaken aan. Dat hebben we geprobeerd aan
te geven in de toelichting op het wetsvoorstel, dat dus nog naar de
Kamer komt en ook nog in internetconsultatie moet. De heer Flach zegt
dat je het ook zou kunnen dekken door het afbouwpad steiler te maken.
Dat verhoogt de marginale druk. Dat is ook iets wat we in de Kamer niet
willen. Een andere optie is de vermogensgrenzen verlagen. Die vinden we
heel hard, want het is echt heel digitaal. Als ze €1 boven de
vermogensgrens zitten, valt gelijk een hele groep mensen uit het
kindgebonden budget. Daardoor is die optie vrij ruig.
We hebben deze opties in de toelichting gezet en dit daarom ook in de
internetconsultatie en aan de Kamer gemeld, omdat we goed hebben
geluisterd naar de discussies rond marginale druk en groepen die ineens
uit regelingen vallen. Dat wilden we voorkomen. Maar nogmaals, excuus
voor mijn initiële appreciatie, want u heeft gelijk: de motie was wel
gedekt. Zo ken ik de SGP ook.
De heer Flach (SGP):
Dank voor deze toelichting. Dan blijft wel de vraag staan: waarom is die
motie, met deze wetenschap, dan niet uitgevoerd door dit al op te nemen
in de begroting van dit jaar? De minister zei dat de Kamer niet wil dat
de marginale druk toeneemt. Dat is waar, maar het is dezelfde Kamer die
ook deze motie heeft aangenomen. Daar zit dus ook wel wat spanning
tussen.
Minister Heinen:
Klopt. De inschatting vanuit het kabinet was dat wij ons konden
voorstellen dat de Kamer dit nog wil wegen. Omdat het pas 2027 betreft,
hebben we ook de tijd om deze discussie te voeren. Nogmaals, als de
Kamer zegt wel het afbouwtraject steiler te willen maken en de marginale
druk op de koop toe te nemen, zullen we dat uiteraard gewoon verwerken.
Hetzelfde geldt voor de vermogensgrens. Maar vanwege de ruigheid van de
dekking dachten we dat het goed zou zijn om het debat nog wel met elkaar
te voeren, omdat we het ons in alle eerlijkheid niet konden voorstellen
dat die ruigheid de bedoeling was. En we hebben de tijd om dit nog met
elkaar te bespreken.
De heer Flach (SGP):
Ik zet hier even een komma achter de discussie. Het ware goed geweest
als we deze discussie eerder, in de aanloop naar de begroting, hadden
gevoerd. Maar dat is niet het geval, dus voor nu neem ik even genoegen
met dit antwoord.
De voorzitter:
Prima.
Minister Heinen:
Dank u wel. Nogmaals, ik denk dat als we de toelichting zien en ook de
effecten hiervan, we nog een goede discussie met elkaar gaan hebben.
Maar ik begrijp wel wat de heer Flach hier poogt te doen. Nogmaals, alle
begrip daarvoor.
Dan had de heer Flach nog een laatste vraag, namelijk over
ontwikkelingssamenwerking. Dit betreft een terugkerend punt: de heer
Flach is van mening dat de norm ten opzichte van het bni te laag is. Het
kabinet heeft ervoor gekozen om het budget te koppelen aan het bni bij
de Voorjaarsnota. Als je dit terug zou brengen naar de 0,7-norm zou dat
ongeveer een investering kosten — we hebben in de pauze snel gerekend —
van 3 miljard: van 0,44%, waar het nu zit, naar 0,7%. Dat is een kwart
procentpunt erbij, en dan zit je op zo'n 3 miljard. Daar hebben we het
dan over. Ook is dit ongedekt. Dat is de reden waarom we dat niet hebben
gedaan.
De voorzitter:
Hartstikke goed. Ik wil er een beetje een eind aan breien, meneer
Grinwis. Ik weet dat u hier úren over kunt doorpraten. Dat mag, maar
niet hier. Het woord is aan de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Uren doorgaan, dat gaan we niet doen. Maar één punt. Nu verwoordt de
minister het in zijn antwoord alsof het om de hele 0,7-norm gaat. Ja,
dat kost inderdaad die miljarden. Maar hier gaat het over de
koppelingssystematiek, en die was altijd gekoppeld aan de 0,7% bni minus
de historische bezuiniging, wat een absoluut bedrag is. Daar is nu van
afgeweken en volgens mij is dat het punt van de heer Flach. En ook mijn
punt.
Minister Heinen:
We gaan hier niet uit komen. Ik kan nu ook wel weer wat, maar dan gaan
we uit de tijd lopen.
De voorzitter:
Nee. U had nog een vraag?
