Voortgang programma Ruimte voor Economie
Brief regering
Nummer: 2025D46781, datum: 2025-11-17, bijgewerkt: 2025-11-17 13:51, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Ruimtelijke opgaven campussen
- Verkenning Financieel-economische omgang met bedrijvigheid in grootschalige woningbouwgebieden
- Financieel-economische omgang met bedrijvigheid in grootschalige woningbouwgebieden (Bijlagen)
- Beslisnota bij Voortgang programma Ruimte voor Economie
Onderdeel van zaak 2025Z19937:
- Indiener: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Hierbij bied ik u de tweede voortgangsbrief van het nationaal programma Ruimte voor Economie1 aan. Met deze voortgangsbrief informeer ik u over de stand van zaken over de ontwikkelingen en diverse maatregelen van dit programma. Specifiek zal ik ingaan op de mogelijk aanpassing van de Wet Bedrijveninvesteringszone (Wet BIZ), conform de toezegging van mijn voorganger in het commissiedebat Midden- en kleinbedrijf op 20 maart 20252. Daarnaast ga ik in op de concrete acties en interbestuurlijke samenwerking voortgekomen uit het nationaal programma en de ruimtelijk economische visie (REV) 3. Verder schets ik de onderzoeken die onderbouwing bieden voor de REV en de relatie met de Ontwerp-Nota Ruimte4.
Ruimte voor ondernemen belangrijke basis
Een aantrekkelijk ondernemingsklimaat vraagt om voldoende plek om te werken, te innoveren en te groeien - op bedrijventerreinen, in havens, industriegebieden en op campussen. Het benutten van deze ruimte is een integrale opgave: we moeten economische ontwikkeling, de diverse ruimtevragers en onze leefomgeving in balans brengen.
Om in Nederland een goed ondernemingsklimaat te garanderen, is ruimte een belangrijke pijler. Sterker nog: zonder ruimte stokt de economische dynamiek, kunnen we onze maatschappelijke opgaven niet aan en zijn we niet voldoende bestand tegen uitdagingen die geopolitiek gezien op ons afkomen. De uitdagingen van onze leefomgeving hebben steeds meer impact op het bedrijfsleven. Of het nu gaat om stikstof, netcongestie, water, milieuruimte en de fysieke ruimte voor bedrijven. We zien dat de druk op ruimte toeneemt. Door grote vraagstukken, zoals onder andere woningbouw en energietransitie, kunnen bedrijven nog verder in de knel komen en ontbreekt het aan zekerheid om te investeren in (duurzame) economische activiteiten en productiviteit.
Verlies van elke hectare aan bedrijvigheid is er één teveel. Momenteel verdwijnen er nog steeds bedrijventerreinen, terwijl de vraag naar ruimte voor economische activiteiten juist groeit. Het ruimtegebruik beweegt immers mee met de bevolkingsgroei en autonome ontwikkelingen van de Nederlandse economie en faciliteert het bijbehorende voorzieningenniveau, waaronder, winkels en energie-infrastructuur. Op basis van prognoses over de vraag naar ruimte voor reguliere bedrijventerreinen zou het huidige areaal moeten toenemen met in ieder geval zo’n 6 tot 13,5%. Gelijktijdig droogt het beschikbare aanbod voor economie volledig op: in 8 van de 12 provincies is de ruimte voor bedrijven in 2030 zo goed als uitverkocht5. Groei van de ruimte voor economie is nodig om onze sociale en economische stabiliteit te waarborgen en weerbaar te blijven.
