[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beleidsreactie en aanbieding van het onderzoek ‘de praktijk van de opsporing door basisteams van de politie’ van de Inspectie Justitie en Veiligheid

Politie

Brief regering

Nummer: 2025D47481, datum: 2025-11-20, bijgewerkt: 2025-11-21 08:12, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29628 -1300 Politie.

Onderdeel van zaak 2025Z20206:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) heeft onderzoek gedaan naar de praktijk van de opsporing door basisteams van de politie. Bij deze bied ik uw Kamer dit onderzoek aan en geef ik mijn reactie erop.

Aanbevelingen van de Inspectie

De Inspectie doet de volgende aanbevelingen aan de portefeuillehouders opsporing, intelligence en GGP (gebiedsgebonden politie) in de korpsleiding:

  1. Bepaal op korte termijn intern en met elkaar het effect die de verbeterprogramma’s Opsporing, Intelligence en GGP van de afgelopen acht jaar hebben gehad op de taakuitvoering van de lokale opsporing in de basisteams. Bepaal ook hoe deze zich verhouden tot de huidige verbeterprogramma’s en tot de strategische doelstellingen van de nationale politie. Maak inzichtelijk wat van deze programma’s wel en niet op de werkvloer is geïmplementeerd. Voorkom hiermee dat een verbeterprogramma nog niet goed is afgesloten voordat het volgende wordt gelanceerd.

  2. Kom daarna aansluitend voor medio 2026 met een gezamenlijke aanpak die ervoor moet zorgen dat er toereikende (en voor basisteams via sturing en communicatie merkbare) aandacht is voor lokale opsporing, zoals is beoogd in het inrichtingsplan van de Nationale Politie en op de werkwijze zoals is aangegeven door het OM. Daarbij moet aandacht zijn voor:

  • Organisatie: een basisteam moet robuust zijn;

  • Uitvoering: de richtlijnen voor de uitvoering zijn duidelijk en ondubbelzinnig; heterdaadzaken gaan niet automatisch voor niet-heterdaadzaken;

  • Samenwerking: er is een samenhangende taakuitvoering intern en er wordt samengewerkt met externe partners; met specifieke aandacht voor de ondersteuning door de DR (districtsrecherche) aan basisteams zoals beoogd in het Inrichtingsplan

  • Informatiepositie: de informatiepositie is op orde;

  • Toerusting: de basisteams en hun medewerkers zijn toegerust op de opsporing. Waarbij wordt gerealiseerd dat ervaring en expertise tevens bij de recherche komen door de beschikbare vacatureruimte ten volle in te zetten.

  1. Heroverweeg (samen met ketenpartners) het uitgangspunt van het ontwerp-, inrichtings- en realisatieplan dat basisteams uitsluitend zijn ingericht voor het bestrijden van de VVC (veelvoorkomende criminaliteit) en geef aan wat deze heroverweging (concreet) oplevert, bijvoorbeeld een stelselwijziging binnen het totale opsporingscluster.

Reactie

Om te beginnen dank ik de Inspectie voor de waardevolle bevindingen en conclusies en de daaraan verbonden aanbevelingen. Ook wil ik mijn grote waardering uitspreken voor de politiecollega’s die zich dag in dag uit inspannen voor de veiligheid in onze wijken en buurten. Ik ben het met de Inspectie eens dat de opsporing in de basisteams verbetering behoeft. De aanpak van criminaliteit in wijken en het verbeteren van de opsporing in de basisteams zijn van groot belang, ook vanwege legitimiteit en het vertrouwen van burgers in de politie. De korpschef heeft mij geïnformeerd over de maatregelen die reeds in gang zijn gezet of worden voorbereid om de opsporing in de basisteams te verbeteren en toekomstbestendig te maken, ook in lijn met de aanbevelingen van de Inspectie. Ik ga daar in deze brief op in. De politie zal deze maatregelen, in planvorm uitgewerkt, ook aan de Inspectie doen toekomen. Het onderzoek van de Inspectie is een belangrijke impuls om wat reeds in gang is gezet met kracht verder op te pakken en een stimulans om een aantal zaken op de agenda te zetten en te houden in relatie tot de doorontwikkeling van het korps.

