[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: Maatregelen ter bescherming EU staalsector tegen wereldwijde overcapaciteit

Brief regering

Nummer: 2025D47731, datum: 2025-11-21, bijgewerkt: 2025-11-21 15:55, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z20291:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Fiche 1: Maatregelen ter bescherming EU staalsector tegen wereldwijde overcapaciteit

  1. Algemene gegevens

  1. Titel voorstel

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad waarmee de negatieve handelsgerelateerde gevolgen van de wereldwijde overcapaciteit op de staalmarkt van de Unie wordt aangepakt.

Aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met het oog op het wijzigen van de door de Unie in de Wereldhandelsorganisatie overeengekomen concessies inzake de invoerrechten voor bepaalde staalproducten.

  1. Datum ontvangst Commissiedocument

7 oktober 2025

  1. Nr. Commissiedocument

COM(2025) 726 en COM(20225) 727

  1. EUR-Lex

eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52025PC0726&qid=1761133518434

eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52025PC0727&qid=1761133717966

  1. Nr. impact assessment Commissie en Opinie

SWD(2025) 780

  1. Behandelingstraject Raad

Raad Buitenlandse Zaken (Handel)

  1. Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met ministerie van Economische Zaken en ministerie van Klimaat en Groene Groei

  1. Rechtsbasis

Voorstel voor een verordening: art. 207(2) Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)

Aanbeveling voor een Raadsbesluit: art. 207(4) i.c.m. art. 218(3) en art. 218(4) VWEU

  1. Besluitvormingsprocedure Raad

Voorstel voor een verordening: gekwalificeerde meerderheid

Aanbeveling voor een Raadsbesluit: gekwalificeerde meerderheid

  1. Rol Europees Parlement

Voorstel voor een verordening: medebeslissing

Aanbeveling voor een Raadsbesluit: n.v.t.

  1. Essentie voorstel

Op 7 oktober jl. deelde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een voorstel voor een verordening en een aanbeveling voor een Raadsbesluit over maatregelen om de staalindustrie in de EU te beschermen tegen de gevolgen van wereldwijde staalovercapaciteit. De Commissie kondigde in het Staal en Metaal Actieplan uit maart jl. deze plannen reeds aan1. Het voorstel voor een verordening van de Commissie constateert dat de aanhoudende en groeiende mondiale overproductie van staal ertoe leidt dat de Europese markt wordt overspoeld met goedkoop staal uit derde landen. Dit resulteert in prijsdruk, verminderde winstgevendheid en het verlies van banen bij Europese producenten, aldus de Commissie. Investeringen in modernisering en verduurzaming worden hierdoor ook moeilijker voor staalproducenten. De huidige vrijwaringsmaatregelen die van kracht zijn op staalimport verlopen bovendien op 30 juni 2026, en kunnen niet verlengd worden. De Commissie stelt dat deze situatie een risico vormt voor de strategische autonomie van de Unie, omdat staal een belangrijk basisproduct is voor onder meer infrastructuur, defensie-industrie, energievoorziening en de groene transitie.

Om deze situatie aan te pakken, heeft de Commissie zowel een voorstel voor een verordening als een aanbeveling voor een Raadsbesluit gepubliceerd. De voorgestelde verordening beoogt een nieuw, meer structureel kader te scheppen ter vervanging van de bestaande tijdelijke vrijwaringsmaatregelen. De kern van dit voorstel behelst de invoering van zogenaamde tarifaire importquota: een maximumhoeveelheid staal uit derde landen wordt tegen verlaagde heffing toegelaten, terwijl voor de import boven dat quotum een extra importheffing wordt geheven. De Commissie stelt een totaal invoerquotum tegen verlaagde heffing voor van 18.3 miljoen ton per jaar, een vermindering van 47% ten opzichte van de quota onder de geldende vrijwaringsmaatregelen. Voor invoer boven dat volume stelt de Commissie een heffing van 50% voor, dat is een verdubbeling van de heffing onder de huidige vrijwaringsmaatregelen. De Commissie gebruikt 2013 als referentiejaar voor de gewenste marktverhoudingen, het jaar vóór de sterke toename van overcapaciteit. De Commissie wil met maatregelen de invoer van staal binnen voorspelbare en beheersbare grenzen houden, en voorkomen dat grote hoeveelheden goedkoop staal de Europese markt verstoren. Ook stelt de Commissie voor een zogenaamd ‘melted and poured’ vereiste te introduceren, die voorschrijft dat importeurs moeten aantonen in welk land het staal oorspronkelijk is gesmolten en in primaire vaste toestand is gegoten. De Commissie wil hiermee omzeiling van de voorgestelde maatregelen voorkomen, zodat staal uit derde landen na lichte bewerking of via omwegen niet toch als Europees of preferentieel product tegen een lage heffing wordt ingevoerd.

