[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk over Eurogroep en Ecofinraad van 9 en 10 oktober 2025

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D43871, datum: 2025-10-09, bijgewerkt: 2025-10-09 12:30, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z18855:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

II reactie minister

Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van PVV, VVD, NSC en BBB inzake de geannoteerde agenda voor de vergaderingen van de Eurogroep en de Ecofinraad d.d. 9 en 10 oktober 2025. Bij de beantwoording is de volgorde van het schriftelijk overleg aangehouden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de minister op de vragen inzake de geannoteerde agenda voor de vergaderingen van de informele Eurogroep en de Ecofinraad van 19 en 20 september. Deze leden constateren dat op sommige vragen nog geen duidelijk antwoord is gegeven door de minister.

Daarnaast hebben de leden van de PVV-fractie kennis genomen van de geannoteerde agenda voor de vergaderingen van de informele Eurogroep en Ecofinraad van 9 en 10 oktober. Hierover hebben deze leden enkele vragen.

Deze leden verzoeken de minister toe te lichten welke langetermijn-spillover-effecten er kunnen zijn op de Nederlandse economie indien Frankrijk doorgaat met het roekeloos omgaan met zijn begroting. Ook vragen deze leden de minister om een inhoudelijke toelichting te geven waarom de minister niet specificeert welke maatregelen hij neemt om een herhaling van een Griekenlandscenario door Frans financieel wanbeleid te voorkomen. Indien de minister van oordeel is dat de reeds doorgevoerde hervormingen afdoende zijn, verzoeken deze leden de minister om dit nader te onderbouwen.

Indien een land zijn tekort en schuld onvoldoende beheerst, kunnen er zorgen ontstaan over de houdbaarheid van de schuld en kan de rente op de schuld oplopen. Dit kan zich tevens vertalen in hogere rentes voor landen die daar financieel-economisch mee verweven zijn. Mede om dit te voorkomen hebben lidstaten in de Europese Unie (EU) afspraken gemaakt over de coördinatie van hun economisch en begrotingsbeleid, zoals vastgelegd in o.a. het Stabiliteits- en groeipact (SGP). Daarnaast zijn sinds de financiële- en eurocrisis verschillende hervormingen doorgevoerd om het risico van schokken en negatieve grensoverschrijdende effecten binnen de eurozone te verkleinen. Zo is er voortgang geboekt op gebied van de bankenunie en de kapitaalmarktunie en is het Europees Stabiliteitsmechanisme opgericht, waar lidstaten terecht kunnen die toegang tot de kapitaalmarkt dreigen te verliezen. Ook heeft de ECB diverse nieuwe beleidsinstrumenten geïntroduceerd.

T.a.v. van Frankrijk is het aan Frankrijk zelf om met een gedegen begroting te komen waarin het begrotingstekort wordt teruggebracht. De Europese Commissie (hierna: Commissie) zal dit najaar beoordelen of Frankrijk effectieve actie heeft ondernomen om het buitensporig tekort dat eerder is vastgesteld te corrigeren. Eventuele Raadsaanbevelingen hierover liggen naar verwachting voor in de Ecofinraad van december 2025. Voor de aankomende Eurogroep en Ecofinraad staat Frankrijk niet als onderwerp geagendeerd. Indien opportuun zal Nederland in gerelateerde discussies het belang van het doorvoeren van structurele hervormingen en houdbare overheidsfinanciën benadrukken.

Daarnaast hebben de leden van de PVV-fractie een vraag over de beantwoording met betrekking tot de proportionele verdeling van kosten rond de invoering van de digitale euro. Deze leden vragen de minister om toe te lichten wat de minister beschouwt als een eerlijke verdeling van kosten tussen de betrokken partijen. Ook verzoeken deze leden de minister om een inschatting te geven van de kosten van de invoering van een digitale euro bij verschillende ontwerpvarianten, aangezien de minister aangeeft dat de kosten hiervan afhankelijk zijn.

Kortheidshalve verwijs ik de leden van de PVV-fractie naar mijn beantwoording van de vragen uit het schriftelijk overleg van de Eurogroep en de informele Ecofinraad van september jl.1 waarin ik mijn visie op de verdeling van de kosten tussen betaaldienstverleners, winkeliers en consumenten toelicht.

Het is op dit moment niet mogelijk om de kosten van de verschillende ontwerpvarianten te specificeren, omdat hiervoor te weinig gegevens beschikbaar zijn. Wel kan ik de leden van de PVV-fractie een overzicht geven van de informatie die wel bekend is.

In 2023 voerde de Europese Commissie een impactassessment uit naar de kosten van de digitale euro.2 De Commissie schat dat de implementatiekosten voor banken en betaaldienstverleners tussen EUR 2,8 en EUR 5,4 miljard zullen liggen.

In mijn beantwoording van de vragen van het schriftelijk overleg van de Eurogroep en de informele Ecofinraad van september jl.3 verwees ik de leden van de PVV-fractie naar de kostenstudie die is uitgevoerd door een koepel van Europese bankenverenigingen4. Deze studie gaat eveneens in op de potentiële lasten voor banken en betaaldienstverleners, met name gericht op de benodigde middelen (zoals personeel en investeringskosten) die deze instellingen nodig hebben voor de implementatie van de digitale euro. Volgens dit onderzoek zouden de totale kosten kunnen oplopen tot EUR 18 miljard. Deze schatting is echter gebaseerd op het extrapoleren van de kosten van een aantal deelnemende banken naar de gehele eurozone. Door synergie-effecten zullen de daadwerkelijke totale kosten waarschijnlijk lager uitvallen.

Deze studies zijn slechts schattingen van wat de totale kosten kunnen zijn, omdat het ontwerp van de digitale euro nog steeds onderwerp van gesprek is. Zodra er meer informatie beschikbaar is over de kosten, zal ik de Kamer hierover informeren.

Tot slot vragen deze leden met betrekking tot de beantwoording van de minister om duidelijk te maken hoe de minister zich ervoor inzet dat iedereen toegang blijft houden tot contant geld. In zijn beantwoording verwijst de minister enkel naar adviezen van instellingen. De leden van de PVV-fractie vragen of de minister deze adviezen overneemt en zo ja, op welke wijze.

