Antwoord op vragen van het lid Bruyning over spoeduithuisplaatsingen door Veilig Thuis zonder rechterlijke toetsing
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D47275, datum: 2025-11-19, bijgewerkt: 2025-11-19 15:46, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit BBB kamerlid)
- Mede namens: J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede namens: A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z17685:
- Gericht aan: A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Indiener: F.H. Bruyning, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
AH 424
2025Z17685
Antwoord van staatssecretaris Pouw-Verweij (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 19 november 2025)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2025-2026, nr. 251
Vraag 1
Herinnert u zich uw brief van 18 november 2022 waarin u onder meer wees op het gebrek aan rechtsbescherming bij spoeduithuisplaatsingen en aankondigde dat advocatenbijstand bij de eerste uithuisplaatsing zou worden ingevoerd?
Antwoord vraag 1
Ja, de brief van mijn voorganger.
Vraag 2
Is het u bekend dat Veilig Thuis Oost-Brabant (VTOB), en mogelijk ook
andere Veilig Thuis-organisaties, in de praktijk spoeduithuisplaatsingen
blijven realiseren zonder rechterlijke toetsing en zonder wettelijke
grondslag alsmede dat hier geen advocaten bij betrokken zijn?
Antwoord vraag 2
We hebben kennisgenomen van de specifieke casus met betrekking tot
Veilig Thuis Oost-Brabant en de uitspraak van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch1. Daarnaast herken ik de gevoeligheid
en complexiteit rondom vrijwillige (spoed)uithuisplaatsingen in bredere
zin. Dergelijke onderwerpen en actualiteiten worden geregeld besproken
in overleggen met het landelijk netwerk van Veilig Thuis. Deze casus
heeft daarbij onze bijzondere aandacht.
Kinderen kunnen vrijwillig uit huis worden geplaatst, bijvoorbeeld tijdelijk of voltijds bij een familielid of pleeggezin. Als de vrijwillige uithuisplaatsing plaatsvindt in overeenstemming en zonder dwang, brengt dit geen rechtelijke toetsing of betrokkenheid van een advocaat met zich mee. Dit is alleen mogelijk op verzoek van de ouder(s) of het kind, of wanneer de ouder(s) met gezag daar vrijwillig mee instemmen2. Ouders moeten daarbij begrijpelijke informatie krijgen over de redenen, duur, gevolgen en alternatieven om, zonder druk, geïnformeerde toestemming te kunnen geven. Het is cruciaal dat zij zich gehoord voelen en vrijelijk toestemming kunnen geven. Duidelijke informatie en communicatie door professionals is essentieel om keuzevrijheid te waarborgen.
Een uithuisplaatsing in het vrijwillig kader kan en mag niet plaatsvinden tegen de wil van een gezaghebbende ouder. Dat geldt ook wanneer sprake is van zorgen over de acute onveiligheid van een kind, waardoor een kind met spoed uit huis wordt geplaatst. Hoewel deze specifieke situatie vraagt om snel en adequaat handelen, is en blijft het van groot belang dat er sprake is van geïnformeerde toestemming van de gezaghebbende ouder(s). Wanneer partijen hier gezamenlijk niet met elkaar uit komen of als consensus ontbreekt, kan een professional bij grote zorgen over de ontwikkeling of veiligheid van een kind een verzoek tot onderzoek naar de noodzaak tot een kinderbeschermingsmaatregel indienen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Daar is de bevoegdheid belegd om in te schatten of een gedwongen maatregel met uithuisplaatsing noodzakelijk wordt geacht. Wanneer deze van oordeel is dat een (spoed)uithuisplaatsing inderdaad noodzakelijk is, kan een (spoed)verzoek worden ingediend bij de kinderrechter. In dat geval vindt een rechterlijke toetsing plaats en kunnen ouders aanspraak maken op kosteloze rechtsbijstand. Wij vinden het van groot belang dat te allen tijde duidelijk is voor ouders en kinderen wanneer hulp vanuit het vrijwillige of het gedwongen kader wordt ingezet. Veilig Thuis mag zoals beschreven niet meewerken aan een niet-vrijwillige uithuisplaatsing zonder rechterlijke toetsing.