[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Europese jaarbegroting 2026 inzet Ecofinbegrotingsraad en de derde aanvullende Europese begroting 2025

Bijlage

Nummer: 2025D45802, datum: 2025-11-07, bijgewerkt: 2025-11-07 12:18, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Europese jaarbegroting 2026, inzet Ecofin- begrotingsraad en de derde aanvullende Europese begroting 2025 (2025D45801)

Preview document (🔗 origineel)


Europese jaarbegroting 2026

Op 4 juni jl. presenteerde de Europese Commissie (hierna: Commissie) het voorstel voor de Europese begroting 2026 (de ontwerpbegroting). Uw Kamer is over dit eerste Commissievoorstel op 2 juli jl. geïnformeerd.1 Op 9 juli hebben de lidstaten overeenstemming bereikt over de Raadspositie.2 Op 6 oktober nam ook het Europees Parlement formeel een positie in.3 Daarmee zijn de uitgangsposities voor de begrotingsonderhandelingen bepaald. Op 8 oktober jl. presenteerde de Commissie AL1 (Amending Letter 1) als update op het voorstel voor de Europese begroting 2026 van juni jl. Het netto-effect is een verlaging van de vastleggingen van 386,1 mln. euro en een verlaging van de betalingen van 1,9 mld. euro ten opzichte van het eerste Commissievoorstel. De betalingen zijn relevant voor de raming van de Nederlandse afdrachten. Hier wordt later in de brief nader op in gegaan. Tabel 1 geeft een overzicht van de aanpassingen uitgesplitst per programma die een effect hebben op de omvang van de Europese jaarbegroting 2026.

Tabel 1: Overzicht wijzigingen AL1 voor Europese jaarbegroting 2026

in miljoenen euro’s, lopende prijzen

  Programma’s Vastl.* Bet.**
H2a: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) -1.300
H2a: Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) -100
H2b: Rentekosten coronaherstelinstrument (EURI-line) -51 -51
H2b: Economische en monetaire unie (EMU-line) 2,3
H3: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) -335,1 -440,1
Totaal wijzigingen AL1 -386,1 -1.888,8

*Vastleggingen

**Betalingen

AL1 bevat enkele aanpassingen aan het voorstel voor de jaarbegroting 2026. Ten eerste bevat AL1 een voorstel om de betalingen voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) met respectievelijk 1,3 mld. euro en 100 mln. euro naar beneden bij te stellen. Dit is het gevolg van aangepaste plannen van de lidstaten op basis van de tussentijdse herziening van het cohesiebeleid. Met de tussentijdse herziening van het cohesiebeleid zijn financiële prikkels geïntroduceerd om herprioritering te stimuleren en de implementatie van de cohesieprogramma’s te versnellen. Uw Kamer is hierover op 9 mei jl. geïnformeerd middels een BNC-fiche.4 De Commissie had een effect van de tussentijdse herziening van het cohesiebeleid op de betalingen voor 2026 geraamd op 4,1 mld. euro. Deze raming lijkt op basis van nieuwe inschattingen van de Commissie te hoog. Het netto-effect wordt nu geraamd op 2,7 mld. euro.

Ten tweede bevat AL1 een neerwaartse bijstelling van 51 mln. euro voor de geraamde rentekosten voor het coronaherstelfonds NextGenerationEU (de zogeheten “EURI-line”). Dit komt met name door minder uitbetalingen van niet-terugbetaalbare steun vanuit NGEU. In totaal bedragen de rentekosten in 2026 naar verwachting circa 8 mld. euro. De rentekosten zijn, net als voorgaande jaren, hoger dan voorzien in de meerjarige programmering. Ten tijde van het opstellen van de raming lag het rentepercentage lager. In 2026 is er daarom sprake van een kostenoverschrijding van 4,2 mld. euro.

In de herziening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2024 is een zogenaamd ‘cascademechanisme’ geïntroduceerd ter dekking van de rentekosten voor NGEU.5 In de Kamerbrief van 2 juli jl. over het voorstel voor de jaarbegroting 2026 wordt het cascademechanisme nader toegelicht.6

De Commissie stelt voor 2026 voor om de kostenoverschrijding voor 50% te dekken uit het Flexibiliteitsinstrument (2 mld. euro) en de marge van heading 2b Veerkracht en waarden (72,8 mln. euro). De Commissie stelt geen dekking vanuit herprioriteringen voor. De overige 50% wordt gedekt door het EURI-instrument, ofwel het opnieuw inzetten van decommiteringen (vervallen verplichtingen).

