[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter bestendiging van de bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te verwerken

Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport

Nummer: 2025D47543, datum: 2025-11-19, bijgewerkt: 2025-11-20 15:17, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36859 -4 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter bestendiging van de bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te verwerken .

Onderdeel van zaak 2025Z20219:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Datum 14 november 2025

Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende wijziging van

de Vreemdelingenwet 2000 ter bestendiging van de bevoegdheid

om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te

verwerken

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 9 juli 2025, nr. no.2025001544, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 oktober 2025, nr. W03.25.00170/II, bied ik U hierbij aan.

De tekst van het advies treft u hieronder cursief aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 9 juli 2025, no.2025001544, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Asiel en Migratie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter bestendiging van de bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te verwerken, met memorie van toelichting.

Met het wetsvoorstel wordt de nationale bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te verwerken bestendigd. Deze bevoegdheid is wettelijk vastgelegd in de Vreemdelingenwet 2000, maar komt op grond van een horizonbepaling in dezelfde wet op 1 maart 2026 te vervallen. Om te voorkomen dat het na deze datum niet meer mogelijk is om biometrische gegevens af te nemen en te verwerken als daarin niet is voorzien in Europese verordeningen, wordt de horizonbepaling met dit wetsvoorstel geschrapt. De regering beoogt hiermee de doelmatige en doeltreffende uitvoering van het vreemdelingenbeleid te bewaken.

Sinds de introductie van de nationale bevoegdheid hebben veel ontwikkelingen plaatsgevonden op het terrein van Europese regelgeving met betrekking tot biometrische gegevens. Waar het schrappen van een horizonbepaling een beperkte handeling lijkt, verdient het vanwege deze grote veranderingen nadere overweging.

In dat kader maakt de Afdeling advisering van de Raad van State een opmerking over de meerwaarde van de nationale grondslag om biometrische gegevens te verwerken. Zij adviseert om de noodzaak van de nationale bevoegdheid in het licht van de al bestaande bevoegdheden op grond van Europese verordeningen nader te motiveren en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.

De Afdeling gaat vervolgens in op de mogelijkheid om de vingerafdrukken en gezichtsopnamen van vreemdelingen te gebruiken voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Voor dit doeleinde worden de gezichtsopnamen, die net als de vingerafdrukken zijn opgeslagen in de Basis Voorziening Vreemdelingen, gekopieerd naar het systeem CATCH-vreemdelingen. Dat systeem kan op verzoek van de politie worden geraadpleegd om gezichtsopnamen te vergelijken.

De Afdeling adviseert om toe te lichten op basis van welke juridische grondslag het verwerken van gegevens in CATCH-vreemdelingen plaatsvindt, de noodzakelijkheid van deze gegevensverwerking dragend te motiveren en de bewaartermijnen voor de opslag van gezichtsopnamen in CATCH-vreemdelingen wettelijk te regelen. Indien dit niet mogelijk is, adviseert de Afdeling om de verwerking van deze gegevens in deze vorm aan te passen of stop te zetten.

De Afdeling merkt daarnaast op dat de voorwaarden voor het gebruik van gezichtsopnamen van vreemdelingen ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten niet wettelijk zijn vastgelegd. Voor het gebruik van vingerafdrukken met het oog op de opsporing en vervolging van strafbare feiten zijn dergelijke voorwaarden wel in de wet vastgelegd. De Afdeling adviseert om de voorwaarden zoals deze gelden voor het gebruik van vingerafdrukken ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten ook wettelijk vast te leggen voor het gebruik van gezichtsopnamen voor dit doel.

De Afdeling merkt tot slot op dat de biometrische gegevens van vreemdelingen in de Basis Voorziening Vreemdelingen niet altijd tijdig worden vernietigd. De Afdeling adviseert om in de toelichting uiteen te zetten welke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat biometrische gegevens langer worden bewaard dan wettelijk is toegestaan en een evaluatiebepaling in het wetsvoorstel op te nemen.

In verband daarmee dient het wetsvoorstel nader te worden overwogen.