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het uitvoeren van dergelijke spoeduithuisplaatsingen door Veilig Thuis, zonder rechterlijke machtiging en vaak onder geheimhouding van de verblijfplaats, een ernstige schending vormt van artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (recht op gezinsleven) en van de nationale wettelijke kaders? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 3
Ik deel de mening niet dat een vrijwillige uithuisplaatsing een ernstige
schending zou vormen van artikel 8 EVRM en de nationale wetten en
kaders. Voorwaarde hierbij is dat een dergelijke plaatsing buiten het
gezin – mits aan alle eerder beschreven randvoorwaarden en
zorgvuldigheden is voldaan – een vrijwillig karakter heeft. Er doen zich
ook situaties voor waarbij de gezaghebbende ouder(s) zelf vinden dat zij
de zorg voor hun kind (tijdelijk) niet kunnen dragen en hulp nodig
hebben. Een geheime plaatsing verhoudt zich niet tot het karakter van
een vrijwillige uithuisplaatsing, aangezien de vrijwillige plaatsing
juist plaats hoort te vinden in wederzijds overleg en op basis van
geïnformeerde toestemming.
Een vrijwillige uithuisplaatsing kan alleen wanneer de gezaghebbende ouder(s) in alle vrijheid (geïnformeerde) toestemming geven en zonder dat zij daar druk toe ervaren. Dit principe geldt nog meer in de gevallen dat een snelle beslissing nodig is. Dit vraagt zodoende om goede gesprekstechnieken van de betrokken professional en dat betrokkenen kunnen beschikken over betrouwbare en begrijpelijke informatie. Om de informatiepositie van de direct betrokkenen te versterken, werken we in overleg met ouders, jongeren en professionals aan eenduidig en helder voorlichtingsmateriaal over hulpverleningssituaties op het snijvlak van het vrijwillig en gedwongen kader. Naar verwachting is dit voorlichtingsmateriaal begin 2026 gereed.
Tegelijk merken wij dat er regelmatig maatschappelijke zorgen en vragen zijn over situaties waarin gezaghebbende ouders zich onder druk gezet kunnen voelen, vooral bij dringende adviezen voor een vrijwillige uithuisplaatsing. Daarom willen we dit aspect meenemen in de uitvoering van de motie van het lid Ceder c.s., die pleit voor het instellen van een staatscommissie om uithuisplaatsingen te onderzoeken.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat ouders in deze situaties verstoken zijn
van rechtsbijstand, onder grote druk staan en zich in een oneigenlijke
machtsverhouding bevinden, waardoor geen sprake kan zijn van
vrijwilligheid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 4
Helder moet zijn dat de gezaghebbende ouder(s) zélf beslissen
over vrijwillige uithuisplaatsing en over het verblijf van een kind
buiten het gezin en dat zij altijd op deze beslissing mogen terugkomen.
De gesprekken tussen betrokken professionals en het gezin zijn vaak niet
makkelijk, zeker als de zorgen over mogelijke onveiligheid
tegelijkertijd groot zijn. Het gaat in deze gesprekken om het
overbrengen en bespreken van de zorgen en het samen zoeken naar passende
oplossingen en mogelijkheden. Veilig Thuis begrijpt zijn positie en
relatie ten opzichte van het gezin goed, en is zich bewust dat het wordt
vaak betrokken in emotionele en kwetsbare situaties voor een gezin.