Ten derde bevat AL1 een neerwaartse bijstelling voor de verwachte uitgaven voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) van 335,1 mln. euro voor de vastleggingen en 440,1 mln. euro voor de betalingen. De Commissie heeft een realistischere raming kunnen opleveren door veranderde marktfactoren. De Commissie stelt tot slot voor de communicatieactiviteiten van Bulgarije in het kader van de toetreding tot de eurozone te co-financieren tot maximaal 50%. Hiervoor is budget gereserveerd binnen de budgetlijn ter bevordering van de Economische en Monetaire Unie (EMU-line). Het voorstel van de Commissie leidt tot een verhoging van de betalingen van 2,3 mln. euro.

Positie Raad van de Europese Unie

Op 9 juli hebben de lidstaten overeenstemming bereikt over de Raadspositie ten opzichte van het Commissievoorstel dat in juni jl. gepresenteerd is.7 Deze bevat dus geen positie ten opzichte van AL1, aangezien die toen nog niet beschikbaar was. AL1 vormt wel de basis voor de onderhandelingen in de Begrotingsraad. De Raadspositie was voldoende in lijn met de Nederlandse uitgangspunten om op basis van die uitkomst in te kunnen stemmen.

De totale omvang van de begroting is in de Raadspositie 186,2 mld. euro in vastleggingen en 186,5 mld. euro in betalingen. Dit is respectievelijk 1,3 miljard euro en 0,7 miljard euro lager dan het eerste Commissievoorstel. De prioriteiten van het eerste Commissievoorstel kwamen grotendeels overeen met de inhoudelijke beleidsdoelstellingen van het kabinet.8 Dit jaar heeft Nederland ook prioriteit gegeven aan het dekken van de gestegen rentekosten voor het coronaherstelfonds NGEU. Nederland heeft zich in de Raad kritisch geuit over het ontbreken van herprioriteringen ter dekking van de kostenoverschrijding in het eerste Commissievoorstel. Nederland kreeg hierbij steun van een groep gelijkgestemde lidstaten. In lijn met de Nederlandse inzet zijn in de Raadspositie wel herprioriteringen opgenomen, waarbij de Nederlandse prioriteiten in de EU-begroting worden gewaarborgd. Daarnaast heeft Nederland zich kritisch geuit over de stijgende administratieve uitgaven en de dekking vanuit de speciale instrumenten. Er moet voldoende ruimte worden behouden in de speciale instrumenten voor het dekken van de rentekosten NGEU en om te kunnen reageren op onvoorziene omstandigheden.

In de Raadspositie stelt de Raad in totaal 1,3 mld. euro aan herprioriteringen voor ten opzichte van het eerste Commissievoorstel. De Raad roept op tot een meer prudente inzet van bestaande middelen, met beperkt gebruik van speciale instrumenten. Het grootste verschil van de Raadspositie ten opzichte van het eerste Commissievoorstel zit in een voorstel tot verlaging van 775 mln. euro van het vastleggingsbudget voor begrotingscategorie 2b Veerkracht en waarden. Dit bevat een verlaging van de rentekosten van NGEU van 303 mln. euro door het gebruik van een, in de ogen van de Raad, realistischere raming. Hierdoor worden de rentekosten voor 2026 geraamd op 7,7 mld. euro met een kostenoverschrijding van 4 mld. euro. Dit wordt voor 50% gedekt via de marge van begrotingscategorie 2b en het Flexibiliteitsinstrument. De Raad stelt een verlaging voor in het gebruik van het Flexibiliteitsinstrument van 623 mln. euro. Hiermee wordt er beperkter gebruik gemaakt van dit speciale instrument ter dekking van de rentekosten, conform de Nederlandse inzet. De overige 50% wordt gedekt door middel van het opnieuw inzetten van decommiteringen. Dit is conform afspraak in de Europese Raad en het akkoord over de jaarbegroting van 2025.