1. Inhoud en achtergrond van het wetsvoorstel

Met de Wet biometrie vreemdelingenketen1 is in 2014 een algemene grondslag voor het afnemen en verwerken van biometrische gegevens van vreemdelingen opgenomen in de Vreemdelingenwet 2000. Deze grondslag voorziet in de bevoegdheid tot het afnemen en verwerken van tien vingerafdrukken en een gezichtsopname, voor zover dat niet mogelijk is op grond van de Europese verordeningen die betrekking hebben op biometrische gegevens.2

Met deze bevoegdheid is beoogd te voorzien in een betrouwbare vaststelling en registratie van de identiteit van vreemdelingen, ter bevordering van de uitvoering van het vreemdelingenbeleid.3 De biometrische gegevens worden opgeslagen in de Basis Voorziening Vreemdelingen, die door de ketenpartners in de migratieketen kan worden geraadpleegd ter vaststelling en verificatie van de identiteit van een vreemdeling. De gegevens kunnen daarnaast voor een beperkt aantal andere doeleinden worden gebruikt, waaronder de opsporing en vervolging van strafbare feiten.4

Omdat met de Wet biometrie vreemdelingenketen inbreuk wordt gemaakt op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van vreemdelingen, is er tijdens de wetsbehandeling voor gekozen een horizonbepaling in de Vreemdelingenwet 2000 op te nemen.5 Uit deze bepaling volgde dat de bevoegdheid om een gezichtsopname en vingerafdrukken van een vreemdeling af te nemen en te verwerken, zeven jaar na de inwerkintreding van de Wet biometrie vreemdelingenketen zou komen te vervallen.6 Ook zouden de gegevens die op grond van de Wet biometrie vreemdelingenketen waren verzameld, op dat moment vernietigd moeten worden.

Na twee evaluaties is er in 2021 echter voor gekozen om de horizonbepaling aan te passen en de bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te verwerken met vijf jaar te verlengen.7 Met het onderhavige wetsvoorstel wordt beoogd deze bevoegdheid nu definitief te maken en de horizonbepaling te schrappen.

De Afdeling heeft eerder geadviseerd over de bevoegdheid om gezichtsopnamen en vingerafdrukken van vreemdelingen af te nemen en te verwerken bij de introductie van de Wet biometrie vreemdelingenketen.8 Na de inwerkingtreding van deze wet hebben zich echter verschillende relevante ontwikkelingen voorgedaan, waaronder de inwerkingtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming9 (hierna: AVG) en de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging10.

Daarnaast bieden Europese verordeningen tegenwoordig meer mogelijkheden tot het afnemen en verwerken van biometrische gegevens van vreemdelingen dan ten tijde van de introductie en verlenging van de Wet biometrie vreemdelingenketen. De Afdeling adviseert in het licht van deze ontwikkelingen over de bestendiging van de nationale bevoegdheid van het gebruik van biometrische gegevens in de vreemdelingenketen.

2. Noodzakelijkheid nationale bevoegdheid

De bevoegdheid tot het gebruik van biometrie leidt tot een inmenging in de grondrechten van vreemdelingen, in het bijzonder het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.11 Met het oog daarop is van belang dat zorgvuldig wordt afgewogen in hoeverre het gebruik van biometrie noodzakelijk is, gelet op het ermee beoogde doel. Een inmenging in grondrechten kan alleen worden gerechtvaardigd als het nagestreefde doel voldoende zwaarwegend is in verhouding tot die inmenging, en als de inmenging niet verdergaat dan noodzakelijk is voor het bereiken van dit doel (de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit).

Deze afweging van de noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit van het nationale gebruik van biometrie is eerder gemaakt bij de introductie van de Wet biometrie vreemdelingenketen. De wet werd toen ingevoerd omdat op dat moment onvoldoende gebruik kon worden gemaakt van biometrische gegevens om de identiteit van een vreemdeling te kunnen vaststellen en verifiëren.12 Bij de verlenging van de bevoegdheid tot het gebruik van biometrie is opnieuw een afweging gemaakt met behulp van een zogeheten ‘privacy impact assessment’.13

Naar aanleiding van kritische consultatiereacties heeft de regering toen afgezien van een definitieve regeling van de bevoegdheid om biometrische gegevens af te nemen en te verwerken, en in plaats daarvan de geldigheidsduur van die bevoegdheid met vijf jaar verlengd.14 Met het wetsvoorstel wil de regering deze bevoegdheid alsnog definitief maken.