Op 21 maart 2025 is de Wet chartaal betalingsverkeer ingediend bij de Tweede Kamer. Het is van groot belang dat contant geld bereikbaar, beschikbaar en betaalbaar blijft voor burgers en bedrijven, vanwege de belangrijke maatschappelijke functies die contant geld vervult. Hiervoor dient er een goede toegang te zijn tot de chartale dienstverlening en dient deze dienstverlening betaalbaar te zijn. Dit wetsvoorstel bevat onder andere de verplichting voor grootbanken om een landelijk dekkend netwerk van geldautomaten te verzorgen, zowel voor het opnemen als voor het storten van contant geld. Ook worden grote en middelgrote banken verplicht om hun betaalrekeninghouders toegang te bieden tot stort- en opnamediensten van contant geld, waarbij de tarieven voor zakelijke klanten worden gemaximeerd en particulieren deze dienstverlening tegen een nultarief moeten ontvangen. Met dit wetsvoorstel wordt de toegang tot het chartale betalingsverkeer geborgd.

De leden van de PVV-fractie constateren dat het gezamenlijke tekort van alle Belgische overheden in 2029 meer dan zes procent van het BBP zal bedragen. Terwijl België al onder een buitensporigtekortprocedure valt, worden er toch belastingverlagingen aangekondigd. Net als in het geval van Frankrijk maken deze leden zich zorgen over de mogelijke gevolgen hiervan voor de Nederlandse economie. Deze leden vragen de minister hoe de minister zich in de Eurogroep en de Ecofinraad inzet om dit probleem aan te kaarten en welke voorstellen de minister daarbij namens Nederland inbrengt.

In de Ecofinraad van juli 2024 is voor o.a. België een buitensporig tekort door de Raad vastgesteld. Dit is op grond van overschrijding van de 3%-tekortnorm en op basis van onderzoek van de Commissie. De Raad heeft tijdens de Ecofinraad op 21 januari 2025 aanbevelingen gedaan aan België voor de correctie van zijn buitensporig tekort. In november zal de Commissie opnieuw onderzoeken of België effectieve actie heeft ondernomen om zijn buitensporige tekorten te corrigeren. Eventuele Raadsaanbevelingen hierover liggen naar verwachting voor in de Ecofinraad van december 2025. In het voorjaar 2026 zal de Commissie beoordelen of België zich houdt aan het aanbevolen uitgavenpad. Onder de herziene begrotingsregels is dit de maatstaf waarmee wordt beoordeeld of de schuld voldoende daalt. Nederland blijft ten algemene inzetten op gedegen implementatie van het SGP. In dat kader hecht Nederland belang aan een effectieve handhaving van de begrotingsregels.

De leden van de PVV-fractie lezen dat de minister in een interview met het FD aangeeft dat gemeenschappelijke schulden, oftewel Eurobonds, een lijn is waar de minister niet overheen gaat. Eerder hebben deze leden gezien dat de minister niet per definitie alle gezamenlijke leningen wil uitsluiten. Voordat Nederlanders straks meebetalen aan de pensioenen van de Fransen vragen deze leden de minister om te verduidelijken waar de minister deze lijn daadwerkelijk legt, wat de minister doet om te voorkomen dat er gemeenschappelijke Europese leningen komen en hoe de minister zich in de Eurogroep en de Ecofinraad inzet om dit probleem aan te kaarten.

Het kabinet heeft zijn positie ten aanzien van eurobonds en gemeenschappelijke schulduitgifte weergegeven in de beschrijving van voor- en nadelen van gemeenschappelijke schulduitgifte voor extra defensie-uitgaven in het verslag van de Ecofinraad van 10 en 11 maart 2025, en in de brief van 14 maart jl. in reactie op de motie-Eerdmans5. Zoals aangegeven in laatstgenoemde brief ziet het kabinet eurobonds als het op structurele basis gemeenschappelijk financieren van elkaars begrotingstekorten en overheidsschulden. Waar tekorten en schulden eerst individueel werden gefinancierd zouden ze dan gemeenschappelijk worden gefinancierd. Het kabinet is hiervan geen voorstander. Zoals aangegeven in de brief van 14 maart jl. zal het kabinet niet instemmen met of onthouden bij voorstellen voor bijvoorbeeld eurobonds, of voorstellen waarbij sprake is van subsidies aan begrotingen van andere lidstaten, zoals rentelasten die ten laste komen van de Nederlandse begroting, of waarbij leningen worden ingezet voor andere doeleinden dan defensie, of worden omgezet in giften of met extra garantstellingen.

In de Kamerbrief van 12 september jl. met de kabinetsappreciatie van het Commissievoorstel voor het volgend MFK en eigenmiddelenbesluit (EMB) heeft het kabinet herhaald in algemene zin geen voorstander te zijn van het aangaan van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe Europese instrumenten, conform het Regeerprogramma.6 Het kabinet heeft in deze brief aangegeven specifiek tegen het voorgestelde generieke instrument met gemeenschappelijke leningen voor crisissituaties (hierna: “het crisisinstrument”) en een leenfaciliteit voor het ophogen van de NRPPs (“Catalyst Europe”) te zijn, die gefinancierd worden door middel van schulduitgifte door de Unie. Het voorgestelde crisisinstrument is volgens het kabinet niet nodig, gelet op de reeds bestaande rechtsbases in de EU-verdragen om in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden in een lidstaat, financiële bijstand te verlenen aan de desbetreffende lidstaten. Bij de voorgestelde leenfaciliteit voor de NRPPs is geen sprake van een crisissituatie en is financiering door gemeenschappelijke schuld volgens het kabinet niet gepast.

