Pakket Belastingplan 2026 (eerste termijn Kamer) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D46917, datum: 2025-11-17, bijgewerkt: 2025-11-18 10:04, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-11-17 11:00: Pakket Belastingplan 2026 (eerste termijn Kamer) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Pakket Belastingplan 2026 (eerste termijn Kamer)
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Financiën heeft op 17 november 2025 overleg gevoerd met de heer Heijnen, staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, over:
de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 17 september 2025 inzake aanbieding pakket Belastingplan 2026 (36812, nr. 6);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026) (36812);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2026) (36813);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met differentiatie van het tarief van de vliegbelasting (Wet differentiatie vliegbelasting) (36815);
het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen van het fiscale inzagerecht (Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht) (36816);
het wetsvoorstel Tweede wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met de in december 2023, juni 2024 en januari 2025 internationaal overeengekomen administratieve richtsnoeren en een aantal overige technische wijzigingen (Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024) (36817);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Wet minimumbelasting 2024 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2025/872 van de Raad van 14 april 2025 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling minimumbelasting) (36818);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de nadere operationalisering van het mechanisme voor een koolstofcorrectie aan de grens (36819).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Van Dijck
De griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Weeber
Voorzitter: Flach
Griffier: Lips
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Inge van Dijk, Van Eijk, Flach, Grinwis, Hoogeveen, Oosterhuis, Stoffer, Stultiens, Vermeer en Vlottes,
en de heer Heijnen, staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane.
Aanvang 11.01 uur.
De voorzitter:
Ik open deze vergadering. Het is niet zomaar een vergadering; het is de
eerste reguliere vergadering van deze nieuwe Kamer. Dat is ook terecht,
want het gaat gelijk over een belangrijk onderwerp: de belastingen voor
volgend jaar. Hartelijk welkom bij het eerste wetgevingsoverleg, over
het pakket Belastingplan 2026, waarin zeven wetsvoorstellen worden
behandeld. Vandaag is de eerste termijn van de Kamer. Aanstaande
woensdag is er een tweede wetgevingsoverleg, waarbij de regering
reageert op de vragen en opmerkingen van de Kamerleden, gevolgd door de
tweede termijn van de Kamer en van de regering. Donderdag gaat de Kamer
vervolgens verder met de plenaire behandeling van het pakket aan
wetsvoorstellen.
Hartelijk welkom aan staatssecretaris Heijnen en zijn ondersteuning, en
aan de woordvoerders. Ik loop ze even langs: de heer Grinwis van de
ChristenUnie, de heer Hoogeveen van JA21, de heer Vlottes van de PVV, de
heer Oosterhuis van D66, de heer Stultiens van GroenLinks-PvdA, mevrouw
Van Eijk van de VVD, mevrouw Van Dijk van het CDA en de heer Vermeer van
BBB. En welkom aan de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit
debat thuis volgen. Ik zou bijna zeggen: een fijne dag gewenst!
De woordvoerders hebben van tevoren indicatieve spreektijden aangegeven.
In principe is er bij behandeling van wetgeving geen limiet, maar ik ga
ervan uit dat iedereen die spreektijden niet voor niks heeft opgegeven
en hoop dat men zich min of meer zal houden aan de spreektijdindicaties.
Verder heeft de commissie afgesproken in dit geval een sprekersvolgorde
aan te houden aan de hand van fractiegrootte. Daarnaast meld ik dat de
heer Stoffer iets later zal komen en als een-na-laatste zal spreken,
namens de SGP.
Tot slot. Ook qua interrupties is het in principe vrij, maar om onszelf
een klein beetje in toom te houden en ervoor te zorgen dat dit overleg
enigszins op tijd eindigt, stel ik voor om te beginnen met zes
interrupties, met uw welnemen. Mocht halverwege het debat blijken dat
het veel te weinig is, dan kunnen we dat aantal bijstellen, maar
wellicht is het goed om dit aan te houden bij de start van dit
overleg.
Als dat voor u akkoord is, zou ik nu heel graag het woord willen geven
aan de heer Oosterhuis, die voor het eerst het woord zal voeren in deze
commissie en donderdag zijn maidenspeech zal houden. Hij spreekt namens
D66.
De heer Oosterhuis (D66):
Dank u, voorzitter. Wat een eer om deze nieuwe Kamerperiode te mogen
openen, en dan ook nog in deze prachtige commissie. Met al die
herbenoemde leden voelt het wel een beetje alsof je nieuw bent in een
schoolklas waarin iedereen elkaar al kent. Maar goed, we gaan het,
geloof ik, alleen deze week al meer dan 30 uur met elkaar over het
Belastingplan hebben, dus ik zie u meer dan mijn vrouw en kinderen. Ik
zie uit naar de samenwerking. Ik feliciteer natuurlijk ook de heer
Hoogeveen als medenieuwkomer in deze commissie.
Voorzitter. Het Belastingplan wordt altijd in een hoog tempo behandeld.
Vanwege de verkiezingen doen we dat nu nóg sneller dan normaal. Ik wil
alvast mijn dank uitspreken aan iedereen die het achter de schermen
mogelijk maakt. Elk jaar is het Belastingplan een van de meest bepalende
wetten die deze Kamer behandelt. Het vertelt wat wij als samenleving
belangrijk vinden, waar we stimuleren, wat we willen afremmen en hoe we
met elkaar de rekening verdelen. Voor D66 staat daarbij één vraag
centraal: bouwen we aan een vrije, duurzame en toekomstgerichte
samenleving waarin iedereen mee kan doen? Wanneer ik donderdag mijn
maidenspeech zal houden, zal ik daar nog wat meer over zeggen, maar
vandaag beperk ik me tot dit Belastingplan.
Dit Belastingplan illustreert volgens mij goed de staat van dit
diepdemissionaire kabinet. Het was goed zoeken naar een lijn in de
voorstellen, zal ik maar zeggen. Ik zie maatregelen die soms de goede
kant opgaan, soms noodzakelijk zijn en soms de verkeerde kant opgaan. Ik
denk dat het aan de formatie en aan het volgende kabinet is om de echte
doorbraken te creëren waarmee Nederland weer vooruit kan.
Voorzitter. Ik zal een aantal onderwerpen aflopen waar ik nog vragen bij
heb. Ik doe dat grofweg in de volgorde van het Belastingplan. Ik begin
met het inkomensbeleid. D66 wil lagere belastingen op werk en inkomen.
Het kabinet kiest er dit jaar voor om de belastingschijven niet volledig
aan te passen aan de inflatie, door de tabelcorrectiefactor niet
volledig toe te passen. Stiekem leidt dat natuurlijk tot hogere
belastingen op werk. Dat is niet de kant die wij op willen, vooral niet
als het onnodig is. Voor het kabinet is die tabelcorrectiefactor
namelijk de noodrem, omdat de eigen stelpost voor het schrappen van
fiscale regelingen niet volledig is ingevuld. Ik vind dat wel jammer,
want er zijn zo veel negatief geëvalueerde fiscale regelingen. Kan de
staatssecretaris toelichten waarom ervoor gekozen is om de lasten op
arbeid te verhogen …
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
… alle regelingen waarvan we weten dat ze niet goed functioneren?
Daarnaast wil ik van de staatssecretaris weten hoe hij kijkt naar de
stapeling van toeslagen en kortingen. De marginale druk is nog altijd
hoog en ondoorzichtig, vooral voor mensen die meer willen gaan werken.
Ziet de staatssecretaris nog quick wins op dit gebied of interessante
pilots die gestart zouden kunnen worden, bijvoorbeeld rondom een
verzilverbare heffingskorting, iets wat meerdere partijen in hun
verkiezingsprogramma hebben staan?
Voorzitter. We lezen dit jaar dat werkenden er in doorsnee 1,3% op
vooruitgaan en uitkeringsgerechtigden ook. Dat is in evenwicht, maar
werken wordt dus niet extra beloond. Tegelijkertijd geldt dat het
sociaal minimum krap blijft. De Commissie sociaal minimum heeft vorig
jaar nog geconcludeerd dat veel huishoudens structureel tekortkomen. Hoe
borgt het kabinet dat de koopkrachtstijging van 2026 niet direct
verdampt door stijgende vaste lasten? Hoe past dit in de bredere ambitie
om de bestaanszekerheid structureel te versterken? Wat D66 betreft
hadden de beide stijgingen dus forser mogen zijn.
Voorzitter. Dan de lucratiefbelangregeling. D66 steunt het doel om
onwenselijke constructies te sluiten en belastingontwijking tegen te
gaan. Ik denk dat niemand het verdedigbaar vindt dat
private-equitymanagers die waanzinnige bedragen verdienen via
ingewikkelde holdings belasting kunnen ontlopen. Tegelijkertijd moeten
we er ook voor waken dat we het kind met het badwater weggooien. Het
voorstel lijkt namelijk ook start-ups en scale-ups te raken en volgens
de uitvoeringstoets is het toezicht door de Belastingdienst bewerkelijk
en lastig, en is de maatregel niet fraudebestendig. Ik krijg ook
signalen dat er nu al ontwijkconstructies worden opgetuigd.
Daarom een paar vragen aan de staatssecretaris hierover. Klopt het dat
de belastingdruk die hierdoor ontstaat voor lucratiefbelanghouders van
start-ups en scale-ups aanzienlijk hoger wordt dan in omringende landen?
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat deze wijziging niet onevenredig nadelig
uitpakt voor innovatieve bedrijven die werknemersparticipatie gebruiken
als financieringsvorm? Waarom vindt de staatssecretaris het verstandig
om deze …
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
… hij overwogen om een drempel of vrijstelling in te bouwen voor kleine
participaties? Ziet de staatssecretaris ook signalen dat er in de
praktijk nu al constructies worden opgetuigd? Hoe zal dat gaan na deze
wijziging?
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter, meer een punt van orde. Volgens mij gaat er echt iets niet
goed met de geluidsinstallatie. Ik weet niet hoe dat thuis is, maar
misschien kan het even gecheckt worden.
De voorzitter:
Klopt. Er wordt aan gewerkt, begrijp ik. Ik merkte het zelf net ook al.
Op het moment dat je opzij kijkt, valt het geluid weg. Dus strak recht
vooruit kijken lijkt voorlopig even het devies, maar er wordt aan
gewerkt.
De heer Oosterhuis (D66):
Ik zal mijn best doen. Ik weet niet of het er leuker van wordt, maar
misschien is het dan wel beter te volgen.
Ik kom op box 3. Dat blijft een ingewikkeld dossier. Wat mij betreft
moeten we zo snel mogelijk toe naar een stelsel op basis van werkelijk
rendement, maar zolang dat nog niet is ingevoerd, moeten we zorgvuldig
omgaan met de tussenfase. Ik steun de richting van het kabinet dat de
dekking voor de box 3-tegenvaller binnen box 3 wordt gezocht. Ik heb
daarbij een vraag over het heffingsvrij vermogen. Dat wordt verlaagd,
maar dat levert maar een relatief klein deel van de opbrengst op,
terwijl er daardoor wel 300.000 mensen extra opeens belasting in box 3
moeten gaan betalen. Ik hoor daarom graag van de staatssecretaris waarom
er is gekozen voor die verlaging van het heffingsvrij vermogen in plaats
van voor een verhoging van het tarief. Wat zou de staatssecretaris ervan
vinden om het alsnog via het tarief te dekken in plaats van via het
heffingsvrij vermogen? Of welke mogelijkheden ziet hij om het breder
binnen het vermogensdomein op te lossen, bijvoorbeeld binnen de erf- en
schenkbelasting?
De voorzitter:
Dat levert twee interrupties op. Ik zag niet wie als eerste de vinger
opstak, maar ik denk dat het de heer Vermeer was.
De heer Vermeer (BBB):
Ik was wel even getriggerd door de heer Oosterhuis, die streeft naar
werkelijk rendement, maar vervolgens zegt "doe het tarief nog maar
verder omhoog". Hoe kan hij dat met elkaar rijmen?
De heer Oosterhuis (D66):
Omdat het tarief en het rendement los van elkaar staan. Het gaat mij om
het tarief van …
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
… voor de duidelijkheid.
De heer Vermeer (BBB):
Of je het nou uit het forfait haalt of uit het tarief op het bedrag dat
er vervolgens weer uitkomt: je komt op deze manier op steeds hogere
nettobelastingen uit. De kritiek op het huidige systeem is dat de
opbrengsten voor veel mensen op dit moment al lager zijn dan de
belastingen die ze moeten betalen. Dat wordt ook gefundeerd door
berekeningen die daaronder liggen. Toch zegt de heer Oosterhuis: we doen
het tarief nog verder omhoog. Dan komen we veel verder af te staan van
een redelijke belastingheffing dan …
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
… rendement te praten als je het gewoon onbeperkt belast.
De heer Oosterhuis (D66):
Misschien moet ik even een klein beetje uitzoomen als het gaat over box
3. Een relatief klein deel van de belastingplichtigen betaalt überhaupt
belasting in box 3. Degenen die de categorie "overige bezittingen"
hebben ingevuld, die het zwaarst belast worden, is een nog kleinere
groep. We hebben het over het meest vermogende deel van de samenleving.
Ik vind het best reëel om daar belasting over te heffen.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vervolginterruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dat is een absurde voorstelling van de werkelijkheid. Er zijn meer dan
300.000 mensen die een of soms twee extra woningen hebben. Dat is heel
vaak hun toekomstige of huidige pensioen. Dat zijn helemaal geen zeer
vermogende mensen. Ik denk dat u en ik misschien al meer pensioen
opgebouwd hebben dan deze mensen in dat ene huisje hebben zitten. Meneer
Oosterhuis, wilt u ervoor oppassen om deze groep weg te zetten als
vermogende mensen die dat makkelijk kunnen betalen? Voor het gros is dit
hun pensioen. Zij komen op dit moment in liquiditeitsproblemen. Of vindt
de heer Oosterhuis dat volstrekte nonsens?
De voorzitter:
We gaan luisteren naar het antwoord van de heer Oosterhuis.
De heer Oosterhuis (D66):
Ik zou het in mijn allereerste debat wat aanmatigend vinden om het
"volstrekte nonsens" te noemen.
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
Maar ik geloof in alle eerlijkheid niet dat dit de groep is waar de
grootste problemen in onze samenleving zitten. Zoals ik al zei, vind ik
het terecht dat de oplossing voor box 3 daarbinnen wordt gezocht. Ik zie
ook dat mensen dit jaar of volgend jaar wellicht iets te veel belasting
betalen, maar er is ook nog de tegenbewijsregeling. Als we terugkijken
naar de afgelopen jaren, dan is er vaak relatief weinig belasting
betaald binnen box 3. Al met al vind ik het heel realistisch om de
dekking binnen box 3 te zoeken. Ik vraag aan de staatssecretaris wat hij
ervan vindt om in plaats van het heffingsvrije vermogen te kijken naar
het tarief.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Allereerst van harte welkom aan collega Oosterhuis in deze prachtige
commissie bij het mooiste debat van het jaar. Dat gezegd zijnde, begint
mijn kritische vraag. Het is wel een beetje bijzonder dat ik D66 hier
gelijk hoor zeggen: de Hoge Raad kan wel twee keer een arrest hebben
gewezen over dat er te veel belasting is geheven in box 3, het
kerstarrest en het arrest in juni, maar het moet toch coûte que coûte
worden teruggehaald in box 3. Probeer je dan niet een vierkante cirkel
te tekenen? Is dat niet veel te eng en moeten we niet veel breder in het
vermogensdomein kijken? Dat deed de heer Oosterhuis volgens mij al door
te hinten op de erf- en schenkbelasting. Je zou ook nog andere
belastingen kunnen overwegen. Maar ik wil eerst een antwoord op de
vraag: is dit niet een beetje een vierkante cirkel …
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
… in box 3?
De heer Oosterhuis (D66):
Als uitgangspunt lijkt het oplossen binnen box 3 mij heel redelijk, ook
vanwege de redenen die ik net in het antwoord op de vraag van de heer
Vermeer gaf. Maar mochten er slimme opties zijn om het binnen het
vermogensdomein en binnen dezelfde doelgroep te doen, maar niet strikt
binnen box 3 ... Ik noemde net zelf de erf- en schenkbelasting. Wellicht
heeft de heer Grinwis andere slimme ideeën. Ik heb niet iets anders dan
dit gevonden, maar mochten die opties er zijn, dan ben ik altijd bereid
om daarnaar te kijken.
De voorzitter:
De heer Grinwis heeft een vervolgvraag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Allereerst zijn er natuurlijk twijfels bij de omvang van het vraagstuk.
Het kerstarrest werd ingeschat op 6 miljard; het heeft 3 miljard gekost.
Nu wordt dit grapje ingeschat op 12 miljard. Ik hoor straks van de
staatssecretaris waarom die raming nog steeds 12 miljard is, maar oké:
we hebben spelregels in dit huis en als we met amendementen komen, dan
moeten we ze inderdaad dekken. Ik heb natuurlijk nagedacht over wat nou
een goed alternatief zou zijn dat eventueel op draagvlak zou kunnen
rekenen. Wat vindt de heer Oosterhuis van het idee om de afbouw van de
wet-Hillen wat te versnellen? In het coalitieakkoord van het
kabinet-Rutte III was die afbouw oorspronkelijk afgesproken op 20 jaar.
In de dying seconds is dat 30 jaar geworden. Stel je voor dat je ergens
tussen de 20 en 30 jaar gaat zitten. Dan heb je voldoende munitie om te
voorkomen dat het heffingsvrije vermogen omlaag moet en het forfaitair
rendement in de categorie "overige beleggingen" met 1,78% extra omhoog
moet. Het is in zijn aard namelijk een incidentele dekking voor een
incidenteel probleem. Wat vindt de heer Oosterhuis van dit idee?
De heer Oosterhuis (D66):
Ik vind het op z'n minst een heel creatief idee van de heer Grinwis. Zo
ken ik hem ook. Ik denk ook dat het deels in hetzelfde domein zit. Ik
zie alleen wel dat het in compleet andere jaren zit, want de wet-Hillen
schaffen we volgens mij af tot 2048. Dus dat is een belastingopbrengst
die in hele andere jaren zit. Maar ik ben ook heel benieuwd naar de
reactie van de staatssecretaris op dit voorstel.
De voorzitter:
Dat waren de interrupties. Inmiddels is de publieke tribune aardig
volgestroomd. Welkom ook aan de nieuwe bezoekers. Gezien de leeftijd van
sommige bezoekers zou het zomaar kunnen zijn dat er wat familieleden bij
zitten. Welkom en veel plezier ook vandaag.
Vervolgt u uw betoog, meneer Oosterhuis.
De heer Oosterhuis (D66):
Het kwam net al even naar voren in de interrupties: er is ook discussie
over de hoogte van het forfait. Maar als ik het goed begrijp, kan
iedereen die minder rendement haalt dan het forfait, gebruikmaken van de
tegenbewijsregeling. Ik hoor graag van de staatssecretaris of dat klopt.
Betekent dat niet dat het verlagen van het forfait er niet per se toe
leidt dat minder mensen te veel belasting gaan betalen, maar wel dat een
ander deel juist te weinig belasting gaat betalen, namelijk iedereen met
een rendement dat hoger is dan het forfait? Ik snap dat er in de
praktijk natuurlijk nadelen aan zitten, maar in theorie heeft een heel
hoog forfait ook voordelen zolang er sprake is van een
tegenbewijsregeling, want hoe hoger dat forfait, hoe dichter je bij het
belasten van het werkelijke rendement komt. Ik hoor graag hoe de
staatssecretaris dit ziet.
Voorzitter. Dan heb ik vragen over groen beleggen. De vrijstellingen en
heffingskortingen op groen beleggen worden op dit moment afgebouwd als
gevolg van eerdere amendementen bij eerdere belastingplannen. Het
afschaffen van deze relatief kleine regeling heeft mogelijk veel grotere
effecten dan gedacht, waardoor miljarden aan duurzame investeringen
gevaar lopen. Kan de staatssecretaris nog wat meer cijfers en duiding
geven bij de effecten van het verdwijnen van deze vrijstelling? Om
hoeveel investeringen gaat het? Waar moeten we dan ongeveer aan denken?
Hoe verhoudt deze wijziging zich tot de ambitie om particulier kapitaal
juist meer te laten bijdragen aan de klimaattransitie? Hoe kijkt de
staatssecretaris aan tegen de wenselijkheid van het verdwijnen van deze
regeling? Het afbouwen van deze regeling kwam niet vanuit het kabinet,
maar daarom ben ik wel nog benieuwd naar de expert opinion van het
kabinet.
Voorzitter. Dan kom ik op de pseudo-eindheffing voor fossiele
leaseauto's.
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
… tot vergroening van het wagenpark. Daar sta ik achter, want
elektrische auto's zijn in vrijwel alle opzichten superieur aan fossiele
auto's. Wel hoor ik wat zorgen over dat dit tot extra complexiteit en
administratie bij werkgevers leidt. Kan de staatssecretaris bevestigen
dat een werkgever die emissievrije auto's ter beschikking stelt verder
geen verplichtingen heeft?
Daarnaast vind ik het belangrijk dat deze regeling niet leidt tot nieuwe
omzeilconstructies, bijvoorbeeld door werknemers een vergoeding te geven
in plaats van een auto. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre hij
deze risico's ziet en hoe deze regeling in de praktijk gaat worden
gehandhaafd?
Voorzitter. Ik vind het goed dat de werkgever een prikkel krijgt om in
een elektrische auto te voorzien, maar hoe zorgen we ervoor dat het ook
voor de werknemer aantrekkelijk is om elektrisch te rijden? Dus hoe
zorgen we ervoor dat hij eigenlijk altijd minder betaalt wanneer hij
elektrisch rijdt dan wanneer hij een fossiele auto rijdt? Dan kan
bijvoorbeeld door de lage bijtelling te verlengen. Of misschien kunnen
we werknemers stimuleren om te kiezen voor de fiets. Vanuit de
Fietsersbond komt de suggestie om werknemers die kiezen voor een
leasefiets ook een onbelaste reiskostenvergoeding te kunnen geven. Hoe
kijkt de staatssecretaris naar dat voorstel?
Voorzitter. Ik kom op de afvalstoffenbelasting, die nu in het
Belastingplan zit ter vervanging van de circulaireplastic-heffing
…
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
Die heffing had als doel het bevorderen van duurzaamheid en
circulariteit, maar is nu vervangen door een platte verhoging van de
afvalstoffenbelasting, die daar weinig tot niets aan bijdraagt maar wel
voor consumenten de vaste lasten verhoogt, zonder dat ze daar iets aan
kunnen doen.
De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Sorry, ik was een beetje traag. Ik heb nog een opmerking over het vorige
punt van de elektrische auto en dat nu plotsklaps in 2026 de bijtelling
naar 22% gaat. Dat is dezelfde bijtelling als voor fossiele auto's.
Omdat de cataloguswaarde van elektrische auto's gemiddeld net wat hoger
ligt dan van fossiele auto's is de facto de bijtelling straks …
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
Collega Oosterhuis hint er al op dat die uiteindelijk omlaag zou moeten.
Ik heb een amendement in voorbereiding om de bijtelling de komende jaren
op 18% te houden, want 18% is gemiddeld genomen gelijk aan 22% voor
fossiele auto's, en om dat te dekken uit een versobering van de
youngtimerregeling. Wat vindt de heer Oosterhuis van D66 van dit idee?
Zou hij misschien wel mede-indiener willen worden?
De voorzitter:
Hoe reageert de heer Oosterhuis op deze uitnodiging?
De heer Oosterhuis (D66):
Ik vind het een heel interessant idee. Ik denk wel dat we er even naar
moeten kijken hoe dat amendement er precies uitziet, want de
youngtimerregeling is er natuurlijk, dus ik weet niet …
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
… of we dat nu direct per 1 januari moeten gaan doen of dat we mensen
iets meer tijd moeten geven. Maar ik vind het een heel interessant
idee.
De voorzitter:
Een extra interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een heel korte toelichting. Met de slag om de arm ben ik het eens. Ik
vind dat we niet op stel en sprong in één keer die youngtimerregeling
met ik weet niet hoeveel …
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de
uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
Dus je moet inderdaad een soort eerbiedigende werking in acht nemen,
omdat het al bijna 1 januari 2026 is. Ja, in het amendement dat we in
voorbereiding hebben, zit dus een wat geleidelijke ingroei.
De voorzitter:
Prima. Leidt dat nog tot een reactie? Of gaat u door?
De heer Oosterhuis (D66):
Dit klinkt interessant. Ik denk dat ik er buiten het debat nog even over
doorpraat met de heer Grinwis.
De voorzitter:
Prima. Vervolgt u uw betoog.
De heer Oosterhuis (D66):
Ik had het over de afvalstoffenbelasting, waarmee ook nog de
recyclesector wordt geraakt. Die heeft natuurlijk ook nog reststromen
waar die opeens meer belasting over moet gaan betalen, terwijl recycling
juist onderdeel is van de oplossing. In plaats van te investeren in
schone verwerking in Nederland, gaat het nu ook aantrekkelijker worden
om afval in het buitenland te gaan verwerken. Daardoor dreigt ook de
opstart van CO2-opslag in het project Aramis te stagneren.
Heeft het kabinet deze effecten meegewogen? Het kabinet presenteert de
afvalstoffenbelasting als "technische dekking", maar kan de
staatssecretaris toelichten wat dat betekent? De dreiging van deze
heffing heeft namelijk nu al effecten op de echte wereld. Wat wij hier
in Den Haag "technisch" noemen, weegt voor bedrijven dus wel gewoon mee
in businesscases. Over welke alternatieven is het kabinet zelf aan het
nadenken richting het voorjaar? Of ligt die bal volledig bij de sector
aan de Plastic Tafel? De heffing gaat pas in 2027-2028 in, dus er is nog
tijd om hier bij de formatie of in het voorjaar goed over na te denken.
Maar daarvoor helpt het wel als er alternatieve scenario's en opties op
tafel liggen. Is de staatssecretaris bereid hierover na te denken en
deze uit te werken voor het geval de sector er niet uit komt?
Voorzitter. Een beetje in hetzelfde domein: de CO2-heffing
voor de industrie. Dat is een belangrijk instrument om de klimaatdoelen
te halen en wordt nu naar aanleiding van Kamermoties feitelijk op nul
gezet. Maar het nu afschaffen van de CO2-heffing zonder een
alternatief voelt wel een beetje als het weggooien van oude schoenen
voordat er nieuwe zijn. Het is ook een voorbeeld van versnipperd beleid,
terwijl er juist behoefte is aan een duidelijke, stabiele route richting
verduurzaming van de industrie. Hoe ziet de staatssecretaris dat? En
welke mogelijke alternatieven die bijdragen aan het halen van de
klimaatdoelen ziet hij? Deze maatregel leidt er ook toe dat dat er in
het Klimaatfonds 275 miljoen euro wordt bezuinigd op subsidies voor
verduurzaming van de industrie. Welke projecten worden hierdoor geraakt,
vraag ik aan het kabinet.
Ik zei in mijn intro al dat er niet heel veel lijn zit in de
voorstellen. In het pakket zit ook een vrij willekeurige verlaging van
de energiebelasting. Voor 100 miljoen wordt de energiebelasting met
€9,30 per huishouden per jaar verlaagd. Ik vraag mij af of dat nou echt
het verschil gaat maken. Waarom wordt deze belastingvermindering niet
gerichter ingezet, bijvoorbeeld voor woningisolatie of voor huurders met
lage inkomens?
Voorzitter. Een van de grootste maatregelen in dit Belastingplan is het
met één jaar doortrekken van de accijnsverlaging op brandstof. Dat
benzine-infuus is een vrij dure maatregel, die ook slecht is voor de
verduurzaming van de mobiliteit en ook niet terechtkomt bij de mensen
die het echt nodig hebben. Bovendien is het een pleister waarvan we
allemaal weten dat die er op een gegeven moment af moet. Doordat de
accijnzen ook al een paar jaar niet geïndexeerd zijn, gaat dat steeds
meer pijn doen. Het gat wordt steeds groter. Ik moest eerlijk gezegd wel
een klein beetje lachen toen ik de schriftelijke antwoorden van de
staatssecretaris las. Hij schreef dat er niet is gekozen voor een
afbouwpad om een abrupte lastenstijging te voorkomen. Maar die abrupte
lastenstijging komt nu in 2027 in plaats van 2026, terwijl het kabinet
er ook voor had kunnen kiezen om met hetzelfde budget een afbouwpad te
maken, waarin de accijnzen geleidelijk naar het oude niveau gaan. Waarom
heeft het kabinet nu gekozen voor één jaar volledig verlengen, maar
heeft het niets geregeld voor 2027 en verder? Is er een exitstrategie of
dacht het kabinet: na ons de zondvloed?
De btw op logies gaat komend jaar naar het hoge tarief, als gevolg van
het Belastingplan van vorig jaar. Kan de staatssecretaris de raming
hierbij nog een keer goed toelichten, ook op basis van nieuwe inzichten?
Er zijn namelijk signalen dat deze btw-verhoging een stuk minder gaat
opbrengen dan gedacht door veel grotere gedragseffecten. Nu stelt het
kabinet dat mensen die geen hotel meer boeken, dat geld grotendeels
uitgeven aan andere producten, waar ze dan ook weer btw over betalen.
Maar dat geldt natuurlijk niet voor buitenlandse toeristen die nu niet
meer naar Nederland komen of voor Nederlanders die hun vakantie naar het
buitenland verplaatsen. Ik hoor dus graag nog een keer zo precies
mogelijk van de staatssecretaris wat de laatste inzichten zijn en hoe
die zich verhouden tot de oorspronkelijke raming, en of dat nog tot
nieuwe inzichten leidt over de wenselijkheid van deze maatregel.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ik werd nog even getriggerd door de aangekondigde zondvloed van de heer
Oosterhuis met betrekking tot de benzineaccijns. Welke structurele
dekking stelt hij voor om dit probleem een keer structureel op te
lossen?
De heer Oosterhuis (D66):
Als de heer Vermeer mijn verkiezingsprogramma leest, dan ziet hij dat ik
er geen voorstander van ben om deze accijnsverlaging structureel te
maken. De vraag is dus volgens mij niet welke dekking ik heb om het op
te lossen, maar welke dekking de heer Vermeer heeft om de verlaging door
te trekken.
De voorzitter:
Dit lijkt op een wedervraag en dat is volgens mij niet helemaal de
bedoeling. Maar de heer Vermeer kennende heeft hij daar wel een antwoord
op.
De heer Vermeer (BBB):
Nee, dat maakt mij niet uit. Maar als de heer Oosterhuis toch niet van
plan is om het door te voeren, waarom maakt hij zich dan druk over
structurele dekking en de zondvloed?
De heer Oosterhuis (D66):
Omdat het naar mijn mening nooit heel verstandig is om hele abrupte
wijzigingen in beleid te hebben. Ik denk dat geleidelijkheid beter
werkt. Ik zou mij dus beter kunnen voorstellen dat er een afbouwpad is,
waarin het dus niet één jaar nog wordt doorgetrokken en daarna alles
verdwijnt, maar dat de afbouw wat langer duurt, om het allemaal wat
geleidelijker te laten verlopen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Oosterhuis (D66):
Ik stelde net een vraag over de raming van btw op logies en ik heb
eigenlijk precies dezelfde vraag over de kansspelbelasting. Die is vorig
jaar verhoogd en moet volgend jaar nog verder stijgen. Over dit jaar zou
die verhoging 202 miljoen euro op moeten leveren, maar die opbrengst
wordt volstrekt niet gehaald. Sterker nog, de kansspelbelasting levert
dit jaar juist minder op dan in eerdere jaren. Volgens de Miljoenennota
van het kabinet zelf komt dit mede door het hogere belastingtarief. Ik
vraag me dan wel af wat we hier aan het doen zijn. Kan de
staatssecretaris toelichten hoe hij hiernaar kijkt? Zou het niet
verstandig zijn om de geplande verhoging van de kansspelbelasting voor
2026 on hold te zetten, tot er meer inzicht is of de verhoging niet gaat
leiden tot een verdere verplaatsing naar het illegale circuit en
uiteindelijk juist tot lagere belastingopbrengsten?
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Van Eijk van de VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ook hiervoor geldt natuurlijk dat er geraamd is en dat er een bepaalde
opbrengst is ingeboekt. Als wij daar als Tweede Kamer iets in willen
veranderen, dan zullen we met een dekking moeten komen. Wat zou op dit
specifieke punt het voorstel zijn van de heer Oosterhuis?
De heer Oosterhuis (D66):
Dat snap ik heel goed en dat vind ik precies het ingewikkelde bij dit
onderwerp, omdat de raming hier blijkbaar zo afwijkt van de realisatie.
We hebben inderdaad spelregels met elkaar afgesproken, maar die
schrijven voor dat we het zouden moeten dekken als we het nu bevriezen,
terwijl eigenlijk blijkt dat de verhoging juist heeft geleid tot een
lagere opbrengst in plaats van tot een hogere. Ik heb dus zelf ook nog
niet de oplossing voor deze puzzel, maar ik hoor wel graag meer duiding
van de staatssecretaris over hoe het nu zit met deze opbrengst. Hoe komt
dit nu en wat ziet het kabinet gebeuren?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit brengt ons eigenlijk op een punt dat wij bij verschillende
belastingen en belastingverhogingen waarschijnlijk het optimale punt op
de Laffercurve al zijn gepasseerd: het optimum tussen belastingtarieven
en belastingontvangst. We hebben nu namelijk de kansspelbelasting op de
korrel. Eerder hadden we het over de tabaksaccijns. Zo meteen hebben we
het in de bijdragen waarschijnlijk nog over de differentiatie in de
vliegbelasting. We hebben het over de brandstofaccijns gehad. Is het
niet tijd om daar beter zicht op te krijgen? Wij kunnen in een tabel wel
heel makkelijk een verhoging doorvoeren, inclusief een geraamde
opbrengst, maar dat valt in de praktijk al meerdere keren tegen. Wat
betreft de tabaksaccijns zijn we al op de koffie gekomen. Een tweede
voorbeeld is de kansspelbelasting. Eigenlijk zitten we met de
benzineaccijns ook al op zo'n punt vanochtend, en bij de Wet
differentiatie vliegbelasting komt dit gesprek ook weer op tafel. Ik ben
dus heel benieuwd hoe de heer Oosterhuis hiertegen aankijkt en of we
hier niet eens wat grondiger naar moeten kijken.
De heer Oosterhuis (D66):
Ja. Ik denk dat het sowieso goed is om ook naar de ramingen te kijken.
De Algemene Rekenkamer heeft daar kortgeleden ook zinvolle dingen over
gezegd, volgens mij. Het hangt natuurlijk ook heel erg af van het doel
van een verhoging. Ik kan me best voorstellen dat we nog een keer de
tabaksaccijnzen verhogen met het doel dat er minder gerookt wordt,
waardoor we minder accijns binnenhalen. Ik denk dus dat het per
maatregel verschilt, maar het is goed om ons elke keer af te vragen of
we sturen op een hogere opbrengst of op gedrag, wat daarachter zit. Dat
kan verschillen, volgens mij, maar bij de kansspelbelasting ben ik in
ieder geval een beetje bevreesd dat het vooral verschuift naar het
illegale circuit, waardoor er niet minder wordt gegokt, maar er wel
minder wordt gegokt onder toezicht en er ook minder belastingopbrengsten
zijn. Dan zijn we met z'n allen verder van huis. Dat is niet wat het
beleid beoogt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Oosterhuis (D66):
Voorzitter. Dan de vliegbelasting. De heer Grinwis noemde die al. De
differentiatie van de vliegbelasting naar afstand is wat mij betreft een
logische stap. Wie verder vliegt, vervuilt ook meer. D66 pleit al jaren
voor deze differentiatie. Het had voor mij eigenlijk nog wel wat verder
mogen gaan dan dit voorstel. Zeker de werkelijke kosten van vliegen,
inclusief klimaatschade, luchtvervuiling en geluidshinder, liggen nog
vele malen hoger dan deze belastingtarieven. Maar goed, ik tel mijn
zegeningen en ik ben blij met deze stap. Ik heb nog wel de vraag aan de
staatssecretaris hoe hij tot deze tarieven is gekomen. Is dat vanuit een
beoogd effect of vanuit een beoogde opbrengst? Hoe verhouden de
voorgestelde tarieven zich tot de klimaatdoelen? Doen we nu voldoende of
niet? Deelt de staatssecretaris de mening dat uiteindelijk alle externe
effecten idealiter ingeprijsd moeten worden? Waarom is daar nu nog niet
voor gekozen?