De Commissie stelt voor de verordening regelmatig te evalueren: een eerste beoordeling na twee jaar om te bepalen of de productreikwijdte aangepast moet worden, en een bredere evaluatie van de effectiviteit van de verordening uiterlijk 2031, waarna verdere vijfjaarlijkse evaluaties zouden volgen. Noorwegen, IJsland en Liechtenstein zijn uitgezonderd van de voorgestelde maatregelen vanwege de integratie van deze landen in de EU interne markt. De belangen van EU kandidaat-lidstaten die kampen met een uitzonderlijke (veiligheids)situatie, zoals Oekraïne, zouden volgens de Commissie moeten worden meegewogen in het bepalen van de quota-allocaties.

Om de voorgestelde plannen mogelijk te maken binnen de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) wil de Commissie met het voorgestelde Raadsbesluit een mandaat van de Raad om onderhandelingen te starten, gebaseerd op artikel XXVIII van de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT). De Commissie geeft aan dat de invoering van tarifaire importquota en bijbehorende tariefwijzigingen een aanpassing van de bestaande EU-concessies onder de WTO vereist. Op basis van artikel XXVIII van de GATT kunnen tariefconcessies worden herzien, mits daarover vervolgens wordt onderhandeld met de WTO-leden die door de wijziging geraakt worden. De mogelijkheid bestaat daarbij dat handelspartners op tarieven of quota’s voor andere producten in andere sectoren gecompenseerd kunnen worden naar aanleiding van de verhoogde tariefquota’s op staal.

Volgens de Commissie moet dit geheel van maatregelen de marktomstandigheden voor de strategisch belangrijke staalindustrie stabiliseren, marktverstorende handelspraktijken tegengaan, de sector de ruimte bieden om te investeren in verduurzaming, en zo ook de weerbaarheid en open strategische autonomie van de Unie versterken.

  1. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

  1. Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het kabinet is in beginsel geen voorstander van de invoering van quota of tarieven. Als open handelsland is Nederland immers gebaat bij zo min mogelijk handelsbarrières op de wereldwijde markt. Tegelijkertijd is voor het Nederlands bedrijfsleven een internationaal gelijk speelveld zeer belangrijk. EU maatregelen kunnen dienen om het internationale speelveld gelijk te trekken en kunnen een antwoord zijn op marktverstorende handelspraktijken2. Het kabinet zet dan ook in op een gericht en pragmatisch handelsbeleid. Het kabinet erkent ook de veranderende geopolitieke verhoudingen, en de groeiende rol van economie en handel in de geopolitiek. De groeiende wereldwijde overcapaciteit van staal, en de toename van importbeperkende maatregelen door derde landen in reactie hierop, moeten in deze geopolitieke context gezien worden. Het kabinet zet tevens in op de open strategische autonomie van de EU, met onder meer het afbouwen van mogelijk risicovolle strategische afhankelijkheden. Het belang van het behoud van een toekomstbestendige Europese staalindustrie kan in het verlengde daarvan gezien worden.

Maatregelen moeten in lijn zijn met internationale verplichtingen, waaronder WTO-regelgeving. Dit soort maatregelen moeten bovendien proportioneel zijn, waarbij naast de belangen van producenten, ook de gevolgen voor de verwerkende industrie en de consument goed worden meegewogen. Het kabinet hecht tevens grote waarde aan de mogelijk negatieve gevolgen voor belangrijke en vertrouwde handelspartners.

Verduurzaming van de staalsector speelt een belangrijke rol in het behalen van de afgesproken klimaatdoelen. Daarbij is het conform de Kamerbrief EU-concurrentievermogen3 en de Kamerbrief Toekomstperspectief op de energie-intensieve industrie4 voor Nederland van belang dat het concurrentievermogen, de verduurzaming en de weerbaarheid van de EU worden versterkt door onder andere gerichte aandacht voor strategische (groei)markten. Dit betekent dat binnen de geldende WTO kaders ingrijpen via handelsmaatregelen gelegitimeerd kan zijn om onze Europese weerbaarheid te versterken, te reageren op marktverstorende praktijken, verduurzaming en groene marktcreatie te stimuleren en het aanbod van schoon geproduceerd Europees staal te vergroten. Hierbij is het van belang in te zetten op het creëren van de juiste randvoorwaarden en het behoud van een gelijk speelveld.

