Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken d.d. 20 november 2025 (21501-02-3272) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D47397, datum: 2025-11-19, bijgewerkt: 2025-11-20 09:48, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-11-19 13:45: Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken d.d. 20 november 2025 (21501-02-3272) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Raad Buitenlandse Zaken d.d. 20 november 2025
Raad Buitenlandse Zaken d.d. 20 november 2025
Aan de orde is het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken d.d.
20 november 2025 (21501-02, nr. 3267).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Raad
Buitenlandse Zaken. Ik heet de leden van de Kamer en de minister in vak
K welkom. We hebben vandaag drie extra gasten, die heel graag ook mee
willen doen aan het debat. Dat zijn mevrouw Dobbe van de SP, de heer Van
Baarle van DENK en de heer Boswijk van het CDA. Ik kijk even naar de
collega's in de Kamer. Is daar bezwaar tegen? Nee. U heeft geluk.
Dan wil ik graag beginnen. Ik nodig de heer Ceder uit, die er nog niet
is. O, hij is er wel. Ik zag u niet, meneer Ceder. U kwam uit een
onverwachte hoek. U bent nog steeds even welkom.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. Ik heb een aantal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Israëlische regering aan ngo's vraagt om voor het
einde van het jaar persoonsgegevens van medewerkers aan te leveren die
volgens Europese en Nederlandse privacywetgeving niet geleverd mogen
worden;
constaterende dat dit tot een onvermijdelijk conflict leidt en dit het
humanitair werk van veel internationale en Nederlandse ngo's in de
Palestijnse gebieden ernstig belemmert;
verzoekt de regering om, zowel bilateraal als in Europees verband,
formeel protest aan te tekenen tegen deze vorm van registratieplicht en
zich in te zetten voor het schrappen ervan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 3273 (21501-02).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er, ondanks een aangenomen motie, voor Surinamers nog
steeds een visumplicht geldt bij een bezoek aan Nederland;
verzoekt de regering om komende (informele) Raden te benutten om het
gesprek over visumvrij reizen door Surinamers te versnellen, en de Kamer
voor het eind van het jaar te informeren over de voortgang,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 3274 (21501-02).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het inhouden van belastinginkomsten bedoeld voor de
Palestijnse Autoriteit door de Israëlische regering in strijd is met de
Oslo-akkoorden en negatieve gevolgen heeft voor het functioneren van de
basisgezondheidszorg, het onderwijs en de humanitaire hulp in de
Palestijnse gebieden;
verzoekt de regering om zich in EU-verband er actief voor in te zetten
dat de Israëlische regering de ingehouden belastinggelden vrijgeeft ten
behoeve van de basisfaciliteiten en stabiliteit van alle gemeenschappen
in de Palestijnse gebieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 3275 (21501-02).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Tot slot, voorzitter. De reden waarom ik dit tweeminutendebat heb
aangevraagd, is de situatie in Sudan, momenteel de ergste humanitaire
crisis in de wereld. De beelden zijn schokkend. We willen graag dat de
EU ook haar leverage op internationaal niveau gaat inzetten. Daarom de
volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de aanhoudende crisis in Sudan dringend aandacht en
inzet nodig heeft van de internationale gemeenschap;
constaterende dat het conflict in Sudan zich ontwikkelt tot een
proxyoorlog, waarbij diverse externe actoren betrokken zijn;
verzoekt de regering om tijdens de aankomende Raad Buitenlandse Zaken te
pleiten voor het diplomatiek aan de orde stellen van de betrokkenheid
van landen uit de Golfregio bij het conflict in Sudan en mogelijke
consequenties in het kader van de EU/GCC-relaties, en de Kamer voor het
eind van het jaar hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Boswijk, Dobbe, Stoffer
en Piri.
Zij krijgt nr. 3276 (21501-02).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik nu graag mevrouw Van der Werf van de fractie
van D66 uit voor haar bijdrage.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank, voorzitter. Ook ik heb een motie over de humanitaire situatie in
Sudan. Die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de humanitaire situatie in Sudan snel verslechtert,
met miljoenen mensen die acute voedselonzekerheid en geweld
ondervinden;
overwegende dat Nederland zich inzet voor het internationale humanitaire
stelsel en dat extra steun dringend nodig is om levens te redden;
verzoekt het kabinet te bezien hoe het op de kortst mogelijke termijn
kan bijdragen aan meer humanitaire hulp in Sudan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Piri, Boswijk en
Ceder.
