[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen van het fiscale inzagerecht (Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht)

Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)

Nummer: 2025D43874, datum: 2025-10-09, bijgewerkt: 2025-10-23 09:47, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36816-5).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36816 -5 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen van het fiscale inzagerecht (Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht).

Onderdeel van zaak 2025Z16933:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2025-2026

36 816 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen van het fiscaal inzagerecht (Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 9 oktober 2025

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Nijhof-Leeuw

Adjunct-griffier van de commissie,
Lips

INLEIDING

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel ziet volgens deze leden op één van de belangrijke thema’s van de Toeslagenaffaire, te weten het bevorderen van transparantie van overheidsinstanties richting de burger. Transparant handelen is volgens deze leden belangrijk voor het herstel van vertrouwen in de Belastingdienst, en de mogelijkheid om voor burgers om hun eigen fiscale dossier in te zien draagt daaraan bij.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat het wetsvoorstel het bij het Belastingplan 2024 bij amendement aangenomen inzagerecht in het eigen fiscaal dossier beperkt in plaats van stroomlijnt. Deze leden hebben daarom een aantal kritische vragen. De inhoudelijke vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie bestaan onder andere uit algemene vragen over de inzage in interne stukken, vragen over de inzage in stukken voor intern beraad (een specifieke categorie interne stukken), vragen over de inzage in stukken die niet op een belastingaanslag betrekking hebben (of een voor bezwaar vatbare beschikking), vragen over het vervallen van bezwaar- en beroepsmogelijkheden bij het ontbreken of weigeren van stukken, vragen over de tijdelijke overbruggingsregeling en vragen over de samenloop van het voorgestelde inzagerecht met de Wet open overheid (Woo).

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel stroomlijning inzagerecht. Deze leden delen de zorg over de uitvoerbaarheid van het artikel voor de Belastingdienst en Douane. Deze leden hebben nog meerdere vragen.

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht. Deze leden steunen onverkort het doel om de informatiepositie en rechtsbescherming van belastingplichtigen te versterken, maar constateren dat het voorliggende wetsvoorstel een verzwakte uitwerking vormt van het nader gewijzigd amendement van het lid Omtzigt c.s. bij het Belastingplan 2024. Dat amendement beoogde een principiële verbetering van de transparantie in de verhouding tussen burger en Belastingdienst. Deze leden merken op dat de regering deze doelstelling wel onderschrijft, maar de nadruk nu legt op uitvoerbaarheid en systeemtechniek. Deze leden vragen hoe wordt gewaarborgd dat de kern van het oorspronkelijke amendement (openheid, gelijke informatiepositie en rechtsbescherming voor belastingplichtigen) niet verloren gaat in de uitvoering.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering om kort uiteen te zetten wat het verschil is tussen het voorliggende voorstel en het voorstel in het amendement van het lid Omtzigt c.s. (Kamerstuk 36 418, nr. 110).

2. Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er sprake is van een ingroeimodel en dat er een «tijdelijke facultatieve regeling wordt voorgesteld waardoor stukken al beschikbaar kunnen worden gemaakt voordat alle op de zaak betrekking hebbende stukken beschikbaar zijn». Kan de regering dit voorstel verder toelichten? Het voorgestelde uitstel van de invoering van een actieve inzagemogelijkheid in het complete eigen fiscale dossier tot 2032 voelt voor deze leden als een heel lang tijdpad. Hoe reëel schat de regering in dat 2032 wordt gehaald? Kan de regering het tijdpad en de stappen met de Kamer delen?

Deze leden zijn ook benieuwd of de regering voorbeelden kan geven van documenten die na invoering van het voorliggende wetsvoorstel wel beschikbaar worden gesteld ter inzage en van documenten waarvoor dat niet geldt. In de memorie van toelichting verwijst de regering naar de werkinstructie «Op de zaak betrekking hebbende stukken» die de Belastingdienst hanteert. Zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie het goed dat door de regering wordt verwezen naar een achterhaalde versie van deze werkinstructie? Klopt het dat de meest recente versie van deze werkinstructie dateert van april 2025? Of is er nog een recentere versie? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat de verschillen zijn tussen deze twee versies van de werkinstructie, in het bijzonder met betrekking tot het verlenen van inzage van interne stukken. Kan de regering ingaan op deze verschillen?