Ervaringsdeskundigen geven tegelijkertijd met regelmaat aan dat deze
situaties, hoe lastig ook, juist het moment kunnen zijn om negatieve
patronen te doorbreken en positieve verandering in gang te zetten. Dit
vraagt veel zorgvuldigheid van Veilig Thuis. Deze context is bij uitstek
ook het terrein waar Veilig Thuis in werkt en waar het veel ervaring in
heeft. Veilig Thuis moet zich daarom maximaal inzetten op transparantie,
duidelijke communicatie en het waarborgen van keuzevrijheid, zodat de
eventuele toestemming daadwerkelijk vrijwillig kan worden gegeven.
Daarbij is het belangrijk dat ouders en kinderen weten wat hun rechten en plichten zijn en daarbij ondersteuning kunnen krijgen, bijvoorbeeld van de vertrouwenspersonen van Jeugdstem. Een goede informatiepositie versterkt de rechtspositie van ouders en draagt bij aan het maken van een vrijwillige en weloverwogen keuze.
Vraag 5
Hoeveel kinderen zijn in 2024 en 2025 door VTOB uit huis geplaatst
zonder rechterlijke machtiging, en hoeveel kinderen in Nederland in
totaal door Veilig Thuis- organisaties (al dan niet in samenwerking met
de Raad voor de Kinderbescherming) zonder rechterlijke toetsing? Wat
zeggen deze cijfers u?
Antwoord vraag 5
Veilig Thuis registreert geen specifieke regionale of landelijke cijfers
over wanneer het een vrijwillige uithuisplaatsing adviseert. In 2022
heeft het CBS naar aanleiding van een extra uitvraag een rapportage
gemaakt over het aantal jongeren dat in vrijwillig kader jeugdhulp met
verblijf ontvangt (inclusief een uitsplitsing naar pleegzorg,
gezinsgericht, gesloten plaatsing en verblijf overig). Een jongere kan
op een specifieke peildatum namelijk niet zowel in vrijwillig kader als
in gedwongen kader jeugdhulp met verblijf ontvangen. Op peildatum 31
december 2022 ging het om 17.785 jongeren die jeugdhulp met verblijf
ontvingen zonder kinderbeschermingsmaatregel (vrijwillig kader). Dat bij
een jeugdige sprake is van jeugdhulp met verblijf zegt echter niets over
de omstandigheden in het gezin, de reden voor het vrijwillige verblijf
en/of dit mogelijk als niet vrijblijvend is ervaren. Bij een deel van de
jongeren kan het gaan om intensieve bemoeienis van hulpverlening vanwege
onveiligheid in het gezin, maar bijvoorbeeld ook om opnames van jongeren
bij verslaving of een eetstoornis. Er zijn daarom vanuit de beschikbare
data geen gegevens over de groep jongeren die uit huis zijn geplaatst in
vrijwillig kader waarbij sprake is van zorgen over onveiligheid
thuis.
Vraag 6
Is het u bekend dat in ten minste één casus een meisje driemaal
door VTOB is overgeplaatst zonder dat ouders enig zicht hadden op de
situatie, terwijl de kinderrechter pas na meer dan een maand door
tussenkomst van de Raad werd ingeschakeld?
Antwoord vraag 6
Bij ons is bekend dat Veilig Thuis Oost Brabant een interne
evaluatie uitvoert naar aanleiding van deze specifieke casus. De
resultaten van de interne evaluatie van VT Oost-Brabant worden gedeeld
met het Landelijk Netwerk Veilig Thuis. Wij betrekken deze resultaten in
de periodieke overleggen met het Landelijk Netwerk om de werkwijze
rondom vrijwillige uithuisplaatsingen te verbeteren.