De leden van de PVV-fractie lezen in de geannoteerde agenda van de informele Eurogroep- en Ecofinraad van 9 en 10 oktober 2025 dat het besluit van de Raad inzake het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en de intrekking van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053, als agendapunt zal worden behandeld. In het schriftelijk overleg over de kabinetsappreciatie van het MFK 2028-2034 hebben deze leden hun zorgen over dit voorstel al geuit en het kabinet vragen gesteld. Aanvullend op de vragen die in dit overleg zijn gesteld, willen de leden graag een appreciatie, met onderbouwing, van de minister ontvangen over de vijf voorgestelde nieuwe eigen middelen.

De meest recente appreciatie en onderbouwing van de vijf voorgestelde nieuwe eigen middelen is opgenomen in de Kamerbrief met de kabinetsappreciatie van de MFK- en EMB-voorstellen, welke op 12 september jl. met uw Kamer is gedeeld.

De leden van de PVV-fractie constateren dat het kabinet de nieuwe eigen middelen niet op voorhand omarmt en heeft aangegeven deze voorstellen op hun eigen merites te zullen beoordelen. De leden vragen de minister echter om concreet aan te geven waar het kabinet de grens trekt en welke voorstellen het zal doen om te voorkomen dat dit besluit inzake de eigen middelen doorgang vindt.

Het kabinet zal zich in ieder geval inzetten voor het behoud van een correctiemechanisme voor de bni-afdracht en het behoud van de inningsvergoeding van 25%. Ook zal het kabinet uitdragen dat Nederland zeer kritisch is over het voorgestelde nieuwe eigen middel CORE, zoals toegelicht in de Kamerbrief van 12 september jl. met de kabinetsappreciatie van het Commissievoorstellen voor het volgende MFK en het EMB.

Bij de beoordeling van individuele voorstellen voor nieuwe eigen middelen neemt het kabinet verschillende factoren in overweging. Het kabinet kijkt hierbij naar het (netto-)effect op de Nederlandse afdrachten aan de EU, met als ijkpunt de mate waarin het voorgestelde eigen middel resulteert in een hogere of lagere afdracht ten opzichte van de bni-verdeelsleutel. De vergelijking met deze bni-verdeelsleutel is relevant, omdat de bni-afdracht fungeert als sluitpost van de financiering van de EU-begroting.7 Het Nederlandse bni-aandeel binnen de EU bedraagt op dit moment 6,4%. Nieuwe eigen middelen kunnen voor Nederland dus ook financieel gunstig zijn. Naast het effect op de Nederlandse afdrachten aan de EU weegt het kabinet in de beoordeling ook de stabiliteit en voorspelbaarheid van de grondslagen mee, evenals de uitvoerbaarheid van het voorgestelde eigen middel. Ook wordt gekeken in hoeverre het nieuwe eigen middel aansluit bij Europese en nationale beleidsdoelstellingen. Al met al geldt voor het kabinet het uitgangspunt van een rechtvaardig, transparant en eenvoudig stelsel van eigen middelen. Het is daarom ook van belang om het geheel van voorstellen in samenhang te wegen, inclusief de MFK-verordening.

De leden van de PVV-fractie constateren dat op de maandag waarop deze vragen zijn ingediend, in de EP-Begrotingscommissie wordt gestemd over amendementen op de EU-begroting 2026. Verwacht wordt dat deze compromisamendementen zonder veel moeite zullen worden aangenomen. Afgezien van een amendement op heading 4 (versterking van de buitengrenzen van de EU) zien deze leden helaas een duidelijke rode draad in het Europees Parlement: meer, meer, meer. Bijzonder opmerkelijke amendementen betreffen in de ogen van deze leden heading 6. Daar wil de EVP-fractie extra geld naar UNRWA sluizen en meer geld voor Eastern Neighbourhood, omdat de subsidiering vanuit USAID is weggevallen. Met andere woorden: Nederland moet, als een soort filantropische instelling, belastinggeld van zijn eigen burgers weggeven om kosten te dekken die de Verenigde Staten niet langer wensen te betalen. De leden van de PVV-fractie vragen de minister wat zijn standpunt hierover is, met onderbouwing. Ook verzoeken deze leden hem om tijdens de vergaderingen van de Eurogroep en de Ecofinraad zich uit te spreken tegen deze voorstellen.

De jaarlijkse EU-begrotingen worden vastgesteld binnen de plafonds die daarvoor zijn vastgesteld in het MFK. Verschuivingen als gevolg van veranderende omstandigheden zijn mogelijk, maar de uitgavenplafonds kunnen niet worden overschreden. Een amendement om meer geld vrij te maken voor UNWRA zal binnen die plafonds moeten worden opgelost, waardoor er geen effect is op de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Eurogroep en Ecofinraad van 9 en 10 oktober 2025. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er ter voorbereiding van internationale bijeenkomsten zal worden stilgestaan bij oplopende publieke schulden. Kan er een overzicht worden gegeven van deze oplopende publieke schulden?

De tabel hieronder geeft een overzicht van de mondiale publieke schuldniveaus (% bbp) van de grootste economieën, op basis van data van het IMF van april 2025.

Land 2015 2020 2025
Argentinië 52,6 103,8 73,1
Brazilië 71,7 96,0 92,0
Canada 18,5 16,3 12,5
China 40,8 69,0 96,3
Duitsland 51,7 45,3 49,6
Frankrijk 88,6 101,6 108,2
India 69,0 88,4 80,4
Indonesië 27,0 39,7 41,0
Italië 121,8 140,9 127,3
Japan 144,4 162,0 134,2
Mexico 51,0 58,5 60,7
Nederland 63,8 53,3 43,3
Rusland 15,3 19,2 21,4
Spanje 102,4 119,2 100,6
Turkije 27,2 39,4 26,7
Verenigd Koninkrijk 79,3 93,1 95,1
Verenigde Staten 79,5 95,6 98,0
Zuid-Afrika 45,2 68,9 79,6

De leden van de VVD-fractie lezen dat het krachtenveld op deelonderwerpen met betrekking tot de verdere integratie van de kapitaalmarkten in Europa, divers is. Er zou significante toenadering van lidstaten nodig zijn om voortgang te boeken. Welke belangrijke twistpunten tussen lidstaten zijn er momenteel?