Zij krijgt nr. 3277 (21501-02).
Mevrouw Van der Werf (D66):
Tot slot verzoek ik de minister om een reactie op deze motie nog voor de
volgende RBZ, zodat we voor 11 december weten wat er met de eventuele
uitkomst gebeurt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik nu graag mevrouw Piri van de fractie van
GroenLinks-Partij van de Arbeid uit voor haar bijdrage.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties, allebei over Sudan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat buitenlandse betrokkenheid via wapenhandel en de
handel in conflictmineralen heeft bijgedragen aan ernstige en
systematische mensenrechtenschendingen in Sudan;
overwegende dat de EU op dit moment met de Verenigde Arabische Emiraten
over een nieuw handelsakkoord onderhandelt;
verzoekt het kabinet om in EU-verband aanvullende maatregelen, inclusief
handelsmaatregelen, te onderzoeken tegen actoren die wapens leveren aan
strijdende partijen in Sudan en handelen in conflictmineralen uit
Sudan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Ceder.
Zij krijgt nr. 3278 (21501-02).
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dan de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de EU, in tegenstelling tot de VS, geen sancties heeft
opgelegd aan de Sudanese leiders Hemedti en Al-Burhan;
verzoekt het kabinet ervoor te pleiten dat alle leiders van de
strijdende partijen op de EU-sanctielijsten worden geplaatst,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Piri.
Zij krijgt nr. 3279 (21501-02).
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik graag mevrouw Teunissen van de Partij voor de
Dieren uit voor haar bijdrage.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Israëlische regering wetgeving voorbereidt die de
doodstraf voor Palestijnen mogelijk maakt;
overwegende dat de EU zich principieel verzet tegen de doodstraf,
ongeacht de omstandigheden;
verzoekt de regering zich in te zetten voor sancties richting Israël, om
te voorkomen dat de doodstraf voor Palestijnen wordt ingevoerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Teunissen.
Zij krijgt nr. 3280 (21501-02).
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dan een motie over Sudan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat duurzame vrede in Sudan alleen mogelijk is via een
civiele en democratische transitie, zoals herhaaldelijk benadrukt door
Sudanese maatschappelijke organisaties en VN-rapporteurs;
overwegende dat structurele stabiliteit vereist dat internationale steun
zich niet uitsluitend richt op de strijdende partijen, maar op civiele
actoren, vakbonden, vrouwenorganisaties en lokale gemeenschappen;
verzoekt de regering een duidelijke strategie te ontwikkelen om civiele
en democratische organisaties in Sudan te ondersteunen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Teunissen.
Zij krijgt nr. 3281 (21501-02).
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik nu graag de heer Van der Burg van de fractie
van de VVD uit voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.
De heer Van der Burg (VVD):
Dank u. Die gaat de twee minuten niet halen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat sanctieontduiking de effectiviteit van EU-beleid
ondermijnt en de Russische oorlogsvoering steunt;
verzoekt de regering zich in Europees verband in te zetten voor het
tegengaan van sanctieontduiking via Georgië;
verzoekt de regering onderzoek te bevorderen naar de wijze waarop
Russische olie in Georgië wordt geraffineerd en in hoeverre dit
bijdraagt aan de Russische agressieoorlog in Oekraïne,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Burg.
Zij krijgt nr. 3282 (21501-02).
De heer Van der Burg (VVD):
Ooo!
De voorzitter:
We hadden bijna geen motie omdat u hem liet vallen, meneer Van der Burg!
Dank u wel. Dan nodig ik nu graag mevrouw Dobbe van de fractie van de SP
uit. Gaat uw gang.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Verenigde Arabische Emiraten de belangrijkste
bondgenoot van de RSF zijn en de belangrijkste aanjager van de oorlog in
Sudan;
constaterende dat Nederland wapens naar de Verenigde Arabische Emiraten
exporteert;
constaterende dat eerder al Franse wapens zijn aangetroffen in de regio
Darfur, in strijd met het geldende VN-wapenembargo, en deze via de
Emiraten daar zijn beland;
overwegende dat Nederland niet kan garanderen dat wapensystemen via de
Emiraten in Sudan terechtkomen;
verzoekt de regering geen vergunningen te verlenen voor wapenexport aan
de Verenigde Arabische Emiraten tot diens steun aan de RSF is
beëindigd;
verzoekt de regering tevens een Europees wapenembargo voor de Verenigde
Arabische Emiraten te bepleiten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.
