[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van wet zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State

Voorstel van wet van het lid Ouwehand tot wijziging van de Wet dieren en de Wet op de economische delicten in verband met de afschaffing van de bio-industrie

Voorstel van wet (initiatiefvoorstel)

Nummer: 2025D44092, datum: 2025-10-13, bijgewerkt: 2025-10-29 07:34, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36562-5).

Onderdeel van kamerstukdossier 36562 -5 Voorstel van wet van het lid Ouwehand tot wijziging van de Wet dieren en de Wet op de economische delicten in verband met de afschaffing van de bio-industrie.

Onderdeel van zaak 2024Z09210:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2025-2026

36 562 Voorstel van wet van het lid Ouwehand tot wijziging van de Wet dieren en de Wet op de economische delicten in verband met de afschaffing van de bio-industrie

Nr. 5 VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet dieren en de Wet op de economische delicten te wijzigen om te komen tot een dierwaardige veehouderij;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET DIEREN

De Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde tot en met het zevende lid worden vernummerd tot het vierde tot en met het achtste lid.

2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. Tot de in het eerste lid verboden gedragingen wordt voorts, ten aanzien van dieren die bedrijfsmatig worden gehouden voor de productie van dierlijke producten, gerekend het verrichten van andere dan de in artikel 2.8 bedoelde lichamelijke ingrepen teneinde het dier binnen een bepaald systeem of huisvesting te kunnen houden indien daarvoor geen diergeneeskundige noodzaak bestaat.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid».

4. In het zesde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid».

5. In het achtste lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door «zevende lid».

B

Artikel 2.2, twaalfde lid, vervalt.

C

Na artikel 2.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.2a. Onthouden verzorging voor productie gehouden dieren

1. Het is houders van dieren verboden dieren bedrijfsmatig te houden voor de productie van dierlijke producten op een wijze die er toe leidt dat dieren permanent dan wel stelselmatig de mogelijkheid wordt onthouden te voorzien in de voor de betreffende diersoort of diercategorie naar wetenschappelijke inzichten bestaande gedragsbehoeften, die in ieder geval bestaan uit:

a. voor varkens, het kunnen:

1°. onderhouden van stabiele sociale banden gedurende hun hele leven;

2°. beschikken over voldoende schuil-, vlucht- of uitwijkmogelijkheden;

3°. schuren en krabben, bijvoorbeeld aan schuurwanden, borstels of boomstammen, een modderbad nemen om zich te kunnen koelen en verzorgen;

4°. onderzoeken van de omgeving op zoek naar voedsel, door middel van de aanwezigheid van materiaal dat eetbaar, kauwbaar, onderzoekbaar en manipuleerbaar is;

5°. exploreren en scharrelen, foerageren, wroeten in de grond, snuffelen;

6°. uitoefenen van nestbouwgedrag voor zeugen voorafgaand aan de bevalling en het geven van moederzorg, door middel van het kunnen beschikken over voldoende ruimte en geschikt materiaal;

7°. uitoefenen van zooggedrag door biggen bij de moeder tot de leeftijd van minimaal zes weken;

8°. rusten op een plaats die schoon en comfortabel is, en voldoende ruimte biedt om aparte mest- en ligplaatsen in stand te houden en niet gestoord te worden door actieve varkens;

9°. opnemen van voldoende geschikt voer door middel van voldoende voederplaatsen om gelijktijdig en zonder concurrentie te kunnen eten;

10°. beschikken over onbeperkt beschikbaar schoon water door middel van voldoende drinkbakken met een hoogte die past bij de betreffende varkens;

11°. opnemen van voldoende melk voor biggen;

12°. bereiken van thermisch comfort, door middel van een adequate ruimtetemperatuur, vrije toegang tot warmere of koelere plekken binnen de leefomgeving en mogelijkheden voor het behouden van lichaamswarmte;

13°. beschikken over frisse lucht en een niet schadelijk stalklimaat, waaronder niet-schadelijke ammoniak-concentraties;

b. voor runderen, het kunnen:

1°. onderhouden van sociale banden in een kudde die varieert in leeftijd;

2°. beschikken over voldoende vlucht- of uitwijkmogelijkheden en de mogelijkheid om zich af te zonderen bij ziekte en afkalven;

3°. opgroeien met de moeder, in ieder geval tot het kalf goed in staat is ruwvoer op te nemen;

4°. verzorgen van de vacht;

5°. foerageren, zoeken, manipuleren en eten van voedsel;

6°. kiezen om buiten te verblijven of beschutting te zoeken;

7°. vertonen van maternaal gedrag waarbij er voldoende rust en ruimte is voor afzondering van de kudde;

8°. vertonen van zooggedrag voor kalveren;

9°. rusten en comfortabel liggen met geschikt beddingmateriaal of vloerbedekking, waarbij er voldoende plaats is voor alle dieren om gestrekt te kunnen liggen en onbelemmerd te kunnen gaan staan en liggen;

10°. eten en drinken van onbeperkt beschikbaar schoon water en geschikt voer op een manier die aansluit bij de voorkeur van deze dieren, waarbij er voldoende voer- en waterbakken zijn in de binnen- en buitenuitloop;

11°. bereiken van thermisch comfort, door middel van een vrije keuze om zich te verplaatsen en een comfortzone op te zoeken;

12°. beschikken over frisse lucht en een niet schadelijk stalklimaat, waaronder niet-schadelijke ammoniak-concentraties;

c. voor kippen, het kunnen:

1°. onderhouden van sociale banden in een groepsgrootte en ruimte die passend is;

2°. exploreren, scharrelen, foerageren op een daarvoor geschikte ondergrond en stofbaden;

3°. beschikken over toegang tot geschikt strooisel;

4°. beschikken over voldoende vlucht-, schuil- of uitwijkmogelijkheden;

5°. vertonen van nestgedrag;

6°. beschikken over voldoende ruimte om te eten, te drinken en te rusten;

7°. rusten door de beschikbaarheid van geschikte zitstokken;

8°. eten en drinken van onbeperkt beschikbaar schoon water en geschikt voer op een manier die aansluit bij de voorkeur van deze dieren;

9°. bereiken van thermisch comfort door middel van een goed stalklimaat, afgestemd op de behoeften van kuikens die gevoelig zijn voor koude- en hittestress;

10°. beschikken over frisse lucht en een niet schadelijk stalklimaat, waaronder niet-schadelijke ammoniak-concentraties;

d. voor geiten, het kunnen:

1°. onderhouden van sociale banden;

2°. afzonderen van de groep;

3°. opgroeien met de moeder voor lammeren;

4°. beschikken over voldoende ruimte voor het vertonen van maternaal gedrag;

5°. kiezen tussen buitenuitloop en verblijf in stallen;

6°. schuren en krabben;

7°. klimmen en rusten in stallen met verticale structuren;

8°. bereiken van thermisch comfort, door middel van een vrije keuze om zich te verplaatsen en een comfortzone op te zoeken;

9°. eten en drinken van onbeperkt beschikbaar schoon water en geschikt voer op een manier die aansluit bij de voorkeur van deze dieren;

e. voor schapen, het kunnen:

1°. onderhouden van sociale banden;

2°. vermijden van anderen;

3°. opgroeien met de moeder voor lammeren;

4°. beschikken over voldoende ruimte voor het vertonen van maternaal gedrag;

5°. eten en drinken van onbeperkt beschikbaar schoon water en geschikt ruwvoer op een manier die aansluit bij de voorkeur van deze dieren;

6°. bereiken van thermisch comfort, door middel van een vrije keuze om zich te verplaatsen en een comfortzone op te zoeken;

7°. schuren en krabben;

8°. beschikken over voldoende ruimte om te rusten en liggen;

f. voor konijnen, het kunnen:

1°. onderhouden van sociale banden;