Alvorens inhoudelijk op de aanbevelingen te reageren, schets ik graag de context voor de vervolgstappen.

Context

Concrete en ambitieuze stappen vooruit zijn hard nodig, en die worden gezet, maar we moeten ook realisme betrachten. De politie heeft een grote opgave om politiemedewerkers de organisatie binnen te halen en te behouden. Vanaf 2020 is gericht ingezet op het verminderen van capaciteitsproblemen in de gebiedsgebonden politie. In de loop van 2024 is echter de druk op de capaciteit voor de opsporing, met name in de tactische opsporing, duidelijk voelbaar geworden. Op dit moment is de onderbezetting in de opsporing 12% (ruim 1300 fte) en die in de gebiedsgebonden politie 6% (bijna 1300 fte). Beide hebben impact op de opsporing in de basisteams. Oorzaken zijn (pensioen)uitstroom en de krappe arbeidsmarkt. Dit terwijl de werklast voor basisteams hoog is, o.a. vanwege demonstraties en betogingen en het grote aantal meldingen in verband met personen met verward en onbegrepen gedrag. In het afgelopen jaar heeft met name ook de NAVO-top veel extra politie-inzet gevraagd. Verder is het inherent aan ons politiebestel dat de inzet van politie in de basisteams wordt bepaald door de burgemeester, als gezag over de handhaving van de openbare orde, en de officier van justitie, als gezag over de opsporing. Dat vraagt scherpe keuzes. Ik kom op deze aspecten later in deze brief ook terug. Tot slot, en zoals uw Kamer weet, staat de politie bij dit alles voor een grote financiële opgave. In 2026 worden de basisteams (gebiedsgebonden politie en opsporing) daarbij ontzien. De meerjarige keuzes bij het op orde brengen van de politiebegroting moeten in het licht van de financiële kaders zorgvuldig gewogen worden. Dit zal uiteraard ook in overleg met de gezagen (regioburgemeesters, Openbaar Ministerie) gebeuren.

Reactie op de aanbevelingen

Hieronder ga ik in op de aanbevelingen van de Inspectie.

  1. Lijn brengen in strategische koers en verbeterprogramma’s

Er zijn, in vervolg op eerdere verbeterprogramma’s en ook in lijn met de aanbevelingen van de Inspectie, al diverse maatregelen en ontwikkelingen in gang gezet om de lokale opsporing te verbeteren. Ik ga daar in het vervolg van deze brief, onder b, nader op in. Het verbeteren van de lokale opsporing is een belangrijk onderdeel van de strategische agenda 2025-2030 van de politie (‘Stevig staan in deze tijd’): dat geeft aan de ingezette beweging extra nadruk en vaart en brengt ook de benodigde samenhang tussen verschillende programma’s en portefeuilles. De strategische agenda stelt ook dat er meer balans moet komen tussen de toenemende omvang van digitale criminaliteit en de inzet van politie daarop en dat meer opsporen op het gebied van digitale criminaliteit noodzakelijk is. Een belangrijke notie daarbij is dat digitale criminaliteit deels andere kenmerken heeft dan de traditionele criminaliteit: het is op onderdelen ander werk dat minder lokaal is geworteld dan traditionele criminaliteit. De korpschef laat de strategische agenda uitwerken in integrale plannen. Vanzelfsprekend is daarbij sprake van afhankelijkheden en van afstemming met andere organisaties. Ook is er voortdurend oog voor actuele maatschappelijke, technologische of andere relevante ontwikkelingen en inzichten en voor hun betekenis voor het politievak en de politieorganisatie. Zo kunnen ook aanbevelingen uit onderzoek van bijvoorbeeld de Inspectie JenV of de Algemene Rekenkamer hierbij worden betrokken.