In de memorie van toelichting wordt door de regering specifiek over interne stukken die in het kader van de behandeling van een zaak zijn opgesteld, (enkel) opgemerkt dat zij tot het fiscale dossier behoren «indien deze ten grondslag hebben gelegen aan de besluitvorming», zo lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. Hen bekruipt het gevoel dat interne stukken een beetje zijn ondergesneeuwd in de memorie van toelichting, terwijl het recht op inzage in het eigen fiscaal dossier hierop bij uitstek ziet. Wat als een intern stuk ten onrechte niet ten grondslag heeft gelegen aan de besluitvorming, omdat de belastinginspecteur het stuk over het hoofd heeft gezien of – als gevolg van een «willen winnen»-houding – heeft genegeerd? Kan de regering bevestigen dat ook een dergelijk intern stuk tot de zaakstukken behoort waarin inzage moet worden verleend? Behoort het inzagerecht zich niet uit te strekken tot alle interne stukken die van belang kunnen zijn voor de besluitvorming door de rechter?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen de regering op de aangehouden motie (van 4 april 2024) Idsinga/Omtzigt (Kamerstukken II, 2023–2024, 31 066, nr. 1367) waarin de regering wordt verzocht om in het kader van het wettelijk recht op inzage in het eigen fiscale dossier onder «eigen dossier» te doen verstaan alle stukken die de inspecteur ter beschikking staan of hebben gestaan, met inbegrip van stukken van intern beraad. Is met deze motie rekening gehouden bij het onderhavige wetsvoorstel, waardoor het recht op inzage van het eigen fiscale dossier óók ziet op stukken van intern beraad? Of zou het onderhavige wetsvoorstel moeten worden gewijzigd om stukken van intern beraad onder het inzagerecht te laten blijven vallen?

In de memorie van toelichting noemt de regering vijf voorbeelden van gewichtige redenen op grond waarvan stukken in het fiscale dossier geheim moeten blijven, zo lezen deze leden. Het zijn (1) privacy van derden, (2) privacy van ambtenaren, (3) effectieve controle(-strategie), (4) ongehinderde opsporing en vervolging van strafbare feiten en (5) juridische adviezen ten behoeve van de procespositie. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of vanwege gewichtige redenen óók inzage kan worden geweigerd in stukken voor intern beraad en zo ja, welke gewichtige redenen dit dan zijn. Kan de regering in elk geval bevestigen dat het recht op inzage in het eigen fiscale dossier volgens artikel 66a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ná wijziging door het onderhavige wetsvoorstel nog steeds de volgende stukken voor intern beraad omvat (en niet enkel voor wat betreft feitelijk gegevens):

• Collegiale raadpleging en afstemming (bijvoorbeeld gespreksverslagen);

• Interne mailwisselingen;

• Adviezen en/of «bijstand heffing» (i.c. duiden feiten) door een coördinatie- of kennisgroep;

• Boeteadviezen; en

• Intern memo bij een controlerapport ten behoeve van een te nemen besluit?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vrezen dat als het aan de Belastingdienst ligt géén inzage zal worden verleend in stukken voor intern beraad, terwijl dit juist wel de bedoeling is van het recht op inzage. Deze vrees is onder andere ingegeven door het recente IBTD-rapport waarin uit interviews met medewerkers van de Belastingdienst blijkt dat «interne stukken vaak niet worden verstrekt, ook als ze mogelijk wel kwalificeren als op de zaak betrekking hebbende stukken.» De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie verzoeken de regering om in te gaan op de volgende drie (hypothetische) voorbeelden:

Voorbeeld 1: Wat als er twee opties zijn om de wet uit te leggen of toe te passen en in een interne mailwisseling een belastingdienstmedewerker aangeeft te kiezen voor één van deze opties, omdat die nou eenmaal het meest geld oplevert voor de schatkist?