  1. Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet verwelkomt de gepresenteerde doelstelling en onderschrijft het strategische belang van de EU staalsector. Het kabinet plaatst echter verschillende kanttekeningen bij de vorm, inhoud en impact van het voorstel en de aanbeveling.

Het kabinet erkent de problematische en groeiende wereldwijde overcapaciteit van staal, en ziet de uitdagingen die dit met zich meebrengt voor de staalindustrie in Nederland en in de Unie. Het kabinet steunt de bestaande vrijwaringsmaatregelen op staal, bedoeld om de negatieve consequenties van de wereldwijde overcapaciteit te mitigeren. Met het aflopen van deze maatregelen per 30 juni 2026, en de voortdurende en groeiende wereldwijde overcapaciteit (met name door productie in Azië), ziet het kabinet ook in dat vervangende maatregelen noodzakelijk zijn.

In lijn met het BNC-fiche over het Staal- en Metaal Actieplan5, ziet het kabinet de staal- en metaalsector als potentieel strategisch, met het oog op weerbaarheid, verduurzamingspotentieel en lange termijn concurrentievermogen. Dit potentieel strategische karakter van de staalsector rechtvaardigt een extra EU inzet. Het kabinet verwelkomt dan ook dat de Commissie hiertoe een voorstel voor een verordening en een aanbeveling voor een Raadsbesluit heeft opgesteld. Dit voorstel en deze aanbeveling dienen echter wel proportioneel, gebalanceerd en goed afgewogen te zijn, met ook oog voor de gevolgen voor en belangen van staalverwerkende sectoren. Het kabinet mist nadere onderbouwing en toelichting van de Commissie om dit afdoende te kunnen beoordelen. De invoering van lagere quota en hogere tarieven zullen naar verwachting positief uitpakken voor de staalproducerende industrie in de Unie. Het is van belang dat bij de uitwerking van de maatregelen echter rekening wordt gehouden met de gehele waardeketen, aangezien een stijging van staalprijzen voor bedrijven verder in de waardeketen tot hogere kosten kan leiden. Een verhoging van de staalprijzen op korte termijn als gevolg van de voorgestelde tariefquota heeft impact op staalverwerkende bedrijven, die gebaat zijn bij lagere staalprijzen. Dit zorgt voor aantasting van het concurrentievermogen van downstream industrieën. De maatregelen mogen volgens het kabinet derhalve niet leiden tot disproportionele kostenstijgingen verder in de waardeketen waar ook veel midden- en kleinbedrijf (mkb) actief is. Een eerste analyse laat zien dat krimp in productie in enkele downstream industrieën op lange termijn gemitigeerd kan worden door een groter aanbod van Europees geproduceerd staal. De daadwerkelijke impact op de downstream industrieën is nog onduidelijk.6 De metaalindustrie in Nederland bestaat uit een ecosysteem van een aantal grote bedrijven, recyclers en innovatief mkb en is nauw verbonden met de metaalverwerkende sector. Het is daarom van belang dat bij de uitwerking van de maatregelen rekening wordt gehouden met de gehele waardeketen. De maatregelen zullen gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van zowel de staalproducerende als de staalverwerkende sector. Het kabinet acht het van belang dat de voorgestelde plannen ook integraal en in samenhang worden bezien met andere voorstellen van de Commissie vanwege eventuele cumulatieve effecten die kunnen optreden. Daarbij wil het kabinet ervoor waken dat al te stringente beschermende maatregelen de motivatie bij bedrijven om te blijven innoveren afremmen.

Het bovenstaande in acht nemend zal het kabinet pleiten voor een gedegen impactanalyse van de maatregelen op verschillende onderdelen in de waardeketen (waaronder halffabricaten), en specifiek een nadere onderbouwing van het gekozen tarief en importquotum. Het kabinet zal de mogelijke disproportionele kosten en het belang van de effecten verderop in de waardeketen ook onder de aandacht blijven brengen bij de Commissie. Daarbij acht het kabinet het van belang dat wordt meegenomen of soortgelijke bescherming ook met lichtere maatregelen bereikt kan worden, zoals een tarief lager dan de voorgestelde 50%.