Acties
Samen met ondernemers, medeoverheden en maatschappelijke partners bouwen we aan een Nederland waar wonen, werken en leven hand in hand gaan. Met het programma Ruimte voor de Economie en de REV richt het kabinet zich op het zorgvuldig omgaan met de ruimte voor economie en het behoud van vitale bedrijvigheid op bedrijventerreinen. Om dit te bereiken zijn er in het kader van het nationaal programma verschillende acties uitgezet:
Pilot Meerjarenprogramma Bovenregionale Samenwerking Techbrandpunten
De deeptechsector behoort tot de meest innovatieve en snelgroeiende sectoren van Nederland en vormt een cruciale pijler onder onze economie. Bedrijven die actief zijn op het snijvlak van technologische ontwikkeling en industriële toepassing worden gezien als strategisch belangrijk. Om te zorgen dat innovatieve (deep)tech-bedrijven hun groeiambities binnen Nederland kunnen realiseren, is de pilot: ‘Meerjarenprogramma bovenregionale samenwerking technologiebrand-punten’ opgestart. Dit vierjarige programma biedt bedrijven, die in hun eigen regio niet verder kunnen groeien, de mogelijkheid om elders in Nederland een passende vestigingsplek te vinden. Hierbij wordt de dienstverlening die de NFIA nu biedt aan buitenlandse bedrijven, ook toegepast op Nederlandse bedrijven. De NFIA werkt hier samen met de ROM’s in een taskforce om deze bovenregionale samenwerking vorm te geven. De bestaande systemen en structuren worden hiervoor op een nieuwe manier ingezet. De taskforce is recentelijk van start gegaan en de eerste resultaten worden in de loop van 2026 verwacht.
Praktijkuitwisseling tussen gemeenten: Community of Practice
Volgens het principe van de omgevingswet geldt ‘decentraal, tenzij’. Gemeenten spelen daarmee een nadrukkelijke rol het ruimtelijk-economisch beleid. Met de invoering van de Omgevingswet krijgen zij tot 1 januari 2032 de tijd om hun bestemmingsplannen en andere regels over de fysieke leefomgeving om te zetten naar één integraal omgevingsplan.
De handreiking ‘Ruimte voor economie’6 ondersteunt gemeenten en provincies bij het inzetten van het instrumentarium van de Omgevingswet voor economische opgaven. Voor een praktische doorvertaling naar gemeentelijk en regionaal beleid ontbreekt het nog aan concrete praktijkervaring. Tot op heden is er beperkt aandacht geweest voor het ontwikkelen van een ‘omgevingsprogramma werken’, terwijl dit een waardevol instrument kan zijn binnen de nieuwe wet. Om deze praktijkervaring op te bouwen en te delen, start een ‘Community of Practice’. Hierin wisselen minimaal vijf gemeenten verspreid over Nederland gedurende een jaar kennis en ervaringen uit over de ontwikkeling van een omgevingsprogramma ’ruimte voor economie’. De ervaringen en lessen uit deze ‘Community of Practice’ zullen worden gebundeld in een ervaringsnotitie, die als inspiratie en leidraad kan dienen voor andere gemeenten en regio’s
Beter benutten: pilots toekomstbestendige bedrijventerreinen
Om economische veerkracht te behouden in een tijd van transities en schaarse ruimte, is het van belang voldoende ruimte te bieden aan diverse en productieve bedrijven en sectoren. Het beter benutten van bedrijventerreinen is een complexe uitdaging, maar juist daarin ligt de sleutel voor efficiëntere inzet van werklocaties voor maatschappelijke opgaven. Omgekeerd bieden maatschappelijke opgaven ook kansen om bedrijventerreinen beter te benutten. Dit vraagt om een gezamenlijk inzet en dus investeringen van overheid en bedrijfsleven. Om te experimenteren met een integrale aanpak, waar een ondernemersgerichte aanpak zorgt voor koppelkansen op maatschappelijke thema’s, faciliteert het Rijk één pilot per provincie. In een constructieve samenwerking kunnen we met provincies in 2026 aan de slag met de eerste pilotbedrijventerreinen. Daarvoor is dit najaar via een decentralisatie-uitkering de eerste uitkering aan die provincies gedaan. Dit bouwt voort op de eerdere startsubsidie toekomstbestendige bedrijventerreinen, die via de zogenoemde CDOKE regeling (= Capaciteit Decentrale Overheden voor Klimaat- en Energiebeleid) in 2024 is verstrekt7.
