Tweeminutendebat mbo (CD 1/10) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D47396, datum: 2025-11-19, bijgewerkt: 2025-11-20 09:46, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-11-19 11:45: Tweeminutendebat mbo (CD 1/10) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Mbo
Mbo
Aan de orde is het tweeminutendebat Mbo (CD d.d.
01/10).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Mbo. Ik
heet de leden van de Kamer welkom. Ik heet opnieuw de minister in vak K
welkom. Ik geef graag mevrouw Tseggai van de fractie van
GroenLinks-Partij van de Arbeid het woord voor haar bijdrage. Gaat uw
gang.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Twee moties van de zijde van GroenLinks-PvdA. De
eerste gaat over diplomadiscriminatie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er ondanks herhaaldelijke oproepen vanuit het kabinet,
nog steeds op tal van manieren ongewenst onderscheid wordt gemaakt
tussen studenten op het mbo enerzijds en studenten op het hbo en wo
anderzijds;
overwegende dat het College voor de Rechten van de Mens stelt dat
onderscheid onder omstandigheden wenselijk is zoals bij
sollicitatieprocedures, maar dat dit onderscheid bij het aanbod van
goederen en diensten, bijvoorbeeld verzekeringen en horecagelegenheden,
ongewenst is;
verzoekt de regering om in lijn met het advies van het College voor de
Rechten van de Mens een separate wet te schrijven die opleiding als
uitsluitingsgrond verbiedt met betrekking tot het aanbod van goederen en
diensten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai en Beckerman.
Zij krijgt nr. 683 (31524).
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dan de tweede motie, over studietoeslag voor mbo-studenten met een
medische beperking.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat minderjarige hbo- en wo-studenten met een medische
beperking een studietoeslag van €146 per maand kunnen aanvragen omdat
zij vaak niet kunnen bijverdienen naast hun school of studie;
constaterende dat minderjarige mbo-studenten geen aanspraak kunnen maken
op deze studietoeslag;
constaterende dat het verschil in financiële ondersteuning voor
studenten met een medische beperking minimaal €700 op jaarbasis is, maar
in sommige gevallen zelfs oploopt tot €9.146;
overwegende dat dit verschil niet valt te rechtvaardigen en dat de
regering actief uitdraagt de verschillen tussen mbo-, hbo- en
wo-studenten te willen opheffen;
verzoekt de regering het mogelijk te maken dat ook minderjarige
mbo-studenten aanspraak kunnen maken op studietoeslag als zij een
medische beperking hebben, door dit bijvoorbeeld te koppelen aan het
studentenreisproduct,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai, Westerveld en
Beckerman.
Zij krijgt nr. 684 (31524).
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Beckerman van de fractie van de SP. Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goedemorgen. Geen enkele crisis gaan we oplossen zonder de vakmensen van
het mbo. Des te zuurder is het dat mbo'ers nog veel te vaak als
tweederangs worden behandeld. Denk aan geen stagevergoeding,
stagediscriminatie, financiële problemen, lagere aanvullende beurzen
enzovoort. Maar tijdens het debat Mbo gebeurde er iets moois. De
minister gaf aan te zullen werken aan een verplichte stagevergoeding die
gelijk is voor alle opleidingsniveaus. Geweldig nieuws! Eindelijk een
minister die hierop levert. Maar al snel kregen we het gevoel dat hij
iets aan het terugkrabbelen was op social media. Het is fijn dat de
minister in principe voor een verplichte stagevergoeding is, maar wij
willen zekerheid. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het Stagepact MBO 2023-2027 staat dat elke student
een passende vergoeding moet krijgen voor de stage;
constaterende dat de Onderwijsraad pleit voor een minimumstagevergoeding
voor alle studenten;
constaterende dat de minister zich tijdens het commissiedebat mbo van 1
oktober heeft uitgesproken voor een verplichte stagevergoeding voor
studenten van alle opleidingsniveaus;
overwegende dat de minister deze toezegging vervolgens op social media
en in schriftelijke vragen afgezwakt heeft en eerst wil kijken wat
werkgevers zelf gaan doen;
overwegende dat een eerlijke stagevergoeding niet alleen rechtvaardig
is, maar opleidingen voor broodnodige vakmensen ook aantrekkelijker
maakt;
overwegende dat een eerlijke stagevergoeding wettelijk geregeld moet
worden, ongeacht de stappen die werkgevers hier zelf toe nemen;
verzoekt de regering om gepaste stagevergoedingen hoe dan ook wettelijk
verplicht te maken voor alle onderwijsniveaus,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Tseggai.
Zij krijgt nr. 685 (31524).
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank u wel. Ik zie dat ik geen tijd meer heb, dus ik bewaar
mijn tweede motie voor een later debat.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de termijn van
de Kamer. De minister heeft vijf minuten nodig voor de appreciatie. Ik
schors voor vijf minuten.
De vergadering wordt van 11.50 uur tot 12.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat over het
mbo. We zijn toegekomen aan de appreciatie van de ingediende moties. Ik
geef de minister graag het woord. Gaat uw gang.
