[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota van wijziging

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026)

Nota van wijziging

Nummer: 2025D44507, datum: 2025-10-22, bijgewerkt: 2025-10-24 09:18, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36812 -18 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026).

Onderdeel van zaak 2025Z16924:

Onderdeel van zaak 2025Z19102:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 812 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026)
Nr. 18

NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 oktober 2025

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 1 wordt “€ 1.143” vervangen door “€ 432”.

b. In subonderdeel 2, onder a, wordt “0,12%-punt” vervangen door “0,07%-punt”.

2

Artikel I, onderdeel H, vervalt.

3

Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

J.

Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt “99,95%” vervangen door “93,87%”.

2. In het vierde lid wordt “46,27%” vervangen door “43,46%”.

3. In het zesde lid wordt “99,95%” vervangen door “93,87%”.

4. In het zevende lid wordt “99,95%” vervangen door “93,87%” en wordt “225%” vervangen door “239,57%”.

4

Na artikel II worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2031 het in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.

ARTIKEL IIB

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2032 het in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.

ARTIKEL IIC

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2033 het in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.

ARTIKEL IID

In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2035 het in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.

5

Artikel III, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 1 wordt “€ 1.143” vervangen door “€ 432”.

b. In subonderdeel 2, onder a, wordt “0,12%-punt” vervangen door “0,07%-punt”.

6

Na artikel IV worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVA

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2031 het in de laatste kolom van de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.

ARTIKEL IVB

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2032 het in de laatste kolom van de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.

ARTIKEL IVC

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2033 het in de laatste kolom van de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.

ARTIKEL IVD

In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2035 het in de laatste kolom van de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage en het in de laatste kolom van de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel als eerste vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.

7

Artikel III, onderdeel C, vervalt.

8

Artikel XLIII vervalt.

Toelichting

1. Algemene toelichting

Met deze nota van wijziging wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Klaver en Kouwenhoven.1 De koopkrachtmaatregelen die zijn opgenomen in het Belastingplan 2025 kunnen, in combinatie met de reguliere indexatie van de arbeidskorting, tot negatieve inkomensgevolgen leiden voor deeltijdwerkers die op jaarbasis minder dan het minimumloon verdienen en waarbij de lonen minder zijn toegenomen dan de algemene loonontwikkeling. In het wetsvoorstel wordt de arbeidskorting beleidsmatig verhoogd. In de motie van de leden Klaver en Kouwenhoven wordt het kabinet verzocht deze inkomensgevolgen voor 2026 ongedaan te maken.

Indexatie arbeidskorting

De arbeidskorting kent een opbouw- en een afbouwtraject en heeft daarom verschillende inkomensgrenzen en daarmee samenhangende bedragen. De bedragen die horen bij de inkomensgrenzen en de hoogte van de arbeidskorting worden jaarlijks geïndexeerd. Voor de hoogte van de inkomensgrenzen gebeurt dat grotendeels aan de hand van het wettelijk minimumloon (wml) en voor de hoogte van de arbeidskorting gebeurt dat uitsluitend met de tabelcorrectiefactor (tcf) die gebaseerd is op de afgeleide consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Om uitvoering te geven aan de motie wordt met deze nota van wijziging voorgesteld de indexatie van de bedragen van de eerste twee inkomensgrenzen van de arbeidskorting per 1 januari 2026 zo aan te passen dat deze bedragen uitkomen op de bedragen die zouden gelden wanneer de betreffende bedragen in 2025 en 2026 uitsluitend geïndexeerd zouden zijn met de tcf. Hierdoor krijgen deeltijdwerkers die op jaarbasis minder dan het minimumloon verdienen meer recht op arbeidskorting in 2026 ten opzichte van de situatie waarin de inkomensgrenzen uitsluitend op basis van het wml zouden zijn geïndexeerd. De inkomensgrens bij het eerste knikpunt is daardoor per 1 januari 2026 € 11.965 en bij het tweede knikpunt € 25.845. Dit is een verlaging van € 774, onderscheidenlijk € 1.674. Deze aanpassing kost jaarlijks circa € 600 miljoen.

Om de budgettaire derving van deze afwijkende indexatie te kunnen dekken, wordt onder andere voorgesteld de in het wetsvoorstel opgenomen verhoging van het bedrag van de arbeidskorting bij het tweede knikpunt met € 25 en het derde knikpunt met € 27 geen doorgang te laten vinden.

