Rapport van de Commissie van onderzoek mortierongeval Mali (commissie Den Oudsten)
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2026
Brief regering
Nummer: 2025D44186, datum: 2025-10-14, bijgewerkt: 2025-10-14 17:48, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.P. Brekelmans, minister van Defensie (Ooit VVD kamerlid)
- Beslisnota bij Kamerbrief met het rapport van de Commissie van onderzoek mortierongeval Mali (commissie Den Oudsten)
- Eindrapport Commissie van onderzoek mortierongeval Mali (commissie Den Oudsten)
Onderdeel van kamerstukdossier 36800 X-13 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2026.
Onderdeel van zaak 2025Z18964:
- Indiener: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2025-10-16 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
> Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag | |
---|---|
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag |
|
Datum | 14 oktober 2025 |
Betreft | Aanbieding rapport Commissie van onderzoek mortierongeval Mali (commissie Den Oudsten) |
Ministerie van Defensie
Plein 4
MPC 58 B
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
www.defensie.nl
Onze referentie
D2025-001261/
MINDEF20250034404
Bij beantwoording, datum, onze referentie en onderwerp vermelden.
Geachte voorzitter,
Hierbij bied ik u het rapport aan van de Commissie van onderzoek mortierongeval Mali. Deze commissie, onder leiding van de heer Den Oudsten, werd bij besluit van 10 februari 2023 ingesteld door toenmalig minister van Defensie Ollongren (Kamerstuk 36 200-X, nr. 68). De aanleiding hiervoor was de behoefte aan nader onderzoek naar het mortierongeval in Mali in 2016, om daarmee zoveel mogelijk van de vragen van de slachtoffers en nabestaanden beantwoord te krijgen en om als Defensie nadere lering te trekken uit de aanloop naar en nasleep van dit ongeval.
Allereerst wil ik hier opnieuw mijn medeleven uitspreken aan de getroffenen; de nabestaanden van de militairen die bij dit ongeval zijn omgekomen, de gewond geraakte militairen en hun families. Ik realiseer mij dat het verschijnen van het rapport opnieuw een moment is waarop hun verdriet bijzonder zwaar gevoeld wordt. Ik sluit mij aan bij de excuses van mijn voorgangers dat het verschrikkelijk is wat er is gebeurd. Er zijn jonge mensen overleden en gewond geraakt in een situatie die niet had mogen gebeuren. Defensie is daarvoor verantwoordelijk, en die verantwoordelijkheid voelen wij binnen Defensie allemaal zeer.
Daarnaast wil ik mijn excuses aanbieden aan de getroffenen voor het feit dat zij negen jaar onvoldoende antwoorden hebben gekregen op cruciale vragen. De commissie constateert dat er vanuit het ministerie te weinig oog is geweest voor hun perspectief. Ik vind het treurig dat de afgelopen jaren voor de getroffenen een strijd zijn geweest die veel gevolgen heeft gehad op hun persoonlijk leven. Ik hoop dat dit rapport een positieve bijdrage levert en heb de getroffenen persoonlijk toegezegd mij in te zetten voor verbetering. Vooruitlopend op de uitgebreide beleidsreactie die over vier weken volgt, wil ik de aanbevelingen van de commissie dan ook volledig omarmen. Dit geldt dus ook voor de aanbevelingen rondom zorg voor gewonde militairen en nabestaanden.
Ik ben de commissie Den Oudsten dankbaar voor het waardevolle onderzoek dat zij heeft gedaan. De commissie trekt in haar rapport stevige conclusies op basis van pijnlijke constateringen. Het rapport verschaft meer duidelijkheid over wat er is gebeurd, zowel aan de getroffenen als aan medewerkers binnen Defensie. Het geeft inzicht in de omstandigheden en werkwijzen die hebben bijgedragen aan het ongeval. Tegelijkertijd stelt het Defensie ook in staat om nog beter te leren van de gebeurtenissen. Hierbij kan worden voortgebouwd op de belangrijke stappen die Defensie de afgelopen jaren heeft gezet in de verbetering van veiligheid in de munitieketen.
Gelet op de omvang en diepgang van het rapport, beperk ik me in deze brief tot een korte inhoudelijke reactie. Binnen vier weken ontvangt uw Kamer een uitgebreide beleidsreactie, waarin ik in meer detail zal ingaan op de bevindingen van de commissie en de vervolgacties naar aanleiding van dit rapport. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) en het Openbaar Ministerie hebben onderzoek gedaan naar het ongeval en gelet daarop zal ik hen een afschrift van het rapport doen toekomen.
