[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota naar aanleiding van het verslag

Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met verscheidene technische en kleine beleidsmatige wijzigingen (Verzamelwet SZW 2026)

Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag

Nummer: 2025D45351, datum: 2025-11-03, bijgewerkt: 2025-11-05 09:32, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36796-7).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36796 -7 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met verscheidene technische en kleine beleidsmatige wijzigingen (Verzamelwet SZW 2026) .

Onderdeel van zaak 2025Z15715:

Onderdeel van zaak 2025Z19384:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2025-2026

36 796 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met verscheidene technische en kleine beleidsmatige wijzigingen (Verzamelwet SZW 2026)

Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 4 november 2025

Met veel belangstelling heeft de regering kennisgenomen van de vragen die de leden van de fracties NSC en GroenLinks-PvdA hebben gesteld over dit wetsvoorstel. In deze nota naar aanleiding van het verslag gaat de regering in op de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties. De oorspronkelijke tekst van het verslag is integraal overgenomen in deze nota en cursief weergegeven. Daar waar vragen of opmerkingen zich lenen voor gezamenlijke beantwoording, zijn zij gegroepeerd. Na de passages met de vragen en opmerkingen volgt telkens de reactie van de regering.

I. Algemeen

1. Inleiding

2. Klein beleid

2.3. Naamswijziging Stichting Inlichtingenbureau naar Bureau Informatiediensten Nederland

De leden van deNSC-fractie onderschrijven de voorgestelde naamswijziging van Stichting Inlichtingenbureau naar Bureau Informatiediensten Nederland. Voor deze leden is deze naamswijziging een kleine stap die toewerkt naar een overheid die haar burgers niet met wantrouwen bejegent, maar juist uitgaat van vertrouwen. Deze leden hebben hierover nog een aantal aanvullende vragen.

De leden van de NSC-fractie merken op dat de naamswijziging van het Bureau Informatiediensten Nederland ook gepaard zal gaan met een statutenwijziging. Deze leden vragen of de regering aan kan geven hoe en wanneer de Tweede Kamer betrokken zal worden bij deze statutenwijziging.

De leden van de NSC-fractie vragen de regering of zij bekend is met het rapport «Onzichtbare Macht – het Inlichtingenbureau doorgelicht» van het Wetenschappelijk Bureau NSC.1 Deze leden vragen de regering om een reactie op dit rapport en vragen daarbij ook hoe zij aankijkt tegen de aanbevelingen en conclusies van het rapport.

Specifiek vragen deze leden om te reageren op de aanbeveling om het Bureau Informatiediensten Nederland om te vormen tot een zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Kan de regering aangeven of, en zo ja waarom, zij de huidige governancestructuur van een stichting geschikt acht? Is de regering het met deze leden eens dat het meer voor de hand zou liggen om deze stichting om te vormen tot een zbo, omdat op deze manier de transparantie kan worden bevorderd?

De leden van de NSC-fractie vragen ook of de regering kan reageren op de wenselijkheid van de in het rapport gesignaleerde gemeentelijke afhankelijkheid van het Bureau Informatiediensten Nederland. Deze leden vragen hierbij ook specifiek om een reactie op gemeentelijke afhankelijkheid van het Bureau Informatiediensten Nederland voor producten zoals de berekening van de beslagvrije voet of het berichtenverkeer in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en jeugdzorg.

Tot slot vragen deze leden ook om een reactie op de stelling dat het Bureau Informatiediensten Nederland zich zou moeten beperken tot haar oorspronkelijke kerntaak: het faciliteren van rechtmatigheidscontroles op uitkeringen en of de regering het eens is met de stelling dat uitbreiding naar bredere ICT-diensten risico’s van monopolie, gebrek aan controle en verwatering van verantwoordelijkheden met zich mee brengen; indien nee, kan de regering aangeven waarom niet?

In reactie op de inbreng van de leden van de NSC-fractie is de regering verheugd dat deze leden de voorgenomen naamswijziging van het Inlichtingenbureau naar Bureau Informatiediensten Nederland (BIDN), zoals opgenomen in het wetsvoorstel, steunen. In aanvulling hierop hebben deze leden een aantal vragen die verder strekken dan het voorliggende wetsvoorstel.

Een statutenwijziging van stichting Inlichtingenbureau, waarbij ook de naamswijziging in Bureau Inlichtingendiensten Nederland (BIDN) wordt geformaliseerd, is in voorbereiding naar aanleiding van Kamervragen2 en het daaropvolgende onderzoeksrapport «Grip op Gegevensuitwisseling»3. Na advisering over dit voornemen door de Toetsingscommissie Verzelfstandigingen van het Ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer neemt het kabinet hierover een besluit, dat naar verwachting voor het eind van dit jaar zal worden voorgehangen bij de Eerste en de Tweede Kamer. Deze voorhangprocedure is niet verplicht bij een statutenwijziging van een bestaande stichting, maar wel in lijn met kabinetsbeleid en ook conform een eerdere toezegging aan Uw Kamer.