Verder wil ik nogmaals de noodzaak om te komen tot Europese afspraken
over de vliegbelasting benadrukken. Ik denk dat dat het punt dat de heer
Grinwis net maakte over opbrengsten en effecten versterkt. Het heeft
niet zo heel veel zin om in Nederland de vliegbelasting te verhogen als
mensen vervolgens vanuit Brussel of Düsseldorf vliegen.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Misschien ben ik daar te snel mee. Ik ben heel blij om te horen dat de
Europese route waarschijnlijk de betere route is om gezamenlijk in op te
trekken. Maar als je het hebt over het inprijzen van externe kosten,
zeker als het gaat om vliegen, dan heb je het over gigantische bedragen.
Ik denk dat mensen dan überhaupt niet meer kunnen vliegen. Dus waar ligt
dan het omslagpunt? Ik denk namelijk echt dat dat niet realistisch is
volgens de heer Oosterhuis.
De heer Oosterhuis (D66):
Ik erken dat het niet realistisch is om dit als Nederland alleen te
doen. Dat zal op z'n minst op Europese schaal moeten. We hebben er ook
schriftelijk naar gevraagd; de externe effecten zijn gigantisch groot,
zeker die van langeafstandsvluchten. Ik sluit dus ook helemaal niet uit
dat dat betekent dat mensen in de toekomst minder kunnen vliegen, of dat
vliegen flink schoner zal moeten worden en de luchtvaartsector echt een
hele forse stap zal moeten doen om die externe effecten kleiner te
maken.
De voorzitter:
Een vervolginterruptie van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
De opbrengst gaat nu inderdaad naar de algemene middelen. Daar ben ik op
zich voorstander van, maar ik snap wel dat vanuit de sector wordt
opgeroepen om dan ook te helpen met verduurzamen. Waar zou de heer
Oosterhuis dan op inzetten?
De heer Oosterhuis (D66):
Ja, dat denk ik ook. Ik steun ook dat de opbrengsten daar nu niet
naartoe gaan. Ik denk wel dat er nog veel meer mogelijk is op het gebied
van het ontwikkelen van duurzame brandstoffen en normeren. Dat zal ook
internationaal moeten. Ik verwacht dat je richting de sector meer aan
die routes zal moeten denken om het vliegen ook daadwerkelijk schoner te
gaan maken. Mijn vraag aan het kabinet is in ieder geval welke
inspanningen er nu gedaan worden en of die nog geïntensiveerd kunnen
worden om ook de rest van Europa mee te krijgen in een verhoging van de
vliegbelasting.
Dan CBAM, de koolstofheffing. Die implementatie steunen wij, maar uit
het advies van de Raad van State bleek dat het maken van keuzes over de
uitvoering hiervan deels werd gemandateerd aan een commerciële, externe
partij. Dat is nu weer teruggedraaid. Ik dank de Raad van State voor de
scherpte. Kan de staatssecretaris toelichten waarom hier eerst wel voor
gekozen werd? Zijn er meer situaties waarin bevoegdheden worden
gemandateerd aan commerciële partijen? Ik snap dat inhuur soms nodig is
voor de uitvoering, maar het uitbesteden van de formele mandatering
lijkt mij toch echt een brug te ver. Kan de staatssecretaris toezeggen
dat dit niet weer zal worden gedaan?
Voorzitter. Ik heb ook enkele vragen over het wetsvoorstel over het
fiscaal inzagerecht. Het gaat eigenlijk om een wijziging van een
onuitvoerbaar amendement-Omtzigt. Tot zover zorgvuldige wetgeving en
goed bestuur. In de titel van het wetsvoorstel staat het woord
"stroomlijning". Dat is misschien wel een beetje een eufemisme. In
werkelijkheid wordt de mogelijkheid tot transparantie deels
teruggedraaid omdat de Belastingdienst het nog niet aankan. Daarom heb
ik een paar vragen aan het kabinet.
De eerste gaat over het doel van het inzagerecht. Erkent de
staatssecretaris dat het inzagerecht bedoeld is voor situaties waarin er
geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure is? Als bijvoorbeeld pas jaren
later blijkt dat iemand onterecht op een bepaalde manier is behandeld,
staan belastingaanslagen al onherroepelijk vast, waardoor er geen andere
mogelijkheden tot inzage meer openstaan. Waarom kiest het kabinet ervoor
om de bezwaar- of beroepsmogelijkheid weg te nemen als burgers vermoeden
dat hun dossier onvolledig is? Is dat niet juist het moment waarop
rechtsbescherming het meest nodig is?
Dan de uitvoerbaarheid. De Belastingdienst zegt de mogelijkheid tot
transparantie niet aan te kunnen. Wat doet het kabinet concreet om de
informatiehuishouding wel op orde te krijgen, zodat openheid de norm
wordt in plaats van een risico? Is de staatssecretaris bereid om te
kijken naar een uitvoerbaar fiscaal inzagerecht in artikel 66b, met een
bezwaar- of beroepsmogelijkheid?
Voorzitter. De uitvoering bij de Belastingdienst blijft een punt van
aandacht. In de stukken lezen we dat de Belastingdienst, Dienst
Toeslagen en de Douane ook dit jaar nog kampen met krapte en grote
uitdagingen; kijk maar naar box 3. Hoe kijkt de staatssecretaris hier op
dit moment naar? Maakt hij zich daar zorgen over, ook naar de toekomst
kijkend? De verwachte uitstroom bij de Belastingdienst is, voor zover ik
weet, hoog. Hoe gaat de Belastingdienst dit oplossen? Kan de
staatssecretaris aangeven welke maatregelen concreet worden genomen om
de uitvoering te ontlasten, bijvoorbeeld via digitalisering of betere
data-uitwisseling?
Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Het Belastingplan 2026 bevat een
paar verstandige keuzes en ook echt wat zaken waar ik sterke twijfels
bij heb. Het zal in ieder geval geen belastingplan worden waar we het
over twintig jaar nog over hebben. Maar goed, het kabinet is natuurlijk
ook demissionair. Ik hoop vooral dat het volgende Belastingplan wel weer
een belastingplan gaat worden met grote en gedurfde keuzes. Daar ga ik
me in ieder geval de komende tijd voor inzetten.
De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van de heer Hoogeveen.
De heer Hoogeveen (JA21):
Dank aan de heer Oosterhuis voor zijn bijdrage. Nu ik zijn bijdrage zo
heb gehoord, heb ik één overkoepelende vraag. U zegt bijvoorbeeld dat de
vliegbelasting niet ver genoeg gaat. Tegelijkertijd moet die ook in
Europees verband worden aangepakt. Over bijvoorbeeld de
CO2-heffing zegt u juist: het is juist hartstikke goed als
Nederland dat strenger en steviger doet dan Europa, dus boven op het
huidige ETS. Hoe kijkt de heer Oosterhuis naar het vestigingsklimaat van
Nederland? Hoe kijkt hij naar het Europese speelveld dat gecreëerd
wordt? Is het dan juist niet verstandiger om de CO2-heffing
praktisch op nul te zetten, zoals het kabinet nu doet, en terug te
vallen op ETS, omdat je dan dus dat gelijke speelveld hanteert, precies
wat de heer Oosterhuis zegt over de vliegbelasting?
De heer Oosterhuis (D66):
Ik zie ook wel dat de industrie het in Nederland niet heel makkelijk
heeft op dit moment. Wat dat betreft is mijn filosofie altijd de
volgende geweest. Ik vind het niet zo gek om in Nederland voorop te
lopen met wat strengere maatregelen. Aan de andere kant staat daar ook
een grote bak aan subsidies en hulp tegenover. Ik vind het op dit moment
het grootste probleem dat de industrie op dit moment ook niet zo goed
weet waar ze aan toe zijn. Nu wordt er plotseling weer een klein deel
uit gehaald. De industrie is er mogelijk blij mee om de
CO2-heffing nu tijdelijk te verlagen. Maar wat is nu echt het
toekomstperspectief? Ik had liever gezien dat dit onderdeel was van
groter beleid, dan dat er nu even kort op één instrument iets gedaan
wordt. Dat is mijn voornaamste punt. Verder kent u mijn partij: wij doen
alles graag in Europees verband en het liefst lopen wij daarin voorop in
Europa.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
De heer Oosterhuis zei eerder in zijn betoog dat hij geen abrupte
wijzigingen in beleid wil. Hij sluit af met de opmerking dat het
volgende Belastingplan grote en gedurfde keuzes moet bevatten. Ik kan
die twee, denk ik, niet goed met elkaar rijmen. Hoe komt de heer
Oosterhuis uit deze catch 22?
De heer Oosterhuis (D66):
Grote en gedurfde keuzes en een grote herziening van het belasting- en
toeslagenstelsel, wat naar mijn mening mogelijk is, zullen nooit in één
jaar gebeuren. Dat zal enkele jaren vergen. Juist door de grootsheid van
de renovatie, waarbij je meerdere plussen en minnen tegen elkaar weg
kunt strepen, kun je de gevolgen ook dempen. Door niet alleen maar
enkele losse maatregelen te nemen, maar juist het stelsel in zijn geheel
onder de loep te nemen, denk ik dat het mogelijk is om grotere keuzes te
maken, zoals ook bij eerdere belastinghervormingen.
De voorzitter:
Als ik het goed zag, is de heer Oosterhuis daarmee aan het einde van
zijn eerste termijn gekomen. Hij heeft zich niet alleen door vijftien
interrupties heen geslagen, maar ook door een haperende
geluidsinstallatie. Het is mogelijk om daar iets aan te doen. Daarvoor
moeten we een halve minuut schorsen. Mocht dat niet tot voldoende
resultaat leiden, zal ik daarna een kwartier moeten schorsen. Maar we
gaan eerst de korte versie proberen. Ik schors voor een halve
minuut.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
De korte versie van de reset is niet geslaagd. Dat betekent dat we een
koffiepauze inlassen van vijftien minuten. Het is nu 11.45 uur. Om 12.00
uur wordt deze vergadering hervat. Ik schors de vergadering.
De vergadering wordt van 11.44 uur tot 12.01 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We hebben van de technische dienst
doorgekregen dat de storing verholpen is. Daar ga ik dus vooralsnog van
uit. De bijdrage van de heer Vlottes van de PVV kan daarmee ongehinderd
plaatsvinden. Hij heeft vijftien minuten spreektijd aangevraagd. Meneer
Vlottes, ga uw gang.
De heer Vlottes (PVV):
Heel veel dank, voorzitter. Nou ja, we gaan beleven hoever we komen met
het geluid.
Voorzitter. We zijn net vorige week weer beëdigd. Hartelijke
felicitaties nog aan de collega's, en speciale felicitaties natuurlijk
aan de nieuwbenoemde collega's in deze commissie. Maar hier zijn we
weer, met het Belastingplan 2026. Dat is qua wetgeving wat minder
omvangrijk dan in voorgaande jaren, maar vooralsnog niet minder
chaotisch. De btw-verhoging op cultuur, media en boeken is eruit gehaald
en al behandeld bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Maar één ding
verandert niet, namelijk dat het Belastingplan gelukkig nog wel één
groot pakket is, waarover nog genoeg te zeggen valt.
Ik begin dan maar met het meest veelomvattende. Het grote idee was om
het stelsel makkelijker en eenvoudiger te maken. Dat is niet gelukt, en
kennelijk is ook het kabinet die mening toegedaan. Het persbericht bij
dit Belastingplan kopte namelijk: "Naar een beter belastingstelsel". En
verhip, dan valt ineens het kwartje en snap je waarom het aantal
ambtenaren op de afdeling communicatie van het ministerie van Financiën
met zo'n 85% is toegenomen. "Beter" maakt het immers nog niet
eenvoudiger of makkelijker, maar het bekt wel lekker. Nou is er in de
portefeuille Fiscaliteit ook een hoop gebeurd qua bewindspersonen, maar
er staat toch heel duidelijk dat er 250 miljoen gebruikt zal worden om
constructies en regelingen af te bouwen. Dit is niet gehaald en dit
wordt nu gedekt door de zogeheten tabelcorrectie minder toe te passen.
Kort gezegd komt het erop neer dat er minder rekening wordt gehouden met
inflatie in de doorberekening van de tarieven van de inkomstenbelasting,
oftewel een lastenverzwaring voor de mensen thuis. Daardoor moeten alle
mensen thuis ervoor opdraaien dat het het kabinet niet gelukt is om het
belastingstelsel te vereenvoudigen. Maar dit is wel lekker makkelijk zo.
In de slipstream van het terugdraaien van de btw-verhoging wordt de
taakstelling om het belastingstelsel te vereenvoudigen gemakshalve ook
maar geschrapt. Nu betaalt iedereen mee aan het operafeestje van
Roderick, maar ook aan het feit dat het kabinet zijn eigen taakstelling
niet haalt. Waarom is hiervoor gekozen?
Al met al komt dit over alsof deze staatssecretaris het bijltje er toch
een beetje bij neergooit als het gaat om lastenverlichting. Het PVV-plan
om het eigen risico te halveren gaat niet door, het bevriezen van de
sociale huren gaat niet door en de boodschappenbonus gaat niet door,
maar de staatssecretaris zit wel vol energie als het gaat om
lastenverlichtingen. Toegegeven, de brandstofaccijns blijft op het
niveau van 2023. Gelukkig heeft het kabinet die correctiefactor nog wél
met rust weten te laten. Het is een schrale, maar noodzakelijke troost
voor de mensen die nog altijd hun bankrekening meer zien verdampen dan
de benzine in hun auto. Daartegenover worden echter de belasting op
leidingwater en de afvalstoffenheffing verhoogd en komen er een
pseudo-eindheffing, een hogere verbruiksbelasting op bepaalde dranken,
een hogere CO2-heffing voor bedrijven, een hogere
vliegbelasting en ga zo maar door.
Voorzitter. Nederland is kampioen in het stapelen van belastingen. Neem
de tabaksaccijns. Zat er in 2018 nog zo'n €5,33 op een pakje shag, in
2024 liep dit op naar maar liefst €17,35, alleen al aan accijns en btw.
Het gevolg: de accijns op tabak is zo hoog geworden dat iedere verhoging
niets meer opbrengt. Dat valt te lezen in de sleuteltabel die we
ontvangen bij de jaarstukken.
Het is dan ook niet zo gek dat De Telegraaf vorige week kopte:
"Schatkist loopt 2,6 miljard mis. Nederlanders halen meeste tabak uit
het buitenland." Dit roept dan ook gelijk de vraag op of de
staatssecretaris op deze nieuwste cijfers kan reageren en dan ook
nadrukkelijk op de correlatie tussen de illegale sigaretten die ons land
binnenkomen en het verhogen van de accijns. Hoe verhouden deze zich tot
elkaar?
Voorzitter. Dit is meer ter illustratie voor de wet die nu voorligt, die
van de differentiatie van de vliegbelasting naar afstand, oftewel: hoe
verder je vliegt, hoe meer belasting je gaat betalen. Dit betekent dat
een gemiddeld gezin maar zo €280 per passagier extra kwijt is aan
belastingen. Op deze manier wordt een gewone vakantie, waar mensen hard
voor gewerkt en ook in veel gevallen gespaard hebben, onbetaalbaar.
Sterker nog, Nederland krijgt hiermee de hoogste belasting op een
vliegticket van Europa. Heeft de staatssecretaris overwogen dat het met
de vliegbelasting ook dezelfde kant op kan gaan als wat we nu zien met
tabaksaccijns en dat deze belasting dus eerder geld kost dan
opbrengt?
Voorzitter. Dit kun je immers ook geen "grenseffect" meer noemen, want
zo ongeveer heel Nederland is op deze manier al een grensregio geworden.
Door de alsmaar stijgende accijnzen en belastingen loont het dus om naar
Duitsland, Luxemburg of België te gaan en om daar je tabak te halen, je
boodschappen te doen, te tanken en dan dus ook straks te gaan vliegen.
Over die boodschappen kom ik nog op een later moment te spreken, want de
boodschappen stijgen zo ongeveer per week in prijs, lezen we. Veel
mensen kunnen het amper nog betalen.
Voorzitter. Dan wil ik toch terugkomen op die vereenvoudiging die maar
niet wil lukken: de multiplier in de lucratiefbelangregeling. Dit is een
uitwerking van meerdere aangenomen moties. Vooropgesteld: het is goed
dat er nu wat wordt gedaan aan de constructie waarbij voornamelijk
private-equitymanagers en investeerders een hogere effectieve
belastingdruk hebben, als betrof het gewoon loon. Kort gezegd komt de
regeling erop neer dat het nominale belang wordt vermenigvuldigd met een
tarief, vaak in box 3, en dat wordt dan weer gedeeld in het geldende
tarief in box 2. Dit bedrag dus, met een fictief groter belang, wordt
dan belast volgens de huidige tarieven in box 2. Met dit Belastingplan
zou deze regeling in werking kunnen treden per 1 januari 2026, maar met
alleen de inwerkintreding zijn we er duidelijk nog niet. Er zitten
namelijk zo veel haken en ogen aan deze regeling dat de staatssecretaris
zelf ook het volgende schrijft, wat ik citeer: "Handhaving is gebaat bij
een goede IV-ondersteuning, maar deze ondersteuning is niet voor 1
januari 2029 te realiseren."
Sterker nog, de staatssecretaris schrijft zelfs dat door het ontbreken
van IV-ondersteuning de belastingplichtigen geacht worden uit eigen
beweging de multiplier toe te passen en de voordelen uit lucratief
belang op te geven. Ook de uitvoeringstoets schetst duidelijke
problemen. De maatregel is niet fraudebestendig, is
complexiteitsverhogend en geeft een hoog risico op procesverstoringen.
Dus ongeveer alles wat fout kán gaan, zal ook fout gaan bij deze
maatregel. Daarom vragen wij ons af of invoering van deze
lucratiefbelangregeling voor vertraging in het IV-portfolio kan zorgen.
Onderaan de streep komt het er namelijk op neer dat deze maatregel
technisch wel gaat bestaan, maar dat we voor 1 januari 2029 geen
toepassing en handhaving hoeven te verwachten. En zelfs dan is het nog
maar de vraag of deze maatregel effect heeft. Kan de staatssecretaris
hierop reageren? Hoe gaat de staatssecretaris deze risico's
ondervangen?
De voorzitter:
Dit leidt tot een interruptie van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
De heer Vlottes ziet allerlei beren op de weg. Die zien wij ook. Wij
hebben ook een aantal inhoudelijke argumenten voor het feit dat we dit
een slecht idee vinden. Als de staatssecretaris gaat bevestigen wat de
heer Vlottes hier allemaal zegt, is hij dan te porren voor uitstel of
afstel van deze regeling?
De heer Vlottes (PVV):
Ja, de microfoon doet het! Ik dacht even dat het knopje van de microfoon
ook al niet meer werkte. We laten het antwoord van de staatssecretaris
eerst nog even op ons inwerken. Het moet natuurlijk wel zo zijn dat we
maatregelen invoeren die effect sorteren; dat past ook weer een beetje
in die vereenvoudiging van het belastingstelsel. Dat er dan misschien
problemen zijn in het IV-portfolio weet mevrouw Van Eijk natuurlijk ook,
want daar worden we ook mee getorpedeerd bij onder andere box 3. Maar
laten we eerst even de beantwoording van de staatssecretaris hierover
afwachten.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Vlottes (PVV):
Voorzitter. Wat is het nut van deze maatregel als er geen
IV-ondersteuning is — daar ging de interruptie eigenlijk ook al over —
en het vooral uit de private-equitysector zelf moet komen en er wordt
verwacht dat er vanuit die sector naar alternatieve standpunten wordt
gezocht, buiten het zicht van de Belastingdienst om? Hoe gaat de
staatssecretaris hiermee om?
Voorzitter. Dan box 3. Inmiddels kunnen we wel zeggen dat een
belastingplan zonder iets over box 3 te zeggen, haast geen belastingplan
meer is. Over een verhoging van 1,9% voor overige belegging ten opzichte
van 2025 is het Register Belastingadviseurs klip-en-klaar. Ik citeer:
"Het is sterk de vraag of de gegeven onderbouwing van de toename van het
forfait voor overige bezittingen met 1,9% stand zal houden bij de
rechter." Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze conclusie? Uit de
antwoorden die we hebben ontvangen van de staatssecretaris blijkt ook
wel dat er extra bezwaar- en beroepsprocedures zullen volgen. Hij
verwacht dat er door deze verhoging op basis van de tegenbewijsregeling
40% meer bezwaren zullen worden ingediend. Waar is dit aantal van 40% op
gebaseerd? Is dit een ondergrens of een verwachting? En waar is deze
verwachting dan op gebaseerd?
Voorzitter. Momenteel staat box 3 voor veel mensen met enkele
huurwoningen zo ongeveer gelijk aan de verkoop van hun portfolio.
Desalniettemin geeft de staatssecretaris aan niets te kunnen doen als
tegemoetkoming. Hij wijst daarvoor op de kostenaftrekregeling, zoals die
zal gaan gelden in de mogelijk toekomstige Wet werkelijk rendement.
Erkent de staatssecretaris dat een kostenaftrek in de Wet
tegenbewijsregeling het leed had kunnen verzachten? En erkent hij dat
het ook een potentieel van 40% meer bezwaren, met alle gevolgen van
dien, in de uitvoering had kunnen voorkomen? Graag een reactie hierop.
Want als de uitvoeringstoets nog moet worden geüpdatet, is dat dan ook
al niet rijkelijk laat? En wat zijn de gevolgen voor bijvoorbeeld het
IV-domein? Bestaat dan ook de mogelijkheid dat hierdoor het nieuwe
stelsel per 1 januari '28 niet gehaald kan worden? Is de
staatssecretaris dan bereid om in ieder geval de uitvoeringstoets naar
voren te halen, die nu ergens voor het eerste kwartaal, Q1, van volgend
jaar gepland staat? Zo lopen we niet het risico om hier komend voorjaar
bij elkaar te zitten en dan geconfronteerd te worden met nog grotere
derving, vastgelopen systemen en andere bestuurlijke rampen. Graag ook
hier een reactie op.
Voorzitter. Dan kom ik terug op de vereenvoudiging van het
belastingstelsel, wat niet gelukt is, namelijk de pseudo-eindheffing.
Vooral de brandstofauto moet het ontgelden in dit Belastingplan, met een
verhoging van de motorrijtuigenbelasting voor benzine- en dieselauto's
en een verhoging in de aanschafbelasting. Kortom, auto's worden nog
duurder, met als duveltje uit een doosje de pseudo-eindheffing: een
soort straf voor bedrijven als hun personeel rondrijdt met een
brandstofauto in plaats van met een elektrische auto, oplopend tot maar
liefst 12% extra op de cataloguswaarde. Dit betekent dat een gemiddelde
leaseauto duizenden euro's duurder wordt. Volgens de staatssecretaris
mag deze heffing dan niet worden doorberekend aan de werknemer. Betekent
dat dan niet dat het gebruik van leaseauto's in zijn geheel, of in heel
veel gevallen, geschrapt zal gaan worden en werknemers dan bijvoorbeeld
voor eigen vervoer gaan zorgen tegen een kilometervergoeding? In de
praktijk zal dit ervoor zorgen dat werknemers gewoon een brandstofauto
kopen om lekker naar hun werk, hun klus of hun professionele
werkzaamheden te rijden en daar vervolgens een kilometervergoeding voor
krijgen, waardoor het effect dus nihil is. Kan de staatssecretaris
hierop reageren?
Voorzitter. De reden waarom ik dit vraag, laat zich wel raden. Op pagina
55 van de nota naar aanleiding van het verslag staat dat er is
voorgesteld om een lager bijtellingspercentage op te nemen, maar dat dit
om "budgettaire redenen" niet is gedaan. Dat is vreemd, want de reden
waarom deze maatregel is ingevoerd is toch echt de
CO2-besparing. Een paar pagina's verder lezen we dan ook: het
doel is niet om een budgettaire opbrengst te genereren, maar om de
ingroei van elektrische auto's te versnellen. Wat is het nu? Wat
betekent het voor de voorspelde CO2-besparing als werknemers
inderdaad zelf voor het vervoer gaan zorgen tegen een vergoeding? Graag
een reactie hierop.
Voorzitter. Eerlijk is eerlijk, het lijkt erop dat de staatssecretaris
zelf ook de bui ziet hangen bij deze gammele constructie, want voor deze
maatregel wordt er gebruikgemaakt van de Wet op de loonbelasting,
ondanks het feit dat dit helemaal niets met loon te maken heeft. Ook
hier schrijft de staatssecretaris: het kabinet heeft als doelstelling om
maatregelen te treffen die eraan bijdragen om de klimaatdoelen te halen.
Het doel heiligt de middelen, moet de staatssecretaris hebben gedacht,
maar dat gaat dan wel ten koste van werkgevers en werknemers. Hoe
reageert de staatssecretaris hierop? Als ik mij niet vergis, was er
namelijk een stelpost van 250 miljoen opgenomen om complexe fiscale
constructies te schrappen en niet om die er nog bij te maken.
Voorzitter. Tot slot doe ik een lucratieve suggestie. Is het een idee om
deze pseudo-eindheffing dan gewoon niet in te voeren? De opbrengsten
kunnen dan gebruikt worden om deze taakstelling in te vullen en op die
manier is er in ieder geval een begin gemaakt met de vereenvoudiging van
het belasting- en toeslagenstelsel.
Voorzitter, dank u wel. Tot zover mijn bijdrage.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Die leidt verder niet tot interrupties. Dan kom
ik bij de bijdrage van mevrouw Van Eijk. Zij heeft 35 minuten spreektijd
aangevraagd.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ja, er is in het weekend gewoon vijftien minuten bij gekomen toen ik
ging oefenen. Het zijn toch best wel veel onderwerpen, dus ja.
Voorzitter. Ook een demissionair kabinet moet verantwoordelijkheid
nemen. Voor burgers en ondernemers is financiële rust essentieel. Het
behandelen van een belastingplan van een demissionair kabinet is
uitdagend. Dit wordt nog versterkt door de inmiddels andere verhoudingen
in de Tweede Kamer. Toch vinden wij het belangrijk dat het kabinet kan
doorwerken en kan doen wat nodig is voor mensen en bedrijven in dit
land. Dat betekent: rust bewaren, ervoor zorgen dat mensen meer geld in
de portemonnee overhouden en ruimte geven aan ondernemers.
De VVD is in grote lijnen tevreden met het pakket Belastingplan 2026. De
koopkracht stijgt, brandstof en energie blijven betaalbaar en de
rekening wordt niet bij ondernemers gelegd. Zoals gezegd, vinden we het
belangrijk om in deze fase van de formatie, de informatie, de rust te
bewaren. We willen nu dus geen geld uitgeven zonder te weten hoe we dat
in de toekomst betalen. We schuiven de rekening niet door. We weigeren
mee te gaan in voorstellen die misschien lekker voelen, maar die laten
zien dat men de moed mist om echte keuzes te maken. Tegelijkertijd
willen wij met een aantal wijzigingsvoorstellen recht doen aan ons
verkiezingsprogramma.
Het begint bij de portemonnee van Nederlanders, want zonder koopkracht
geen perspectief en zonder financiële zekerheid geen vertrouwen.
Hardwerkende mensen verdienen het dat hun inspanningen zichtbaar zijn in
wat er onderaan de streep overblijft. De VVD wil hun portemonnee
beschermen. De VVD kiest dus voor ruimte en vertrouwen, voor een
aantrekkelijk ondernemers- en vestigingsklimaat, waarin bedrijven durven
te investeren en te groeien. Want pas als geld verdiend is, kan het
worden uitgegeven. Pas als we hier een sterke economie behouden, kunnen
we onze middenklasse en onze veiligheid beschermen.
Ik loop vandaag per wet door het pakket Belastingplan 2026 heen en zoom
daarbij in op de maatregelen die de VVD belangrijk vindt, waar zij
vragen over heeft of die zij overweegt te wijzigen. Daarnaast sta ik
stil bij een aantal overige fiscale onderwerpen die aandacht verdienen.
Ik rond af met de uitvoerbaarheid. Goed beleid staat of valt namelijk
met wat de Belastingdienst daadwerkelijk kan uitvoeren.
Voorzitter. Ik begin bij het inkomensbeleid. De VVD is tevreden dat het
koopkrachtbeeld voor 2026 evenwichtig is en dat vrijwel alle groepen er
in doorsnee op vooruitgaan. Huishoudens gaan er gemiddeld 1,3% op
vooruit. De verhoging van de arbeidskorting is een stap in de goede
richting om werken meer te laten lonen en de belastingdruk op arbeid
verder te verlagen. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de wens van de VVD
om mensen die werken of willen gaan werken, extra te ondersteunen.
Tegelijkertijd vinden wij het teleurstellend dat werkenden er niet meer
op vooruitgaan dan niet-werkenden. Voor een sterke economie is het
belangrijk dat arbeid structureel aantrekkelijker wordt gemaakt dan het
ontvangen van een uitkering. De VVD vindt dat werken, meer uren maken en
doorgroeien altijd financieel moeten lonen.
Het schrappen van de zogenoemde buffelboete, hoewel begrijpelijk vanuit
inkomensbescherming, leidt ertoe dat de prikkel om meer te gaan werken
wordt verzwakt. Dat is een gemiste kans. We zouden liever hebben gezien
dat de middelen gericht worden ingezet om arbeidsparticipatie te
stimuleren, maar we hebben hierover een afspraak gemaakt en daar zullen
wij ons aan houden.
De VVD is blij dat een simpele schriftelijke afspraak tussen werkgever
en werknemer genoeg is om vast te leggen dat een fiets van de zaak niet
privé wordt gebruikt. Dat scheelt regeldruk, gedoe en controles voor
werkgevers en voor de Belastingdienst. Maar we zien wel dat de fiscale
regels voor de fiets van de zaak anders uitpakken dan andere
fietsregelingen. Collega Van Oostenbruggen refereerde daar ook al aan.
Dat leidt tot onduidelijkheid en maakt het gebruik ... O sorry, ik
bedoelde "collega Oosterhuis". Ik moet echt nog oefenen; excuus
daarvoor. Maar we bedoelen hetzelfde.
Dat leidt tot onduidelijkheid en maakt het gebruik van de fiets voor
woon-werkverkeer onnodig ingewikkeld. Daarom vraag ik de
staatssecretaris of hij bereid is deze verschillen te verkleinen en de
regels te vereenvoudigen. Kan hij inzicht geven in welke stappen hij kan
zetten om het fiscaal aantrekkelijker en eenvoudiger te maken om voor de
fiets te kiezen?
Dan de lucratiefbelangregeling. Die is ook door een aantal van de
collega's al aangehaald. De VVD heeft grote moeite met de voorgestelde
verzwaring van de lucratiefbelangregeling. De maatregel zorgt ervoor dat
werknemers van start-ups en investeringsfondsen zwaarder worden belast.
Wat bedoeld is om misbruik aan te pakken, raakt in de praktijk juist de
mensen die zorgen voor een groeiende economie: innovatieve ondernemers,
mkb-investeerders en investeringsfondsen. Terwijl andere Europese landen
carried interest met 25% tot 30% belasten, jagen wij ze weg met een
effectief tarief van 36%. De effectieve belasting kan zelfs oplopen tot
maximaal 52,51%, hoger dan het toptarief in box 1.
Bij andere debatten hebben we het vaak over de vraag hoe we groeigeld
kunnen aantrekken voor de Nederlandse economie, terwijl de maatregel die
nu wordt voorgesteld, juist zorgt voor minder groeigeld in Nederland en
tegengesteld is aan de kabinetsplannen om werknemersparticipatie te
stimuleren. Dat is funest voor ons vestigingsklimaat, voor investeringen
en voor het aantrekken van talent. En dat terwijl de commissie-Wennink
over enkele weken met een advies komt over ons toekomstig
verdienvermogen. De VVD wil misbruik aanpakken en steunt de maatregel om
onwenselijke structuren tegen te gaan, maar het is onbegrijpelijk om
daarnaast juist nu een forse belastingverhoging door te voeren zonder
dat advies af te wachten. Dit is niet voorspelbaar, niet verstandig en
niet uitvoerbaar. Daarom heb ik de volgende vragen aan de
staatssecretaris.
Erkent hij dat dit voorstel Nederland minder aantrekkelijk maakt voor
investeerders en talent? Waarom niet wachten op het advies-Wennink
voordat we zo'n grote stap zetten? Erkent de staatssecretaris dat dit
voorstel kan zorgen voor een verdere verstoring van het globaal
evenwicht als het gaat om de belastingdruk voor verschillende
belastingplichtigen? Dit voorstel maakt management- en aandelenplannen
onaantrekkelijker en dat is precies het tegenovergestelde van wat nodig
is voor groeiende bedrijven en voor het aantrekken van schaarse
specialisten. Ziet de staatssecretaris dat dit haaks staat op zijn eigen
ambities voor werknemersparticipatie? De Belastingdienst krijgt meer
werk, minder overzicht en meer discussies achteraf doordat VSO's
wegvallen. Daarnaast is tot 2029 goede handhaving moeilijk doordat de
IT-systemen van de Belastingdienst pas op dat moment aangepast kunnen
worden. Erkent de staatssecretaris dat de uitvoeringslast fors toeneemt?
Hoe is dit voorstel dan toch als uitvoerbaar beoordeeld? In het eigen
onderzoeksrapport van Financiën staat: niet wijzigen vóór
inwerkingtreding van het nieuwe box 3-stelsel. Waarom wordt dit advies
genegeerd? Is de staatssecretaris bereid de invoeringsdatum uit te
stellen?
Voorzitter. Dan de aanpassingen in box 3. De VVD maakt zich grote zorgen
over de voorgestelde verhoging van het box 3-forfait voor overige
bezittingen en de verlaging van het heffingsvrije vermogen. Deze
maatregelen zijn bedoeld om een budgettair gat te vullen, maar treffen
in de praktijk juist mensen die investeren in onze economie en in onze
woningmarkt. Het forfait voor overige bezittingen gaat naar bijna 8% en
dat is fors. Dit raakt onder anderen particuliere verhuurders, terwijl
zij juist investeren in betaalbare huurwoningen en broodnodig aanbod
creëren. Met dit soort stappen maken we het investeringsklimaat alleen
maar slechter en daarmee het woningtekort alleen maar groter. Daarnaast
wordt het heffingsvrije vermogen verlaagd. Daardoor komen er, zoals
gezegd, 300.000 extra belastingplichtigen in box 3. Dat zijn mensen met
simpelweg wat spaargeld. Dat is niet alleen slecht voor hen, maar ook
voor de uitvoering, die nu al op omvallen staat. De VVD is tegen extra
belastingverhogingen op spaargeld en vermogen. Ik heb dan ook een aantal
vragen aan de staatssecretaris.
Erkent de staatssecretaris dat een forfait van bijna 8% investeringen in
huurwoningen verder ontmoedigt? Ziet hij het risico dat dit voorstel het
aanbod van betaalbare huur verder onder druk zet? Wat betekent het voor
de uitvoering dat er 300.000 belastingplichtigen bij komen in box 3,
terwijl de Belastingdienst al overbelast is? Deelt de staatssecretaris
de zorg dat we hiermee opnieuw mensen met relatief kleine vermogens
onevenredig hard raken? Staat de staatssecretaris open voor een meer
gematigde verhoging van het forfait en voor het niet-verlagen van het
heffingsvrij vermogen, zeker nu het nieuwe stelsel pas in 2028
ingaat?
De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, voordat ik haar plaats, heb ik een vraag. U schijnt aan de
voorkant iets te hebben gezegd over een maximum van zes interrupties. Ik
dreig daar al overheen te gaan. Voordat ik mevrouw Van Eijk een hele
waardevolle vraag ga stellen: welke coulance is er mogelijk?
De voorzitter:
Meneer Grinwis, het is natuurlijk zo dat het in een wetgevingsoverleg in
principe vrijstaat om maximaal te interrumperen. Ik heb gepoogd enige
zelfdiscipline op te leggen, maar ik zie ook wel dat het tot behoorlijk
wat reacties leidt. U mag een voorstel doen. Dan leg ik dat voor aan de
vergadering.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Kijk aan, ik krijg de vrijheid. Dank, voorzitter. Dan zou ik willen
voorstellen om in te zetten op het dubbele: twaalf.
De voorzitter:
Ik kijk even of de collega's zich daarin kunnen vinden. Ja, zie ik. Dan
gaan we dat doen. Dan vraag ik wel om uw zelfdiscipline om die
interrupties wat kort te houden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank. Ook dank aan de collega's. Ik heb hierover een vraag
aan collega Van Eijk. Ik ben het namelijk zeer eens met wat ze zegt over
box 3. Zij vraagt om tempering, niet om het schrappen van de
versoberingen van de lastenverzwaring. Mijn vraag is: waarom? En hoe zou
ze het willen betalen? Er zijn veel vragen te stellen over of de raming
inderdaad klopt, maar de regels der kunst zijn nou eenmaal dat wij met
een dekking moeten komen. Aan welke dekking denkt zij? Wat vond zij van
de suggestie die ik al eerder in het debat richting collega Oosterhuis
heb gedaan?