Context en aanleiding onderzoek commissie Den Oudsten
Nederland ondersteunde van april 2013 tot en met december 2023 in Mali de VN-missie MINUSMA. De Nederlandse operaties werden uitgevoerd vanuit het hoofdkwartier in Gao, later ondersteund door de Mission Support Site (MSS) in Kidal, beide gelegen in het (noord)oostelijke deel van het land. Bij een oefening op 6 juli 2016 ontplofte een granaat in de schokbuis van het mortier. Hierdoor kwamen de twee bedieners van het wapen, sergeant der 1e klasse Henry Hoving en korporaal Kevin Roggeveld, onmiddellijk om het leven. Een militair die foto’s en video-opnamen maakte van de oefening werd getroffen door rondvliegende metaalscherven en raakte ernstig gewond. Een vierde militair die aanwezig was bij het ongeval had naderhand te maken met psychische verwondingen.1
Het ongeval werd direct onderzocht door de Koninklijke Marechaussee en een interne Commissie van Onderzoek binnen Defensie. Vervolgens deed de OvV extern onderzoek. De OvV kwam in het najaar van 2017 tot het oordeel dat Defensie ernstig was tekortgeschoten in de zorg voor de veiligheid van Nederlandse militairen in Mali, zowel bij het munitiebeheer als bij de militaire gezondheidszorg. Defensie heeft hierop de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Naar aanleiding van het rapport van de OvV kondigde toenmalig minister van Defensie Hennis-Plasschaert haar aftreden aan tijdens een debat in de Tweede Kamer. Ook de Commandant der Strijdkrachten, Generaal Middendorp, legde zijn functie neer.
Vlak voor haar aftreden stelde minister Hennis-Plasschaert een commissie in die onderzoek moest doen naar de interne werkwijzen die de door de OvV geconstateerde tekortkomingen mogelijk hadden gemaakt. Deze commissie, onder leiding van de heer Van der Veer, kreeg nadrukkelijk ook de opdracht om vast te stellen of er sprake was geweest van nalatig en/of verwijtbaar handelen. Het eindrapport van de commissie Van der Veer, dat op 19 januari 2018 werd aangeboden, richtte zich op veiligheid op organisatieniveau. Het rapport gaf geen antwoord op de vraag of defensiemedewerkers nalatig en/of verwijtbaar hadden gehandeld. Dit leidde tot teleurstelling en boosheid bij de getroffenen.
In oktober 2022 besloot toenmalig minister Ollongren dat er alsnog een extern onderzoek moest komen naar mogelijk nalatig en verwijtbaar handelen in de aanloop naar het ongeval in Mali. De commissie Den Oudsten werd gevraagd om drie vragen te onderzoeken: a) of en hoe eventueel individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen kan worden vastgesteld bij de werkwijzen die hebben geleid tot het mortierongeluk in Mali; b) indien individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen kan worden vastgesteld, te beoordelen in hoeverre en op welke wijze hiervan sprake is geweest; en c) hoe binnen het ministerie van Defensie de besluitvorming is verlopen rond de totstandkoming, invulling en uitvoering van de opdracht aan de ‘Tijdelijke commissie onderzoek naar geconstateerde tekortkomingen mortierongeval Mali’ (commissie Van der Veer).
Eerste appreciatie bevindingen commissie
De commissie Den Oudsten trekt twee hoofdconclusies. Ten eerste constateert de commissie dat er in de aanloop naar en tijdens de inzet van de missie in Mali sprake was van zowel individueel nalatig als verwijtbaar handelen, dat heeft bijgedragen aan het kunnen ontstaan van het ongeval. Het rapport beschrijft de context waarin dit kon gebeuren; in een tijd waarin op de organisatie werd bezuinigd, reorganisaties plaatsvonden en het personeel druk ervoer om de krijgsmacht inzetbaar te houden. Dit alles heeft zijn weerslag gehad op de omgang met veiligheid. Bij de beoordeling of sprake was van individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen heeft de commissie niet gekozen voor een juridische benadering, maar voor een risicobenadering. De commissie heeft gekeken of functionarissen door hun handelen risico’s hebben geïntroduceerd, vergroot of in stand gehouden, die hebben bijgedragen aan het kunnen ontstaan van het ongeval.
De commissie heeft vastgesteld dat sprake was van zowel individueel nalatig als individueel verwijtbaar handelen, dat vanuit risicoperspectief heeft bijgedragen aan het kunnen ontstaan van het ongeval. In veertien gevallen was volgens de commissie sprake van individueel nalatig handelen. De commissie concludeert dat dit handelen op verschillende momenten in de tijd en door de keten heen plaatsvond. In een van die gevallen wordt dit handelen ook als verwijtbaar beoordeeld. De andere gevallen van nalatig handelen worden door de commissie niet als verwijtbaar beoordeeld, omdat ze van mening is dat de betreffende medewerkers in de gegeven context en gelet op de ‘chain of events’ redelijkerwijs niet anders konden handelen dan ze hebben gedaan. Buiten deze individuele handelingen constateert de commissie twee aanvullende gevallen van verwijtbaar handelen, vanuit de eindverantwoordelijkheid van een functionaris.
