Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat MBO op 1 oktober 2025, over de financiële effecten van de Wet van school naar duurzaam werk
Brief regering
Nummer: 2025D43490, datum: 2025-10-03, bijgewerkt: 2025-10-03 18:01, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderdeel van zaak 2025Z18720:
- Indiener: G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
---|
Datum | 3 oktober 2025 |
---|---|
Betreft | Toezegging commissiedebat mbo 1 oktober |
Middelbaar Beroeps Onderwijs Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl Contactpersoon |
Onze referentie 54606593 |
Bijlagen |
1 |
In het commissiedebat over het mbo op 1 oktober 2025, heeft lid Hertzberger (NSC) gevraagd naar de financiële effecten van de Wet van school naar duurzaam werk (hierna: wet). Zij heeft signalen ontvangen dat deze wet tot negatieve financiële consequenties leidt in enkele regio’s, met name in regio Rijnmond. Hierop heb ik toegezegd dat ik op instellingsniveau zal onderzoeken of de invoering van de wet negatieve financiële consequenties heeft voor mbo-instellingen.
Een belangrijk onderdeel van de wet is het regionale programma waarin scholen, het Doorstroompunt en gemeenten samenwerken om goede begeleiding te bieden om voortijdig schoolverlaten en jeugdwerkloosheid tegen te gaan. Zo bevatten de regionale programma’s afspraken over onder meer laagdrempelige en toegankelijke ondersteuning, verbeteren van de overgang van vso naar mbo en praktijkleren in het mbo.
Met deze brief licht ik de gemaakte keuzes in de wet nader toe en wat de financiële effecten zijn op de verdeling van de financiële middelen over instellingen en regio’s. Ik ga ook specifiek in op de signalen van de regio Rijnmond, en hoe ik deze regio tegemoet kom. Hiermee doe ik deze toezegging af.
Structureel geld, met belangrijke regionale opgave
Met de wet krijgen mbo-instellingen structureel € 21 miljoen voor hun nieuwe wettelijke taak om aanvullende loopbaanbegeleiding te bieden. Eerder was hier geen structureel geld voor beschikbaar. De aanpak jeugdwerkloosheid, met onder andere de Subsidieregeling nazorg mbo 2022/2025, is namelijk tijdelijk en zou zonder deze wet niet worden omgezet in een structurele aanpak. Het wettelijk verankeren van de aanvullende loopbaanbegeleiding (voorheen ‘nazorg’) was ook een expliciete wens vanuit het veld.
Samenwerking tussen het onderwijs en gemeenten is essentieel voor een effectieve ondersteuning aan jongeren, en komt niet vanzelf van de grond.
Daarom wordt een belangrijk deel van de beschikbare budgetten regionaal ingezet. Hiervoor verstrek ik een subsidie aan de contactschool en een specifieke uitkering aan de contactgemeente van de Doorstroompuntregio, met de opdracht om samen te komen tot een nieuw regionaal programma met maatregelen om jongeren met een hoog risico op uitval de ondersteuning te bieden die zij nodig hebben.1
Oude verdeling doet geen recht aan opgave regio
In de oude verdeling van de budgetten voor de Doorstroompuntregio,2 was geen direct en onderbouwd verband tussen middelen en de opgave van elke regio. Hierdoor konden sommige regio’s veel minder inzet plegen dan nodig is. Verder bewoog een groot deel van het budget niet mee met ontwikkelingen in de populatie, waardoor groeiende regio’s te weinig budget kregen.
Een concreet voorbeeld waarin geen duidelijk verband was tussen middelen en opgave, is de decentralisatie-uitkering jeugd. Dit budget, landelijk € 21,7 miljoen per jaar, was bedoeld was voor het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. De verdeling van dit budget was gebaseerd op de aanwezigheid van armoedeprobleem-cumulatie-gebieden (apc-gebied).3 Slechts 35 individuele gemeenten ontvingen middelen, en van het totale budget ging 40% alleen naar de gemeenten Amsterdam en Rotterdam, terwijl nog geen 10% van de voortijdig schoolverlaters in deze gemeenten woont. Deze verdeling is daarmee erg scheef en doet geen recht aan de opgave van andere gemeenten en regio’s.
Nieuw verdeelmodel zorgt voor gelijkmatigere verdeling
De budgetten voor de Doorstroompuntregio’s, worden verdeeld op basis van de opgave van de regio. Dit is gebeurd aan de hand van een verdeelmodel van het CBS. Het CBS heeft, samen met een brede begeleidingscommissie met scholen, gemeenten en landelijke partners, onderzoek gedaan naar welke kenmerken van jongeren de kans op voortijdig schoolverlaten zo goed mogelijk voorspellen.4 Vervolgens is de kans op voortijdig schoolverlaten per leerling en student geaggregeerd naar een regionale verdeelsleutel.5
Het nieuwe verdeelmodel zorgt voor een meer gelijkmatige verdeling over de regio’s, blijkt uit een analyse van het CBS. Er is een duidelijke en onderbouwde relatie tussen de opgave van de regio en de hoeveelheid middelen. Zo heeft een regio als Rijnmond een relatief zwaardere populatie omdat er meer jongeren wonen met een hoge kans op schooluitval. Dit leidt ertoe dat deze regio 25% meer budget krijgt dan bij een verdeling op basis van alleen het aantal leerlingen en studenten.