Van het rapport van het wetenschappelijk bureau van Nieuw Sociaal Contract heeft de regering kennisgenomen. De kern van de aanbevelingen is om Bureau Informatiediensten Nederland om te vormen van een stichting in een zelfstandig bestuursorgaan of – «mocht een transformatie nog niet haalbaar zijn – via een statutenwijziging de toezichtstructuur vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te versterken, de rol van de Minister bij benoemingen en toezicht te herstellen, en een duidelijke begrenzing van het takenpakket vast te leggen.»

In verband met de hiervoor geschetste procedure meent de regering dat het voor de hand ligt dat eerst kabinetsbesluitvorming wordt afgerond. Wanneer het besluit bij het parlement wordt voorgehangen zullen de gemaakte keuzen worden onderbouwd, waarbij ook kan worden ingegaan op de kwesties die de leden van de NSC-fractie in hun vragen aansnijden. Ten overvloede zij opgemerkt dat in de Kamerbrief van 25 september 2023, waarin een reactie is gegeven op het onderzoeksrapport «Grip op Gegevensuitwisseling»4, reeds is ingegaan op enkele door de leden van de NSC-fractie gestelde vragen. Zo is daarin uitgelegd waarom niet voor een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan is gekozen.

2.5. Wijzigingen Algemene nabestaandenwet

De leden van deGroenLinks-PvdA-fractie hebben vragen over de gekozen oplossing rondom het harmoniseren van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw). Deze leden vragen of het klopt dat harmonisatie op twee manieren kan plaatsvinden, namelijk door aan te sluiten bij de Anw (en de AKW op het voorliggende punt aan te passen zodat deze overeenkomt met de Anw, zoals de regering via dit wetsvoorstel beoogt) of aan te sluiten bij de AKW (en de Anw op het voorliggende punten aan te passen zodat deze overeenkomt met de AKW). Deze leden vragen nader te onderbouwen waarom de regering niet kiest voor de tweede optie. Deze leden vragen welke effecten de regering verwacht als hiervoor gekozen wordt en hier ook een budgettaire inschatting van te maken.

In reactie op de inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie laat de regering weten dat in het wetsvoorstel is gekozen voor de tweede optie. De Anw wordt aangepast zodat de voorwaarden overeenkomen met de AKW. In de memorie van toelichting staat: «...In de AKW is de aanspraak op kinderbijslag bij het volgen van onderwijs aangepast naar de voorwaarde dat leerlingen van 16 en 17 jaar onderwijs volgen met als doel het behalen van een startkwalificatie (artikel 7, tweede lid, onder a, AKW). Dit geldt ook als zij dit onderwijs in het buitenland volgen (artikel 7, tweede lid, onder b, AKW). In de Anw is een identieke bepaling te vinden in het geval aan de kwalificatieplicht wordt voldaan (artikel 26, tweede lid, onder a, Anw), maar daarbij is verzuimd te regelen dat hetzelfde geldt voor de 16- of 17-jarige wees die in het buitenland onderwijs volgt dat vergelijkbaar is met de Nederlandse startkwalificatie. Voorgesteld wordt om de voorwaarde ten aanzien van buitenlands onderwijs uit artikel 7, tweede lid, onder b, AKW, toe te voegen aan artikel 26, tweede lid, Anw om zo de kennelijke omissie te herstellen. Middels het toevoegen van dit nieuwe onderdeel wordt artikel 26, tweede lid, Anw, op dit punt gelijkgetrokken met artikel 7, tweede lid, AKW. Het voorstel is om de bewoording van artikel 7, tweede lid, onder b, AKW over te nemen in artikel 26, tweede lid, Anw...» Op deze wijze wordt de Anw in lijn gebracht met de AKW.

2.6. Hoogte kerstuitkering en overlijdensuitkering Caribisch Nederland

De leden van deGroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de regering met het voorliggende wetsvoorstel een onbedoeld nadeel wil herstellen voor de inwoners van Sint Eustatius en Saba. Deze leden steunen dit. De leden vragen om hoeveel personen het gaat en hoe groot het nadeel is dat via deze wet wordt weggenomen.

Het wetsvoorstel heeft betrekking op alle inwoners van Sint Eustatius en Saba die AOV-gerechtigd zijn. Medio 2025 betreft dit ruim 700 personen. AOV-gerechtigden die op Sint Eustatius wonen ontvangen een maandelijkse tegemoetkoming van USD 59; voor AOV-gerechtigden op Saba is dit bedrag USD 86. Het niet meerekenen van de tegemoetkoming bij de berekening van de kerstuitkering – deze bedraagt 100 procent van het bedrag aan ouderdomspensioen, waarop recht bestond in de maand september – komt dus neer op een jaarlijks nadeel van USD 59 voor AOV-gerechtigden op Sint Eustatius en USD 86 voor AOV-gerechtigden op Saba. Bij de toekenning van de overlijdensuitkering, die viermaal het ouderdomspensioen bedraagt, is het huidige nadeel USD 236 voor Sint Eustatius en USD 344 voor Saba. De overlijdensuitkering betreft een eenmalig bedrag ten gunste van de nabestaanden van een overleden AOV-gerechtigde.