Het rapport maakt goed duidelijk hoe de opeenvolgende risico’s zijn ontstaan en zich hebben opgestapeld. Dit geeft een beeld van hoe risico’s rond munitieveiligheid werden genegeerd, terzijde werden geschoven of uit zicht verdwenen. Daar kunnen en moeten waardevolle lessen uit worden getrokken. In de uitgebreide beleidsreactie zal ik uiteenzetten welke stappen in de afgelopen negen jaar zijn gezet in het veiligheidsdomein en hoe Defensie werkt aan verdere verbetering, zoals het aanstellen van meer medewerkers, de oprichting van een onafhankelijk toezichthouders, en het verbeterplan munitiebeheer. De reeds gerealiseerde verbeteringen zullen langs de lat worden gelegd van de gevallen waarin de commissie constateert dat er sprake was van nalatig handelen, en bezien of dit aanleiding geeft voor aanvullende maatregelen. Ten aanzien van de gevallen waarin de commissie vaststelt dat sprake was van verwijtbaar handelen, zal worden bezien of de door de commissie beschreven feiten aanleiding vormen om dit handelen vanuit rechtspositioneel oogpunt nader te onderzoeken, in lijn met de aangenomen moties Van Dijk (PVV) (Kamerstuk 34 775 X, nr. 112) en Belhaj (D66) (Kamerstuk 34 775 X, nr. 109). Vanuit goed werkgeverschap wordt hierin vanzelfsprekend een zorgvuldig traject doorlopen.
De tweede hoofdconclusie van de commissie betreft gebreken in de besluitvorming rond de totstandkoming, invulling en uitvoering van de onderzoeksopdracht van de commissie Van der Veer. Deze besluitvorming, die in wisselwerking tussen de commissie Van der Veer en de ambtelijke top van het ministerie plaatsvond, resulteerde in een opdrachtformulering die ruimte liet voor interpretatie. De commissie Van der Veer onderzocht nalatigheid alleen op het niveau van het systeem en de organisatie. Daardoor deed de uitvoering van deze opdracht geen recht meer aan de verwachtingen die waren gewekt bij de getroffenen en de Kamer. Bovendien werd hier onvoldoende met hen over gecommuniceerd, waardoor het uiteindelijke rapport op een teleurstelling uitliep. Ik deel de conclusies van de commissie dat het ministerie de verwachtingen die waren gewekt bij de Tweede Kamer en bij nabestaanden niet helder in de opdracht aan de commissie Van der Veer verankerde. Deze gang van zaken heeft er in belangrijke mate aan bijgedragen dat het zo lang duurde voordat de vragen van de getroffenen en de Kamer werden beantwoord. Ik vind het spijtig dat het zo is verlopen.
In deze hele gang van zaken had meer rekeningen gehouden moeten worden met de getroffenen. Defensie werkt aan verbeteringen in de omgang en nazorg voor getroffenen en families, maar hier kan en moet nog veel in worden verbeterd. In de uitgebreidere kabinetsreactie zal ik hier nader op ingaan. Daarnaast zijn in de begeleiding van externe commissies inmiddels vorderingen gemaakt. Zo is in navolging van de Defensienota 2024 (Kamerstuk 36 592, nr. 1) de projectdirectie ondersteuning commissies ingesteld. Deze directie draagt sinds anderhalf jaar zorg voor de coördinatie en ondersteuning van onderzoeken door externe commissies. Dit moet bijdragen aan betere sturing op onderzoeksopdrachten en het verloop van door Defensie ingestelde externe onderzoeken.
Tot slot
Het mortierongeval in Mali heeft diepe sporen nagelaten bij de geliefden, families, de vrienden en collega’s van Henry Hoving en Kevin Roggeveld en bij de gewond geraakte militairen. Ook binnen Defensie wordt de pijn die het ongeval veroorzaakte nog sterk gevoeld, in het bijzonder bij de onderdelen die direct betrokken waren bij de aanloop naar het ongeval. Mensen die naar eer en geweten hun werk deden en doen, en die daarbij risico’s moeten beoordelen en afwegen in het licht van de doelstellingen en inzet van de krijgsmacht. Ik leef ook mee met deze mensen, voor wie het rapport hopelijk bijdraagt aan het verwerken van een lange periode van onzekerheid.
Militairen en burgers van onze krijgsmacht zetten zich elke dag in voor vrede en veiligheid. Daarbij lopen zij risico’s. Defensie heeft de verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor de veiligheid van die mensen, door risico’s zo goed als mogelijk te beperken, en door hen in staat te stellen om goed om te gaan met de risico’s die blijven bestaan. Daarom is het goed dat het rapport van de commissie Den Oudsten inzicht geeft in de werkwijzen die hebben bijgedragen aan het noodlottige ongeval in Mali. De aanbevelingen stellen ons in staat om onze werkwijzen verder te verbeteren.
Ik realiseer mij dat voor de getroffenen de pijn van het verlies en het gemis altijd aanwezig zal blijven. Wel hoop ik dat het rapport van de commissie Den Oudsten hen de antwoorden geeft waar ze al zo lang op wachten en daarmee bijdraagt aan de verwerking van het verdriet.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN DEFENSIE
Ruben Brekelmans
In verband met de privacy van de gewonde militairen worden geen namen vermeld.↩︎