De Afdeling wijst erop dat zich niet alleen sinds de invoering van de verwerkingsbevoegdheid in 2014, maar ook sinds de verlenging van die bevoegdheid in 2021 vele (Europese) ontwikkelingen op het terrein van biometrische gegevens hebben voorgedaan. Te denken valt aan de – ook in de toelichting bij het wetsvoorstel genoemde – Eurodacverordening. Op grond daarvan houden de lidstaten van de EU een database met gegevens van asielzoekers bij. Ingevolge de huidige verordening worden deze gegevens gebruikt om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor een verzoek om internationale bescherming, en mogen zij onder voorwaarden worden geraadpleegd met het oog op rechtshandhavingsdoeleinden.15

Met ingang van 12 juni 2026, wanneer de nieuwe Eurodacverordening van toepassing wordt, kunnen de verzamelde gegevens voor nog meer doeleinden worden gebruikt, zoals het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische of andere ernstige strafbare feiten, en het ondersteunen van empirisch onderbouwde beleidsvorming.16 Ook wordt het mogelijk om behalve vingerafdrukgegevens ook gezichtsopnames op te slaan.

Tegen de achtergrond van deze en soortgelijke ontwikkelingen rijst de vraag in hoeverre een aanvullende nationale bevoegdheid tot het afnemen en verwerken van gezichtsopnamen en vingerafdrukken (nog) noodzakelijk is.17 Wanneer een situatie onder de reikwijdte van een Europese verordening valt, kan immers worden beargumenteerd dat de Uniewetgever al heeft bepaald welke gegevensverwerking voldoende zou moeten zijn. De vraag of aanvullende maatregelen in dit licht echt noodzakelijk zijn, en hoe deze zich verhouden tot wat al Europees geregeld is, wordt in de toelichting onvoldoende beantwoord.

De Afdeling merkt op dat het raadzaam is om de toelichting hierop aan te vullen. Daarbij zou de regering ook expliciet moeten ingaan op de verhouding van het wetsvoorstel tot de AVG. In het bijzonder artikel 9, op basis waarvan het in beginsel verboden is om biometrische gegevens te verwerken, verdient in dit verband bespreking.

De Afdeling adviseert om de noodzaak van de nationale bevoegdheid tot het afnemen en verwerken van biometrische gegevens in het licht van de al bestaande bevoegdheden op grond van Europese verordeningen nader te motiveren en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.

Naar aanleiding van dit advies is in de memorie van toelichting getoetst aan artikel 9 van de AVG, waarmee deze verwerking van biometrische gegevens in overeenstemming is. Het gebruik van biometrische gegevens is noodzakelijk voor een zorgvuldige en eenduidige vaststelling van de identiteit van vreemdelingen in de gehele vreemdelingenketen. Dit is essentieel voor de integriteit van het toelatingsproces en het voorkomen van potentiële fraude en administratieve onregelmatigheden, wat van belang is voor het beschermen van de openbare en de nationale veiligheid en het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten. Dit komt aan de orde in paragraaf 2.5 van de memorie van toelichting.

Hoewel Europese instrumenten zoals de Eurodac- en de VIS-verordening identiteitscontrole met behulp van biometrische kenmerken mogelijk maken binnen hun eigen toepassingsbereik, zoals asiel- of visumprocedures, bieden zij geen grondslag voor identiteitsvaststelling in nationale toelatingsprocedures.

De nationale bevoegdheden tot het afnemen en verwerken van biometrische gegevens zijn essentieel voor een betrouwbare vaststelling van de identiteit van een vreemdeling in het kader van deze procedures. Daarmee wordt de betrouwbaarheid van nationale toelatingsprocedures gewaarborgd en de effectiviteit van het vreemdelingenbeleid versterkt. Bovendien ondersteunen de nationale bevoegdheden een uniforme benadering van biometrische gegevens doordat op grond van deze bevoegdheden voor alle processen in de vreemdelingenketen dezelfde biometrische gegevens kunnen worden afgenomen en gebruikt ten behoeve van de identiteitsvaststelling. Dit bevordert de samenwerking tussen de ketenpartners en met internationale partners.

