WODC-onderzoek legitieme portie in het erfrecht
Brief regering
Nummer: 2025D47066, datum: 2025-11-18, bijgewerkt: 2025-11-18 15:58, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Ooit VVD kamerlid)
- WODC rapport 'Draagvlak voor de legitieme portie'
- Beslisnota bij Kamerbrief over WODC-onderzoek legitieme portie in het erfrecht
- Publiekssamenvatting WODC rapport 'Draagvlak voor de legitieme portie'
Onderdeel van zaak 2025Z20018:
- Indiener: A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-11-27 12:00: Procedurevergadering Justitie en Veiligheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (š origineel)
Op 2 december 2024 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer het onderzoeksrapport āDraagvlak voor de legitieme portieā aangeboden en daarbij toegezegd in de loop van 2025 met een inhoudelijke reactie op het rapport te komen (Kamerstukken II 2024/25, 33836, nr. 101).
In deze brief zal ik het onderzoek uiteenzetten waarbij ik achtereenvolgens inga op de achtergrond van het onderzoek, de opzet, uitkomsten en suggesties die de onderzoekers doen. Vanwege de demissionaire status van het kabinet, laat ik het aan een volgend kabinet over om een standpunt in te nemen over het al dan niet (in zijn huidige vorm) behouden van de legitieme portie.
Achtergrond van het onderzoek
De legitieme portie is een vordering in geld op de nalatenschap van een ouder waarop een kind dwingendrechtelijk aanspraak heeft, ook als het kind is onterfd door die ouder. Hierdoor wordt de mogelijkheid van de ouder, de erflater, beperkt om bij testament geheel zelf te bepalen aan wie hij of zij wat nalaat (de testeervrijheid).
Eventuele afschaffing van de legitieme portie is een langlopende discussie die voornamelijk in de juridische literatuur wordt gevoerd. De centrale vraag in deze discussie is of ouders de mogelijkheid moeten hebben om hun kind(eren) volledig te onterven. Het betreft vooral een principiƫle en maatschappelijke discussie waaraan sterke, botsende rechtsovertuigingen ten grondslag liggen. Voorstanders van de legitieme portie zien kinderen als de natuurlijke erfopvolgers van hun ouders vanwege de bijzondere afstammingsband tussen ouder en kind. Kinderen hebben in deze visie daarom een recht om van hun ouders te erven. De legitieme portie biedt bescherming tegen volledige onterving doordat ten minste altijd een deel van de nalatenschap aan het kind toekomt. Tegenstanders van de legitieme portie menen dat iedere erflater zonder wettelijke beperkingen moet kunnen bepalen aan wie men bij overlijden zijn vermogen nalaat. Vererven is in die benadering een recht van de erflater en de legitieme portie wordt gezien als een ongerechtvaardigde inbreuk op dat recht.
De discussie over het bestaansrecht van de legitieme portie is hierdoor vooral principieel van aard. Om tot een beslissing over het al dan niet afschaffen van de legitieme portie te komen, is het onder meer van belang om te weten welke rechtsovertuiging door de samenleving het sterkst wordt gevoeld. Tijdens het Commissiedebat personen- en familierecht van 22 maart 2023 heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming daarom aan uw Kamer toegezegd onderzoek te laten doen naar de impact van afschaffing van de legitieme portie op de samenleving.
Het onderzoek naar het draagvlak van de legitieme portie
Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoekers verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) op verzoek van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het onderzoek is gericht op de vraag wat het maatschappelijk draagvlak is en wat de te verwachten juridische en maatschappelijke gevolgen zijn van afschaffing van de legitieme portie voor kinderen vanaf 21 jaar, de leeftijd waarop zij zelf verantwoordelijk zijn voor de kosten van hun levensonderhoud en studie.