Met de aanbeveling voor een Raadsbesluit geeft de Raad de Commissie het mandaat om in onderhandeling te treden met WTO-lidstaten die geraakt zouden worden door de aangepaste tarief-quota uit de voorgestelde verordening. Het kabinet steunt deze stap in beginsel, omdat dit in lijn is met de WTO regelgeving (artikel XXVIII GATT). In deze onderhandelingen kunnen tarieven op andere producten en sectoren worden aangepast ter compensatie voor de verhoogde tarieven op staal. Het kabinet mist in het voorstel en de aanbeveling van de Commissie een nadere uitwerking van de mogelijke gevolgen hiervan. Het kabinet zal er dan ook voor pleiten dat de Commissie tijdig een duidelijk overzicht geeft van welke mogelijkheden voor compensatie er bestaan in onderhandeling met de betreffende WTO-lidstaten, en de mogelijke impact op andere sectoren in kaart brengt.

In het verlengde hiervan zal het kabinet zich inzetten voor het beperken van negatieve gevolgen voor belangrijke, vertrouwde en gelijksgezinde handelspartners. De staalindustrie in andere partnerlanden zal gevolgen ondervinden van de voorgestelde maatregelen. Het verlaagde quotum, en verhoogde tarieven daarboven zullen immers ook gelden voor belangrijke handelspartners. Wat de precieze (economische) gevolgen zijn hangt mede af van de landenspecifieke verdeling van het totaalquotum. In potentie kunnen deze voorstellen ook negatieve gevolgen kunnen hebben voor de bredere (handels)relaties met derde landen. De EU heeft met verschillende handelspartners handelsverdragen afgesloten. Het risico bestaat dat de voorgestelde invoering van tariefquota botst met verplichtingen uit handelsverdragen. Het kabinet mist een analyse van de Commissie over deze mogelijke botsende verplichtingen en potentiële (juridische) consequenties daarvan. Het kabinet zal daarom vragen om een nadere analyse van deze elementen. Ook zal het kabinet duidelijkheid vragen aan de Commissie over hoe de quota-allocatie per land precies vorm gaat krijgen als er meerdere onderhandelingen met individuele landen parallel aan elkaar lopen. Daarnaast dient de impact van de maatregelen op lopende onderhandelingen over handelsverdragen duidelijk te zijn en goed meegewogen te worden.

Het kabinet is weliswaar positief over het doel van de voorgestelde melted and poured maatregel, namelijk een verbeterde traceerbaarheid van de origine van staal en daarmee het tegengaan van omzeiling van maatregelen, maar kijkt kritisch naar de precieze uitvoerbaarheid van deze maatregel. Zo komt hierbij de vraag op hoe dit zich verhoudt tot bestaande regels met betrekking tot oorsprong van producten, waarover de Commissie in de voorgestelde verordening nog onvoldoende duidelijkheid geeft. In het verlengde hiervan zal het kabinet kritisch kijken naar de mogelijke extra regeldruk die deze maatregel met zich meebrengt voor bedrijven. Een definitief oordeel over de voorgestelde melted and poured maatregel is afhankelijk van een goed zicht op de regeldrukeffecten van die maatregel, zodat die regeldrukeffecten kunnen worden meegewogen in de standpuntbepaling. Op dit moment is er nog onvoldoende zicht op de regeldrukeffecten. Het kabinet zet zich ervoor in extra regeldruk zoveel mogelijk te beperken. Tevens zal het kabinet de Commissie vragen inzichtelijk te maken in hoeverre de melted and poured maatregel impact heeft op andere maatregelen die reeds van invloed zijn op de (import)prijs van staal.

  1. Eerste inschatting van krachtenveld

Het merendeel van de lidstaten steunt het voornemen van de Commissie om maatregelen te treffen ter vervanging van de bestaande vrijwaringsmaatregelen, ter bescherming van de EU staalproducerende industrie. De analyse van een problematische en alsmaar groeiende wereldwijde overcapaciteit van staal wordt breed gedeeld. Ook het potentieel strategisch belang van de staalsector, en de noodzaak om staalproductie binnen de Unie te behouden, wordt door de meeste lidstaten erkend. Verschillende staalproducerende lidstaten zijn groot voorstander van de voorgestelde maatregelen. Tegelijkertijd wijzen meerdere lidstaten op de belangen van de verwerkers, de gevolgen voor downstream industrieën, en de gevolgen voor partnerlanden.