De voorzitter:
Helder. Dit waren drie of vier vragen in één, dus het was ook heel
effectief!
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik ben pas de derde spreker, maar je ziet dus dat box 3 ook hier in de
volle breedte leeft. We zijn allemaal op zoek naar oplossingen voor het
heffingsvrij vermogen, dan wel voor de verhoging van het forfait. We
hebben ook allemaal ideeën over welke dekking daarbij zou passen. Ik
denk ook dat we de komende dagen moeten gebruiken om te kijken waarover
we overeenstemming kunnen bereiken. Ik heb heel specifiek gekeken naar
het volgende. De groep belastingplichtigen waarom het hier gaat, bestaat
vooral uit belastingplichtigen die ook in box 1 onder het hoogste tarief
vallen. Ik zou dus openstaan voor een oplossing in het wat bredere
domein. Dat zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat er iets gedaan wordt
aan het aangrijpingspunt toptarief box 1. We hebben daar ook een stukje
dekking uit gehaald om de buffelboete mee te dekken. Dat hebben we in
een brede coalitie voor elkaar gekregen. Mijn idee zou dus zijn om daar
in ieder geval ook naar te kijken. Een oplossing binnen box 3 zelf zie
ik absoluut niet werken, omdat die belastingdruk al gigantisch zwaar is.
Ik zeg dus nu al dat als die voorstellen er komen, ik die niet ga
steunen.
De voorzitter:
Daarmee ga ik naar de volgende spreker.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik zie de heer Grinwis kijken. Ik heb een heel rijtje gemaakt. Ik zag
erf- en schenkbelasting voorbijkomen, evenals het tarief. Maar de heer
Grinwis moet me heel even helpen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, als het mag? Het betrof een iets snellere afbouw van de
wet-Hillen.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Die ga ik mee terugnemen. Ik denk namelijk dat het sowieso, los van de
inhoud al, ingewikkeld wordt om dat als deugdelijke dekking te kunnen
bestempelen. Maar goed, ik wacht de reactie van de staatssecretaris
daarover even af. Zoals ik zei zijn er heel veel verschillende ideeën
over de dekking. Er zijn ook heel veel verschillende ideeën over waar
het dan terecht zou moeten komen. Het matigen van de voorgenomen
verhoging van het forfait is omdat er budgettair gezien niet heel veel
ruimte is om dat helemaal op te lossen. Overigens had ik dat het liefste
gedaan.
De voorzitter:
De volgende interruptie is van de heer Oosterhuis.
De heer Oosterhuis (D66):
Mevrouw Van Eijk noemt een verhoging in box 1. Alleen zou die ertoe
leiden dat werken minder gaat lonen en ook dat méér werken minder gaat
lonen. Is zij het dus niet met mij eens dat een oplossing voor box 3,
als die gezocht moet worden, toch meer in de vermogenssfeer zou moeten
zitten dan in de inkomenssfeer?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik begrijp heel goed wat hier gezegd wordt. Uiteraard moet werken lonen
en moet meer werken meer lonen. Maar alsnog blijft er ruimte over om in
die inkomensgroep mensen erop vooruit te laten gaan. Alleen, ze gaan er
minder op vooruit als je deze dekking daarvoor zal aanwenden. Maar we
zijn het nog aan het uitwerken, dus ik moet nog zien hoe het precies
gaat uitpakken. Maar ik wil niet uitsluiten dat we breder kijken dan
alleen maar naar box 3.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag raakt hier ook aan. Ik begrijp het niet. De VVD begon het
betoog met: werken moet lonen. Maar nu wordt alweer gesuggereerd: we
gaan de lasten in box 1 verhogen om die in box 3 te verlagen. Dat staat
toch haaks op het hele betoog om werken te laten lonen? Volgens mij
worden hier verschillende routes genoemd. Ik sta open voor alles, maar
niet voor box 1. Het is heel raar als we met elkaar zeggen dat werken
moet lonen en dan met box 3 gaan compenseren. Zou u daarop kunnen
reflecteren?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dan val ik in herhaling. Ik heb aangegeven dat we hebben gekeken naar
deze groep box 3-belastingplichtigen. Waar zitten die ergens in box 1?
Daarin zit gewoon overlap in de doelgroep, om het zo maar eventjes te
noemen. Daarmee vind ik het verantwoord. Ik heb aangegeven dat deze
groep er dan nog steeds op vooruitgaat. We moeten dus niet het frame
opplakken dat het betekent dat werkenden er niet op vooruitgaan, want
dat is gewoon niet waar.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Voorzitter. Ik kom bij de ETK-regeling. De VVD hecht groot belang aan
het behoud van een sterke en concurrerende kennismigrantenregeling. Deze
regeling is cruciaal voor het aantrekken van internationaal talent, dat
onze kennisintensieve economie draaiende houdt. Nederland kan zich geen
onzekerheid permitteren in een tijd waarin ons verdienvermogen onder
druk staat. Wij moeten aantrekkelijk blijven voor hoogopgeleide
specialisten en innovatieve ondernemers. De VVD steunt het aanpakken van
misbruik, maar werkgevers en kennisinstellingen hebben wel recht op rust
en stabiliteit. Het op korte termijn opzeggen van convenanten, waar
werkgevers nu op vertrouwen, voelt voor velen als oneerlijk en
onvoorspelbaar. Graag een reflectie van de staatssecretaris. Begrijpt
hij deze zorgen en ziet hij ruimte om dit zorgvuldiger te doen?
Dan de pseudo-eindheffing. De VVD zal met frisse tegenzin instemmen met
de voorgestelde pseudo-eindheffing op fossiele leaseauto's. Het doel,
verduurzaming van het wagenpark, onderschrijven wij, maar wij geloven
meer in positieve stimulansen dan in nieuwe strafheffingen. Wij vinden
dat beleid uitvoerbaar, eenvoudig en realistisch moet zijn. Het kabinet
wil vanaf 2017 een heffing van 12% boven op de reguliere bijtelling
volledig voor rekening van werkgevers laten komen. Maar laten we eerlijk
zijn, met deze maatregelen dwingen we ondernemers richting elektrisch
rijden, terwijl zelfs de overheid daar zelf nog niet klaar voor is.
Rijkswaterstaat schaft 200 nieuwe diesels aan. Dat is niet uit onwil,
maar omdat elektrisch in de praktijk vaak niet werkt, niet voor lange
afstanden en niet voor zware belastingen. Dat is precies wat ondernemers
al jaren aangeven. De VVD is ook bezorgd over de extra nalevingskosten
voor werkgevers én werknemers. Het is gewoon extra regeldruk. Daarom
zullen wij een praktische, eenvoudige suggestie doen: pas de
pseudo-eindheffing, net als de bijtelling, toe vanaf de maand na
registratie. Dat voorkomt onnodige administratieve rompslomp. De derving
ervan is verwaarloosbaar. Daarnaast zien wij kansen in flankerend
beleid, zoals het continueren van een lagere bijtelling voor
emissievrije auto's. Daarmee stimuleer je verduurzaming in plaats van
het te forceren.
Dan heb ik nog enkele concrete vragen. Erkent de staatssecretaris dat
deze maatregel de nalevingskosten voor werkgevers aanzienlijk verhoogt?
En ziet hij ruimte om onze suggestie, toepassing vanaf de maand na
registratie, over te nemen? In de toelichting wordt de situatie van
salary splits niet besproken. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de
pseudo-eindheffing proportioneel wordt toegepast wanneer een werknemer
slechts voor een deel van zijn inkomen in Nederland belast is?
Dan de aanpassingen aan de CO2-heffing voor de industrie. De
VVD is blij dat het kabinet stappen zet om de nationale
CO2-heffing voor de industrie in lijn te brengen met Europa.
Nederland was het enige EU-land met een eigen extra heffing boven op het
ETS. Daarmee zetten we onze eigen industrie op achterstand, terwijl
andere landen hun bedrijven juist beschermen. Het is goed dat het
kabinet het tarief nu verlaagt en de vrijgestelde rechten verruimt. Dat
brengt ons dichter bij een gelijk speelveld en geeft bedrijven de ruimte
om te investeren in innovatie en verduurzaming. Zo geven we onze
industrie, die wil verduurzamen, de kans om dat in Nederland te doen in
plaats van over de grens. Onze industrie wordt al jaren geconfronteerd
met hoge energieprijzen, oplopende netwerkkosten en een stapeling van
nationale heffingen. Terwijl Duitsland, België en Frankrijk stevig
ondersteunen, is in Nederland juist de volumecorrectieregeling
afgeschaft. Gelukkig is de indirectekostencompensatie wél verlengd. Maar
het verder afbouwen van zogenaamde fossiele subsidies of het verder
belasten van uitstoot helpt niet, zeker niet in de internationale
concurrentiestrijd waarin we zitten.
Twee vragen aan de staatssecretaris. Erkent de staatssecretaris dat
verdere nationale koppen op het ETS in welke vorm dan ook schadelijk
zijn voor ons verdienvermogen en dat Nederland zich in Brussel moet
richten op één eerlijk Europees systeem in plaats van eigen aanvullende
heffingen? En hoe zorgt het kabinet ervoor dat de industrie
daadwerkelijk ruimte krijgt om te investeren, nu energiekosten,
netwerkkosten en fiscale lasten nog steeds stapelen? Is het kabinet
bereid om in samenhang te kijken naar het totale pakket aan lasten dat
op de industrie drukt?
Dan de belastingvermindering energiebelasting. De VVD steunt de
verhoging van de belastingvermindering op de energierekening, zodat
energie voor huishoudens betaalbaar blijft en mensen meer lucht houden
in hun maandlasten. Het is een eenvoudige en effectieve manier om de
energierekening te verlagen. We kijken uit naar de verdere uitwerking
richting 2029. Hoe blijft het kabinet oog houden voor het mkb, dat nog
altijd kampt met hoge energiekosten en voor wie betaalbare energie
cruciaal is om te kunnen blijven ondernemen? Kan het kabinet bij de
appreciatie van het amendement-Kouwenhoven ingaan op het effect op de
energierekening van mkb'ers als de belastingkorting voor hen wordt
geschrapt?
Dan het verlengen van de verlaagde accijnstarieven op brandstof. De VVD
steunt uiteraard de verlenging van de verlaging van de brandstofaccijns
tot 1 januari 2027, zodat autorijden betaalbaar blijft en automobilisten
niet geconfronteerd worden met een tientje extra afrekenen aan de pomp,
zeker nu de benzineprijs het hoogste punt bereikt in bijna anderhalf
jaar tijd. Voor veel Nederlanders is de auto geen luxe, maar een
noodzaak om naar werk, school of familie te gaan. Door deze maatregelen
beschermen we de portemonnee van werkenden en houden we mobiliteit
bereikbaar voor iedereen.
De bedrijfsopvolgingsregeling mag ook niet ontbreken in een debat over
het Belastingplan. Familiebedrijven vormen de ruggengraat van onze
economie en zorgen voor werkgelegenheid, continuïteit en regionale
binding. De VVD is teleurgesteld dat de verruiming van de
bedrijfsopvolgingsregeling niet doorgaat vanwege juridische risico's en
uitvoeringsrisico's. Maar tegelijkertijd is zij opgelucht dat een
verdere versobering van tafel is. Familiebedrijven verdienen
duidelijkheid en rust om met vertrouwen te kunnen investeren en hun
onderneming over te dragen aan de volgende generatie. De VVD wil daarom
een einde aan de onzekerheid rond de BOR en een stabiel
toekomstbestendig opvolgingsklimaat voor familiebedrijven. Kan de
staatssecretaris toezeggen dat de versobering van de BOR uit het vorige
Belastingplan ook echt definitief van de baan is nu door het
amendement-Stoffer deze versobering niet in werking treedt? Is de
staatssecretaris bekend met het stimuleringsbeleid van de Europese
Commissie om familiebedrijven bij bedrijfsopvolging te faciliteren?
Steunt hij dit beleid actief?
Voorzitter. Dat was het wetsvoorstel inzake het Belastingplan. Ik kom nu
aan bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen. Daar heb ik twee
punten bij. Ten eerste de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk
verkeer. De VVD begrijpt dat een uitzondering op de Wet modernisering
elektronisch bestuurlijk verkeer voor de Belastingdienst en Douane op
dit moment noodzakelijk is. De uitvoering loopt tegen serieuze problemen
aan en bovendien zou volledige toepassing nu botsen met EU-recht. Daarom
blijft de huidige digitale werkwijze voorlopig gehandhaafd en schuift
volledige aansluiting op tot 2030. Maar daarmee is het probleem niet
opgelost, want digitaal bezwaar kan nog steeds niet voor alle
belastingen en beschikkingen. Dat leidt tot onzekerheid voor burgers en
bedrijven en tot het risico dat bezwaren onterecht niet-ontvankelijk
worden verklaard. Dat is niet uit te leggen. De VVD vindt dat de
bewaarfase veel hoger op de prioriteitenlijst moet komen binnen het
ingroeimodel. Burgers en ondernemers moeten tijdig duidelijk en volledig
digitaal bezwaar moeten kunnen maken; dat is een basisvoorwaarde voor
rechtsbescherming en voor vertrouwen in de overheid.
Daarom de volgende vraag aan de staatssecretaris. Kan hij toezeggen dat
de bezwaarfase en het volledig digitaal kunnen indienen van bezwaar
versneld worden opgepakt binnen het ingroeipad naar 2030? Wanneer kan de
Kamer verwachten dat digitaal bezwaar voor alle soorten belastingen
beschikbaar is?
Dan het tijdelijk overgangsrecht fonds voor gemene rekening. We hebben
daar bij het vorige Belastingplan uitgebreid bij stilgestaan. Ik weet
nog goed dat ik toen een amendement klaar had liggen, maar dat ik
vanwege de complexiteit van de hele materie daar niet op door durfde te
pakken. Maar ik ben wel ontzettend blij met de uitvoering van mijn
motie, waardoor het gesprek met belangenorganisaties echt is aangegaan
om ervoor te zorgen dat we voorkomen dat er hier allerlei ongelukken
gebeuren. Maar we zijn er nog niet, zeg ik tegen de staatssecretaris,
via u, voorzitter.
Het overgangsrecht voor een fonds voor gemene rekening is namelijk te
beperkt. Zoals ook Vakstudie Nieuws terecht opmerkt, geldt dat nu alleen
voor fondsen die al op 31 december 2024 bestonden. Voor nieuwe fondsen,
zeker buitenlandse fondsen, ontstaat daardoor een probleem. In de
praktijk is namelijk niet altijd helder of een fonds naar Nederlandse
maatstaven wel of niet een fonds voor gemene rekening is. Dat geldt voor
Nederlandse fondsen, maar zeker ook voor buitenlandse fondsen, waar
rechtsvormen en regimes enorm uiteenlopen. Het inkoopmechanisme dat
nodig is om transparant te blijven, is in het buitenland simpelweg
ongebruikelijk.
Als we het overgangsrecht niet verruimen, dan krijgen buitenlandse
fondsen tussen 2025 en 2028 te maken met een kortstondige en volledig
onbedoelde belastingplicht: eerst wel belast, maar vanaf 2027 en 2028
waarschijnlijk weer niet. Dat is administratief onwerkbaar en kostbaar,
en jaagt investeerders weg. Dat moeten we niet willen. Vakstudie Nieuws
zegt het treffend: wat is eigenlijk het bezwaar om het overgangsrecht
ook toe te passen op nieuw opgerichte entiteiten? De VVD ziet dat
bezwaar ook niet. Daarom mijn vraag aan de staatssecretaris: is hij
bereid om het overgangsrecht te verruimen naar alle fondsen die na 31
december 2024 worden opgericht, zodat we voorkomen dat nieuwe en met
name buitenlandse fondsen onnodig en kortstondig belastingplichtig
worden?
Ik dacht: misschien komt er een interruptie; dan neem ik een slok water.
Maar die kwam niet, dus ik neem 'm nu alsnog.
Het wetsvoorstel Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024 is een
onderwerp waar ik aandacht voor vraag in alle debatten die gaan over
internationale fiscaliteit en het vestigingsklimaat. De VVD staat achter
het doel van Pijler 2: het tegengaan van mondiale winstverschuiving en
het zorgen voor een eerlijk minimumtarief. Maar we moeten ook eerlijk
zijn: de internationale implementatie is nog verre van stabiel. Terwijl
wereldwijd wordt gewerkt aan vereenvoudiging en een
side-by-sidebenadering met de VS, moet Nederland scherp blijven op het
behoud van een gelijk speelveld en de concurrentiekracht van Europese
multinationals. Nu de praktijk op stoom komt, zien we dat de regels van
de Europese Pijler 2 in veel gevallen zwaarder uitpakken dan de
Amerikaanse regels. Dat leidt tot een verslechtering van onze
concurrentiepositie. Bedrijven met een effectieve belastingdruk van ver
boven de 15%, vaak 20% tot 25%, worden alsnog geconfronteerd met enorme
administratieve lasten, zonder enig risico op onderbelasting.
Een eenvoudiger systeem, zoals global blending of een hightech safe
harbour, kan hier verlichting bieden. Het levert rust, voorspelbaarheid
en uitvoerbaarheid op, zonder af te wijken van het minimumtarief.
Daarnaast mag Pijler 2 er nooit toe leiden dat Europees strategisch
beleid wordt uitgehold. Belastingfaciliteiten voor innovatie,
semiconductors, Defensie, AI, farma of onze zeevaartsector, die allemaal
cruciaal zijn voor ons verdienvermogen, mogen niet onbedoeld worden
geneutraliseerd. Incentives die passen binnen het EU- en OESO-kader
moeten ook onder Pijler 2 herkenbaar blijven. Ziet de staatssecretaris
het risico dat Europese bedrijven door een strengere toepassing van
Pijler 2 verder achterop raken ten opzichte van Amerikaanse bedrijven?
Erkent de staatssecretaris dat veel multinationals ervaren dat hun
concrete voorbeelden van knelpunten onvoldoende worden meegenomen? Hoe
gaat hij ervoor zorgen dat deze signalen wél worden vertaald naar de
Nederlandse inzet in Brussel en het Inclusive Framework? Is hij bereid
om in het Inclusive Framework actief te pleiten voor een hightech safe
harbour voor ondernemingen met een effectieve belastingdruk die
ruimschoots boven de 15% ligt en voor een ruimhartige behandeling van
strategische tech incentives?
Ik wil het op dit punt nog specifiek hebben over de zeevaart. De
tonnageregeling is essentieel voor onze economie, energievoorziening en
defensie. Door verschillen tussen de definities van Pijler 2 en het
tonnageregime ontstaat het risico dat Nederlandse rederijen onterecht
als onderbelast worden aangemerkt. Dat mogen we niet laten gebeuren. Ik
heb twee vragen aan de staatssecretaris. Deelt hij de opvatting dat een
nationale verduidelijking van artikel 8.3 van de Wet minimumbelasting
noodzakelijk en proportioneel kan zijn om voor mobiele activa die niet
in één jurisdictie opereren een reële en evenwichtige toepassing van de
regel voor uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid te
waarborgen, zonder af te wijken van de OESO- en EU-kaders? Ik bedenk me
nu dat we een tweede schriftelijke ronde hadden moeten hebben. Die
hadden we niet. Vandaar dat ik deze vragen toch stel, ook al zijn ze
supertechnisch. Is hij bereid om te bevestigen dat voor een periode
waarin werkschepen of andere mobiele materiële activa niet aan een
buitenlandse vaste inrichting zijn toe te rekenen en de daarmee
samenhangende inkomsten in Nederland wel tot het wereldinkomen behoren,
deze activa voor de toepassing van de SBIE geacht kunnen worden in
Nederland te zijn gelegen zodat de betreffende dagen meetellen voor de
Nederlandse grondslag, mits dubbeltelling wordt voorkomen?
Het wordt weer een stuk makkelijker, hoor. Ik kom bij de Wet
stroomlijning fiscaal inzagerecht, ook al aangehaald door mijn
collega's. Het recht op inzage in het eigen fiscale dossier is
belangrijk. Burgers en ondernemers moeten kunnen zien welke informatie
de Belastingdienst gebruikt en waarop beslissingen zijn gebaseerd. Dit
staat voor de VVD niet ter discussie, maar we moeten ook eerlijk zijn.
Artikel 66a AWR is in de huidige vorm simpelweg niet uitvoerbaar. Het
amendement-Omtzigt treedt eind '25 in werking, maar de Belastingdienst
en de Douane kunnen dat technisch helemaal niet aan, niet zonder grote
risico's, dubbel werk en verdringing binnen een IV-portfolio dat nu al
overvol zit. Invoering voor 2030 is volgens de uitvoeringsinstanties
zelf niet reëel. Daarom snapt de VVD dat dit wetsvoorstel kiest voor een
gefaseerde, uitvoerbare aanpak via AMvB of per rijksbelasting, maar dan
moet wel helder zijn waar we aan toe zijn.
Dan mijn vragen. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de
inkomstenbelasting niet al per 31 december '25 onder het inzagerecht
wordt gebracht zolang dit leidt tot tijdelijke noodoplossingen en
verdringing bij grote IT-vernieuwingen? Erkent de staatssecretaris dat
een halve, noodgedwongen of tijdelijke implementatie van artikel 66
leidt tot meer risico's, minder rechtszekerheid en uiteindelijk
vertraging? Is hij bereid expliciet de pauzeknop in te drukken totdat de
informatiehuishouding daadwerkelijk op orde is? Wanneer ontvangt de
Kamer een concreet, realistisch tijdspad richting volledige
implementatie na 2030?
Voorzitter. Ik kom bij de vliegbelasting. De VVD kan instemmen met de
voorgestelde differentiatie in de vliegbelasting. Dat langere vluchten
die meer uitstoten zwaarder worden belast, is logisch en past bij het
principe "de vervuiler betaalt". Zolang we aansluiten bij wat omringende
landen doen, houden we een eerlijk speelveld. De VVD is heel duidelijk:
dit is wat ons betreft de grens. We gaan niets terugdraaien, maar we
gaan ook niet verder omhoog. Dat betekent geen transfer tax, geen extra
heffing op businessclass en geen nieuwe nationale koppen boven op
Europees beleid. Dat zou onze economie, onze hubfunctie en ons
vestigingsklimaat direct schaden. Juist nu Duitsland per 2026 zijn
luchtvaartbelasting verlaagt, moeten we voorkomen dat Nederland zichzelf
uit de markt prijst, want dat betekent simpelweg meer uitwijk naar het
buitenland, minder connectiviteit en minder banen hier.
De VVD vraagt daarom wel extra aandacht voor regionale luchthavens,
zoals Eelde en Maastricht. Die worden door hun grensligging en beperkte
schaal onevenredig hard geraakt. Reizigers stappen letterlijk tien
minuten verderop in Duitsland goedkoper op het vliegtuig. Daarom heb ik
de volgende vraag aan de staatssecretaris. Welke maatregelen kan het
kabinet nemen om voor regionale luchthavens een gelijker speelveld te
creëren, bijvoorbeeld via gerichte compensatie of vrijstellingen binnen
de Europese kaders? Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken welke
alternatieven er zijn om te voorkomen dat regionale luchthavens
structureel worden weggeconcurreerd door luchthavens net over de
grens?
Ik heb nog een kopje overig met twee onderwerpen die niet echt onder te
brengen waren bij de wetsvoorstellen die nu voorliggen, maar die ik wel
heel erg belangrijk vind. Het eerste onderwerp is de bijzondere
invaliditeitsverhoging. De bijzondere invaliditeitsverhoging is
smartengeld. Het is compensatie voor immateriële schade die veteranen
opliepen in dienst van Nederland. Smartengeld hoort netto te zijn. In
alle andere letselschadezaken is dat zo, maar voor onze veteranen niet.
Dat is niet uit te leggen. De VVD vraagt hier al jaren aandacht voor in
Kamerbrieven, debatten en moties. Steeds weer wijzen we op hetzelfde
punt: veteranen worden door de huidige belasting op de BIV slechter
behandeld dan andere slachtoffers van letselschade. Dat doet geen recht
aan hun positie en zeker niet aan de waardering die zij verdienen. De
VVD vindt dat de BIV fiscaal moet worden behandeld als wat zij is:
smartengeld, geen inkomen. We overwegen een amendement om de BIV onder
artikel 3.104, onderdeel r, Wet IB 2001 te brengen, gewoon net zoals
andere vergelijkbare vrijstellingen.
Ik heb de volgende vragen aan de staatssecretaris. Waarom lukt het in
Nederland wel om smartengeld in civiele letselschadezaken vrij te
stellen, maar niet om dat te doen voor veteranen die letselschade
opliepen namens de Staat? Erkent de staatssecretaris dat het belasten
van de BIV leidt tot lagere nettocompensatie dan bij andere
letselschadeslachtoffers?
De voorzitter:
Dit leidt tot een interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ho, ik stoot mijn glas om. Nou ja, het is maar water. Mevrouw Van Eijk
brengt hier een heel relevant punt in. Zij zegt dat ze overweegt om een
amendement in te dienen. Ik vraag me af wat ervoor nodig is om dat niet
te hoeven doen.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ja, een toezegging, maar ik heb hier al zo vaak aandacht voor gevraagd
middels Kamerbrieven, moties et cetera dat ik er weinig vertrouwen in
heb dat deze staatssecretaris deze toezegging gaat doen. Als die er niet
komt — ik verwacht dat die er niet gaat komen — dan overweeg ik een
amendement in te dienen, maar ik wil uiteraard wel een amendement dat
uitvoerbaar en juridisch houdbaar is. Daar hebben we verschil van mening
over. Dus ik ben nog druk in overleg, ook met een aantal mensen uit de
praktijk en een aantal juristen, maar ook met het ministerie. Dus dat is
"onderhanden werk", zoals ze dat noemen.
De voorzitter:
Dat leidt niet meer tot vervolginterrupties, dus vervolgt u uw betoog,
mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dan weet ik niet zeker meer of ik de laatste vraag had gesteld. Waarom
is het toevoegen van de BIV aan een bestaande vrijstellingsbepaling,
conform artikel 3.104, onderdeel r van de Wet IB volgens het kabinet een
probleem en wat is hier het principiële bezwaar tegen? Ik hoop ook dat
er nieuwe argumenten worden aangedragen, want ik heb alle brieven goed
gelezen maar ik was nog niet overtuigd. Dat is dus een uitnodiging aan
de staatssecretaris.
Dan de Wbso. Ik verwacht dat een aantal collega's hier ook nog wel iets
over gaan zeggen. Het is een supergoed instrument dat we in onze
gereedschapskist hebben, en dat moeten we maximaal benutten. De VVD wil
innovatie en technologische groei verder aanjagen. Daarom zijn wij blij
dat de Wbso wordt uitgebreid en versterkt. De Wbso is dé motor van
innovatie in Nederland: laagdrempelig, effectief en essentieel voor ons
vestigingsklimaat. Eén probleem blijft hardnekkig en vraagt om actie: de
verzilveringsproblematiek. Juist de bedrijven die het meest innovatief
zijn, start-ups en scale-ups, kunnen hun Wbso-voordeel vaak niet
volledig benutten. Hun loonsom is in de beginfase te laag waardoor een
deel van het voordeel eenvoudigweg wegvalt. Dat betekent dat de fiscale
stimulans verloren gaat op het moment dat ondernemers hem het hardst
nodig hebben. Dat remt de groei, de innovatie en de ontwikkeling van
nieuw technologisch talent. Dat moeten we oplossen. De VVD wil dat
ondernemers de Wbso volledig kunnen benutten. Daarom pleiten wij voor
een carry-forwardmogelijkheid of een andere robuuste oplossing, zodat
dit voordeel niet vervalt maar meegaat naar latere jaren, waarmee
bedrijven de ruimte wél hebben om te verzilveren. Is de staatssecretaris
bereid om een carry-forward- of andere verzilveringsoplossing uit te
werken, specifiek gericht op start-ups en scale-ups?
Voorzitter. Ten slotte noem ik de uitvoering. De VVD vindt het
belangrijk dat het Belastingplan niet alleen politiek wenselijk is, maar
ook uitvoerbaar is. Ja, het pakket van 2026 is uitvoerbaar, maar laten
we eerlijk zijn: een vereenvoudiging is het als geheel niet. De
uitvoering staat al enorm onder druk en dit pakket duwt daar verder
tegenaan. Met name het fiscale inzagerecht, de box 3-reparaties en de
pseudo-eindheffing vragen forse IV-capaciteit op plekken waar die
capaciteit op is. Dat betekent: herprioriteren, schuiven, vertragen. Dat
raakt de planning voor grote moderniseringsslagen, zoals de uitfasering
van Cool:Gen. De boodschap is simpel: niet alles kan tegelijk. We zien
bovendien dat de keten inkommensheffing inmiddels een hele rij aan
maatregelen heeft staan voor implementatie vanaf 2028. De vraag is niet
of het vastloopt, maar wanneer. Dat vraagt wat van ons allemaal. We
moeten keuzes indammen en echte vereenvoudiging opnieuw als absolute
prioriteit neerzetten, want anders blijft de uitvoering achter de
ontwikkelingen aan lopen.
Ik noem twee concrete voorbeelden. Ten eerste is dat de digitalisering
van de bpm-aangifte. De VVD heeft zich hier altijd hard voor gemaakt. En
wat horen we nu? Het wordt niet 2026, maar 1 januari 2028, terwijl de
RDW halverwege '26 al klaar kan staan. Het is een vertraging die
volledig aan de kant van de Belastingdienst zit, die het in eigen beheer
wil bouwen. Dat is absurd. Het laat pijnlijk zien hoe traag en
gefragmenteerd we werken als verschillende bloedgroepen binnen de
overheid niet op elkaar aansluiten.
Ten tweede: DAC8. Dat is een Europese verplichting, dus implementatie
moet. Maar de uitvoeringstoets is duidelijk: de impact is zeer groot,
maar de huidige arbeidsmarkt kan de structurele personele inzet van 126
fte, vooral cryptoanalisten, nauwelijks leveren. Dan hebben we nog niet
eens zicht op de uiteindelijke last, omdat de omvang van het
cryptobezit, het fiscale belang en de mate van compliance grote
onzekerheden zijn. Niet voor niets is afgesproken dat de
uitvoeringstoets eind '26 moet worden herijkt. Dat zegt genoeg.
Deze twee voorbeelden illustreren precies het bredere punt. De
belastinguitvoering zit aan de grens van wat mogelijk is. Nieuwe
beleidswensen kunnen er simpelweg niet meer bij. De VVD vraagt het
kabinet daarom expliciet: hoe gaat de staatssecretaris voorkomen dat het
pakket Belastingplan 2026 verdere vertraging veroorzaakt in cruciale
moderniseringstrajecten? Welke maatregelen neemt hij om de uitvoering te
beschermen tegen nog meer stapeling? En zet het kabinet echt elke
mogelijke stap om de uitvoering te versnellen? Kunnen alle programmeurs
werken en hun tijd besteden aan programmeren of lopen zij net als heel
veel andere IT'ers bij de overheid vast in procedures, vergaderingen en
andere knellende regels? Graag een reactie van de
staatssecretaris.
Voorzitter, tot slot. Nederland heeft behoefte aan een belastingstelsel
waarin werken loont, dat ondernemers stimuleert en dat ons
verdienvermogen versterkt. De VVD kiest voor stabiliteit,
uitvoerbaarheid en een sterk economisch fundament. We zullen elke
maatregel steunen die daaraan bijdraagt en we zullen ons krachtig
verzetten tegen alles wat Nederlanders opzadelt met hogere lasten of wat
ons vestigingsklimaat ondermijnt. Met die inzet gaan we de verdere
behandeling van het pakket Belastingplan 2026 in.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor de bijdrage, mevrouw Van Eijk. Er is nog een interruptie van
de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik had nog één vraag aan de VVD. Dit is natuurlijk het eerste debat in
een nieuwe fase na de verkiezingen. Ik ben benieuwd wat nou de status is
van de coalitie. Voelt de coalitie zich nog gebonden aan alle afspraken,
aan de zeven wetten? Ik hoor namelijk tussen de regels door dat de VVD
de wetten gaat steunen, maar ik zie ook amendementen uit de coalitie
voorbijkomen die die wetten eigenlijk helemaal ondermijnen. Daarom de
vraag, ook voor de Eerste en Tweede Kamer: wat is op dit moment de
status van de afspraken van de coalitie?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat is een vraag die u in andere debatten had kunnen of had moeten
stellen, denk ik. Ik kijk nu naar de behandeling van het Belastingplan.
Ik heb aangegeven hoe ik hier in zit en hoe ik deze maatregelen
beoordeel. Daar sloot ik, nota bene, ook mee af. Die ga ik beoordelen.
Ik wil heel graag vooruitkijken, net als een meerderheid in deze Kamer,
denk ik, en kijken hoe we dit Belastingplan tot een goed einde brengen,
zonder daarin al te grote dingen te verschuiven en te verbouwen. Zo
kunnen we in alle rust bouwen aan een nieuwe coalitie, in welke vorm dan
ook. Daar zullen wij op een constructieve manier een bijdrage aan
leveren.
De voorzitter:
Meneer Stultiens heeft een vervolginterruptie.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ja. Ik krijg een verwijzing naar een ander debat. Ik weet niet precies
welk debat dat dan is, maar volgens mij is de vraag logisch. We gaan nu
met elkaar zeven wetten behandelen. De vraag is gewoon: is de coalitie
gecommitteerd aan deze wetten, ja of nee?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik heb voor mijzelf uitgesproken hoe de VVD-fractie dit Belastingplan
behandelt en hoe wij erin zitten. Ik heb inderdaad in grote lijnen steun
uitgesproken voor dit Belastingplan, omdat ik vind dat nu niet het
moment is om daar hele grote wijzigingen in aan te brengen. Daar waar we
voorstellen kunnen verbeteren, zal ik daarop amendementen indienen. Dat
gaat ook afhankelijk zijn van de beantwoording van deze
staatssecretaris.
De voorzitter:
Daarmee kunnen we naar de bijdrage van de heer Stultiens, die van plan
is ons 30 minuten te gaan boeien met zijn bijdrage. Ik kondig alvast aan
dat ik van plan ben om daarna een halfuur te schorsen voor de
lunchpauze.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Veel dank. Heel misschien ben ik een paar minuten eerder klaar, want er
zijn al hele goede vragen gesteld door de collega's. Daar kan ik gewoon
bij aansluiten.
Voorzitter. Fijn dat we vandaag een inhoudelijk debat kunnen voeren met
elkaar, en wel over een van de belangrijkste onderwerpen hier in Den
Haag: belastingen. Want belastingen bepalen wie in Nederland de rekening
betaalt voor onze voorzieningen. Belastingen kunnen ervoor zorgen dat
ongelijkheid toeneemt of afneemt. En belastingen bepalen mede of wij met
elkaar de klimaatdoelen van Parijs wel of niet gaan halen. Dit
belangrijke onderwerp verdient daarom een goed debat. Ik zal vandaag
mijn inbreng doen in vier blokken. Dat zijn ten eerste de vergroening
van het belastingstelsel, ten tweede het verkleinen van ongelijkheid,
ten derde transparante belastingen en tot slot de aanpak van
belastingontwijking.
Ik begin bij de vergroening van het belastingstelsel. GroenLinks-PvdA
wil de aarde in goeie staat doorgeven aan toekomstige generaties: een
veilige wereld, met schone lucht, waar kinderen gezond kunnen opgroeien.
Daarom is het van groot belang dat we het belastingstelsel verder gaan
vergroenen, zodat de negatieve externe effecten worden meegenomen in de
prijs en zodat grote vervuilers ook gaan betalen voor hun uitstoot.
Helaas doet het kabinet op dit vlak niet genoeg. De afgesproken
klimaatdoelen worden bij lange na niet gehaald. Hierdoor staat onze
veiligheid op het spel, met name die van de jongste generaties. Het
fiscale klimaatbeleid van dit kabinet is niet alleen onvoldoende, het is
ook onvoorspelbaar, ondoordacht en onsamenhangend. Belastingen worden
eerst aangekondigd en dan toch weer ingetrokken. De ene groene knop
wordt fors aangedraaid en de andere wordt juist weer op nul gezet. Dit
is een van de redenen dat het vertrouwen in de politiek laag is, want de
mensen thuis, maar ook ondernemers, worden gek van dit onvoorspelbare
jojobeleid. Alvast een disclaimer: als ik zeg "de staatssecretaris", dan
heb ik het ook over zijn voorgangers, want hij zit er pas net en ik heb
het natuurlijk over het kabinet als geheel. Het maakt het lastig dat we
hier elk jaar een nieuw gezicht zien. Ik kan hem dus persoonlijk weinig
verwijten, maar het kabinet in brede zin uiteraard wel. Het is dus niet
persoonlijk bedoeld.