Voorbeeld 2: Wat als een belastingdienstmedewerker in een interne mailwisseling suggereert te dreigen met een boekenonderzoek als een bedrijf bezwaar maakt tegen een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting?

Voorbeeld 3: Wat als een belastingdienstmedewerker in een interne mailwisseling op CAF-achtige wijze betoogt de hoogte van een (voorlopige) navorderingsaanslag inkomstenbelasting vast te stellen op het vermogen van een belastingplichtige, waardoor deze belastingplichtige zijn huis en spaargeld kwijtraakt? (zogenoemd reversed engineering)?

Krijgt een belastingplichtige inzage in deze mailwisselingen? Meer in het algemeen vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie waarom nog zeer recent, namelijk op 2 juli 2025, op een vaktechnische bijeenkomst binnen de Belastingdienst wordt uitgedragen dat bij een inzageverzoek in het controledossier «stukken van intern beraad» en «informatie-uitwisselingen tussen collega’s» categorisch niet (!) worden verstrekt. Kan de Belastingdienst ná aanname van het onderhavige wetsvoorstel onder het nieuwe inzagerecht doorgaan met deze praktijk?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het van belang om ook over andere interne stukken dan stukken voor intern beraad zoveel mogelijk duidelijkheid te krijgen of zij tot het fiscale dossier behoren waarin belastingplichtigen actief inzage krijgen. Kan de regering van de volgende voorbeelden aangeven of belastingplichtigen inderdaad een actief recht op inzage krijgen:

• Signaleringen uit IT-systemen van de Belastingdienst voor fraudeopsporing- en risicosignalering;

• Communicatie van de klantcoördinator met verschillende inspecteurs;

• Klikbrief op basis waarvan een correctie is gebaseerd;

• Klikbrief op basis waarvan een boekenonderzoek wordt ingesteld;

• Vastleggingsformulier Tipgever;

• Casusbeschrijving ten behoeve van boeteadvies of aanmelding bij FIOD;

• Proces-verbaal FIOD en overige stukken uit het strafdossier FIOD;

• Proces-verbaal opgemaakt tijdens strafrechtelijk onderzoek;

• Afstemmingsoverleg Belastingdienst en Openbaar Ministerie;

• Controledossier;

• AM-melding (assistance mutuelle);

• Pre-weegdocument van een zogeheten stuur- en weegploeg (i.c. de eerste schets van een potentiële (straf)zaak);

• AAFD-melding (in de zin van Richtlijnen aanmelding en afhandeling fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten);

• Spontane of automatische uitgewisselde informatie over de belastingplichtige met buitenlandse belastingdiensten; en