Minister Moes:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn drie moties ingediend. De motie op stuk
nr. 683, over het onderscheid tussen enerzijds het mbo en anderzijds het
hbo en wo, met het verzoek om met een wet te komen om dat gelijk te
trekken en die discriminatie te verbieden bij wet, vind ik erg
sympathiek. Ik vind het wel echt de vraag of het passend is om dat dan
gelijk met een wet te regelen. Ik denk namelijk dat het belangrijker is
dat we eraan werken — dat doe ik ook; ik ben aan het werk om dat te
regelen — om de verschillen die er nu zijn, weg te werken en die
ongelijke behandeling gelijk te trekken. Dat kan ik niet allemaal zelf
meer regelen, omdat een groot gedeelte daarvan echt aan een nieuw
kabinet is. Maar moet je dan aan de achterkant beginnen en de ongelijke
behandeling verbieden? We streven hetzelfde doel na, maar ik vind het
middel te zwaar. Daarom moet ik de motie ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 683 wordt ontraden. Dat geeft aanleiding tot een
vraag. Gaat uw gang.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik zag een mooi mediaoptreden van deze minister bij WNL over ongelijke
behandeling van mbo-studenten. Ik vind het ontzettend sympathiek dat de
minister bezig is met het rechttrekken van al die financiële regelingen,
maar dit gaat over diplomadiscriminatie, die vaak na de studietijd
plaatsvindt, bijvoorbeeld bij verzekeringen en datingbureaus, maar ook
tijdens de studie, op de woningmarkt. Dit is dus een ander verhaal dan
het rechttrekken van financiële regelingen. Volgens mij hoeft het een
het ander niet uit te sluiten.
Minister Moes:
Nogmaals, ik denk dat we hetzelfde doel nastreven: een gelijke
behandeling, of dat nou voor, tijdens of na de studie is. Ik zou het
liefste zien dat een wet om dat aan te pakken gewoon niet nodig is,
omdat we voldoende gewerkt hebben aan het opheffen van de verschillen.
Ik hoop dat we met elkaar de verschillen in de beeldvorming of in de
samenleving, in hoe men aankijkt tegen een mbo'er, een hbo'er of een
wo'er, kunnen wegwerken en dat we dat niet met wetten hoeven proberen op
te lossen. Ik denk namelijk dat je zoiets niet effectief gaat oplossen
met een wet. Uiteindelijk is het ook niet aan OCW, vind ik. Ik vind dat
het een discussie is die met het ministerie van BZK gevoerd zou moeten
worden, want dit thema is aan BZK. Ik hoop gewoon dat we genoeg kunnen
doen om de verschillen weg te werken, zodat zo'n wet niet nodig is. Ik
vind het nu te vroeg om het er überhaupt over te hebben om dit met een
wet af te dwingen. Ik geloof namelijk niet dat de samenleving zo
maakbaar is.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Als we die redenering volgen, kunnen we alle wetten die met gelijke
behandeling te maken hebben, wel afschaffen. Twee ministers geleden werd
er al geconstateerd, door minister Dijkgraaf toen nog, dat er een te
groot verschil is in behandeling tussen mbo-studenten en hbo- en
wo-studenten. Er zijn gewoon heel veel mbo-studenten die bijvoorbeeld
geen studentenkamer kunnen vinden omdat tegen hen wordt gezegd: in dit
studentenhuis willen wij geen mbo'ers. Wat zegt u tegen die studenten?
Zegt u dan dat u hoopt dat het op te lossen is zonder wet? Waarom is het
zo moeilijk om hier als overheid op in te grijpen en te normeren?
Minister Moes:
Volgens mij ben ik wel degelijk aan het normeren. U refereerde net al
even aan een optreden van mij bij WNL. Ik denk dat het belangrijk is dat
we met elkaar werken aan de beeldvorming en aan het wegwerken van de
verschillen. Dat moet je met elkaar doen. Nogmaals, ik vind het te vroeg
om daarvoor met een wet te komen.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik concludeer dat deze minister mooie woorden gebruikt in
mediaoptredens, maar dus niet bereid is om door te pakken. Mijn fractie
zal dan ook overwegen om hier zelf initiatief in te nemen. Ik had graag
de minister aan mijn zijde gevonden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 683 blijft hiermee ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 684.
Minister Moes:
De motie op stuk nr. 684. Even kijken. Die ging over de studietoeslag
voor studenten met een medische beperking, als ik het goed heb. Die is
volgens mij ontijdig, omdat dat niet aan OCW is.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 684 krijgt de appreciatie ontijdig.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp het even niet. Heeft de minister sinds het verkiezingsreces
ineens niet meer de portefeuille mbo? Het ging net over
diplomadiscriminatie en toen verwees hij naar BZK. Vorige week gaf hij
een optreden bij WNL over ongelijke financiële regelingen. Ik stel daar
nu in een motie een vraag over, namelijk of u daar iets aan kan doen,
zoals u vorige week bij WNL heeft beloofd. En nou moet het naar SZW? Ik
ben even heel erg in de war.