GroenLinks-PvdA wil voorspelbaar belastingbeleid, waarbij huishoudens en
bedrijven weten waar ze aan toe zijn en waarbij bedrijven kunnen
investeren, omdat ze op de langetermijnvisie van de overheid kunnen
bouwen. Door de juiste prikkels te geven, kunnen we niet alleen
vervuiling ontmoedigen, maar ook innovatie aanjagen, net als
werkgelegenheid en energieonafhankelijkheid. We willen daarom een
eerlijk belastingstelsel waarbij de duurzame optie ook de goedkopere
optie is en waarbij we als land wel onze internationale afspraken
nakomen en de klimaatdoelen gaan halen.
Voorzitter. Dat brengt me bij het eerste wetsvoorstel: de Wet
differentiatie vliegbelasting. Dit voorstel is een verbetering ten
opzichte van de huidige situatie, dus mijn fractie zal deze wet steunen,
maar het roept wel een aantal kritische vragen op. D66 zei het al
eerder: waarom kiest het kabinet er nog steeds niet voor om de externe
kosten van vliegen volledig in te prijzen? Als je autorijdt
bijvoorbeeld, betaal je wel volledig voor je uitstoot, met accijns of
andere belastingen. Dus automobilisten moeten wel betalen voor hun
uitstoot, maar mensen die veel en ver vliegen nog steeds niet. De
externe kosten waren eerst ingeprijsd voor 17%. Dankzij deze wet wordt
dat 21%. De rest van de rekening blijft daarmee liggen bij de
samenleving in de vorm van hoge gezondheidskosten, geluidshinder,
milieuschade en minder schone lucht.
We zien hier — dat gebeurt vaker; dat werd vandaag ook benoemd — dat het
kabinet vasthoudt aan een gewenste budgettaire opbrengst in plaats van
te kijken wat er echt nodig is voor een eerlijke vliegprijs.
GroenLinks-PvdA wil vooral de grootste vervuilers meer laten betalen. En
nee, dat zijn dus niet de families die eens in de zoveel jaar op
vakantie gaan naar Griekenland. Dan hebben we het over de echte
veelvliegers. In Nederland wordt 40% van de vliegreizen gemaakt door 8%
van de Nederlanders. Waarom kiest het kabinet er niet voor om juist deze
groep zwaarder te belasten? Waarom geen hoger tarief voor
businessclasspassagiers of voor privéjets? We zien namelijk dat het wél
kan, ook in landen om ons heen. Er wordt vandaag vaak verwezen naar
Europa, en terecht, maar we zien in Frankrijk bijvoorbeeld een tarief
van €1.000 of zelfs €2.000 voor zakenvluchten met een straalmotor. Het
Verenigd Koninkrijk heft op privéjets een belasting van €700. Bij ons is
dat een paar tientjes. Wat is er nodig om dit in Nederland ook mogelijk
te maken?
Tot slot op dit punt de transferpassagiers. GroenLinks-PvdA vindt dat
ook transferpassagiers vliegbelasting zouden moeten betalen. Sterker
nog, twee jaar geleden vond een Kamermeerderheid dat ook en werd de
motie-Bontenbal aangenomen die ertoe opriep om de belastingkorting voor
transfers te schrappen. Waarom is deze motie niet uitgevoerd? Het
kabinet geeft als tegenargument dat het belasten van transferpassagiers
de ruimte beperkt om langeafstandsvluchten zwaarder te belasten, maar
dat is natuurlijk pure Haagse logica. We zouden prima extra opbrengsten
kunnen binnenhalen en die zelfs kunnen gebruiken om bijvoorbeeld de
sector zelf te vergroenen. Dat is allemaal prima, maar het argument dat
je geen transfers kunt belasten vanwege langeafstandsvluchten, is
natuurlijk niet waar. De industrie zelf is tegen. Het argument is dat
deze mensen al hebben betaald bij vertrek. Maar dat argument staat weer
haaks op een analyse die we ook vaak horen, namelijk dat andere landen
geen vliegbelasting hebben, dat Nederland vooroploopt en te veel doet.
Welke van de twee is het nu? Hebben deze transferpassagiers al wel en
voldoende betaald bij vertrek? Of is het nodig om ze extra te belasten?
Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij meer kan zeggen over welk
deel van deze grote groep passagiers van transfervluchten al heeft
betaald bij vertrek.
Het volgende groene wetsvoorstel gaat over de CO2-belasting
aan de Europese grens, ook bekend als CBAM. De wet kan op onze steun
rekenen. We sluiten ons wel aan bij de vragen die hier eerder gesteld
zijn en bij de kritische opmerking over het delegeren van overheidstaken
aan een commerciële partij. Ook de Raad van State zegt: het past niet
bij de ministeriële verantwoordelijkheid om een commercieel bedrijf te
mandateren om te handelen naast de overheid. Dat doet afbreuk aan de
herkenbaarheid van de overheid. Als we het goed begrijpen, dan geldt
voor de komende jaren nog steeds dat de Nederlandse Emissieautoriteit
deze taken blijft delegeren of uitbesteden aan PwC. Het gaat volgens mij
om 18 fte. Ik zou denken dat die echt wel ergens binnen de overheid te
vinden zijn. Wat ons betreft moeten dit soort overheidstaken, zoals het
innen van belastingen, gewoon bij de overheid blijven liggen en moeten
die niet terechtkomen bij een bedrijf dat ook nog eens fiscaal advies
geeft in hetzelfde domein. Ik snap heel goed dat ze intern Chinese walls
hebben, maar vanwege de schijn van belangenverstrengeling vind ik het
beter als dit soort taken bij de overheid belegd blijven.
Dan gaan we door naar de CO2-belasting in eigen huis. D66
heeft ook daarover deels al gezegd wat ik wilde zeggen. Wij zijn tegen
deze versobering. We zien nu dat het doel dat we met elkaar hebben
afgesproken als Nederlandse industrie onvoldoende gehaald wordt met het
huidige Europese systeem. Bovendien zien we ook hier weer een voorbeeld
van instabiel overheidsbeleid. Ook de Nederlandse Emissieautoriteit zegt
dat voorspelbaarheid juist zo belangrijk is voor bedrijven, ook om
investeringen te kunnen plannen. Nu zien we dat groene koplopers die op
deze belasting rekenden worden afgestraft vanwege hun ambitieuze inzet,
terwijl juist de achterblijvers worden beloond. Dit ondermijnt het
vertrouwen in de overheid en ook het draagvlak, terwijl dat hard nodig
is voor klimaatbeleid. Het kabinet zegt nog steeds vast te houden aan de
klimaatdoelen. Er komt zowaar een overlegtafel CO2-heffing.
Maar ik vraag me sterk af: hoe ga je deze doelen halen? Want ze werden
al niet gehaald, en nu worden ze zelfs nog verder versoberd.
Als we het hebben over onvoorspelbaar overheidsbeleid, dan kunnen we de
plastic-heffing natuurlijk ook niet onbenoemd laten. Het kabinet had
ambitieuze voornemens om te werken aan een circulaire economie, waarbij
er een heffing zou komen op plastic, op polymeren. Dit plan is helaas
geschrapt. Het wordt nu vervangen door een hele forse extra heffing op
afval. GroenLinks-PvdA wil vooral dat de overheid de circulaire doelen,
de klimaatdoelen en de energiedoelen wel gaat halen. En ja, in de
toekomst zullen we meer grondstoffen gaan hergebruiken en zal er dus
minder afval zijn. Maar we vragen ons af of dit huidige voorstel wel
goed in balans is. Klopt het dat de circulaire doelen van het kabinet
nog steeds niet worden bereikt? Kan het kabinet onderbouwen hoe deze
heffing gaat bijdragen aan het stimuleren van recycling? Want dat is
iets wat we volgens mij allemaal willen.
Waarom wordt er niet breder gekeken naar de hele keten dan alleen naar
het laatste station, namelijk de afvalverbrandingsinstallaties? Is het
niet beter voor de economie, maar ook voor het klimaat, om dat meer uit
te smeren over de hele keten? Geert Gabriëls, helaas mijn oud-collega,
heeft hier een maand geleden een motie over ingediend. Die motie heeft
het toen net niet gehaald; 67 Kamerleden stemden voor. In de nieuwe
verhoudingen zou die wel op steun moeten kunnen rekenen. Deze motie
vroeg om te kijken naar een evenredige verdeling over de hele keten,
waarbij de klimaatdoelen wel gehaald worden en waarbij we ook kijken
naar de producenten van plastic en naar bedrijven die onnodig plastics
toevoegen. Er wordt daarbij dus niet alleen gekeken naar het
eindstation, de afvalheffing.
Het laatste groene thema betreft de autobelastingen. Die zijn belangrijk
voor het klimaat en ook voor het tegengaan van de stikstofuitstoot. Ik
begin bij de elektrische auto's. Het kabinet zegt terecht dat we niet
moeten wachten op de Europese Commissie, omdat er anders waardevolle
tijd verloren gaat op weg naar het doel van 2030. Maar in de antwoorden
in het verslag zien we dat ook de doelen op dit gebied nog steeds niet
gehaald worden. Het kabinet wil dat 100% van de nieuwverkoop in 2030
emissievrij is, maar blijft steken op zo'n 83%. Wat gaat het kabinet
doen om de eigen doelstelling wel te halen met aanvullend beleid? Waarom
is er niet gekozen voor een verbod dat ingaat over een paar jaar in
plaats van voor deze pseudo-eindheffing? Ook D66 zei het al terecht: op
het gebied van autobelastingen is er sprake van tegenstrijdig beleid.
Het verlagen van de accijnzen zorgt er juist voor dat de klimaatdoelen
in de sector mobiliteit verder uit het zicht raken. Het resulteert in
weer een halve megaton extra CO2-uitstoot. Bovendien belandt
het geld niet bij de mensen die het hard nodig hebben, maar juist bij de
rijkste huishoudens. Was een meer gerichte maatregel niet meer op z'n
plek geweest? Dat zegt ook de Raad van State.
Voorzitter. De vergroening was het grootste blok. Dan kom ik bij blok
twee: het verkleinen van de ongelijkheid. GroenLinks-PvdA staat voor een
eerlijke spreiding van kennis, macht, inkomen, bezit en zeggenschap. Om
dit te bereiken is een eerlijk belastingstelsel nodig, waarbij werken
echt loont en waarbij inkomen uit werk dus ook niet zwaarder wordt
belast dan inkomen uit vermogen.
Laat ik daarom beginnen met de buffelboete. Hier is bij de Financiële
Beschouwingen lang over gepraat. Het gaat over mensen die parttime
werken en meer belasting zouden gaan betalen. We hebben het dan onder
andere over winkelmedewerkers, schoonmakers en apotheekmedewerkers.
Gelukkig was er in de Kamer een meerderheid te vinden om deze
buffelboete ongedaan te maken. Ik dank de staatssecretaris voor de nota
van wijziging. Wel hebben we nog twee kritische kanttekeningen hierbij.
De kosten na 2030 bleken hoger uit te vallen dan eerder verwacht. Dat
laat overigens zien waarom een motie beter was dan een amendement, want
we hebben meer kennis. Daarom dank voor deze informatie. Het kabinet
kiest er echter wel voor om deze extra kosten volledig neer te laten
slaan bij het tarief in de eerste schijf, terwijl de strekking van de
motie juist was om het gelijkmatig te verdelen met een derde, een derde,
een derde. Zou het niet beter zijn om deze extra tegenvaller ook op die
manier te dekken? Bovendien zeiden ambtenaren in de beslismemo terecht
dat het hier gaat over een derving na de begrotingshorizon. Had dit ook
niet opgelost kunnen worden bij de voorjaarsbesluitvorming of in de
formatie?
De tweede kritische kanttekening gaat over het structurele probleem
achter de buffelboete, want dat is helaas nog steeds niet opgelost. Ook
in de toekomst kan het, zodra de lonen harder stijgen dan de prijzen,
weer gebeuren dat er vanwege de indexatiemanieren een nieuwe buffelboete
ontstaat. Hoe gaat de staatssecretaris dit in de toekomst voorkomen,
zodat we dit debat niet elk jaar opnieuw hoeven te voeren?
De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn collega Stultiens noemt het weer de "buffelboete". Hij stelt
inderdaad dat we ieder jaar een probleem hebben als de lonen niet
meestijgen en de tariefgrenzen wel. Maar zijn we niet het paard enorm
achter de wagen aan het spannen? Nu heeft GroenLinks-PvdA namelijk samen
met toen nog NSC deze nota van wijziging afgedwongen. Hiermee wordt de
arbeidskorting de facto weer verder opgepompt met 734 miljoen
structureel. Je kunt op heel veel manieren tegen dit probleem aankijken,
maar de prijs is wel dat het tarief in de eerste schijf omhooggaat.
Zouden we in ieder geval dan niet moeten zorgen dat we dat deel dat
gedekt wordt door het tarief in de eerste schijf terugdraaien? Deze nota
van wijziging is met 734 miljoen structureel namelijk veel groter dan
waar toen in de plenaire zaal over gesproken werd. Ik heb hier echt een
heel unheimisch gevoel bij, nog los van het feit dat deze regeling door
het verder verhogen van de arbeidskorting discrimineert naar
arbeidsongeschikten en naar kostwinnersgezinnen, die de arbeidskorting
niet krijgen. Het maakt voltijds werken bovendien nog onaantrekkelijker
dan het nu al is met deze arbeidskorting met het afbouwpad. Ik ben dus
niet tevreden met deze uitkomst. Voelt de heer Stultiens dat met mij
mee? Is hij bereid om met mij te zoeken naar een oplossing?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dat waren meerdere punten. Voor een behoorlijk deel ga ik erin mee.
Allereerst ga ik mee in de analyse van de arbeidskorting; die is
doorgeslagen. Dat zit wel vooral bij dat tweede en derde punt, want daar
is de korting echt duizenden euro's per jaar. Bij deze groep is het
bedrag echter een stuk lager. Ik deel de analyse van de heer Grinwis dus
dat je zeker verderop in de arbeidskorting zou moeten kijken of het
minder kan. Ik sta open voor opties. Het was destijds wel een compromis
met meerdere partijen, want we moesten een meerderheid vinden. Ik heb
suggesties van de heer Grinwis gelezen waar ik het persoonlijk prima mee
eens ben, maar die hadden destijds geen meerderheid gehaald. Als hij nu
iets creatiefs vindt waar steun voor is, dan denk ik graag mee. Ik deel
overigens ook zijn overkoepelende punt, maar dat zal toch in de formatie
moeten gebeuren met een stelselwijziging en -herziening die breder is
dan alleen maar pleisters plakken. Dat deden we natuurlijk wel bij de
AFB. Als het gaat over de eerste schijf, sta ik zeer open voor alles
waarbij we de lasten voor de eerste schijf terugdraaien. Ik hoop wel dat
we dan meer partijen aan boord krijgen die dat willen steunen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dan kom ik bij inkomen uit vermogen. Op dit moment wordt inkomen uit
vermogen niet op een eerlijke manier belast. Mensen die weinig rendement
maken, betalen een te hoge forfaitaire belasting en mensen die veel
rendement maken, betalen een te lage forfaitaire belasting. De
tegenbewijsregeling heeft dit voor een deel opgelost, maar het tweede
probleem bestaat nog, want die laatste groep heeft er nog steeds profijt
van. Daarom is het goed dat we met elkaar de nieuwe box 3-wet gaan
behandelen, hopelijk voor de kerst. Toch worden er deze week al een paar
keuzes gemaakt binnen box 3.
Ten eerste is dat het verlagen van het heffingsvrije vermogen. Ik sluit
me aan bij het punt van D66, want ik had er ook niet voor gekozen om
juist de groep van de kleine spaarders te raken. Bovendien gaat het nu
om 300.000 extra belastingplichtigen. Dan zou ik zeggen: probeer dat op
een andere manier op te lossen binnen het domein. Ja, de optie van het
tarief zou kunnen. De heer Grinwis noemde andere opties, die ik ook
prima vind. Opties in de categorie van een eigenwoningforfait voor de
hoogste top of de wet-Hillen zijn voor mij allemaal bespreekbaar, maar
laten we de kleine spaarder niet belasten en laten we het binnen het
domein vermogen houden.
Dan wordt er binnen box 3 een ontwijkingsroute gedicht. Die gaat over de
obligatie met aangegroeide rente. Het is goed dat de staatssecretaris zo
snel heeft gehandeld, anders zouden we toch weer 100 miljoen euro
mislopen met elkaar. De vraag blijft wel of de staatssecretaris en wij
als Kamer deze route een paar maanden terug niet hadden kunnen voorzien,
toen we de wet behandelden. En — daarom stel ik de vraag nu — zijn er
nog meer onvoorziene routes die we zo snel mogelijk moeten dichten? Ik
wil namelijk voorkomen dat we over een paar maanden weer denken: oeh, we
hebben het laten lopen en ze hebben weer een slimme truc bedacht waarmee
ze voor veel geld handig kunnen shoppen in de regels die we met elkaar
hebben bedacht. De staatssecretaris heeft meer ondersteuning dan wij als
fracties. Ik hoop dus dat hij zijn ondersteuning nog eens heeft gevraagd
om grondig te kijken of er nog routes zijn die wij hebben gemist en of
die zo snel mogelijk gedicht kunnen worden.
Tot slot noem ik bij dit punt de aangenomen motie van onszelf en D66.
Die motie vroeg eigenlijk om die grote herverdeling van werkende mensen
naar vermogenden te herstellen. Dat ging over de hersteloperatie in box
3. Het gaat om vele miljarden. Die hersteloperatie is voor een deel
betaald uit de staatsschuld en voor een deel uit de koopkracht en dat
vind ik onwenselijk, vandaar dat we die motie hebben ingediend. Die
motie heeft het gehaald, alleen voert de staatssecretaris die nu uit met
de boodschap: we gaan deze herverdeling niet nog erger maken. De nieuwe
derving wordt nu dus gedekt binnen box 3 en dat is een goede eerste
stap, maar wij vroegen de staatssecretaris juist om de compensatie van
de andere miljarden ook terug te draaien. Ik hoor graag welke optie hij
daarvoor ziet.
Het punt over groen beleggen is al gemaakt door mijn collega en daar
sluit ik me bij aan.
Dan kom ik bij het derde blokje, over transparante belastingen. Voor
draagvlak en vertrouwen in de overheid is transparantie van groot
belang. Dat betekent: weten waarom je een bepaalde belasting moet
betalen en weten dat andere mensen en bedrijven ook eerlijk hun steentje
bijdragen. Daarom begin ik bij het fiscaal inzagerecht. Het doel van het
amendement-Omtzigt was om elke burger het recht te geven op inzage in
zijn eigen fiscale dossier. Ter bescherming van deze burger voorzag het
amendement in de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen
een beslissing van de Belastingdienst als je het gevoel hebt dat er
bepaalde informatie achtergehouden wordt of niet gegeven wordt. Precies
dat kernpunt wordt met deze wet ongedaan gemaakt en dat vind ik
zorgelijk, want dit was juist de kern van het amendement. En ja, mijn
fractie hecht zeer veel waarde aan de uitvoerbaarheid voor de
Belastingdienst en snapt dus goed dat daarnaar gekeken moet worden, maar
ik hoor ook graag van de staatssecretaris of hij met ons deelt dat het
principe dat een belastingplichtige bezwaar moet kunnen maken, ook van
cruciaal belang is voor de rechtsbescherming. Zo ja, is er dan een
uitvoerbare variant denkbaar waarin we bezwaar en beroep wel mogelijk
maken, maar zonder dat dit ten koste gaat van onnodig veel fte's en
zonder dat we weer een nieuw circus optuigen, waar weer bedrijfjes op
springen die eraan willen verdienen? Dat moeten we niet hebben, maar ik
vind het wel belangrijk om die rechtsbescherming van mensen te
waarborgen. We hebben in het verleden immers ook gezien dat het een
aantal keren is misgegaan.
Dan de motie over verhuld vermogen in het buitenland. Die gaat ook over
transparantie. We vroegen daarin om meer inzicht in het vermogen dat in
het buitenland is verstopt. Dat was naar aanleiding van een
wetenschappelijk artikel uit Denemarken, waarin wetenschappers eigenlijk
de aanname deden dat ook zo'n 18 tot 44 miljard euro van het Nederlandse
vermogen in het buitenland is verstopt. De vraag in die motie was
eigenlijk of wij zelf kunnen kijken wat onze data zeggen. Wat zegt de
Belastingdienst nou? Helaas is deze motie nog niet uitgevoerd. De
staatssecretaris verwijst namelijk opnieuw naar het artikel dat we al
hadden, maar dat is gebaseerd op Deense bankgegevens. Ik wil graag weten
wat we zelf kunnen vinden. Volgens mij vinden we het allemaal, van links
tot rechts, onwenselijk als belasting wordt ontdoken. Kan er dus,
desnoods vertrouwelijk, meer inzicht in gegeven worden of het de
afgelopen jaren is gelukt om deze groepen op te sporen met het team
verhuld vermogen? Is er meer mogelijk dan we nu weten?
Dan de fiscale regelingen. Ik sluit me aan — en dat gebeurt niet vaak —
bij de woorden van de PVV. "Goed voorbeeld doet volgen", hoor ik hier
aan mijn rechteroor van de heer Vlottes. Er was namelijk een
doelstelling afgesproken en die wordt niet gehaald. De rekening wordt
weer neergelegd bij de gewone mensen thuis, terwijl er zo veel rapporten
en mogelijkheden liggen om deze fiscale regelingen af te bouwen. Dan
valt het mij vies tegen dat het niet gelukt is. Ik heb niet de illusie
dat het vandaag wel gaat lukken. Ik roep de volgende coalitie, na de
formatie, op om op dit punt wat meer politiek lef en politieke
daadkracht te tonen. Eén manier om deze fiscale regeling af te bouwen,
is het toevoegen van een horizonbepaling, waardoor die automatisch
afloopt tenzij je ervoor kiest om hem te verlengen. Drie jaar geleden
stemde de Kamer voor onze motie om dit te regelen, ook bij fiscale
regelingen die al bestaan. Deze motie is helaas nog steeds niet
uitgevoerd, terwijl het verzoek heel duidelijk was om ook in bestaande
regelingen een horizonbepaling toe te voegen. Ik roep deze
staatssecretaris, en daarmee ook zijn voorgangers en zijn opvolgers, op
om werk te maken van deze motie. Het is van cruciaal belang dat ook de
bestaande regelingen een horizonbepaling krijgen.
Tot slot dan één fiscale regeling die voor een klein deel wel wordt
versoberd: de ETK-regeling. Het kabinet stelt terecht dat er op dit
moment tussen Nederlandse werknemers en arbeidsmigranten geen eerlijk
speelveld is. Daarom wordt hij versoberd. De vraag aan het kabinet
blijft wel wat de onderbouwing is om die overgebleven posten binnen de
ETK-regeling te laten bestaan.
Voorzitter. Dan mijn laatste blok voordat we gaan lunchen met elkaar: de
aanpak van belastingontwijking. Naast transparantie bij belasting is het
van groot belang dat iedereen zijn steentje bijdraagt. We kunnen
namelijk aan gewone mensen thuis of aan de mkb'er om de hoek niet
uitleggen dat zij wel netjes belasting betalen, terwijl ontwijkers
allemaal sluiproutes hebben om geen belasting te betalen. Dat brengt me
als eerste bij de Wet minimumbelasting en bij de gegevensuitwisseling,
want ja, de beste aanpak van belastingontwijking is een internationale
aanpak. Dan weet je zeker dat de trucs niet gewoon via het buitenland
alsnog worden toegepast. We zijn daarom als GroenLinks-PvdA groot
voorstander van de internationale minimumbelasting, om ervoor te zorgen
dat ook de multinationals hun eerlijke steentje bijdragen.
Kan de staatssecretaris al meer inzicht geven in de effectiviteit van
deze minimumbelasting? Hebben alle EU-lidstaten deze richtlijn inmiddels
geïmplementeerd? Zien we al gedragseffecten? Zien we al extra
opbrengsten van deze belasting? De wetten die vandaag voorliggen, kunnen
op onze steun rekenen, want er wordt voor een deel onnodige
administratie teruggebracht. Dat is natuurlijk prima, zolang het niet
ten koste gaat van daadwerkelijke belastingafdracht. Daarom nog één
vraag bij deze wet. Het kabinet verwacht ook afspraken te maken met
niet-EU-landen. Welke landen zijn dit? Hoe gaat het kabinet ermee om als
de informatiehuishouding in deze landen van een lagere kwaliteit is dan
in Nederland?
Dan het lucratief belang. Daar is al veel over gezegd door de collega's.
Wij vinden het goed dat er na de moties nu een stap wordt gezet. We
hadden oorspronkelijk liever gehad dat het volledig in box 1 zou komen,
maar dat was niet uitvoerbaar op deze termijn. Daarom is er gekozen voor
de multiplierroute. We hopen wel dat deze regeling integraal wordt
meegenomen bij de herziening en de brede hervorming van de
inkomstenbelasting. Ik sluit me aan bij de vraag van D66 over de routes
om dit te ontwijken, want die worden nu al gesignaleerd. Wat gaat het
kabinet doen om deze nieuwe structuren op te sporen en zo snel mogelijk
te dichten?
Dan de liquidatieverliesregeling. Ik ga gewoon ongeveer alle belastingen
af die er bestaan. Eerder dit jaar is er een lek ontstaan door een
uitspraak van de Hoge Raad. Die ging over Aegon. Aegon kon verliezen in
Nederland aftrekken die ook in Ierland aftrekbaar waren. Dat was dus een
dubbele aftrek van hetzelfde verlies. Volgens mij vinden we dat in brede
zin onwenselijk. De vraag is of dit heffingslek inmiddels gedicht is. Zo
niet, waarom niet? Het lijkt mij namelijk logisch dat een bedrijf zijn
verliezen in Nederland óf in Ierland kan aftrekken, maar niet in beide
landen. We overwegen hierover zelf een amendement in te dienen, maar het
zou nog beter zijn als het kabinet dit zelf oplost. We lezen in het
verslag dat de dekking van het gat wordt gevonden op een andere manier,
namelijk via de valutarisico's. Het ging over 840 miljoen euro eenmalig
en 65 miljoen jaarlijks. Welk deel van deze dekking is nu echt gevonden
binnen hetzelfde domein vermogen en winst? En welk deel nog niet?
Dan kom ik bij de volgende belasting, de erfbelasting, en dan vooral de
route schenken op papier. Het CDA heeft hier ook vragen over gesteld.
Via schenken op papier kun je op papier jarenlang geld geven aan je
kind, waardoor dat kind na overlijden minder erfbelasting hoeft te
betalen. Deelt het kabinet de opvatting van GroenLinks-PvdA dat deze
route, indien dit louter vanuit fiscale redenen is gebeurd, onwenselijk
is? En is het kabinet bereid om opties in kaart te brengen hoe deze
constructie aangepakt zou kunnen worden? Dat hoeft niet binnen twee
dagen, het mag ook langer duren, maar wel graag op een volledige manier.
Volgens mij zouden we dit niet moeten willen met elkaar.
Dan over de grondslag leenstructuur in de EIA en de MIA. Waarom laat het
kabinet de aanpak van deze route eigenlijk liggen? Vorig jaar was het
kabinet het nog met ons eens dat hier sprake was van een ongewenste vorm
van belastingontwijking. Dit zou een mooie dekking kunnen zijn voor één
van de vele amendementen die vandaag al worden aangekondigd.
Dan kom ik bij de laatste belasting in het blokje belastingontwijking,
dat is de dividendbelasting. De afgelopen tijd hebben we weer over veel
constructies kunnen lezen in de kranten, vorige week bijvoorbeeld nog
vanuit Magnum. De komende jaren kan Magnum jarenlang belastingvrij
kapitaal teruggeven in plaats van belastbaar dividend. Afgelopen jaar
hebben we ook al meer constructies voorbij zien komen van Shell en
Heineken. Deze constructies worden eigenlijk steeds creatiever en, in
mijn ogen, ook brutaler. De rijkste vrouw van Nederland krijgt het
bijvoorbeeld voor elkaar om via Luxemburg en de Kanaaleilanden minder
belasting te hoeven betalen. Als wij als wetgever vervolgens zeggen dat
we een bronbelasting en een zwarte lijst van belastingparadijzen maken,
komt er — hop! — weer een nieuwe truc voorbij. Hierdoor kan er elk jaar
130 miljoen euro onbelast worden uitgekeerd in plaats van dividend. Dit
kan de komende decennia nog. We zien nu hetzelfde gebeuren bij Magnum.
Ook de komende jaren wordt er kapitaal gegeven aan beleggers, waarvan je
zou kunnen beargumenteren dat deze beleggers dit geld nooit zelf hebben
gestort. Professor Heithuis zegt dat ook. Er is geen sprake van een
teruggave; het is gewoon winst die wordt uitgekeerd, maar dan
onbelast.
We hebben het hier niet over een echte bijdrage aan de economie of over
het teruggeven van geld. Het gaat gewoon over winstuitkeringen die
belast zouden moeten worden via de dividendbelasting, terwijl die nu
ontweken wordt. Mijn vraag aan de staatssecretaris en ook aan mijn
collega's hier is hoelang wij dit als wetgever nog blijven toestaan.
Wanneer gaan we hier iets aan doen? Waarom zouden we niet verplichten
dat je eerst belast je winst moet uitkeren, voordat je onbelast kapitaal
kunt teruggeven? Waarom hanteert Nederland als een van de weinige landen
nog steeds een step-up als bedrijven hiernaartoe komen, waardoor ze over
alle winsten die hiervoor zijn opgebouwd geen belasting betalen? Kan de
staatssecretaris heel precies in beeld brengen welke andere landen ook
zo'n step-up hebben in de dividendbelasting?
Tot slot binnen het onderwerp dividendbelasting kom ik op de inkoop van
eigen aandelen. Dat is ook zo'n truc die wordt gebruikt om
dividendbelasting te ontwijken. We lazen een paar weken geleden in het
FD een goed betoog van hoogleraar Kees Cools, die inderdaad aangaf dat
Nederland in dezen een buitenbeentje is. Dit kabinet heeft er helaas
voor gekozen om deze belastingvrije route in stand te houden. Ik
verwacht niet dat we het vandaag eens gaan worden over dit onderwerp,
maar ik hoop wel dat we in elk geval dezelfde basis van informatie
hebben. We zien nu namelijk veel verschillende signalen. De een zegt dat
het 1 miljard per jaar kost en de ander zegt 2 miljard. Ook al
verschillen we van mening, het helpt wel als we dezelfde basis, dezelfde
raming, hebben om te beoordelen of we dit in stand willen houden of
niet.
Daarom stel ik een paar feitelijke vragen. Klopt het dat de
aandeleninkoop sinds 2000 met een factor vijf is toegenomen, van zo'n 5
miljard naar 25 miljard, terwijl de dividendbetalingen zijn verdubbeld?
Kan de staatssecretaris deze cijfers bevestigen en met ons delen? Hoe
verhoudt dit zich tot de rest van Europa? Klopt het dat deze inkoop tot
2001 wel werd belast, maar dat dit daarna is afgeschaft? Wat doen de
landen om ons heen nou precies? We krijgen signalen dat de VS sinds twee
jaar bijvoorbeeld een belasting hebben ingevoerd. Ook Frankrijk en
Italië hebben dit jaar een speciale belasting op aandeleninkoop
ingevoerd. Misschien is deze vraag te complex om binnen een week te
beantwoorden. Het mag langer duren, want een antwoord op deze vraag zou
helpen om een beter beeld te krijgen van wat de rest van Europa doet om
vervolgens politiek te wegen wat wij in Nederland zouden moeten doen. Ik
hoor het graag.
Ik heb nog één zin; daarna ben ik klaar met mijn betoog. Het kabinet
gaat uit van 1 miljard. SOMO zegt het dubbele. Ik zou willen vragen of
de staatssecretaris bij de Belastingdienst kan uitvragen welke
informatie we hebben om een beter beeld te krijgen van hoeveel
dividendteruggaven er zijn, hoeveel aandelen er worden ingekocht en
hoeveel geld wij per jaar nou echt mislopen als overheid.
Tot slot, voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording van deze vragen,
naar de rest van het debat en naar de interruptie van mevrouw Van
Eijk.
De voorzitter:
Dank, meneer Stultiens. En inderdaad, er is een interruptie van mevrouw
Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik heb er twee. Over de liquidatieverliesregeling hebben wij zelf ook
een aantal vragen gesteld in het verslag, omdat ik er erg voorstander
van zou zijn om te kijken hoe je dat in de wet zelf kan repareren.
Misschien kan de heer Stultiens op dat punt een tipje van de sluier
oplichten.
Over de inkoop van eigen aandelen vraagt hij feitelijke informatie op.
Dat is natuurlijk prima, maar ik zou zelf ook heel erg geïnteresseerd
zijn in de argumenten en de bedrijfseconomische redenen waarom bedrijven
soms voor deze route kiezen. Wellicht zou de heer Stultiens — dat is een
suggestie — dat aan zijn lijstje met vragen kunnen toevoegen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Wat een constructief debat wordt dit. Ik voeg deze vragen toe aan het
lijstje vragen en daarmee ook aan de huiswerkopdracht voor de
staatssecretaris. Ik vind het inderdaad relevant om te weten wat de
economische onderbouwingen zijn. Wij denken dat die soms beperkt zijn,
maar goed, laten we dat inderdaad opvragen.
Dan de liquidatieverliesregeling. Ja, het zou nog mooier zijn als de
dekking wordt gevonden binnen de wet zelf. Wij denken — maar nogmaals,
ik heb minder ondersteuning dan de staatssecretaris — dat je zou moeten
kunnen zeggen: we gaan verbieden dat je verliezen hier aftrekt als ze al
in een ander land afgetrokken worden. We willen dus geen dubbele aftrek.
Dat klinkt eigenlijk heel logisch, maar daarvoor zetten we wel de vraag
uit: is dit juridisch houdbaar? We willen hier namelijk, en volgens mij
delen we dat, geen dingen voorstellen waarvoor we een jaar later weer
worden teruggefloten door de rechter. Dan zijn we verder van huis. Maar
ja, ik deel wel de wens: gaten in deze belasting zou je vervolgens het
liefst ook weer dichten binnen de liquidatieverliesregeling zelf.
De voorzitter:
Zo leidt dit debat tot hele onverwachte samenwerkingen. We zijn hiermee
gekomen aan het einde van de bijdrage van de heer Stultiens. Zoals
beloofd, gaan we schorsen voor de lunch. Ik wil schorsen tot 14.00 uur,
afgerond. Dan vervolgen we het debat. Ik schors deze vergadering.
De vergadering wordt van 13.24 uur tot 14.01 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering. We hebben, na de schorsing van de
vergadering, nog de bijdrages van mevrouw Van Dijk, de heer Hoogeveen,
de heer Baudet, de heer Vermeer, de heer Stoffer en de heer Grinwis
tegoed. De heer Stoffer komt er nog aan. Van de heer Baudet hebben we
nog niets gehoord, maar hij staat voorlopig nog wel op de sprekerslijst.
We gaan nu eerst dertig minuten luisteren naar de bijdrage van mevrouw
Van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Mooi, die druk op die dertig minuten.
Voorzitter. Vandaag gaan we het, nadat we er even tussenuit zijn geweest
vanwege de verkiezingen, in een nieuwe samenstelling weer hebben over
het pakket Belastingplan. Natuurlijk een hartelijk welkom aan mijn
nieuwe collega's in deze commissie, maar zeker ook aan de al bekende
leden. Fijn om weer verder te gaan met de inhoud.
Het pakket Belastingplan zal een relatief beleidsarm pakket moeten zijn
vanwege de demissionaire status van het kabinet. Het is zeker kleiner
dan vorige pakketten, maar beleidsarm vind ik het dan weer niet. Ik heb
behoorlijk wat vragen, ook na de beantwoording van onze schriftelijk al
gestelde vragen. Ook heb ik nog vraagtekens bij het gebrek aan
consistentie tussen verschillende antwoorden. Daarnaast vergroot het
Belastingplan de administratieve regeldruk voor ondernemers en vergroot
het de complexiteit in de uitvoering, verhoogt het de kosten en zorgt
het voor weer meer fte's die nodig zijn bij de Belastingdienst. De
ambities van minder regels, minder complexiteit en een kleinere overheid
raken weer verder uit zicht.