Een andere wijziging ten opzichte van het eerste Commissievoorstel is een verlaging van het vastleggingsbudget voor begrotingscategorie 1 Interne markt, innovatie en digitaal met 488 mln. euro ter dekking van de gestegen rentekosten voor NGEU. Daarnaast heeft Nederland samen met andere lidstaten in de Raad erop gewezen dat herprioriteringen moeten worden doorgevoerd bij de administratieve uitgaven (begrotingscategorie 7) om de kosten onder controle te houden conform motie Van Wijngaarden.9 Uiteindelijk is er op deze begrotingscategorie in de Raadspositie een verlaging van 5 mln. euro doorgevoerd. Doordat het juridisch verplichte kosten betreft is er weinig onderhandelingsruimte. Alles overziend heeft het kabinet besloten in te stemmen met de Raadspositie, gezien de prioriteit van het dekken van de gestegen rentekosten.

Positie Europees Parlement

Het EP stelt een totale omvang van de begroting voor van 193,2 mld. euro in vastleggingen en 192,2 mld. euro in betalingen. Het EP heeft, net als in voorgaande jaren, in zijn positie alle herprioriteringen van 1,3 mld. euro afgewezen die de Raad heeft voorgesteld in de Raadspositie. Het EP benadrukt dat de Unie over voldoende budgettaire middelen moet beschikken om haar beleidsdoelstellingen te realiseren binnen de huidige begrotingskaders. Daarbij wijst het EP op de toenemende onzekerheden als gevolg van geopolitieke spanningen, veiligheidsdreigingen, klimaatverandering en mondiale economische druk.

Het EP stelt dat het dekken van de gestegen rentekosten van NGEU niet ten koste mag gaan van de uitgaven van programma’s binnen de Europese begroting. Het EP is verontrust over het feit dat een deel van de financieringsbehoefte van de rentekosten in 2026 in feite voortvloeit uit de liquiditeitsbeheerkosten van 2025. De liquiditeitsbeheerkosten zijn voor het eerst aanzienlijk gestegen als gevolg van vertragingen bij betalingsverzoeken van de Herstel- en Veerkrachtplannen van de lidstaten. Het gaat om 300 mln. euro voor 2026. Het EP stelt dat deze kosten nooit waren bedoeld om meegerekend te worden binnen de 50%-benchmark van stap 2 het cascademechanisme, zoals overeengekomen bij de herziening van het MFK. Het EP stelt daarom voor dat de kostenoverschrijding volledig gefinancierd dient te worden vanuit het EURI-instrument door het gebruik van decommiteringen.

Het EP stelt daarnaast voor om bepaalde programma’s te intensiveren ten opzichte van het eerste Commissievoorstel. Er wordt een verhoging van de uitgaven in begrotingscategorie 1 Interne markt, innovatie en digitaal voorgesteld van 144 mln. euro voor onder andere Horizon Europe en Connecting Europe Facility (CEF). De begrotingscategorie 2a Cohesie wordt ongewijzigd gelaten, terwijl in categorie 2b een verhoging van de uitgaven van 56,5 mln. euro wordt voorgesteld. Deze middelen zijn bestemd voor onder andere het Union Civil Protection Mechanism, EU4Health en Erasmus+.

Voor begrotingscategorie 3 (Natuurlijke hulpbronnen en milieu) wordt een verhoging van de uitgaven van 93 mln. euro voorgesteld. Deze verhoging zit voornamelijk op het Europees Landbouwgarantiefonds, het LIFE-programma en inkomenssteun voor jonge boeren. Daarnaast wordt in begrotingscategorie 4 (Migratie en grensmanagement) een verhoging van 40 mln. euro voorgesteld voor het Asiel-, Migratie- en Integratiefonds (AMIF) en het Grensbeheer- en Visa-instrument (BMVI).

Begrotingscategorie 5 (Veiligheid en defensie) wordt met 55,1 mln. euro versterkt, met name voor militaire mobiliteit en agentschappen zoals Europol. In begrotingscategorie 6 (Extern beleid) stelt het EP een verhoging voor van 110 mln. euro, met extra middelen voor de zuidelijke nabuurschap, de oostelijke nabuurschap en humanitaire hulp. Voor begrotingscategorie 7 (Administratieve uitgaven) worden de door de Raad voorgestelde herprioriteringen afgewezen en wordt de voorgestelde uitgaven in het eerste Commissievoorstel behouden.

