[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van wet

Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen en de Mijnbouwwet in verband met de uitvoering van diverse maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen

Voorstel van wet

Nummer: 2025D44222, datum: 2025-10-09, bijgewerkt: 2025-10-15 11:46, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van kamerstukdossier 36836 -2 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen en de Mijnbouwwet in verband met de uitvoering van diverse maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen .

Onderdeel van zaak 2025Z18975:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen en de Mijnbouwwet in verband met de uitvoering van diverse maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen

VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Tijdelijke wet Groningen en de Mijnbouwwet aan te passen in verband met de uitvoering van diverse maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (Kamerstukken II 2022/23, 35561, nr. 17);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

De Tijdelijke wet Groningen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:

- veronderstelde schade: fysieke schade aan een gebouw of werk die naar haar aard redelijkerwijs zou kunnen zijn ontstaan door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of als gevolg van de gasopslag Norg of de gasopslag bij Grijpskerk, waarbij in afwijking van artikel 98 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek geen onderzoek wordt gedaan naar de oorzaak ervan;.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt na “schade” telkens ingevoegd “of veronderstelde schade”.

b. In onderdeel a wordt, onder vernummering van de subonderdelen 1° tot en met 3° tot subonderdelen 2° tot en met 4°, een subonderdeel ingevoegd, luidende:

1°. voorlichting over de afhandeling te geven aan bewoners en eigenaren van gebouwen in de gebieden, vastgesteld op grond van artikel 177a, derde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;

c. In onderdeel b wordt na “zich daarvoor leent,” ingevoegd “in afwijking van artikel 103 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek”.

d. Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. heeft tot taak indien de aanvrager dit wenst in plaats van een vergoeding als bedoeld in onderdeel b voor zover deze betrekking heeft op fysieke schade aan een gebouw of werk, veronderstelde schade tot een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen maximum bedrag af te handelen door:

1°. in afwijking van artikel 103 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek de te treffen maatregelen in natura uit te voeren; of

2°. de door de aanvrager gemaakte redelijke kosten voor het daadwerkelijk herstellen van de veronderstelde schade te vergoeden;.

2. In het vierde lid, aanhef, wordt na “schade” telkens ingevoegd “of veronderstelde schade”.

3. In het vijfde lid wordt “in het vierde lid, onder a en b” vervangen door “in het derde lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, en het vierde lid, onderdelen a en b”.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

13. Het Instituut voert zijn taken en bevoegdheden uit ten aanzien van gebouwen of werken in Nederland.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “artikel 2, derde en vierde lid” vervangen door “artikel 2, derde, vierde, zevende en tiende lid, en van de taken en bevoegdheden die op grond van artikel 2, achtste en elfde lid, aan het Instituut zijn opgedragen”.

2. In het vijfde lid wordt “het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten“ vervangen door “de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die vallen binnen de gebieden, vastgesteld op grond van artikel 177a, derde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en gedeputeerde staten van de provincie Groningen” en wordt “deze wettelijke taak” vervangen door “deze wettelijke taken”.

3. In het negende lid wordt “van de betrokken gemeenten” vervangen door “, bedoeld in het vijfde lid,” en wordt “voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van artikel 2, elfde lid, en de betrokkene daar uitdrukkelijk zijn instemming aan heeft gegeven” vervangen door “voor zover hier op grond van het tiende lid regels over zijn gesteld”.

4. Onder vernummering van het tiende en elfde lid tot elfde en twaalfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

10. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

a. het verstrekken van gegevens, waaronder persoonsgegevens, en gegevens over gezondheid voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn en de betrokkene daar uitdrukkelijk zijn instemming aan heeft gegeven, ten behoeve van de uitvoering van de regeling, bedoeld in artikel 2, elfde lid, tussen in die regeling aangewezen partijen;

b. de verwerking van de gegevens door de aangewezen partijen, bedoeld in onderdeel a, waaronder de bewaartermijn, de voorwaarden voor toegang en het loggen van verkregen toegang.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede, vierde en zevende lid wordt “Onze Minister voor Rechtsbescherming” telkens vervangen door “Onze Minister”.

2. In het zevende lid wordt “Een lid van een het Instituut” vervangen door “Een lid van het Instituut”.

E

In artikel 6, tweede lid, wordt “artikel 3, derde en zesde lid” vervangen door “artikel 4, vijfde en zevende lid”.

F

In hoofdstuk 4 wordt voor artikel 10 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

In dit hoofdstuk wordt onder ‘schade’ mede verstaan ‘veronderstelde schade’ voor zover het de taak van het Instituut, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel c, betreft.