Een integrale aanpak richting bedrijventerreinen vraagt om actie op Rijksniveau. Daarom wordt sinds het uitbrengen van het RLi-advies ‘Samen werken aan duurzame bedrijventerreinen’ afstemming gevonden met andere departementen die voor diverse opgaven ondernemers op bedrijventerreinen bereiken. Met I&W, VRO, LVVN en KGG werkt EZ aan een integrale aanpak. Hoewel dit nog in de kinderschoenen staat is het mooi om te vermelden dat het Programma Verduurzaming Bedrijventerreinen (opdrachtgever VRO) nu ook kennispartner is voor Duurzame Mobiliteit van het ministerie van I&W. Een efficiënt instrument voor meerdere doelen die dezelfde doelgroep hebben. Ook voor het stimuleringsprogramma energiehubs wordt naar eenzelfde constructie gekeken.
Voortgang Wet op de bedrijveninvesteringszones (BIZ)
Sinds de invoering van de BIZ in 2015 (de experimenten wet startte in 2011) hebben ondernemers de mogelijkheid om gezamenlijk te investeren in de verbetering van de directe bedrijfsomgeving. De wet maakt het mogelijk om, met instemming van een meerderheid van de ondernemers, via een gemeentelijke verordening een belasting op te leggen waarmee gewerkt kan worden aan veiligheid, uitstraling en economische vitaliteit in winkelgebieden en op bedrijventerreinen. De BIZ is uitgegroeid tot een effectief instrument voor publiek-private samenwerking.
Uit de praktijk blijkt echter dat het opstarten, verlengen en uitvoeren van een BIZ vaak als complex, administratief en tijdrovend wordt ervaren. Vanwege de beperkte looptijd en strikte draagvlakeisen is de huidige Wet BIZ voor veel ondernemers te bezwarend. Het opstarten of verlengen van een BIZ vereist een uitgebreide formele procedure, inclusief draagvlakmeting, stemronde en gemeentelijke besluitvorming. Dit vraagt veel voorbereidingstijd, afstemming met ondernemers en intensief contact met de gemeente. Vooral op bedrijventerreinen waar de organisatiegraad laag is, ontbreekt vaak de structuur om dit goed te organiseren. Hierdoor wordt er op bedrijventerreinen momenteel nauwelijks gebruikgemaakt van de BIZ; slechts 20% van de terreinen is georganiseerd, en slechts 3,4% maakt daadwerkelijk gebruik van een BIZ8.
Tegelijkertijd spelen bedrijventerreinen een belangrijke rol in het realiseren van grote maatschappelijke opgaven, zoals de energietransitie, de circulaire economie en digitalisering. Deze opgaven vragen om collectieve investeringen en afstemming tussen bedrijven en overheden. De BIZ biedt hiervoor juist grote kansen. Diverse belangenorganisaties, waaronder VNO-NCW en INretail en meerdere grote gemeenten, hebben daarom aangedrongen op verbetering van de wet.
Om beter aan te sluiten bij de praktijk, wordt nu onder meer onderzocht of de maximale looptijd van een BIZ kan worden verlengd van vijf naar tien jaar. Dit biedt ruimte voor langjarige investeringen en vermindert de administratieve lasten voor ondernemers en gemeenten. Daarnaast wordt bekeken of een BIZ zonder nieuwe draagvlakmeting kan worden voortgezet, zolang de BIZ ongewijzigd blijft. Bij meer dan 20% bezwaar blijft een tussentijdse draagvlakmeting mogelijk, zoals ook nu al in de wet is opgenomen. Ook worden enkele technische verbeteringen voorgesteld.
De verkenning naar mogelijkheden om de administratieve lasten van de wet te verlagen loopt. Ik streef ernaar in het eerste kwartaal van 2026 de internetconsultatie te starten. Daarnaast start ik het tweede kwartaal, samen met gemeenten, provincies en VNO-NCW, een communicatiecampagne om de bekendheid van de BIZ te vergroten. Zo informeren we ondernemers en gemeenten beter over de mogelijkheden van dit instrument en de lessen uit bestaande BIZ-en. Daarbij betrekken we ook kennis en expertise over andere instrumenten die op lokaal niveau kunnen worden ingezet, zoals het instrument van het Ondernemersfonds (voorbeeld Leiden, Utrecht e.a.).