Zij krijgt nr. 3283 (21501-02).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de VS een bilaterale F-35-deal hebben gesloten met
Saudi-Arabië;
constaterende dat Nederland onderdeel is van het F-35-programma onder
leiding van de Verenigde Staten;
constaterende dat Saudi-Arabië wapens levert aan strijdende partijen in
Sudan;
overwegende dat Nederland op geen enkele manier mag bijdragen aan
mensenrechtenschendingen in Sudan of Saudi-Arabië;
verzoekt de regering te voorkomen dat via het F-35-programma
F-35-onderdelen of andere wapens vanuit Nederland in Saudi-Arabië
terechtkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.
Zij krijgt nr. 3284 (21501-02).
Mevrouw Dobbe (SP):
Tot slot, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat humanitaire hulp nog steeds niet ongehinderd toegang
krijgt tot de Gazastrook;
constaterende dat het collectief straffen van een bevolking een
oorlogsmisdaad is;
overwegende dat Nederland de verplichting heeft maatregelen te treffen
bij het risico op genocide, dat nog steeds aanwezig is in Gaza;
verzoekt de regering, bilateraal en in EU-verband, sancties te nemen om
ongehinderde toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook af te
dwingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.
Zij krijgt nr. 3285 (21501-02).
Mevrouw Dobbe (SP):
Dan tot slot, voorzitter. Eerder is er een motie van ons aangenomen — ik
geloof dat het samen met de heer Van der Burg was — om erop aan te
dringen druk te zetten op landen die de strijdende partijen in Sudan
steunen. Naar aanleiding van die motie is dat ook besproken in de vorige
RBZ. De heer Ceder heeft net mede namens ons eenzelfde soort motie
ingediend. Ik geloof dat de Nederlandse regering tijdens de vorige RBZ
iets heeft ingebracht in de trant van "mogelijk maatregelen treffen
indien het opportuun is". Dat mag wat mij betreft wel wat
steviger.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Baarle van de
fractie van DENK. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het geweld op de Westelijke Jordaanoever gepleegd door
gewelddadige kolonisten verder is geëscaleerd;
constaterende dat het kabinet zich blijft inzetten voor aanname van het
door Nederland en Frankrijk voorgestelde derde sanctiepakket tegen
gewelddadige kolonisten en kolonistenorganisaties, maar dat vooralsnog
het benodigde draagvlak in de Raad ontbreekt;
verzoekt de regering om bij het uitblijven van draagvlak voor het in
Europees verband treffen van sancties gericht op gewelddadige kolonisten
en kolonistenorganisaties, ook in te zetten op het treffen van verdere
nationale maatregelen met gelijkgestemde landen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 3286 (21501-02).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de humanitaire situatie in Gaza verschrikkelijk blijft
en de winter de humanitaire situatie verder zal verslechteren;
verzoekt de regering te bezien of er vanuit de bestaande budgetten voor
noodhulp een aanvullende bijdrage gedaan kan worden om de mensen in Gaza
te helpen tijdens de winter,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 3287 (21501-02).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet een ontmoedigingsbeleid voert ten aanzien
van de activiteiten van Nederlandse bedrijven indien zij mogelijk
bijdragen aan de aanleg en instandhouding van Israëlische nederzettingen
op Palestijns grondgebied;
overwegende dat de mensenrechtensituatie in de illegaal bezette gebieden
in de afgelopen tijd alleen maar is verslechterd;
verzoekt de regering om binnen het ontmoedigingsbeleid bedrijven
explicieter te wijzen op mensenrechtelijke en internationaalrechtelijke
verplichtingen en de toepassing van het ontmoedigingsbeleid zo breed
mogelijk uit te rollen in de richting van Nederlandse bedrijven of
sectoren waarbij de kans bestaat dat zij mogelijk bijdragen aan de
