[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Onderwijsagenda’s voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius (Kamerstuk 36410-VIII-133)

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2026

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D45647, datum: 2025-11-05, bijgewerkt: 2025-11-05 13:49, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36800 VIII-13 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2026.

Onderdeel van zaak 2025Z19487:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld d.d. …

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de volgende brieven:

  • brief van de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 4 juni 2024 inzake Onderwijsagenda’s voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius (Kamerstuk 36 410-VIII, nr. 133);

  • brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 21 februari 2025 inzake Ministerieel Vierlandenoverleg OCW 2024 (Kamerstuk 36 600-VIII, nr. 164);

  • brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 24 april 2025 inzake Inspectierapport sociale veiligheid Sacred Heart School (Kamerstuk 31 293, nr. 799);

  • brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 30 oktober 2024 inzake Aanwijzing wegens wanbeheer Stichting Katholiek Onderwijs Saba (Kamerstuk 31 293, nr. 759) ;

  • brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 16 december 2024 inzake Spoedaanwijzing stichting katholiek onderwijs Saba (Kamerstuk 31 293, nr. 776);

  • brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 september 2024 inzake Publicatie inspectierapporten Sacred Heart School en Stichting Katholiek Onderwijs Saba (Kamerstuk 31 293, nr. 746);

  • brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 november 2024 inzake Publicatie inspectierapport Saba Educational Foundation (Kamerstuk 31 289, nr. 594);

  • brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 7 juni 2024 inzake Beleidsreactie onderzoeksrapport ‘Verkenning problematiek zorgopleidingen hbo/wo Caribische studenten’ (Kamerstuk 29 282, nr. 577);

  • brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 23 mei 2024 inzake Verslag Kennismissie Caribisch gebied (Kamerstuk 36 410-IV, nr. 68).

Bij brief van ... hebben de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie

Bromet

Adjunct-griffier van de commissie

Easton

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

  • Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

  • Inbreng van de leden van de VVD-fractie

  • Inbreng van de leden van de NSC-fractie

  • Inbreng van de leden van de BBB-fractie

II Reactie van de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige documenten, maar betreuren dat een Kamermeerderheid heeft besloten het geplande commissiedebat om te zetten in een schriftelijk overleg. Wat deze leden betreft spelen er genoeg problemen en leven er genoeg vragen die een mondelinge gedachtewisseling met de bewindspersonen rechtvaardigen. De demissionaire status van het kabinet vormt geen excuus op de problemen maar op hun beloop te laten. In het eerste kwartaal van 2026 komt ook de Onderwijsraad samen met drie eilandcommissies op Bonaire, Sint Eustatius en Saba met een verkenning over het onderwijs in Caribisch Nederland. Het zou goed zijn als de staatssecretaris tegen die tijd ook zelf in kaart heeft wat mogelijk en noodzakelijk is vanuit de zijde van het ministerie, zodat een voortvarend vervolg gestalte kan krijgen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dringen daarom aan op een snelle reactie op de vragen en opmerkingen vanuit de Kamer bij dit schriftelijk overleg.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien onderwijs als het fundament van onze samenleving. Het zorgt dat kinderen elkaar ontmoeten, dat ze tot bloei kunnen komen en hun talenten kunnen ontwikkelen. Deze leden willen investeren in de toekomst van onze kinderen en daarmee in de toekomst van onze maatschappij. Dit betekent tevens dat Nederland moet zorgen dat ons onderwijs van ons allemaal is en blijft. Tegelijkertijd signaleren deze leden met lede ogen dat er te veel mis gaat met het onderwijs in Caribisch Nederland, niet alleen op de CAS-, maar ook op de BES-eilanden: de onderwijskwaliteit is er onvoldoende gewaarborgd, te vaak staan er onvoldoende bevoegde docenten voor de klas, onderwijzend personeel wordt niet voldoende gestimuleerd en in gelegenheid gesteld om kennis en vaardigheden op peil te houden en leerlingen ervaren te vaak ongelijke kansen. Hoe beoordelen de bewindspersonen de ernst van deze problematiek, mede in vergelijking met het onderwijs in Europees Nederland? Welke voortgang heeft de staatssecretaris inmiddels geboekt bij de uitvoering van de motie van het lidWhite c.s. van oktober 2024 die de regering een plan van aanpak vraagt om het onderwijs te verbeteren?1

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderkennen dat de CAS-eilanden autonome landen zijn binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Dit betekent dat ook hun onderwijsbeleid autonomie kent. Niettemin is de onderlinge betrokkenheid geïnstitutionaliseerd in het Ministerieel Vierlandenoverleg. Welke aanknopingspunten zien de bewindspersonen om via dit Vierlandenoverleg op vrijwillige basis verbeteringen en hervormingen te ondersteunen in het onderwijs op de CAS-eilanden?

