Het niet naar tevredenheid beantwoorden van een vraag over de Catshuissessie met moslimjongeren
Schriftelijke vragen
Nummer: 2025D47702, datum: 2025-11-21, bijgewerkt: 2025-11-21 13:44, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.A. Ergin, Tweede Kamerlid (DENK)
Onderdeel van zaak 2025Z20269:
- Gericht aan: J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Indiener: D.A. Ergin, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
2025Z20269
(ingezonden 21 november 2025)
Vragen van het lid Ergin (DENK) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het niet naar tevredenheid beantwoorden van een vraag over de Catshuissessie met moslimjongeren.
1. Hoeveel berichten heeft u precies ontvangen toen u stelde dat uw inbox na de Catshuissessie “volstroomde” met reacties? Om welke inbox gaat het?
2. Kunt u specificeren binnen welke datum en tijdspanne deze vermeende stroom aan berichten binnenkwam?
3. Op basis van welke objectieve criteria kwam u tot de conclusie dat uw inbox “volstroomde”?Kunt u de onderbouwing van deze kwalificatie inzichtelijk maken?
4. Hoe rijmt u uw publieke bewering van een “stroom aan berichten” met uw weigering om deze correspondentie -zelfs volledig geanonimiseerd- met de Kamer te delen? Kunt u deze tegenstrijdigheid toelichten?
5. Bent u bereid te bevestigen dat uw uitspraak over het “volstromen” van uw inbox gebaseerd is op feitelijk verifieerbare correspondentie? Zo ja, waarom weigert u dan de mogelijkheid tot verificatie?
6. Kunt u uitsluiten dat uw uitspraak over een “stroom aan berichten” een overdrijving is geweest of een verkeerde indruk heeft gewekt over de werkelijke hoeveelheid reacties?Zo ja, waarop baseert u dat uitgesloten kan worden?
7. Waarom heeft u niet gekozen voor een geanonimiseerde opsomming van de ontvangen berichten bijvoorbeeld het aantal reacties, de globale aard van de inhoud, de verhouding tussen positieve en negatieve signalen zodat de Kamer kan toetsen of uw uitspraak feitelijk juist was?
8. Vindt u het verantwoord om in een parlementair debat een beroep te doen op de hoeveelheid ontvangen reacties, terwijl u vervolgens geen enkele vorm van onderbouwing of verificatie verstrekt aan de Kamer?
9. Erkent u dat uw weigering om enige onderbouwing te geven bij uw claim van een “stroom aan berichten” de indruk kan wekken dat deze stroom niet (in die omvang) heeft plaatsgevonden?Waarom wel of niet?
10. Waarom duurde het 69 dagen voordat u met een antwoord kwam dat geen aantallen noemt, geen categorisering bevat en geen enkele onderbouwing geeft van uw publieke uitspraak?
11. Kunt u toelichten op basis van welke concrete uitzonderingsgrond uit de Wet open overheid (Woo) u heeft besloten om geen enkel onderdeel van de door u genoemde berichten te verstrekken, ook niet in geanonimiseerde of samengevatte vorm, terwijl de Woo nadrukkelijk mogelijkheden biedt voor gedeeltelijke openbaarmaking en anonimisering? Welke Woo-grond past u precies toe, en waarom?
12. Kunt u aan de Kamer geanonimiseerd doen toekomen de volledige correspondentie, inclusief de reacties en berichten die u naar eigen zeggen na de Catshuissessie over moslimdiscriminatie in uw inbox heeft ontvangen, en deze openbaar maken zodat de Kamer inzicht krijgt in de zorgen, pijnlijke ervaringen en kritische signalen die daaruit naar voren zijn gekomen, mede in het licht van de uitlatingen van deelnemers die aangeven met 'buikpijn' uit het gesprek te zijn gekomen en die politici die bij dit gesprek aanwezig waren ervoeren als faciliterend aan moslimhaat? Zo nee, waarom niet?
13. Ziet u in dat uw weigering om de door u zelf aangehaalde correspondentie met de Kamer te delen de situatie creëert waarin Kamerleden zich genoodzaakt kunnen voelen om via de Woo toegang tot informatie te vragen, en acht u dat wenselijk in het licht van de verhouding tussen parlement en kabinet?
14. Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden en binnen de gestelde termijn beantwoorden?