Ook het Rijk zelf speelt hierin een rol. Tijdens het Commissiedebat Midden- en kleinbedrijf op 20 maart 2025 kwam de vraag op of het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) bereid is deel te nemen aan een nieuw op te richten BIZ in Rijkswijk. Inmiddels is duidelijk dat het RVB positief heeft gereageerd op deelname aan een BIZ op deze locatie. Daarmee benadrukt ook het RVB het publieke belang dat een BIZ kan dienen aan een veilige, schone en duurzame werkomgeving.
Tot slot, goed om te vermelden is dat de BIZ niet het enige instrument is voor collectieve investeringen op bedrijventerreinen. Ook het ondernemersfonds is een bewezen middel, daarbij is de mate van samenwerking tussen ondernemers (organisatiegraad) van net zo groot belang als bij een BIZ is. Het eerdergenoemde Programma Verduurzaming Bedrijventerreinen maakt daar in alle 12 provincies werk van en de jaarlijkse monitor van de SPUK bedrijfsmatig vastgoed (VRO) laat een behoorlijke stijging zien van het aantal ‘georganiseerde’ bedrijventerreinen.
Een dynamische en diverse economie als fundament voor de toekomst
Ruimtelijke Economische Visie als basis voor Ontwerp-Nota Ruimte
Met de REV, die uw Kamer in juni heeft ontvangen, richt het kabinet zich op het bieden van voldoende ruimte voor een dynamische en weerbare economie. Dit doen we door de ruimtelijke randvoorwaarden te borgen waarbinnen de economie zich kan ontwikkelen. We koesteren bedrijventerreinen en hebben extra aandacht voor bedrijventerreinen met unieke kenmerken, zoals milieuzonering, grootschalig en water- en kade gebonden terreinen en terreinen met een goede multimodale bereikbaarheid. Hierbij kiezen we voor het verduurzamen van bedrijventerreinen en beter benutten van de bestaande (milieu)ruimte.
Deze uitgangspunten zijn overgenomen in de Ontwerp-Nota Ruimte. Daarmee is het belang van de ruimtelijk economische opgave nadrukkelijker onderdeel geworden van de integrale ruimtelijke afweging. Met de Ontwerp-Nota Ruimte zijn expliciete keuzes opgenomen om ruimte voor economie, inclusief de energie intensieve industrie, beter te beschermen, te benutten, te compenseren en strategisch uit te breiden. Daarnaast is er oog voor regionale verschillen en aandacht voor een sterkere samenhang tussen woningbouw, werken en bereikbaarheid. Tot slot is het in de context van lokale gebiedsontwikkeling nodig om zorgvuldig om te gaan met ruimte voor economie en moet vitale bedrijvigheid op bedrijventerreinen behouden blijven.
Gezamenlijk sturen op ruimte
Interbestuurlijke samenwerking: Bestuurlijk Overleg Economie, Regio en Ruimte
In het najaar van 2024 is een bestuurlijke werkconferentie georganiseerd9. Daar werd de urgentie voor het thema Ruimte voor Economie door alle belanghebbenden onderschreven en is besloten om een gestructureerde aanpak van (interbestuurlijke) samenwerking via een bestuurlijk overleg Economie, Regio en Ruimte en een uitvoeringsagenda vast te leggen. Op 8 mei vond daarom het eerste Bestuurlijk Overleg Economie, Regio en Ruimte plaats. Daar zijn onder andere de sturingsprincipes van de REV vastgesteld en is afspraak gemaakt om de pilots toekomstbestendige bedrijventerreinen via een zogenoemde decentralisatie uitkering uit te voeren. Verder is er afgesproken dat met alle deelnemende partijen wordt samengewerkt aan de uitwerking van een gezamenlijke uitvoeringsagenda ‘Ruimte voor Economie’. Het bestuurlijk overleg zal halfjaarlijks worden georganiseerd.