In Caribisch Nederland is Nederlands lang niet in alle huishoudens de thuistaal: vaak is dat Engels, Spaans of Papiamentu. Dit betekent dat mensen in Caribisch Nederland ook niet vanzelfsprekend dagelijks met de Nederlandse taal in aanraking komt. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie menen dat het Nederlands er daarom vooral waarde heeft als slechts één van de grotere taalgebieden, waarin men de toekomstperspectieven van de inwoners verruimt, bijvoorbeeld als deze willen gaan studeren in Europees Nederland. Delen de bewindspersonen deze analyse?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie waarderen het Papiamentu als Caribisch cultuurgoed. Het is een creolentaal die zo’n kwart miljoen mensen hanteren als thuistaal. Men ervaart het Papiamentu er ook – ondanks de varianten Papiamentu op Curaçao en Bonaire en Papiamento op Aruba – als één taalgebied. Klopt het beeld dat het verschil tussen beide varianten vooral bestaat in een fonetische of etymologische spellingswijze? Wat betekent het handhaven van beide varianten voor de toekomstkansen van deze relatief kleine taal?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten waarde aan de erkenning van minderheidstalen en wijzen op de Wet Gebruik Friese taal die sinds 2014 bepaalt dat de officiële talen in de provincie Fryslân het Nederlands en het Fries zijn.2 Zou ook een dergelijke bepaling voor het Papiamentu op Bonaire voorzien in een behoefte bij de lokale bevolking? Zo ja, welke stappen wil de minister dan daarvoor zetten? Zo nee, waarom dan niet?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen op een amendement dat de Kamer in 2024 met algemene stemmen heeft aangenomen en waarmee zij tenminste één zelfstandige bacheloropleiding regelde om het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek naar de Fryske taal en cultuur te versterken.3 Hoe denkt de minister erover om ook voor het Papiamentu tenminste één bacheloropleiding te waarborgen? Zou ook hiervoor eenzelfde structurele bijdrage van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van jaarlijks €340.000,– toereikend zijn, zoals bij het amendement voor de bacheloropleiding Frysk gebeurde?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien taal niet alleen als één van de vakken binnen het funderend onderwijs, maar ook als een voorwaarde voor alle kennisoverdracht die op scholen plaatsvindt. Welke taal daarvoor het meest geschikt is, dat willen deze leden pragmatisch beoordelen: het gaat er vooral om wat werkt voor een goede kennisoverdracht en voor de beste toekomstkansen van kinderen en jongeren in Caribisch Nederland. Dit betekent dat onderdompelen in de Nederlandse taal (immersie) dus ook niet per se het wondermiddel vormt, waarmee alle kinderen en jongeren zijn gebaat. De United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO) heeft in het verleden gepleit voor een structurele inzet van de moedertaal in het onderwijs omdat dit kennisverwerving bevordert, het leren van andere talen ondersteunt en bijdraagt aan een positieve identiteitsvorming en de bredere ontwikkeling van leerlingen.4 Onlangs publiceerde ook de Onderwijsraad een advies over het benutten van talige diversiteit op scholen.5 De Onderwijsraad adviseert om andere thuistalen meer te benutten voor het leren van en in het Nederlands. Uit onderzoek weten we al langer dat meer ruimte voor andere thuistalen in het onderwijs niet ten koste gaat van de Nederlandse taalvaardigheid, maar leerlingen juist helpt bij het leren van de Nederlandse taal en bij andere vakken. Delen de bewindspersonen dit oordeel, mede met betrekking tot het Papiamentu?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderkennen dat het Papiamentu als thuistaal wel een probleem heeft als relatief klein taalgebied omdat het Papiaments taalaanbod in de vorm van gedrukte en digitale documenten wel erg beperkt is. Dit roept de vraag op of men kinderen en jongeren in Caribisch Nederland niet te kort doet als onderwijs overwegend plaatsvindt in het Papiamentu met enkele uurtjes Nederlands als vreemde taal. Tijdens het rondetafelgesprek dat de Kamer op 4 september 2025 organiseerde over de voertaal en instructietaal in het Caribisch deel van het Koninkrijk stelde mevrouw dr. Van der Elst-Koeiman dat het het beste werkt als Papiamentu en Nederlands parallel worden gegeven in een verhouding van 50-50 procent. Kunnen de bewindspersonen deze visie onderschrijven? Welke consequenties verbinden zij dan daaraan? Beheersen overigens de medewerkers van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) ook voldoende het Papiamentu om toezicht te houden op onderwijs in die taal?

Op enkele middelbare scholen in Caribisch Nederland wordt inmiddels tweetalig onderwijs Nederlands en Engels aangeboden en bij het basisonderwijs zijn initiatieven waarbinnen het Engels fungeert als primaire instructietaal. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie keuren dit niet af, ook al omdat een deel van de scholieren een Engelstalige vervolgopleiding zal gaan volgen in Europees Nederland of in Angelsaksische landen. Hoe beziet de staatssecretaris zulke initiatieven?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie signaleren dat ook de fysieke omgeving bij het onderwijs in Caribisch Nederland niet altijd op orde is: vaker nog dan bij schoolgebouwen in Europees Nederland is er sprake van achterstallig onderhoud, lessen vinden soms noodgedwongen plaats in de buitenlucht, maar worden afgeblazen bij slecht weer, wat ook in Caribisch Nederland wel voorkomt en het internet functioneert aanmerkelijk minder vanzelfsprekend dan in Europees Nederland. Welke stappen zet de staatssecretaris om hierin verbetering te brengen en hoeveel middelen trekt hij hiervoor uit in meerjarenperspectief? De staatssecretaris schreef onlangs in een nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wet planmatige aanpak onderwijshuisvesting dat met elk van de eilanden in een convenant afspraken werden gemaakt over de resterende bouw- en renovatieopgave, maar dat voor elk eiland het tijdpad anders is, waarbij momenteel de verwachting is dat de opgave op zijn vroegst is afgerond in 2028.6 Kan de staatssecretaris nader toelichten van welke factoren dit gaat afhangen?