3. Opsporing en vervolging van strafbare feiten

a. Rechtmatigheid van het systeem CATCH-vreemdelingen

De vingerafdrukken en gezichtsopnamen die in de Basis Voorziening Vreemdelingen zijn opgeslagen, worden niet uitsluitend gebruikt voor een goede uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000. De wet regelt dat deze biometrische gegevens ook beschikbaar kunnen worden gesteld voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten.18

Om gezichtsopnamen te kunnen gebruiken voor gezichtsvergelijking in het kader van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, worden de gezichtsopnamen van alle vreemdelingen uit de Basis Voorziening Vreemdelingen (hierna: BVV) gekopieerd naar een systeem genaamd CATCH-vreemdelingen.19 In dit systeem worden vervolgens onder de verantwoordelijkheid van de minister van Asiel en Migratie door de politie de biometrische waarden van de gezichtsopnamen berekend en toegevoegd. Daarmee is het mogelijk om een vergelijking tussen gezichtsopnamen te maken met het oog op de opsporing en vervolging van strafbare feiten.20

Op grond van de AVG mogen biometrische gegevens alleen onder strikte voorwaarden worden verwerkt. Wanneer dit gebeurt om redenen van zwaarwegend algemeen belang, dient de verwerking gebaseerd te zijn op Unierecht of lidstatelijk recht. Een beroep op een zwaarwegend algemeen belang vereist daarnaast een verscherpte motivering en afweging van de noodzakelijkheid en proportionaliteit van de gegevensverwerking.21 Ook dient de verwerking beperkt te zijn tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt (het beginsel van minimale gegevensverwerking) en mogen zij niet langer worden bewaard dan daarvoor noodzakelijk is.22

De vraag rijst in hoeverre het systeem CATCH-vreemdelingen voldoet aan deze vereisten uit de AVG. Uit de toelichting blijkt niet op basis van welke juridische grondslag CATCH-vreemdelingen wordt gebruikt. In artikel 107 van de Vreemdelingenwet 2000 is een grondslag opgenomen voor het beschikbaar stellen van de gegevens uit de vreemdelingenadministratie met het oog op de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Daaruit volgt echter niet zonder meer dat de gezichtsopnamen van alle vreemdelingen – zonder een daaraan voorafgaand individueel verzoek – mogen worden opgenomen in het separaat van het BVV opererende CATCH-systeem, inclusief de daarin toegevoegde biometrische waarden van de gezichtsopnamen.

De Afdeling wijst in dit verband op de toelichting bij de Wet biometrie vreemdelingenketen, waarmee deze grondslag werd geïntroduceerd. Die toelichting duidt er eerder op dat de gegevens van vreemdelingen op incidentele basis beschikbaar kunnen worden gesteld, dan dat de gegevens van alle vreemdelingen bij voorbaat mogen worden geplaatst in een separaat systeem dat geheel is ingericht op de eventuele toekomstige opsporing en vervolging van daarin opgenomen personen.23 Mocht de regering dit anders zien, is het raadzaam om de toelichting daarop aan te vullen, zodat het parlementaire debat hierover kan worden gevoerd.

De Afdeling merkt in verband daarmee verder op dat wanneer de gezichtsopnamen van alle vreemdelingen worden opgenomen – zonder te differentiëren op basis van, bijvoorbeeld, hun eventuele criminele verleden – dit op gespannen voet staat met het vereiste van minimale gegevensverwerking. Opvallend in dit opzicht is dat voor Nederlanders en Unieburgers op dit moment geldt dat zij uitsluitend in een systeem met gezichtsherkenningssoftware ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten worden opgenomen indien zij verdachte zijn van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.24 Voor opname in CATCH-vreemdelingen geldt dit criterium niet.