2.12. Inclusiviteitsopslag in de Wet banenafspraak en de Wet kinderopvang

De leden van deGroenLinks-PvdA-fractie vragen nader toe te lichten om welke inclusiviteitsopslag het gaat. Ook vragen deze leden hoe hoog deze is en welke (totale) premieopbrengst daarmee gemoeid is.

Als het aantal banen dat is afgesproken voor de banenafspraak niet gerealiseerd wordt, kan het kabinet in overleg met sociale partners besluiten om de quotumregeling te activeren. De quotumregeling kan overigens pas geactiveerd worden wanneer de Wet banenafspraak volledig in werking getreden is. Op 1 januari 2026 treedt het eerste deel van de Wet banenafspraak in werking, en op een nader te bepalen tijdstip (waarschijnlijk juli 2026) het overige deel van de Wet banenafspraak.

De quotumregeling bestaat uit een heffing en een bonus. De heffing is een opslag op de premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en wordt de inclusiviteitsopslag genoemd. Pas als de quotumregeling geactiveerd wordt, zal deze inclusiviteitsopslag via de Aof-premies geheven worden.

De hoogte van de inclusiviteitsopslag, de bijhorende premieopbrengst, het totale bedrag dat aan bonus uitgekeerd wordt en de uitvoeringskosten kunnen pas geraamd worden als de quotumregeling geactiveerd gaat worden. Deze ramingen hangen namelijk af van het aantal gerealiseerde banen volgens de banenafspraak op het moment dat de quotumregeling geactiveerd wordt en de totale premieplichtige loonsom van opslagplichtige werkgevers op dat moment. De verwachting is dat de opbrengst via de inclusiviteitsopslag even hoog is als het geraamde besparingsverlies op de uitkeringslasten, de uitgekeerde bonussen en de uitvoeringskosten. Uitgangspunt is dat het te betalen bedrag aan inclusiviteitsopslag per werknemer voor bedrijven met een gemiddelde loonsom vergelijkbaar zal zijn met het te ontvangen bedrag aan banenafspraakbonus van € 5.000 per te realiseren baan.

De memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak bevat een uitgebreide toelichting op de inclusiviteitsopslag. Zoals opgemerkt in die toelichting vloeien de opbrengsten van de inclusiviteitsopslag rechtstreeks naar de algemene middelen van het Rijk. Het onderhavige wetsvoorstel neemt dit expliciet in de wettekst op.

3. Uitvoering

De leden van deGroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de uitvoeringstoets van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA). Deze leden merken op dat de NLA kritiek heeft op de gekozen formulering bij artikel 12. Zo schrijft de NLA dat er sprake is van een niet concrete doelbepaling, waardoor niet met een waarschuwing kan worden opgetreden. Deze leden vragen welke overwegingen de regering heeft gehad om dit artikel niet verder te concretiseren. Deze leden vragen om aan te geven waar nog meer aan gedacht kan worden en daarmee de niet limitatieve lijst in antwoord op deze vraag aan te vullen.

Anders dan de Arbeidsinspectie is de regering van mening dat het tweede lid van artikel 12 voldoende concreet is om een waarschuwing op te kunnen leggen. In dit lid wordt aangegeven dat in het overleg alle maatregelen die van wezenlijk belang zijn voor de veiligheid en gezondheid, besproken moeten worden. Dit wordt nog verder geconcretiseerd door de opsomming van onderwerpen die daarna volgt. De onderwerpen die nu genoemd staan in de opsomming onder a tot en met f komen uit artikel 11 van de Kaderrichtlijn veiligheid en gezondheid op het werk en het huidige artikel 12 van de Arbowet. Het is niet uit te sluiten dat voor specifieke bedrijfstakken nog andere onderwerpen in het overleg besproken moeten worden omdat die van wezenlijk belang zijn voor de veiligheid en gezondheid. De niet limitatieve opsomming laat zien welke onderwerpen in ieder geval van belang zijn en daarom besproken moeten worden, maar laat ook zien dat het gesprek verder aangevuld kan worden als de risico’s van het werk daarom vragen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M.L.J. Paul


  1. Wetenschappelijk Bureau NSC – Jos van Ginneken, 23 september 2025, «Onzichtbare Macht – het Inlichtingenbureau doorgelicht» (https://wb-nsc.nl/assets/uploads/2025/09/Inlichtingenbureau-FINAL.pdf).↩︎

  2. O.a. Van Beukering-Huibregts 29 december 2020 en het antwoord daarop van 19 januari 2021; Van Dijk en Renkema 8 januari 2021 en het antwoord daarop van 10 februari 2021; Van Dijk 11 januari 2021 en het antwoord daarop van 5 februari 2021.↩︎

  3. Kamerstukken II, 2022/23, 26 448, nr. 693. Grip op gegevensuitwisseling | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  4. Kamerstukken II, 2023/24, 26 448, nr. 727.↩︎