• Draaiboeken vergelijkbaar met het draaiboek Rekeningproject?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen waarom belastingplichtigen slechts recht krijgen op inzage in hun fiscale dossier voor wat betreft aangelegenheden die leiden tot een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking. Wat te denken van de dossiervorming rondom een verzoek om uitstel voor het doen van een aangifte inkomstenbelasting? Volgens de Belastingdienst kan tegen een beslissing op het verzoek géén bezwaar worden gemaakt door belastingplichtigen. Betekent dit dat een belastingplichtige ná de voorgestelde wetswijziging géén inzage kan krijgen in de stukken die op de behandeling van dit uitstelverzoek betrekking hebben? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie geven verder het voorbeeld van een verzoek om ambtshalve teruggaaf van vennootschapsbelasting of BPM. Klopt het dat een belastingplichtige géén inzage kan krijgen in de stukken die betrekking hebben op dergelijke teruggaafverzoeken? Als laatste voorbeeld geven de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie een verzoek tot (im)materiële schadevergoeding aan de Belastingdienst wegens een FSV-registratie of een registratie in ander illegaal anti-fraudesysteem. Zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie het goed dat een gedupeerde géén inzage kan krijgen in de stukken die betrekking hebben zijn compensatieverzoek?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering, mede gelet op de drie gegeven maar nog vele andere denkbare voorbeelden, bereid is om te voorzien in een vangnet waardoor belastingplichtigen óók inzage kunnen krijgen in hun fiscale dossier voor zover het een (door hen gespecifieerde) aangelegenheid betreft die (juist) niet heeft geleid tot belastingaanslag of een voor bezwaar vatbaar besluit. Deze leden denken hierbij aan een aanvullende inzagemogelijkheid op verzoek van de belastingplichtige. Is de regering het met deze leden eens dat van de Belastingdienst transparantie verwacht moet kunnen worden over al zijn handelen?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het «op dit moment» niet «opportuun» is om inzagerecht voor de decentrale belastingen te regelen, «vanuit het oogpunt van een zorgvuldig wetgevingsproces». Deze leden vragen de regering om dit nader toe te lichten. Waarom is het nog niet mogelijk geweest om een gedegen uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO) uit te voeren? Deze leden lezen ook dat decentrale overheden nog niet over de digitale infrastructuur beschikken om het mogelijk te maken om actief inzage te bieden in de stukken die bij een aanslag horen. Klopt het dat dit ook geldt voor de Belastingdienst en dat de regering daarom een ingroeipad voorstelt? Zou het mogelijk zijn om ook voor decentrale overheden een ingroeipad vast te leggen?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering welk tijdpad de regering voor zich ziet om het inzagerecht voor de decentrale belastingen, evenals voor de verontreinigingsheffing op grond van de Waterwet en de luchtvaartheffingen op grond van de Wet luchtvaart, te regelen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het ATR-advies waarin wordt opgemerkt dat door het onderhavige wetsvoorstel het bij amendement ingevoerde inzagerecht in het eigen fiscaal dossier «fors wordt uitgekleed.» Het adviescollege constateert dat het vervallen van de afzonderlijke bezwaar- en beroepsmogelijkheid tegen het weigeren van stukken een «inhoudelijke beperking» is ten opzichte van het amendement. Is de regering bereid om naast de actief verleende inzage in het fiscale dossier bereid te voorzien in een vangnetprocedure voor het geval waarin een belastingplichtige meent dat zijn dossier onvolledig is of inzage tot bepaalde stukken ten onrechte is geweigerd wegens gewichtige redenen? Een dergelijke vangnetprocedure zou dan volgens deze leden kunnen worden gecombineerd met een reguliere bezwaarmogelijkheid (bij de Belastingdienst) en beroepsmogelijkheid (bij de fiscale bestuursrechter). Hoe kijkt de regering hier tegenaan?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie geven aan te vrezen dat de bestaande bezwaar- en beroepsmogelijkheden tegen de onderliggende belastingaanslagen (en voor bezwaar vatbare beschikkingen) juist géén soelaas bieden voor de gevallen waarin het inzagerecht mede is bedoeld. Dat zijn namelijk ook de gevallen waarin belastingaanslagen onherroepelijk vaststaan, maar er desondanks (op een later moment) aanleiding is om te veronderstellen dat de Belastingdienst ontoelaatbaar heeft gehandeld. In dergelijke gevallen kan doorbreking van de formele rechtskracht aan de orde zijn zo heeft de rechtspraak in de Toeslagenaffaire recent laten zien. Ook kan door een belastingplichtige om herziening van een rechterlijke uitspraak verzoeken als blijkt dat Belastingdienst heeft gehandeld op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht. Maar hoe komt een belastingplichtige achter het onrechtmatig handelen van de Belastingdienst als hij geen verzoek (meer) kan doen naar de stukken waarvan hij intussen het bestaan vermoedt? Hoe beoordeelt de regering deze vrees van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie? Is de regering bereid om alsnog te voorzien in een vangnetprocedure naast de actieve inzage, die wél de waarborgen van bezwaar en beroep kent?