Ook de sociale veiligheid vormt een belangrijke voorwaarde voor goed onderwijs. Wat dat betreft zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie verontrust door het bericht dat er een onafhankelijk onderzoek moest komen naar de sociale veiligheid op de Gwendolyn van Puttenschool op Sint-Eustatius.7 Bij deze enige – maar niet openbare – middelbare school op het eiland had de inspectie eerder vastgesteld dat het onderwijs op deze school niet voldeed aan de basiskwaliteit, dat het bestuur onvoldoende had ondernomen om verbeteringen door te voeren en dat docenten, ouders en leerlingen klaagden dat het bestuur al veel langer disfunctioneerde. Het bestuur wordt daar nu versterkt met een zogenoemde change manager. Uit de berichtgeving maken deze leden niet op wat precies allemaal zó is misgegaan met de sociale veiligheid dat juist daarop nu nadruk komt te liggen. Wat kan de staatssecretaris hierover melden?

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven omtrent het onderwijs en wetenschap in Caribisch Nederland en hebben daar nog enkele vragen over.

De leden van de VVD-fractie vragen welke positie het Papiaments heeft ten opzichte van het Nederlands in het onderwijs. Deze leden vragen of er te behalen doelen zijn vastgelegd voor het Nederlands. Zo niet, waarom niet en zo ja, wat zijn deze? Deze leden vragen tevens wat de positie is van het Papiaments en Nederlands in het basisonderwijs. Zij hoorden bij het rondetafelgesprek over de voertaal en instructietaal in het Caribisch deel van het Koninkrijk dat er nu ongelijke kansen zijn vanwege het minder beheersen van de Nederlandse taal. Wat zou er in het onderwijs moeten veranderen om meer gelijke kansen te krijgen?

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

Bij het rondetafelgesprek over de voertaal en instructietaal in het Caribisch deel van het Koninkrijk hebben diverse deskundigen benadrukt dat het systeem van primair onderwijs dringend verbetering behoeft. De meertaligheid op de Cariben speelt daarbij een rol; het gebruik én behoud van Papiaments als voornaamste taal eveneens.

De leden van de NSC-fractie stellen zich op het standpunt dat de taalpositie van het Papiaments actief verbeterd moet worden. Tegelijk staat vast dat het aanbod aan onderwijsmateriaal in het Papiaments tekort schiet. Bovendien is de ‘omslag’ van hetgeen in het Papiaments geleerd wordt naar enige andere taal (Nederlands, Engels, Spaans) moeizaam.

Het baart deze leden zorgen dat de facto de kwaliteit van het primair onderwijs (volgens alle experts) zo achteruit is gegaan. Daarbij lijkt er op beleidsniveau géén overeenstemming te bestaan over de rol van onderwijs in het Papiaments parallel aan de rol van een ‘grote’ taal, zoals Nederlands.

Bij de beleidsvorming op dit onderwerp is essentieel dat kansenongelijkheid wordt voorkomen en/of bestreden. Papiaments verdient als taal volledige bescherming, maar als kinderen onvoldoende vaardig worden in een tweede taal naast dat Papiaments dan heeft dat enorme gevolgen voor hun toekomst: hun kansen op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld, en daarmee integraal hun bestaanszekerheid: een zekerheid derhalve die op elk vlak, en in alle delen van het Koninkrijk, dient toe te nemen.

Bij de leden van de NSC-fractie leidt dit tot de volgende vragen: is de staatssecretaris het met deze leden eens dat budget moet worden vrijgemaakt voor de verbetering van het aanbod aan lesmateriaal in het Papiaments? Is de staatssecretaris het eens dat de kwaliteit van het primair onderwijs op de Cariben op Koninkrijksniveau op de agenda moet worden gezet? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de ongewenste gevolgen van de huidige inrichting van het primair Caribisch onderwijs? Wat is de staatssecretaris concreet voornemens aan beleid te ontwikkelen om de voornoemde kansenongelijkheid te voorkomen, met inachtneming van de noodzaak tot bescherming van Papiaments als kleine taal? Kunnen de bewindspersonen reflecteren op de rol van de inspectie in het Caribisch deel van het Koninkrijk: in hoeverre schiet de handhaving van het onderwijsbeleid thans te kort?

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden hebben kennisgenomen van de stukken over onderwijs en wetenschap in Caribisch Nederland. De leden hebben geen vragen aan de bewindspersonen.

II Reactie van de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Reactie op de vragen van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de bewindspersonen de ernst van de onderwijskwaliteitsproblematiek beoordelen, mede in vergelijking met het onderwijs in Europees Nederland. Daarnaast vragen ze ook welke voortgang de staatssecretaris inmiddels geboekt heeft bij de uitvoering van de motie van het lid White c.s. van oktober 2024, die de regering een plan van aanpak vraagt om het onderwijs te verbeteren. 8

Het is essentieel dat elk kind in Nederland, waar het ook woont, dezelfde kansen krijgt om zich optimaal te ontwikkelen. Ook in Caribisch Nederland is de kwaliteit van het onderwijs kwetsbaar en hebben niet alle scholen de basiskwaliteit. Daarom is het van belang dat we blijven investeren in de kwaliteit van het onderwijs op Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Hoewel er overeenkomsten zijn tussen Europees en Caribisch Nederland, zijn er ook veel verschillen die vragen om een specifieke aanpak vanwege de lokale context, schaal en ligging. Maatwerk is essentieel, waarbij gekeken wordt naar wat echt werkt, en niet automatisch Europees Nederlandse oplossingen gekopieerd worden naar de eilanden.