G

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt voor “dit hoofdstuk” ingevoegd: “hoofdstuk 2 en”.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. In de procedure en werkwijze kan het Instituut voorwaarden verbinden aan de afhandeling van schade.

H

In artikel 11, tweede lid, vervalt onderdeel e, onder verlettering van de onderdelen f tot en met h tot onderdelen e tot en met g.

I

Aan artikel 13 worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. De termijn, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, wordt opgeschort met ingang van de dag na die waarop het Instituut:

a. de aanvrager in de gelegenheid heeft gesteld op basis van het deskundigenadvies te kiezen voor de vorm waarin de schadeafhandeling plaatsvindt of te reageren op het advies, tot de dag waarop het Instituut een bevestiging van die keuze of die reactie heeft ontvangen;

b. op grond van de keuze of de reactie van de aanvrager een aanvullend deskundigenadvies aanvraagt, tot de dag waarop dat advies door de aanvrager is ontvangen;

4. Het Instituut neemt een besluit over een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, tiende lid, binnen 24 weken nadat een rapport van een constructief onderzoek is uitgebracht.

J

In de artikelen 13c, vierde en vijfde lid, 13f, eerste lid, en 13g, derde lid, onderdeel a, en achtste lid, wordt “de inspecteur-generaal der mijnen” telkens vervangen door “het bestuur van het Staatstoezicht op de mijnen”.

K

In de artikelen 13d en 13g, vierde lid, wordt “De inspecteur-generaal der mijnen” telkens vervangen door “Het bestuur van het Staatstoezicht op de mijnen”.

L

Aan artikel 13i wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de vergoeding, bedoeld in het tweede lid.

M

In artikel 13j, twaalfde lid, wordt “de aanspraak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b” vervangen door “de aanspraken, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c”.

N

Artikel 13n wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “artikel 13i, derde lid” vervangen door “artikel 13i, tweede en derde lid”.

2. In het derde lid wordt “Onze Minister voor Rechtsbescherming” vervangen door: “Onze Minister van Justitie en Veiligheid”.

3. In het vijfde lid wordt “artikel 13i, derde lid” vervangen door “artikel 13i, tweede en derde lid” en vervalt “en de uitvoering van de versterkingsmaatregelen,”.

O

Na hoofdstuk 5a worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 5b ZORGPLICHTEN BREDE WELVAART EN VERDUURZAMING

Artikel 13o Zorgplicht brede welvaart

Onze Minister draagt, in overeenstemming met Onze Ministers die het mede aangaat, zorg voor het bevorderen van de ontwikkeling van de brede welvaart in de gemeenten in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo.

Artikel 13p Zorgplicht verduurzaming

Onze Minister draagt, in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, zorg voor het bevorderen van verduurzaming richting het aardgasvrij gereed maken van woningen in de gemeenten in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo.

Artikel 13q Uitvoeringsprogramma Rijk

1. Ter invulling van de zorgplichten voor de brede welvaart en de verduurzaming richting het aardgasvrij gereed maken van woningen in de gemeenten in de provincie Groningen en de gemeenten Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo stelt Onze Minister in overeenstemming met Onze Ministers die het mede aangaat en in overleg met gedeputeerde staten van de provincie Groningen, het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten in de provincie Groningen alsmede de gemeenten Tynaarlo, Noordenveld en Aa en Hunze in de provincie Drenthe, en het dagelijks bestuur van de waterschappen Noorderzijlvest alsmede Hunze en Aa’s, een uitvoeringsprogramma Rijk vast, teneinde:

a. het niveau van de brede welvaart in het gebied, genoemd in artikel 13o, uiterlijk in 2055 op ten minste het landelijk gemiddelde te brengen;

b. de woningen in het gebied, genoemd in artikel 13p, uiterlijk in 2035, wat isolatie betreft gereed te maken voor aardgasvrij gebruik.

2. Het uitvoeringsprogramma Rijk bevat in ieder geval:

a. een afbakening van de relevante aspecten van brede welvaart, bedoeld in artikel 13o, en de invulling daarvan;

b. een nadere invulling van de relevante aspecten van aardgasvrij gereed maken, bedoeld in artikel 13p;

c. een uitwerking van de tussentijdse doelen en streefwaarden ten aanzien van de doelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b met inachtneming van de afbakening en invulling, bedoeld in de onderdelen a en b;

d. de in acht te nemen randvoorwaarden en de voorgenomen maatregelen met het oog op het behalen van de doelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b.