Voorzitter. Dat gezegd hebbende zal ik onze punten in de volgorde van
het pakket Belastingplan inbrengen. Ik wil beginnen met de onderwerpen
uit het Belastingplan die het inkomensbeleid raken. In eerste instantie
kwam het trucje van het nog verder oppompen van de arbeidskorting weer
van stal, specifiek om werkenden te bevoordelen ten koste van generieke
ib-schijftarieven. Klopt het dat deze verhoging met de nota van
wijziging helemaal is teruggedraaid, terwijl de tarieven nog verder
verhoogd worden, omdat aan de oplossing voor de buffelboete een
prijskaartje van 600 miljoen hing? Klopt het dus dat er geen hogere
arbeidskorting is, maar wel een verdere verhoging van de
ib-tarieven?
Toch wil ik nog even ingaan op de arbeidskorting. Aan zijn antwoord
heeft de staatssecretaris namelijk een overzicht toegevoegd van hoe deze
korting in de afgelopen 25 jaar gestegen is: van €920 tot €5.600,
waarvan circa €1.400 vanwege indexatie, maar zo'n €3.300 beleidsmatig.
Nu zijn wij zeker niet tegen het stimuleren van arbeid, integendeel. We
hebben alleen wel moeite met de manier waarop de huidige arbeidskorting
steeds verder van haar doel verwijderd raakt naarmate deze hoger wordt.
Want bij een stijgend inkomen wordt de arbeidskorting lager, wat meer
werken juist niet stimuleert. Is de staatssecretaris bekend met de
evaluatie van de heffingskortingen? Deelt hij de bevinding dat de
arbeidskorting niet langer doelmatig is als instrument voor meer
arbeidsparticipatie? En deelt hij de bevinding dat we daarom kritisch
naar de vormgeving moeten kijken, voordat we besluiten zo'n korting nog
verder op te pompen?
Ik ben ook benieuwd hoe deze staatssecretaris kijkt naar ons voorstel om
over te gaan naar een arbeidskorting op basis van het aantal uren dat
iemand werkt. Zo is niet de hoogte van je salaris bepalend voor wat de
overheid je teruggeeft, maar de omvang van je dienstverband. Want waarom
krijgt een ICT'er die 20 uur werkt net zo veel arbeidskorting als een
verpleegkundige die 36 uur werkt? Dat is puur en alleen omdat ze met het
aantal gewerkte uren hetzelfde salaris verdienen. Daar komt bij dat
degene die 20 uur werkt, ook tijd overhoudt voor andere dingen. Diegene
kan bijvoorbeeld besparen op kosten als kinderopvang. Ik weet natuurlijk
heel goed dat overstappen naar een dergelijk systeem de complexiteit
vergroot en dat de randvoorwaarden hiervoor goed moeten worden
uitgewerkt en doordacht. Maar is de staatssecretaris het met ons eens
dat we prikkels in een nieuw systeem veel doelmatiger moeten gaan
inrichten en dat dit weleens een goede denkrichting zou kunnen
zijn?
Voorzitter. Weer terug naar het inkomensbeleid. Want wat ook van invloed
is op het inkomen van mensen, is het niet realiseren van de stelpost
voor fiscale regelingen en constructies. Hierdoor worden de gederfde
inkomsten in dit Belastingplan opgevangen in de ib en de loonbelasting.
Waarom is er niet meer inzet op de fiscale regelingen? Had deze
generieke verhoging van belastingen over het inkomen van alle
Nederlanders echt niet voorkomen kunnen worden? Welke alternatieve
dekkingsbronnen heeft de staatssecretaris wél overwogen?
Voorzitter. Ik ga verder met de losse maatregelen uit het Belastingplan,
te beginnen bij de verduidelijking van de fietsregeling. Het lijkt een
kleine maatregel, maar het is er wel een waardoor bij mij weer de
uitvoerings- en handhavingsjeuk naar bovenkomt. Want hoe ga je
controleren of een bedrijfsfiets wel of niet meer dan 10% bij het woon-
of verblijfadres wordt gestald? Dit is toch een wassen neus? Dit leidt
vooral tot meer administratieve regeldruk bij zowel ondernemers als bij
de Belastingdienst. Kun je de controle tot een bepaald aantal fietsen
niet gewoon loslaten? Dus bij een x-aantal medewerkers mag je een
x-aantal deelfietsen belastingvrij hebben, punt. Daarboven moet je
gewoon betalen. Graag krijg ik een reflectie van de
staatssecretaris.
Voorzitter. De maatregel lucratief belang. Lees ik goed dat het voorstel
technisch, zonder IV-ondersteuning, in te voeren is per 1 januari 2026,
maar dat voor de handhaving door de Belastingdienst wél IV-ondersteuning
nodig is en die dus niet voor 1 januari 2029 te realiseren is? Daarom is
de maatregel tot 2029 arbeidsintensief en fraudegevoelig. We leggen
daarmee al een claim op toekomstige IV-capaciteit, terwijl we die
wellicht effectiever zouden kunnen inzetten om misbruik te voorkomen.
Zeker als ik lees dat het een en ander samenhangt met het nieuwe box
3-stelsel en er een rechtszaak loopt over een heffing over een verkregen
voordeel in relatie tot lucratief belang in box 1, vraag ik me echt af
wat we nu aan het doen zijn.
Daarbovenop komt nog een ander onwenselijk aspect. De maatregel heeft
namelijk een veel breder negatief effect. Dat betreft snelgroeiende
bedrijven, mkb-investeerders en de aangekondigde maatregel voor
aandelenopties in start-ups en scale-ups. Hun participaties worden
immers ook vaak via lucratief belang vormgegeven. Het is wat ons betreft
nou juist niet de bedoeling om hen zo te raken. Kan de staatssecretaris
aangeven of we het risico lopen dat we hier met een kanon op een mug
schieten? Wordt dit voorstel in relatie tot de plannen voor de
aandelenopties in start-ups en scale-ups straks geen onwerkbaar
gedrocht? Ook wij willen misbruik aanpakken, maar gaat dit middel dat
doel effectief bereiken? Of zou deze wens voor een effectieve aanpak op
het lijstje van vernieuwing van het stelsel moeten landen, gezien de
lopende discussies en risico's?
Zoals ik net al noemde, is de opbrengst ingezet als "lang voor kort"
voor de accijnsverlaging. Het gaat om een onuitvoerbare maatregel om
dekking te zoeken voor een eenmalige uitgave, terwijl we weten dat we
deze 45 miljoen per jaar waarschijnlijk nooit gaan ophalen. Kan de
staatssecretaris hier verder op ingaan?
Dan de aanpassingen op een van onze hoofdpijndossiers: box 3. De PVV zei
het zo mooi: geen fiscaal debat zonder box 3. Het gaat om een flinke
verhoging van het forfait, met 1,78 procentpunt, en een verlaging van
het heffingsvrije vermogen. De reden is puur dekking. Ook de
argumentatie rondom een kostenaftrek rommelt. In de beantwoording geeft
de staatssecretaris een ontwijkend antwoord op mijn vraag hoe hij
eerdere passages in onze wetsgeschiedenis beoordeelt, namelijk dat er
wordt "aangenomen dat huuropbrengsten en kosten van bezit per saldo
tegen elkaar wegvallen". Kan hij nogmaals ingaan op de vraag waarom
volgens hem alleen huuropbrengsten in het forfait zullen worden
meegenomen en daarbij niet alleen maar verwijzen naar de
HR-uitspraak?
Laten we het even over de gevolgen in de praktijk hebben. We vroegen in
onze schriftelijke inbreng naar de impact van de maatregelen in box 3 op
de huurmarkt. In hoeverre wordt verwacht dat de komende twee jaar het
huuraanbod verder krimpt? Kan het kabinet een gezamenlijke analyse
vanuit de fiscaliteit en de woningmarkt geven? Er is inmiddels een
SEO-rapport uitgekomen over het investeringsklimaat voor de huurmarkt,
waar alleen een hele korte beschrijving van particuliere verhuurders in
staat. Die vallen eigenlijk buiten de reikwijdte van het rapport. Zelfs
die korte beschrijving laat zien dat er in 2026 en 2027 een negatief
exploitatiesaldo overblijft voor particuliere verhuurders, omdat de
ongerealiseerde waardestijging van de woning in de tegenbewijsregeling
wordt meegenomen. De voorgestelde verhoging van het al hoge forfait voor
overige bezittingen zal dus zorgen voor een forse stijging van de
lastendruk voor particuliere vastgoedbeleggers, waarvoor de
tegenbewijsregeling geen uitkomst biedt. Klopt het dat de
staatssecretaris dit probleem ook erkent? In de beantwoording schrijft
hij namelijk dat verhuurders pas geholpen zijn als de Wet werkelijk
rendement box 3 ingevoerd wordt. Vindt hij dit echt acceptabel?
De verwachting is dat het aantal tegenbewijzen met 40% zal toenemen als
gevolg van het verhogen van het forfait op overige bezittingen. Kan de
staatssecretaris ingaan op de gevolgen voor de mogelijkheid om een nieuw
stelsel per 2028 in te voeren? En, zo niet, hoe kunnen we dan nog tijdig
bijsturen, nu de herijking van de Wet tegenbewijsregeling box 3 pas in
de eerste helft van 2026 naar de Kamer wordt gestuurd? Zit hierin
volgens de staatssecretaris een risico? Kan de staatssecretaris ons
garanderen dat de mogelijke inwerkingtreding van de Wet werkelijk
rendement box 3 niet verder naar achter schuift vanwege de hoeveelheid
extra beroep op de tegenbewijsregeling? Als het volgend jaar wel zo
blijkt te zijn, hadden we hier nu een andere discussie gehad over
maatregelen om de heffing eventueel te verzachten.
Hoe beoordeelt de staatssecretaris de conclusie van de Algemene
Rekenkamer dat de gebudgetteerde tegenvaller voor het rechtsherstel
significant veel te hoog is? Het gaat om 3 miljard in plaats van de
geraamde 6 miljard. Heeft het geen invloed op de ramingen van de derving
voor de komende twee jaar, die in realiteit waarschijnlijk veel lager
uitvalt? Is zo'n grote verhoging van het forfait dan eigenlijk wel
nodig? Is de staatssecretaris bereid om voor het volgende WGO, of in
ieder geval voor het plenaire debat, de Kamer te informeren over de
raming in relatie tot de reeds ingediende "opgaaf werkelijk
rendement"-formulieren en wat daadwerkelijk wordt terugbetaald, zodat
wij een actuele stand van zaken hebben als het gaat om wat nu
daadwerkelijk de tegenvaller is? We zouden graag willen weten hoeveel
tegenbewijsformulieren zijn ingediend, hoeveel dit afwijkt van de
eerdere inschatting op basis waarvan de Belastingdienst de derving heeft
begroot per jaar waarop het betrekking heeft, en een opgaaf willen
hebben van de terug te betalen belasting op basis van de ingediende
formulieren per jaar waar het betrekking op heeft.
Het argument van de staatssecretaris is overigens dat door de verhoging
van het forfait budget wordt opgebracht voor belastingplichtigen met
hogere rendementen. Maar hoe kan hij dan verantwoorden dat aan de andere
kant het heffingsvrije vermogen stevig wordt verlaagd? Netjes sparen
voor een eigen huis ga je bijvoorbeeld zwaarder belasten. Dat vinden wij
wrang. Ik gooi 'm er toch maar even in: daarom blijven wij pleiten voor
een bouwspaarproduct, waardoor het juist fiscaal gestimuleerd wordt om
voor bepaalde doelen te sparen. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar?
Hierin is ook het onderzoek van de ING interessant dat aantoont dat
sparen voor een doel het meeste effect blijkt te hebben.
Voorzitter. Dan het akkoord Gezond naar het pensioen.
De voorzitter:
Voordat u daaraan begint, is er eerst een interruptie van mevrouw Van
Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Mevrouw Inge van Dijk stelt heel veel vragen over box 3, en terecht. Dat
zijn vragen die wij ook allemaal hebben. Ik hoor tussen de regels door
dat zij er iets aan zou willen veranderen. Mijn vraag is of zij met een
concreet voorstel gaat komen om de voorgenomen verhoging van het forfait
te matigen of terug te draaien. Hetzelfde geldt voor het heffingsvrije
vermogen. Zo ja, hoe denkt zij dat dan te gaan dekken?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank voor de vraag. Ik hoorde bij verschillende collega's natuurlijk ook
al het debat hierover. Er liggen volgens mij inmiddels een aantal
voorstellen of denkwijzen over hoe hiermee om te gaan. Wij worstelen
natuurlijk met hetzelfde als alle andere partijen hier. Het is een flink
gat. Hoe ga je dat dekken? Kan dat bijvoorbeeld met het voorstel dat de
collega van de VVD voorstelt? Of is wat de ChristenUnie opwerpt een
idee? Wij zullen al die voorstellen serieus bekijken, maar wij willen
ook een serieus antwoord op hoe hoog die raming nu daadwerkelijk is. Als
we daar echt serieus een discussie over zouden kunnen voeren, moeten we
dat wel doen, want het maakt de dekkingsopgave wel een stuk kleiner. Dan
praten we ook al ergens anders over.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een aanvullende vraag. Los van de raming denk ik dat we het
bedrag voor het heffingsvrij vermogen allemaal wenselijk vinden. Er zijn
al meerdere varianten voorbijgekomen. Zou het CDA een tipje van de
sluier kunnen oplichten: hebben zij een voorkeur voor de route om het te
dekken via box 1 of via box 3?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Daar zou ik eerst echt graag de amendementen voor willen zien. Volgens
mij zijn die nog niet binnen, althans, dat waren ze niet toen ik mijn
mailbox zojuist checkte. Op basis van de inhoud van die amendementen en
hoe ze uitgewerkt zijn, ga ik graag verder in op deze vraag van de
collega van GroenLinks-PvdA.
De voorzitter:
Verder zijn er geen interrupties. Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan het akkoord Gezond naar het pensioen. Het is belangrijk dat er een
goede regeling ligt voor mensen met een zwaar beroep, waardoor zij
eerder met pensioen kunnen gaan. Het vaststellen van de doelmatigheid
van deze regeling is natuurlijk dé grote uitdaging. Daarom is het goed
dat met ingang van 2025 gestart is met een proces van gezamenlijke
monitoring door SZW met sociale partners. Mijn vraag is wel hoe ze op
het aantal van 15.000 nieuwe RVU-deelnemers als signaalwaarde komen. Is
hierbij gekeken naar de dubbele vergrijzing die aanstaande is? Is het
budgettair gedreven of zitten hier andere argumenten achter?
Voorzitter. Dan ga ik door naar de versobering van de ETK-regeling. Het
kabinet stelt voor om de ETK-regeling te versoberen om, zo zeggen ze,
een gelijker speelveld te creëren. Extra kosten voor levensonderhoud
worden vanaf '26 uitgesloten van onbelast vergoeden. Het
ibo-arbeidsmigratie stelt dat niet uitgesloten wordt dat een versobering
van de ETK-regeling, en daarmee een verlaging van het premievoordeel
voor werkgevers, kan bijdragen aan het minder voordelig maken van de
inzet van buitenlandse arbeidskrachten. Hoewel het advies aangeeft dat
de gevolgen voor de in- en uitstroom van arbeidsmigranten naar
verwachting beperkt is, valt ons op dat de budgettaire opbrengst van het
advies uit het ibo 6 miljoen is, terwijl het Belastingplan een opbrengst
van 21 miljoen heeft opgenomen. Betekent dit dat er een stevigere
variant wordt ingevoerd dan in het advies? Wat is daarvan dan de
impact?
De vraag die je vervolgens ook moet stellen is wat het voor impact heeft
op de huidige krappe arbeidsmarkt en of we die wenselijk vinden. Het
tekort aan arbeidskrachten blijft bij 33% van de ondernemers de meest
genoemde belemmering in de bedrijfsvoering. Dit aandeel is sinds het
derde kwartaal van 2021 onafgebroken het hoogst.
Ik lees ook dat deze versobering nog niet wordt doorgevoerd voor
uitgezonden werknemers en dat daar nog onderzoek naar gedaan moet
worden. Werken we hier niet een verschuiving mee in de hand? Vinden we
dat wenselijk? Want ook in dit geval is er geen sprake van een gelijk
speelveld, wat wellicht weer vraagt om jurisprudentie. De ETK-regeling
is vooral bedoeld als sociaal-economische maatregel om redelijke
kostenvergoedingen mogelijk te maken en uitbuiting te beperken. Gaan we
dat laatste, uitbuiting, weer in de hand werken met versobering, is mijn
vraag.
Voorzitter. Dan de pseudo-eindheffing. Het kabinet constateert dat de
verkoop van nieuwe elektrische auto's achterblijft bij het doel van 100%
in 2030. Dat doel gaan we ook niet halen, denken we, aangezien de
aanschafprijs van deze auto's nog steeds relatief hoog is. Als ik nog
verder kijk, vraag ik me ook af of de tweedehandsmarkt goed werkt. Veel
met name elektrische leaseauto's gaan bijvoorbeeld de grens over, met
als reden dat er in de tweedehandsmarkt meer vraag is naar
betaalbaardere modellen.
Maar even terug naar dit voorstel, dat gaat over het verduurzamen van
het zakelijke wagenpark. Voor deze regeling wordt gewerkt met een
overgangstermijn waarbij gekeken is naar het gegeven dat zakelijke
leasecontracten vaak worden afgesloten voor vier of vijf jaar. Maar wat
als ik als ondernemer aan een langer contract vastzit? Dan mag ik gewoon
gaan dokken, terwijl ik geen mogelijkheden heb om hier goed op te
anticiperen. We zien ook in de praktijk bij operationele lease
ondernemers die heel bewust langer vast willen houden aan één auto. In
het kader van duurzaamheid hoeft dat ook helemaal niet verkeerd te zijn.
Deze heffing is weer een extra administratieve last voor ondernemers.
Wat is de toegevoegde ervan, als onder het Europese bronbeleid per
volgens mij inmiddels '35 alleen nog duurzame auto's geproduceerd mogen
worden? Worden de belangrijke randvoorwaarden van voldoende laadpalen
bij werkgever en werknemer, het oplossen van netcongestie en hogere
kosten van elektrische auto's in aanschaf en onderhoud voldoende
meegenomen in de besluitvorming? Ik zie daar niets over terug. Oftewel:
stellen we realistische eisen aan werkgevers om ons gewenste doel te
halen?
De Belastingdienst verwacht veel bezwaar en beroep tegen deze
pseudo-eindheffing, met name over de definitie van "woon-werk" en
"privé". Daarnaast is de maatregel niet fraudebestendig. Hoe effectief
acht de staatssecretaris de maatregel als we uit de praktijk signalen
horen dat het aantrekkelijker wordt om een mobiliteitsbudget te geven
waarmee de werknemer wederom een goedkopere fossiele auto kan
aanschaffen? Want er wordt vooral de focus gelegd op een elektrische
auto onder lease, maar de vraag is of mensen dit ook automatisch gaan
doen.
Zijn er echt geen eenvoudiger alternatieven? Hoe kijkt de
staatssecretaris bijvoorbeeld naar het doortrekken van het lagere tarief
in de bijtelling voor elektrische auto's, dat per 2026 zou verdwijnen,
of naar een korting op de aanschaf van elektrische auto's, om ook een
wortel toe te voegen? Meerdere collega's hebben dit ook al opgeworpen.
Of hoe kijkt de staatssecretaris naar een stevige stok achter de deur,
bijvoorbeeld door simpelweg op termijn een verbod op het toevoegen van
fossiele auto's aan het zakelijke wagenpark in te stellen op het moment
dat dwingender Europees beleid toch die richting op gaat? Is dat niet
veel duidelijker, effectiever en efficiënter voor de Belastingdienst en
bedrijven?
Voorzitter. Ik vind het goed dat de maatregel tot verlenging van de
ingangsdatum belastingrente erfbelasting en aangiftetermijn erfbelasting
wordt voorgesteld. Ik wil dat toch even benoemen, want ik denk dat we
allemaal weleens mails hebben gehad van terecht zwaar gefrustreerde
familieleden die de erfbelasting netjes wilden regelen, maar inderdaad
compleet stukliepen op termijnen. Dank dan ook voor dit voorstel tot
aanpassing.
Ik ga verder met de maatregel tot ophoging en afschaffing van het
heffingsplafond voor belasting op leidingwater. De eerste vraag is: is
het primaire doel nu budgettair of waterbesparing? Wij kunnen ons heel
goed voorstellen dat je een plan maakt hoe zuinig om te gaan met
watergebruik en dat je daar ook de prijs in meeneemt, maar nu is er
eigenlijk geen beeld van de impact en weten we in ieder geval zeker dat
zwemmen nog duurder gaat worden voor kinderen, terwijl er voor die
zwembaden vooralsnog geen andere oplossing is dan dit water te blijven
gebruiken. Ook worden de kosten veel hoger, tot wel anderhalve ton per
jaar, in bepaalde essentiële sectoren, zoals de zorg, de farmaceutische
industrie en de voedingsmiddelenindustrie, terwijl ook zij geen
alternatieven hebben. De staatssecretaris geeft zelf aan dat data over
de mogelijkheden per sector om ook niet-drinkwater te gebruiken niet
bekend zijn. Concludeert hij niet iets te gemakkelijk dat deze kosten
simpelweg door te berekenen zijn aan de consument? Zo kunnen we elke 100
miljoen lastenverzwaring wel eenvoudig wegschrijven.
Zo kom ik bij mijn volgende thema: de verhoging van de
afvalstoffenheffing. Die is ook voor 60% door te berekenen aan de
burger. Deze maatregel is nodig omdat de heffing op polymeren niet wordt
ingevoerd. Dat leidt tot een derving van 567 miljoen vanaf 2028. Het
kabinet zegt nu eigenlijk simpelweg: we hebben geen alternatief, dus
gooien we het over de schutting bij de afvalsector. Dat is wel de
omgekeerde wereld. Kort gezegd, de technische dekking is puur budgettair
en heeft mogelijk net zo veel negatieve als positieve effecten op het
milieu en de heffing komt via de afvalstoffenheffing grotendeels bij de
burger terecht, die daar niets aan kan doen. De Werkgroep afvalsector is
nu ingesteld om te zoeken naar alternatieven. Waarom niet deze werkgroep
even afwachten en besluitvorming in voorjaar '26 plaats laten vinden via
een aparte wet in plaats van nu al alles vastleggen? Dan krijgen we
meteen een betere spreiding van fiscale wetgeving, wat we al jaren
roepen te willen. Het kabinet zegt zelf ook te gaan zoeken naar
circulaire oplossingen. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel van de
dekkingsopgave uiteindelijk bij de afvalsector neergelegd wordt en voor
welk deel het kabinet zelf circulaire oplossingen gaat zoeken?
Ik wil nog kort ingaan op de maatregel tot aanpassing van de
zuiveldefinitie. Toen in 2024 de berichten in de media verschenen over
een scheutje zuivel bij de vruchtensappen van Appelsientje en
DubbelFrisss werd me toch wel weer even heel duidelijk hoe sommige
producenten denken. Goed dat het kabinet deze omissie gaat herstellen.
Ik heb gewoon een vraag uit belangstelling. Had het kabinet deze
uitwijkingsmogelijkheid verwacht bij het instellen van de initiële
maatregel verbruiksbelasting bij alcoholvrije dranken?
Daarnaast vinden wij het jammer dat er nu geen verdere stappen gezet
worden naar het belasten van het suikergehalte van dranken, zodat
producenten ook daadwerkelijk worden gestimuleerd minder suiker aan een
product toe te voegen.
De accijnsverlaging laat ik zitten; daar is al veel over gezegd.
De heer Vermeer (BBB):
Altijd mooi, toch?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, nou ja, goed. Volgens mij onderscheid ik me hier niet zo heel erg
in.
Dan kom ik bij de wet die de btw-verhoging op sport, cultuur en media
terugdraait. Wij zijn blij dat dit nu geregeld is. Wel zijn wij
enigszins verbaasd over het antwoord van de staatssecretaris ten aanzien
van de btw-verhoging op logies, namelijk dat het niet past bij de
maatregel om te kijken naar verzachtende maatregelen die nodig zijn voor
sectorpartijen die harder geraakt worden. Uit het impactassessment
blijkt dat daar wel sprake van is, vooral bij kleinere partijen en in
buitenstedelijk gebied. Het impactassessment is pas na invoering van de
maatregel gedaan. Dus het is ook niet zo gek dat we aan de hand daarvan
kijken of er nog iets nodig is. De sector noemt bijvoorbeeld maatregelen
om te verduurzamen zodat kosten bespaard kunnen worden. Kan de
staatssecretaris hier verder op ingaan?
Ik ga verder met het wetsvoorstel tot nadere operationalisering van het
mechanisme voor een koolstofcorrectie aan de grens. Dat kennen we als
het CBAM. Mijn eerste vraag is in hoeverre nationale sancties die
eventueel opgelegd gaan worden, afgestemd worden binnen Europa. Het is
vrij logisch om deze bevoegdheid bij de minister van Financiën te
beleggen, maar hoe voorkomen we dat dit instrument, net als bijvoorbeeld
bij verkeersboetes, te veel gaat afwijken van het principe "redelijk,
billijk en voldoende afschrikwekkend" en vooral een middel wordt om
gaten in begrotingen te vullen? Geregeld wordt dat via gedelegeerde en
uitvoeringshandelingen de verordening verder wordt uitgewerkt. Er staat
in de stukken dat er voor een breed scala aan andere onderwerpen "nog
nadere regels kunnen worden gesteld". Het zicht hierop verdwijnt voor de
Kamer na accordering van het voorstel. Kan de staatssecretaris toezeggen
dat we niet strenger zullen worden en niet meer administratie zullen
opleggen dan de landen om ons heen?
Dan het wetsvoorstel voor het stroomlijnen van het fiscaal inzagerecht.
Hoe zorgen we voor hetzelfde informatieniveau voor belastingbetalers ten
opzichte van de Belastingdienst? Want het lijkt zo ...
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Die gaat nog over CBAM. Je ziet dat Europese inkomsten in de jaren '26
en '27 nog naar de nationale kas vloeien; het gaat om 211 miljoen en 237
miljoen, bij mekaar 448 miljoen. Dat zijn dus inkomsten als gevolg van
Europees klimaatbeleid, een grensheffing ter correctie van
CO2-uitstoot elders, buiten de EU. Dat wordt ingezet ter
dekking van de brandstofaccijns. Hoe krom wil je het hebben? Is het niet
een idee om die inkomsten voor Nederland voor de jaren '26 en '27 niet
weg te geven aan de pomp als een soort fossiele subsidie — want dit is
dan écht een fossiele subsidie — maar om dat te geven aan het openbaar
vervoer, waarop bezuinigd wordt?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan ga ik even proberen de vraag van de heer Grinwis iets scherper te
stellen. Dus eigenlijk zegt hij: verlaag de accijns aan de pomp, en zet
een deel daarvan anders in. Sorry, ik weet dat ik geen wedervraag moet
stellen, maar ik wil zeker weten dat ik het goed interpreteer.
De voorzitter:
Ik zie dit als een verhelderingsverzoek aan de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank, voorzitter, heel goed. Er is nu 1,7 miljard gestopt in lagere
brandstofaccijns. Als je die CBAM-inkomsten niet meer zou gebruiken als
dekking daarvoor maar aan het ov zou geven, dan zou de verlaging van de
brandstofaccijns verminderen met 448 miljoen, dus dan kom je ergens rond
de 1,3 miljard uit. Dan gaat die 448 miljoen dus naar de IenW-begroting
om daarmee het ov in den lande in stand te houden, omdat als gevolg van
de verschraling, de bezuiniging op het studentenreisproduct, er in
sommige provincies 10% tot wel 12,5% minder inkomsten voor het ov zijn.
In Friesland is dat bijvoorbeeld 12,5%. Dat leidt tot minder buslijnen
en nog hogere prijzen in het ov. Met dat geld kun je dat in de jaren '26
en '27 voorkomen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik zit tegelijkertijd een beetje na te denken over hoe dat dan
begrotingstechnisch werkt. Aan de ene kant heb je natuurlijk
belastingen. Ik moet hier even op kauwen, met goedvinden van de heer
Grinwis. Wij zien natuurlijk ook dat de prijzen aan de pomp gigantisch
hoog zijn. Wij hadden het ook mooier gevonden als het uitgesmeerd werd.
Nu komt er nog een ander aspect bij. Dat is natuurlijk altijd het mooie
van zo'n wetgevingsoverleg. Met goedvinden van de heer Grinwis ga ik er
dus heel even over nadenken en het, heel eerlijk, voorleggen in de
fractie. We hebben veel nieuwe woordvoerders en ik ben benieuwd hoe zij
naar dergelijke voostellen kijken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. We gaan weer naar het fiscaal inzagerecht. In
de hersteloperatie toeslagenaffaire zit inzage in het volledige dossier.
Dat is een van de heikele punten waardoor het herstel traag verloopt.
Ouders willen weten waarom hen dit is overkomen en hopen dit antwoord in
een persoonlijk dossier te vinden. Tot op de dag van vandaag is dat
antwoord er vaak niet. Dat komt vaak doordat er stukken uit
verschillende systemen moeten worden gehaald, omdat de
informatiehuishouding bij de Belastingdienst niet op orde is. Dat kan
dit voorstel oplossen.
Ik maak me er vooral zorgen over dat de staatssecretaris schrijft dat
dit voor een deel ook handmatig zal moeten gebeuren. Is die handmatige
verwerking tijdelijk, totdat alles voldoende geautomatiseerd is, of zal
er altijd handmatige verwerking moeten plaatsvinden? Er zijn namelijk
een heleboel belastingplichtigen in Nederland. Wat halen we ons daarmee
op de hals? En hoe kostbaar zal dit project worden, aangezien de
voorbereidingskosten voor het eerste stukje al 25 miljoen zijn? Kan de
uitvoering dit nu aan of neemt dat de focus op modernisering weg?
Er is veel onzekerheid over de planning, de uitvoeringslast en de
kosten. Ik voorspel dat teleurstelling op de loer ligt. Inwoners
verwachten namelijk dat er nu binnen afzienbare tijd grote stappen gezet
gaan worden, maar we moeten daar realistisch over zijn. Kan de
staatssecretaris toch een eerste inschatting geven van een
implementatieplan en de bijbehorende kosten?
Dit is meteen een duidelijk signaal voor de inrichting van het nieuwe
belastingstelsel. Zorg ervoor dat bij de inrichting hiervan volledige
inzage in het dossier goed geregeld is voor mensen. Moeten daarin ook
niet direct onze decentrale overheden en waterschappen worden
meegenomen, zodat die niet nog een keer het wiel hoeven uit te vinden?
Zo kunnen burgers echt overzicht krijgen over alle betaalde
belastingen.
Een ander zorgpunt is dat de informatie die in het systeem wordt
opgenomen "grofmazig" is, zoals de staatssecretaris schrijft. Het kan
dus voorkomen dat een belastingplichtige nadere vragen heeft, ook als de
aanslag onherroepelijk vaststaat. Zie wederom de toeslagenaffaire. Het
voorstel perkt het inzagerecht in. Ziet de staatssecretaris
mogelijkheden om dit toch beschikbaar te houden, zeker totdat het
systeem echt goed werkt? Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door het
overgangsrecht langer in stand te houden, zodat op verzoek nog steeds
nadere informatie kan worden verstrekt.
Wat mijn partij betreft gaan we wat lichtvaardiger om met het aspect
doenvermogen. We vergelijken dit voorstel met het amendement-Omtzigt,
maar ik vergelijk het met de wetenschap dat ongeveer 2,8 miljoen mensen
in Nederland digitaal minder vaardig zijn. Mijn vraag is dan ook wanneer
zij de mogelijkheid krijgen om een geprinte versie op te vragen,
aangezien dit nog later op de planning komt te staan. We moeten echt
waken voor aannames vanuit onze hoogopgeleide bubbel waardoor we deze
groep mensen iedere keer verder op achterstand zetten. Wij sluiten ons
graag aan bij de vragen die al door verschillende partijen zijn gesteld
over de mogelijkheid tot beroep en bezwaar.
Dan ga ik verder naar de Wet differentiatie vliegbelasting. In de
differentiatie van de vliegbelasting zitten twee dingen mij toch wel wat
dwars. Ten eerste is dat dat er primair op een budgettaire uitkomst
wordt gestuurd en dat daarmee de tarieven redelijk hoog worden
ingestoken. In de schriftelijke beantwoording wordt meermaals de
vergelijking met Duitsland getrokken, maar die gaat richting de toekomst
minder op. Afgelopen week werd bekendgemaakt dat de tarieven verlaagd
worden tot €12, €32 en €57. Dan hebben we dus én een veel hoger tarief
dan in België én een veel hoger tarief dan in Duitsland. Beide landen
zijn binnen korte tijd bereikbaar voor Nederlandse reizigers. Kan de
staatssecretaris hier nogmaals op reflecteren? Is hij bereid te
onderzoeken waar de heffing in Duitsland op uit zou komen en wat de
impact daarvan is op Nederlandse luchthavens? Waarom zoeken we dit niet
eerst uit, voordat er besloten wordt tot een heffing per 2027 die heel
erg uit de pas zou kunnen gaan lopen? Waarom wordt er niet op Europese
niveau geprobeerd te komen tot een gecoördineerde aanpak om een gelijk
speelveld te bereiken?
Dan ben ik bij het tweede punt dat mij dwarszit, namelijk de tijdelijke
handmatige systematiek via het aangifteformulier. Die heb ik vorig jaar
exact voorgesteld in het kader van tariefdifferentiatie in de
kansspelbelasting. De staatssecretaris schrijft nu dat hij de analogie
begrijpt en komt met verschillende argumenten waarom het meer werk is
bij de kansspelbelasting. Maar dat was niet het breekpunt vorig jaar.
Daar kregen we echt te horen dat het technisch niet mogelijk was. Dat
blijkt nu dus niet waar te zijn. Kan de staatssecretaris verklaren
waarom deze systematiek hier nu wel kan? Want onze zorgen zijn er nog
steeds en die worden, wederom, bevestigd door de sportsector, namelijk
dat sport hard wordt geraakt door verhoging van de kansspelbelasting. De
wettelijk geborgde afdracht vanuit de Nederlandse Loterij en NOC*NSF
helpt namelijk 79 sportbonden en 25.000 sportverenigingen. Heeft de
staatssecretaris inzicht in de effecten van de verhoging van de heffing
over 2025, en heeft hij hierover contact gehad met de
goededoelensector?
Voorzitter. Dan heb ik nog twee vragen. Het is een heel ander onderwerp,
maar ik pak hier de kans maar: de btw-regeling voor
ondernemersverenigingen. Daarvoor bestaat een verlengstuk voor
aangesloten leden. Als een winkeliersvereniging dus gezamenlijk
kerstverlichting aanschaft voor de winkelstraat — dat is heel actueel op
het moment — blijft logischerwijs recht op teruggave van de btw bestaan.
Nu begrijpen we uit de praktijk dat enkele inspecteurs hiertegenover het
formalistische standpunt stellen dat dit niet geldt voor
ondernemersfondsen in de vorm van een stichting. Dat is in de praktijk
eigenlijk precies hetzelfde, maar daarbij is formeel geen sprake van
leden. En dat terwijl veel winkeliersverenigingen de rechtsvorm van een
stichting hebben. Is dit volgens de staatssecretaris de bedoeling?
Tot slot: de Wbso, een belangrijke regeling voor ons. We hebben daar
vorig jaar een amendement over ingediend, dat voor het grootste deel ook
is uitgevoerd. De derde van de drie maatregelen uit ons amendement was
het verhogen van de schijfgrens naar 380.000, maar die stijgt niet
verder mee met de inflatie. Vanuit de sector begrepen wij echter dat
juist deze wijziging van de schijfgrens het meeste effect heeft gehad op
de investeringsbereidheid en R&D, met name dat innovatieve mkb'ers
hierdoor extra R&D-medewerkers aannemen. Hoe kijkt de
staatssecretaris naar het structureel meenemen van inflatie in de
verhoging van de schijfgrens? De kosten van R&D stijgen immers ook.
Zouden we het niet uit de gebleken overschotten binnen de regeling
kunnen halen? Het kost circa 5 miljoen per jaar en het zou erg effectief
zijn.
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor de bijdrage, mevrouw Van Dijk. U zat ruim binnen de opgegeven
tijd. Dan gaan we naar het hernieuwde debuut, denk ik, van de heer
Hoogeveen.