Aanpassing tarief eerste schijf en aangrijpingspunt toptarief

Ter dekking van de voorgestelde gewijzigde indexatie met ingang van 1 januari 2026 van de inkomensgrenzen van de arbeidskorting wordt daarnaast voorgesteld om per die datum het tarief in de eerste schijf van de loon- en inkomstenbelasting minder te verlagen dan in het wetsvoorstel is opgenomen en het aangrijpingspunt van het toptarief minder te verhogen. Het tarief in de eerste schijf wordt hierbij met 0,05%-punt minder verlaagd, waardoor het per 1 januari 2026 op 35,75% uitkomt.2 Het aangrijpingspunt van het toptarief wordt hierbij met € 711 minder verhoogd waardoor het, rekening houdend met de indexatie, per 1 januari 2026 op € 78.426 uitkomt. Daarnaast wordt in dit kader aan het begin van de kalenderjaren 2031 tot en met 2033 en 2035 het tarief in de eerste schijf telkens met 0,01%-punt verhoogd om de derving van de gewijzigde indexatie van de inkomensgrenzen van de arbeidskorting structureel te kunnen dekken.

Budgettaire aspecten

De hierna opgenomen tabel laat de budgettaire gevolgen zien van de maatregel en de dekkingsmaatregelen. De structurele budgettaire derving van het verlagen van de knikpunten is hoger dan de derving in de eerste jaren. Dit komt omdat door het per 1januari 2027 afbouwen en vervolgens per 1 januari 2035 volledig afschaffen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting meer arbeidskorting verzilverd kan worden door lagere inkomens. Vanaf 2031 wordt het tarief in de eerste schijf in vier stapjes van 0,01%-punt verder verhoogd (in 2031, 2032, 2033 en 2035) om deze extra derving te dekken.

Budgettaire gevolgen (in mln euro prijzen 2025)

2026 2027 2028 2029 2030 Struc
Verlagen knikpunten arbeidskorting volgens motie -604 -611 -608 -611 -612 -734
Terugdraaien verhogingen arbeidskorting uit wetsvoorstel 185 185 185 185 185 185
Verhogen tarief eerste schijf 189 191 192 192 196 311
Verlagen aangrijpingspunt toptarief met € 711 236 234 234 232 230 227
Totaal 6 -1 4 -1 0 -11

Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie

De doelstelling van het pakket aan maatregelen is om deeltijdwerkers die op jaarbasis minder dan het minimumloon verdienen meer arbeidskorting te geven in 2026 ten opzichte van de situatie waarin de grenzen op basis van het minimumloon zouden zijn geïndexeerd. De maatregel is doeltreffend in het bewerkstelligen van een positief inkomenseffect voor deeltijdwerkers onder het minimumloon, zij ontvangen meer arbeidskorting. De maatregel is beperkt doelmatig omdat hierdoor een groep deeltijdwerkers niet meer door de arbeidskorting wordt gestimuleerd om voltijd te werken omdat het tweede knikpunt op een lager percentage van het wml wordt vastgesteld. Het kabinet is niet voornemens om deze maatregel te evalueren. De arbeidskorting is in 2024 geëvalueerd. Er is geen evaluatie voorzien van de voorgestelde wijzigingen, omdat het beperkte parameteraanpassingen betreft.

Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Douane en Toeslagen

De nota van wijziging is beoordeeld met de uitvoeringstoets. Daaruit blijkt dat de wijzigingen met ingang van 1 januari 2026 uitvoerbaar zijn. De uitvoeringstoets is als bijlage opgenomen.

Gevolgen voor burgers en het bedrijfsleven

De wijzigingen hebben geen noemenswaardige gevolgen voor de administratieve lasten. De hoogte van diverse parameters in de inkomstenbelasting wijzigt jaarlijks door inflatiecorrectie en nieuw beleid. De wijzigingen leiden enkel tot een andere hoogte dan zonder de wijzigingen het geval zou zijn geweest. Dit wordt verwerkt in de systemen van softwareleveranciers en de Belastingdienst waarna automatisch de hoogte van de verschuldigde loon- en inkomstenbelasting wordt berekend.

2. Onderdeelsgewijze toelichting

Onderdelen 1, 4, 5 en 6

Artikel I, onderdeel A, en artikel III, onderdeel B (artikelen 2.10a en 2.10b van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikelen 20a en 20b van de Wet op de loonbelasting 1964).