  1. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

  1. Bevoegdheid

Voorstel voor een verordening

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 207, lid 2, VWEU. Op grond van artikel 207, lid 2 VWEU kunnen het Europees Parlement en de Raad maatregelen vaststellen die het kader voor de uitvoering van het gemeenschappelijk handelsbeleid bepalen, zoals de door de Commissie voorgestelde tariefquota. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek is sprake van een exclusieve bevoegdheid van de EU (artikel 3, lid 1, sub e, VWEU).


Aanbeveling voor een Raadsbesluit

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De aanbeveling is gebaseerd op artikel 207, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 3, en artikel 218, lid 4, van het VWEU. Artikel 207, lid 4, VWEU bepaalt dat de Raad besluit over onderhandelingen en sluiting van handelsakkoorden met derde landen. De Europese Commissie onderhandelt namens de EU over dergelijke handelsakkoorden, op basis van een machtiging van de Raad. De Raad beslist doorgaans met gekwalificeerde meerderheid. De Raad verleent haar machtiging voor het openen van onderhandelingen op basis van artikel 218 VWEU. Op grond van artikel 218, lid 3 VWEU kan de Commissie aanbevelingen doen aan de Raad voor de vaststelling van een Raadsbesluit waarbij machtiging wordt gegeven om onderhandelingen over een verdrag te openen en om de onderhandelaar namens de Unie aan te wijzen. Op grond van artikel 218, lid 4 VWEU kan de Raad de onderhandelaar richtsnoeren meegeven en een bijzonder comité aanwijzen in overleg waarmee de onderhandelingen moeten worden gevoerd. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslagen. Op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek is sprake van een exclusieve bevoegdheid van de EU (artikel 3, lid 1, sub e, VWEU).

  1. Subsidiariteit

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het subsidiariteitsbeginsel).

Het subsidiariteitsbeginsel is niet van toepassing aangezien de gemeenschappelijke handelspolitiek een exclusieve bevoegdheid van de EU is.

  1. Proportionaliteit

Voorstel voor een verordening

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief, met kanttekeningen. De verordening heeft tot doel de staalindustrie in de EU te beschermen tegen de negatieve effecten van wereldwijde overcapaciteit. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat het instellen van lagere invoerquota en het verhogen van tarieven boven dat quotum zal leiden tot verlaagde importdruk, ten gunste van de concurrentiepositie van de Europese staalindustrie. Tegelijkertijd gaat het hier om potentieel vergaande voorstellen, met impact op meerdere sectoren, en op handelspartners. Een belangrijke kanttekening van het kabinet is, zoals beschreven onder punt 3b, de onvoldoende uitgewerkte analyse van de Commissie van de impact van de maatregelen op verschillende downstream industrieën, waaronder de staalverwerkende industrie. Of deze maatregelen niet verder gaan dan noodzakelijk om het doel te bereiken, is om die reden lastig te zeggen. Een uitgebreidere impact analyse is voor het kabinet van belang om een definitief oordeel te kunnen maken over de proportionaliteit. Het kabinet zal zich ervoor inzetten om nadere analyse en toelichting van de Commissie te verkrijgen.

Aanbeveling voor een Raadsbesluit

De grondhouding van het kabinet is positief. De aanbeveling heeft tot doel om de Commissie te machtigen om onderhandelingen te starten met WTO-partners om WTO-conforme staalmaatregelen te treffen. De aanbeveling geeft de Commissie het mandaat om met WTO-partners die door de voorgestelde tarief-quota geraakt worden in onderhandeling te treden, conform artikel XXVIII GATT. Het kabinet acht deze aanbeveling voor een Raadsbesluit geschikt om dat doel te bereiken, omdat het heronderhandelen van quota in WTO-verband dient te gebeuren. De Commissie vertegenwoordigt de Unie in dit verband, daarom is het afgeven van een mandaat en richtsnoeren noodzakelijk. De aanbeveling gaat niet verder dan noodzakelijk omdat het mandaat is afgebakend en zich richt op het heronderhandelen van de specifieke staalquota.