Het is daarnaast onduidelijk op welke wijze wordt geborgd dat de gegevens in CATCH-vreemdelingen niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is. Voor de opslag van vingerafdrukken en gezichtsopnamen in de Basis Voorziening Vreemdelingen zijn in het Vreemdelingenbesluit 2000 bewaartermijnen opgenomen (zie punt 4).25 Deze bewaartermijnen gelden echter niet zonder meer voor de opslag van gezichtsopnamen, biometrische waarden en persoonsgegevens in het systeem CATCH-vreemdelingen.

De Afdeling adviseert om toe te lichten op basis van welke juridische grondslag de verwerking van gegevens in CATCH-vreemdelingen plaatsvindt, de noodzakelijkheid van deze gegevensverwerking dragend te motiveren en de bewaartermijnen voor de opslag van gezichtsopnamen in CATCH-vreemdelingen wettelijk te regelen. Indien dit niet mogelijk is, adviseert de Afdeling om de verwerking van deze gegevens in deze vorm aan te passen of stop te zetten.

Naar aanleiding van dit advies is besloten een verkenning te starten naar CATCH-vreemdelingen. Uitgangspunt daarbij is dat de verwerking van biometrische gegevens van vreemdelingen in ieder geval moet voldoen aan de eisen die de AVG daaraan stelt. In het kader van deze verkenning zal worden gekeken naar technische mogelijkheden om het systeem anders in te richten en naar de juridische inbedding, inclusief de bewaartermijnen, hiervan.

b. Voorwaarden voor het gebruik van CATCH-vreemdelingen

Wanneer in een concreet geval gegevens uit CATCH-vreemdelingen aan de politie worden verstrekt, wordt de politie verantwoordelijk voor de verstrekte gegevens. Op deze gegevensverwerking is daarom niet de AVG, maar de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging van toepassing.26 Op grond van deze richtlijn mogen biometrische gegevens uitsluitend worden verwerkt indien dat strikt noodzakelijk is.27

In dit kader regelt de wet dat vingerafdrukken alleen voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten mogen worden gebruikt indien sprake is van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en na schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie.28 Daarbij dient er een redelijk vermoeden te bestaan dat de verdachte een vreemdeling is of dient de verstrekking van de vingerafdrukken in het belang te zijn van het onderzoek indien het opsporingsonderzoek op een dood spoor is beland, dan wel snel resultaat geboden is bij de opheldering van het misdrijf.

Voor het gebruik van gezichtsopnamen zijn zulke voorwaarden niet in de wet opgenomen. Uit de tweede evaluatie van de Wet biometrie vreemdelingenketen blijkt echter dat het aantal raadplegingen van gezichtsopnamen voor opsporing en vervolging hoger is dan het aantal raadplegingen van vingerafdrukken, omdat bij gevonden gezichtsopnamen eerder sprake zou zijn van een redelijk vermoeden dat de verdachte een vreemdeling is.29

Gelet op de inbreuk die met deze verwerking wordt gemaakt op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, is het wenselijk dat de wettelijke voorwaarden die gelden voor de raadpleging van vingerafdrukken in de Basis Voorziening Vreemdelingen, ook wettelijk van toepassing worden verklaard op het raadplegen van gezichtsopnamen in het systeem CATCH-vreemdelingen.30

De Afdeling adviseert om de voorwaarden zoals deze gelden voor het gebruik van vingerafdrukken ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten ook wettelijk vast te leggen voor het gebruik van gezichtsopnamen voor dit doel.

Dit advies is opgevolgd. Artikel 107, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt met het wetsvoorstel gewijzigd zodat de voorwaarden die op dit moment alleen gelden voor de verstrekking van vingerafdrukken van vreemdelingen ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel ook gelden voor de verstrekking van gezichtsopnames van vreemdelingen voor dit doel.

4. Vernietiging van biometrische gegevens

In het Vreemdelingenbesluit 2000 is geregeld dat de biometrische gegevens die zijn opgeslagen in de Basis Voorziening Vreemdelingen niet langer mogen worden bewaard dan vijf jaar nadat 1) een machtiging tot voorlopig verblijf is afgewezen, 2) een vreemdeling wiens rechtmatig verblijf is geëindigd Nederland aantoonbaar heeft verlaten of 3) de geldigheidsduur van een inreisverbod of ongewenstverklaring is verstreken.31 De vingerafdrukken en gezichtsopnames dienen daarnaast direct te worden verwijderd wanneer een vreemdeling de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, omdat in dat geval niet langer wordt voldaan aan de definitie van vreemdeling in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000.