b. Gezamenlijke aanpak voor de lokale opsporing

  1. Uitvoering: sturing op de opsporing van veelvoorkomende criminaliteit in de basisteams

De capaciteit van de organisaties in de strafrechtketen is schaars en dat betekent dat er altijd keuzes moeten worden gemaakt. Daarbij is het belangrijk dat de beschikbare capaciteit vooral wordt ingezet voor de feiten die er het meest toe doen en waarbij de inzet van het strafrecht en van strafrechtelijke vervolging daadwerkelijk verschil kunnen maken. Het OM en de politie werken op dit moment geactualiseerde uitgangspunten voor opportuniteit en selectiviteit uit, met als doel een goede instroom van zaken bij veelvoorkomende criminaliteit te realiseren. Het handelingsperspectief voor zaken die via een andere weg dan het strafrecht worden afgedaan heeft hierbij nadrukkelijk ook de aandacht, zodat samen met partners kan worden gewerkt aan een betekenisvolle intake en effectieve opvolging voor slachtoffers, verdachten en samenleving.

Parallel hieraan onderzoekt de politie op welke manier in de basisteams het best en het meest efficiënt triage en coördinatie in de opsporing kan worden georganiseerd. Onderzocht wordt de optie van een centraal punt per basisteam, waar consequent wordt gewerkt met het kwaliteitsdashboard BOSZ,1 waar zicht is op de totale instroom van opsporingsonderzoeken en waarvandaan, op basis van de bestaande kaders en later ook de geactualiseerde uitgangspunten, wordt gestuurd op in- door- en uitstroom van zaken, op doorlooptijden en op de kwaliteit van opsporingsonderzoeken. De functie van kwaliteitshulpofficier van justitie is inmiddels in ieder basisteam ingericht. Voor deze functionarissen is in deze processen een belangrijke rol voorzien.

Veelvoorkomende criminaliteit vindt steeds vaker gedigitaliseerd (of: online) plaats. Daders van bijvoorbeeld bankhelpdeskfraude of andere vormen van oplichting maken lokaal slachtoffers, maar acteren vaak nationaal of zelfs internationaal. Een aanpak vanuit basisteams is daarmee niet in alle gevallen de meest logische of de beste. Daarom wordt, in afstemming met de gezagen, gesproken over het verder ontwikkelen van een bovenlokale aanpak. Vanuit het hoofdlijnenakkoord van het kabinet zijn middelen beschikbaar gekomen om voorzieningen in te richten die voor een dergelijke aanpak nodig zijn.

Als het gaat over het maken van de juiste keuzes in schaarste ziet de Inspectie dat het oppakken van relatief lichte heterdaadzaken (winkeldiefstal wordt als voorbeeld genoemd) in de praktijk ten koste gaat van het oppakken van aangiftes van ernstiger zaken. De Inspectie bepleit meer ruimte voor het maken van andere keuzes. Dit onderwerp heeft reeds de aandacht en is onderwerp van gesprek tussen Openbaar Ministerie en politie. Specifiek voor winkeldiefstal is de publiek-private samenwerking tussen private partijen, politie en het OM verder besproken in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing van 10 november jl. Het gaat daarbij onder andere over de afhandeling van winkeldiefstal. Ik informeer uw Kamer over enkele weken, in het tweede halfjaarbericht politie van 2025, over de voortgang.

  1. Informatiepositie

De Inspectie beveelt aan dat de informatiepositie van de basisteams beter op orde komt. Dat gaat zowel over zicht op zaken, als over intelligence. Wat betreft het eerste constateert de Inspectie dat het kwaliteitsdashboard BOSZ weliswaar voorhanden is, maar nog niet in alle basisteams consequent wordt gebruikt. In de paragraaf hierboven heb ik beschreven hoe dat bij de ontwikkeling van centrale triage-punten een plek moet krijgen. Vorig jaar is bij de politie het project BOSZ gestart dat ervoor heeft gezorgd dat de systemen in alle eenheden zijn geschoond. Daarnaast wordt er volop geïnvesteerd in opleiding, zodat er eenduidigheid ontstaat in de registraties voor goed zicht en overzicht. In de regionale eenheden wordt doorlopend gewerkt aan de verankering van de intelligenceorganisatie in de basisteams en districten, zodat die steeds meer en beter over de benodigde veiligheidsbeelden kunnen beschikken. Politie zal dit punt ook in de verdere ontwikkelingen op het gebied van intelligence meenemen.