De lidstaten van de EU hebben met gezamenlijke verklaringen binnen de Eurogroep en binnen de Europese Raad steun uitgesproken voor de doelstellingen van de Europese kapitaalmarktunie. Tegelijkertijd zie ik dat bij veel lidstaten de wens om taken nationaal te behouden en de eigen kapitaalmarkt afgeschermd te houden een beperkende factor voor de verbetering van de Europese kapitaalmarkt vormen. Belangrijke discussiepunten zijn bijvoorbeeld toezichtcentralisatie en de harmonisering van wet- en regelgeving. Het kabinet is kritisch op het afschermen van de eigen kapitaalmarkt. Het beschermen van een nationale kleinere en inefficiëntere kapitaalmarkt, maakt de EU collectief armer dan het geval is bij een gezamenlijke Europese kapitaalmarkt. Het kabinet heeft daarom een positieve grondhouding ten aanzien van het versterken van de Europese kapitaalmarktunie zoals uiteengezet in de kabinetsinzet8. Daarnaast neemt Nederland samen met een zestal andere landen (o.a. Frankrijk en Duitsland) deel aan een kopgroep via de European Competitiveness Labs. Hiervan is het beleggingslabel ‘Finance Europe’ een eerste uitkomst.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er gesproken zal worden over het voorstel van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2028-2034 en het nieuwe eigenmiddelenbesluit. Deze leden zijn tegenstander van een omzetbijdrage voor grote ondernemingen en willen dat Nederland zich hier in de Europese Unie tegen verzet. Gelukkig doet dit kabinet dat ook, zo constateren deze leden. Ze vinden het zorgwekkend dat de korting op de bni-afdracht voor Nederland mogelijk verdwijnt. De leden van de VVD-fractie zijn tijdens de schriftelijke inbreng uitgebreider ingegaan op haar positie en wachten de beantwoording van de gestelde vragen af. Toch hebben deze leden na het lezen van de geannoteerde agenda voor deze Eurogroep en Ecofinraad nog enkele aanvullende vragen. Namelijk, hoe verhoudt het herzieningsvoorstel voor de tabaksrichtlijn van de Europese Commissie zich met de wens van de Europese Commissie om de Tobacco Excise Duty Down Resource op te nemen als eigenmiddelenbesluit?

De Commissie stelt voor om een eigen middel te introduceren op basis van op de markt gebrachte tabaksfabrikanten en tabak-gerelateerde producten (hierna: tabak). Zoals in de kabinetsappreciatie van 12 september jl. is toegelicht wordt de grondslag van deze afdracht berekend door de hoeveelheid op de markt gebrachte tabak en tabak-gerelateerde producten te vermenigvuldigen met het van toepassing zijnde minimum accijnstarief per lidstaat. Volgens het voorstel wordt de afdracht vervolgens berekend door middel van een uniform afdrachtenpercentage van 15% toe te passen over deze grondslag per lidstaat. Het voorstel is gekoppeld aan de herziening van de richtlijn tabaksaccijns, die gelijktijdig met het voorstel voor een nieuw EMB door de Commissie is gepresenteerd. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over deze herziening, zal de grondslag van het voorgestelde eigen middel worden gebaseerd op de bestaande richtlijn.9 De herziening van de richtlijn tabaksaccijns verbreedt de grondslag door uitbreiding van het toepassingsbereik naar nieuwe tabaks- en tabaks-gerelateerde producten (zoals vapes en heated tobacco products). Daarnaast wordt in de herziening voorgesteld om de minimumtarieven te verhogen ten opzichte van de bestaande richtlijn.

Zoals aangegeven in de Kamerbrief over het MFK en EMB van 12 september jl. is het kabinet geen voorstander van de verlaging van de inningvergoeding (perceptiekostenvergoeding). Het werk van de Douane wordt juist meer, diverser en ingewikkelder. Het kabinet zet in op behoud van de perceptiekostenvergoeding op 25 procent. Daarbij is het van belang om op te merken dat in de Nederlandse begroting een scheiding is tussen inkomsten en uitgaven. De Douane is dus voor de bekostiging niet afhankelijk van de inningsvergoeding (perceptiekostenvergoeding); dit zijn twee gescheiden geldstromen. Een eventuele verlaging van de inningsvergoeding leidt wel tot minder directe inkomsten voor het Rijk, maar heeft niet direct gevolgen voor de financiering van de Douane.

Hoe verhoudt de voorgenomen verlaging van de perceptiekostenvergoeding (vergoeding van de inningskosten van de douanerechten voor de lidstaten), zich tot het beleidsvoornemen om twee euro per pakketje van buiten de Europese Unie als heffing te vragen bij bestellingen onder de 150 euro? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting. De voorgenomen verlaging van de perceptiekostenvergoeding (van 25 procent naar tien procent) kan in de ogen van deze leden tot grote problemen leiden in de uitvoering, die in Nederland als doorvoerland al onder druk staat. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat Nederland een vergoeding ontvangt die zo goed als kostendekkend is?

De Commissie heeft voorgesteld om de de minimis-vrijstelling10 voor invoerrechten af te schaffen. Als deze hervorming wordt doorgevoerd, vervalt de huidige douanevrijstelling voor ingevoerde goederen met een waarde tot EUR 150. Dit betekent dat ook deze zendingen voortaan aan douanerechten zullen worden onderworpen. Dit leidt naar verwachting tot hogere opbrengsten uit de douanerechten en naar verwachting tot lagere benodigde bni-afdrachten. Daarnaast stelt de Commissie voor om de perceptiekostenvergoeding te verlagen van 25 procent naar 10 procent. Deze lagere vergoeding zal eveneens gelden voor de douanerechten die worden geïnd als gevolg van het afschaffen van de de minimis-vrijstelling. Hoe de handling fee op E-commerce zich verhoudt tot een mogelijke verlaging van de perceptiekostenvergoeding is nog onduidelijk. Dit omdat de verdeling van de middelen van de handling fee nog in onderhandeling zijn en het nog niet duidelijk is hoe dit geld tussen de lidstaten en de Commissie verdeeld wordt.