In de derde onderwijsagenda's9 zijn de met de openbare lichamen en schoolbesturen gezamenlijk opgestelde prioriteiten en ambities opgenomen die met voorrang worden opgepakt, zodat het onderwijs verder verbeterd kan worden. Het gaat hier om de aanpak van, zoals ook door de leden van GroenLinks-PvdA benoemde vraagstukken, als het lerarentekort, de instructietaal en versterking van de schoolbesturen. Deze agenda’s hebben betrekking op de periode van schooljaar 2023-2024 tot en met schooljaar 2026- 2027. Het is de eerste keer dat een Onderwijsagenda per eiland is vastgesteld, in plaats van één Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland. Dit sluit aan bij de verschillende ontwikkelingen in het onderwijs op de drie eilanden. Het ministerie van OCW is nauw betrokken bij de uitvoering van deze agenda’s.

In de Verzamelbrief kinderopvang in Caribisch Nederland10 heeft de staatssecretaris Participatie en Integratie de stand van zaken toegelicht ten aanzien van de kinderopvang in Caribisch Nederland, alsmede de uitvoering van de motie van het lid White t.a.v. het onderdeel voor- en naschoolse opvang. Binnen het programma BES(t) 4 Kids wordt sinds 2018 gewerkt aan het verbeteren van de kinderopvang op de eilanden. Het programma is een intensieve samenwerking tussen de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius en de ministeries SZW, OCW, VWS en BZK, en richt zich specifiek op het bieden van kwalitatief goede, veilige en toegankelijke dagopvang en buitenschoolse opvang. De dagopvang neemt in het programma ook een grotere rol in de voorbereiding van kinderen richting groep 1. Het programma BES(t) 4 Kids loopt in ieder geval tot 2028.

De leden vragen welke aanknopingspunten de bewindspersonen zien om via het Vierlandenoverleg op vrijwillige basis verbeteringen en hervormingen te ondersteunen in het onderwijs op de CAS-eilanden.

Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van Kamervragen van het lid White11 werkt het ministerie van OCW op verschillende onderdelen samen met de landen. Hoewel onderwijs een autonome landsaangelegenheid is, is de onderlinge samenwerking belangrijk voor het Koninkrijk als geheel, het Caribische deel van het Koninkrijk en het studiesucces van scholieren en studenten in het bijzonder. Begin november is de minister voornemens met de ministers van de andere landen hier weer betekenisvolle stappen te zetten tijdens het Ministerieel Vierlandenoverleg.

De onderwijsministeries binnen het Koninkrijk werken op de benedenwindse eilanden samen met de onderwijsinstellingen in het kader van ‘samen opleiden’ via het samenwerkingsverband Kibrahacha. Daarnaast wordt binnen het Koninkrijk met het netwerk Nederlands als Vreemde Taal gewerkt aan beter onderwijs in het Nederlands als Vreemde Taal in een meertalige omgeving. Ook werken de landen van het Koninkrijk via de werkgroep Rode Draden Doorlichting waar mogelijk samen aan het opvolgen van de aanbevelingen uit de doorlichtingen van het onderwijs, uitgevoerd in het kader van de landspakketten.

De leden van GroenLinks-PvdA vragen of de bewindspersoon hun analyse deelt dat het Nederlands in Caribisch Nederland vooral waarde heeft als één van de grotere taalgebieden, waarin men de toekomstperspectieven van de inwoners verruimt, bijvoorbeeld als deze willen gaan studeren in Europees Nederland.

Het Nederlands bestaat in Caribisch Nederland naast andere veelvoorkomende talen als het Papiaments, het Engels en het Spaans, en is voor veel leerlingen in het onderwijs een vreemde taal. Een goede beheersing van het Nederlands is van groot belang voor álle leerlingen op de eilanden, niet alleen voor degenen die willen gaan studeren in Europees Nederland. Daarom is het overkoepelende doel voor het Nederlandse taalonderwijs in Caribisch Nederland om het taalniveau voldoende op niveau te krijgen om: mee te kunnen komen in de (lokale) samenleving, op een passend niveau door te stromen naar het vervolgonderwijs, en op een geschikte plek in te stromen op de arbeidsmarkt. Hier blijven wij ons voor inzetten.

Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of het beeld klopt dat het verschil tussen de beide varianten van het Papiaments, Papiamentu op Curaçao en Bonaire en Papiamento op Aruba, vooral bestaat in een fonetische of etymologische spellingswijze. Zij vragen zich af wat het handhaven van beide varianten voor de toekomstkansen van deze relatief kleine taal betekent.

Mede namens de minister van BZK informeren wij u dat het klopt dat het verschil tussen beide varianten van het Papiaments voornamelijk betrekking heeft op de spelling. Op Curaçao en Bonaire wordt een fonetische schrijfwijze gehanteerd, terwijl Aruba heeft gekozen voor een etymologische benadering. Het bestaan van twee varianten vormt geen bedreiging voor de toekomstkansen van het Papiaments. Met passende ondersteuning op het gebied van onderwijs, media en ambtelijk taalgebruik kan de taal zich verder ontwikkelen. Het hanteren van beide spellingen doet recht aan de eigen identiteit van de eilanden, terwijl samenwerking binnen het Koninkrijk zorgt voor behoud en versterking van Papiamentu/Papiamento als volwaardige bestuurstaal en belangrijk cultureel erfgoed.