aanleg en instandhouding van Israëlische nederzettingen op Palestijns
grondgebied,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 3288 (21501-02).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland nationaal beleid heeft om de handel met Israël
te bevorderen of instrumenten die daarvoor zouden kunnen worden ingezet,
waaronder het innovation, investment and trade department van de
Nederlandse ambassade in Tel Aviv, advies en subsidies vanuit de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en handelsnetwerken;
van mening dat handelsbevordering nooit plaats mag vinden zonder oog te
hebben voor mensenrechten en het internationaal recht;
verzoekt de regering om te inventariseren welke handelsbevorderende
maatregelen met Israël zouden kunnen worden herzien, eventueel in
gezamenlijkheid met een groep gelijkgestemde landen in Europa,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 3289 (21501-02).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om de Palestijnse Staat te erkennen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 3290 (21501-02).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het geweld en de humanitaire situatie in Sudan
verschrikkelijk zijn en Nederland alles op alles moet zetten om de
mensen in Sudan te helpen;
verzoekt de regering om tijdens de komende Raad op te roepen tot een
verhoging van de EU-bijdrage voor humanitaire hulp aan de bevolking in
Sudan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 3291 (21501-02).
De heer Van Baarle (DENK):
Dank. Ik heb nog drie seconden over.
De voorzitter:
Ik denk dat u het record snellezen verbroken heeft, in ieder geval voor
deze week. Dank u wel. Dan is de heer Boswijk de laatste spreker van
vandaag, of althans van deze termijn.
De heer Boswijk (CDA):
Ik heb maar twee minuten; anders had ik het graag gedaan,
voorzitter.
Ik heb geen moties, maar gewoon een korte vraag aan de minister. Het
huidige kabinet heeft de lijn van het vorige kabinet met betrekking tot
steun aan Oekraïne voortgezet. Complimenten hiervoor; die hebben we ook
altijd gegeven. Alleen hebben we deze zomer met de voorganger van deze
minister en de huidige minister van Defensie een debat gehad over het
naar voren halen van budget voor steun aan Oekraïne van 2026 naar 2025.
Daardoor is er een gat ontstaan in 2026. Toen is door beide
bewindspersonen beloofd: wij gaan er alles aan doen om te voorkomen dat
er een gat valt en dat het uiteindelijk als resultaat heeft dat er geen
bestellingen meer worden geplaatst enzovoorts, enzovoorts. Dat hebben we
uiteindelijk bekrachtigd in een motie die op 30 september is aangenomen,
breed gesteund door de Kamer, met de opdracht: voorkom dat er gaten
vallen in de financiering. Door beide bewindspersonen is toen nog
gezegd: joh, zeur niet zo; dit regelen we. Maar vorige week hebben wij
een delegatie uit Oekraïne ontvangen en zij gaven aan dat er wel
degelijk een gat valt. Ik heb dus de volgende vragen aan de minister. Is
hij hiervan op de hoogte? Is hij bereid om alles op alles te zetten om
ervoor te zorgen dat nog dit jaar dat gat wordt gedicht? Want een groot
deel van deze Kamer, meer dan 100 zetels, vindt ook dat dat moet
gebeuren; los van wat er met de formatie aan de gang is, moet dit gewoon
doorgang vinden.
Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel. De minister heeft aangegeven achtenhalve minuut nodig te
hebben. Ik schors voor achtenhalve minuut.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Raad
Buitenlandse Zaken. Wij zijn toegekomen aan de appreciatie van de
ingediende moties. Ik geef graag het woord aan de minister. Gaat uw
gang.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Dank ook aan alle leden voor hun moties. Ik zal ze,
omwille van het grote aantal, zo kort mogelijk appreciëren. Maar mocht
er noodzaak tot verheldering zijn, dan hoor ik dat uiteraard wel.
