[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Amendement van de leden Stultiens en Van Oosterhout over het terugdraaien van de voorgestelde verlaging van het CO2-tarief voor broeikasgas- en lachgasinstallaties

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026)

Amendement

Nummer: 2025D47498, datum: 2025-11-20, bijgewerkt: 2025-11-20 13:58, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36812 -39 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026).

Onderdeel van zaak 2025Z20209:

Preview document (🔗 origineel)


TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2
Vergaderjaar 2025-2026
36 812 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026)
Nr. 39 AMENDEMENT VAN de leden Stultiens en van oosterhout
Ontvangen 20 november 2025
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel XIX, onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 71p wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, onderdeel a, wordt toegevoegd “voor een broeikasgasinstallatie of lachgasinstallatie en € 100,74 voor een afvalverbrandingsinstallatie”.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Bij aanvang van ieder kalenderjaar worden, alvorens artikel 90 wordt toegepast, de tarieven, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, telkens verhoogd. Deze verhoging is voor:

a. het tarief voor een broeikasgasinstallatie of lachgasinstallatie voor ieder kalenderjaar tot en met kalenderjaar 2030: € 12,84;

b. het tarief voor een afvalverbrandingsinstallatie voor:

– het kalenderjaar 2027: € 48,26;

– het kalenderjaar 2028: € 49,00;

– het kalenderjaar 2029: € 49,00; en

– het kalenderjaar 2030: € 48,00.

Artikel 90 vindt geen toepassing op een bedrag in onderdeel b nadat daarmee het tarief is verhoogd.

II

Artikel XX vervalt.

III

Artikel XXX, onderdeel A, komt te luiden:

A

In artikel 16b.17, vierde lid, wordt “voor het jaar 2030 en de daaropvolgende jaren 0,4” vervangen door “voor het jaar 2030 0,4, voor het jaar 2031 0,27, voor het jaar 2032 0,13 en voor het jaar 2033 en de daaropvolgende jaren 0”.

Toelichting

Dit amendement draait de voorgestelde verlaging van het CO2-tarief voor broeikasgas- en lachgasinstallaties terug en herstelt de jaarlijkse tariefstijging. Tevens wordt het schrappen van de indexatie in 2026 teruggedraaid. Ook wordt de matiging van de reductiefactor uit het wetsvoorstel geschrapt, zodat de oorspronkelijke aanscherping behouden blijft. De aanpassing van de correctiefactor voor AVI’s kan daardoor eveneens vervallen, met dien verstande dat de lineaire afbouw vanaf 2030 wordt behouden.

De indieners zijn van mening dat alle zeilen bijgezet moeten worden om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan. Dat vraagt veel van huishoudens, bedrijven en overheid. Industriële installaties zijn een belangrijke bron van broeikasgassenuitstoot in Nederland en zullen ook verduurzaamd moeten worden. De CO2-heffing biedt een nuttige prikkel aan bedrijven om te investeren in die verduurzaming.

Daarnaast zijn de indieners van mening dat het voor de transitie naar een klimaatneutrale economie van groot belang is dat bedrijven voldoende zekerheid wordt geboden om investeringen te kunnen doen. Het continu wijzigen van de spelregels helpt daar niet bij. De CO2-heffing biedt juist heldere regels en voorspelbaarheid voor de kosten van uitstoot en daarmee de baten van verduurzaming voor de komende jaren. De voorgestelde maatregel in het Belastingplan doet daar afbreuk aan, omdat bedrijven nog steeds zullen moeten verduurzamen, waardoor de kans bestaat dat de regels in de toekomst weer zullen moeten wijzigen.

Het terugdraaien van de voorgestelde verlaging van de CO2-heffing voor broeikasgas- en lachgasinstallaties leidt tot een budgettaire opbrengst. Deze opbrengst is gelijk aan de derving die in het wetsvoorstel was ingeboekt voor het verlagen van de CO2-heffing voor broeikasgas- en lachgasinstallaties. Zie onderstaande tabel. De opbrengst van de CO2-heffing zou in de oorspronkelijke plannen van de regering ten goede komen aan het Klimaatfonds. De indieners stellen voor de opbrengst van dit amendement daarom ook ten goede te laten komen aan het Klimaatfonds.

