Amendement van de leden Grinwis en Stoffer over het terugdraaien van de voorgestelde lastenverzwaringen in box 3
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026)
Amendement
Nummer: 2025D47515, datum: 2025-11-20, bijgewerkt: 2025-11-20 14:13, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.A. Grinwis, Tweede Kamerlid (ChristenUnie)
- Mede ondertekenaar: C. Stoffer, Tweede Kamerlid (SGP)
Onderdeel van kamerstukdossier 36812 -42 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026).
Onderdeel van zaak 2025Z20215:
- Indiener: P.A. Grinwis, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: C. Stoffer, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
| TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
| Vergaderjaar 2025-2026 | ||
| 36 812 | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026) | |
| Nr. CU-03 | AMENDEMENT VAN de leden Grinwis en stoffer | |
| Ontvangen 20 november 2025 | ||
| De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: | ||
I
Voor artikel I, onderdeel I, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ha
In artikel 10.6bis wordt “31/3%-punt” vervangen door “4,85%-punt, met dien verstande dat indien dit resulteert in een percentage lager dan nul, het percentage op nul wordt gesteld”.
II
Artikel I, onderdeel D, vervalt.
III
Artikel I, onderdeel I, vervalt.
IV
Artikel II, onderdeel B, vervalt.
V
Na artikel XXXVIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XXXVIIIA
In de Wet van 20 december 2017 tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (Stb. 2017, 523) wordt in artikel III, aanhef, “2048” vervangen door “2041”.
VI
In artikel XXXVIIIA, onderdeel A, wordt “4.17a, achtste lid, onderdeel c” vervangen door “4.17a, achtste lid, onderdeel c, 5.5”.
VII
In artikel XLI, derde lid, wordt “artikelen 4.17a, achtste lid, onderdeel c” vervangen door “artikelen 4.17a, achtste lid, onderdeel c, 5.5”.
VIII
Artikel XLIV vervalt.
Toelichting
Dit amendement regelt dat de door het kabinet voorgestelde verhoging van het forfait voor overige bezittingen in box 3 met 1,78%, en de verlaging van het heffingvrije vermogen in box 3 niet doorgaat. Indiener is van mening dat deze voorgestelde lastenverhogingen tot onrechtvaardige en anderszins onwenselijke uitkomsten leidt, met name op de woningmarkt door de drastische afname (uitponden) van private huurwoningen.
De alternatieve dekking wordt gevonden in het licht versnellen van de afbouw van de Wet Hillen, zodat deze niet in 2048 maar in 2041 uitgefaseerd is. Dat betekent dat het huidige afbouwpercentage van 3,33% per jaar wordt verhoogd met 1,47%-punt, zodat deze 4,85% bedraagt.
Bij een woning met een WOZ-waarde van 500.000 euro waarvan de hypotheek in het geheel is afbetaald, betekent dit in 2026 dat de korting op het eigenwoningforfait niet 1283,33 euro maar 1257,67 euro bedraagt (een verschil van ca. 25 euro). Na toepassing van het relevante box 1-tarief leidt dit tot een lastenverhoging van ongeveer 10 euro per jaar in 2026.1 Bij huizen met een hogere WOZ-waarde is het effect uiteraard groter (en vice versa); en bij niet-geheel afgeloste hypotheken is het effect kleiner.
Het terugdraaien van de lastenverzwaringen in box 3 zorgt voor een budgettaire derving van 1.268 miljoen euro in 2026 en 2027. De versnelling in het afbouwpad van de Wet Hillen leidt tot een cumulatieve opbrengst van 2.831 miljoen euro in de periode tot en met 2047. Per saldo voorziet dit amendement dus in een cumulatieve overdekking van 295 miljoen euro. Indiener sluit qua dekkingssystematiek aan bij de accijnskorting van het demissionaire kabinet, waarbij de rekening van de korting in 2026 pas in 2033 is afbetaald.
Technische toelichting
Dit amendement zorgt ervoor dat de berekeningswijze van het forfait voor overige bezittingen in box 3 niet wordt aangepast. Daardoor zal het forfait voor overige bezittingen voor het kalenderjaar 2026 uitkomen op 6% in plaats van op 7,78%. Ook de bijbehorende aanpassing van de berekeningswijze van het forfait per 1 januari 2027 vervalt. Dit zorgt voor een budgettaire derving van € 1.107 miljoen per jaar voor de jaren 2026 en 2027.
Verder regelt dit amendement dat het heffingvrije vermogen in box 3 niet wordt verlaagd met ingang van 1 januari 2026. Ook vervalt de in het wetsvoorstel opgenomen bepaling die regelt dat het bedrag van het heffingvrije vermogen niet zou worden geïndexeerd op 1 januari 2026. Dit amendement regelt dat het heffingvrije vermogen op 1 januari 2026 volledig wordt geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor. Het heffingvrije vermogen in 2026 komt daardoor uit op € 59.357. Dit zorgt voor een budgettaire derving van € 161 miljoen per jaar voor de jaren 2026 en 2027.
De budgettaire derving wordt gedekt door een versnelde afbouw van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld die is opgenomen in artikel 3.123a, tweede lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 3.123a, tweede lid, Wet IB 2001 vermelde percentage op grond van artikel 10.6bis Wet IB 2001 bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Met dit amendement wordt het percentage waarmee het te vervangen percentage jaarlijks wordt aangepast met ingang van 1 januari 2026 gewijzigd naar 4,85%-punt. De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld bedraagt daardoor op 1 januari 2026 71,87% van het verschil tussen de voordelen uit eigen woning, bedoeld in artikel 3.112 Wet IB 2001, en de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten.
Budgettaire opbrengst uitfaseren Wet Hillen per 2041 i.p.v. 2048
| 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | 2031 | 2032 | 2033 | 2034 | 2035 | 2036 | 2037 |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 13 | 29 | 44 | 60 | 76 | 92 | 108 | 123 | 139 | 155 | 171 | 186 |
| 2038 | 2039 | 2040 | 2041 | 2042 | 2043 | 2044 | 2045 | 2046 | 2047 | struc | cum |
| 202 | 218 | 234 | 248 | 212 | 176 | 140 | 105 | 69 | 33 | 0 | 2.831 |
Grinwis
Stoffer
Bij een marginaal tarief van 35,75% bedraagt de lastenverhoging in 2026 9,18 euro per jaar (76 eurocent per maand); bij een marginaal tarief van 49,5% bedraagt de lastenverhoging in 2026 12,70 euro per jaar (1,06 euro per maand).↩︎