Uit de derde evaluatie van de Wet biometrie vreemdelingenketen blijkt dat de biometrische gegevens niet altijd tijdig worden vernietigd.32 Een belangrijke oorzaak hiervoor is het feit dat niet altijd bekend is of een vreemdeling Nederland heeft verlaten. Wanneer hier geen uitsluitsel over bestaat, wordt ervoor gekozen om de gegevens niet te verwijderen. Ook reageren ketenpartners niet altijd tijdig op de vraag of bepaalde gegevens verwijderd kunnen worden, waarna soms wordt besloten om geen nieuwe gegevens ter verwijdering voor te leggen.

Uit de evaluatie blijkt daarnaast dat ook de gegevens van genaturaliseerde personen niet altijd worden vernietigd, omdat het proces niet zo is ingericht dat de gegevens van deze personen bij naturalisatie direct worden verwijderd. Tot slot blijken er onterecht gegevens van EU-burgers te zijn opgenomen in de Basis Voorziening Vreemdelingen. Hoewel al in 2019 werd aangegeven dat deze gegevens zouden worden vernietigd, is dit nog steeds niet volledig gebeurd.

In de toelichting wordt ten aanzien van deze problematiek opgemerkt dat wordt uitgewerkt hoe interne controlemechanismen en procedures rond gegevensbeheer kunnen worden aangescherpt.33 Uit de toelichting blijkt echter niet welke concrete maatregelen worden getroffen om de bestaande onwettige situatie met betrekking tot de opslag van biometrische gegevens op te heffen. Om te voorkomen dat deze situatie ook na de bestendiging van de bevoegdheid tot het gebruik van biometrie voortduurt, is het wenselijk dat in de toelichting wordt ingegaan op de wijze waarop de interne controlemechanismen worden vormgegeven.

In dit kader adviseert de Afdeling een evaluatiebepaling in het wetsvoorstel op te nemen.34 Tijdens deze evaluatie zou kunnen worden geconstateerd of de bovengenoemde knelpunten inmiddels zijn opgelost en of verdere aanscherping van de werkwijze nodig is.

De Afdeling adviseert om in de toelichting uiteen te zetten welke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat biometrische gegevens langer worden bewaard dan wettelijk is toegestaan en een evaluatiebepaling in het wetsvoorstel op te nemen.

Dit advies is opgevolgd. De memorie van toelichting is op dit punt aangevuld. In paragraaf 3 zijn de maatregelen genoemd die worden genomen om ervoor te zorgen dat de voorschriften met betrekking tot gegevensverwerking, en in het bijzonder de bewaartermijnen, worden nageleefd. In het wetsvoorstel is daarnaast een evaluatiebepaling opgenomen die specifiek ziet op de verwerking en vernietiging van biometrische gegevens van vreemdelingen in de vreemdelingenadministratie. Het rapport van de evaluatie die daarop betrekking heeft zal uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal worden aangeboden.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.


De vice-president van de Raad van State

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de memorie van toelichting de ontvangst van de adviezen van de Autoriteit Persoonsgegevens en van de Adviesraad Migratie te vermelden. Daarnaast zijn in de memorie van toelichting enkele tekstuele verbeteringen aangebracht.

Ik verzoek U het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Asiel en Migratie,

D.M. van Weel


  1. Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling (Stb. 2014, 2).↩︎

  2. Artikel 106a van de Vreemdelingenwet 2000.↩︎

  3. Kamerstukken II 2012/13, 33192, nr. 3.↩︎

  4. Artikel 107, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.↩︎

  5. Kamerstukken II 2012/13, 33192, nr. 15.↩︎

  6. Artikel 115 van de Vreemdelingenwet 2000.↩︎

  7. Wet van 10 februari 2021 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de tijdelijke verlenging van de bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te verwerken (Stb. 2021, 80).↩︎