De heer Hoogeveen (JA21):
Kijk aan! Dank u, voorzitter. Ik dank ook de staatssecretaris en zijn
mensen voor het aanleveren van de uitgebreide documentatie die bij het
Belastingplan hoort. Zoals zojuist al werd gezegd, ben ik vorige week
beëdigd, dus ik had dit weekend flink wat in te halen. Gelukkig waren de
overzichten van het ministerie helder en overzichtelijk.
Voorzitter. Vorig jaar zette het kabinet in het regeerprogramma vol in
op het motto "werken moet lonen". Er lag ambitie en er kwamen gerichte
maatregelen voor koopkracht, inkomenszekerheid en het terugdraaien van
fiscale ingrepen die ons ondernemersklimaat aantasten. In de
Voorjaarsnota en in de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda werd een
reeks van die voornemens aangekondigd, maar nog geen halfjaar later
klapte het kabinet en nu ligt er een beleidsarm Belastingplan voor ons.
Wat resteert zijn nog steeds wel een flink aantal voorstellen, maar
vooral fragmenten van wat ooit een bredere fiscale hervorming had moeten
zijn. Dat is begrijpelijk in bestuurlijke zin, maar politiek gezien ben
ik blij dat ik hier mag zitten en dat wij hier nu met negen zetels sterk
zitten. Het blijft natuurlijk wel zonde, want de potentie was er wel
zeker.
Laat ik beginnen met te zeggen dat JA21 verschillende positieve
elementen ziet in het Belastingplan en in de bijbehorende wetten. De
verlenging van de accijnsverlaging op brandstoffen en het de facto
afschaffen van de nationale CO2-heffing zijn maatregelen waar
allang om werd gevraagd, ook door mijn partij, en waarvan wij denken dat
ze een positieve uitwerking zullen hebben op de portemonnee van burgers
en het bedrijfsmodel van bijvoorbeeld ons mkb. Tegelijkertijd staan daar
uiteraard ook maatregelen met een kostenplaatje tegenover. Sommige
daarvan zijn niet mals. Daar hebben wij dan ook enkele vragen
over.
Allereerst een vraag over de tabelcorrectiefactor in het inkomensbeleid.
In de praktijk komt dit neer op een belastingverhoging, zoals mijn
collega's al meerdere keren hebben herhaald. Door de grenzen van de
belastingschijven niet volledig te indexeren, schuiven mensen eerder op
naar een hogere belastingschijf en betalen zij dus meer. Volgens de
ramingen levert dat 1,46 miljard op. Het is bovendien de tweede keer in
tien jaar tijd dat deze maatregel wordt toegepast. Daar heb ik enkele
vragen over. Ten eerste: kan de staatssecretaris uiteenzetten wat nou
het effect is op de marginale druk, dus het deel van elke extra
verdiende euro dat iemand kwijt is aan belastingen en het afbouwen van
kortingen, en voor welke inkomensgroepen deze marginale druk het meeste
stijgt? Ten tweede: zijn er alternatieven onderzocht die een
vergelijkbaar budgettair effect opleveren, maar minder nadelig uitpakken
voor werkprikkels, wat toch de originele ambitie was van het kabinet
voordat het demissionair werd? Ten derde: wat zijn de risico's van het
herhaaldelijk beperken van de tabelcorrectiefactor? Dat is toch een
vraag die bij mij opkomt. Bestaat er binnen het ministerie een soort
afwegingskader voor wanneer dit instrument ingezet kan worden? Met
andere woorden, ziet de staatssecretaris dit als een uitzonderlijke
maatregel om het terugdraaien van de verhoging van de btw op media,
sport en cultuur op te vangen, of is dit een knop waar het kabinet vaker
aan mag en kan gaan draaien als er gaten gedicht moeten worden?
Dan de multiplier in de lucratiefbelangregeling. Deze maatregel verhoogt
de belasting op bepaalde winstdeling of aandelen die iemand krijgt in
het kader van zijn of haar werk door het box 2-inkomen kunstmatig op te
hogen met een multiplier. De oorspronkelijke bedoeling van de
motie-Idsinga, zoals ik die las, was om de excessieve bonussen van een
kleine groep private-equitymanagers zwaarder te belasten. Maar zoals een
aantal van mijn collega's al zeiden, raakt dit ook gewone ondernemers,
scale-ups en mkb-investeerders, waardoor investeringen worden
ontmoedigd. Dat zijn juist de partijen die we nodig hebben voor onze
groei en innovatie. Ook het beroemde Draghi-rapport memoreert dat dat
juist iets is waar we op moeten inzetten. Ik begrijp dat een aparte
fiscale regeling in het kader van medewerkersparticipatie speciaal voor
start-ups en scale-ups in de maak is bij het kabinet. Die zou in Q1 van
2026 naar de Kamer komen en op 1 januari 2027 ingaan. Dat ligt bij het
ministerie van Economische Zaken. Maar ik zou toch aan de
staatssecretaris willen vragen: wat is nou precies de synergie tussen
dat voorstel en de verzwaring die nu voor ons ligt? Hoe kijkt de
staatssecretaris naar het feit dat het kabinet nu demissionair is en dat
deze speciale regeling voor start-ups en scale-ups door een volgend
kabinet — dat zou dan in ieder geval een kabinet zijn waar JA21 niet in
zit — misschien wel wordt teruggedraaid?
Daar komt nog bij dat er zorgen zijn over hoe het tarief zich verhoudt
tot het internationale speelveld. Het kabinet verhoogt de lastendruk van
31% naar ongeveer 36%. In de schriftelijke beantwoording van de
staatssecretaris wordt verwezen naar het Verenigd Koninkrijk, waar het
tarief onlangs eveneens werd verhoogd naar 34%. Maar in veel omringende
landen zien we dat de belastingdruk op carried interest juist lager
ligt. In Frankrijk, België, Italië, Duitsland en Spanje gaat het om
ongeveer 25% tot 30%. Dat roept ook vragen op over ons
investeringsklimaat en onze internationale concurrentiepositie. Kan de
staatssecretaris ingaan op de vergelijking met deze landen, waar de
belastingdruk voor vergelijkbare winstdelingen veelal lager ligt?
Voorzitter. Ik had nog wat vragen over box 3, maar in al het
enthousiasme van mijn collega's zijn die al gesteld, dus die zal ik
achterwege laten.
Ik heb wel nog enkele vragen over de pseudo-eindheffing voor fossiele
auto's. Vanaf 2027 moeten werkgevers een eindheffing van 12% over een
cataloguswaarde betalen als zij werknemers geen elektrische auto
aanbieden. Deze maatregel gaat echter voorbij aan de realiteit, waarin
veel bedrijven nu al tegen hun grenzen aanlopen als het gaat om de
uitbreiding van de netcapaciteit. Bedrijventerreinen kunnen vaak niet
uitgebreid worden; bedrijven wachten soms jaren op die netverzwaringen.
Ik kan u garanderen dat het niet leuk is als u aankomt op werk en u uw
elektrische auto niet kunt opladen, getuige het feit dat mijn auto nu
nog met een 8 kilometer-range in de kelder staat en de gehele
laadinfrastructuur van de Tweede Kamer eruit ligt.
Mijn vragen hierover zijn als volgt. Erkent de staatssecretaris dat veel
bedrijven simpelweg niet in staat zijn om een volledig elektrisch
wagenpark te faciliteren? Acht hij het proportioneel om dan toch een
boete van 12% op te leggen? Bovendien wordt de keuze voor een fossiele
of elektrische auto in de praktijk vaak al gemaakt door de werknemer.
Zij kiezen binnen hun leasebudget zelf of zien geheel af van het kopen
van een leaseauto en kopen vervolgens van hun mobiliteitsbudget of hun
eigen middelen een fossiele auto. Kan de staatssecretaris toelichten
waarom er gekozen is voor het neerleggen van een heffing bij de
werkgever, terwijl de keuze voor het type auto in veel gevallen
feitelijk bij de werknemer ligt? Hoe effectief acht hij deze maatregel?
Is overwogen om de transitie op een minder dwingende manier te
stimuleren, bijvoorbeeld via positieve prikkels in plaats van een
sanctie? Ik heb nog één aanvullende vraag. Er wordt nu puur ingezet op
volledig elektrische auto's. Zou het ook een overweging zijn om
bijvoorbeeld hybride of plug-inhybrides mee te nemen? Is er onderzoek
naar gedaan of dat logisch zou zijn?
Voorzitter. Dan de Wet differentiatie vliegbelasting. Waar Nederland
kiest voor een verhoging van bijna €30, €50 of zelfs €70 per ticket,
zien we in omringende landen juist het tegenovergestelde gebeuren.
Vorige week nog zagen we dat Duitsland de recente belastingverhoging op
vliegen heeft teruggedraaid, omdat zij de economische schade te groot
vonden en omdat de luchtvaartsector nog lang niet op het niveau zit van
precorona. Ook Zweden heeft onlangs, op 1 juli van dit jaar volgens mij,
de vliegbelasting teruggedraaid om dezelfde redenen. De Nederlandse
luchtvaartsector waarschuwt hier al langer voor. BARIN, de
brancheorganisatie van alle luchtvaartmaatschappijen, die het grootste
deel van alle vluchten van en naar Nederland vertegenwoordigt, noemt
deze langeafstandstaks een grote fout en vreest dat dit reizigers en
maatschappijen nog verder de grens over jaagt, zeker nu landen om ons
heen die fiscale verlichting wel bieden.
Het kabinet verwijst dan naar een onderzoek van CE Delft, waaruit zou
blijken dat het risico op uitwijkgedrag beperkt is. Tegelijkertijd laat
dat onderzoek zien dat er wel degelijk sprake is van uitwijking naar
buitenlandse luchthavens. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe hij in
het licht van die uitwijkcijfers, en dus ook in het licht van de recente
fiscale verlichtingen om ons heen, tot de conclusie is gekomen dat het
risico tot uitwijken beperkt is? Wat zijn de economische gevolgen voor
luchtvaartmaatschappijen, touroperators en de reissector als geheel? Is
dat ook gekwantificeerd?
Ten slotte. Zoals al door de collega aan de linkerzijde werd verteld,
wordt deze maatregel toch ook echt ingevoerd omdat dit ook een
CO2-reductie teweeg moet brengen. Is in kaart gebracht
hoeveel CO2-reductie zo'n vliegtaks nou precies
opbrengt?
Tot slot heb ik nog een vraag over de handhaafbaarheid van de
CBAM-verordening. Wij als JA21 zijn nooit echt heel blij geweest met de
CBAM-verordening. Het is toch eigenlijk een soort protectionistische
maatregel, omdat je je eigen producten duurder maakt met een ETS. Maar
ik heb vooral een vraag over de uitvoering. Onder die uitvoering hebben
de nationale autoriteiten namelijk het mandaat gekregen om gegevens te
innen, maar die autoriteiten hebben geen rechtsmacht buiten de EU. Zij
kunnen de emissiegegevens uit derde landen niet zelfstandig verifiëren.
Zij zijn aangewezen op de gegevens die importeurs zelf aanleveren of op
gegevens van externe bronnen, waarvan de kwaliteit per land waaruit
wordt geïmporteerd, sterk verschilt. Acht de staatssecretaris het risico
reëel dat CBAM hierdoor uiteindelijk een soort papieren systeem wordt
waarin onderrapportage moeilijk te detecteren is? Welke concrete
waarborgen biedt de Europese Commissie ons binnen het zogeheten "risk
management framework", om te voorkomen dat het systeem afhankelijk wordt
van ongecontroleerde of strategisch laag gerapporteerde
uitstootcijfers?
Voorzitter, dank u wel. Ik zie uit naar de beantwoording van de
staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank voor uw eerste betoog in deze commissie. Ik zie geen interrupties.
Dat betekent dat we doorgaan naar de volgende spreker op de lijst en dat
is de heer Vermeer namens BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Hoe betalen we onze toekomst? Dat is de vraag
die op tafel ligt bij de behandeling van elk belastingplan. Wat BBB
betreft wordt die vraag in ieder geval niet beantwoord met een alsmaar
verder stijgende belastingdruk. Ambities moeten realistisch zijn en niet
resulteren in het kapot belasten van de samenleving. Elk voorstel moet
uiteindelijk weer opgehoest worden door belastingbetalers. Nederland
moet een land zijn waarin een burger die hard werkt een goed leven kan
leiden, waarin de belastingbetaler niet onredelijk belast wordt en
waarin bedrijven gefaciliteerd worden, in plaats van tegengewerkt
worden. De belastingbetalende Nederlander is immers de motor van onze
begroting. Laten we dat niet vergeten. Een toekomstig kabinet moet zich
daarom ook zelf effectief insnoeren.
BBB wil een rem op onnodige uitgaven, om de begroting niet te doen
ontsporen en de lastendruk beheersbaar te houden. Tegelijkertijd moeten
we oog houden voor noodzakelijke investeringen die juist bijdragen aan
een solide begroting op de lange termijn. Een voorbeeld waarbij dat
misgaat, is de botte sanering van de gezondheidszorg, zoals tijdens de
campagne is voorgesteld door een aantal partijen. Een dergelijke aanpak
ondermijnt namelijk innovatie en preventie, waardoor kosten op lange
termijn weer stijgen. Dat is in goed Nederlands penny wise, pound
foolish. Op de lange termijn is het ook slecht voor onze
schatkist.
Dan nu het Belastingplan. Ik wil graag een aantal maatregelen
uitlichten, te beginnen bij de pseudo-eindheffing voor zakelijke auto's
met een verbrandingsmotor. "Verbrandingsmotor" is bijna een vies woord
geworden. Het gaat gewoon om een diesel- of benzineauto.
De voorzitter:
Voordat we het over vieze woorden gaan hebben, gaan we eerst naar een
interruptie van de heer Oosterhuis.
De heer Oosterhuis (D66):
Voordat de heer Vermeer met de inhoud begint, wil ik wel graag van hem
weten hoe ik naar zijn betoog moet gaan luisteren. Volgens mij zijn de
meeste amendementen namelijk nu ingediend door de heer Vermeer. Hij
heeft ook wat kritische interrupties geplaatst, terwijl dit toch het
Belastingplan is van een kabinet dat bestaat uit VVD en BBB. Ik zou dus
eigenlijk wel van de heer Vermeer willen horen of het Belastingplan op
de steun van BBB kan rekenen als het Belastingplan na deze behandeling
blijft zoals het er nu ligt?
De heer Vermeer (BBB):
Dit zijn twee vragen. De eerste vraag die de heer Oosterhuis stelt, is
hoe hij moet luisteren. Ik zou zeggen: heel aandachtig, met toepassing
van een hoop gezond verstand en er zaken uit pikken waarvan hij denkt
dat die nog wel eens verstandig zouden kunnen zijn en die voorleggen aan
zijn fractie, zodat hij eventueel de amendementen die wij indienen, kan
steunen. U luistert gewoon naar Kamerlid Vermeer van BBB, die kijkt naar
dit Belastingplan en dat op onderdelen probeert te verbeteren.
De heer Oosterhuis (D66):
Meneer Vermeer geeft geen antwoord op mijn tweede vraag, namelijk of het
Belastingplan zoals het er nu ligt, kan rekenen op steun van BBB. In dit
kabinet zitten op dit moment meer BBB-bewindspersonen dan er
BBB-Kamerleden zijn. Ik neem dus aan dat het Belastingplan zoals het er
nu ligt, flink is beïnvloed door de bewindspersonen die namens zijn
partij in het kabinet zetten. Ik stel mijn vraag dus nogmaals. Ik denk
dat die ook relevant is met het oog op de Eerste Kamer. Kan dit
Belastingplan rekenen op de steun van de fractie van BBB?
De heer Vermeer (BBB):
Dat gaat de heer Oosterhuis zien bij de stemmingen, en het is mede
afhankelijk van de manier waarop dit Belastingplan nog vertimmerd gaat
worden door deze Kamer, met onder andere de door ons voorgestelde
wijzigingen. Het begrotingsrecht ligt bij de Tweede Kamer en niet bij
het kabinet.
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Kijk, op zich is het inderdaad heel dualistisch dat de heer Vermeer doet
wat hij zelf wil in plaats van zaken met de staatssecretaris af te
stemmen, maar het is natuurlijk wel een rare vorm als zijn
staatssecretaris hier met een wet komt waarmee de heffing op auto's
verhoogd wordt, en de heer Vermeer het hele plan vervolgens ongedaan
maakt met een amendement. En als de heer Vermeer komt met amendementen
over CO2-belastingen die ons miljarden aan boetes uit Europa
gaan kosten, is de vrij normale vraag: staat hij nog achter het
Belastingplan of niet? Hij is nog steeds van een coalitiepartij. Er
wordt erg ontwijkend gereageerd, maar het is een normale vraag. Staat
BBB nog steeds achter de afspraken van de coalitie of is het nu gewoon
echt free for all geworden?
De voorzitter:
Niemand is eigenaar van de staatssecretaris, want die is natuurlijk
dienaar van de Kroon, maar dat bedoelde de heer Stultiens waarschijnlijk
ook te zeggen.
De heer Vermeer (BBB):
Ja, de Kamer gaat over de begrotingen en het Belastingplan. Wij gaan
daar dus zelf over, en niet het kabinet, zoals de heer Stultiens weet. U
zult aan ons stemgedrag en aan mijn inbreng hier zien wat we ervan
vinden. Volgens mij moet het hier gaan om het kiezen van het beste
voorstel en niet om de wie de afzender van een voorstel is of wat de
kleur van een partij is. Ik neem tenminste aan dat de heer Stultiens de
plannen op die manier bekijkt.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vervolgvraag van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Nee, dat klopt, maar het maakt nogal uit voor het debat of we hier met
elkaar open en vrij mogen amenderen en mogen stemmen wat we willen, of
dat er bepaalde afspraken liggen. Zo ging het namelijk in het afgelopen
jaar steeds met de coalitie. Als de heer Vermeer nu dus zegt dat hij
zich vrij voelt om gewoon te doen wat zijn partij zelf wil, is dat
nuttige informatie, die ons ook helpt bij het al dan niet indienen van
amendementen.
De heer Vermeer (BBB):
Dat zou de heer Stultiens totaal niet moeten helpen, want hij moet
gewoon voorstellen wat hij zelf verstandig vindt. Dat heeft niets te
maken met wat wij voorstellen of met wat het kabinet voorstelt.
Tenminste, ik mag hopen dat GroenLinks-PvdA op die manier naar
voorstellen uit de Kamer kijkt. Anders zou het een beetje nutteloos voor
ze zijn om hier de komende vier jaar nog mee te doen als ze niet in een
coalitie komen.
De voorzitter:
Nog een interruptie van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Nee, het enige wat hier natuurlijk uniek aan is, is dat een
kabinet normaal gesproken steun heeft van een coalitie in de Tweede en
de Eerste Kamer. Dat is nu spannend, want er is een nieuwe fase
aangebroken. Daarom willen partijen graag weten of BBB nog achter oude
afspraken staat, of niet meer. Dat is gewoon een relevant feit voor bij
de behandeling in de komende weken. Blijkbaar wilt u dat nog niet
zeggen. Dat mag, en dat vind ik dan weer veelzeggend voor de komende
weken.
De voorzitter:
De heer Vermeer, tot slot.
De heer Vermeer (BBB):
Als dat toch allemaal al veelzeggend is, hoeft de heer Stultiens ook
geen vraag te stellen. Hij ziet welke voorstellen wij indienen. Ik neem
gewoon een positie in ten opzichte van dit Belastingplan en ik ga mijn
bijdragen op die manier doen. Daar kunnen allerlei conclusies uit
getrokken worden — dat mag iedereen zelf weten — maar het doel is dat we
straks als Kamer samen een nieuw Belastingplan vaststellen dat zo goed
mogelijk is en dat kan rekenen op een meerderheid in deze Kamer. Ik hoop
op uw steun voor de fantastische amendementen die ik voorstel.
De voorzitter:
Dan mag u uw betoog vervolgen.
De heer Vermeer (BBB):
Ik wil inderdaad graag een aantal maatregelen uitlichten. We waren bij
de verbrandingsmotor en dat onderwerp leidde tot reacties. Het kabinet
stelt voor om een extra heffing in te voeren voor werkgevers bij een
keuze voor een fossiele leaseauto voor de werknemer. Dit heeft als doel
om de elektrificering van het wagenpark te versnellen. Los van de
uitwijkeffecten naar bijvoorbeeld een kilometervergoeding, is de
maatregel ook vanuit duurzaamheidsperspectief onwenselijk. Zeer zuinige
hybride auto's, die juist een waardevolle bijdrage leveren aan schoner
vervoer, worden ook geraakt. Bovendien kan ons energienet een versnelde
elektrificering helemaal niet dragen. Ik hoor zelf continu in allerlei
debatten en technische briefings hoe gigantisch de problemen van
netcongestie zijn. Dit rijmt dus totaal niet met elkaar. Netcongestie
wordt een steeds groter probleem en elektrische auto's zijn een
belangrijke veroorzaker. Een pas op de plaats is noodzakelijk. Tel
daarbij op dat de pseudo-eindheffing door anticipatie-effecten een
negatief budgettair effect heeft en dit alles maakt het wat BBB betreft
een buitengewoon onwenselijke maatregel die we het liefst geschrapt
zien, coalitiepartij of niet.
De staatssecretaris is eerder ingegaan op de ontwijkingseffecten,
waarvan hij niet inschat dat zij concreet een probleem opleveren, maar
hoe kijkt hij aan tegen netcongestie? Is een te snelle groei van
elektrische voertuigen wat hem betreft ook onwenselijk? Het is verder zo
dat elektrische leaseauto's door gebrek aan binnenlandse vraag na de
leasetermijn in toenemende mate naar het buitenland verdwijnen. De
eindheffing heeft als gevolg dat wij het gebruik van zakelijke
elektrische voertuigen stimuleren met belastinggeld, die vervolgens na
vier jaar richting het buitenland gaan. Betaalt de Nederlander dan niet
voor de transitie van het buitenland, is mijn vraag aan de
staatssecretaris. Is het dan niet onverstandig om deze heffing in te
voeren?
Eerder gaven collega's hier al in hun bijdrage en in interrupties aan
dat elektrische auto's gestimuleerd moeten worden, maar dat rijmt totaal
niet met de eerdere afschaffing van een subsidie op elektrische
bestelbusjes per 31 december 2024. De Kamer werd daarbij geïnformeerd
dat er geen enkele stimulans meer nodig was, omdat het businessmodel en
de total cost of ownership van elektrische auto's juist veel lager waren
dan van auto's met een brandstofmotor. Is er dus iets veranderd in de
tussenliggende jaren, vraag ik de staatssecretaris, of worden hier
gewoon selectief argumenten naar voren gehaald als dat uitkomt?
Voorzitter. Voor ons als beleidsmakers ligt er een taak om de belasting
op consumptie en gebruik zo laag mogelijk te houden, omdat de koopkracht
van burgers, met name ook aan de onderkant, zo onder druk staat.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Volgens mij pleitten veel partijen er de laatste jaren niet zozeer voor
om elektrisch rijden te stimuleren, maar om het op z'n minst
concurrentieel te houden met fossiel rijden. Een van de voorbeelden die
we bij de hand hadden, is vandaag natuurlijk de bijtelling. Doordat de
cataloguswaarde gemiddeld hoger is voor een EV dat verder aan dezelfde
kenmerken voldoet als zijn fossiele evenknie, is 22% bijtelling voor een
EV zwaarder dan voor een fossiele auto. Is het dan niet reëel om niet in
één keer de stap te maken van 17% naar 22%, maar om ongeveer op die 18%
te gaan zitten in 2026, zodat je een beetje een gelijk speelveld hebt in
de bijtelling? Dat is toch de keerzijde van het betoog van de heer
Vermeer, dat je ze niet fiscaal moet afstraffen?
De voorzitter:
Helder. Het antwoord van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
De heer Grinwis gaat er hierbij van uit dat als er op elektrisch
overgeschakeld wordt, er van dezelfde klasse auto gebruikgemaakt wordt.
Maar om op dezelfde bijtelling uit te komen, kan ook voor een wat
kleiner model gekozen worden. Als iemand het zo belangrijk vindt om
elektrisch te rijden of als de werkgever dat belangrijk vindt, dan kan
ook daarvoor gekozen worden.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, maar nu verandert de heer Vermeer het geweer van schouder en gaat
hij appels met peren vergelijken. Dat kan op zich, maar het gaat erom of
de keerzijde van het betoog van de heer Vermeer niet is dat je EV's
fiscaal per saldo op dezelfde wijze dient te belasten als fossiele
auto's. Als we niet ingrijpen als Kamer op de manier waarop het nu gaat
gebeuren, dan gaat vanaf 2026 het rijden in een vergelijkbare EV qua
bijtelling duurder worden. De heer Vermeer stelt wel een gedragsreactie
voor voor degenen die het zo belangrijk vinden, maar het gaat natuurlijk
meer over de vraag of dat fair of rechtvaardig is en of we dat niet meer
gelijkwaardig moeten maken. Dat is in ieder geval het voorstel dat ik
doe.
De heer Vermeer (BBB):
Dat wil ik zeker wel overwegen, want dat klinkt rechtvaardiger, maar we
zitten sowieso al scheef met die hele motorrijtuigenbelasting, die op
gewicht gebaseerd is. Wij moeten dus toe naar een totaal andere manier
van waarderen van auto's en de omvang daarvan, maar ook van de belasting
op het wegdek et cetera. Dat is van veel factoren afhankelijk. Volgens
mij moeten we dat in één keer aanpassen. Dat is net als bij de toeslagen
en belastingen. Sommige partijen hier stellen voor om een beetje aan
knoppen te gaan draaien, maar volgens mij is ook hier maar één
oplossing: een wit blaadje pakken en opnieuw beginnen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Ik was gebleven bij de constatering dat de stijgende lasten
die leiden tot inflatie voor veel mensen steeds moeilijker op te vangen
zijn. In dat verband pleit BBB voor een pas op de plaats bij de
verhoging van de wegenbelasting voor specifieke groepen, zoals
kampeervoertuigen en vervoerders van paarden. Dat is samen goed voor
ruim 80 miljoen euro aan lastenverzwaringen. Ik weet dat deze
maatregelen al onderdeel waren van een eerder belastingplan, maar BBB
wil deze maatregelen toch in ieder geval gedeeltelijk geschrapt zien.
Wij hebben daartoe een amendement ingediend.
Ook de oldtimerregeling is bij het Belastingplan '24 versoberd. Dit
houdt in dat nieuwe oldtimers van na 1988 niet meer in aanmerking komen
voor een motorrijtuigenbelastingvrijstelling, terwijl oldtimers zeer
waardevol zijn als cultureel en mobiel erfgoed. De lastenverzwaring van
ruim 150 miljoen euro die hiermee gepaard gaat, is wat BBB betreft dan
ook disproportioneel. We komen daarom ook op dit punt met een amendement
om de versobering terug te draaien.
Dan de arbeidskorting. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen is
overeenstemming …
De voorzitter:
Dat leidt opnieuw tot een interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het pleidooi voor de oldtimer is natuurlijk heel sympathiek, maar ik
kijk dan ook naar de dekking. De dekking komt van het gewoon helemaal
schrappen van de MIA, de Milieu-investeringsaftrek, en de VAMIL. Hoe
legt de heer Vermeer dat uit aan al die ondernemers die willen
investeren en die, bijvoorbeeld in de glastuinbouwsector en in de
landbouwsector, veelvuldig gebruikmaken van de MIA en de VAMIL? Hij zegt
daar altijd zo'n warm hart voor te hebben. Die voorbeelden staan nota
bene opgesomd op de RVO-website. Die kent de heer Vermeer waarschijnlijk
ook. Ik krijg het niet uitgelegd, de heer Vermeer wel?
De voorzitter:
Een poging van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Volgens mij worden wij bij het hele Belastingplan en alles wat wij
steeds voorstellen in ieder geval geacht om toch te kijken hoe we dat
ergens mee gedekt krijgen. Maar feit is ook dat we hier vastlopen. De
heer Grinwis heeft zelf de Laffercurve al genoemd. Als je goed gaat
kijken, zitten we eigenlijk aan het maximum van belastingen op het
gebied van tabak, kansspelen, benzine, box 3, campers; je kunt het niet
opnoemen. We zitten eigenlijk met alles aan het maximum. Voor alles wat
op dit moment voorgesteld wordt, moeten wij dekkingen verzinnen. Als wij
die dekkingen niet verzinnen en een maatregel doorgaat, dan krijgen we
dat geld de komende jaren uiteindelijk allemaal niet binnen door
uitwijkgedrag of door het verplaatsen van honderden miljoenen of
tientallen miljarden van bijvoorbeeld vastgoed naar investeringen in het
buitenland. En, ja, wij kijken dan gewoon of er nog ergens potjes zijn
waar je wat mee zou kunnen doen, maar die zijn allemaal verschrikkelijk
en halen allemaal bij iemand iets weg, wat je eigenlijk helemaal niet
weg wilt halen. Ik pleit ervoor dat we op een andere manier naar de
VAMIL gaan kijken. Daar hebben wij hier ook al hele sessies voor gehad.
Op dit moment ben ik niet blij met die dekking. We zoeken ook nog naar
een alternatieve dekking, maar ik heb die er voorlopig even in gezet om
het punt te kunnen agenderen, omdat wij wel willen dat er op dit moment
nog overal een dekking voor is. Alleen lopen wij hier met z'n allen
knettervast, want bij alles wordt gefocust op budgetneutraliteit,
terwijl we weten dat we die budgetten van je lang zal ze leven nooit
binnen gaan halen. We moeten met z'n allen dat patroon doorbreken, dus
ik hoor graag van de heer Grinwis of we het daar weer eens een keer over
kunnen hebben. Hoe gaan wij dit probleem tackelen? Want wij bezuinigen
onszelf op deze manier kapot. Dus, nee, ik vind dit soort maatregelen
waardeloos en ik ben nog op zoek naar een alternatief.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Vermeer (BBB):
Dan de arbeidskorting. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen is
overeenstemming bereikt over het beperken van de indexatie van de
inkomensgrens in de arbeidskorting om te voorkomen dat lage inkomens
meer belasting zouden moeten betalen. Dat is gevolg van veel gesteggel
over de effecten van veranderingen in de arbeidskorting en de toeslagen
voor lage inkomens. Mijn fractie vindt dat we in de toekomst minder
afhankelijk moeten zijn van heffingskortingen en toeslagen. We moeten de
inkomens van burgers niet bestoken met verborgen heffingen, kortingen en
complexe toeslagen. Is de staatssecretaris ook van mening dat er
voorafgaand aan een nieuw stelsel in de inkomenssfeer in ieder geval een
pas op de plaats wenselijk is wat betreft inkomensafhankelijke
regelingen? Is hij het ook met me eens dat we een complex stelsel niet
nog complexer moeten maken en dat het opschroeven van
inkomensafhankelijke regelingen daar in ieder geval niet aan
bijdraagt?
Voorzitter. Ik wil het ook nog kort hebben over box 3. Afgelopen juni
hebben we als Kamer de Wet tegenbewijsregeling box 3 behandeld, een wet
die vermogensaanwas betrekt bij de bepaling van het werkelijk rendement
en bovendien geen kostenaftrek toestaat. Mijn amendement om een regeling
te treffen voor verhuurders van woningen haalde het helaas niet. Wat
zien we nu? Verhuurders van woningen dumpen hun panden, studenten kunnen
niet meer aan een kamer komen en de huursector staat zwaar onder druk.
Volgens het Kenniscentrum Studentenhuisvesting verloor Nederland de
afgelopen twee jaar zo'n 9% van de studentenkamervoorraad. In de vrije
sector betaalden nieuwe huurders afgelopen kwartaal €1.856 huur per
maand, een duizelingwekkend bedrag voor veel mensen.
Daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris. Wat hebben de
recente verkoopgolven voor gevolgen voor de box 3-ramingen? Zijn de
ramingen nog up-to-date? Kan de staatssecretaris daarop reageren? In de
bijlage bij de Miljoenennota staat nog dat beleidswijzigingen in box 3
gepaard gaan met een hogere opbrengst in 2026. Is dit nog altijd zo?
Verwacht de staatssecretaris in 2026 een hogere opbrengst dan in 2025,
ondanks deze ontwikkelingen?
Het volgende punt dat ik wil behandelen, is de verbruiksbelasting. BBB
is voorstander van een gedifferentieerde verbruiksbelasting waarbij
enkel toegevoegde suikers worden belast, in lijn met het zogenaamde
scenario V uit de brief van voormalig staatssecretaris Van
Oostenbruggen. Volgens mij heeft de Eerste Kamer daarbij ook een
belangrijke vinger in de pap gehad. Een gedifferentieerde
verbruiksbelasting is er nog altijd niet. Wij overwegen in samenwerking
met de SGP een motie in te dienen bij de plenaire behandeling om hier
vaart achter te zetten. Ondertussen betalen Nederlandse bedrijven, vaak
lokale familiebedrijven, hoge belastingen voor hun producten.
Pure fruitsappen zouden volgens sommigen even slecht zijn als
frisdranken, maar uit een recent onderzoek van Maastricht UMC+ blijkt
nog eens dat dat niet het geval is, wat iedereen met gezond verstand
natuurlijk al had kunnen bedenken. Vruchtensap is namelijk meer dan
alleen water en suikers. Volgens dit onderzoek hebben toegevoegde
suikers een verhogend effect op de bloeddruk, en pure fruitsappen niet
of aanzienlijk minder. Wat BBB betreft wordt er dan ook op korte termijn
een uitzonderingspositie geregeld voor de makers van pure fruit- en
groentesappen. Ook wij overwegen een amendement in die richting. Hier
zit namelijk ook een psychologisch gedragseffect achter. Als pure
fruitsappen opeens als ongezond gekwalificeerd worden, hoe geloven
kinderen dan nog dat je wel een appel en een peer moet eten? Wij moeten
hier dus echt een patroon doorbreken, want dit gaat de verkeerde kant
op.
Dan de CO2-belasting.
De voorzitter:
Deze opmerking leidt tot een interruptie van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
De heer Vermeer en de heer Grinwis zijn in dit dossier volgens mij al
verschillende keren samen opgetrokken. De heer Stoffer hoort daar
trouwens ook bij. Er liggen natuurlijk verschillende scenario's voor.
Begrijp ik nu goed dat de heer Vermeer pleit voor een volledige
vrijstelling of is hij ook in voor het scenario waarin we met het
verlaagde tarief gaan werken?
De heer Vermeer (BBB):
Idealiter gaan wij voor een volledige vrijstelling, omdat wij gewoon
vinden dat dit moet gaan over toegevoegde suikers. Als er geen suikers
toegevoegd worden, dan moet je het ook niet doorberekenen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik heb het amendement nog niet gezien. De uitvoering zal ongetwijfeld
een uitdaging gaan worden, maar laten we eens veronderstellen dat het
allemaal kan. Hoe gaat de heer Vermeer dit dan dekken?
De heer Vermeer (BBB):
Het voorstel ligt nog niet op tafel, omdat ik daar nog geen dekking voor
heb. Maar dat past weer bij het betoog dat ik vijf minuten geleden
hield: op deze manier zetten we ons wat mij betreft volledig klem en
zijn we niet de juiste dingen aan het doen. Wij weten inmiddels ook dat
wij bijvoorbeeld bier en andere alcoholhoudende dranken hier niet aan
kunnen toevoegen, want daar zitten we al ver over het niveau heen dat
acceptabel is om grensoverschrijdende aankopen tegen te gaan; misschien
bevorderen we zo zelfs de illegale productie, net als bij tabak. Volgens
mij zitten we op dit soort terreinen dus helemaal klem. Als wij
budgetneutraliteit willen blijven handhaven, moet er iets gebeuren, want
dit is wat ons betreft inmiddels een puzzel met een onmogelijke
samenstelling geworden.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Vermeer (BBB):
Dan de CO2-belasting. Onze industrie gaat gebukt onder een
nationale kop op Europees beleid. Daarnaast drukken de hogere
energietarieven en netwerkkosten zwaar op onze concurrentiepositie. In
de afgelopen periode hebben we al enkele pogingen gedaan en gezien om
deze CO2-heffing te schrappen, maar helaas heeft het kabinet
de CO2-belasting als een draaibare belastingknop gehandhaafd
in het Belastingplan 2026. Ik zit nog niet zo lang in de Kamer, maar ik
ben inmiddels niet naïef meer over wat er gebeurt als iemand een knop in
het zicht krijgt. Meestal wordt er dan toch aan gedraaid, en wel op het
verkeerde moment. Wat ons betreft moet die knop dus gewoon weggehaald
worden.
