Vaststelling AOW-gerechtigde leeftijd, aanvangsleeftijd 2031 en pensioenrichtleeftijd 2027
Verhoging AOW-leeftijd
Brief regering
Nummer: 2025D45782, datum: 2025-11-07, bijgewerkt: 2025-11-07 13:33, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.J. Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit VVD kamerlid)
- Zesde editie van de AOW Monitor 2025
- Beslisnota bij Kamerbrief Vaststelling AOW-gerechtigde leeftijd, aanvangsleeftijd 2031 en pensioenrichtleeftijd 2027
Onderdeel van kamerstukdossier 32163 -62 Verhoging AOW-leeftijd.
Onderdeel van zaak 2025Z19537:
- Indiener: M.L.J. Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Geachte voorzitter,
In de Algemene Ouderdomswet (AOW) is de jaarlijkse vaststelling geregeld van de AOW-gerechtigde leeftijd en de bijbehorende aanvangsleeftijd, de leeftijd waarop de AOW-opbouw begint. Deze zijn sinds 2026 gekoppeld aan prognoses over de ontwikkeling van de levensverwachting en worden vastgesteld aan de hand van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. De AOW-gerechtigde leeftijd wordt telkens vijf jaar van tevoren aangekondigd. Vorig jaar zijn de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd voor 2030 vastgesteld op respectievelijk 67 jaar en drie maanden en 17 jaar en drie maanden.
Met deze brief informeer ik u over de over vaststelling van de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd in 2031. Daarnaast informeer ik u, mede namens de staatsecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, over de pensioenrichtleeftijd in 2027.
CBS-prognose en AOW-gerechtigde leeftijd 2031
De AOW-gerechtigde leeftijd wordt vastgesteld op grond van artikel 7a, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet. Met de formule in dit wetsartikel, de AOW-gerechtigde leeftijd in 2030 en de CBS-prognose over de levensverwachting wordt de AOW-gerechtigde leeftijd in 2031 bepaald. Het CBS heeft de raming van de gemiddelde macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor 2031 en 2037 gepubliceerd. Voor 2031 is dit 21,02 jaar.
De toepassing van de wettelijke formule geeft geen aanpassing van de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd in 2031 ten opzichte van 2030. Dat betekent dat de AOW-gerechtigde leeftijd in 2031 wordt vastgesteld op 67 en drie maanden. De aanvangsleeftijd in 2031 is daarmee 17 en drie maanden. De wettelijk voorgeschreven mededeling wordt in de Staatscourant gepubliceerd. De uitkomst van de wettelijke formule is een licht positief getal. Dit betekent dat de prognose van de resterende levensverwachting voor 65-jarigen in 2031 hoger ligt dan in 2030. De toename is echter beperkt en blijft onder de wettelijke drempel.
Voor de vaststelling van de AOW-gerechtigde leeftijd gebruik ik de meest actuele CBS-cijfers over de levensverwachting.
De CBS-cijfers laten een verder herstel van de levensverwachting zien na de coronapandemie, in lijn met de eerdere verwachtingen. Daarmee komen de vastgestelde AOW-leeftijd en de prognose van de levensverwachting weer overeen. Afgelopen jaren raamde het CBS een lagere resterende levensverwachting voor 65-jarigen, door aanhoudende oversterfte sinds de coronapandemie. Dat impliceerde dat de AOW-gerechtigde leeftijd langer op 67 zou zijn gebleven, wat vragen opriep op over de werking van de systematiek. Het CBS veronderstelt nu dat de tijdelijke effecten van de coronapandemie in de oversterfte zijn uitgewerkt. Wel stijgt de levensverwachting op lange termijn langzamer dan eerder voorzien.
Een toename van de levensverwachting telt voor tweederde mee in een stijging van de AOW-gerechtigde leeftijd, met een maximum van 1 jaar per 5 jaar. De wettelijke formule voorziet in een opwaartse koppeling bij stijging van de resterende levensverwachting op 65-jaar in een jaar. Een eenmaal vastgestelde leeftijd kan later niet meer stijgen of dalen. Dit biedt mensen zekerheid en voorspelbaarheid. Voor een uitgebreide uitleg over de systematiek verwijs ik naar de Kamerbrief van 4 februari 20211.
Pensioenrichtleeftijd 2027
De pensioenrichtleeftijd is op een vergelijkbare wijze gekoppeld aan de levensverwachting. De pensioenrichtleeftijd wordt vastgesteld op grond van artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat luidde op 30 juni 2023, de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen. De pensioenrichtleeftijd wordt bepaald met de prognose van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2037.
In 2027 blijft de pensioenrichtleeftijd ongewijzigd op 68 jaar. Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2023 van de Wet toekomst pensioenen komt de fiscale pensioenrichtleeftijd als zodanig niet meer terug in het fiscale kader. De fiscale pensioenrichtleeftijd blijft nog wel van belang voor het overgangsrecht.
Monitor AOW-gerechtigde leeftijdsverhoging
Het kabinet wil zicht blijven houden op de effecten van de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van artikel 8 Oudedagsvoorziening is daarom aan uw Kamer gemeld dat de monitor AOW-gerechtigde leeftijdsverhoging elk jaar zou worden herhaald.2 Bijgaand ontvangt u de zesde editie van de monitor AOW-gerechtigde leeftijdsverhoging uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek.
De zesde monitor toont opnieuw een consistent beeld. Werknemers werken langer door en gaan later met pensioen. Hun gebruik van de sociale zekerheid neemt toe, omdat uitkeringen door de hogere AOW-gerechtigde leeftijd langer doorlopen en het instroomrisico stijgt met de leeftijd. De monitor toont dat socialezekerheidswetten zoals de WIA of de WW niet gebruikt worden om vervroegd uit te treden. In deze monitor is voor het eerst de Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) meegenomen.
Het SEO stelt dat twee jaar monitoring te kort is om uitspraken te doen over de ontwikkelingen van het gebruik van de RVU-regeling. Het beeld wordt komende jaren duidelijker.
De verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd heeft geen meetbaar effect op de gezondheid van ouderen. Er is een lichte stijging zichtbaar in het aantal gezonde levensjaren. Ook is te zien dat werknemers en werkgevers samen maatregelen nemen om langer doorwerken mogelijk te maken. De scholingsdeelname onder oudere werknemers neemt toe en werkgevers treffen vaker algemene gezondheidsmaatregelen of passen werktijden en takenpakketten aan.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
Mariëlle Paul