De motie op stuk nr. 3273 van de heer Ceder geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3273 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3274 van de heer Ceder geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3274 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3275 geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3275 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3276 geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3276 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3277 van mevrouw Van der Werf geef ik oordeel
Kamer. We zullen voor 11 december bij u terugkomen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3277 krijgt oordeel Kamer. Ik hoor ook een
toezegging.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3278 van mevrouw Piri geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3278 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3279 van mevrouw Piri geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3279 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3280 van mevrouw Teunissen moet ik ontraden. Op dit
moment moet onze inspanning gericht zijn op het implementeren van het
vredesplan.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3280 wordt ontraden.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3281 van mevrouw Teunissen geef ik oordeel
Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3281 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3283 van mevrouw Dobbe moet ik ontraden. We hebben
hier bestaande toetsingscriteria voor, die we ook in het geval van de
VAE in elk individueel geval zullen aflopen. Dat instrumentarium
volstaat dus.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3283 wordt ontraden.
Wilt u de motie op stuk nr. 3282 ook nog appreciëren?
Minister Van Weel:
Hoe kon ik die vergeten! Excuus. De motie op stuk nr. 3282 geef ik
oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3282 krijgt oordeel Kamer en excuses.
De motie op stuk nr. 3284.
Minister Van Weel:
De motie krijgt geen excuses, maar de heer Van der Burg wel.
De motie op stuk nr. 3284 moet ik ontraden, om dezelfde reden als de
motie op stuk nr. 3283. We hebben hier namelijk bestaande criteria voor,
waaraan wij onze wapenvergunningen toetsen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3284 wordt ontraden.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3285 moet ik ontraden. Op dit moment zetten wij
alles op alles om te zorgen dat het vredesplan wordt
geïmplementeerd.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3285 wordt ontraden.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3286 van de heer Van Baarle over nationale
maatregelen tegen kolonisten moet ik ontraden. We blijven ons wel in
EU-verband inzetten voor dit thema. Dat blijven we ook doen na de
vredesdeal, omdat het daar niet op zit.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3286 wordt ontraden.
Ik neem aan dat mevrouw Dobbe een vraag heeft over een andere motie.
Gaat uw gang.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 3284 en de appreciatie
daarvan. Deze motie is ontraden, omdat de wapenexportcriteria voldoen.
Dat sluit deze motie dan toch niet uit? Dat kan ook naast elkaar
bestaan. Volgens mij kan die motie dus prima alsnog een heel mooi
oordeel Kamer krijgen van deze minister.
Minister Van Weel:
Nee, dat krijgt u toch niet. Dan zet ik namelijk toch iets naast de
bestaande toetsingssystematiek, en dat lijkt me niet verstandig. Zo
kaderen we langzaam delen in.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3284 wordt ontraden.
Mevrouw Dobbe, heeft u een korte vraag over een andere motie?
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, over de motie op stuk nr. 3285. Ik hoorde het volgende ook bij een
motie van de Partij voor de Dieren gezegd worden, namelijk dat alle
inspanningen nu zijn gericht op het implementeren van het vredesakkoord.
Er wordt nu onderhandeld over het vredesakkoord. Maar op het moment dat
een staat, in dit geval Israël, oorlogsmisdaden pleegt en er een risico
is op genocide, dan moeten daar toch nog steeds maatregelen tegen worden
genomen?
Minister Van Weel:
Op dit moment is er een bestand, een staakt-het-vuren, dat standhoudt.
Er is overeenstemming over fase 1. De humanitaire toegang verbetert. De
situatie in Gaza verbetert. De inspanning die wij op dit moment moeten
leveren, is om ervoor te zorgen dat dit nog verder verbetert. Daar
dragen sancties op dit moment helemaal niet aan bij. Sterker nog, die
zouden daar afbreuk aan doen. Op dit moment zie ik dat dus gewoon niet
als een instrument dat de situatie ten positieve gaat keren. Dat is toch
wél wat we allemaal moeten willen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3285 blijft ontraden.
De heer Ceder heeft ook een vraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, ik heb, ter verificatie, een vraag over de motie op stuk nr. 3286.
Die motie is ontraden. Maar het is toch zo dat we al nationale
maatregelen treffen en dat we al Europese maatregelen hebben genomen? Ik
dacht de minister in zijn appreciatie te horen zeggen: dat gaan we niet
doen. Maar volgens mij zijn er nu al vele moties aangenomen die nog
uitgewerkt moeten worden. Ik hoorde de minister volgens mij zeggen dat
dat een reden is waarom verdere nationale maatregelen nu niet aan de
orde zijn. Begrijp ik de minister goed of niet?