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of het voorstel van de regering om de afzonderlijke bezwaar- en beroepsmogelijkheid tegen het ontbreken of weigeren van stukken te laten vervallen, mede is ingegeven door de vrees dat belastingplichtigen misbruik zouden gaan maken van het inzagerecht. Zo wordt in een beslisnota het beeld geschetst dat belastingplichtigen een groot aantal bezwaren zouden kunnen maken met het oog op het opstrijken van een dwangsom als de Belastingdienst, eenmaal bedolven onder de bezwaren, niet anders kan dan te laat op die bezwaren beslissen. Een bezwaarmogelijkheid zou volgens de beslisnota zelfs een nieuw «no cure no-pay»-verdienmodel in de hand werken.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de regering de kans op dergelijk misbruik inschat als de voorgestelde actieve inzagemogelijkheid zou worden uitgebreid met een aanvullende inzagemogelijkheid op verzoek die voorschrijft dat een belastingplichtige de aangelegenheid waarover hij de stukken wil inzien specifieert? Is de regering het met deze leden eens dat door een dergelijke afbakeningsverplichting in elk geval «ongerichte» inzageverzoeken (met behulp van «no cure-no pay»-bureautjes) kunnen worden voorkomen? Zijn er volgens de regering verder andere maatregelen denkbaar die preventief kunnen worden getroffen om misbruik te voorkomen van een dergelijke aanvullende inzagemogelijkheid op verzoek, zoals bijvoorbeeld de uitschakeling van de Wet dwangsom in de Wet open overheid (Woo)?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de voorgestelde tijdelijke overbruggingsregeling (tot 2032) op grond waarvan belastingplichtigen de Belastingdienst om inzage kunnen verzoeken in hun fiscale dossier. Deze leden zijn benieuwd hoe het overgangsrecht precies werkt. Deze leden vragen de regering of het klopt dat de genoemde «tijdelijke facultatieve regeling» geldt tijdens het ingroeipad, waarbij sommige documenten nog niet automatisch beschikbaar zijn maar op verzoek wel beschikbaar kunnen worden gesteld. Zien deze leden het goed dat deze inzagemogelijkheid op verzoek enkel ziet op belastingmiddelen waarvoor nog geen actieve inzage wordt geboden via de portalen van de Belastingdienst?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen voorts waarom niet wordt voorgesteld om deze inzagemogelijkheid (netjes) te omkleden met de gebruikelijke bestuursrechtelijke waarborgen, zoals een beslistermijn voor de Belastingdienst en de mogelijkheid van bezwaar en beroep door belastingplichtigen. Hoe lang kan de Belastingdienst doen over een verzoek volgens het voorgestelde artikel 66b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen? Wat is de rechtsbescherming van belastingplichtigen tegen een afwijzende beslissing op een verzoek volgens het voorgestelde artikel 66b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat het voorgestelde toetsingskader is voor het al dan niet tegemoetkomen door de Belastingdienst aan een verzoek dat een belastingplichtige doet op grond van het voorgestelde artikel 66b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Kan de regering bevestigen dat dergelijke verzoeken niet slechts zullen worden gehonoreerd in incidentele en onvoorziene gevallen, zoals het geval was onder het ontheffingsstelsel van artikel 67, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen? Deze leden vragen de regering om aan te geven hoe groot de discretionaire ruimte van de Belastingdienst is voor het weigeren van een inzageverzoek.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering bereid is om van de voorgestelde overbruggingsregeling een permanente regeling te maken die een aanvullend karakter heeft op de voorgestelde actieve inzagemogelijkheid. Hiervan kunnen belastingplichtigen dan gebruikmaken als zij menen dat in het portaal stukken ontbreken of de Belastingdienst ten onrechte inzage heeft geweigerd van bepaalde stukken. Ook vragen deze leden of de regering bereid is om een dergelijke aanvullende inzagemogelijkheid op verzoek te omkleden met de gebruikelijke bestuursrechtelijke waarborgen, zoals een beslistermijn en de mogelijkheid van bezwaar en beroep.