Minister Heinen:
Laat mij nog één afrondende opmerking maken, voordat ik het woord aan de
staatssecretaris geef. Ik wil u namelijk bedanken voor de goede
debatten. Ik begon mijn inleiding met de opmerking dat het een
bijzondere eer is om hier te mogen staan en de begroting van ons land te
mogen verdedigen. Maar veel bijzonderder is om in deze samenstelling te
debatteren. Ik denk dat dit sowieso de laatste keer is dat wij in deze
verhoudingen debatteren, omdat er verkiezingen komen. Maar ik vind het
erg leuk, en heb het ook altijd erg leuk gevonden, om met de financieel
woordvoerders te debatteren, omdat dat altijd op de inhoud gaat. Dat is
ook precies wat de heer Klaver zei, die met weemoed nu weer even terug
is gekeerd in deze commissie.
Laat mij veel beterschap wensen aan de heer Van der Lee. Laat mij ook
beterschap wensen aan de heer Dijk. Ik merkte dat hij bij het voorlezen
van de motie ziek werd. Hij is niet in de zaal, maar hij gaat morgen
trouwen, dus ik wil hem bij dezen alvast mijn felicitaties overbrengen,
want daar krijg ik verder geen gelegenheid meer voor. Laten we immers
vooral niet vergeten in al het politieke geweld, althans in debattermen,
dat familie, partners en kinderen echt het allerbelangrijkste zijn. Ik
kan u uit eigen ervaring vertellen dat je ook in deze functie er zeer
mee wordt geconfronteerd dat dat onder spanning staat.
Dus bedankt voor de goede samenwerking, van links tot rechts: dank u
wel. En uiteraard dank aan alle ambtenaren die ons hier eindeloos
blijven ondersteunen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ook namens ons. U bedankt hen ook namens ons. De heer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik ben niet de meest seniore figuur in deze commissie, maar wel de meest
seniore figuur qua leeftijd. Ik wil de minister bedanken voor de fijne
samenwerking en wens hem redelijk wat succes bij de
verkiezingscampagne.
Minister Heinen:
Ja, laten we elkaar heel houden. Dank u wel.
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de resterende moties appreciëren en ik
heb ook nog een vraag liggen van de heer Flach, die ik wil beantwoorden
bij de appreciatie van de motie van de heer Vermeer.
De motie op stuk nr. 6 van Tony van Dijck verzoekt de btw op
boodschappen af te schaffen en dit te dekken via verlaging van de
ontwikkelingshulp. Deze motie moeten wij ontraden vanwege de scheiding
van inkomsten en uitgaven.
Dan de motie op stuk nr. 10, van Van Eijk en Martens-America: "te
verkennen hoe de toegang tot innovatieregelingen verbeterd en
vereenvoudigd kan worden, zodat meer ondernemers daadwerkelijk gebruik
kunnen maken van fiscale stimulansen voor innovatie en groei". De
minister van Economische Zaken heeft recent in het commissiedebat
Verdienvermogen toegezegd na te gaan hoe een regeling zoals de
Innovatiebox versimpeld zou kunnen worden. Hierover zal de Kamer nader
geïnformeerd worden. Ik kan dit verzoek hierin meenemen en met die
lezing kan ik 'm oordeel Kamer geven.
De volgende motie is van mevrouw Van Eijk en Peter de Groot: "verzoekt
de regering opties in kaart te brengen om te voorzien in een
tegemoetkoming voor het ontbreken van kostenaftrek door de box 3-heffing
op woningen in 2026 en 2027 te verlagen, en de Kamer hierover te
informeren voor de behandeling van het Belastingplan 2026". Het kabinet
heeft de derving van het uitstellen van het nieuwe box 3-stelsel
integraal gewogen en besloten om dit onder andere te dekken met het
verhogen van het forfait voor overige bezittingen.
Mijn ambtsvoorganger heeft bij de behandeling van de Wet
tegenbewijsregeling en het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement al
gesproken met uw Kamer over de zorgen over de impact van deze maatregel.
Als de Kamer hierover meer informatie en beleidsopties wil ontvangen,
ben ik bereid om daarvoor te zorgen. Ik kan deze motie dan ook oordeel
Kamer geven.
De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 11.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, sorry.
Dan de motie op stuk nr. 16, van de heer Vermeer: "verzoekt het kabinet
voor de behandeling van het Belastingplan met een reactie te komen op
het onderzoek van Significant APE waarin de raming kritisch tegen het
licht wordt gehouden en wordt toegelicht hoe rekening is gehouden met
gedragseffecten". Het kabinet hecht, net als de heer Vermeer, sterk aan
goede ramingen. Daarom zorgen wij daar ook altijd voor en worden de
ramingen ook gecertificeerd door het CPB. Het kabinet begrijpt ook de
wens om een reactie op een onderzoek dat er ligt en een nadere
toelichting. Voor de behandeling van het Belastingplan 2026 zullen wij
de Kamer hierover nader informeren. Met die toelichting kan ik deze
motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 16 en de motie op stuk nr. 12 heeft u
volgens mij overgeslagen. O, dat is een spreekt-uitmotie, u heeft
gelijk.