Voor ETS1-broeikasgasinstallaties en -lachgasinstallaties zal de
effectieve belastingdruk echter nul zijn. Om verdere duidelijkheid te
geven aan de sector ziet BBB de belasting voor deze sectoren het liefst
helemaal verdwijnen. Dat biedt deze ondernemingen de broodnodige
stabiliteit en is ook een helder signaal aan buitenlandse boardrooms met
Nederlandse vestigingen. Voor afvalverwerkingsinstallaties is vanaf 2027
echter een structurele opbrengst ingeboekt van 270 miljoen euro aan
CO2-belasting, terwijl die belasting nooit bedoeld was om
geld op te halen, maar als maatregel om de CO2-uitstoot te
beperken. Ook voor deze sector geldt dat belastingverhoging een
aanzienlijke druk geeft op het investeringsvermogen.
Voorzitter. In de nota naar aanleiding van het verslag geeft het kabinet
aan dat een snelle realisatie van Aramis belangrijk zal zijn voor het
vermijden van een CO2-heffing in de toekomst, maar is er ook
een kans dat vanwege de verslechterde businesscase van de AVI's het
Aramisproject überhaupt niet gerealiseerd zal worden door gebrek aan
investeringen? Dan is er ook geen handelingsperspectief meer.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Het zal u niet verbazen dat GroenLinks-PvdA het oneens is met de BBB
over klimaatbeleid. Wij vinden de CO2-belasting namelijk wel
belangrijk. Alleen, mijn vraag gaat over de dekking van zo'n amendement.
De staatssecretaris geeft namelijk aan in de brief waarom het kabinet
niet voor nul euro gaat, maar voor de gekozen bedragen: anders komt er
een forse boete uit Brussel. Dan lopen we namelijk geld mis uit het
Europese Herstel- en Veerkrachtplan. Dit kan oplopen tot 1,2 miljard
euro. Nu is de vraag: is de heer Vermeer het oneens met de
staatssecretaris of gaat hij nog een dekking vinden voor dat
amendement?
De heer Vermeer (BBB):
Ik snap dat de staatssecretaris vanuit zijn functie risico's moet
benoemen, maar ik moet nog zien ... Dit is weer zo'n voorbeeld van hoe
wij ons volledig in een hoek geschilderd hebben. We hebben dus eerst
geld in een pot gestopt. Vervolgens hebben we er zelf voorwaarden aan
verbonden om dat geld terug te krijgen. Diezelfde voorwaarden worden nu
gebruikt om allerlei voorstellen die we met z'n allen verstandig vinden,
niet uit te voeren. Dit is echt knettergek. Dit moet stoppen. Daarom
moeten wij ook echt stoppen met de discussie over eurobonds en het
daaraan straks weer verbinden van allerlei voorwaarden. Want dan gaan we
weer precies dezelfde soep krijgen met z'n allen. Op deze manier kunnen
kabinetten nog twintig jaar vooruit regeren door iedereen klem te zetten
met boetes die ze zelf ingesteld hebben. Dit moet echt stoppen. Ik snap
dat de staatssecretaris risico's benoemt, maar die discussie moet maar
eens met Europa aangegaan worden. Ik ga hier geen dekking voor regelen,
want ik zie het niet als een risico.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Er wordt nu heel veel op één grote hoop gegooid: van eurobonds tot
andere dingen. Nederland wil dat alle andere Europese landen gaan
hervormen. Als ze dat niet doen, dan krijgen ze minder geld. Dat is de
afspraak. Nu hebben we als land zelf gezegd dat we een
CO2-belasting gaan invoeren. Die willen we terugtrekken,
althans sommige partijen hier. En de staatssecretaris zegt: als je die
op nul zet, dan krijg je je geld niet uit Brussel. Het gaat om 600
miljoen tot 1,2 miljard. Is het amendement — dat is geen motie, maar
echt een wetswijziging — een serieus voorstel van de heer Vermeer? Zegt
hij: "Weet je wat? We gaan gewoon risico lopen. Ik negeer de
staatssecretaris. Wij gaan gewoon 1,2 miljard euro riskeren vanwege mijn
amendement." Is dat echt het plan dat hij hier indient?
De heer Vermeer (BBB):
Volgens mij heb ik het al ingediend.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Leuk, een gevatte opmerking. Maar er ligt nu een wetswijziging van een
coalitiepartij die zegt: "Weet je wat? Misschien kost het 1,2 miljard.
Dat zegt de staatssecretaris namens het kabinet. Maar we negeren dat
gewoon. We zien wel." Dat is toch geen betrouwbaar bestuur? Dat is toch
niet hoe je met elkaar je amendementen maakt? Ik vind het gek — ik hoop
dat meer partijen dat gaan zeggen — dat je hier iets indient wat 1,2
miljard kan kosten, maar dat je dat overlaat aan je opvolgers. Graag een
meer inhoudelijke reactie op het feit dat de staatssecretaris zegt dat
dit ons heel veel geld gaat kosten.
De heer Vermeer (BBB):
Als wij die CO2-heffing en die knop niet weghalen, dan gaat
ons dat zéker heel veel geld kosten. Dat heeft namelijk grote gevolgen
voor het investerings- en vestigingsklimaat. Zolang dat soort kosten
niet meegenomen worden in de afwegingen hier in de Kamer, zetten wij
onszelf klem en zorgen we ervoor dat we het verdienvermogen van
Nederland voor de toekomst ernstig aantasten. Wij hebben gewoon gezegd:
tot hier en niet verder; dit is een keer klaar.
De voorzitter:
We gaan naar de een-na-laatste interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank voor de herinnering. Er komt heel veel frustratie uit
bij de heer Vermeer. Die frustratie is vooral na de formatie pas
opgestapeld. Tijdens de kabinetsformatie van het vorige kabinet kon hij
dit namelijk allemaal al weten. Hij kon al weten dat er inderdaad
randvoorwaarden waren en dat als je plannen wilt afvoeren, je met een
alternatief moet komen, omdat je anders het risico loopt dat je 600
miljoen tot 1,2 miljard verliest. Dat was niet alleen zo bij deze
maatregel, maar bij wel zeventien maatregelen, zeg ik uit mijn hoofd.
Zegt de heer Vermeer dus eigenlijk dat hij nu wakker is geworden, maar
toen sliep? Welke boodschap geeft hij nou mee? Ik snap de frustratie
namelijk, maar dan moet je gewoon opletten tijdens de formatie. Ligt dat
uiteindelijk hier niet op tafel? Misschien moet ik het ook niet al te
euvel duiden. Het was namelijk de eerste keer dat de BBB meeformeerde.
Ik snap het allemaal, maar deze frustratie is niet helemaal terecht,
want u was er zelf bij, meneer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Allereerst vind ik het dedain dat de heer Grinwis toont door te zeggen
dat wij iets voor de eerste keer deden, hebben zitten snurken, niet
opgelet hebben en het allemaal hebben laten gebeuren, volkomen
onterecht. Ik heb mijn frustratie hierover vanaf het eerste moment in de
formatie gemeld. Daar was de heer Grinwis niet bij, dus dat kan hij niet
weten. Maar ik vind het wel kwalijk dat hij suggereert dat wij er als
een stelletje dombo's bij zaten en dat wij gewoon niet wisten wat er
speelde.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat zijn uw woorden.
De heer Vermeer (BBB):
Nee, dat zijn uw woorden, die u mij oplegt door de manier waarop u de
vraag stelt. U had gewoon kunnen vragen: bent u er later pas achter
gekomen of wist u het aan het begin al? Nou, ik wist aan het begin al
dat we klem zaten op allerlei gebieden. Bij elke uitvraag aan Financiën
kwamen dit soort tabellen en risico's van wat er allemaal kon gebeuren
terug. Daarin zit frustratie, want op deze manier zijn we niet de juiste
besluiten voor Nederland aan het nemen. We brengen het verdienvermogen
van Nederland, de potentie waar wij alle voorzieningen uit moeten
betalen in dit land, ernstig in gevaar door de manier waarop we onszelf
klemgezet hebben. Ik zit nu pas in de positie waarin ik kan zeggen: tot
hier en niet verder. Daarvoor kon dat niet. Daarin ziet u dus een
gedragswijziging. Die frustratie is er echt vanaf het begin, hoor. Daar
kunt u van op aan. In elke terugkoppeling kwamen al die beperkingen
steeds terug.
De voorzitter:
Dan komen we bij een interruptie van de heer Oosterhuis.
De heer Oosterhuis (D66):
De CO2-heffing wordt met het wetsvoorstel dat nu voorligt,
feitelijk op nul gezet. Dat vergt een wetswijziging. De heer Vermeer
dient nu een amendement in om ook het instrument zelf uit de wet te
schrappen, maar dat is ook een eenvoudige wetswijziging. In beide
gevallen volstaat een simpele wetswijziging om de CO2-heffing
weer terug te brengen. Meneer Vermeer en ik zijn het oneens over of dat
wenselijk zou zijn, maar feitelijk maakt het voor de moeite die het kost
om 'm weer in te voeren toch helemaal niks uit of het nu wel of niet in
de wet staat? Het amendement van de heer Vermeer is toch louter
symbolisch? Daarmee neemt hij wel het risico om ruim 1 miljard euro uit
Brussel op het spel te zetten.
De heer Vermeer (BBB):
Ik probeer de vraag goed te begrijpen. Ik probeer goed te begrijpen wat
de heer Oosterhuis hiermee wil bereiken. Wij willen gewoon dat die knop
eruit gaat. Wij weten gewoon dat het een veel grotere drempel is om een
nieuwe wet of een nieuwe wetswijziging door te voeren dan dit nu bij het
Belastingplan te regelen. Dat is de reden waarom ik dat ding eruit wil
hebben. Het is veel moeilijker om iets wat hier een keer geschrapt is,
weer terug te krijgen dan om iets te laten staan en te activeren.
Theoretisch is het misschien even makkelijk, maar praktisch en politiek
gezien is dat veel moelijker.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Ooster…
De heer Oosterhuis (D66):
Het punt is dat ik …
De voorzitter:
Een moment, meneer Oosterhuis. Ik kondig u aan en dan kunt u uw
microfoon aanzetten. Een vervolgvraag van de heer Oosterhuis.
De heer Oosterhuis (D66):
Excuus, voorzitter. Ik probeer te betogen dat het ook politiek net zo
eenvoudig is om dit weer terug te draaien. Al die wetsartikelen liggen
al klaar. Die staan nu in de wet. Die kunnen er ook zo weer in
geamendeerd worden. Het voorstel dat nodig is om het tarief aan te
passen, is ongeveer vergelijkbaar met het voorstel om de heffing opnieuw
in te voeren, dus ik snap echt niet dat de heer Vermeer dit risico wil
nemen, want feitelijk gebeurt nu wat hij wil.
De heer Vermeer (BBB):
Nou, wij kijken daar verschillend naar. Gezien de ontwikkelingen die op
dit moment plaatsvinden in Europa — ik heb het over hoe tegen
CO2-reductie en doelstellingen aangekeken wordt — denk ik dat
er in dit geval mettertijd meer gezond verstand zal komen en het
politiek dus met de dag moeilijker zal worden om dit terug in te voeren.
Dat is mijn inschatting. Anders stemt u gewoon tegen; dan moeten we die
zetels missen. Dan moeten we bekijken of er verder wel een meerderheid
voor is.
De voorzitter:
Verder geen interrupties? Dan mag de heer Vermeer zijn betoog gaan
afronden.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Ik was nog bij de CO2-heffing en het
Aramisproject. Ik heb nog enkele vragen aan de staatssecretaris. Loopt
de Staat niet het risico dat zij vanwege de volloopgarantie moet gaan
betalen vanwege het mislukken van Aramis? Zo ja, is met deze budgettaire
risico's rekening gehouden? Zo nee, waarom niet? Er zijn dus meer
risico's dan alleen de Europese boetes.
Over de weglekrisico's van afvalstromen schrijft de staatssecretaris in
een nota naar aanleiding van het verslag dat deze zijn omgeven met grote
onzekerheden. Daarom wordt er in de ramingen rekening gehouden met een
gelijkblijvende exportstroom. Was het niet beter geweest om hier een wat
minder gunstig scenario aan te houden? Nu wordt er eigenlijk van
uitgegaan dat er helemaal geen afname is van de grondslag in de
CO2-belasting door export van afval. Dat er te discussiëren
valt over het precieze effect begrijp ik, maar helemaal geen rekening
houden met grondslagerosie door export lijkt mij onverstandig. Graag een
reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Tot slot een opmerking over de ramingen en budgettaire
effecten van beleid. Ik heb inmiddels al enkele amendementen ingediend.
Bij elk amendement houdt BBB zich aan de begrotingsregels zoals het
scheiden van inkomsten en uitgaven. Maar ik wil daarbij, net als eerder
al, wel opmerken dat bij veel thema's de lastenverhogingen wat mij
betreft te optimistisch worden doorgerekend. Ik heb net het voorbeeld
genoemd van de CO2-belasting op AVI's waarbij er geen
rekening wordt gehouden met een toename in de exportstroom. Ook bij box
3 en de tabaksaccijns hebben we grote gedragseffecten gezien. Ik heb
geen aanvullende vraag hierover aan de staatssecretaris, maar wil graag
de collega's oproepen om zich bij de verdere behandeling en ook bij de
formatie niet blind te staren op statische modellen en ramingen, maar
vooral ook het gezonde verstand te gebruiken bij het wegen van de
financiële effecten van beleid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Tot zover de bijdrage van de heer Vermeer. Dank u wel. Dan gaan we nu
naar een spreker die we deze middag nog niet gehoord hebben, namelijk de
heer Stoffer van de SGP.
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. Dat klopt; ik was helaas vanmorgen niet op tijd hier.
Ik zal niet uitleggen waar het allemaal mee te maken had, maar het had
wel iets te maken met waar de heer Hoogeveen tegen aanhikte: het laden
van een auto. Het is wat, die elektrische auto's.
Goed. Voorzitter. We starten vandaag met … Nee, we zijn natuurlijk al
ruimschoots gestart met de belastingplanvierdaagse. Het is, denk ik, een
heel mooi dossier om in deze eerste week van de nieuwe Kamer mee te
starten. Er liggen heel veel wetten voor, soms technisch en weinig
politiek, maar zeker in de Wet Belastingplan 2026 zitten een paar
maatregelen waar best een stevig debat over nodig zou kunnen zijn. Er is
natuurlijk al het een en ander met elkaar gedebatteerd; ik heb
vanochtend al het een en ander meegekregen.
Als SGP zijn we niet onverdeeld positief over een aantal maatregelen. In
deze bijdrage zullen we dan ook onze eigen wensen inbrengen. Ik ga
vandaag in op het Belastingplan 2026 en op de Wet vliegbelasting.
Als eerste het inkomensbeleid. In een eerste versie van het wetsvoorstel
was het voornemen opgenomen om de arbeidskorting te verhogen. Dat is
gelukkig inmiddels ingetrokken. De dekking, het verhogen van de tarieven
in de inkomstenbelasting, is echter niet ingetrokken. Sterker nog, door
de nota van wijziging wordt het belastingtarief de komende jaren verder
verhoogd. Ook het budget voor de arbeidskorting wordt verhoogd, terwijl
we juist de andere kant op moeten: lagere tarieven en lagere kortingen.
Dat maakt het stelsel namelijk eenvoudiger. Mijn eerste vraag aan de
staatssecretaris is of hij deze mening deelt. En of dat nou wel of niet
zo is, waarom wordt er toch voor gekozen om zowel de tarieven als de
arbeidskorting te verhogen?
Daarnaast wordt de stelpost fiscale regelingen opnieuw ingevuld door een
lastenverzwaring in de inkomstenbelasting. Mijn vraag is: daar is die
stelpost toch eigenlijk niet voor bedoeld? Gezinnen zijn nu de dupe van
het feit dat het kabinet die stelpost niet kan invullen.
Voorzitter. Vorig jaar is er een amendement van de SGP aangenomen dat de
positie van eenverdieners verbetert. Dat is heel mooi en was ook een
echte trendbreuk. Wat ons betreft was dit uiteraard een eerste stap,
want de belastingkloof tussen eenverdieners en tweeverdieners was en is
nog steeds enorm. Vandaar dat ik een amendement overweeg om een volgende
stap te zetten. Vanaf 2028 wordt de overdraagbaarheid van de algemene
heffingskorting opnieuw ingevoerd, maar slechts voor een beperkte groep:
vanaf een inkomen van €36.000 word deze afgebouwd. Mijn voorstel is om
die grens wat hoger te leggen, zodat ook middeninkomens profiteren. Ik
kom daarover nog met een amendement.
Voorzitter. Het is ook goed dat er eindelijk duidelijkheid is over de
verlenging van de RVU, de Regeling Vervroegde Uittreding. Deze regeling
zou dit jaar aflopen, maar wordt met dit Belastingplan gelukkig
verlengd. De vrijstelling wordt met €300 verhoogd. Die dekking wordt
gevonden door het RVU-tarief te verhogen. Nu betalen werkgevers een
tarief van 52% over het deel boven het drempelbedrag. Werknemers met een
laag inkomen kunnen goed uit de voeten met een verhoging van het
drempelbedrag. Dat is positief, maar de rekening wordt wel deels
neergelegd bij werknemers met een middeninkomen. Als zij eerder willen
stoppen met werken en de werkgever een uitkering wil geven die niet voor
een enorme inkomensachteruitgang zorgt, dan betaalt die werkgever een
steeds hogere RVU-heffing. Die loopt op tot zelfs 65% in 2028. De zorg
van de SGP is dat werkgevers daardoor minder geneigd zijn om werknemers
met een inkomen boven de drempelvrijstelling een uitkering aan te
bieden. Mijn vraag is of de staatssecretaris op deze zorg kan reageren.
Is in beeld gebracht wat de verhoging van de RVU-heffing doet met het
aantal aangeboden regelingen? Tot slot op dit punt: ziet de
staatssecretaris mogelijkheden om de rekening op een andere manier te
dekken?
Voorzitter. Dan hetgeen al meerdere keren is langsgekomen vandaag en
gedurende de tijd dat ik hier zit: de verbruiksbelasting op alcoholvrije
dranken. In die verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken wordt een
geitenpaadje afgesloten. Als er bijvoorbeeld een vleugje zuivel aan
frisdrank wordt toegevoegd, dan kan die verbruiksbelasting nu worden
ontweken. Dat is niet de bedoeling van die belasting. Het is goed dat
het kabinet daar een stokje voor steekt. Maar het steekt wel dat de
opbrengst ten goede komt aan de algemene middelen, terwijl er ook voor
gekozen kan worden om het tarief te verlagen. Waarom is daar niet voor
gekozen? Daarnaast vallen pure groente- en fruitsappen nog steeds onder
de verbruiksbelasting. Dat is al vaker aan de orde gekomen. Daarin
zitten geen toegevoegde suikers. Pure groente- en fruitsappen
verschillen enkel van groente en fruit als het gaat om de substantie.
Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij bereid is om die pure
groente- en fruitsappen uit te zonderen van de verbruiksbelasting.
Op 11 juli heeft de vorige staatssecretaris een brief naar de Kamer
gestuurd met een aantal scenario's voor de omzetting naar een
gedifferentieerd tarief op basis van het suikergehalte. In die brief
wordt aan de Kamer gevraagd om een keuze te maken. Wat de SGP betreft
kiezen we voor een scenario waarin wordt geheven op basis van de
toegevoegde suikers, scenario V, net als de heer Vermeer van de BBB
zojuist aangaf. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij kan
toezeggen dat hij dat scenario gaat uitwerken in een wetsvoorstel. Als
die toezegging niet komt, dan zullen wij aanstaande donderdag een motie
indienen, zoals al is aangegeven. Als er mensen zijn die willen
meetekenen, dan zijn ze uiteraard van harte welkom. Maar ik hoop in
eerste instantie op een toezegging van de staatssecretaris; dat begrijpt
u.
Dan box 3. In het Belastingplan worden twee maatregelen genomen voor box
3 waar de SGP kritisch op is: het verlagen van het heffingsvrij vermogen
en het verhogen van het forfaitair rendement. Gelukkig staan we daar
niet alleen in. Dat is bedoeld om het uitstel van de Wet werkelijk
rendement box 3 te dekken. Met het eerste, het verlagen van ...
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Met vertraging, want ik was al een tijdje aan het zwaaien. Mijn vraag
gaat nog over de verbruiksbelasting. Die vraag heb ik zojuist ook
gesteld aan de heer Vermeer. Volgens mij lopen er wat dingen door
elkaar. Is het een motie of een amendement? Als het een amendement is,
hoe gaat de heer Stoffer dat dan dekken?
De heer Stoffer (SGP):
Er ligt een amendement voor. Dat wordt in eerste instantie ingediend
door de BBB. Wij zullen dat mede ondertekenen. De motie zal van onze
hand komen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Stoffer (SGP):
Ik was gebleven bij de eerste maatregel waar ik niet al te blij mee ben,
namelijk het verlagen van het heffingsvrij vermogen. Je raakt daarmee
vooral mensen met een klein vermogen. De SGP wil juist dat het
heffingsvrij vermogen wordt verhoogd. Dat is dus precies het
tegenovergestelde van wat het kabinet voorstelt. Maar het verhogen van
het forfaitair rendement is zo mogelijk nog problematischer, van 6% naar
maar liefst 7,78%. Dat zijn rendementen die voor velen niet of voor een
enkeling nauwelijks haalbaar zijn. In sommige gevallen is zo'n rendement
niet eens mogelijk, bijvoorbeeld bij een pachtcontract. Mijn vraag is of
de staatssecretaris daarop kan reageren. Verwacht hij niet nog meer
rechtszaken?
Ik dacht dat het forfaitair rendement altijd technisch berekend werd, op
basis van feitelijke informatie, maar nu blijkt dat als er geld nodig
is, het forfaitair rendement opeens verhoogd kan worden. Mijn vraag is:
welk precedent wordt daarmee geschapen? Kan dat percentage nog verder
stijgen als er op de een of andere manier weer extra geld nodig is? Het
aantal tegenbewijzen zal door dit voorstel met zo'n 40% toenemen, kreeg
ik als antwoord op onze schriftelijke vragen. Ik meen mij te herinneren
dat de uitvoering van de Wet tegenbewijsregeling box 3 niet heel
eenvoudig was en dan druk ik mij nog zachtjes uit. Mijn vraag is: welke
gevolgen heeft deze stijging voor de uitvoering van die wet?
Ook zal de verhoging grote gevolgen hebben voor de rendementen van
verhuurders van woningen. Nu lopen de rendementen de laatste jaren al
stevig terug, met veel verkopen tot gevolg. Onder aan de streep is het
risico groot dat door deze maatregel het woningaanbod in de huursector
nog verder zal afnemen. Mijn vraag is: welke effecten verwacht het
kabinet in dit opzicht? Is deze maatregel afgestemd met het ministerie
van Volkshuisvesting? Want dit is echt weer een maatregel die fiscaal
misschien best logisch lijkt, maar een enorm effect heeft op de
woningmarkt.
Voorzitter. In juni dit jaar is een motie van mevrouw Van Eijk en mij
over deze verhoging aangenomen. Het verzoek in die motie was om in
gesprek te gaan met groepen, belastingplichtigen, die direct geraakt
worden en om alternatieven te onderzoeken. Dat eerste lijkt te zijn
gebeurd, dat tweede niet. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij
kan toezeggen dat hij alsnog met alternatieven komt, zoals de motie
destijds ook vroeg.
In juni heeft de SGP ook een motie ingediend om te bezien hoe de fiscale
positie van rijksmonumenten verbeterd kan worden. Uit de sector begrijp
ik dat de gesprekken inmiddels stilliggen. Mijn vraag is: wat is precies
de stand van zaken in dezen? Wanneer stuurt de staatssecretaris opties
naar de Kamer om de positie van rijksmonumenten te verbeteren? Er ligt
een heldere aangenomen motie die wat ons betreft snel uitgevoerd moet
worden.
Voorzitter. Dan kom ik bij de bedrijfsopvolgingsregeling. Daar hebben we
in de afgelopen jaren …
De voorzitter:
Voordat u daaraan begint, meneer Stoffer, is er een interruptie van de
heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik wil iets zeggen over box 3. Volgens mij hebben eigenlijk alle
partijen vandaag gezegd dat ze iets met het heffingsvrije vermogen
willen. Er zijn heel veel varianten aangeleverd voor hoe dat betaald
moet worden: tarief in box 3, grens in box 1, de wet-Hillen, het
eigenwoningforfait. De vraag is: gaat de SGP nog een optie toevoegen of
is er een voorkeur? Kunt u zeggen waar u aan denkt en wat een goed idee
zou zijn? Volgens mij zou het mooi zijn als we dit deze week met elkaar
kunnen fiksen.
De heer Stoffer (SGP):
Nee, ik ga er niet wat aan toevoegen, omdat ik ook begrepen heb dat er
heel veel opties zijn. Dus wat mij betreft kijken we deze week hoe we
met elkaar tot een zo goed mogelijke optie komen. Wat mij betreft hoeven
we niet alleen maar te kijken binnen box 3 zelf. Dat geef ik er wel bij
aan. Wat mij betreft zou het ook daarbuiten kunnen. Laten we met elkaar
kijken wat we hieraan kunnen doen, maar ik ga er niet nog een extra
optie aan toevoegen, want dat maakt het speelveld alleen maar nog
ingewikkelder, denk ik.
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
De heer Stultiens heeft het alleen over de dekking van het terugdraaien
van het verlagen van het heffingsvrije vermogen, maar er is ook een
breedgedragen wens voor een demping of het terugdraaien van de
voorgenomen verhoging van het forfait. Geldt hetgeen de heer Stoffer
heeft gezegd dan voor beide onderdelen van die maatregel?
De heer Stoffer (SGP):
Het is natuurlijk best een heel … Je kunt van alles willen; de dekking
is altijd heel lastig. Ik ga ervan uit dat de vraag van mevrouw Van Eijk
is of je voor beide ook buiten box 3 kunt kijken. Ik zie haar ja
knikken. Ja, wat ons betreft moeten we breder kijken dan alleen het box
3-verhaal. Het is natuurlijk mooi als het daaruit kan komen, maar ik
begrijp ook dat dat gewoon heel erg lastig is. Dus we moeten met elkaar
ook iets breder kijken dan dat, denk ik. Wat mij betreft moeten we alle
opties goed in ogenschouw nemen met elkaar en moeten we kijken of we
hier een zo breed mogelijk draagvlak kunnen vinden om toch wat te doen
aan dit onderdeel.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Ik had al aangegeven dat ik bij de BOR was aangekomen. Daar
hebben we veel over gesproken. Er lag een amendement voor van het CDA en
de VVD waardoor een familietoets en een verwateringsregeling ingevoerd
zouden worden. Nu is gebleken dat die maatregelen om allerlei redenen
niet uitgevoerd kunnen worden, moeten we constateren dat dat eigenlijk
best zuur is. Ik roep dan ook allereerst de staatssecretaris op om te
blijven zoeken naar alternatieven om datzelfde doel te bereiken. In het
vorige Belastingplan zat ook een nare maatregel, namelijk een stevige
inperking van de BOR. De SGP heeft toen een amendement ingediend, dat
gelukkig ook is aangenomen, om deze versobering niet door te laten gaan
als de familietoets en de verwateringsregeling onverhoopt niet door
kunnen gaan. Mijn vragen zijn de volgende. Kan ik nu dus concluderen dat
dit amendement in werking treedt, waardoor de beperking van de BOR
definitief van de baan is? Klopt het dat hiermee ook
lidmaatschapsrechten in een coöperatie, die veel voorkomen in
bijvoorbeeld de agrarische sector, zich nog steeds kwalificeren voor de
BOR?
Voorzitter. Dan kom ik bij de pseudo-eindheffing. Daar is ook al meer
over gezegd, maar ik wil daar een paar woorden aan toevoegen. In het
Belastingplan is een voorstel opgenomen om de verkoop van elektrische
auto's te stimuleren. Dat is op zich natuurlijk goed, maar het is dit
keer geen wortel maar een stok. Werkgevers gaan straks 12% belasting
betalen als ze een fossiele auto ter beschikking stellen aan werknemers
die die auto ook privé gebruiken. Het opvallende is dat deze heffing
onderaan de streep geld kost, omdat er minder belasting wordt opgehaald
door de elektrificatie van het wagenpark. De komende jaren kost die
maatregel zo'n 700 miljoen euro, en structureel 43 miljoen euro als je
het op het eind bekijkt. Dat is bedoeld om het wagenpark te
elektrificeren. Maar mijn vraag is of die honderden miljoenen niet op
een efficiëntere manier zijn in te zetten, bijvoorbeeld door werkgevers
financieel te stimuleren en te helpen hun wagenpark te elektrificeren in
plaats van ze een extra belasting op te leggen? Zeker voor kleine
werkgevers zijn die lasten heel hoog, niet alleen financieel maar ook
administratief. Mijn vraag is of die stijgende lastendruk in kaart is
gebracht en, als het toch doorgaat, hoe kleine werkgevers ondersteund
worden bij de uitvoering van deze maatregel. Het risico is ook dat
werkgevers kiezen voor een alternatieve reiskostenvergoeding en
werknemers zélf de auto aanschaffen. Dan zul je zien dat een minder
zuinige tweedehandsauto gekocht zal worden. Mijn vraag is hoe groot de
staatssecretaris het risico op alternatieve routes acht. Ik wil hierbij
opmerken dat ik zojuist ook een amendement op dit punt heb ingediend,
waarbij we deze regeling niet door laten gaan en waarbij er natuurlijk
ook geld vrijvalt. Ik geef hier maar aan dat ik daar op dit moment geen
doel in heb gelegd, alleen dat we het in de breedte zouden moeten
toepassen om elektrificatie te stimuleren. Dus als mensen hele goede
ideeën hebben, dan wil ik het amendement best aanpassen om te kijken hoe
we dat zouden kunnen invullen. Maar wat ons betreft moet het dan wel
blijven binnen de stimulering van de elektrische auto.
Voorzitter. Dan ga ik naar de afvalstoffenbelasting. Er wordt een heel
aantal voorstellen gedaan; voorstellen die nog niet helemaal in beton
gegoten zijn omdat in afstemming met de sector gekeken wordt naar
alternatieven. Dat is wat mij betreft een vrij bijzondere route. De
sector mag meedenken over de invulling en het kabinet stelt alvast een
invulling vast. Zou het niet beter geweest zijn om eerst gewoon de
uitkomsten van de gesprekken af te wachten? En kan de staatssecretaris
een update geven van de gesprekken die geweest zijn? De SGP pleit ervoor
om de komende tijd in alle rust en samen met de sector tot een gedragen
pakket te komen, waarbij alle negatieve gevolgen ook goed meegenomen
worden. Het pakket aan belastingverhogingen zal naar verwachting
bijvoorbeeld ook leiden tot meer export en minder import van afval.
Kortom, de milieuwinst die hier op papier behaald wordt, leidt in het
buitenland juist tot schade. Nederlandse bedrijven zijn het kind van de
rekening maar dit kabinet wilde het vestigingsklimaat juist verbeteren.
Dat is hard nodig en u vindt de SGP daarin aan uw zijde, maar ik heb het
idee dat deze ambitie het vestigingsklimaat niet vooruithelpt. Ik hoor
graag het antwoord van de staatssecretaris daarop.
Voorzitter. Een onderdeel van de technische invulling is het laten
vervallen van de vrijstelling voor zuiveringsslib. Dat is een maatregel
die vooral onze waterschappen raakt. Het kabinet raamt de kosten op 1
miljoen euro, volgens het antwoord op onze vraag in de schriftelijke
ronde. Vanuit de waterschappen krijg ik veel hogere bedragen door. Ik
hoor dus graag waar de raming van het kabinet precies op gebaseerd is,
zeker als het tarief van de afvalstoffenbelasting in de komende jaren
nog verder gaat stijgen. Ook geeft de regering aan dat het grootste deel
van het slib wordt aangeboden bij monoverbranders, waarvoor de
vrijstelling in stand blijft. Het gaat volgens de sector om 60% en de
rest wordt dus belast. Mijn vraag is: wegen de enorme lasten voor
waterschappen echt op tegen de mogelijke voordelen? Monoverbranding, die
dus vrijgesteld blijft, vergt de komende jaren nog veel innovatie. Deze
belastingverhoging remt die innovatie, terwijl monoverbranding juist
duurzamer is. Mijn vraag is: is het niet beter om even een pas op de
plaats te maken en het voorstel het komende jaar te herzien? Ik begreep
ook dat er geen Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden voor dit
voorstel is uitgevoerd. Mijn vraag aan de staatssecretaris is — dat
begrijpt u — of hij kan toezeggen dat die alsnog plaatsvindt.
Voorzitter. Dan ga ik door met de gevolgen voor de bodemsanering en
woningbouw. Eenzelfde effect zie je namelijk bij de bodemsanering, die
heel relevant is voor woningbouw. Tariefverhoging heeft grote gevolgen
voor de kosten van bodemsanering, maar de staatssecretaris geeft in de
schriftelijke beantwoording aan dat de kostenstijging beperkt is en dat
die versnelling van de woningbouw niet in de weg staat. Graag hoor ik
waar dat precies op gebaseerd is. Er zijn namelijk wel vaker maatregelen
genomen die fiscaal logisch leken, maar voor de woningmarkt funest
uitpakten.
Voorzitter. Dan kom ik bij de multiplier in de lucratiefbelangregeling.
In de lucratiefbelangregeling wordt namelijk een ingewikkelde wijziging
voorgesteld. Die is ook ingewikkeld omdat deze volgens de
uitvoeringstoets lastig uitvoerbaar is, met grote risico's op
procesverstoringen. De maatregel is ook nog niet eens fraudebestendig.
Is het niet beter om nog even te wachten met de invoering van deze
maatregel of om nog even te tijd te nemen om tot een uitvoerbare
oplossing te komen?
Voorzitter. Dan kom ik aan bij mijn laatste punt en dat is de
vliegbelasting. De SGP vindt het positief dat er een tarief komt op
basis van afstand, maar we zijn wel kritisch op de uitzonderingen die
gemaakt zijn voor ultraperifere gebieden, zogenaamde UPG's. Daarvoor
wordt afgeweken van de standaard tariefindeling. Als een UPG dichter dan
3.500 kilometer van Nederland ligt, valt deze in het lage tarief in
plaats van in het tweede tarief. Voor het Caribisch deel van Nederland
snap ik dat, want die hebben echt een aparte status. Maar de
uitzondering geldt ook voor de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden
en delen van het Verenigd Koninkrijk. Mijn vraag is: waarom is nu
specifiek voor die gebieden een uitzondering gemaakt en niet voor andere
gebieden? Is het niet veel rechtvaardiger om alle UPG's gelijk te
behandelen, het Caribisch deel van Nederland uiteraard
uitgezonderd?
De tariefsverhoging zorgt tegelijkertijd wel voor enorme verschillen met
onze omliggende landen. Daar ligt van onze kant ook best een zorg. In
vergelijking met België is het Nederlandse tarief fors hoger. Maar ook
het tarief voor korte afstanden is een stuk hoger dan het Duitse tarief.
Mijn vraag is: is het kabinet zich bewust van de grote weglekeffecten?
En hoe wordt er bijgestuurd, mochten die weglekeffecten echt te groot
worden?
Voorzitter. Dat is mijn bijdrage in deze instantie. Ik zie uiteraard uit
naar de beantwoording van de staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Dit wetgevingsoverleg staat gepland tot
19.00 uur. Het ziet er dus naar uit dat we vroeger klaar zullen zijn. Ik
kan dat alleen niet nog niet garanderen, want we gaan nog naar het
slotstuk van deze middag. Dat is de bijdrage van de heer Grinwis namens
de ChristenUnie. Gaat u er maar eens goed voor zitten.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank voor de aankondiging. Ik voel de druk om het voor 19.00
uur af te ronden. Ook van mijn kant heet ik de staatssecretaris welkom
bij zijn eerste belastingplanbehandeling in deze Kamer. Ook welkom aan
nieuwe collega's Oosterhuis en Hoogeveen, die al een prachtige eerste
termijn op de mat hebben gelegd. Dank en welkom in deze prachtige
commissie. De behandeling van het Belastingplan is wat mij betreft een
feest. Voordat ik inga op de inhoud, richt ik nog een woord van dank aan
de ambtenaren, die ondanks de verkiezingsperikelen onverdroten hebben
doorgewerkt aan duidelijke antwoorden en mooie tabellen en grafieken,
bijvoorbeeld in de nota naar aanleiding van het verslag. Die zijn zeer
inzicht gevend en behulpzaam.