  1. Organisatie / samenwerking / het uitgangspunt dat basisteams uitsluitend zijn ingericht voor de aanpak van veelvoorkomende criminaliteit

In reactie op de conclusie van de Inspectie dat de basisteams zich vandaag de dag onvoldoende bezig kunnen houden met alle lokaal spelende criminaliteit kan ik in algemene zin zeggen dat het criminaliteitsbeeld anno 2025 er anders uit ziet dan bij de start van de nationale politie in 2012. In de praktijk beweegt de organisatie vanzelfsprekend mee op nieuwe ontwikkelingen. Ik illustreer dat hieronder, onder andere met de werkwijze van eenheidsbrede stuurploegen. Dat laat onverlet dat het moment kan komen waarop organisatie of concepten geactualiseerd of vernieuwd moeten worden. Die denkslag is een onderdeel van de (onder punt a ook genoemde) integrale uitwerking van de strategische agenda van de politie. Daarbij zal opnieuw gekeken worden naar de inrichting van de opsporing.

Criminaliteit manifesteert zich altijd lokaal, soms als ogenschijnlijk klein feit. De achterliggende problemen zijn niet zelden bovenlokaal, regionaal of (inter)nationaal. In principe is binnen de regionale eenheden de regionale recherche aangewezen voor onderzoeken naar ondermijning en zware criminaliteit, de districtsrecherche voor onderzoeken naar high impact crimes en de basisteams voor de opsporing van veelvoorkomende criminaliteit. Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt in het inrichtingsplan van de nationale politie dat de aanpak van criminaliteit plaats vindt op alle niveaus in de organisatie en dat tussen deze niveaus sprake is van een samenhangende taakuitvoering. Dat betekent dat er in de aanpak van zaken niet alleen keuzes moeten gemaakt in de reikwijdte van zaken, maar ook welk onderdeel daarvoor het best is ingericht en uitgerust. Om vanuit een breder zicht gerichter criminaliteitsproblemen aan te kunnen pakken, werken steeds meer regionale eenheden met stuurploegen die eenheidsbrede keuzes maken voor de opsporing. Dat maakt ook de samenwerking tussen de verschillende opsporingsniveaus in de eenheid eenvoudiger en vanzelfsprekender. In die context kan bijvoorbeeld de keuze worden gemaakt dat een basisteam onderzoek doet naar feiten die te maken hebben met zware of georganiseerde criminaliteit. Bij zware criminaliteit en ondermijnende criminaliteit is overigens de ambitie om steeds meer te gaan werken op probleem- of fenomeenniveau en om daarbij te gaan sturen en werken vanuit actuele veiligheidsbeelden en (integrale) interventiestrategieën. Bij dit ‘dynamisch sturen’, waarbij OM en politie gezamenlijk optrekken, kunnen strafrechtelijke interventies worden ingezet, maar ook interventies van andere aard en door andere partners, zowel op landelijk, regionaal als lokaal niveau. Bij de inzet van basisteams moeten altijd keuzes worden gemaakt in schaarste, maar uiteraard is er in het gebiedsgebonden politiewerk (dus breder dan opsporing, zoals hiervoor beschreven) aandacht voor ondermijning. Dit is ook een thema in veel lokale veiligheidsplannen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het optreden bij incidenten, signaleren van verdachte of verontrustende situaties (zoals bijvoorbeeld productielocaties van drugs of jongeren die het risico lopen af te glijden in de georganiseerde misdaad) en het doorgeven van die signalen aan de opsporing of aan externe partners (gemeente, RIEC, etc.).