Uitvoeringsagenda Ruimte voor Economie
De uitvoeringsagenda Ruimte voor Economie wordt ingezet als hulpmiddel en richtlijn om de gezamenlijke opgaven integraal en interbestuurlijk tot uitvoering te brengen. Doelstellingen worden vertaald in acties, maatregelen, aanvullend instrumentarium (indien nodig) en bestuurlijke afspraken. Met aandacht voor rollen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Deze agenda wordt gezamenlijk uitgewerkt door EZ en decentrale overheden, met betrokkenheid van I&W, KGG, VRO en VNO-NCW/ MKB-Nederland. En uiteraard in goede aansluiting op en afstemming met lopende trajecten en bestaande bestuurlijke overleggen.
Ruimtelijke opgaven in beeld
Campusonderzoek: campussen prominente plek in omgevingsbeleid Rijk
Campussen zijn belangrijke plekken voor het verdienvermogen van Nederland. Het zijn locaties met hoogwaardige vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve bedrijvigheid en toonaangevende kennisinstellingen. Bovendien bieden campussen verschillende typen ontmoetingsplekken, gericht op het stimuleren van open innovatie. Dit bevordert snelle kennisdeling tussen verschillende partijen en daarmee de valorisatie van kennis.
Het campusonderzoek ’Ruimtelijke opgaven campussen’ in opdracht van EZ uitgevoerd door TwynstraGudde biedt inzicht in de ruimtelijke opgaven die spelen bij Nederlandse campussen. Dit is een vervolg op de kwantitatieve actualisatie van de periodieke campusinventarisatie10 die in 2023 heeft plaatsgevonden en naar uw Kamer is gezonden.
Uit het onderzoek blijkt dat op de negentien onderzochte campussen strategisch met de schaarse ruimte wordt omgaan. Naast voldoende fysieke ruimte zijn ook randvoorwaarden zoals netcapaciteit en bereikbaarheid van groot belang evenals meer mogelijkheden voor publiek-private samenwerking en financiering wat betreft startuphuisvesting en gedeelde onderzoeksfaciliteiten.
Het onderzoek heeft ertoe geleid dat in de Ontwerp-Nota Ruimte campussen zijn aangemerkt als belangrijke brandpunten in onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Alle campussen - zowel de volwassen campussen als die in de groeifase of ontwikkelfase - zullen hierdoor een prominente plek krijgen in het omgevingsbeleid van het Rijk.
Goede woon-werkbalans bij (grootschalige) woningbouwontwikkelingen
Er is terecht veel aandacht voor het bouwen van (betaalbare) woningen, maar de samenhang met werk blijft een belangrijk punt. Een integrale aanpak van wonen, werken en bereikbaarheid leidt tot completere steden, snellere realisatie van woningbouw en een kortere pendel van wonen naar werken en daardoor efficiëntere benutting van de mobiliteitsinfrastructuur, waaronder het openbaar vervoer.
In veel steden vindt een transformatie plaats van werklocaties naar gemengde woon-werkgebieden. Dit proces is complex en kapitaalintensief, omdat er in veel gevallen economisch gezien vitale en/of kritische bedrijven verplaatst moeten worden. In veel regio’s is er bovendien een groot tekort aan (direct) geschikte alternatieve ruimte voor deze bedrijven in de nabije omgeving.