Minister Van Weel:
Het gaat over sancties tegen kolonisten en extremisten daar. Daar zetten
we ons in EU-verband voor in. Waar u op doelt, zijn de nationale
maatregelen die we uitwerken tegen producten uit illegale
nederzettingen. Daar zijn we inderdaad nog steeds mee bezig. Dat traject
loopt. Maar deze motie is volgens mij net op wat anders gericht.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3286 blijft ontraden.
Mevrouw Piri heeft ook nog een vraag.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik heb toch nog één vraag over het antwoord van de minister op de
vraag van mevrouw Dobbe over de motie op stuk nr. 3285. Als ik het goed
begrijp, had Nederland bepaalde wensen — of dit moet een enorme
wijziging zijn — richting de EU als het gaat om sancties ten opzichte
van Israël, en blijven die nu gewoon staan. Die zijn nu niet opgeheven.
Begrijp ik dat goed?
Minister Van Weel:
Ja, er is niks opgeheven op dit moment. Er lagen nieuwe voorstellen op
tafel, ook door Nederland ingebracht. Die zijn niet bekrachtigd. Tijdens
de laatste RBZ hebben we gezegd: gelet op de veranderende situatie
houden we die aan. Ze hangen dus nog boven de markt, maar we
implementeren ze nu niet omdat nu alles gericht is op het verbeteren van
de humanitaire situatie en het laten slagen van het plan.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3287.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3287. Ik zou de heer Van Baarle willen vragen om
die aan te houden tot het tweeminutendebat Humanitaire hulp van volgende
week, waarin ook dit onderwerp nadrukkelijk een rol zal spelen.
De voorzitter:
De heer Van Baarle is er al voor gaan staan. Hij zou iets sneller
richting de microfoon kunnen lopen.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik ben best bereid om de motie aan te houden, als we kunnen afspreken
dat er dan ook tijdens het debat een appreciatie gegeven wordt, zodat ik
de motie daarna, naar aanleiding van de appreciatie, eventueel weer in
stemming kan brengen.
Minister Van Weel:
Ja.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Baarle stel ik voor zijn motie (21501-02, nr.
3287) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Weel:
In die zin dat ik dat nu toezeg namens de staatssecretaris Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp. Maar ik geleid dit naar haar door, want dit
is ook een van de thema's die sowieso aan de orde zullen komen.
De motie op stuk nr. 3288, over ontmoedigingsbeleid, is overbodig. Dit
is al onderdeel van ons beleid. We hebben daar kort voor uw
verkiezingsreces een uitgebreide brief over gestuurd.
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 3289.
De voorzitter:
De moties op de stukken nrs. 3288 en 3289 krijgen de appreciatie
"overbodig". Daar heeft de heer Van Baarle een vraag over, vermoed
ik.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, voorzitter. De minister zou nog met een overzicht komen van die
handelsbevorderende maatregelen, maar niet met een set maatregelen
waarvan Nederland zegt: dit is niet gepast, gelet op de
mensenrechtelijke situatie, dus gaan we afschalen. Dat doet de regering
volgens mij niet. Het gaat om ontmoedigingsbeleid. Ik heb even op de
website van de RVO gekeken en daar staat alleen: Nederland heeft een
ontmoedigingsbeleid. Dat staat op de hoofdpagina van de RVO over Israël.
Nergens op de hoofdpagina wordt expliciet genoemd dat het gaat om
mensenrechtenschendingen, schendingen van het internationaal recht. Dat
kan gewoon veel explicieter en dat kan ook veel breder. Het wordt niet
gedaan in de richting van sectoren waarvan we weten dat er schendingen
kunnen plaatsvinden. Het is dus geen staand beleid. Die verscherping is
nodig. Kijk hier op een wat opener manier naar, zou ik tegen de minister
willen zeggen.
Minister Van Weel:
Zo expliciet ga ik dat niet op RVO-websites doen, want dat doen wij voor
geen enkel land ter wereld. Wat mij betreft blijft de motie dus
overbodig, voldoen wij aan de strekking ervan en ga ik het niet verder
expliciteren.