Vraag 7
Bent u bereid deze praktijken per direct te laten beëindigen en
de betrokken instanties te instrueren dat spoeduithuisplaatsingen
uitsluitend door of na tussenkomst van de kinderrechter kunnen
plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 7
Nee, ik ben niet bereid om de instanties te instrueren dat
spoeduithuisplaatsingen uitsluitend door of na tussenkomst van de
kinderrechter kunnen plaatsvinden. Belangrijkste reden is dat een
vrijwillige plaatsing buiten het gezin – mits aan alle eerder beschreven
randvoorwaarden en zorgvuldigheden is voldaan – ook in het belang van
het kind en het gezin kan zijn.. Wanneer de gezaghebbende ouder(s) in
goed overleg akkoord gaan met een vrijwillige uithuisplaatsing, dan is
er (vooralsnog) geen reden om de gang naar de kinderrechter te maken.
Zoals in antwoord op vraag 3 al verwoord zien wij ook dat er situaties
zijn waarbij de gezaghebbende ouder(s) zich onverhoopt toch onder druk
gezet voelen, juist in die situatie waar een vrijwillige
uithuisplaatsing met spoed/direct wordt geadviseerd. Daarom ga ik hier
met het Landelijk Netwerk Veilig Thuis over in gesprek hoe we dit risico
kunnen beperken. Ook geven wij uitvoering aan de motie3 van
het lid Ceder c.s., over het instellen van een staatscommissie die
onderzoek doet naar uithuisplaatsingen. Onderdeel van de opdracht van
deze staatscommissie is een fundamentele herbezinning op de rol en
legitimiteit van de overheid bij ingrijpen in gezinnen en huishoudens in
gevallen van (vermoedelijke) onveiligheid.
Vraag 8
Bent u het eens met de stelling dat een dergelijke handelwijze
van Veilig Thuis in feite neerkomt op een onttrekking aan het ouderlijk
gezag als bedoeld in artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord vraag 8
De beoordeling of aan de bestanddelen van artikel 279 Sr is
voldaan, is aan het Openbaar Ministerie en vervolgens de (straf)rechter.
Het uitoefenen van ouderlijk gezag, inclusief het bepalen van de
verblijfplaats van een kind, is een fundamenteel onderdeel van het recht
op gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM. Het is daarom
belangrijk dat Veilig Thuis bij het adviseren van een vrijwillige
uithuisplaatsing werkt met geïnformeerde toestemming: de uitdrukkelijke,
vrije en ondubbelzinnige toestemming van de gezaghebbende ouder(s) en,
waarbij ook de stem van het kind – afhankelijk van de leeftijd4 – wordt meegenomen. Als aan de
randvoorwaarden van geïnformeerde toestemming is voldaan, zal geen
sprake zijn van het (tegen de wil van ouders) onttrekken aan het
gezag.
Vraag 9
Hoe gaat u voorkomen dat medewerkers van Veilig Thuis, ouders en
kinderen opnieuw in onveilige en juridisch onhoudbare situaties belanden
doordat uithuisplaatsingen plaatsvinden buiten de wettelijke kaders?
Antwoord vraag 9
Wanneer aan alle eerdergenoemde randvoorwaarden en zorgvuldigheden is
voldaan, is er geen sprake van vrijwillige uithuisplaatsingen buiten de
wettelijke kaders. Wanneer Veilig Thuis niet over uitdrukkelijke, vrije
en ondubbelzinnige toestemming van de gezaghebbende ouder(s) beschikt,
die is gebaseerd op geïnformeerde toestemming – zal Veilig Thuis zoals
eerder genoemd niet kunnen overgaan tot het adviseren van een
vrijwillige uithuisplaatsing. Zoals bij antwoord op vraag 7 is vermeld
wordt dit thema onderdeel van de opdracht van de in te richten
staatscommissie en is dit op de kortere termijn ook onderwerp van
gesprek met het Landelijk Netwerk Veilig Thuis.
Vraag 10
Bent u bekend met het artikel van kinderrechter en hoogleraar Bart Tromp
uit het Nederlands Juristenblad van 17 mei 2024 waarin hij pleit voor
een totaal andere aanpak van de spoeduithuisplaatsingspraktijk?
Antwoord vraag 10
Ja.