Verder wijzen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op de Wet Gebruik Friese taal die sinds 2014 bepaalt dat de officiële talen in de provincie Fryslân het Nederlands en het Fries zijn.12 Zij vragen of een dergelijke bepaling voor het Papiamentu op Bonaire zou voorzien in een behoefte bij de lokale bevolking en zo ja welke stappen wil de minister daarvoor zetten en zo nee, waarom niet.

Namens de minister van BZK informeren wij u dat de bestuursafspraak Papiaments op Bonaire het Papiaments erkent als een volwaardige en zelfstandige taal op Bonaire naast onder meer het Nederlands, Spaans en Engels. De mogelijkheid om Papiamentu te gebruiken in bestuurlijk verkeer is vastgelegd in de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (WolBES). Daarmee is het Papiamentu in juridische zin verankerd als bestuurstaal en wordt het gebruikt in onder meer het onderwijs, de rechtspraak en de communicatie met inwoners. Een afzonderlijke wettelijke regeling, zoals die specifiek voor het Fries geldt, heeft daarom geen directe toegevoegde waarde. De bestaande kaders voorzien al in de formele erkenning en bescherming van het Papiamentu. Wel blijven de bij de bestuursafspraak betrokken partijen, waaronder het ministerie van OCW, samen met andere betrokken organisaties bezien of aanvullende maatregelen wenselijk zijn om de positie van het Papiamentu verder te versterken. Daarbij valt te denken aan ondersteuning van onderwijs en ambtelijk taalgebruik, zodat de taal ook in de toekomst stevig geworteld blijft in de lokale samenleving.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen er voorts op dat op basis van een amendement in 2024 tenminste één zelfstandige bacheloropleiding is om onderwijs en onderzoek naar de Fryske taal en cultuur te versterken.13 Zij vragen hoe de minister erover denk om ook voor het Papiaments tenminste één bacheloropleiding te waarborgen en of hiervoor eenzelfde structurele bijdrage ad jaarlijks €340.000,- als voor de bacheloropleiding Frysk, toereikend zou zijn.

Ondanks het feit dat het begrijpelijk is dat de GroenLinks-PvdA-fractie de relatie legt met het amendement voor de bachelor Fries, is het om verschillende redenen niet logisch om deze inzet door te trekken naar het Papiaments.

Er is een verschil in welke artikelen binnen het Europees Handvest voor regionale en minderheidstalen (hierna: Handvest) zijn geratificeerd voor het hoger onderwijs naar de Friese taal en cultuur respectievelijk voor de Papiamentse taal en cultuur. De Friese taal is erkend onder deel III van het Handvest en artikel 8.e.ii is geratificeerd voor het hoger onderwijs. Dit betekent dat de overheid zich heeft verplicht voorzieningen te verschaffen voor de bestudering van de taal als vak in het universitaire onderwijs. Aan deze verplichting geeft het ministerie van OCW nu invulling.

In navolging van het KNAW-rapport “De toekomst van de Frisistiek”14 heeft de GroenLinks-PvdA-fractie in 2024 het amendement ingediend om vanuit het ministerie van OCW structureel €340.000,- beschikbaar te stellen voor deze bachelor.15 Dit is zeer uitzonderlijk. Universiteiten en hogescholen ontvangen de bijdrage van OCW in de vorm van een lumpsum en beslissen zelf over hoe zij de middelen inzetten voor hun onderwijs en onderzoek. Naast de bijdrage van OCW, is in de Bestjoersôfspraak Fryske taal en kultuer 2024-2028 afgesproken dat het ministerie van BZK en de provincie Fryslân eveneens financieel bijdragen aan deze bachelor.16 De RUG heeft zelf aangegeven bereid te zijn om deze bachelor te ontwikkelen en aan te bieden met de aanvullende middelen die werden geboden vanuit de overheid. Dit is een belangrijk gegeven gezien het feit dat de autonomie voor het starten van een opleiding wettelijk gezien bij de hogescholen en universiteiten zelf ligt.

Voor de Papiamentse taal en cultuur geldt dat de overheid de taal onder het Handvest heeft erkend in Europees Nederland onder deel II en op Bonaire onder deel III. De erkenning in deel II in Europees Nederland betekent dat de overheid zich heeft verplicht om geen belemmeringen voor het gebruik van deze talen in wet- of regelgeving op te nemen. Dit is het geval. In artikel 7.2 van de Wet op hoger onderwijs en wetenschap is bepaald dat onderwijs dat gegeven wordt in een andere taal dan het Nederlands mogelijk is.

Voor de erkenning van deel III op Bonaire heeft het Rijk artikel 8.e.iii en niet artikel 8.e.ii geratificeerd, aangezien het niet mogelijk is om universitair onderwijs te verschaffen op Bonaire omdat daar geen universiteit is. Dit betekent dat het Rijk de bestudering van de taal aanmoedigt en/of toestaat. De Universiteit van Curaçao biedt een bachelor- en master lerarenopleiding Papiamentu aan. Deze universiteit valt niet onder het Nederlandse hoger onderwijsstelsel, maar de Nederlandse overheid en het openbaar lichaam Bonaire hebben aangegeven dat het van belang is dat deze opleiding bestaat.17 Ook bestaan er aan deze universiteit leerstoelen die in het kader van hun leeropdracht het Papiaments onderzoeken.