Nederlandse inzet voor de Begrotingsraad

Het kabinet streeft naar een prudente, realistische en moderne Europese begroting. Dit wil zeggen dat er volgens Nederland voldoende flexibele bestedingsruimte moet zijn om in te spelen op onvoorziene omstandigheden en dat rekening gehouden moet worden met de absorptiecapaciteit van de verschillende programma’s op de Europese begroting. Daarnaast hecht het kabinet aan samenwerking met gelijkgestemde lidstaten.

Voor de begroting van 2026 geeft het kabinet in de onderhandelingen prioriteit aan het dekken van de gestegen rentekosten voor NGEU in de context van het EURI-cascademechanisme. Nederland streeft naar financiering van de kostenoverschrijding met ten minste 50% via herprioriteringen en/of speciale instrumenten, conform de gemaakte afspraken over het cascademechanisme. Deze afspraak is in lijn met de conclusies van de Europese Raad over de MFK-herziening van 2024 en is vorig jaar in het akkoord bij de begroting voor 2025 bevestigd door de Raad en het Europees Parlement.10

Hierbij moet volgens Nederland ook worden gekeken naar dekking vanuit herprioriteringen. Het is namelijk van belang de inzet van de speciale instrumenten zoveel als mogelijk te beperken, om ruimte te houden voor onvoorziene uitgaven. De rentekosten zijn naar verwachting in 2027 namelijk hoger dan in 2026. Het beperken van de inzet van de speciale instrumenten betekent dat er voor 2027 meer middelen beschikbaar zijn om de kostenoverschrijding te dekken, aangezien deze middelen kunnen worden overgeheveld naar het jaar erop.

Voor wat betreft de positie van het EP vindt het kabinet het problematisch dat het EP voorstelt 100% van de kostenoverschrijding te dekken via het EURI-instrument door het opnieuw inzetten van decommiteringen. Hiermee wordt de afspraak dat de kostenoverschrijding met minimaal 50% moet worden gedekt uit herprioriteringen en/of speciale instrumenten niet nageleefd. Volgens het kabinet is deze afspraak leidend. Nederland zal zich, samen met gelijkgestemde lidstaten, inzetten op de naleving van deze afspraak en op het zoveel mogelijk beperken van de inzet van de speciale instrumenten.

Nederland zal compromisvoorstellen beoordelen op basis van prioriteiten als defensie en veiligheid, migratie, onderzoek en innovatie en de groene en digitale transitie. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat op deze onderwerpen niet verder bezuinigd wordt.

Het kabinet is bovendien kritisch ten aanzien van de voorgestelde stijging van de administratieve uitgaven en het inzetten van speciale instrumenten hiervoor. De inzet van speciale instrumenten biedt geen structurele oplossing voor de structurele stijging van de administratieve lasten.

Gevolgen voor de Nederlandse afdrachten

Zoals toegelicht in de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken, artikel 3.1, is de raming van de Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting normaliter gebaseerd op de omvang van het jaarlijkse betalingenplafond uit het MFK plus de maximale inzet van speciale instrumenten die boven dit plafond worden gefinancierd.

Het betalingenniveau lag in het Commissievoorstel voor de Europese jaarbegroting 2026 aanzienlijk onder het maximaal jaarlijkse betalingenplafond, zoals vastgelegd in het MFK.11 Vanwege dit lage betalingenniveau is, net als in 2025, gekozen om af te wijken van de gebruikelijke ramingssystematiek. Dit zou immers kunnen leiden tot onderuitputting op de Rijksbegroting eind volgend jaar. Hierbij is gekozen om te ramen op basis van het voorgestelde betalingenniveau zoals door de Commissie voorgesteld in het eerste Commissievoorstel (192,2 mld. euro). Daarbij is gekozen om een marge van 7 mld. euro aan te houden. Op basis van ervaringen uit het verleden is de verwachting dat deze marge voldoende zal zijn om eventuele stijgingen in het uitgavenniveau op te vangen.

Zoals eerder genoemd is het netto-effect van AL1 een verlaging van de betalingen van 1,9 mld. euro. Dit betekent dat de marge in onze raming voor 2026 stijgt naar 8,9 mld. euro. Ik zal uw Kamer zoals gebruikelijk per brief informeren over Europese aanvullende begrotingen en wijzigingen in de raming van de Nederlandse afdrachten als gevolg hiervan. Bij de Voorjaarsnota 2026 kan worden bezien of de raming moet worden bijgesteld.