Opzet van het onderzoek
Het onderzoek bestaat uit vier onderdelen. Onderdeel A van het onderzoek bevat een uitgebreide juridische beschouwing van het leerstuk van de legitieme portie. Onderdeel B betreft een diepgaande rechtsvergelijking met BelgiĆ«, Frankrijk en Duitsland, drie landen met op hoofdlijnen een vergelijkbare regeling van de legitieme portie. In onderdeel C worden de resultaten weergegeven van een kwantitatief empirisch onderzoek in de vorm van een enquĆŖte onder een representatief deel van de Nederlandse bevolking aan de hand van verschillende stellingen en casusposities in verschillende subthemaās. Onderdeel D houdt een kwalitatief empirisch onderzoek in door middel van verschillende interviews met drie verschillende groepen. In focusgroepbijeenkomsten is gesproken met juridische professionals die in verschillende rollen werkzaam zijn in het erfrecht (advocaten, notarissen, rechters, een familieadviseurs/mediator en een estate planner). Daarnaast zijn persoonlijke interviews afgenomen met burgers die in hun eigen leven ervaring hebben met de legitieme portie, omdat zij zijn onterfd, een broer of zus hebben die is onterfd of zelf kinderen hebben onterfd. De derde groep die in aanvullende interviews is bevraagd, betreft professionals die vanuit een verschillend perspectief met de legitieme portie te maken hebben, waaronder een vertegenwoordiger van Goede Doelen Nederland en adviseurs bij agrarische bedrijfsopvolging. Door middel van deze interviews is onderzocht wat de positieve en negatieve effecten, onvoorziene gevolgen en/of schrijnende gevallen van afschaffing van de legitieme portie zouden kunnen zijn. Hiermee is ook een beeld gevormd van wat afschaffing van de legitieme portie betekent voor de verhoudingen en potentiĆ«le conflicten binnen families en daarmee het aantal te verwachte procedures. Ook hebben de onderzoekers bekeken welke sociaal-maatschappelijke (waaronder financiĆ«le) gevolgen de keuze voor afschaffing van de legitieme portie voor burgers en voor de samenleving als geheel zouden kunnen hebben. Tot slot hebben de onderzoekers in een expertmeeting met de juridische professionals gereflecteerd op de belangrijkste resultaten van het onderzoek. De onderzoekers sluiten hun rapport af met een aantal suggesties voor de wetgever en voor verder onderzoek over de legitieme portie.
Uitkomsten van het onderzoek
Uitkomst van het kwalitatief empirisch onderzoek is dat 40% van de Nederlandse bevolking voorstander is van de legitieme portie, ongeacht de omstandigheden of verhoudingen waarin ouder en kind zich bevinden. 19% is in alle gevallen tegen het bestaan van de legitieme portie. 40% van de respondenten is in sommige in de enquĆŖte omschreven gevallen voor en in sommige gevallen tegen de legitieme portie. Deze groep is sterk verdeeld over de vraag wanneer de legitieme portie (on)wenselijk is, waardoor in het eindoordeel bij geen van de voorgelegde algemeen geformuleerde gevallen een meerderheid van de Nederlandse bevolking tegen de legitieme portie is. De onderzoekers leiden uit de enquĆŖte af dat men in Nederland waarde hecht aan de legitieme portie, ook al is er een grote groep die vindt dat de legitieme portie niet in alle gevallen zou moeten gelden. Hoewel in diverse specifieke gevallen dus meer weerstand bestaat tegen de legitieme portie, wordt algehele afschaffing volgens de onderzoekers door een meerderheid van 80% niet gesteund.
Het breed maatschappelijke draagvlak voor de legitieme portie is vergelijkbaar met de waardering van de legitieme portie in de ons omringende landen. De onderzoekers schrijven in hun rapport dat ook in Belgiƫ, Frankrijk en Duitsland discussie is gevoerd over de rechtvaardiging van de legitieme portie, wat in deze landen niet heeft geleid tot afschaffing van de legitieme portie. Uit peilingen in Belgiƫ (2016) en Frankrijk (2012) blijkt dat de legitieme portie breed maatschappelijk draagvlak geniet. Peilingen onder de Duitse bevolking hebben de onderzoekers niet gevonden, maar onderzoek onder juristen laat zien dat ook daar draagvlak voor de hoofdlijnen van de legitieme portie bestaat.
