Verslag van een interparlementaire conferentie over de Digital Services Act (DSA) te Billund, Denemarken van 3 tot en met 4 november 2025
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Verslag van een bijeenkomst
Nummer: 2025D45751, datum: 2025-11-06, bijgewerkt: 2025-11-06 15:31, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Indiener/ondertekenaar n.v.t., Functie n.v.t.
Onderdeel van kamerstukdossier 26643 -1432 Informatie- en communicatietechnologie (ICT).
Onderdeel van zaak 2025Z19529:
- Indiener: Indiener/ondertekenaar n.v.t., Functie n.v.t.
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
Preview document (🔗 origineel)
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1432 VERSLAG VAN EEN CONFERENTIE
Vastgesteld 6 november 2025
Namens de commissie Digitale Zaken van de Tweede Kamer heeft het lid Valize (PVV) van 3 tot en met 4 november 2025 deelgenomen aan een Interparlementaire conferentie over de Digital Services Act (DSA) te Billund, Denemarken. Het thema van de IPC was: Towards a safer and more innovative digital Europe: delivering on the DSA’s promises for citizens and markets. De conferentie werd georganiseerd door het Deense parlement en bracht vertegenwoordigers van 22 parlementen samen. De resultaten van deze IPC worden meegenomen in de initiële evaluatie van de DSA in november 2025, alsmede in de totaalevaluatie in 2027. De delegatie brengt hierbij beknopt verslag uit van dit werkbezoek.
Verslag van de Interparlementaire Conferentie
Voorafgaand aan de conferentie werden de delegaties welkom geheten door Søren Gade, voorzitter van het Deense Parlement en Lisbeth Bech-Nielsen, voorzitter van de commissie Digitalisering en IT.
Sessie 1: De balans opmaken van de DSA: Beschermt de DSA gebruikers of schiet ze tekort?
Tijdens deze sessie werd de stand van zaken rond de uitvoering van de Digital Services Act (DSA) besproken, ruim een jaar na de inwerkingtreding op 17 februari 2024. De discussie richtte zich op drie thema’s: bescherming van kinderen online, veiligheid in e-commerce en effectieve handhaving van de regels door nationale en Europese autoriteiten. Het panel bestond uit:
Christel Schaldemose (S&D), Vice-voorzitter van het Europese Parlement en voorzitter van de werkgroep over de Implementatie van de DSA.
Prabhat Agarwal, Directeur Online Platformen bij de Europese Commissie (DG CNECT)
Owen Bennett, Hoofd International Online Safety bij Ofcom, een onafhankelijke toezichthouder op communicatiediensten in het VK.
Bescherming van minderjarigen
Volgens artikel 28 DSA moeten onlineplatforms “passende en evenredige
maatregelen” nemen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en
beveiliging voor minderjarigen te waarborgen. De Europese Commissie
publiceerde in juli 2025 richtsnoeren voor platforms over hoe zij dit
concreet kunnen invullen. De discussie liet zien dat veel lidstaten nog
zoeken naar werkbare oplossingen voor leeftijdsverificatie die zowel
effectief als privacyvriendelijk zijn.
In het Verenigd Koninkrijk is de Online Safety Act ingevoerd, die vereist dat gebruikers hun identiteitsbewijs uploaden voor toegang tot bepaalde inhoud, maar het systeem wordt vaak omzeild via VPN-verbindingen.
Denemarken ontwikkelt een digitale identiteitsapp die anoniem de leeftijd van gebruikers kan bevestigen. Dit voorstel kreeg lof vanwege de privacy-aanpak, maar ook kritiek omdat de daadwerkelijke bescherming van persoonsgegevens onzeker blijft.
De deelnemers waren het erover eens dat digitale geletterdheid onder jongeren en duidelijke leeftijdsverificatie hand in hand moeten gaan om risico’s van schadelijke inhoud te beperken.
E-commerce en productveiligheid
Een tweede discussiepunt betrof de verantwoordelijkheid van
platforms bij onlinehandel. In 2024 werden naar schatting 4,6 miljard
pakketten met een waarde onder € 150 in de EU ingevoerd, vaak via
platforms die niet aansprakelijk zijn voor de kwaliteit of veiligheid
van de producten. Diverse delegaties en maatschappelijke organisaties
riepen op om e-commerceplatforms meer verantwoordelijkheid te geven voor
naleving van EU-veiligheids- en milieunormen, vooral als producten van
buiten de EU worden aangeboden.
Handhaving en rolverdeling
Tot slot kwam de handhaving van de DSA uitgebreid aan bod. Volgens
het oorspronkelijke voorstel zouden nationale autoriteiten het grootste
deel van het toezicht uitvoeren, maar in de uiteindelijke wet kreeg de
Europese Commissie een grotere rol, met name bij zeer grote online
platforms (VLOPs). Er is bezorgdheid dat deze concentratie van
bevoegdheden de scheiding tussen politieke en uitvoerende functies
vertroebelt. De Commissie had eind 2024 al twaalf waarschuwingen
gestuurd aan lidstaten die hun nationale toezichthouders nog niet hadden
ingericht, en tegen september 2025 veertien onderzoeken geopend naar
grote platforms wegens mogelijke overtredingen.