Signalen regio Rijnmond
De regio Rijnmond heeft op 14 mei 2025 in een brief aan mijn medewerkers kenbaar gemaakt dat een combinatie van factoren ertoe leidt dat de beschikbaar gestelde middelen ontoereikend zijn om jongeren de ondersteuning te blijven bieden die zij gewend zijn. Hierover is door mijn medewerkers een gesprek gevoerd met de bestuurders uit regio Rijnmond. Hieruit bleek dat een aantal aspecten meespeelde:
De herverdeling van de middelen voor voortijdig schoolverlaten en jeugdwerkloosheid, inclusief de decentralisatie-uitkering jeugd;
Dat meer jongeren naar school gaan in Rijnmond dan dat er jongeren in de regio wonen, en dat zij daardoor een grotere opgave hebben; en
Druk op de budgetten van andere regelingen, zoals de onderwijskansenregeling6 en de jeugdhulp.
Tegemoetkoming aan regio’s met veel schoolgaande jongeren
Mede op basis van dit gesprek kom ik in de op de wet gebaseerde lagere regelgeving7 reeds tegemoet aan het signaal van Rijnmond door € 6,7 miljoen alleen te verdelen over de contactscholen in Doorstroompuntregio’s met veel onderwijsvolgende jongeren uit andere regio’s. Sommige regio’s hebben namelijk meer jongeren die naar school gaan in de regio dan er jongeren in de regio wonen. Zij hebben hierdoor een grotere opgave waar het model van het CBS geen rekening mee houdt. Het CBS kon dit nog niet doen, omdat de onderwijslocatie van de leerlingen en studenten bij het maken van het model nog niet eenduidig geregistreerd werd. Voor de volgende regeling heb ik het CBS gevraagd om te onderzoeken hoe het verdeelmodel doorontwikkeld kan worden, zodat rekening wordt gehouden met de onderwijslocatie.
Herverdeeleffecten
De nieuwe verdeelwijze kan betekenen dat in sommige regio’s individuele contactscholen, contactgemeenten of individuele gemeenten met negatieve herverdeeleffecten te maken hebben. Voor de beoordeling van de herverdeeleffecten is gekeken naar de effecten op het niveau van de Doorstroompuntregio, omdat regionale programma’s op regioniveau tot stand komen en het budget voor scholen en gemeenten in gezamenlijkheid besteed moet worden.
In bijlage 1 is weergegeven wat de regionale effecten zijn voor de 5 regio’s met de grootste steden, inclusief de tegemoetkoming aan Rijnmond. Omdat de herverdeling tegelijkertijd plaatsvindt met de ophoging van de budgetten in de wet, ontvangen deze vijf regio’s allemaal méér regionale middelen dan voor de invoering van de wet. Naast deze regionale middelen, ontvangen de individuele instellingen en gemeenten bovendien structurele middelen voor hun taken. Daarmee heeft deze wet juist positieve financiële consequenties voor mbo-instellingen.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gouke Moes
Bijlage 1: financieel effect Wet en herverdeling op regionale middelen.
Meer informatie over de financiële verdeling is te vinden in de memorie van toelichting van de Wet van school naar duurzaam werk: Kamerstukken II, 2024/2025, 36667 nr. 3↩︎
De budgetten die het betreft, zijn: 1. het budget dat wordt verdeeld over de contactgemeenten voor het regionaal programma en de Doorstroompuntfunctie, 2. het budget dat wordt verdeeld over de contactscholen voor de het regionaal programma en 3. de middelen uit de decentralisatie-uitkering jeugd. De middelen uit deze decentralisatie-uitkering zijn toegevoegd aan het budget voor de contactgemeente van het regionaal programma.↩︎
Een armoedeprobleem-cumulatie-gebied (apc-gebied) was een postcodegebied waarin relatief veel inwoners een uitkering, laag inkomen of een migratieachtergrond hadden. Alleen als de populatie van deze buurt met deze kenmerken boven een bepaalde drempelwaarde kwam, werd de wijk als apc-gebied geteld. Alleen gebieden met een clustering van deze populatie in bepaalde wijken, kregen daardoor middelen.↩︎
CBS (2022) Verkenning alternatief verdeelmodel voor voortijdig schoolverlaten.↩︎
CBS (2023) Regionale verdeelsleutel op basis van risicoscores voor voortijdig schoolverlaten.↩︎
Voluit de Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.↩︎
Het gaat hierbij om het Besluit van school naar duurzaam werk dat binnenkort ter advisering aan de Raad van State zal worden voorgelegd en de Regeling regionaal programma en Doorstroompunt 2026-2029.↩︎