5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

  1. Consequenties EU-begroting

Afhankelijk van de reactie van de markt zullen door de verhoging van het tarief bij uitputting van de tarifaire importquota meer invoerrechten geheven worden. Lidstaten dragen hiervan 75% af aan de EU. Indien er negatieve financiële gevolgen zijn is het kabinet van mening dat benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2021-2027, en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele gevolgen voor de nationale begroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

  1. Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/ of medeoverheden

Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

  1. Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

Ten aanzien van regeldruk kijkt het kabinet kritisch naar de uitwerking van de voorgestelde melted and poured regel. Bedrijven zullen hiermee een inspanning moeten leveren om de origine van het ruwe staal te achterhalen, wat zeer waarschijnlijk leidt tot extra regeldruk. De praktische werking hiervan is in de voorgestelde verordening echter nog onvoldoende uitgewerkt. De Commissie vraagt hiertoe om input vanuit de industrie, DG TAXUD en nationale douanes. Het kabinet zal daarvoor in samenspraak met belanghebbenden voorstellen aanleveren bij de Commissie om te proberen de extra regeldruk zo beperkt mogelijk te houden. Het kabinet zal er bij de Europese Commissie op aandringen dat de regeldrukeffecten van een concreet vormgegeven melted and poured maatregel in kaart worden gebracht. Voor het kabinet is het immers belangrijk dat die regeldrukeffecten kunnen worden meegewogen bij het uiteindelijke oordeel over de wenselijkheid van invoering van de melted and poured maatregel. Bij het aanleveren van voorstellen zal het kabinet ook het effect op burgers meenemen.

  1. Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Het kabinet schat de effecten van het voorstel en de aanbeveling op het concurrentievermogen van de staalproducerende industrie in de Unie positief in. De voorgestelde tariefquota maken Europees staal concurrerender ten opzichte van staal uit derde landen. Europese staalproducenten worden hiermee beschermd tegen de negatieve gevolgen van de wereldwijde overcapaciteit van staal. Ten aanzien van de concurrentiekracht van de staalverwerkende sectoren is een nadere impactanalyse gewenst. Een verhoging van de staalprijzen als gevolg van de voorgestelde tariefquota heeft immers gevolgen voor staalverwerkende bedrijven, die gebaat zijn bij lagere staalprijzen. Het voorstel en de aanbeveling kunnen daarmee op korte termijn ten koste gaan van het concurrentievermogen van downstream industrieën. Daarnaast kunnen in het kader van de onderhandelingen met WTO-lidstaten de geldende tarieven op andere producten en sectoren aangepast worden ter compensatie. Hiermee kan het concurrentievermogen van andere, vooralsnog niet gespecificeerde, sectoren geraakt worden.

De geopolitieke aspecten van het voorstel en de aanbeveling zijn aanzienlijk. De voorgestelde tariefquota zullen gelden voor alle landen, met uitzondering van Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Ook traditionele handelspartners van buiten de EU zullen hierdoor geraakt worden. Gezien het belang van de staalsector in deze landen -net als in de EU- kan dit negatieve gevolgen hebben voor de bredere (handels)relaties met derde landen. De maatregelen kunnen eveneens effect hebben op lopende onderhandelingen voor handelsverdragen tussen de EU en derde landen.

Tegelijkertijd beoogt de Commissie met het voorstel en de aanbeveling het behoud van een levensvatbare, duurzame en productieve Europese staalindustrie te bevorderen, en de uitdagingen van wereldwijde overcapaciteit het hoofd te bieden. Gezien het potentieel strategisch belang van de staalindustrie, bijvoorbeeld voor de defensie-industrie, dragen deze plannen dan ook bij aan de weerbaarheid en de open strategische autonomie van de Unie, waarbij de gevolgen voor de staalverwerkende industrie echter nog onvoldoende duidelijk zijn, zoals hierboven aangegeven.

6. Implicaties juridisch

  1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo).

Het voorstel voor een verordening en de aanbeveling voor een Raadsbesluit hebben geen directe effecten op nationale of decentrale wetgeving.

  1. Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel voor een verordening bevat verschillende bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen vast te stellen.

Artikel 4, lid 1 van het voorstel bevat een bevoegdheid voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen om landenspecifieke quota-allocatie vast te leggen. Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het geen essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk, vanwege de noodzakelijke flexibiliteit, snelheid en om het wetgevingsproces niet te belasten. De keuze voor uitvoering i.p.v. delegatie ligt hier voor de hand omdat het gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens onderzoeksprocedure uit artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats, omdat het hier gaat om uitvoeringshandelingen met betrekking tot de gemeenschappelijke handelspolitiek in de zin van artikel 2, lid 2, sub b), onder iv), van verordening 182/2011.