Een handling fee op E-commerce zal een bijdrage leveren aan het onder controle krijgen van de grote stroom aan E-commerce zendingen. Nederland is dan ook voorstander van de invoering van een handling fee. Een aantal lidstaten vindt dat de Europese handling fee te lang op zich laat wachten, terwijl de problematiek omtrent deze stroom zeer acuut is. Deze groep lidstaten, waaronder Nederland, onderzoekt momenteel of het mogelijk is een tijdelijke nationale voorlopende variant van een handling fee in te voeren11.

De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat er gesproken zal worden over de bevroren Russische banktegoeden. Op het moment van schrijven van de geannoteerde agenda lag er nog geen voorstel op tafel. Inmiddels blijkt uit media-uitingen dat de Europese Unie het plan heeft deze bevroren Russische tegoeden aan Oekraïne uit te lenen, waarbij Oekraïne dit geld zou moeten terugbetalen als Rusland de Oekraïense schade aan de oorlog vergoedt. De leden van de VVD-fractie vinden deze oplossingsrichting passend. Deze leden ontvangen graag een appreciatie van het kabinet op dit punt, in zoverre deze al kan worden gegeven, evenals een toelichting op de status van het voorstel van de Europese Commissie.

In de State of the Union speech op 10 september jl. heeft Commissievoorzitter Von der Leyen aangekondigd te werken aan een voorstel voor het gebruik van de in de EU bevroren Russische centralebanktegoeden voor financiële steun aan Oekraïne. De Commissie heeft hiervoor nog geen officieel voorstel gepresenteerd. Het idee op hoofdlijnen zal besproken worden en marge van de Ecofinraad op 10 oktober en naar verwachting in de Europese Raad van 23-24 oktober. Mogelijk volgt daarna een officieel voorstel van de Commissie.

Het kabinet staat open voor het initiatief van de Commissie. Nederland zoekt ook naar aanvullende maatregelen op basis van de Russische centralebanktegoeden.12 Nederland acht het van belang dat het voorstel juridisch, technisch en financieel houdbaar is, dat de G7-partners betrokken worden en de risico’s en lasten door alle lidstaten van de EU gedragen worden. Daarnaast is Nederland van mening dat de steun zoveel mogelijk moet aansluiten op de noden van Oekraïne, waarbij er ruimte blijft voor Oekraïne om de bestedingsdoeleinden te bepalen.

Zodra er een officieel voorstel van de Commissie is verschenen, zal uw Kamer een nadere appreciatie van het kabinet ontvangen. Ook houdt het kabinet uw Kamer op de hoogte via de geannoteerde agenda’s en verslagen van diverse vergaderingen.

De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat het Duitse budgettair-structureel plan aan bod zal komen. Duitsland is voornemens diverse grote investeringen en hervormingen door te voeren. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat het Nederlandse bedrijfsleven maximaal kan profiteren van de economische kansen die deze investeringen en hervormingen kunnen bieden?

Hoewel de voorgenomen investeringen en hervormingen in Duitsland nog niet zijn gerealiseerd, kunnen deze op termijn wel een gunstige invloed hebben op de Nederlandse economie door de nauwe economische verbondenheid met Duitsland. In algemene zin is het aan het bedrijfsleven zelf om stappen te ondernemen indien ze mogelijkheden ziet om kansen te benutten die investeringen in andere landen bieden.

De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat Griekenland voor ruim vijf miljard euro aan leningen die zijn verstrekt tijdens de kredietcrisis, eerder dan gepland wil aflossen. Dit is al het vierde jaar op rij dat Griekenland een verzoek tot vervroegde aflossing doet. De leden van de VVD-fractie vinden dit goed nieuws en steunen de lijn van het kabinet in dezen.

De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat er tijdens de afgelopen Eurogroep en Ecofinraad een overzicht is verschaft door Denemarken met daarin de geschatte kosten voor bedrijven en overheden van wetgevende voorstellen in onderhandeling of reeds aangenomen wetgeving, maar nog niet geïmplementeerd. Kan dit overzicht aan de Kamer worden verstrekt?

Dit overzicht heeft uw Kamer met de nazending van de Presidency Issues Notes op 17 september jl. reeds ontvangen.13

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden wensen hierover nog enkele vragen te stellen en opmerkingen te maken.

Het valt de leden van de NSC-fractie op dat de besluitvorming rondom de bevroren Russische tegoeden zeer traag verloopt. Wat zijn de redenen dat dit zo is? Welke bijdrage heeft de minister tot nu toe geleverd om dit trage proces te versnellen?

In de State of the Union speech op 10 september jl. heeft Commissievoorzitter Von der Leyen aangekondigd te werken aan een voorstel voor het gebruik van de in de EU bevroren Russische centralebanktegoeden voor financiële steun aan Oekraïne. Het idee op hoofdlijnen zal nader besproken worden en marge van de Ecofinraad op 10 oktober en naar verwachting in de Europese Raad van 23-24 oktober. De verwachting is dat daarna een officieel voorstel van de Commissie volgt. Sinds vorig jaar worden buitengewone inkomsten op de bevroren tegoeden al ingezet voor steun aan Oekraïne, onder Extraordinary Revenue Acceleration-leningen en directe militaire steun onder de Europese Vredesfaciliteit.

Het idee is om de cashtegoeden die voortvloeien uit de bevroren activa te gebruiken voor leningen aan Oekraïne, zonder dat sprake is van daadwerkelijke confiscatie. Voor de leningen wordt gebruik gemaakt van activa op de balans van Euroclear waarvan de looptijd is bereikt. De Commissie verwacht op deze manier ongeveer EUR 185 miljard te mobiliseren waarvan, na terugbetaling van de Extraordinary Revenue Acceleration (ERA)-leningen door Oekraïne, ongeveer EUR 140 mld. over blijft om in te zetten voor financiële steun aan Oekraïne.