In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat het voorgestelde inzagerecht niet reeds bestaande voorzieningen beperkt op grond waarvan inzage moet worden verleend, zoals op grond van de Wet open overheid (Woo). De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie kunnen deze opmerking moeilijk plaatsen. Er bestaat op grond van de Woo thans toch juist géén recht op inzage het eigen fiscale dossier gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 december 2023? Deze leden vragen of de regering kan ingaan op de betekenis van deze uitspraak ná de inwerkingtreding van het voorliggende wetsvoorstel. Gaat deze uitspraak nog wel op als het met artikel 5.5 van de Woo vergelijkbare inzagerecht in het eigen fiscaal dossier, zoals dat bij het Belastingplan 2024 is ingevoerd bij amendement, zo fors wordt uitgekleed?

De leden van de NSC-fractie merken op dat de regering in de memorie van toelichting stelt dat het onderhavige wetsvoorstel noodzakelijk is, omdat het eerder aangenomen fiscale inzagerecht in zijn huidige vorm niet uitvoerbaar is voor de Belastingdienst en de Douane. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt beoogd om de bestaande regeling zodanig aan te passen dat inzage in het fiscale dossier op een uitvoerbare en digitale wijze kan plaatsvinden.

Deze leden constateren dat hiermee de nadruk ligt op uitvoerbaarheid en afbakening, terwijl het oorspronkelijke amendement van het lid Omtzigt c.s. was gericht op het versterken van de informatiepositie en rechtsbescherming van belastingplichtigen. Het voorgestelde inzagerecht ziet nu slechts op gegevens die de Belastingdienst zelf relevant acht voor de fiscale positie.

Deze leden wijzen erop dat in de memorie van toelichting wordt gesteld dat, nu de verplichting tot het doen van een afzonderlijk verzoek om inzage vervalt, ook de beslissing op dat verzoek vervalt, waardoor er geen bezwaar- of beroepsmogelijkheid meer bestaat. Daarmee verdwijnt de formele route om een afwijzing te laten toetsen door de bestuursrechter. Deze leden vragen de regering hoe deze beperking zich verhoudt tot de bedoeling van het oorspronkelijke amendement, waarin juist was beoogd dat beslissingen op inzageverzoeken toetsbaar zijn aan de beginselen van behoorlijk bestuur.

Deze leden merken bovendien op dat het inzagerecht onder het ingediende wetsvoorstel feitelijk pas aan de orde komt wanneer een belastingplichtige bezwaar maakt tegen een besluit. Volgens deze leden doet dat onvoldoende recht aan het uitgangspunt dat burgers ook buiten een geschil moeten kunnen nagaan welke gegevens de overheid over hen bewaart en gebruikt. Deze leden vragen de regering waarom niet is voorzien in een zelfstandige, voorafgaande inzagemogelijkheid die eveneens aan bezwaar en beroep is onderworpen.

Deze leden vragen daarnaast welke gegevens of documenten niet worden opgenomen in het fiscale dossier en dus buiten het inzagerecht vallen. Deze leden verzoeken de regering om concrete voorbeelden, zodat duidelijk wordt waar de grens ligt tussen relevante gegevens en interne communicatie.

In het bijzonder vragen deze leden hoe wordt omgegaan met interne e-mailwisselingen, notities of conceptadviezen binnen de Belastingdienst waarin de situatie van een belastingplichtige wordt besproken. Deze leden vragen of dergelijke documenten structureel buiten het dossier blijven, en zo ja, hoe dat zich verhoudt tot het uitgangspunt van transparantie en het recht van burgers om te weten welke gegevens en oordelen over hen binnen de overheid circuleren.

De leden van de CDA-fractie zijn het volledig eens met het standpunt dat mensen inzicht moeten krijgen in dezelfde stukken die de inspecteur heeft gehad en waarop hij zijn beslissing baseert. Deze leden vragen of het klopt dat het voorliggende wetsvoorstel verder gaat dan wat beoogd is met het amendement Omtzigt, omdat de inzage niet op verzoek hoeft te gebeuren.

Deze leden vragen wat dit in praktijk precies zal betekenen. Bijvoorbeeld als iemand een reguliere belastingaanslag opgelegd krijgt, welke stukken dan actief openbaar gemaakt moeten worden. Ook vragen deze leden hoe dit efficiënt kan worden ingepast binnen de uitvoering logische koppelingen tussen systemen kunnen worden gemaakt, waarmee standaard onderbouwing automatisch kan worden ingeladen, of dat hiervoor een heel handmatig archiveringsysteem moet worden opgetuigd.