Overigens is de Commissie op grond van artikel 4, lid 2 bevoegd om op grond van gemotiveerde en dwingende redenen van urgentie de spoedprocedure in samenhang met de onderzoeksprocedure toe te passen voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 4, lid 1. De redenen van urgentie moeten verband houden met de noodzaak ervoor te zorgen dat de inwerkingtreding van de verordening samenvalt met de toewijzing van de landenspecifieke quota. Het valt op dat in artikel 4, lid 2, niet expliciet wordt verwezen naar artikel 4, lid 1, dus het kabinet zal tijdens de onderhandelingen om verduidelijking op dit punt vragen. Het kabinet steunt de mogelijke inzet van de spoedprocedure om de Commissie de nodige handelingsruimte te verschaffen, gezien het unieke karakter van het voorstel en de onderbouwing van de redenen van urgentie. Dit laat onverlet dat een comité van experts uit lidstaten de mogelijkheid behoudt om achteraf een negatief advies ten aanzien van de uitvoeringshandeling te geven, waarna deze onmiddellijk moet worden ingetrokken door de Commissie.

Artikel 4bis, lid 1, bevat een uitvoeringsbevoegdheid voor de Commissie om bilaterale vrijwaringsmaatregelen in stellen voor import van producten die vallen binnen de reikwijdte van de verordening en die komen uit landen waarmee de EU een handelsakkoord heeft afgesloten. Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het geen essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, vanwege de flexibiliteit, snelheid om en het wetgevingsproces niet te belasten. De keuze voor uitvoering i.p.v. delegatie ligt hier voor de hand omdat het gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens onderzoeksprocedure artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats, omdat het hier gaat om uitvoeringshandelingen met betrekking tot de gemeenschappelijke handelspolitiek in de zin van artikel 2, lid 2, sub b), onder iv), van verordening 182/2011.

Ook hier geldt dat de Commissie op grond van artikel 4bis, bevoegd is om in naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie de spoedprocedure in samenhang met de onderzoeksprocedure toe te passen bij de vaststelling van de uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 4bis, lid 1. De redenen van urgentie moeten verband houden met de noodzaak ervoor te zorgen dat de inwerkingtreding van de verordening samenvalt met de toewijzing van de landenspecifieke quota. Het valt op dat in artikel 4, lid 2, niet expliciet wordt verwezen naar artikel 4, lid 1, dus het kabinet zal tijdens de onderhandeling om verduidelijking op dit punt vragen. Voor wat betreft de inzet van de spoedprocedure geldt hetzelfde als hierboven gesteld bij artikel 4, lid 2.

Artikel 6, lid 1, van het voorstel bevat een delegatiebevoegdheid voor de Commissie om het volume van tariefquota aan te passen, om zo nodig te reageren op bijvoorbeeld veranderende marktomstandigheden. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk, vanwege de flexibiliteit, snelheid en om het wetgevingsproces niet te belasten. Delegatie i.p.v. uitvoering ligt hier voor de hand omdat het gaat om het wijzigen van de basishandeling. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend met de criteria genoemd in het betreffende artikel.

Artikel 6, lid 2, bevat een delegatiebevoegdheid voor de Commissie om nadere technische specificaties voor de implementatie van het melted and poured vereiste uit artikel 3 vast te stellen. Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, vanwege de flexibiliteit, snelheid en om het wetgevingsproces niet te belasten. Delegatie i.p.v. uitvoering ligt hier voor de hand omdat het gaat om het aanvullen van de basishandeling. Het kabinet acht deze bevoegdheid echter niet voldoende afgebakend. De bevoegdheid is op de inhoud niet voldoende afgebakend, wat betekent dat het niet duidelijk is wat de Commissie precies mag regelen en welke gevolgen dat potentieel kan hebben, bijvoorbeeld voor (de regeldruk voor) het bedrijfsleven. De kabinetsinzet is om die duidelijkheid te verkrijgen, evenals de relatie tussen dit vereiste en reeds bestaande vereisten rondom oorsprongsregels.