Ik span mij in internationaal overleg, als onderdeel van de kabinetsinzet, al geruime tijd in om samen met EU- en G7-partners naar aanvullende mogelijkheden te kijken voor het gebruik van de bevroren tegoeden om Oekraïne te steunen. Daarbij heb ik benadrukt dat het belangrijk is om oog te houden voor de financiële en juridische risico’s die samenhangen met verdergaande stappen in het gebruik van de bevroren activa. Ik kijk daarom met interesse naar de eerste contouren van het idee voor financiële steun aan Oekraïne op basis van de bevroren Russische centralebanktegoeden. Voor zover ik nu kan beoordelen, sluit het idee op hoofdlijnen van de Commissie aan bij de kabinetsinzet en diverse Kamermoties14 voor het onderzoeken van aanvullend gebruik van de bevroren tegoeden. Er zou volgens het idee van de Commissie geen sprake zijn van confiscatie, er is namelijk op dit moment internationaal geen consensus over de rechtmatigheid en risico’s van confiscatie. Een aantal lidstaten ziet ernstige juridische en financieel-economische risico’s en is daarom terughoudender.

Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de Ukraine Reparations Loan? Gaat het nu om 140 of 170 miljard euro? Klopt het dat op lange termijn Oekraïne een vordering op Rusland houdt en daartegenover een schuld aan de Europese Unie? Klopt het dat het achterliggende idee hierbij is dat Rusland nooit tot herstelbetalingen zal overgaan? Echter, wat gebeurt er als Rusland in de toekomst een democratische rechtsstaat zou worden en toch tot herstelbetalingen zou overgaan? En daarbij een bedrag met Oekraïne overeen zou komen dat veel lager is dan 140 of 170 miljard euro? Klopt het dat Oekraïne dan achter zou blijven met een gigantische restschuld? Welk effect zou dit hebben op de levensvatbaarheid van de Oekraïense economie?

Er is nog geen officieel voorstel verschenen en het idee op hoofdlijnen zal besproken worden en marge van de Ecofinraad op 10 oktober en naar verwachting in de Europese Raad van 23-24 oktober. Hier zullen soortgelijke vragen waarschijnlijk ook aan de orde komen. Zodra er een officieel voorstel van de Commissie is verschenen, zal uw Kamer een nadere appreciatie van het kabinet ontvangen. Ook houdt het kabinet uw Kamer op de hoogte via de geannoteerde agenda’s en verslagen van diverse vergaderingen.

Waarom doet Oekraïne niet zelf een poging om de schade vergoed te krijgen via het internationale hof van arbitrage in Den Haag? Klopt het dat Oekraïne op deze manier sneller een claim zou kunnen leggen op de 300 miljard euro aan bevroren tegoeden? Is de minister bereid om samen met Oekraïne deze juridische route te verkennen? .

Oekraïne onderzoekt verschillende juridische wegen om Rusland aansprakelijk te stellen en heeft inmiddels ook al verscheidene procedures tegen Rusland aangespannen. Vooralsnog heeft Oekraïne daar nog niet mee bereikt dat Rusland is veroordeeld tot het betalen van schadecompensatie. Het is belangrijk op te merken dat internationale arbitrage zaken tijdrovend zijn en gemiddeld meerdere jaren in beslag nemen. Het is dus niet zo dat Oekraïne door middel van internationale arbitrage een snelle claim kan leggen op de 300 miljard euro aan bevroren Russische centrale banktegoeden.

Welke stappen moeten er gezet worden om bij de halfjaarlijkse verlenging van de sancties unanimiteit te vervangen door een gekwalificeerde meerderheid?

De halfjaarlijkse verlenging van de sancties vergt een unanimiteitsbesluit van de Raad van de Europese Unie. Conform Artikel 31(2) van het VWEU kan de Raad ook een besluit nemen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen indien het besluit wordt genomen op voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger en naar aanleiding van een specifiek verzoek dat de Europese Raad op eigen initiatief of op initiatief van de Hoge Vertegenwoordiger, tot de Raad heeft gericht.

Klopt het dat landen zoals Hongarije en Slowakije en nu mogelijk ook Tsjechië binnen de Europese Unie besluitvorming over Oekraïne bemoeilijken? Welke stappen kunnen er gezet worden om, als ultimum remedium, landen zoals Hongarije het EU-lidmaatschap te ontnemen?

Vooropgesteld: de EU blijft de grootste en meest stabiele partner voor Oekraïne, met ca. EUR 177,5 miljard aan steun sinds de start van de grootschalige invasie. Militaire en niet-militaire steun blijft voor Oekraïne van existentieel belang. Het kabinet blijft het belang van EU-eenheid in de steun aan Oekraïne onderstrepen en blijft zich inzetten om die eenheid elke keer weer te bewerkstelligen en welke mogelijkheden er zijn voor effectieve besluitvorming. Dit doet het kabinet niet alleen, maar samen met vele andere lidstaten en de Europese Commissie. De huidige verdragen voorzien niet in een mogelijkheid om EU-lidstaten het lidmaatschap te ontnemen.  

Klopt het dat het binnenhalen van landen als Servië en de Republika Srbska als onderdeel van Bosnië-Hercegovina een vergelijkbaar effect zal hebben op de besluitvorming binnen de Europese Unie? Geldt dit ook voor Moldavië met een grote pro-Russische minderheid, die ook de provincie Transnistrië onder controle heeft?

Kandidaat-lidstaten, waaronder ook Servië, Bosnië-Herzegovina en Moldavië, dienen zelf een aanvraag in om lid te worden van de EU. Voorafgaand aan daadwerkelijke toetreding moeten kandidaat-lidstaten voldoen aan de Kopenhagencriteria. Nederland houdt streng vast aan deze eisen voor EU-lidmaatschap. Tevens is sinds de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne het belang van aansluiting bij het EU Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) toegenomen. Het kabinet wil niet vooruitlopen op het stemgedrag van deze landen na eventuele toetreding. Het kabinet zet zich ervoor in om parallel aan de uitbreidingsonderhandelingen scherp in beeld te krijgen hoe de EU ook na uitbreiding slagvaardig kan zijn en blijven.