2025 2026 2027 2028 2029 struc
Terugdraaien aanpassingen CO2-heffing broeikasgas- en lachgasinstallaties (in mln. euro) 17 61 88 125 0 0

Onderdeelsgewijze toelichting

Onderdeel I

Met dit onderdeel wordt voorgesteld om de in het wetsvoorstel opgenomen verlaging van het tarief voor broeikasgasinstallaties en lachgasinstallaties terug te draaien. Het wetsvoorstel verlaagt het tarief van € 87,90 naar € 78,67 per ton kooldioxide-equivalent en laat tevens de jaarlijkse tariefstijging vervallen. Het onderhavige amendement voorziet erin dat het bestaande tarief van € 87,90 per ton kooldioxide-equivalent als de jaarlijkse tariefstijgingen blijven gehandhaafd.

Het amendement richt zich uitsluitend op de tariefontwikkeling voor broeikasgas- en lachgasinstallaties. De in het wetsvoorstel voorgestelde afzonderlijke tariefstructuur voor afvalverbrandingsinstallaties – bestaande uit een basisbedrag van € 100,74 per ton kooldioxide-equivalent, en de jaarlijkse aanvullende verhogingen – blijft onverlet.

Onderdeel II

In dit onderdeel wordt geregeld dat de in het wetsvoorstel voorgestelde uitzondering op de indexatie van het tarief voor broeikasgasinstallaties en lachgasinstallaties voor het jaar 2026 vervalt. In het wetsvoorstel is namelijk bepaald dat artikel 90 Wbm – waarin de jaarlijkse inflatiecorrectie is opgenomen – in 2026 niet van toepassing is op het tarief voor broeikasgas- en lachgasinstallaties. Deze afwijking wordt met dit amendement teruggedraaid. Hierdoor wordt artikel 90 Wbm wél toegepast in het kalenderjaar 2026, en vindt de reguliere indexatie van het tarief plaats. Het tarief wordt daarmee overeenkomstig de gebruikelijke inflatiecorrectie verhoogd, in plaats van bevroren.

Onderdeel III

In dit onderdeel wordt de voorgestelde wijziging van artikel 16b.17 van de Wet milieubeheer teruggedraaid. Het betreft de aanpassing van de reductiefactor voor broeikasgasinstallaties en lachgasinstallaties. Het wetsvoorstel bevatte een matiging van de emissiereductieopgave door de nationale reductiefactor vast te stellen op 1,023 voor 2026, en door de jaarlijkse aanscherping van deze factor te laten vervallen. Met dit amendement wordt deze wijziging niet doorgevoerd. De huidige systematiek van jaarlijkse aanscherping van de reductiefactor blijft daarmee van kracht.

Omdat de reductiefactor voor broeikasgas- en lachgasinstallaties niet wordt aangepast, vervalt tevens de noodzaak om de correctiefactor voor broeikasgasinstallaties voor de verbranding van stedelijk afval (AVI’s) aan te passen. De in het wetsvoorstel opgenomen nieuwe correctiefactoren – waaronder de voorgestelde waarde van 0,85 voor 2026 en de jaarlijkse afbouw vanaf 2027 – vervallen derhalve. Hiermee blijft de oorspronkelijke berekeningsmethodiek voor AVI’s in stand.

Wel wordt vastgehouden aan de in het wetsvoorstel voorgestelde lineaire afbouw van de correctiefactor van 2030 naar 2033. Daarom wordt in dit onderdeel uitsluitend de bepaling betreffende de waarden na 2030 aangepast. Voor 2030 wordt de correctiefactor vastgesteld op 0,4, voor 2031 op 0,27, voor 2032 op 0,13 en voor 2033 en de daaropvolgende jaren op 0.

Stultiens

Van Oosterhout