In de onderzochte landen is volgens de onderzoekers de afstammingsband tussen ouder en kind een belangrijke reden voor het behouden van de legitieme portie. Dit is in lijn met de resultaten van de enquĆŖte onder de Nederlandse bevolking waaruit blijkt dat belang wordt gehecht aan de afstammingsband als reden voor de legitieme portie. Dat de afstammingsband voldoende grondslag voor de legitieme portie vormt, blijkt ook uit de sociologische literatuur die de onderzoekers hebben bestudeerd. Hoewel intergenerationele solidariteit en sociale cohesie niet meer vanzelfsprekend zijn, heeft dit niet geleid tot afnemende gevoelens van verbondenheid tussen families. Familienetwerken zijn wel complexer geworden, constateren de onderzoekers, maar familiebanden zijn niet losser geworden. De onderzoekers merken op dat het voor afschaffing van de legitieme portie soms gebruikte argument dat familiebanden losser zijn geworden omdat de maatschappij individualistischer zou zijn geworden, geen overtuigend argument is voor afschaffing van de legitieme portie. Dat argument vindt geen steun in de sociologische literatuur.
In het licht van de familiebanden kan een onterving van kinderen door ouders bij het onterfde kind tot diepe kwetsing en boosheid leiden. Uit de interviews met de juridische professionals en de persoonlijke interviews maken de onderzoekers op dat daar tegenover staat dat ouders over de onterving doorgaans goed hebben nagedacht. Voorts komt uit de interviews naar voren dat de gevolgen van een onterving grote invloed hebben op de verhoudingen tussen kinderen onderling en eventueel de langstlevende partner en dat voor onterfde kinderen de onbekendheid met de reden van de onterving soms nog pijnlijker is dan de onterving zelf.
Een inventarisatie door de onderzoekers van rechterlijke uitspraken in de periode 2019-2023 maakt duidelijk dat in de loop van deze vijf jaren 214 uitspraken zijn gedaan over de berekening van de omvang van de legitimaire portie en 93 uitspraken over het recht op inzage en informatie door het onterfde kind voor het kunnen berekenen van de legitieme portie. Hierbij maken zij de kanttekening dat niet alle uitspraken worden gepubliceerd. De onderzoekers stellen vast dat de laatste jaren steeds meer uitspraken over de legitieme portie worden gepubliceerd. In de interviews die zijn afgenomen met juridische professionals en burgers die ervaring hebben met de legitieme portie komt naar voren dat dergelijke juridische procedures complex en belastend zijn voor zowel de juridische praktijk (inclusief de rechterlijke macht) als de erfgenamen Ć©n het onterfde kind. De emotionele impact van de onterving op het onterfde kind kleurt vaak de wijze waarop wordt geprocedeerd over de legitieme portie. Volgens verschillende focusgroepleden is kenmerkend dat het onterfde kind geregeld āde onderste steen boven wil krijgenā en met minder geen genoegen neemt. Dit leidt soms tot slepende procedures. De onderzoekers tekenen op dat dit door de andere kinderen, die niet zijn onterfd, vaak als zeer onprettig wordt ervaren omdat zij worden betrokken in het conflict dat de ouder en het onterfde kind hadden.
Op basis van de interviews met de juridische professionals en de expertmeeting stellen de onderzoekers dat behoud of afschaffing van de legitieme portie een principiƫle keuze is: de legitieme portie wordt behouden of afgeschaft. Het hierbij hanteren van een leeftijdsgrens voor kinderen tot 21 jaar achten de onderzoekers arbitrair en onwenselijk. Een leeftijdsgrens kan leiden tot onrechtvaardige situaties, bijvoorbeeld wanneer ƩƩn onterfd kind 20 jaar is en het andere onterfde kind toevallig 22 jaar. De onderzoekers constateren ook dat het in de praktijk relatief weinig voorkomt dat ouders jong overlijden Ʃn dat de ook nog jonge kinderen van deze ouders zijn onterfd. Het in stand houden van de legitieme portie voor alleen een kleine groep kinderen zorgt volgens de onderzoekers bovendien niet voor vereenvoudiging van wetgeving.