Alles overziend ziet het ministerie van OCW, gezien de verschillen in de wijze van erkenning onder het Handvest, het feit dat er geen universiteit is op Bonaire, de wijze van financiering van hogescholen en universiteiten in het Nederlandse hoger onderwijsstelsel en de autonomie die de instellingen kennen in hun opleidingsaanbod, geen reden om in te grijpen in het Nederlandse hoger onderwijsstelsel en structureel middelen vrij te maken voor een bachelor Papiamentse taal en cultuur. Het ministerie van OCW hecht grote waarde aan de autonomie die instellingen hebben ten aanzien van onderwijs, onderzoek en de bestedingsvrijheid op hun middelen. Uiteraard staat het de bekostigde universiteiten en hogescholen in Nederland vrij om onderwijs naar de Papiamentse taal en cultuur te verzorgen vanuit de rijksbijdrage die zij van het ministerie van OCW ontvangen.

De leden van GroenLinks-PvdA vragen naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad om andere thuistalen meer te benutten voor het leren van en in het Nederlands, hoe met betrekking tot het Papiaments tegen dit advies aangekeken wordt.

In het onderwijs op Aruba, Bonaire en Curaçao bestaan het Nederlands en het Papiaments naast elkaar. Wanneer een leerling één taal goed en volledig leert spreken, wordt taalgevoel ontwikkeld waardoor de leerling ook andere talen beter leert spreken. Elk land in het Koninkrijk is verantwoordelijk voor het eigen onderwijsbeleid en de (onderwijs)taal, maar de manier waarop andere thuistalen ingezet worden bij het leren van en in het Nederlands, is aan het onderwijsveld zelf. Vanuit het Ministerieel Vierlandenoverleg wordt inzet op meertaligheid gestimuleerd vanuit de gedeelde overtuiging dat beide talen niet tegenover elkaar staan, maar elkaar juist kunnen versterken. Uw Kamer ontvangt op een later moment nog een beleidsreactie op het gehele advies van de Onderwijsraad.

Daarnaast vragen de leden van GroenLinks-PvdA of de bewindspersonen van OCW de visie onderschrijven of men kinderen en jongeren in Caribisch Nederland niet te kort doet als onderwijs overwegend plaatsvindt in het Papiaments met enkele uurtjes Nederlands als vreemde taal, en welke consequenties zij hieraan verbinden.

Het ministerie van OCW onderschrijft het principe dat er binnen het onderwijs in Caribisch Nederland zowel aandacht aan het Papiaments als het Nederlands dient te worden gegeven. Dit is in de verschillende sectorwetten ook aangegeven. In welke verhouding dit precies wordt gegeven is aan de scholen en dat is inherent aan de vrijheid van onderwijs als bedoeld in artikel 23 van de Grondwet. Het ministerie van OCW heeft voor Bonaire in de Derde Onderwijsagenda afspraken met de schoolbesturen gemaakt om meertaligheid in het onderwijs te verankeren en beleid te ontwikkelen waarmee binnen het onderwijs de resultaten in verschillende talen kunnen toenemen. Alle scholen op Bonaire zijn bezig met meertaligheid, dat omvat Nederlands, Papiaments, Engels, en alle ander thuistalen van de leerlingen.

Aanvullend wordt ook gevraagd of de medewerkers van de Inspectie het Papiaments voldoende beheersen om toezicht te houden op onderwijs in die taal.

De Inspectie van het Onderwijs is de onafhankelijke toezichthouder die op grond van de Wet op het onderwijs toezicht houdt op de scholen in Europees en Caribisch Nederland. Het toezicht wordt gehouden op bestuursniveau. Het beheersen van een specifieke (bv, Papiaments, Nederlands of Engels) taal of vakgebied door de inspecteur is voor het toezicht op een taal of zaakvak niet nodig.

Verder vragen de leden van de fractie GroenLinks-PvdA hoe de staatssecretaris aankijkt tegen initiatieven om in Caribisch Nederland tweetalig onderwijs in het Engels aan te bieden.

De scholen in Caribisch Nederland dienen uitvoering te geven aan sectorwetten, WPO BES, WVO 2020. Binnen de grenzen van de wet- en regelgeving is ruimte om maatwerk aan te bieden aan leerlingen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie signaleren dat de fysieke omgeving bij het onderwijs in Caribisch Nederland niet altijd op orde is en vragen de staatssecretaris welke stappen hij zet om hierin verbetering te brengen, hoeveel middelen hiervoor beschikbaar zijn en welke factoren van invloed zijn op het tijdspad.

Het ministerie van OCW werkt samen met de drie openbare lichamen aan de bouw en renovatieopgave voor alle bekostigde scholen in Caribisch Nederland. De afgelopen jaren is het grootste deel van de primair onderwijsscholen al voorzien van nieuwe of gerenoveerde gebouwen. Voor de resterende opgave is momenteel nog ongeveer 76 miljoen dollar beschikbaar voor bouwprojecten die zich in verschillende fases van ontwikkeling bevinden. De schaal van de eilanden, de daarmee beperkte uitvoeringskracht, en de in afgelopen jaren sterk toegenomen bouwkosten vormen de grootste uitdagingen voor de snelheid waarmee dit gerealiseerd kan worden. Naast bouwen zet het ministerie ook in op het verbeteren van structureel onderhoud, onder andere door de schoolbesturen te ondersteunen bij het actueel houden van de meerjarige onderhoudsplannen en de openbare lichamen bij het opstellen van een onderwijshuisvestingsplan dat ook moet anticiperen op de demografische ontwikkelingen zoals beschreven door de Staatscommissie in het rapport ‘Gerichte Groei’.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat de staatssecretaris kan melden over de situatie op de Gwendolyn van Putten school op Sint Eustatius en waarom de nadruk ligt op de sociale veiligheid.

De Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) beoordeelde de kwaliteit van het onderwijs eerder dit jaar als onvoldoende en heeft de school een aantal herstelopdrachten gegeven. De inspectie heeft de afgelopen periode gesprekken gevoerd met het schoolbestuur en de school om de voortgang te monitoren en zal dit najaar een herstelonderzoek doen.

Recent zijn er ook zorgen over de sociale veiligheid ontstaan. OCW ambtenaren zijn in gesprek met het schoolbestuur om te kijken wat er gedaan kan worden om de situatie – zowel de kwaliteit van het onderwijs als de sociale veiligheid – te verbeteren. Daarvoor is het van belang dat het bestuur op volle sterkte is, daarom is het bestuur aangevuld met twee interim-bestuurders. Om een goed en breed gedeeld beeld te krijgen van de situatie, zal een extern bureau onderzoek doen naar de sociale veiligheid. Een verandermanager zal daar samen met de schoolleiding gevolg aan geven.

De verwachting is dat met deze stappen de basis op orde wordt gebracht en de rust weer wederkeert zodat de leerlingen van de Gwendoline van Putten school krijgen waar ze recht op hebben: goed onderwijs.

Reactie op de vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen welke positie het Papiaments heeft ten opzichte van het Nederlands in het onderwijs op Bonaire.

Op Bonaire, als onderdeel van Caribisch Nederland, is de instructietaal in het primair onderwijs Nederlands en Papiaments, zoals vastgelegd in de WPO BES. Hoe de verdeling tussen de twee talen wordt vormgegeven is aan de scholen zelf. In het voortgezet onderwijs is de instructietaal Nederlands zoals vastgelegd in de WVO 2020. In het middelbaar beroepsonderwijs is op grond van artikel 7.1.1 WEB BES de instructietaal Nederlands en de examens worden ook in die taal afgenomen. Echter, het bevoegd gezag van een instelling kan ook voor het Papiaments kiezen voor zover het een assistentenopleiding of basisberoepsopleiding betreft. Hiervoor moet het bevoegd gezag een aantal aspecten in ogenschouw nemen, dat in artikel 7.1.1, tweede lid, WEB BES omschreven staat.

Daarnaast vragen de leden of er te behalen doelen zijn vastgelegd voor het Nederlands.

Voor scholen in Caribisch Nederland gelden dezelfde onderwijsdoelen als voor scholen in Europees Nederland. Deze bestaan uit kerndoelen voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs, eindtermen voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en het referentiekader taal en rekenen voor het primair en voortgezet onderwijs. In de algehele herziening van het curriculum wordt voor het onderwijs in Caribisch Nederland een aanvullend traject gevolgd waarbij Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) beoordeelt of de onderwijsdoelen ook van toepassing zijn op de scholen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, of dat er nog aanpassingen nodig zijn in verband met de Caribische context.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie wat er in het onderwijs in het Caribisch deel van het Koninkrijk zou moeten veranderen t.a.v. het minder beheersen van de Nederlandse taal om meer gelijke kansen te krijgen.

Het is een belangrijke taak voor het onderwijs om iedere leerling en student kansen te bieden zich optimaal te ontwikkelen zodat ze mee kunnen (blijven) doen in de maatschappij en een stevige positie kunnen innemen op de arbeidsmarkt. In de onderwijsagenda voor Caribisch Nederland is de inzet op meertaligheid en Nederlands als vreemde taal een speerpunt Vanzelfsprekend is kansengelijkheid in het Caribisch deel van het Koninkrijk heel belangrijk. Hierbij moet wel in ogenschouw genomen worden dat de zelfstandige landen verantwoordelijk zijn voor hun eigen onderwijsbeleid en daarin andere keuzes kunnen maken. Vanuit het Ministerieel Vierlandenoverleg zetten wij ons in voor het creëren van gelijke kansen voor alle leerlingen – ongeacht welke moedertaal zij thuis spreken – en stimuleren we een inzet op meertaligheid. Binnen de wet- en regelgeving specifiek voor Caribisch Nederland krijgen scholen de ruime om maatwerk te bieden aan leerlingen en studenten die door de onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal mogelijk kansen mislopen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. In het kader van doorstroom naar Europees Nederland is het CAFY programma opgezet, een onderdeel van dit programma is versterking van de Nederlandse taal.

Reactie op de vragen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie vragen of de staatssecretaris het eens is dat er meer budget vrijgemaakt moet worden voor de verbetering van het aanbod aan lesmateriaal in het Papiaments.

Hoewel de verantwoordelijkheid voor het aanbieden van geschikt lesmateriaal Papiaments in principe bij de commerciële uitgeversmarkt ligt, blijft de vraag naar geschikte lesmethodes groot en heeft het ministerie voor het Papiaments de afgelopen jaren meer dan 1 miljoen euro geïnvesteerd in het ontwikkelen van lesmateriaal in het primair onderwijs. Hiervan is eind 2024 een methode Papiamentu voor de scholen op Bonaire opgeleverd inclusief bijbehorende methodetoetsen, en wordt er op dit moment gewerkt aan het ontwikkelen van aanvullend lees- en schrijfmateriaal. Wanneer het aanbod lesmateriaal Papiaments vanuit de markt te wensen overlaat, staat het ministerie altijd open om hier met het onderwijsveld op Bonaire over in gesprek te gaan.