Met de in de onderdelen 1 en 5 opgenomen wijzigingen worden artikel I, onderdeel A, en artikel III, onderdeel B, gewijzigd. Voorgesteld wordt om per 1 januari 2026 het tarief van de eerste schijf van de loon- en inkomstenbelasting minder te verlagen dan in het wetsvoorstel is opgenomen en het aangrijpingspunt van het toptarief minder te verhogen, ter dekking van de in deze nota van wijziging opgenomen gewijzigde indexatie met ingang van 1 januari 2026 van de inkomensgrenzen van de arbeidskorting. Hiermee worden de in het wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen van de tarieftabellen in de artikelen 2.10, eerste lid, en 2.10a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en in de artikelen 20a, eerste lid, en 20b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) aangepast. Het tarief in de eerste schijf wordt op grond van deze nota van wijziging met 0,05%-punt minder verlaagd, waardoor het in 2026 op 35,75% uitkomt.3 Het bedrag van het aangrijpingspunt van het toptarief wordt ten opzichte van het wetsvoorstel met € 711 minder verhoogd per januari 2026, waardoor het, rekening houdend met de indexatie, per die datum op € 78.426 uitkomt. Ingevolge de onderdelen 4 en 6 wordt aan het begin van de kalenderjaren 2031, 2032, 2033 en 2035 het tarief in de eerste schijf telkens met 0,01%-punt verhoogd om de derving van de gewijzigde indexatie van de inkomensgrenzen van de arbeidskorting structureel te kunnen dekken.

Onderdelen 2, 7 en 8

Artikel I, onderdeel H, artikel III, onderdeel C, en artikel XLIII (artikel 8.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964)

Eveneens ter dekking van de voorgestelde aangepaste indexatie van de voor de arbeidskorting geldende inkomensgrenzen, vindt op grond van de onderdelen 2 en 7 de in het wetsvoorstel voorgestelde verhoging van de voor de arbeidskorting geldende inkomensgrenzen bij het tweede en derde knikpunt niet plaats. Dit wordt bewerkstelligd door artikel I, onderdeel H, en artikel III, onderdeel C, te laten vervallen.

Omdat de artikelen waarin de hoogte van de arbeidskorting wordt aangepast in dat geval komen te vervallen, kan ook artikel XLIII waarin de bijbehorende afwijkende wijze van indexatie van de betreffende bedragen wordt geregeld, vervallen.

Onderdeel 3

Artikel I, onderdeel J (artikel 10.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Met onderdeel 3 wordt aan artikel I een onderdeel toegevoegd, op grond waarvan artikel 10.7 Wet IB 2001 wordt aangepast. Aan de hand van de in dat kader te wijzigen percentages in artikel 10.7 Wet IB 2001 worden de inkomensgrenzen in het opbouw- en afbouwtraject van de arbeidskorting die zijn opgenomen in artikel 8.11 Wet IB 2001 berekend. De op basis daarvan per 1 januari 2026 voorgestelde wijzigingen van de percentages in artikel 10.7 Wet IB 2001 bewerkstelligen dat de hoogte van de eerste twee inkomensgrenzen van de arbeidskorting, dus de inkomensgrenzen bij het eerste en tweede knikpunt, per 1 januari 2026 zo worden aangepast dat deze bedragen uitkomen op de bedragen waarop ze zouden zijn uitgekomen wanneer in 2025 en 2026 uitsluitend geïndexeerd zou zijn met de tcf en niet mede op basis van het wml. Deze inkomensgrenzen komen, inclusief indexatie, dan uit op € 11.965 voor het eerste knikpunt en € 25.845 voor het tweede knikpunt in plaats van € 12.739 en € 27.519. Hierdoor krijgen deeltijdwerkers die op jaarbasis minder dan het minimumloon verdienen meer recht op arbeidskorting in 2026 ten opzichte van de situatie waarin de inkomensgrenzen uitsluitend op basis van het wml zouden zijn geïndexeerd. Dit maakt voor de toekomst ook de mogelijke negatieve inkomensgevolgen van de koopkrachtmaatregelen die zijn opgenomen in het Belastingplan 2025, in combinatie met de reguliere indexatie van de arbeidskorting, voor deeltijdwerkers die op jaarbasis minder dan het minimumloon verdienen, ongedaan. De gewijzigde percentages blijven ook na 2026 in artikel 10.7 Wet IB 2001 opgenomen. Als deze percentages daarna niet zouden worden gehandhaafd in artikel 10.7 Wet IB 2001 zou per 1 januari 2027 de hiervoor beschreven verlaging van de knikpunten de facto weer ongedaan worden gemaakt.

De Staatssecretaris van Financiën,

E.H.J. Heijnen


  1. Kamerstukken II 2025/26, 36800 IX, nr. 35.↩︎

  2. Dat is het percentage inclusief de premies voor de volksverzekeringen. Het belastingdeel bedraag 8,10%.↩︎

  3. Dat is het percentage inclusief de premie voor de volksverzekeringen. Het belastingdeel bedraag 8,10%.↩︎