  8. Advies van de Afdeling advisering van 15 oktober 2010 over de Wet biometrie vreemdelingenketen (W03.10.0404/II), Kamerstukken II 2011/12, 33192, nr. 4; Advies van de Afdeling advisering van 16 september 2020 over de verlenging van de Wet biometrie vreemdelingenketen (W16.20.0172/II), Kamerstukken II 2020/21, 35604, nr. 4.↩︎

  9. Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016

    betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van

    persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.↩︎

  10. Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad.↩︎

  11. Artikel 10 en 11 Grondwet, artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 7 en 8 Handvest van de grondrechten van de EU (voor zover het voorstel zich binnen de werkingssfeer van artikel 51 van het Handvest bevindt).↩︎

  12. Kamerstukken II 2011/12, 33192, nr. 3.↩︎

  13. Kamerstukken II 2020/21, 35604, nr. 3, paragraaf 2.5.↩︎

  14. Kamerstukken II 2020/21, 35604, nr. 3, paragraaf 3.↩︎

  15. Artikel 1 Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (herschikking).↩︎

  16. Artikel 1 Verordening (EU) 2024/1358 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van biometrische gegevens om de Verordeningen (EU) 2024/1351 en (EU) 2024/1350 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2001/55/EG van de Raad doeltreffend toe te passen en om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en staatlozen te identificeren en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2018/1240 en (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en de Raad.↩︎

  17. Zie ook de wetgevingstoets van de Autoriteit Persoonsgegevens over de bestendiging van het gebruik van biometrische gegevens in de vreemdelingenketen van 26 juni 2025.↩︎

  18. Artikel 107, vijfde lid, Vreemdelingenwet 2000.↩︎

  19. Memorie van toelichting, paragraaf 3.↩︎

  20. Kamerstukken II 2022/23, Kamervragen (Aanhangsel), nr. 1943.↩︎

  21. Artikel 9, tweede lid, onder g, Verordening (EU) 2016/679; zie ook het advies van de Afdeling advisering van 22 mei 2024 over de Verzamelwet gegevensverwerking II (W13.24.00025), Kamerstukken II 2023/24, 36579, nr. 4.↩︎

  22. artikel 5, eerste lid, onder c en e, Verordening (EU) 2016/679.↩︎

  23. Kamerstukken II 2011/12, 33192, nr. 3, onder 6.4.↩︎

  24. Artikel 55c van het Wetboek van Strafvordering.↩︎

  25. Artikel 8.35 van het Vreemdelingenbesluit 2000.↩︎

  26. Artikel 2, eerste lid, Richtlijn (EU) 2016/680.↩︎

  27. Artikel 9, tweede lid, Verordening (EU) 2016/679; Artikel 10 Richtlijn (EU) 2016/680.↩︎

  28. Artikel 107, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.↩︎

  29. H. Winter, e.a., ‘Vervolgevaluatie van de Wet biometrie vreemdelingenketen’, 25 juni 2019, p. 81-85, Bijlage bij Kamerstukken II 2019/20, 33192, nr. 18.↩︎

  30. Vgl. EHRM (GK) 4 december 2008, nrs. 30562/04 en 30566/04 (S. en Marper/Verenigd Koninkrijk); EHRM 21 juni 2011, nr. 30194/09 (Shimovolos/Rusland); EHRM 13 februari 2020, nr. 45245/15 (Gaughran/Verenigd Koninkrijk).↩︎

  31. Artikel 8.35 van het Vreemdelingenbesluit 2000.↩︎

  32. H. Winter, e.a., ‘Derde evaluatie Wet biometrie in de vreemdelingenketen. Door de vingers bekeken’, 15 juli 2024, p. 57-59, Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 36504, nr. 11.↩︎

  33. Memorie van toelichting, paragraaf 3.↩︎

  34. Uit het ingevulde beleidskompasformulier blijkt dat er na de definitieve voortzetting van de Wet biometrie vreemdelingenketen een vervolgevaluatie zal plaatsvinden om te waarborgen dat de wet blijvend effectief, proportioneel en in lijn met de privacywetgeving wordt toegepast. Zie Beleidskompasformulier voor internetconsultatie, onder 5. Wat is de voorkeursoptie?, geraadpleegd via https://www.internetconsultatie.nl/bestendigingwbvk /b1.↩︎