Voorzitter. Dan is het nu tijd voor de inhoud. Zeg mij wie of wat u wilt
belasten en ik zal zeggen wat voor u belangrijk is, welke samenleving u
voorstaat en welke ideologie u heeft. Het is betekenisvol dat het eerste
echt inhoudelijke debat in de nieuwe Kamerperiode een debat is over
belastingen, over het Belastingplan, over ons belasting- en
toeslagenstelsel.
De voorzitter:
Meneer Stoffer, uw microfoon staat nog aan. Zou die uit mogen?
De heer Stoffer (SGP):
Ik praat graag een beetje mee met de heer Grinwis. Sorry,
voorzitter.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik begon dus te zeggen dat het goed is dat het eerste echt inhoudelijke
debat een debat is over de belastingen en het Belastingplan. Het haalde,
ten onrechte, niet als een van de grote thema's het eindverslag van
verkenner Koolmees, maar dat is het natuurlijk wel. Bijna niets van het
overheidshandelen heeft zo'n impact als het opleggen van belastingen.
Daarom moeten de belastingen begrijpelijk, eenvoudig en rechtvaardig
zijn. Dat zijn ze heel vaak niet. De ene euro wordt heel anders belast
dan de andere euro, het ene huishouden heel anders dan het andere, de
ene manier van wonen heel anders dan de andere manieren et cetera, et
cetera.
Dat het niet goed gaat met ons belastingstelsel laten de diverse
hersteloperaties zien: het toeslagenschandaal, het box 3-fiasco en de
reparatiewet die nodig was om alleenverdieners niet onder het
bijstandsniveau te laten zakken. Het stelsel is te complex, het
instrumentalisme te groot en het lef om door te pakken en het
urgentiebesef zijn te klein. Maar er staat weer een kabinetsformatie
voor de deur. Dat is een gouden kans om de problemen van ons
belastingstelsel voor burgers, bedrijven en de Belastingdienst aan te
pakken. Het is een kans die je niet grijpt als je alleen maar
vergezichten opschrijft. Nee, je zult concreet moeten worden over de
marsroute, in het coalitieakkoord zelf maar zeker ook in de financiële
bijlage. Denk bijvoorbeeld aan welke toeslag of fiscale regeling je als
eerste gaat wegspelen, de vervolgstappen en de hoeveelheid
smeermiddel.
Immers, meer eenvoud maakt het stelsel minder gericht. Je hebt dus geld
nodig om te grote negatieve koopkrachteffecten te voorkomen, zonder te
vervallen in koopkrachtfetisjisme. Welke stap zou de staatssecretaris
als eerste zetten bij het vereenvoudigen van ons belasting- en
toeslagenstelsel? Stel dat de aanvliegroute gericht is op
uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst, welke drie regelingen gaan er
dan als eerste op de schop? En welke als je het burgerperspectief kiest?
Stel dat het eerste doel is om het aantal terugvorderingen bij toeslagen
terug te dringen. Welke maatregel zou je dan als staatssecretaris als
eerste nemen: toeslagen baseren op vastgestelde inkomens, technisch t-2
genoemd, of een concrete toeslag wegspelen? Welke toeslag zou de
staatssecretaris dan als eerste kiezen: de zorgtoeslag, omdat deze de
grootste is, terwijl we heel eenvoudig zonder zouden kunnen aangezien in
principe eenieder een zorgverzekering heeft? Ik daag de staatssecretaris
graag uit om zijn kaarten op tafel te leggen, want als we dit debat nu
niet voeren en nu geen keuzes maken, dan blijft de vereenvoudiging, de
hervorming, van ons belasting- en toeslagenstelsel een vogel in de
lucht.
Voorzitter. Na deze inleiding ga ik eerst maar eens in op het fiscaal
discriminerende voorstel dat in dit Belastingplan is geslopen. Dan heb
ik het over het voorstel in de eerste nota van wijziging. Deze nota,
naar aanleiding van de motie-Klaver/Kouwenhoven, vergroot het verschil
tussen mensen die betaald werk verrichten en mensen die dat ook deden,
maar arbeidsongeschikt zijn geraakt. De verschillen waren al zo groot.
Betaald werken willen bevorderen is prima, maar de verschillen in
belastingdruk tussen verschillende groepen bij een gelijk bruto inkomen,
zowel op individueel niveau als op huishoudniveau, mogen niet te groot
worden, en die zijn nu wel te groot.
Uit de rekenvoorbeelden in de nota naar aanleiding van het verslag —
waarvoor dank — wordt dat eens te meer duidelijk. Een werknemer met
minimumloon, dus met een bruto jaarinkomen van zeg €30.000, heeft een
belastingdruk van 11%. Een voormalige, maar nu arbeidsongeschikte
werknemer, heeft bij datzelfde inkomen een belastingdruk van 27%. De
werknemer betaalt bij €30.000 namelijk €3.200 inkomstenbelasting en de
voormalige, maar nu arbeidsongeschikte werknemer betaalt €7.900 euro
belasting. Dat is bijna tweeënhalf keer zo veel. Dat verschil in
belastingdruk loopt verder op bij een tweede verdiener in een
huishouden. Immers, bij arbeidsongeschiktheid valt dan ook het recht op
de inkomensafhankelijke combinatiekorting weg. Voor een tweede verdiener
is €30.000 bruto bijna belastingvrij. In 2026 resteerde nog slechts een
belastingbedrag van €479. Dat betekent dat een voormalige tweede
verdiener die arbeidsongeschikt raakt bij een bruto-inkomen van €30.000
wel zestienenhalf keer meer belasting gaat betalen dan degene die die
pech niet heeft met zijn inkomen en werk. Is deze discriminatie nou
rechtvaardig, staatssecretaris? Hebben GroenLinks-PvdA geen spijt van de
discriminerende oplossing in hun motie? Mijn fractie betreurt het zeer
dat er met steun van een Kamermeerderheid voor is gekozen om zó veel
geld, namelijk 734 miljoen per jaar, aan de arbeidskorting toe te
voegen. Dat is een stap de verkeerde kant op. Graag hoor ik de reflectie
van de staatssecretaris hierop.
Ik was onaangenaam verrast dat de staatssecretaris in de nota naar
aanleiding van het verslag de bezwaren wegwuifde, alsof de
arbeidskorting niet tot fiscale discriminatie leidt en het doel,
arbeidsparticipatie, elk middel heiligt. Dit terwijl de staatssecretaris
in reactie op onze vragen ook duidelijk maakt dat als sinds 2001 alleen
de tabelcorrectiefactor zou zijn toegepast, de maximale arbeidskorting
in 2025 slechts €1.500 zou hebben bedragen in plaats van €5.599.
Bovendien wordt met de nota van wijziging bevorderd dat mensen nog meer
in kleine deeltijdbanen gaan werken in plaats van in grote
deeltijdbanen, laat staan voltijdbanen. Dat zit besloten in de huidige
vormgeving en hoogte van de arbeidskorting. Zolang de arbeidskorting
niet is gebaseerd op uren, conform de al een aantal jaar terug
aangenomen motie-Van Weyenberg/Grinwis, is de arbeidskorting, zeker in
combinatie met de andere inkomensafhankelijke afbouwpaden in ons
stelsel, namelijk toeslagen en de algemene heffingskorting, een premie
op in deeltijd werken en een straf op voltijds werken. Naast het feit
dat de huidige arbeidskorting door de extreme hoogte zeer discriminerend
is voor arbeidsongeschikten en kostwinnergezinnen, bijt dit instrument
door de hoogte en de afbouw steeds meer in zijn eigen staart, omdat meer
werken te weinig oplevert.
Ik weet dat een arbeidskorting op basis van uren op uitvoeringsproblemen
stuit, maar moeten we in de tussentijd dan niet de omgekeerde beweging
gaan maken door niet eindeloos de arbeidskorting op te pompen, maar
eenvoudig het belastingtarief in de eerste schijf omlaag te brengen?
Collega Stoffer bepleitte dat ook al.
Het amendement op stuk nr. 11 (36812) had ik ingediend om de verhoging
van het belastingtarief in de eerste schijf en de extra verhoging van de
arbeidskorting ongedaan te maken. Dat zal ik in ieder geval zo aanpassen
dat voorkomen wordt dat het tarief in de eerste schrijf stijgt. Ik zal
met het oog op steun in de Kamer de als gevolg van de
motie-Klaver/Kouwenhoven bijgestelde knikpunten niet aanpassen. In
plaats daarvan zal ik het benodigde bedrag om de tariefverhoging in box
1 teniet te doen halen uit de hoogte van de arbeidskorting over de hele
linie. Dan wordt bij elk knikpunt de arbeidskorting naar rato verlaagd,
overeenkomend met 189 miljoen in 2026 en structureel met 311
miljoen.
Voorzitter. Dan kom ik bij box 3. De wijzigingen die het kabinet
daarvoor voorstelt, liggen mijn fractie zwaar op de maag. Dat komt niet
alleen doordat er iets onrechtvaardigs zit in het deels dekken van de
hersteloperatie door niet-bezwaarmakers te laten betalen voor de
bezwaarmakers, maar ook omdat de interactie met de woningmarkt wordt
veronachtzaamd. Particuliere verhuurders, eigenaren van NSW-landgoederen
en eigenaren van een vakantiewoning zijn de pisang. Bovendien leidt het
verlagen van het heffingsvrije vermogen tot meer uitvoeringslasten
vanwege de extra 300.000 belastingplichtigen die deze verlaging met zich
meebrengt. Het kabinet wijst mijns inziens te gemakkelijk naar de
tegenbewijsregeling voor het geval het genoten rendement lager is dan
het forfaitaire rendement. Het is toch een veeg teken dat met het oog op
particuliere verhuurders wordt gezegd dat het nieuwe stelsel op basis
van werkelijk rendement voor hen een forse verbetering zal betekenen?
Waarom dan in de tussentijd het forfaitaire rendement verhogen terwijl
de kosten niet mogen worden verrekend?
Ondertussen wordt er als oplossing wel gewezen naar de huurverhogingen
die minister Keijzer mogelijk wil maken. Dat is echt schoppen tegen het
zere been van mijn fractie, juist met het oog op de uitpondgolf die
gaande is door particuliere verhuurders. Met het oog op het belang van
betaalbare huren zou je als wetgever in box 3 een pas op de plaats
moeten maken en niet coûte que coûte deze verhoging van het forfaitaire
rendement met 1,78% moeten doorzetten. Graag een reactie van de
staatssecretaris. Is bovendien voldoende zeker dat de raming inzake de
kosten van de hersteloperatie van box 3 klopt? Want daar zijn van meet
af aan serieuze vragen bij gesteld. Het rechtsherstel in vervolg op het
kerstarrest heeft toch ook geen 6 miljard gekost, maar 3 miljard? In Het
Financieele Dagblad zei de staatssecretaris: als vandaag de raming in
vervolg op de juni-arresten opnieuw zou moeten worden gemaakt, dan zou
er hetzelfde zijn uitgekomen, ofwel 12,4 miljard euro. Kan hij daar nog
eens nader op ingaan? Hier werd ook door collega Vermeer al naar
gevraagd.
Stel dat we de lastenverzwaring in box 3 à 2,5 miljard cumulatief niet
doorzetten, hoeveel minder dekking is er dan nodig, gelet op het
verminderde gebruik van de tegenbewijsregeling? Ergo, voor hoeveel
miljoen dekt zo'n amendement om de belastingverhoging terug te draaien
zichzelf? Mijn oordeel is in ieder geval dat de voorgestelde
belastingverhoging in box 3 voor de komende twee jaar onverstandig,
onrechtvaardig en onnodig is. De in het verleden volgens de Hoge Raad te
veel geheven belasting op vermogen in box 3 deels terughalen bij
dezelfde belastingplichtigen in box 3 is de omgekeerde wereld. Er zijn
genoeg andere vermogensbronnen die je zou kunnen kiezen ter dekking. Ook
al betwijfel ik dat de tegenbewijsregeling daadwerkelijk zoveel gaat
kosten, volgens de begrotingsregels moet ik met een dekking op de
proppen komen als ik met een amendement kom om de verlaging van het
heffingsvrij vermogen en de verhoging van het forfaitair rendement in de
categorie overige beleggingen met 1,78% terug te draaien.
Mijn idee zou zijn om de afbouw van de wet-Hillen met enkele jaren te
versnellen. Deze regeling zou oorspronkelijk worden afgebouwd in 20
jaar, maar is in de dying second van de kabinetsformatie van 2017
verlengd naar 30 jaar. Doe die afbouw iets sneller, maar nog altijd in
meer dan twintig jaar, en je hebt een verantwoorde alternatieve dekking.
Hoe staat de staatssecretaris hier tegenover? Aan een dergelijk
amendement wordt nu gewerkt door de amendementenservice. En ja, ik snap
dat er een mismatch in de tijd kan ontstaan, maar dat is natuurlijk geen
tegenargument voor dit Klarnakabinet dat het brandstofaccijnscadeau van
2026 financiert met een dekking tot 2032.
Voorzitter. Diverse voorstellen in het Belastingplan hebben een link met
het klimaat. Soms hebben de voorstellen een positieve impact op de
CO2-uitstoot, maar soms ook een negatieve. Zo straft het
kabinet af dat werkgevers fossiele auto's nog als leaseauto aanbieden.
Dat doet het via een pseudo-heffing, een eindheffing. Het kabinet acht
het risico dat er meer gebruikgemaakt zal gaan worden van de onbelaste
reiskostenvergoeding gering. Dat schrijft het kabinet in de nota naar
aanleiding van het verslag, maar het gaat in het antwoord alleen in op
een privé aangeschafte nieuwe auto. Dat zal natuurlijk niet zo snel
gebeuren. Maar met een ouder dieseltje van en naar je werk gaan, wordt
natuurlijk wel interessanter. Is dit risico niet te veel weggeschreven
in de nota naar aanleiding van het verslag? Graag een reactie.
Dan het flankerende beleid, dat aanvankelijk wel in het Belastingplan
zat, maar te elfder ure is geschrapt; althans, zo begreep ik het. Dat
gaat er wat mij betreft weer terug in. Ik heb daar vanochtend al over
geïnterrumpeerd. Daarom heb ik dus een amendement in voorbereiding om de
bijtelling voor elektrische auto's, EV's, in 2026 en 2027 niet op 22% te
zetten, maar op 18%. Deze vier procentpunten zijn dus nodig om te
voorkomen dat EV's in de bijtelling zwaarder worden belast dan
vergelijkbare benzineauto's. Dan zouden we in 2028 naar 20% gaan en in
2029 naar 22%, want het moet natuurlijk wel gedekt worden en we hebben
niet eindeloos diepe zakken. Ter dekking stel ik voor de
youngtimerregeling geleidelijk te versoberen. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is hoe hij tegenover deze invulling van flankerend
beleid staat.
Sowieso mag het overheidsbeleid inzake elektrisch rijden wel wat
stabieler. Ik ben niet voor het nodeloos pamperen van EV-rijders, maar
het kan toch niet zo zijn dat we de EV onaantrekkelijker maken dan de
fossiele auto? Is de staatssecretaris dat met mij eens?
Dan de belastingvermindering in de energiebelasting. De motie-Van Hijum
heeft verzocht deze enkel op huishoudens te richten, wat een opbrengst
zou betekenen van structureel 411 miljoen euro. Dit is uitvoerbaar per
2029, schrijft de staatssecretaris, en wordt opgenomen in het
Belastingplan 2027. Dat is mooi. Is het een idee om de opbrengst niet in
te zetten voor een hogere belastingvermindering voor huishoudens, maar
vanaf 2027 voor een verlaging van de energiebelasting voor elektriciteit
in de eerste twee schijven? Daarmee wordt de klap van de afschaffing van
de salderingsregeling minder hard. Graag een reactie van de
staatssecretaris op dit idee.
Dan het brandstofaccijnsballetje dat nu al een paar jaar telkens met één
jaar vooruit wordt getrapt, zonder een fundamenteel gesprek te voeren
over hoe brandstofaccijnzen moeten worden geheven en welke rol
automatische indexatie daar wel of niet in zou moeten spelen. Omdat
Nederland dat automatisme in principe wel kent, maar andere landen in de
buurt niet, dreigt de kloof tussen Nederlandse, Duitse en Belgische
tankstations steeds groter te worden. Ik snap dat je daar iets mee moet.
Maar hoe in dit Belastingplan de heilige koe wordt ontzien aan de pomp,
slaat als een tang op een varken. Dan doel ik op de dekking.
Het duurt niet alleen tot 2032 voor het cadeau aan de kiezer van 1,7
miljard in 2026 is afbetaald — ik heb dat eerder dus het "Klarna-kabinet
in optima forma" genoemd: buy now, pay pain later — maar ook op de
dekkingsbronnen is veel af te dingen. Het bizarst vind ik de inzet van
de opbrengsten uit het CBAM, de Europese grensheffing om ter correctie
een prijs te vragen voor buiten de EU uitgestoten CO2. Die
wordt nu ingezet als fossiele subsidie aan de pomp. Alles goed en wel,
maar zet dit geld liever in om iets klimaatvriendelijks te bekostigen,
zoals het dempen van de bezuinigingen van dit kabinet op het openbaar
vervoer. Ik heb daar zojuist een amendement over ingediend, dus zowel
een amendement aan de inkomstenkant — dat is rondgedeeld — als een
amendement aan de uitgavenkant, waarbij in 2026 en 2027 geld wordt
toegevoegd aan de begroting van IenW om de bezuinigingen op de herijking
van het studentenreisproduct in ieder geval voor de jaren 2026 en 2027
terug te draaien.
Dan over de differentiatie in de vliegbelasting, een afspraak uit het
hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB. Daar is al veel over
gezegd, ook vandaag weer. In principe vind ik een differentiatie een
logische stap, al begrijp ik nog niet elke keuze. Ik heb in ieder geval
een amendement ingediend om Suriname toe te voegen aan bijlage A, zodat
we recht doen aan de grote Surinaamse gemeenschap in ons land en aan de
historische band met Suriname. Daarnaast heb ik de vraag waarom we in de
wet niet differentiëren tussen economyclass en businessclass en we dit
aan de maatschappijen laten. Ten slotte heb ik de vraag wat de reactie
van de staatssecretaris is op het feit dat Duitsland uiteindelijk de
verhoging van de vliegbelasting voor de langere afstand terugschroeft.
Ik ben in principe voor het beter beprijzen van de negatieve externe
effecten van vliegen en ik onderken dat we dat met dit wetsvoorstel in
de hand ook nog steeds niet helemaal doen, maar hoe schat de
staatssecretaris het risico in dat we ons uit de markt prijzen en de
weglek van passagiers naar Duitsland en België dermate toeneemt dat de
opbrengst in Nederland tegenvalt? De schade van het rooktoerisme ervaren
we al. Gaan we die schade ook niet ervaren van het vliegtoerisme?
De voorzitter:
Even een korte pauze voor een interruptie van de heer Oosterhuis.
De heer Oosterhuis (D66):
Ik heb een vraag over het amendement van de heer Grinwis over het
toevoegen van Suriname. Aan de ene kant snap ik dat, want toen ik in het
voorstel las over de uitzondering voor Caribisch Nederland, was Suriname
eigenlijk ook het eerste land dat in mij opkwam. Maar ik las ook het
antwoord van de staatssecretaris in de schriftelijke ronde over de
afbakening. Het Koninkrijk is natuurlijk een hele heldere afbakening.
Suriname is geen onderdeel meer van het Koninkrijk, dus hoe ziet de heer
Grinwis de juridische houdbaarheid van een uitzondering voor Suriname,
ook in relatie tot andere voorbeelden, zoals Indonesië, waar we
natuurlijk ook historische banden mee hebben?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Kijk, de historische band met Suriname is in ieder geval helder. Die is
er inderdaad ook met Indonesië, maar de Surinaamse gemeenschap in
Nederland is ongelofelijk veel groter dan de Indonesische gemeenschap in
Nederland. We kunnen het natuurlijk in de bijlage hebben over Indonesië,
maar we weten dat heel veel verkeer naar Indonesië toeristisch is,
terwijl verkeer naar Suriname toch echt vaak plaatsvindt in een
familiecontext. Ik vind dat er dus echt wel een materieel verschil is
tussen Indonesië en Suriname, waardoor je het ene land wel zou kunnen
toevoegen en het andere niet. Bovendien is Nederland hierin uniek in
Europa. We hebben hier duidelijk een grote, zeer gewaardeerde Surinaamse
gemeenschap, die er elders in Europa niet is. Daarom vertrekt vanuit
Amsterdam ook de enige rechtstreekse vlucht naar Paramaribo van dit hele
continent. Daar wordt ook flink gebruik van gemaakt, want er wordt vaak
geklaagd over de prijs daarvan. Als we die prijs nu nog verder opstuwen
door die in de hoogste categorie van de vliegbelasting te stoppen, vind
ik echt dat we geen recht doen aan deze gemeenschap en aan de
historische band, en dat we het eigenlijk nog meer afstraffen om familie
te bezoeken. Soms doen mensen dat omdat ze het graag willen, en soms ook
noodgedwongen door iets verdrietigs in de familie. Ik vind het nogal wat
dat je dan willens en wetens je ogen sluit voor die grote Surinaamse
gemeenschap in Nederland, en Suriname dan maar niet in bijlage A zet,
omdat het niet meer tot het Koninkrijk behoort. Dan zeg ik: kijk niet
alleen naar hoe het juridisch precies zit met het wel of niet binnen het
Koninkrijk vallen, maar kijk ook naar de praktijk. De praktijk leidt
ertoe dat je dit amendement zou moeten steunen. Dat zou althans mijn
advies zijn.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Oosterhuis.
De heer Oosterhuis (D66):
Ja, heel kort. Ik moet zeggen dat ik het betoog van de heer Grinwis voor
een heel groot deel kan volgen, maar misschien zou ik dan toch via de
heer Grinwis aan de staatssecretaris kunnen vragen om wel iets te zeggen
over de juridische houdbaarheid van het amendement. Als het onderscheid
namelijk juridisch ingewikkeld is en het amendement daarmee niet
houdbaar is of tot allerlei andere procedures leidt, kan het ons ook
verder van huis brengen. Misschien zou ik de staatssecretaris dus, via
de heer Grinwis, toch mogen vragen om in juridische zin iets over dit
amendement te zeggen.
De voorzitter:
Daarmee is het feitelijk een vraag aan de staatssecretaris. Kan de heer
Grinwis daar nog heel kort op reageren?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris op deze vraag
en ik ben graag bereid om de juridische onderbouwing van mijn amendement
te versterken. Ik denk daarbij ook terug aan wat de heer Stoffer zei,
namelijk dat er nu al bijzonderheden zijn opgenomen rondom de Azoren en
wat andere uitzonderingen, en dat er kennelijk ook geen juridisch
beletsel was om die zo aan de Kamer aan te leveren. Dat alleen al lijkt
mij voldoende ruimte en voldoende precedent bieden om hiervoor ook een
uitzondering te maken, met nota bene een goede onderbouwing in de
praktijk.
De voorzitter:
Suriname maakt de tongen los, zie ik, want we hebben een interruptie van
de heer Stultiens en daarna van de heer Vermeer.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik hou het dichter bij huis, want ik blijf bij Duitsland. Mijn vraag aan
de heer Grinwis is wat hij dan een acceptabel prijsverschil vindt. Ik
hoor namelijk al de hele dag partijen naar Duitsland verwijzen, dat in
het afgelopen jaar een tarief had van €70, terwijl wij €30 hadden. Zij
waren dus €40 duurder dan wij. Nou gaan zij volgend jaar naar €56 en
hebben wij opeens €14 meer. Ik ben dus benieuwd wat nou voor de
ChristenUnie de grens is waarboven het te veel uit de pas loopt. Ik
hoorde het afgelopen jaar namelijk geen enkele partij zeggen: hé, we
zijn €14 goedkoper dan Duitsland; het moet omhoog.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Vanaf het hoofdlijnenakkoord was al duidelijk dat hier een
gedifferentieerde vliegbelasting zou komen, dus wat in het vat zit,
verzuurt niet. Het ligt nu voor in het Belastingplan. Ik ben er ook in
principe voorstander van, alleen lijkt het mij terecht dat wij vragen
naar de gedragseffecten. Welk verschil is logisch en acceptabel meer
vanuit het Laffercurveperspectief, dat ik al eerder deze dag aanhaalde?
Je wilt niet dat hierdoor te veel Nederlanders naar naburige luchthavens
gaan om daar alsnog in een vliegtuig te stappen, wat voor het klimaat
sowieso weinig doet. Mijn voorkeur gaat uit naar een gecoördineerde
Europese strategie, waarbij we vliegen gewoon belasten en in principe
gewoon de volledige prijs, dus inclusief alle negatieve externaliteiten,
betalen. Ik denk dus dat we inhoudelijk heel erg dicht bij elkaar
zitten, alleen moeten we er wel voor zorgen dat een alleingang, zoals we
die nu ondernemen, niet leidt tot te grote negatieve effecten, want dan
schiet je er niet zo veel mee op. Het is dus toch een beetje schipperen
tussen enerzijds het principe van het volledig beprijzen van negatieve
externe effecten, in dit geval voor het klimaat maar ook voor geluid en
andere zaken, en anderzijds dat je een beetje rekening houdt met je
buurlanden die dat niet doen, zodat mensen dan met de voeten kunnen gaan
stemmen. Dat is eigenlijk het punt dat ik hier op tafel leg. Als de
staatssecretaris daar beredeneerd en onderbouwd inzicht in kan geven,
dan zou dat helpen om gerust voor dit wetsvoorstel te kunnen
stemmen.
De voorzitter:
Helder. Leidt dit nog tot een vervolgvraag?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ja, tot slot. Volgens mij zijn we het dan inderdaad meer eens dan
gedacht. Ja, volgens mij gaan we überhaupt het liefste uit van een
Europese strategie. Ik weet dat een van de voorgangers, volgens mij
Menno Snel, nog actief op pad ging in Europa om samen op te trekken, dus
ik hoop inderdaad dat dat een keer gaat lukken, maar tot die tijd hoop
ik dat partijen die inzoomen op andere landen, ook de andere excessen of
uitschieters zien. In het VK is de belasting namelijk inderdaad veel
hoger. Er is ook jarenlang gezegd dat Heathrow een grote concurrent van
Schiphol is. Daar betaal je wel €100. Zeker voor de privéjets — daar
ging mijn eerdere punt over — geldt het tienvoudige van onze
belastingen. Ik hoop dat we ook kijken naar en leren van andere landen
die juist wel meer belasting heffen.
De voorzitter:
Helder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat kan ik alleen maar beamen. We moeten niet alleen maar op dit punt en
op deze toevallige vergelijking focussen, maar de langere termijn in
ogenschouw nemen. In dat kader stel ik ook de vraag of we niet zelf
onderscheid moeten aanbrengen tussen bijvoorbeeld businessclass en
economyclass. Businessclass is namelijk veel minder prijsgevoelig.
Moeten we het helemaal overlaten aan de maatschappijen of moeten we daar
zelf een voorstel voor doen? Ik ben ook wel benieuwd naar de reactie van
de staatssecretaris daarop.
Voorzitter. Dan ga ik naar …
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er ook nog een interruptie van de heer
Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ik ben wel benieuwd waarom de heer Grinwis wel een uitzondering voor de
Surinaamse gemeenschap wil maken, maar niet voor de Indische en Molukse
gemeenschap.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Zoals ik net al zei, ben ik er best toe bereid om nog zo'n amendement te
maken, alleen weten we dat de Surinaamse gemeenschap in Nederland een
veel grotere gemeenschap is en dat vluchten naar Indonesië minder worden
gedomineerd door die oude verbanden en oude banden. Als je Indonesië ook
op bijlage A zou zetten, dan weet je dat je veel meer vluchten meepakt
die niet familiegerelateerd zijn dan wanneer je de vluchten naar
Suriname pakt. Maar ik wil hier best nog eens over nadenken. Er is
inderdaad een historische relatie en we hebben te maken met een mooie
Indische en Molukse gemeenschap in ons land.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vervolgvraag van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ja, of de heer Grinwis die cijfers over die verschillen even naar de
commissie toe kan sturen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat kan ik nu zo niet, maar daar wil ik best wel in duiken. Maar of dat
tot de conclusie leidt dat daar uiteindelijk ook een amendement voor
moet worden gemaakt, ga ik nu niet zeggen. De precieze cijfers heb ik
hier nu niet paraat, meneer Vermeer, maar we weten hoe groot de diverse
gemeenschappen zijn. We weten ook dat er, anders dan in het geval van
Indonesië, naar Suriname enkel hier in Amsterdam een rechtstreekse
lijnvlucht wordt aangeboden vanuit het Europese vasteland. Dat is dus
wel een heel duidelijk verschil.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik kom nog even op de glastuinbouw. Mijn fractie maakt zich
zorgen over het toevoegen van de glastuinbouw onder ETS2. Er ligt een
aangenomen motie van collega Flach en mij die het kabinet niet uitvoert,
terwijl onze buurlanden de glastuinbouw ondertussen wel buiten ETS2
houden. Hier komt ook nog een groengasbijmengverplichting bij en hebben
we als Rijk de randvoorwaarden voor de glastuinbouw om te verduurzamen
niet op orde. Ondanks alles zit de glastuinbouw heel dicht bij het
CO2-reductiedoel voor 2030. Staatssecretaris, leg mij dan
eens uit dat dit demissionaire kabinet van VVD en BBB niet gokt met de
toekomst van de glastuinbouw in Nederland. Ik kan het niet anders zien
dan dat dit kabinet, met de BBB er dus bij, een goede toekomst van deze
innovatieve sector in ons land op het spel zet, althans, laat ik het
iets zachter formuleren, dat het kabinet echt risico's neemt. Ik ben
heel erg benieuwd hoe de staatssecretaris dit ziet en welke
mogelijkheden hij ziet om dit nog te verbeteren.
Dan kom ik bij de circulaireplastic-heffing. Deze heffing is door het
kabinet ingeruild door een verhoging van de afvalstoffenbelasting. Het
kabinet heeft een budgettair probleem van 567 miljoen per jaar en gooit
vervolgens de afvalbedrijven maar voor de bus. Kan de staatssecretaris
mij uitleggen waarom de keuze van het kabinet logisch, goed en
zorgvuldig is? Ik snap dat je de import van afval wil stoppen. Maar kan
de staatssecretaris aan mij aantonen dat voorliggend voorstel van de
weeromstuit niet tot export van afval gaat leiden? En waarom is er niet
een evenwichtiger voorstel gedaan, waarbij de CO2-heffing
niet voor veel, maar voor een paar jaar op nul wordt gezet en
tegelijkertijd de afvalbranche evenwichtiger wordt behandeld? We weten
immers allemaal hoe het meestal gaat met technische invullingen en
placeholders: die blijven vaak staan. Ook nu weer wordt door de
staatssecretaris benadrukt dat het allemaal nog technisch is. Dat is in
het verleden wel bij meer zaken beweerd. Uiteindelijk blijft die
technische invulling, omdat er geen politieke overeenstemming komt over
een invulling, zomaar staan en blijkt het toch een politieke invulling
te zijn geweest.
Dat brengt me, voorzitter, als vanzelf bij het volgende punt. Het is
niet gelukt om de stelpost fiscale regelingen en belastingconstructies
in te vullen. Alleen enkele evidente misbruikgevallen worden aangepakt,
zoals het gebruik dan wel het misbruik dat Appelsientje maakte van de
zuiveluitzondering in de verbruiksbelasting à 36 miljoen structureel.
Daar wordt nu een stokje voor gestoken. Hoe kunnen we dit beter doen in
de toekomst? Kan dat door in een coalitieakkoord dan wel
begrotingsafspraken gewoon concreet te worden? Ik ben benieuwd wat de
staatssecretaris hierop te zeggen heeft, want terugvallen op ib-tarieven
of de tabelcorrectiefactor, zoals we nu doen, is toch wel een zwaktebod?
Ik overweeg een motie op dit punt.
Ik kom nog even op de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken,
oftewel de suikertaks. Een volledig nieuw vormgegeven verbruiksbelasting
had onderdeel moeten zijn van dit Belastingplan. Er liggen tal van
varianten voor waar de politiek uit moet kiezen. Heeft de
staatssecretaris nog steeds dezelfde voorkeur als toen hij nog senator
was, namelijk de voorkeur voor variant 5?
Mijns inziens passen de eerste drie varianten niet binnen de kaders van
de optelsom van de aangenomen moties die de leden Erkens en Grinwis
hebben ingediend. De varianten 1 tot en met 3 vallen wat mij betreft per
definitie af. Het begint dus pas interessant te worden vanaf variant 4.
Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris hiertegenover staat. Ik was
inderdaad van plan om hier een voorstel over te doen, maar ik hoorde dat
collega Stoffer ook van zins is om hierover samen met collega Vermeer
een motie voor te stellen. Zij zitten helemaal op spoor 5. Ik vind
variant 5 interessant, maar daar zitten natuurlijk wel haken en ogen
aan, want als je de grondslag steeds smaller maakt, worden de resterende
tarieven steeds hoger gelet op de eis van budgetneutraliteit. Ik vind
zelf de varianten 4 en met name 4b heel interessant. Ik ben benieuwd hoe
de staatssecretaris het punt van de grondslagen en de hoogte van de
tarieven weegt. Wat is het meest evenwichtig? Is dat inderdaad nu
rücksichtslos zeggen: variant 5? Of moet je ook nog heel serieus kijken
naar de varianten 4a en 4b? Ik ben benieuwd.
Voorzitter. Op de laatste dag voor het verkiezingsreces is mijn motie
aangenomen om af te zien van de overdrachtsbelasting bij
taakoverdrachten tussen woningcorporaties. Dat gaat om de motie op stuk
nr. 1380 (32847). Hoe en wanneer voert de staatssecretaris deze motie
uit? Regelt hij dat nog met een nota van wijziging in dit Belastingplan
of zegt hij toe dit te regelen in het volgende Belastingplan?
Voorzitter. Nog iets over woningcorporaties, want daar heb ik het over.
Zij zijn een cruciale bondgenoot in het realiseren van betaalbare
huurwoningen en het betaalbaar houden daarvan. Naar zijn aard is dat
echter een onrendabele business, ook al doet de af te dragen
vennootschapsbelasting iets anders vermoeden. Mijn suggestie: zo spoedig
mogelijk de herbestedingsreserve herintroduceren. Welke stappen kan de
staatssecretaris alvast nemen om dat mogelijk te maken voor het geval
daar in de formatie toe besloten wordt? Mijns inziens is dit een
absoluut noodzakelijke stap, die we moeten gaan zetten in een volgend
belastingplan.
De staatssecretaris heeft vast ook het nieuws gezien dat er een fiscale
strop dreigt voor tot wel 1,6 miljoen pensioenverzekerden. Wat kan en
wil de staatssecretaris nog meer doen om werkgevers tot actie te manen
en te voorkomen dat de Belastingdienst in 2028 ongewenst op de stoep
staat bij pensioenverzekerden?
Voorzitter. Ten slotte sluit ik me voor een aantal thema's aan bij de
pleidooien van collega's. Zo sluit ik me wat betreft de BOR aan bij het
pleidooi voor familiebedrijven van collega Van Eijk. Ik zie echter ook
dat de feiten zijn zoals ze zijn beschreven in de nota naar aanleiding
van het verslag. Voor wat betreft de fiets sluit ik me aan bij collega
Oosterhuis en nog wel een aantal anderen die ook een verhaal in dezelfde
lijn hebben gehouden. Voor wat betreft de lucratiefbelangregeling ben ik
benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op het pleidooi voor
uitstel dat door diverse collega's al is gehouden. Dat leek mij een heel
reëel verhaal.
Voorzitter, tot zover in deze eerste termijn. Er zijn dus nog een aantal
amendementen onderweg. Moties komen natuurlijk allemaal plenair,
volgende week. Andere deelonderwerpen inzake box 3 gaan we behandelen
bij de Wet werkelijk rendement box 3 wat mij betreft.
Tot zover in deze termijn. Ik zie uit naar de beantwoording van de
staatssecretaris en wens hem en zijn ambtenaren veel sterkte om dit
allemaal zo snel voor te bereiden.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage, meneer Grinwis. Daarmee zijn we aan het einde
gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Dank aan de mensen op de
publieke tribune, de pers en de kijkers thuis voor hun geduld. Dank aan
de mensen die ons vandaag ondersteunden. Ook dank aan de leden van de
commissie voor de gedisciplineerde wijze van vergaderen, maar vooral ook
de prettige en constructieve wijze van debatteren bij de eerste
inhoudelijke vergadering van deze nieuwe Kamer. Dat belooft wat voor de
rest van deze periode.
Dank u wel.
Sluiting 16.11 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
|---|