2°. terugtrekken en vermijden van agressie;

3°. vertonen van maternaal en nestgedrag met voldoende nestmateriaal;

4°. vertonen van zooggedrag en ontvangen van moederzorg voor jongen;

5°. afzonderen van het nest voor moederdieren ter voorkoming van infanticide en verwonding van de jongen;

6°. beschikken over voldoende vlucht-/schuil of uitwijkmogelijkheden;

7°. eten en drinken van onbeperkt beschikbaar schoon water en van voldoende geschikt voer op een manier die aansluit bij de voorkeur van deze dieren;

8°. exploreren, knagen, foerageren en scharrelen;

9°. liggen en rusten;

10°. beschikken over voldoende ruimte om hittestress tegen te gaan;

11°. beschikken over voldoende ruimte voor beweging, met het oog op het kunnen springen, huppelen en rennen;

g. voor eenden, het kunnen:

1°. beschikken over open water om zich nat te kunnen poetsen, te kunnen exploreren en foerageren;

2°. beschikken over een schone, droge plek om comfortabel te kunnen rusten en slapen;

3°. beschikken over voldoende voer en de mogelijkheid om onbeperkt beschikbaar schoon water op te nemen op een manier die aansluit bij de voorkeur van deze dieren;

4°. bereiken van thermisch comfort, door middel van een adequate ruimtetemperatuur en vrije toegang tot open water.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aanvullende voor de desbetreffende diersoort of diercategorie naar wetenschappelijk inzicht bestaande gedragsbehoeften worden aangewezen.

3. Voor houders van dieren voor wie krachtens overgangsrecht het bepaalde in het eerste en tweede lid buiten toepassing blijft, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de wijze waarop dieren worden gehouden die er niet toe leidt dat dieren permanent dan wel stelselmatig de mogelijkheid wordt onthouden te voorzien in de voor de betreffende diersoort of diercategorie naar wetenschappelijke inzichten bestaande gedragsbehoeften als bedoeld in het eerste en tweede lid.

D

Artikel 2.3a vervalt.

E

Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdelen b en c, komen te luiden:

b. het door een diergeneeskundige verrichten van lichamelijke ingrepen betreffende het onvruchtbaar maken van dieren, en

c. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen lichamelijke ingrepen die nodig zijn ter identificatie en die bestaan uit het aanbrengen van een merkteken anders dan door middel van vriesbranden.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Het eerste tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing op lichamelijke ingrepen waarop artikel 2.1, eerste lid in samenhang met het derde lid, van toepassing is.

F

In artikel 8.11, tweede lid, wordt «2.1, zesde lid» vervangen door «2.1, zevende lid».

G

In artikel 8.12, derde lid, wordt «2.1, zesde lid» vervangen door «2.1, zevende lid».

H

Artikel 10.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «2.1, derde en vijfde lid» vervangen door «2.1, vierde en zesde lid», wordt «, tiende en twaalfde lid,» vervangen door «en tiende lid, 2.2a, tweede en derde lid,» en vervalt «tweede lid, onderdeel b, en»».

2. Het derde lid vervalt.

ARTIKEL II WIJZIGING WET OP DE ECONOMISCHE DELICTEN

In artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet dieren vóór «2.7,» ingevoegd «2.2a,».

ARTIKEL III OVERGANGSRECHT

Artikel 2.2a, eerste en tweede lid, van de Wet dieren is gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen redelijke overgangstermijn, maar uiterlijk tot 1 januari 2040, niet van kracht op reeds voor de inwerkingtreding van deze wet bestaande, tot een bedrijf behorende stallen of ruimtes waar dieren bedrijfsmatig worden gehouden met het oog op de productie van dierlijke producten.

ARTIKEL IV INWERKINGTREDING

1. Deze wet, met uitzondering van artikel I, onderdeel E, treedt in werking met ingang van 1 juli 2026.

2. Artikel I, onderdeel E, treedt in werking met ingang van 1 januari 2030.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,