  1. Toerusting van de basisteams op de opsporing

De Inspectie concludeert dat er in basisteams niet genoeg ervaring en expertise is op opsporing en dat dit een wissel trekt op de taakuitvoering. Zoals eerder in deze brief al aangegeven zijn er veel vacatures, niet alleen in de gebiedsgebonden politie, maar zeker ook in de tactische opsporing. Om die reden is directe instroom mogelijk gemaakt van politiemedewerkers die gaan werken in de tactische opsporing.2 Dit start vanaf het tweede kwartaal 2026. Deze medewerkers, bijvoorbeeld afgestudeerde HBO-ers, krijgen een opleiding van een aantal maanden en kunnen daarna specifieke opsporingswerkzaamheden gaan uitvoeren in onder andere de basisteams. De politie geeft aan dat voor deze functies veel belangstelling is. Deze route komt naast de basispolitieopleiding, die medewerkers in de breedte opleidt voor het politiewerk. De klassen van de basispolitieopleiding zitten overwegend vol en er komen veel afgestudeerden de eenheden binnen. Zij doorlopen, onder begeleiding van collega’s uit de eenheid, een tweejarig ontwikkeltraject ‘van start- naar vakbekwaam’. Hierin is specifieke aandacht voor opsporing en digitalisering. Dit traject is onlangs door de politie voor alle eenheden geüniformeerd. Na een paar jaar werkervaring in de gebiedsgebonden politie kunnen deze medewerkers doorstromen naar een functie in de tactische opsporing.3

Als het gaat om aanwezige vakkennis in de basisteams concludeert de Inspectie dat die met name tekortschiet op het vlak van digitaal werken. Naast de formele opleidingen is het leren en ontwikkelen in de beroepspraktijk onmisbaar. De politie zet in op de professionalisering van de aanpak van gedigitaliseerde criminaliteit in het basisteam en op het verder in werking brengen van de werkveldacademies. Binnen het vakspecialistisch onderwijs worden opleidingen op het vlak van digitale opsporing en cybercrime aangeboden. De werkveldacademies bieden een georganiseerde vorm van leren voor en door collega’s aan en spelen daarbij in op actuele leerbehoeften in de praktijk. Vanuit het hoofdlijnenakkoord van het kabinet zijn aan de politie substantiële middelen toegekend voor de versterking van de digitale opsporing in de basisteams. Er wordt een landelijke voorziening opgericht die de basisteams kan ondersteunen en daarnaast worden medewerkers in de basisteams getraind en uitgerust met middelen voor digitale opsporing. De politie werkt nu en in de komende jaren aan het realiseren daarvan.

c. Heroverweeg het uitgangspunt dat basisteams uitsluitend zijn ingericht voor de aanpak van veelvoorkomende criminaliteit

Op deze aanbeveling ben ik op meerdere plaatsen in deze brief reeds ingegaan. Ik heb aangegeven hoe de praktijk van samenwerking tussen verschillende opsporingsniveaus zich ontwikkelt en benoemd dat bij de uitwerking van de strategische agenda gekeken zal worden naar de inrichting van de opsporing (zie onder b-III). Op de aanpak van gedigitaliseerde criminaliteit ben ik specifiek ingegaan in verband met de strategische agenda van politie (onder a), met de ontwikkeling naar een bovenlokale aanpak (onder b-I) en met de toerusting van de basisteams (onder b-IV).

Tot slot

De doorontwikkeling van de politieorganisatie en de besteding van de middelen uit het hoofdlijnenakkoord is een belangrijk onderwerp van gesprek tussen mij en de korpschef. Hierover informeer ik uw Kamer regulier via de halfjaarberichten politie. Wat betreft de lokale opsporing gaat mijn aandacht met name uit naar de ontwikkeling van geactualiseerde uitgangspunten voor opportuniteit en selectiviteit voor veelvoorkomende criminaliteit en van triage en coördinatie in de basisteams. Over de voortgang op dat vlak zal ik uw Kamer op de hoogte houden, middels halfjaarberichten politie of in mijn voortgangsbrieven over de strafrechtketen.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Foort van Oosten


  1. Betere Opsporing door Sturing op Zaken↩︎

  2. In het recent gesloten arbeidsvoorwaardenakkoord is afgesproken om in de komende jaren verder richting te geven aan de vorm en uitwerking van directe instroom van politiemedewerkers en een passend loopbaanperspectief.↩︎

  3. In algemene zin wordt gestuurd op een gezonde balans tussen medewerkers die een van de huidige basispolitieopleidingen hebben gedaan, en dus generiek executief zijn opgeleid, en medewerkers die met een (voor)opleiding of relevante werkervaring van buiten de politie komen en aanvullend een politieopleiding hebben gevolgd voor specifieke werkzaamheden in bijvoorbeeld de opsporing.↩︎