Vraag 11
Deelt u de mening dat, met deze voorbeelden en cijfers, er snel
verandering moet komen in de uitvoeringspraktijk van
(spoed)uithuisplaatsingen en dat de lijn die Tromp voorstelt nader
onderzocht moet gaan worden voor wat betreft wenselijkheid en
uitvoerbaarheid? Zo nee waarom niet?
Antwoord vraag 11
Het artikel van Bart Tromp gaat over spoedverzoeken bij
kinderbeschermingsmaatregelen. In het wetsvoorstel 'Wet versterking
rechtsbescherming in de jeugdbescherming' van de staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid, wordt de wettelijke termijn waarbinnen een
spoedmachtiging tot uithuisplaatsing ter zitting moet worden behandeld
verkort van veertien naar zeven dagen, als verbeterstap in de
rechtsbescherming bij spoedmaatregelen5.
Daarnaast voorziet het wetsvoorstel in kosteloze rechtsbijstand voor
ouders vanaf het moment dat om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
wordt verzocht, zodat zij adequaat juridisch worden ondersteund.
Vraag 12
Deelt u de mening dat bij organisaties die bij een uithuisplaatsing de
wettelijke kaders schenden, de organisatie, in casu de bestuurder,
hoofdelijk aansprakelijk gesteld moet worden voor alle schade en kosten
die als gevolg van het niet volgen van de vigerende wet- en regelgeving
ontstaat? Ben u bereid om dit in wetgeving vast te leggen? Zo nee waarom
niet?
Antwoord vraag 12
Het uitgangspunt in ons recht is dat de organisatie als rechtspersoon
aansprakelijk is voor schade die ontstaat door onrechtmatig handelen bij
de uitvoering van zijn taken. Dit geldt ook voor instellingen die (in
dit geval) namens het college van Burgemeesters en Wethouders publieke
taken uitvoeren, zoals Veilig Thuis. Het aansprakelijkheidsrecht biedt
nu al ruimte om de rechtspersoon aan te spreken voor
schadevergoeding.
Voor bestuurders geldt een aanvullend regime. Uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een bestuurder alleen persoonlijk aansprakelijk kan zijn indien sprake is van een ernstig persoonlijk verwijt. Dat doet zich slechts voor in uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld wanneer een bestuurder bewust buiten de wettelijke kaders treedt of met opzet of grove schuld derden benadeelt. Of aan de criteria voor bestuurdersaansprakelijk wordt voldaan, hangt af van de omstandigheden en is in een voorkomend geval ter beoordeling aan de rechter. In algemene zin is hierop geen bevestigend antwoord te geven.
Verder bestaat er op basis van de wet (artikel 298 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) de mogelijkheid voor een belanghebbende of het openbaar ministerie om de rechtbank te verzoeken een bestuurder van een stichting te ontslaan wegens (voor zover hier relevant) verwaarlozing van zijn taak of andere gewichtige redenen.
De huidige wettelijke regeling biedt voldoende mogelijkheden om de organisaties en/of hun bestuurders aansprakelijk te stellen of anderszins op te treden in geval van schending van wet- of regelgeving. Ik zie daarom geen reden voor nadere wetgeving.
ECLI:NL:GHSHE:2025:3098, Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 200.358.685_01, 200.359.146_01 en 200.359.146_02.↩︎
Indien het gaat om een vrijwillige plaatsing buiten het gezin middels een verwijzing van de gemeente voor jeugdhulp met verblijf, dan geldt – afhankelijk van de leeftijd – eveneens de instemming van de minderjarige.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 708, nr. 30↩︎
In het Handelingsprotocol van Veilig Thuis staat dat zij minderjarige kinderen in de leeftijd van 4 jaar en ouder horen. Kinderen jonger dan 4 jaar worden in ieder geval gezien.↩︎
Overheid.nl | Consultatie Wet versterking rechtsbescherming in de jeugdbescherming↩︎