Staatssecretaris Heijnen:
Dan ga ik de vraag van de heer Flach beantwoorden. Die zag ook op het
btw-tarief op logies, namelijk of ik kon reflecteren op de
gedragseffecten daarvan. De btw-verhoging leidt tot minder omzet in de
logiessector, dat is duidelijk. Echter, wij nemen aan dat de
consumptieve uitgaven van mensen gelijk blijven. Dat betekent dat ze
geld dat ze niet besteden aan overnachtingen, aan andere zaken uitgeven.
Per saldo heeft dit dus geen effect op de belastingopbrengsten. Maar als
de motie-Vermeer wordt aangenomen, zal ik in de brief ook nader ingaan
op deze vraag van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Volgens mij is dat toch een aanname die vrij kort door de bocht is. Het
verschil tussen 6% en 22% is het verschil tussen een winstgevend
logiesbedrijf of een verlieslatend verliesbedrijf. Dat compenseer je
niet door die procenten toe te voegen aan andere consumptieve uitgaven.
Dat is één. Twee. We gaan dan ook voorbij aan de buitenlandse mensen die
hier komen overnachten en die wellicht zullen kiezen voor een ander land
om hun vakantie door te brengen. Met andere woorden, ik denk echt dat
het belangrijk is om toch nog eens goed te kijken of dit nou wel echt
zo'n goede maatregel is, want per saldo kan het een achteruitgang in
inkomsten betekenen.
Staatssecretaris Heijnen:
Daarom gaan we ook de motie van de heer Vermeer uitvoeren. Dan zullen we
daarop ingaan. Ook in het onderzoek dat de heer Vermeer noemde worden
wat kritische kanttekeningen geplaatst bij onze raming. Dan zullen we
daarop ingaan.
De voorzitter:
Ja.
Staatssecretaris Heijnen:
Dan de motie op stuk nr. 17 van de heren Kouwenhoven, Klaver en Six
Dijkstra: "verzoekt de regering om een plan op te stellen zodat de
Belastingdienst nog vóór het eind van 2026 volledig op soevereine
Europese ICT kan draaien". Deze motie is onuitvoerbaar. Er ís nu geen
Europees alternatief en dus ook niet binnen een jaar. In de brief van
vandaag is ook aangegeven dat dit punt uitvoerig onderzocht is. Als er
in de toekomst dan een alternatief is, dan vergt dit een lange procedure
van minimaal drie jaar en vergt dit grote extra kosten. Daarom ontraad
ik deze motie.
Dan de motie op stuk nr. 26 van de heer Dijk: verzoekt de regering het
wetsvoorstel over de salderingsregeling te … Eh … Eens even kijken.
De voorzitter:
Ja, wat precies, hè?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja …
De voorzitter:
Gaan we dat even opzoeken? "Aanpassen."
Staatssecretaris Heijnen:
Aanpassen …
De voorzitter:
… en overnemen …
Staatssecretaris Heijnen:
… van het voorstel voor subsidie Consumentenbond. We ontraden deze
motie. Dit wetsvoorstel is ook al aangenomen door de Kamer, want het zat
in het Belastingplan van vorig jaar. Bovendien is de motie
ongedekt.
Dan de laatste vier moties, voorzitter. Dat zijn de moties van mevrouw
De Vos.
De voorzitter:
Ze mogen ook tegelijk.
Staatssecretaris Heijnen:
Nee, dat doe ik niet.
De motie op stuk nr. 30: hypotheekrenteaftrek belastingteruggave naar
52%. Geen concrete dekking. Ontraden.
De motie op stuk nr. 31: herinvoering rode diesel. Niet uitvoerbaar.
Blijkbaar is hier ook een rapport over aan de Tweede Kamer gestuurd in
juli. Daarnaast geen dekking. Ontraden.
De motie op stuk nr. 32: integrale stelselwijziging B2B-transacties en
voor de btw, onder verwijzing naar de bouw. Dat is een integrale
stelselwijziging, die een enorme studie vraagt. Dit is niet mogelijk
voor de Voorjaarnota 2026. Vandaar ontraden.
Tot slot de motie op stuk nr. 33: verzoekt de regering om af te zien van
de geplande verhoging vliegbelasting. Ik zou zeggen: of er steun is voor
dit wetsvoorstel zien we bij de behandeling van het Belastingplan. Dus:
ontraden.
De voorzitter:
Hartstikke goed.
Staatssecretaris Heijnen:
Dan, voorzitter, wil ik, als het mag, …
De voorzitter:
Zeker!
Staatssecretaris Heijnen:
… nog even afsluiten. Ik wil de leden van de Kamer bedanken voor het
debat. Het was mijn eerste echte plenaire debat. Ik wil u bedanken voor
het voorzitten van deze vergadering en ik wil de ambtenaren bedanken
voor de goede zorgen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. Dank aan de minister, dank aan de staatssecretaris. Dit waren
de Algemene Financiële Beschouwingen van 2025.
De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik schors een enkel ogenblik en daarna gaan we door met een
tweeminutendebat.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.