3. In het uitvoeringsprogramma Rijk kan voor de daarin opgenomen onderdelen, bedoeld in het tweede lid, zo nodig onderscheid worden gemaakt tussen gemeenten of onderdelen daarvan in de gebieden, genoemd in de artikelen 13o en 13p.

4. Het uitvoeringsprogramma Rijk wordt ten minste elke vijf jaar opgesteld.

HOOFDSTUK 5c DE STAAT VAN GRONINGEN en Noord-Drenthe

Artikel 13r Staat van Groningen en Noord-Drenthe

1. Onze Minister geeft tot in ieder geval het jaar 2055 de opdracht tot het jaarlijks uiterlijk op de vierde dinsdag van april uitbrengen van de Staat van Groningen en Noord-Drenthe.

2. De Staat van Groningen en Noord-Drenthe is een openbaar rapport waarmee de voortgang wordt gemonitord van de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in de hoofdstukken 2 en 5 en de artikelen 13n, vierde en vijfde lid, 13o en 13p, en bevat ten minste:

a. een overzicht van de kwantitatieve realisatie van deze taken en bevoegdheden door alle bij de uitvoering daarvan betrokken partijen;

b. een overzicht van de kwalitatieve en kwantitatieve effecten van de uitoefening van die taken en bevoegdheden;

c. een overzicht van de resultaten van hetgeen is opgenomen in het uitvoeringsprogramma Rijk, bedoeld in artikel 13q;

d. een analyse in hoeverre de uitoefening van de taken en bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk 2 en artikel 13n, vierde lid, door het Instituut heeft bijgedragen aan het op een ruimhartige wijze afhandelen van aanvragen om vergoeding, waarbij voorts het daadwerkelijk herstellen van de schade wordt bevorderd;

e. een analyse in hoeverre de uitoefening van de taken en bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk 5 en artikel 13n, vijfde lid, heeft bijgedragen aan het realiseren van veiligheid, bedoeld in artikel 13ba.

Artikel 13s Overleg en reactie

1. Onze Minister voorziet, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, de Staat van Groningen en Noord-Drenthe van een reactie. Onze Minister zendt de reactie uiterlijk binnen acht weken na het uitbrengen van de Staat van Groningen en Noord-Drenthe aan beide Kamers der Staten-Generaal.

2. Ten behoeve van de reactie overleggen Onze Minister en Onze Ministers die het mede aangaat met een vertegenwoordiging van gedeputeerde staten van de provincie Groningen, het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten in de provincies Groningen alsmede de gemeenten Tynaarlo, Noordenveld en Aa en Hunze in de provincie Drenthe, het dagelijks bestuur van de waterschappen Noorderzijlvest alsmede Hunze en Aa’s, de relevante maatschappelijke organisaties en een vertegenwoordiging van bewoners uit de gemeenten, bedoeld in de artikelen 13o en 13p.

3. Indien daartoe op grond van de Staat van Groningen en Noord-Drenthe, dan wel het overleg, bedoeld in het tweede lid, aanleiding bestaat, wordt in de reactie vermeld welke maatregelen Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers die het mede aangaat, neemt teneinde de tussentijdse doelen en streefwaarden, bedoeld in artikel 13q, tweede lid, te bereiken.

4. Het bestuur van het Staatstoezicht op de mijnen en het Adviescollege, bedoeld in artikel 13c, geven ten behoeve van de reactie advies over de Staat van Groningen en Noord-Drenthe.

Artikel 13t Gegevensverwerking

1. Het Instituut, de gedeputeerde staten van de provincie Groningen, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in de provincies Groningen alsmede de gemeenten Tynaarlo, Noordenveld en Aa en Hunze in de provincie Drenthe, het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Centraal Planbureau, het Planbureau voor de Leefomgeving, het Sociaal Cultureel Planbureau, relevante onderzoeksbureaus en de relevante maatschappelijke organisaties verstrekken desgevraagd of eigener beweging gegevens, waaronder persoonsgegevens, aan Onze Minister ten behoeve van de Staat van Groningen en Noord-Drenthe, bedoeld in artikel 13r.

2. De op grond van deze wet reeds aan Onze Minister verstrekte gegevens, kunnen worden verwerkt ten behoeve van het opstellen van de Staat van Groningen en Noord-Drenthe, bedoeld in artikel 13r.