Daarnaast hebben deze leden nog de volgende vragen. Hoe realistisch acht het kabinet de aanname van hogere groei door het naar voren halen van investeringen? Hoe realistisch is daarmee de voorspelde fiscale consolidatie richting het einde van aanpassingsperiode, die immers uitgaat van behaalde positieve impact van investeringen op groei? Hoe schat het kabinet de positieve spillover-effecten van het expansieve Duitse begrotingsbeleid in voor Nederland? Heeft het expansieve Duitse begrotingsbeleid negatieve gevolgen voor de kredietwaardigheid van de Europese Unie als geheel, bijvoorbeeld bij uitgifte van EU-obligaties? Leidt de grote toename in uitgifte van Duitse staatsobligaties ook tot opwaartse druk op de rente Nederlandse staatsobligaties en een navenante verslechtering van de schuldhoudbaarheid?

De Commissie oordeelt dat de hervormingen en investeringen die opgenomen zijn in het Duitse plan een positief effect hebben op de schuldhoudbaarheid en economische groei van Duitsland. Een van de maatregelen ter bevordering van de economische groei is het verhogen van overheidsinvesteringen, onder andere via de operationalisering van een fonds voor Infrastructuur en Klimaat. Het kabinet ziet geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de Commissie. Duitsland geeft in het plan aan dat, na een periode van economische stimulering door extra uitgaven in de komende jaren, een aanzienlijke begrotingsconsolidatie zal volgen in de periode 2027–2029. Het is uiteindelijk aan Duitsland om dit plan te realiseren.

Hoewel de voorgenomen investeringen van Duitsland nog niet zijn uitgevoerd en daarom momenteel geen meetbare positieve spillover-effecten op de Nederlandse economie hebben, zouden deze investeringen op termijn wel degelijk een economisch effect kunnen sorteren. De precieze omvang van dit effect is op dit moment echter nog onbekend.

De rente op Duitse staatsobligaties vormt de veilige rente die een benchmark is voor veel financiële activa in de eurozone zoals staatsobligaties van andere landen. Een hogere rente op Duitse staatsobligaties kan zich daarom ook vertalen in een hogere rente voor andere eurolanden. Zo steeg de Duitse rente na de aankondiging van het hervormen van de schuldenrem op 3 maart jl. met 28 basispunten en steeg de Nederlandse rente die dag met 26 basispunten. Het effect op schuldhoudbaarheid is op voorhand lastig te bepalen. Dit zal afhankelijk zijn van de mate waarin de hogere Duitse investeringen invloed heeft op de economische groei in Duitsland en andere landen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Eurogroep/Ecofinraad van 9 en 10 oktober. Het kabinet schrijft dat het kabinet urgentie ziet om voortgang te boeken met de kapitaalmarktunie en heeft hiertoe een ambitieuze inzet opgesteld. Daarvoor moeten acties op zowel Europees niveau als nationale maatregelen genomen worden. Kan het kabinet nog eens toelichten voor welk probleem de Capital markets union (CMU) een oplossing is?

Nederland en de EU staan voor grote en fundamentele uitdagingen. Het Europese concurrentievermogen staat onder druk en er is sprake van een achterblijvende productiviteitsgroei. Die productiviteitsgroei heeft Europa, en ook Nederland, nodig om onze welvaart in de toekomst te behouden. Voor die productiviteitsgroei is geld nodig van de Europese kapitaalmarkten. Probleem is dat de kapitaalmarkten in de EU-lidstaten gefragmenteerd en niet voldoende ontwikkeld zijn. Een sterke Europese kapitaalmarkt zorgt ervoor dat bedrijven makkelijker toegang krijgen tot meer financieringsmogelijkheden. Dit zorgt voor investeringen in de economie van de toekomst.

De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat mkb-financiering een landelijke uitdaging betreft die nationaal moet worden geadresseerd en vragen of het kabinet het daar mee eens is.

Het kabinet erkent dat er knelpunten zijn bij MKB-financiering, met name bij de doorgroei van startups naar scale-ups en de toegang tot kleine kredietverlening. Het kabinet heeft daarom in zijm reactie op het IBO bedrijfsfinanciering verschillende maatregelen aangekondigd om deze knelpunten aan te pakken15. Zo heeft het kabinet de slagkracht van Invest-NL vergroot met EUR 900 miljoen en wordt ingezet op betere toegang tot financiering voor ondernemers. Dat laatste doet het kabinet via de FinancieringsGids en een verkenning van een verruiming van de garantstelling op financiering via de BMKB; met name voor de financieringsmarkt tot EUR 1 miljoen.

Daarnaast blijft versteviging van de Europese kapitaalmarktunie ook belangrijk. Voor een effectieve private financieringsmarkt is het belangrijk dat bedrijven toegang hebben tot allerlei vormen van kapitaal, van bancaire kredietverlening tot durfkapitaal. In de praktijk zien we echter dat bedrijven in de gehele EU, en dus ook in Nederland, te afhankelijk zijn van bancaire financiering. Dit type financiering is niet voor alle type investeringen geschikt. Met name voor de financiering van innovatie of strategische technologieën is durfkapitaal nodig. Hier zijn ook MKB-ondernemingen bij betrokken. Verdere integratie van nationale kapitaalmarkten is daarvoor de oplossing zoals aangegeven in de kabinetsinzet over de kapitaalmarktunie. Het oplossen van knelpunten in de financieringsmarkt voor het MKB is daarmee zowel een landelijke als Europese uitdaging.

Voorts hebben de leden van de BBB-fractie met zorg kennis genomen van het herzieningsvoorstel voor de richtlijn tabaksaccijns. Het kabinet schrijft dat het kabinet het zeer positief acht dat dit richtlijnvoorstel is gepubliceerd en kijkt uit naar de start van constructieve onderhandelingen. Het kabinet zal dit uitdragen in de aankomende Ecofinraad en inzetten op een ambitieuze herziening. Kan de minister toelichten hoe ver de bevoegdheden van de Commissie reiken, kan de commissie op enigerlei wijze een hogere stijging doorvoeren dan de harmonised index of consumer prices (HICP)? Klopt het dat er geen bovengrens is opgenomen bij automatische inflatie-indexatie van accijnzen, terwijl andere EU-richtlijnen (bijvoorbeeld de Energierichtlijn) wél limieten hanteren om disproportionele verhogingen te voorkomen en zich beperken tot de kerninflatie?