Vervolgproces

De Raad en het EP hebben eerder hun posities vastgesteld en dienen, zoals voorgeschreven in artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), overeenstemming te bereiken tijdens de conciliatieprocedure. De Raad stemt hierbij met een gekwalificeerde meerderheid en het EP met een gewone meerderheid over de Europese begroting 2026. Naar verwachting bereiken de Raad en het EP tijdens de Ecofin-Begrotingsraad van 14 november een akkoord. Indien onverhoopt niet voor het einde van de conciliatieperiode een akkoord wordt bereikt, moet de Commissie een aangepast begrotingsvoorstel presenteren om een compromis mogelijk te maken. Uw Kamer zal middels een brief geïnformeerd worden over de uitkomst van de Begrotingsraad.

Derde aanvullende Europese begroting 2025

Op 3 oktober jl. publiceerde de Commissie de derde aanvullende Europese begroting van 2025 (DAB3). DAB3 is de laatste aanvullende Europese begroting van 2025, met daarin zowel een actualisatie van de uitgaven- als de inkomstenkant van de begroting. Dit betreft een jaarlijks terugkerende exercitie. In DAB3 is sprake van een daling van 123,7 mln. euro aan vastleggingen. De betalingen stijgen met circa 2,5 mld. euro. Zie tabel 2 voor een overzicht van de wijzigingen voor de vastleggingen en betalingen als gevolg van DAB3. Daar tegenover staat dat er 1,2 mld. euro hogere inkomsten zijn door definitieve boetes en strafbetalingen. Daarnaast stijgen de inkomsten vanuit de invoerrechten met 1,3 mld. euro.

Tabel 2: Overzicht wijzigingen voor de vastleggingen en betalingen n.a.v DAB3 voor Europese jaarbegroting 2025 (in miljoenen euro’s, lopende prijzen)
  Programma’s Vastl.* Bet.**
H2a: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) 2.000
H2a: Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) 700
H2b: Het instrument voor technische ondersteuning (TSI) -5
H3: Duurzame Partnerschapsovereenkomsten voor Visserij (SFPAs -39,9 -22,4
H4: Grensbeheer- en Visa-instrument (BMVI) 357
H4: Financiële steun voor douanecontroleapparatuur (CCEI) -78 -47,9
H6: Oekraïne-faciliteit -469
Gedecentraliseerde agentschappen -0,8 -0,8
Totaal -123,7 2.517

*Vastleggingen

**Betalingen

Het totaal aan verhoogde budgetten voor vastleggingen en betalingen is de uitkomst van de Global Transfer, die de Commissie op 3 oktober heeft ingediend. Met de Global Transfer beoogt de Commissie een herverdeling tussen budgetten, waarbij middelen worden verplaatst van budgetten met onderuitputting naar budgetten waar overschrijding te zien is. Dit gebeurt binnen de MFK-uitgavenplafonds. Per saldo bleek er onvoldoende budget te zijn om de verwachte vastleggings- en betalingsbehoeften tot het einde van het jaar te dekken.

De Commissie geeft aan dat het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) opgehoogd dienen te worden met respectievelijk 2 mld. euro en 0,7 mld. euro in 2025. Dit als gevolg van de versnelde implementatie van cohesieprogramma’s. Deze versnelling volgt na achterblijvende betalingen in de afgelopen jaren. Het is gebruikelijk dat de betalingen voor het cohesiebeleid in de tweede helft van het MFK oplopen. Daarnaast hebben lidstaten meer financieringsaanvragen ingediend ter bevordering van de prioriteiten van de Strategic Technologies for Europe Platform (STEP) dan eerder verwacht. Er zijn tot september 2025 11,7 mld. euro aan cohesiemiddelen toegewezen aan STEP-prioriteiten.

Daarnaast worden de uitgaven voor de Duurzame Visserijpartnerschapsovereenkomsten (SFPAs) aangepast. De Commissie sluit en implementeert bilaterale SFPAs tussen de Europese Unie en derde partnerlanden. Tijdens de opstelling voor de Europese begroting 2025 waren er nog onderhandelingen gaande over verschillende SFPAs. Inmiddels zijn de meeste onderhandelingen afgerond en is het opgenomen budget voor 2025 in de vorm van reserves niet meer nodig. De uitgaven voor SFPAs worden naar beneden bijgesteld met 40 mln. euro in vastleggingen en 22,3 mln. euro in betalingen.