Zoals eerder aangegeven zet het kabinet met de REV en de Ontwerp-Nota Ruimte daarom in op het beter beschermen en beter benutten van deze bedrijfslocaties. Om te voorkomen dat woningbouw ten koste gaat van bestaande vitale werkgelegenheid is in opdracht van EZ en in samenwerking met VRO en I&W de verkenning ‘Financieel-economische omgang met bedrijvigheid in grootschalige woningbouwgebieden’ door Rebel en Fakton uitgevoerd. Dit onderzoek heeft als doel om een goede balans te vinden tussen het behouden van (betaalbare) bedrijfsruimte en het realiseren van urgente woningbouwopgaven. Het verplaatsen van bedrijven brengt substantiële (maatschappelijke) kosten met zich mee. Om te kunnen bepalen of het beschikbaar stellen van onder andere Rijkssubsidies economisch en maatschappelijk verantwoord is, wordt in dit onderzoek een doelmatigheidstoets geïntroduceerd. Hierbij wordt de betreffende verplaatsing beoordeeld op de prijs per m2 kavel, waarbij een bandbreedte van €1.300-1.400 aan maximale kosten wordt gehanteerd. In het afweegkader voor de grootschalige woningbouwgebieden is dit najaar al gebruikgemaakt van deze toets. Daarnaast moet worden beoordeeld of er (voldoende) compensatieruimte beschikbaar is gesteld om bedrijven een geschikt alternatief te kunnen bieden. Deze toets versterkt de bescherming van bedrijfslocaties en waarborgt zo de ruimte voor onze economie.
Onderzoek ‘Ruimte voor circulaire economie op bedrijventerreinen11’
De transitie naar circulaire economie leidt tot een toenemende ruimte vraag op bedrijventerreinen. Onderzoek van STEC Groep en CE Delft, in opdracht van EZ en I&W, laat zien dat deze ruimtevraag komende decennia sterkt groeit, terwijl aanbod van geschikte locaties beperkt blijft. Vooral kade-en watergebonden terreinen en locaties met een hoge milieu categorie zijn schaars. Het onderzoek onderschrijft daarmee eerdergenoemde urgentie om bestaande bedrijventerreinen te beschermen en beter te benutten en tegelijk tijdig te investeren in nieuwe locaties vanwege de lange planprocedures.
Economische perspectief op ‘clusteren’ van grootschalige bedrijvigheid
In de landelijke beleidslijn ‘Grip op grootschalige bedrijfsvestigingen12’ (Grip) hebben het Rijk en de provincies eind 2023 afspraken gemaakt over sturing op grootschalige bedrijfsvestigingen, met aandacht voor de balans tussen de economische en maatschappelijke waarde van deze vestigingen en het ruimtebeslag, de ruimtelijke kwaliteit en effecten op de leefomgeving. Ter verdieping heeft EZ, samen met VRO en I&W, Buck Consultants International onderzoek laten doen naar het economisch perspectief op clustering van grootschalige bedrijvigheid13. Dit onderzoek benadrukt het belang van grootschalige vestigen voor de Nederlandse economie en het functioneren van regionale ecosystemen. Tegelijk waarschuwt het onderzoek dat te vergaande, centraal opgelegde clustering kan leiden tot economische inefficiënties. Regionale verschillen en bestaande economische netwerken moeten daarom leidend zijn bij de locatiekeuzes en programmering van grootschalige bedrijvigheid.
Tot slot
Nu de REV is doorvertaald in de Ontwerp-Nota Ruimte, wordt er nu onder leiding van EZ gewerkt aan een interbestuurlijke uitvoeringsagenda ‘Ruimte voor Economie’. Deze is van de overheden die samen verantwoordelijk zijn voor die ruimtelijk economische inrichting van Nederland. De Rijksinzet in die uitvoeringsagenda vormt de actualisatie van het Nationaal Programma Ruimte voor Economie.
Het streven is om in het najaar 2026 het programma ruimte voor economie 2.0 aan uw Kamer te presenteren.
Vincent Karremans
Minister van Economische Zaken
Kamerstuk 34682, nr. 178↩︎
Kamerstuk 32637-691, toezegging aan Kamerlid Kisteman↩︎
Kamerstuk 34682, nr. 229↩︎
Kamerstuk 29435, nr. 269↩︎
Kamerstuk 34682, nr. 229↩︎
Kamerstuk 34682, nr. 209↩︎
Staatscourant 2024, 33191↩︎
Kamerstuk 32637, nr. 633↩︎
Kamerstuk 34682 nr. 209↩︎
Kamerstuk 33009, nr. 143↩︎
Kamerstuk 32852, nr. 381↩︎
Kamerstuk 34682, nr. 182↩︎
Kamerstuk 34682, nr. 229↩︎