P

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14

In de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:

a. worden voor zo lang als dat nodig is de financiële middelen ter beschikking gesteld aan het Instituut die nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken en bevoegdheden;

b. worden voor zo lang als dat nodig is de financiële middelen gereserveerd die nodig zijn voor de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in de hoofdstukken 5 en 5a;

c. wordt het Instituut als afzonderlijke begrotingspost opgenomen en wordt deze post voorzien van een toelichting.

Q

Na artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

1. Onverminderd artikel 2.3 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt in de voorstellen van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van de ministeries die het aangaat gedurende de looptijd van de generatielange betrokkenheid jaarlijks een bedrag opgenomen voor de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 13o en 13p.

2. In het kader van de vaststelling van de begrotingsstaten, bedoeld in het eerste lid, wordt de dan geldende indexatiesystematiek voor besluitvorming over loon- en prijsbijstelling gehanteerd.

R

Na hoofdstuk 7 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 7a Voorkomen verschillen

Artikel 19c

Onze Minister en het Instituut dragen er bij de uitvoering van hun taken op grond van deze wet zorg voor dat er na de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld, bedoeld in artikel 52c van de Mijnbouwwet, als gevolg daarvan geen grotere verschillen ontstaan tussen gedupeerden van de gaswinning met betrekking tot de afhandeling van schade, de versterking, verduurzaming en andere compensatie.

S

Artikel 20 vervalt.

T

In artikel 30 wordt “Tijdelijke wet Groningen” vervangen door: “Wet Groningen”.

Artikel II

De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel aq door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

as. bestuur: bestuur, bedoeld in artikel 126, tweede lid.

B

In artikel 52c vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

C

Artikel 126, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Aan het hoofd van het Staatstoezicht op de mijnen staat het bestuur.

3. Het bestuur bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter.

4. De voorzitter wordt aangeduid als inspecteur-generaal der mijnen.

D

Na artikel 126 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 126a

1. Er is een commissie van advies.

2. De commissie heeft tot taak advies uit te brengen omtrent het functioneren van de leden van het bestuur.

3. De leden van de commissie zijn onafhankelijk.

4. De leden van de commissie worden door Onze Minister benoemd, geschorst en ontslagen.

5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de omvang en de samenstelling van de commissie, de termijn van benoeming, de gronden voor schorsing en ontslag, en de werkwijze van de commissie.

6. Bij ministeriële regeling kunnen in aanvulling op het tweede lid, taken worden toebedeeld aan de commissie.

E

In de artikelen 45b, eerste tot en met vierde lid, 45d, eerste lid, 45e, eerste en tweede lid, 45f, eerste, tweede en derde lid, 45h, eerste lid, 45i, eerste en tweede lid, 45l, vierde lid, onderdeel e, 45m, 45n, 45o, 45p, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 45q, eerste lid, onderdeel b, 52g, derde lid, 128a, eerste lid, vierde lid, onderdelen a tot en met c, en 133, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt “de inspecteur-generaal der mijnen” telkens vervangen door “het bestuur”.

F

In de artikelen 45d, tweede lid, 45h, tweede lid, 127, 128, eerste, tweede en vierde lid, en 132 wordt “De inspecteur-generaal der mijnen” telkens vervangen door “Het bestuur”.

G

In artikel 68, derde lid, onderdeel a, wordt “Tijdelijke wet Groningen” vervangen door “Wet Groningen”.

H

In de artikelen 128, eerste lid, en 133, eerste lid, onderdeel b, wordt “de inspecteur-generaal” vervangen door “het bestuur”.

Artikel III

In bijlage 2, artikelen 1, 2 en 8, tiende lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt “Tijdelijke wet Groningen” telkens vervangen door “Wet Groningen”, waarbij ten aanzien van de artikelen 1 en 2 een verplaatsing in de alfabetische volgorde plaatsvindt.

Artikel IV

In artikel 30, eerste lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid wordt “de Inspecteur-Generaal der Mijnen” vervangen door “het bestuur van het Staatstoezicht op de mijnen, bedoeld in artikel 126 van de Mijnbouwwet”.

Artikel V

1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen B, subonderdeel 1, subonderdeel b, en N, subonderdelen 1 en 3, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

2. Artikel I, onderdeel B, subonderdeel 1, subonderdeel b, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2025.

3. Artikel I, onderdeel N, subonderdelen 1 en 3, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met het tijdstip waarop artikel I, onderdeel H, van de Wet van 19 april 2023 tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (Stb. 2023, 164) in werking is getreden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Klimaat en Groene Groei,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Klimaat en Groene Groei,