Een andere substantiële aanpassing in DAB3 is een ophoging van de uitgaven van het Grensbeheer- en Visa-instrument (BMVI) opgehoogd met 357 mln. euro. Ook hierbij is er sprake van een versnelling in betalingen na achterblijvende betalingen in de afgelopen jaren.

De uitgaven voor het instrument voor financiële steun voor douanecontroleapparatuur (CCEI) zijn naar beneden bijgesteld door vertraging in de implementatie in de lidstaten. Dit instrument moet ervoor zorgen dat de douaneautoriteiten aan de buitengrenzen van de EU goed uitgerust zijn. Het betreft een verlaging van de vastleggingen van 78 mln. euro en een verlaging van de betalingen van 47,9 mln. euro.

In DAB3 wordt ook het betalingsritme van de Oekraïne-faciliteit aangepast. Het initiële betalingsritme was gebaseerd op een reeks aannames, waaronder de uitvoering van hervormingen in het kader van het Oekraïneplan. De Commissie verwacht dat aan het eind van 2025 niet alle beschikbare betalingskredieten zullen zijn benut. De betalingen voor 2025 worden met 469 mln. euro naar beneden bijgesteld en doorgeschoven naar 2027. Het gevolg van deze verschuiving voor de Nederlandse begroting wordt onderdeel van de Voorjaarsbesluitvorming.

Daarnaast zijn er aanpassingen doorgevoerd in verschillende gedecentraliseerde agentschappen. De vastleggingen en betalingen worden met 763 mln. euro naar beneden bijgesteld. Als laatste is het instrument voor technische ondersteuning (TSI) naar beneden bijgesteld met 5 mln. euro. Dit is een instrument waarmee lidstaten ondersteuning kunnen aanvragen bij de Commissie bij het implementeren van hervormingen vanuit o.a. het Europees Semester en de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit.

Verder presenteert de Commissie in DAB3 een stijging van inkomsten uit boetes en strafbetalingen die tot 30 september 2025 zijn betaald aan de EU. Deze stijging van 1,2 mld. euro is grotendeels toe te schrijven aan boetes die zijn opgelegd in het kader van de handhaving van mededingingsregels (654,3 mln. euro). Ook liggen de invoerrechten hoger dan eerder door de Commissie geraamd. De ontvangsten uit de invoerrechten stijgen met 1,3 mld. euro. Het netto-effect van DAB3 is een stijging van de bni-afdracht op EU-niveau van 31,9 mln. euro.

Gevolgen voor de Nederlandse afdrachten

Het netto-effect van DAB3 is een stijging van circa 2 miljoen euro van de raming van de Nederlandse EU-afdrachten in 2025. De verhoogde uitgaven hebben een opwaarts effect op de raming van de Nederlandse bni-afdracht van circa 160 mln. euro. De verhoogde inkomsten vanuit boete-inkomsten en invoerrechten hebben een neerwaarts effect op de raming van de bni-afdracht van circa 158 mln. euro. De budgettaire verwerking van het netto-effect van DAB3 op de raming van de Nederlandse EU-afdrachten zal zichtbaar zijn bij de 2e suppletoire begroting van 2025 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Proces en krachtenveld

De behandeling van DAB3 in Coreper vindt plaats op 12 november a.s. De Raad besluit met een gekwalificeerde meerderheid. Het kabinet is voornemens om in te stemmen met deze aanvullende begroting. De verwachting is dat alle lidstaten zullen instemmen.


  1. Kamerstuk 21 501-03, nr. 193↩︎

  2. Comité van permanente vertegenwoordigers van de lidstaten bij de EU, verantwoordelijk voor de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad van de Europese Unie.↩︎

  3. REPORT on the Council position on the draft general budget of the European Union for the financial year 2026 | A10-0192/2025 | European Parliament↩︎

  4. Kamerstuk 22 112, nr. 4053↩︎

  5. https://eur-lex.europa.eu/eli/reg/2024/765/oj/eng↩︎

  6. Kamerstuk 21 501-03, nr. 193↩︎

  7. Comité van permanente vertegenwoordigers van de lidstaten bij de EU, verantwoordelijk voor de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad van de Europese Unie.↩︎

  8. Kamerstuk 21 501-03, nr. 193↩︎

  9. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2544↩︎

  10. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=OJ:C_202501815↩︎

  11. Kamerstuk 21 501-03, nr. 193↩︎