Amendement van het lid Ergin over het terugdraaien van de voorgestelde verhoging van de afvalstoffenbelasting
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026)
Amendement
Nummer: 2025D47587, datum: 2025-11-20, bijgewerkt: 2025-11-20 16:45, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.A. Ergin, Tweede Kamerlid (DENK)
Onderdeel van kamerstukdossier 36812 -46 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026).
Onderdeel van zaak 2025Z20234:
- Indiener: D.A. Ergin, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
| TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
| Vergaderjaar 2025-2026 | ||
| 36 812 | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2026) | |
| Nr. 46 | AMENDEMENT VAN HET LID ergin | |
| Ontvangen 20 november 2025 | ||
| De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: | ||
I
Artikel XXII vervalt.
II
Artikel XXIII vervalt.
III
Artikel XXIV vervalt.
IV
Artikel XXV vervalt.
V
Artikel XXVI vervalt.
VI
Artikel XXVII vervalt.
VII
Artikel XXVIII vervalt.
VIII
Artikel XXIX vervalt.
Toelichting
Met dit amendement wordt voorgesteld de in het Belastingplan opgenomen structurele verhoging van de afvalstoffenheffing voor huishoudens met € 340 miljoen terug te draaien. Deze voorgestelde lastenverzwaring leidt ertoe dat huishoudens jaarlijks tientallen euro’s meer gaan betalen voor hun afvalverwerking, terwijl veel gezinnen reeds te maken hebben met sterk stijgende kosten voor energie, wonen en levensonderhoud.
De afvalstoffenheffing is in de kern bedoeld als een kostendekkend instrument voor afvalverwerking en niet als een generiek middel om huishoudens extra te belasten. De nu voorgestelde verhoging is daarom niet alleen substantieel, maar ook maatschappelijk moeilijk uitlegbaar, vooral gezien het feit dat inwoners vaak geen invloed hebben op de wijze waarop hun gemeente afval scheidt, inzamelt of verwerkt.
De dekking voor deze maatregel wordt gevonden in een versobering van zowel de Energie-investeringsaftrek (EIA) als de MIA/Vamil-regelingen. Deze fiscale stimuleringsinstrumenten worden jaarlijks vastgesteld via de Energie- en Milieulijst, waardoor het technisch mogelijk is de budgettaire kaders neerwaarts bij te stellen zonder wetswijziging in de uitvoering.
Uit recente evaluaties blijkt dat bij zowel EIA als MIA/Vamil sprake is van een substantiële freeridercomponent: een significant deel van de gesteunde investeringen zou ook zonder fiscale prikkel tot stand zijn gekomen. Het CPB en diverse evaluaties, waaronder de Evaluatie MIA en Vamil 2017–2021, bevestigen dat deze regelingen daardoor niet in alle gevallen leiden tot additionele milieuwinst.
Voor de EIA laat de meest recente evaluatie (Evaluatie EIA 2017–2021), evenals eerdere analyses van het PBL, zien dat het aandeel freeriders rond de 50% ligt Dat betekent dat ongeveer de helft van de investeringen die via de EIA worden ondersteund, vermoedelijk ook zou zijn gedaan zonder fiscale stimulering.
Voor de MIA/Vamil volgt uit de Evaluatie MIA en Vamil 2017–2021 dat gemiddeld 43% van de investeringen als freeriders kan worden beschouwd. Deze investeringen vertegenwoordigen een volume van circa € 2,8–6,4 miljard over de periode 2017–2021.
Een beperkte neerwaartse bijstelling tast de effectiviteit van het instrumentarium dus niet wezenlijk aan.
Door de dekking te verdelen over zowel EIA als MIA/Vamil, kan de benodigde € 340 miljoen structureel worden gevonden zonder disproportionele ingreep in één regeling. De exacte technische invulling van deze versobering, bijvoorbeeld via aanpassing van aftrekpercentages of herijking van de (Energie/Milieu)lijst, kan worden uitgewerkt door het Ministerie van Financiën bij de implementatie.
Dit amendement voorkomt een aanzienlijke lastenverzwaring voor huishoudens en kiest voor een evenwichtige dekking via een beperkte versobering van fiscale stimuleringsregelingen die aantoonbaar een hoog freerideraandeel kennen. De budgettaire taakstelling is uitvoerbaar, beleidsmatig verdedigbaar en raakt de additionele milieuwinst slechts in beperkte mate.
De dekking van de in dit amendement voorgestelde verlaging van de afvalstoffenheffing met € 340 miljoen wordt gevonden in een overeenkomstige neerwaartse bijstelling van het budget voor de EIA, MIA en Vamil van € 340 miljoen.
Ergin