Deze leden merken op dat de discussie rondom «op de zaak betrekking hebbende stukken» vaak gaat om de volledigheid van stukken op het moment dat een belastingplichtige twijfelt aan de juistheid en om inzage vraagt of er sprake is van een geschilpunt. Deze leden vragen wat de uitvoeringsgevolgen zijn van het te allen tijde zorgen voor volledig geladen dossiers, ook als daaraan geen behoefte is. Deze leden vragen of het niet efficiënter is om dit toe te passen bij verzoeken om inzage.

De leden van de CDA-fractie lezen dat vanwege de beoogde actieve dossierinzage het recht van burgers en bedrijven vervalt om een bezwaar in te dienen tegen de verstrekte informatie of informatie die volgens hen mist. Zij kunnen dan alleen bezwaar maken tegen de belastingaanslag of beschikking en moet dan stellen waarom de aanslag of beschikking onjuist is. Deze leden vragen hoe dit in praktijk zal uitwerken. Als iemand het oneens is met een aanslag omdat hij niet begrijpt hoe de stukken in het fiscaal dossier tot de beslissing kunnen leiden of hij stukken mist die wel beschikbaar zouden moeten zijn, vragen zij of dit wel laagdrempelig na- of aangevraagd kan worden, bijvoorbeeld via de Belastingtelefoon, of dat in een dergelijk geval direct een bezwaar worden ingediend tegen de aanslag of beschikking met onderbouwing. Deze leden willen dat het voor mensen vooral praktisch laagdrempelig blijft om met de Belastingdienst te schakelen en dit niet beperkt wordt door formeel vervallen van een recht.

De leden van de CDA-fractie lezen dat als tijdelijke oplossing totdat de ICT-voorzieningen zijn ingebouwd, de inspecteur ambtshalve inzake kan verlenen. Deze leden vragen in welke gevallen te verwachten is dat een inspecteur dit doet. Deze leden vragen ook of op een dergelijke ambtshalve beslissing nog wel bezwaar openstaat, of dat dit dan ook vervalt.

4. Verhouding tot nationale regelgeving

De leden van de CDA-fractie lezen dat met het onderhavige wetsvoorstel wordt geanticipeerd op het voorgestelde fiscale inzagerecht in de AWR voordat de bezwaarprocedure aanvangt. Deze leden vragen of daar een passief of actief recht beoogd was.

5. Budgettaire aspecten

De leden van de VVD-fractie lezen dat de voorgestelde wijzigingen in het wetsvoorstel geen budgettaire gevolgen hebben. De uitvoeringskosten bedragen voor het onderzoek naar en de implementatie van de eerste fase van het ingroeitraject 24,6 miljoen euro, verdeeld over 2025 en 2026. Kan de regering nader inzicht geven in de structurele gevolgen voor de uitvoeringskosten na 2026?

6. Doenvermogen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de belastingplichtige straks toegang krijgt tot het dossier en dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen «de digivaardige belastingplichtige» en «de minder digivaardige belastingplichtige». Uit het wetsvoorstel leiden deze leden niet af hoe een belastingplichtige straks kan inloggen op het digitale portaal. Is het mogelijk om gemachtigden toegang te verlenen tot het fiscale dossier? Zo ja, op welke wijze wordt dit mogelijk gemaakt? Is een oplossing die bestaat in het verlenen van toegang aan de gemachtigde op basis van een eHerkenningsmiddel, al dan niet met ketenmachtiging, werkbaar bij grote(re) aantallen en wat betekent dat voor de kosten?

9. Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst en Douane

De leden van de VVD-fractie lezen dat een groot deel van de gevolgen van het voorliggende wetsvoorstel nog nader uitgewerkt dient te worden, en dat – gezien de omvang en complexiteit van de maatregel voor de Belastingdienst – het de verwachting is dat de uitvoeringskosten en personele gevolgen omvangrijk kunnen zijn. Kan de regering dit toelichten? Is het mogelijk om toch een (voorlopige) inschatting te geven van deze kosten en gevolgen? Bestaat er een risico dat verdringing plaatsvindt in het IV-portfolio? Betekent dit dat ruimte voor nieuwe beleidswensen verder onder druk komt te staan? Kan de regering een tijdpad schetsen van de geschetste overgangsperiode en wanneer de regering verwacht dat het einddoel zal zijn bereikt?