Het richtlijnvoorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen aan te nemen om de minimumtarieven voor tabak en tabaksgerelateerde producten elke drie jaar te indexeren aan de hand van de Harmonised Index of Consumer Prices (HICP). Deze bevoegdheidsdelegatie is naar oordeel van het kabinet goed afgebakend en beperkt zich tot het vaststellen van de nieuwe geïndexeerde minimumtarieven. De Raad kan deze bevoegdheid te allen tijde intrekken. De Commissie is verplicht voorafgaand aan het vaststellen van een gedelegeerde handeling experts van de lidstaten te consulteren. Daarna volgt een periode van twee maanden waarbinnen de Raad bezwaar kan maken. De stijging die de Commissie kan vaststellen is begrensd in de zin dat de Commissie niet bevoegd is hogere of lagere stijgingen door te voeren dan vastgesteld in de HICP. Het doel van indexeren is om ervoor te zorgen dat de minimumtarieven in reële termen gelijk blijven. Een limiet hanteren vindt het kabinet daarom niet noodzakelijk.

In het “Fiche 2: Richtlijn tabaksaccijns” lezen de leden van de BBB-fractie het volgende op pagina 5: “Tot slot is het richtlijnvoorstel gelijktijdig gepubliceerd met het voorstel voor een nieuw eigenmiddelenbesluit, waarin de inkomsten voor de begroting van de EU georganiseerd worden.

Daarin wordt een afdracht voorgesteld op basis van op de markt gebrachte tabaksfabrikaten en tabaksgerelateerde producten. Om de grondslag van deze afdracht te berekenen, wordt gebruikt gemaakt van de minimumtarieven die volgen uit het onderhavige richtlijnvoorstel.” Kan het kabinet toelichten waarom het in Nederlands belang zou zijn dat een deel van de accijnsopbrengsten naar de Europese begroting vloeien? Waarom staat het kabinet niet voor nationale fiscale soevereiniteit? Is de minister van mening dat er een risico is op een perverse prikkel, namelijk dat de Europese Commissie eenzijdig tarieven kan verhogen ten gunste van EU-eigen middelen?

Het is niet zo dat een deel van de accijnsopbrengsten naar de Europese begroting vloeien. Wat verandert, is dat in het voorgestelde EMB een nieuwe afdracht wordt berekend aan de hand van de uit de richtlijn voortvloeiende minimumaccijnstarieven voor tabaks- en tabaksgerelateerde producten en de hoeveelheid op de markt gebrachte tabaks- en tabaksgerelateerde producten. Deze afdracht staat los van de daadwerkelijke hoogte van de accijnstarieven. Daarnaast is voorgestelde nieuwe afdracht niet direct gekoppeld aan nationale accijnsopbrengsten. Zoals in de Kamerbrief van 12 september jl. met kabinetsappreciatie MFK- en EMB voorstellen is toegelicht, kunnen nieuwe afdrachten financieel gunstiger zijn voor Nederland.

Er is geen risico op een perverse prikkel. De Europese Commissie is buiten de in een eerder antwoord beschreven bevoegdheid tot indexatie van de minimumtarieven om, namelijk niet bevoegd om de minimumtarieven voor tabaks- en tabaksgerelateerde producten eenzijdig te verhogen. Een verhoging van de minimumtarieven anders dan indexatie vergt een voorstel van de Commissie tot wijziging van de Richtlijn tabaksaccijns. Over een dergelijk voorstel dient met unanimiteit in de Raad besloten te worden.


  1. Kamerstukken II, 2024-2025, 21501-07, nr. 2137↩︎

  2. European Commission (2023) Impact Assessment Report, EUR-Lex - 52023SC0233 - EN - EUR-Lex↩︎

  3. Kamerstukken II, 2024-2025, 21501-07, nr. 2137↩︎

  4. European Banking Federation (2025). Digital Euro Cost Study.↩︎

  5. https://open.overheid.nl/documenten/55b2a32b-8daa-4bf7-9039-3c3d3ed0eccf/file↩︎

  6. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2025/09/12/kamerbrief-inzake-kabinetsappreciatie-mfk-en-emb-voorstellen-europese-commissie↩︎

  7. Dit betekent dat middelen die worden opgehaald met een ander type afdracht dan de bni-afdracht de totale hoeveelheid benodigde bni-afdracht laten afnemen. Als de verdeelsleutel van een eventueel nieuw eigen middel voor Nederland lager is dan de Nederlandse bni-sleutel, is dit in beginsel financieel gunstig voor Nederland.↩︎

  8. Kamerstukken II 2024/2025, 21 507-07 nr. 2099.↩︎

  9. Richtlijn 2011/64/EU betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikanten↩︎

  10. Een de minimus is een drempelwaarde waaronder geen douanerechten geheven worden. De gedachte hierachter is dat dit vanwege de administratieve lasten niet de moeite waard is. Echter, door de opkomst van e-commerce en de enorme aantallen is dit veranderd.↩︎

  11. Zie de beantwoording op de vragen van het SO omtrent de hervorming van de Douane-unie van 9 september.↩︎

  12. Motie Piri (Kamerstuk, 21 501-20, nr. 1829)

    Motie Boswijk c.s. (Kamerstuk, 21 501-20, nr. 2962)

    Motie Piri en Veldkamp (Kamerstuk, 21 501-20, nr. 1993)

    Motie Krul c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1959)

    Motie Dobbe c.s. (Kamerstuk 36 600-V, nr. 12)

    Motie Van Campen en Boswijk (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2279)↩︎

  13. Working Lunch - Appendix A | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  14. Motie Dobbe c.s. (Kamerstuk 36 600-V, nr. 12)

    Motie Boswijk c.s. (Kamerstuk, 21 501-20, nr. 2962)

    Motie Van Campen en Boswijk (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2279)↩︎

  15. 15 https://open.overheid.nl/documenten/8b5a7681-cd67-40f9-a615-7accde9d7ed6/file↩︎