De voorzitter:
Dan blijven de appreciaties hetzelfde voor zowel de motie op stuk nr.
3288 als de motie op stuk nr. 3289. Dan zijn we toegekomen aan de motie
op stuk nr. 3290.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3290 gaat over het erkennen van de Palestijnse
Staat. Wij hebben daar uitgebreid over gecommuniceerd, ook naar
aanleiding van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New
York, waar een grote sessie was gepland over het initiatief van
Saudi-Arabië en Frankrijk. Wij hebben de declaratie gesteund, maar wij
hebben wel aangegeven dat wij nog niet overgaan tot erkenning van de
Palestijnse Staat, maar dat wij dat doen op een moment waarop wij dat
behulpzaam achten voor het politieke proces. Dat blijft de stelregel.
Dat is wel een wijziging ten opzichte van het beleid zoals we dat heel
lang hebben gevolgd, namelijk dat we het als sluitstuk doen van het hele
proces. Dat is het niet meer. Maar nu is niet het moment waarop we dat
gaan doen. Ontraden.
De voorzitter:
Daarmee is de appreciatie van de motie op stuk nr. 3290: ontraden.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 3291 gaat over humanitaire hulp aan Sudan. Ook in
dit geval wil ik vragen om de motie aan te houden tot het debat van
volgende week over humanitaire hulp.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik ben niet voornemens om die aan te houden, want deze motie ziet op de
mogelijkheid dat de minister in Europees verband een oproep doet. Dat
kan de minister volgens mij gewoon doen. Als ik daarmee wacht, kan hij
dat bij de komende Raad niet meer doen.
Minister Van Weel:
Daar heeft u gelijk in. Dat deel van het dictum was mij ontgaan. In dat
geval krijgt de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3291 krijgt oordeel Kamer. Dan zijn we aan het
einde gekomen van dit ... O, excuus.
Minister Van Weel:
Ik had nog een vraag van de heer Boswijk. Het klopt, er is geld naar
voren gehaald om onder andere de PURL-pakketten te kunnen financieren.
Nederland heeft daar natuurlijk als een van de eersten aan bijgedragen.
Het klopt dat de noden in Oekraïne op dit moment heel hoog zijn. Het
klopt ook dat een aantal landen hier een heel groot deel van de lasten
dragen, terwijl die eigenlijk veel breder gedragen zouden moeten worden.
Mijn insteek is om allereerst zo veel mogelijk druk te zetten — dat doe
ik samen met de secretaris-generaal van de NAVO, die ik van de week
gezien heb — op landen die nog niet of onvoldoende hebben geleverd om
zich in te schrijven voor die pakketten. Dat is wat Oekraïne nu helpt.
Daarnaast kijken we uiteraard zelf ook wat wij nog kunnen doen op de
kortst mogelijke termijn en op de middellange termijn. Ik kan u in dit
debat alleen geen financiële toezeggingen doen, want dat raakt aan de
begroting van onder andere Defensie.
De heer Boswijk (CDA):
We hebben zeer waarschijnlijk ergens volgende week een debat over
Oekraïne. Ik snap dat ik de minister misschien een beetje overval met
deze vraag, maar zou hij kunnen toezeggen dat hij toch uitzoekt wat de
mogelijkheden zijn, hoe groot of klein ook, om te voorkomen dat er
uiteindelijk een gat valt? Want de prognose is dat er in het eerste of
tweede kwartaal van volgend jaar al een gat gaat vallen in de
bestellingen en uiteindelijk ook in de leveringen van bijvoorbeeld
drones. Ik zou zeggen: het kan toch parallel lopen dat je enerzijds de
druk opvoert bij andere landen om iets meer te doen en anderzijds ook
kijkt of je als Nederland toch je been iets kan bijtrekken?
Minister Van Weel:
Daar gaan we ons uitgebreid op voorbereiden voor dat debat. Ik zal
ervoor zorgen dat zowel de minister van Defensie als ik daar proactief
aandacht aan besteden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we nu wel aan het einde gekomen van dit
tweeminutendebat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties gaan wij vanmiddag al stemmen om 14.45 uur. Ik
dank alle leden en de minister. Ik schors tot 14.45 uur.
De vergadering wordt van 14.22 uur tot 14.46 uur geschorst.