Minister Moes:
Deze motie moet ik het oordeel ontijdig geven, omdat het inderdaad niet
aan OCW is. Deze studietoeslag is onderdeel van de Participatiewet en
valt dus onder het beleidsterrein van mijn collega, de staatssecretaris
Participatie en Integratie. Daarom geef ik het oordeel ontijdig. Ik zie
overigens dat er voor deze motie ook geen dekking is, maar dat
terzijde.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Maar deze minister ging toch de financiële regelingen tussen mbo-, hbo-
en wo-studenten rechttrekken? Of heb ik dat vorige week verkeerd gezien
bij WNL?
Minister Moes:
Volgens mij heb ik — dat heb ik ook tijdens het commissiedebat Mbo
aangegeven — gezegd dat ik een overzicht ga maken om al die verschillen
in kaart te brengen en dat het aan het volgende kabinet en onderdeel van
de formatie is om daarover een knoop door te hakken. Ik heb namelijk
niet de dekking om al die verschillen recht te trekken. Ik kan het
inzichtelijk maken en dan de keuzes aan een volgend kabinet laten.
De voorzitter:
Kort, afrondend.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dus concluderend is de boodschap van de minister vandaag aan
mbo-studenten: we staan stil, het kabinet is gevallen, ik ben
demissionair; ik kan er niks aan doen. Dat is een andere boodschap dan
vorige week op tv werd gegeven. Ik vind dat dat niet bijdraagt aan
vertrouwen in de politiek van mbo-studenten. Ik vind dat erg jammer. Ik
had liever anders gezien van deze minister.
Minister Moes:
Ik weet niet of mevrouw Tseggai de hele uitzending heeft gezien, maar
daarin heb ik ook aangegeven dat de keuzes aan een volgend kabinet zijn.
Ik heb daar zelfs een partij bij gesuggereerd, met een knipoog, maar
deze keuzes kun je alleen maken wanneer je daar ook de dekking voor
hebt. Die heb ik niet. Inderdaad ben ik demissionair, dus het is niet
aan mij om dat dan nu door te voeren.
De voorzitter:
Dan houdt de motie op stuk nr. 684 de appreciatie ontijdig. Het is aan
de indiener om 'm aan te houden of ingediend te laten.
Dan de motie op stuk nr. 685.
Minister Moes:
De motie op stuk nr. 685 noem ik maar even de "hoe-dan-ookmotie". Dat is
namelijk precies het stukje in het dictum waar ik moeite mee heb. Ik wil
— dat heb ik eerder ook gezegd — gewoon regelen dat er voor elke student
een passende stagevergoeding is. Het moet wat mij betreft een
afdwingbaar karakter hebben. Ik ben hard aan het werk om te kijken welk
middel daarvoor het meest geschikt is. Ik kijk daarbij ook serieus naar
welke wetgevingsroute daarvoor geschikt is. In zo'n wetgevingsproces kom
je gewoon allerlei praktische bezwaren, hobbels en andere dingen tegen.
Ik ga dus niet van tevoren honderd procent garanderen dat er sowieso een
wet komt. Als het op een andere manier geregeld kan worden, ook met een
afdwingbaar karakter, zodat elke student een passende stagevergoeding
krijgt, dan is het ook geregeld. Dat is het belangrijkste. Het
belangrijkste zou niet moeten zijn of het al dan niet in een wet staat.
Het belangrijkste zou moeten zijn dat iedere student gewoon een passende
stagevergoeding krijgt.
De voorzitter:
En welke appreciatie geeft u deze motie?
Minister Moes:
Als ik de motie zo op mag vatten als ik net schetste, dus niet "hoe dan
ook een wet", maar wel hoe dan ook een afdwingbare, passende
stagevergoeding, dan krijgt ie van mij oordeel Kamer. Het heeft dan een
afdwingbaar karakter. Het is dan een harde eis. Als ik 'm zo mag lezen,
dan krijgt ie van mij oordeel Kamer.
Mevrouw Beckerman (SP):
De minister mag 'm zo lezen. Ik wil het dictum ook nog wel in die
richting aanpassen; dat is misschien duidelijker. Dan wordt het iets
als: verzoekt de regering om gepaste stagevergoedingen "gewoon"
verplicht te maken. Dat zijn een beetje de woorden van de minister.
Zullen we 'm op die manier aanpassen?
Minister Moes:
Mooi.
Mevrouw Beckerman (SP):
Doen we.
De voorzitter:
Nou, dit was een prachtig onderonsje, met een toezegging. De motie op
stuk nr. 685 krijgt daarmee de appreciatie oordeel Kamer.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan aanstaande dinsdag stemmen over de ingediende moties. Ik dank de
leden en de minister voor hun aanwezigheid. Ik schors tot 13.45 uur.
De vergadering wordt van 12.10 uur tot 13.46 uur geschorst.