Wederom krijgt de Commissie in artikel 6, lid 3, de bevoegdheid om de gedelegeerde handelingen via de spoedprocedure vast te stellen, wanneer de verordening snel moet worden gewijzigd of aangevuld in geval van plotselinge veranderingen op de markten, of om de tijdige toepassing van artikel 3 te waarborgen of om rekening te houden met in artikel 4 bis, lid 3, bedoelde vrijwaringsmaatregelen, en als dwingende redenen van urgentie dit vereisen. Ook hier valt op dat lid 3 zelf niet beschrijft wat voor soort gedelegeerde handelingen mogen worden vastgesteld, maar vermoedelijk gaat het om de gedelegeerde handelingen in artikel 6, leden 1 en 2. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen kijken of dit verduidelijkt kan worden, bijvoorbeeld door een verwijzing op te nemen naar leden 1 en 2. Voor wat betreft de inzet van de spoedprocedure geldt hetzelfde als hierboven gesteld bij artikel 4, lid 2.

  1. Voorgestelde datum inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking hiervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

  1. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Het voorstel voor een verordening voorziet in regelmatige evaluatiemomenten: een eerste beoordeling na twee jaar om te bepalen of de productreikwijdte aangepast moet worden, en een bredere evaluatie van de effectiviteit van de verordening uiterlijk 2031, waarna verdere vijfjaarlijkse evaluaties zouden volgen. Het kabinet acht deze evaluatiemomenten wenselijk.

  1. Constitutionele toets

Niet van toepassing.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

  1. Uitvoerbaarheid

Uit het voorstel volgt een nieuw zogenaamd ‘melted and poured’ vereiste om de omzeiling van de voorgestelde maatregelen te voorkomen. De samenloop tussen dit criterium en de regels met betrekking tot de oorsprong van producten en de wijze waarop bewijs in dit kader moet worden aangeleverd moet nog nader ingevuld worden. Afhankelijk van de vorm die gekozen zal worden zal mogelijk een aanpassing in de oorsprongsbepaling, de IT-infrastructuur, de controleprocedures en het aangiftesysteem van de Douane nodig zijn, om het aansluiten bij het nieuwe criteria te ondersteunen. Omdat de nieuwe vereisten verder teruggaan in de productieketen zal voor bedrijven het opleveren van de benodigde gegevens mogelijk tot extra lasten leiden.

  1. Handhaafbaarheid

De aanpassingen aan de tarifaire quota en de verhoging van de tariefcomponent zorgen er in algemene zin voor dat omzeiling van de maatregelen voor sommige bedrijven aantrekkelijker wordt ten opzichte van de huidige vrijwaringsmaatregelen. De nieuwe ‘melted and poured’ vereisten zijn voor bedrijven mogelijk niet eenvoudig en grijpen terug op eerdere stappen in de keten, hetgeen controle van de opgegeven informatie complexer maakt. Deze beide ontwikkelingen leiden ertoe dat het belang van controles op dit gebied en de controledruk bij de Douane zal toenemen.

De handhavingscapaciteit van de Douane staat al langere tijd onder druk door extra taken en ontwikkelingen zoals ondermijning, de sanctiepakketten op Rusland en Wit-Rusland en e-commerce, met een enorme toename van het aantal aangifteregels dat jaarlijks moet worden verwerkt.

Indien het huidige voorstel wordt aangenomen zal bepaald moeten worden hoe de controlecapaciteit wordt verdeeld. De Douane brengt nader in kaart hoeveel controles ten minste nodig zijn om de fiscale risico’s die dit voorstel met zich meebrengt tot een acceptabel niveau te beperken. Dit kan betekenen dat de totaal beschikbare controlecapaciteit van de Douane zal moeten worden uitgebreid of de handhaving van de andere fiscale risico’s afgeschaald moet worden.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen implicaties voor ontwikkelingslanden anders dan de genoemde consequenties voor derde landen in het algemeen zoals aangegeven onder onderdeel 5d.


  1. Kamerstuk 22 112, nr. 4044.↩︎

  2. Kamerstuk 36 180, nr. 164.↩︎

  3. Kamerbrief over kabinetsvisie EU-concurrentievermogen | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  4. Kamerbrief toekomstperspectief Energie-intensieve Industrie | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  5. https://open.overheid.nl/documenten/a2d92399-3548-496c-a350-ebb19be77c71/file↩︎

  6. Nieuwe EU importquota en -heffingen staal: de impact op Nederlandse sectoren - Rabobank↩︎