Zou tot (algehele) afschaffing van de legitieme portie worden overgegaan, dan leidt dat tot een vereenvoudiging van de regelgeving en van de boedelafwikkeling. Ook vallen conflicten en juridische procedures over de omvang van de legitieme portie en het verkrijgen van informatie om die omvang te berekenen, dan weg. Bij afschaffing achten de onderzoekers het wel gewenst dat vanwege het wegvallen van een aanspraak voor behoeftige kinderen wordt gekeken naar de andere wettelijke rechten, zoals de som ineens voor het levensonderhoud waarop nu alleen kinderen tot 21 jaar aanspraak kunnen maken.
Tegelijk zou afschaffing van de legitieme portie ook betekenen dat kinderen geen eenvoudig verweermiddel meer hebben om tegen een onterving door hun ouder op te komen, althans om alsnog aanspraak te maken op een gedeelte van de erfenis. Zij zouden bovendien met een sterk gevoel van onrecht blijven zitten als vermoedens bestaan dat de onterving door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. De onderzoekers spreken de verwachting uit dat kinderen die door hun ouder worden onterfd naar andere mogelijkheden zullen gaan zoeken om alsnog hun recht te krijgen. Dit kan tot nieuwe conflicten en procedures leiden waarin het testament van de ouder wordt aangevochten wegens wilsonbekwaamheid van de ouder bij het maken van het testament waarin het kind is onterfd.
Van afschaffing van de legitieme portie verwachten de onderzoekers met de juridische professionals geen grote onacceptabele maatschappelijke gevolgen en ook geen of weinig financiƫle gevolgen voor kinderen en voor de overheid, al is daarvan geen duidelijk beeld te geven. Ook een eenduidig antwoord op de vraag wat schrijnende situaties na afschaffing van de legitieme portie zouden kunnen zijn, is volgens de onderzoekers niet te geven, omdat wat als schrijnend wordt ervaren veelal subjectief is.
Suggesties uit het onderzoek
De onderzoekers sluiten hun rapport af met een aantal suggesties die uit het onderzoek volgen, waaronder eerste, ruwe suggesties die in de expertmeeting door de juridische professionals zijn gedaan ter verbetering van de huidige wettelijke regeling van de legitieme portie. De meest fundamentele suggesties die zijn gedaan, maar niet door iedereen zonder meer werden gesteund, zijn:
het mogelijk maken om voor overlijden afspraken te maken over (het afzien van) een beroep op de legitieme portie;
het invoeren van de mogelijkheid om een testament te vernietigen op grond van misbruik van omstandigheden;
het verplicht opnemen van een considerans bij testamenten waarbij kinderen worden onterfd of sterk benadeeld worden;
het verduidelijken van de regelgeving die ziet op het recht op inzage in stukken en het recht op informatie die het onterfde kind nodig heeft om zijn legitieme portie te berekenen.
De onderzoekers concluderen verder dat de resultaten aanleiding geven tot verder onderzoek, onder meer naar de verhouding tussen de langstlevende echtgenoot en (onterfde) kinderen, sociologisch onderzoek over de legitieme portie en andere erfrechtelijke aanspraken van kinderen, onderzoek naar verschillende suggesties die door de deskundigen zijn gedaan om de legitieme portie voor de praktijk beter hanteerbaar te maken en dogmatisch onderzoek naar de (on)mogelijkheden om de legitieme portie te omzeilen. Over de suggesties die tijdens de expertmeeting zijn opgeworpen merken de onderzoekers bovendien op dat daarover nog geen verdere gedachtewisseling heeft plaatsgevonden. De onderzoekers stellen aan het slot van hun rapport dat het wenselijk is dat nader onderzoek wordt gedaan naar de voorstellen en de gevolgen daarvan.
Ter afsluiting
De onderzoekers hebben een grondig en veelomvattend rapport opgeleverd, waarvoor ik mijn grote waardering uitspreek. Het rapport heeft de discussie in de juridische literatuur over de (on)wenselijkheid van de legitieme portie nog niet opnieuw doen oplaaien. De keuze over het voortbestaan van de legitieme portie is uiteindelijk politiek van aard. Zoals ik aan het begin van deze brief heb vermeld, laat ik die keuze aan een volgend kabinet.
DeĀ Staatssecretaris Justitie en Veiligheid,
mr. A.C.L. Rutte