De leden van de CDA-fractie lezen dat slechts een gedeeltelijke inschatting kon worden gemaakt van uitvoeringskosten en dat van structurele personele kosten pas na een pilotfase wat te zeggen is. Deze leden vragen hoe de beperkte tijdelijke IV-voorziening mogelijk is in het al overvolle IV-portfolio. Ook hebben deze leden veel vraagtekens bij de omvang van het gehele project. Deze leden lezen dat veel afhankelijk is van «te maken keuzes», wat het voor deze leden niet duidelijk maakt wat het ingroeipad precies zal inhouden. Ook wordt gezegd «gezien de complexiteit en omvang, is de verwachting dan de uitvoeringskosten substantieel kunnen zijn». Deze leden vragen of de regering hierop een nadere toelichting en enige inschatting van een bandbreedte kan geven.

Deze leden vragen of het informatiesysteem uiteindelijk ook de andere kant op zal werken om de informatiehuishouding van de Belastingdienst op orde te brengen en of dit een vervanging voor alle afzonderlijke applicaties en systementstemen kan worden, of dat deze allemaal naast elkaar zullen blijven bestaan en het voorliggende wetsvoorstel daar alleen een vertaalslag over maakt.

De leden van de CDA-fractie lezen in de uitvoeringstoets verder dat de vraag wat inzage in het fiscale dossier gaat betekenen voor de burger of een bedrijf bij elke volgende uitvoeringstoets aan de orde zal komen, zowel bij herijking in 2030 als bij de inwerkingtredingsbesluiten. Per rijksbelasting zal een uitvoeringstoets plaatsvinden. Deze leden vragen de regering om een nadere onderbouwing van de keuze van het te allen tijde laden van de systemen van de Belastingdienst met volledige informatie, ook als hier in het merendeel van de gevallen geen behoefte aan bestaat en wat dit betekent voor de standaardisering en automatisering van informatie. Deze leden kunnen nog niet overzien welke informatie precies beschikbaar wordt gesteld en in de ogen van deze leden lijkt er bij de Belastingdienst zelf ook nog een vraagteken te bestaan wat inzage in het fiscale dossier precies gaat betekenen.

Deze leden willen graag een goede afweging kunnen maken door te begrijpen wat het voorliggende wetsvoorstel concreet betekent, hoe het de werklast voor medewerkers van de Belastingdienst verhoogt, hoeveel extra capaciteit hiervoor nodig is en wat mogelijke alternatieven zijn, ten opzichte van de meerwaarde van het automatisch ter beschikking stellen van alle informatie bij alle miljoenen aanslagen en beschikkingen die de Belastingdienst jaarlijks oplegt en afgeeft. Deze leden vragen de regering daartoe om nadere informatie.

10. Advies en consultatie

De leden van de NSC-fractie merken op dat de Autoriteit Persoonsgegevens in haar advies heeft gewezen op het ontbreken van een duidelijke toelichting over de verhouding tussen dit fiscale inzagerecht en het inzagerecht uit artikel 15 van de AVG. Deze leden vragen de regering om te bevestigen dat het wetsvoorstel dit Europese recht niet beperkt.

Volgens deze leden zou het juist voor de hand liggen dat het inzagerecht uit de AVG directer wordt betrokken bij het fiscale dossier, zodat burgers niet pas in bezwaar, maar ook daarbuiten kunnen nagaan welke persoonsgegevens en andere gegevens de overheid over hen bewaart en gebruikt.

Deze leden vragen de regering waarom die samenhang niet expliciet is uitgewerkt in de toelichting en of wordt overwogen om de AVG-inzage en het fiscale inzagerecht beter op elkaar af te stemmen.