De deelnemers concludeerden dat de DSA een solide juridisch fundament biedt, maar dat de praktische uitvoering en handhaving nog tekortschieten. Vooral op het gebied van bescherming van minderjarigen, aansprakelijkheid in e-commerce en onafhankelijk toezicht zijn verdere verbeteringen en nauwere samenwerking tussen lidstaten noodzakelijk.
Sessie 2: Reguleren of innoveren? Europa’s weg naar digitale soevereiniteit en concurrentiekracht
De tweede sessie ging in op de vraag hoe de EU haar digitale soevereiniteit kan versterken en tegelijk een concurrerende en innovatieve digitale economie kan behouden. Het panel bestond uit:
Caroline Stage Olsen, Deense Minister voor Digitale Zaken
Cecilia Bonefeld-Dahl, Algemeen directeur van Digital Europe
Kristin Anabel Eggeling, Assistent Professor, afdeling Political Science bij de Universiteit van Kopenhagen.
Regulering en innovatie in balans
De sprekers verwezen in de discussie regelmatig naar het Draghi-rapport
over Europese concurrentiekracht (2024). Dat rapport stelt dat de EU
economisch achterblijft bij de VS en China en dat een vermindering van
administratieve lasten cruciaal is om innovatie te stimuleren.
Deelnemers bespraken of de hoge Europese normen een rem op innovatie vormen of juist een strategisch voordeel opleveren doordat gebruikers meer vertrouwen hebben in veilige en ethische producten. Sommigen wezen op de risico’s van overregulering, terwijl anderen benadrukten dat strenge regels juist kleine Europese start-ups kunnen beschermen tegen de druk van grote niet-Europese techbedrijven.
Het debat verwees naar actuele casussen:
Meta (Facebook) verbood in Denemarken politieke advertenties voorafgaand aan gemeenteraadsverkiezingen, omdat de Europese regels voor politieke advertenties moeilijk uitvoerbaar bleken. Dit illustreert de spanning tussen wetgeving en uitvoerbaarheid.
Microsoft blokkeerde de e-mail van de hoofdaanklager van het internationaal strafhof nadat de Amerikaanse president sancties had ingesteld. De onderhandelingen over de Child Sexual Abuse Regulation (CSAR) en de discussie over chat control tonen de voortdurende uitdaging om veiligheid en privacy in balans te brengen.
Digitale soevereiniteit en geopolitiek
In de context van toenemende geopolitieke spanningen en
handelsconflicten benadrukten de sprekers dat Europa een eigen digitaal
ecosysteem moet opbouwen dat ook in crisissituaties functioneert.
Daarbij werd de vraag gesteld of Europa bereid is meer te betalen voor
Europese technologie om onafhankelijkheid te waarborgen.
De discussie draaide om de vraag of digitale soevereiniteit het best
wordt bereikt via strenge Europese normen voor gegevensbescherming,
ethiek en veiligheid, of juist via een meer marktgerichte benadering met
minder verplichtingen voor bedrijven.
De sessie concludeerde dat Europa moet streven naar een evenwicht tussen
regulering en innovatie. Digitale soevereiniteit kan alleen duurzaam
zijn als Europa investeert in eigen technologie, een aantrekkelijk
ondernemersklimaat behoudt en tegelijk vasthoudt aan de waarden van
transparantie, privacybescherming en fundamentele rechten.
Overige aandachtspunten n.a.v. de Interparlementaire Conferentie
In de marge van de IPC is gesproken met diverse andere parlementen over het crisismechanisme en vrijwillige crisisprotocollen die kunnen worden ingezet bij uitzonderlijke omstandigheden die de openbare veiligheid of volksgezondheid ernstig bedreigen, zoals pandemieën, cyberaanvallen of grootschalige desinformatiecampagnes. De bevindingen over dit onderwerp zijn getoetst bij Prabhat Agarwal, Directeur Online Platformen bij de Europese Commissie (DG CNECT).
Het crisisresponsmechanisme (artikel 36 DSA) geeft de Europese Commissie de bevoegdheid om in uitzonderlijke situaties aanvullende maatregelen op te leggen aan zeer grote onlineplatforms en zoekmachines (VLOPs/VLOSEs). De Europese Raad voor Digitale Diensten (European Board for Digital Services), waarin ook de ACM zitting heeft, heeft tot nu toe nog geen aanbeveling aan de Europese Commissie gedaan om een crisisprotocol te activeren of op te stellen. De Commissie bevestigde in antwoorden op parlementaire vragen (april 2025) eveneens dat er geen enkele aanbeveling van de European Board for Digital Services is geweest om artikel 36 te activeren. Er bestaat dus nog geen precedent waarin het mechanisme in praktijk is toegepast. De DSA biedt dus weliswaar een krachtig juridisch kader voor crisisinterventie, maar het instrumentarium is nog ongetest.
Naast het verplichte crisismechanisme voorziet artikel 48 van de DSA in vrijwillige crisisprotocollen, die in overleg met de Commissie kunnen worden ontwikkeld. In de praktijk heeft nog geen enkele lidstaat een volledig nationaal crisisprotocol ingevoerd of openbaar gemaakt. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, richten zich op toezichtstructuren en spoedbevoegdheden (zoals voorlopige maatregelen).