De leden vragen ook of de staatssecretaris het met hen eens is dat de kwaliteit van het primair onderwijs op de Cariben op Koninkrijksniveau op de agenda moet worden gezet, en hoe de staatssecretaris aankijkt tegen de ongewenste gevolgen van de huidige inrichting van het primair Caribisch onderwijs.

De landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn autonome landen binnen het Koninkrijk, waardoor primair onderwijs een landsaangelegenheid is. Wel wordt via het Ministerieel Vierlandenoverleg op vrijwillige basis gewerkt aan de kwaliteit van het primair onderwijs. Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van Kamervragen van het lid White18 wordt in het kader van ‘samen opleiden’ via het samenwerkingsverband Kibrahacha gewerkt aan de lerarenopleidingen op de benedenwindse eilanden. Daarnaast wordt binnen het Koninkrijk met het netwerk Nederlands als Vreemde Taal gewerkt aan beter onderwijs in het Nederlands als Vreemde Taal in een meertalige omgeving. Ook werken de landen van het Koninkrijk via de werkgroep Rode Draden Doorlichting waar mogelijk samen aan het opvolgen van de aanbevelingen uit de doorlichtingen van het onderwijs, uitgevoerd in het kader van de landspakketten.

Aanvullend vragen de leden van de NSC-fractie wat de staatssecretaris concreet voornemens is aan beleid te ontwikkelen om kansenongelijkheid voor Papiamentstalige leerlingen te voorkomen, met in achtneming van de noodzaak tot bescherming van Papiaments als kleine taal.

De positie van het Papiaments in het onderwijs op Bonaire is op verschillende plekken in de wet- en regelgeving geborgd. Echter blijft het borgen van de positie van het Papiaments in en buiten het onderwijs op Bonaire een doorlopend proces. Dit is ook vastgelegd in de Bestuursafspraak voor het Papiaments op Bonaire (2021) en is de reden dat meerdere onderwijsartikelen onder deel III van het Europees Handvest voor regionale en minderheidstalen op basis van bestaande wet- en regelgeving van toepassing zijn verklaard op het Papiaments. Als er toch sprake zou zijn van eventuele belemmeringen voor het gebruik van het Papiaments in het onderwijs, dan zal daarnaar worden gekeken.

De leden van de NSC-fractie vragen of de bewindspersonen kunnen reflecteren op de rol van de inspectie in het Caribisch deel van het Koninkrijk en in hoeverre de handhaving van het onderwijsbeleid thans te kort schiet.

De inspectie houdt in Caribisch Nederland – net als in Europees Nederland – toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het onderwijs. De inspectie houdt in haar toezicht rekening met verschillen in wet- en regelgeving en met de specifieke context.

Het toezicht in Caribisch Nederland is vanwege de uitdagingen intensiever dan in Europees Nederland. Elke twee jaar krijgt elke school een uitgebreid kwaliteitsonderzoek. De uitdagen zijn divers: zo is de aansluiting op het vervolgonderwijs in Nederland, vanwege de taal, voor veel leerlingen moeilijk. Voor leerlingen van de bovenwindse eilanden komt daar de overstap naar een ander onderwijssysteem bij. Ook hebben de eilanden te maken met een toename van kinderen uit de regio die de voertaal op school en op het eiland (Engels, Nederlands en/of Papiaments) niet spreken. De kleinschaligheid van de eilanden en de uitvoering van inclusief onderwijs brengt daarnaast met zich mee dat binnen een groep of klas grote verschillen bestaan tussen leerlingen in niveau, maar vooral ten aanzien van de (extra) ondersteuningsbehoeften.


  1. Kamerstuk 36 600 IV, nr. 14.↩︎

  2. Wet gebruik Friese taal, artikel 2 (https://wetten.overheid.nl/BWBR0034047/2024-01-01).↩︎

  3. Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 44.↩︎

  4. United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (2016). If you don’t understand, how can you learn? Policy Paper 24. UNESCO global education monitoring report (http://unesdoc.unesco.org/images/0024/002437/243713E.pdf).↩︎

  5. Onderwijsraad, d.d. 4 september 2025, advies ‘Talige diversiteit benutten’ (https://www.onderwijsraad.nl/documenten/2025/09/04/talige-diversiteit-benutten)↩︎

  6. Kamerstuk 36 692, nr. 6, p. 19.↩︎

  7. Dossier Koninkrijksrelaties, 3 september 2025, ‘Onafhankelijk onderzoek naar sociale veiligheid GVP-school op Sint-Eustatius’ (https://dossierkoninkrijksrelaties.nl/2025/09/03/onafhankelijk-onderzoek-naar-sociale-veiligheid-gvp-school-op-sint-eustatius/).↩︎

  8. Kamerstuk 36 600 IV, nr. 14.↩︎

  9. Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 133.↩︎

  10. Verzamelbrief kinderopvang in Caribisch Nederland (Verzamelbrief kinderopvang in Caribisch Nederland | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl)↩︎

  11. Kamerstuk 2025Z03570↩︎

  12. Wet gebruik Friese taal, artikel 2 (https://wetten.overheid.nl/BWBR0034047/2024-01-01).↩︎

  13. Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 44.↩︎

  14. De toekomst van de frisistiek - KNAW.↩︎

  15. Kamerstuk 36410-VIII nr. 44↩︎

  16. Bestjoersôfspraak Fryske taal en kultuer 2024-2028 (Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2024-2028) | Convenant | Rijksoverheid.nl.↩︎

  17. Staten-Generaal, vergaderjaar 2023–2024, 36 467, nr. 1.↩︎

  18. Kamerstuk 2025Z03570↩︎