Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het bericht 'Bijna 60 miljoen voor passend onderwijs ligt nog op de plank'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D49275, datum: 2025-12-01, bijgewerkt: 2025-12-01 15:48, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderdeel van zaak 2025Z19508:
- Gericht aan: K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: E.M. Westerveld, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (š origineel)
AH 503
2025Z19508
Antwoord van staatssecretaris Becking (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 1 december 2025)
Vraag 1
Wat vindt u ervan dat de financiƫle reserves van samenwerkingsverbanden passend onderwijs weer zijn toegenomen, zoals blijkt uit de analyse van de Algemene Onderwijsbond?1
Antwoord 1
Het is belangrijk dat geld wordt besteed aan waar het voor bedoeld is: aan extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Daarom is een bovenmatig eigen vermogen bij samenwerkingsverbanden passend onderwijs ongewenst. De afgelopen jaren zijn de reserves van de samenwerkingsverbanden sterk afgenomen. In 2020 was het bovenmatig eigen vermogen nog ⬠160 miljoen, inmiddels is dit gedaald naar ongeveer ⬠59 miljoen. Dat is een positieve ontwikkeling. Dat het bovenmatig eigen vermogen in 2024 niet verder afgenomen is ten opzichte van 2023 is geen wenselijke ontwikkeling. Wel is op de website Dashboard FPO 2024 te zien dat de samenwerkingsverbanden verwachten in de toekomst verder in te teren op hun eigen vermogen. Ik verwacht van de samenwerkingsverbanden dat ze daar ook echt werk van maken, zodat het geld ingezet wordt voor de ondersteuning van leerlingen.
Vraag 2
Was het bij uĀ bekend dat de financiĆ«le reserves weer zijn toegenomen? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de antwoorden op eerdere Kamervragen waarin u aangeeft dat is gewerkt aan āhet afbouwen van reservesāā?2
Antwoord 2
Medio september 2025 zijn door mijn ministerie de macro-gegevens van de jaarverslagen over 2024 gepubliceerd op de website Dashboard FPO 2024. Daar is te zien dat er bij samenwerkingsverbanden op een totale baten van ca. ⬠3,0 miljard een positief resultaat was van ca. ⬠7,0 miljoen (i.c. 0,23%). Dit heeft geleid tot een beperkte toename van het eigen vermogen ten opzichte van 2023 van ⬠7 miljoen naar ⬠152 miljoen. Echter, het (mogelijk) bovenmatig eigen vermogen van samenwerkingsverbanden is ten opzichte van 2023 gelijk gebleven, namelijk ⬠59 miljoen. Dat het eigen vermogen stijgt zonder dat het bovenmatige eigen vermogen stijgt komt bijvoorbeeld doordat de stijging plaatsvindt bij een samenwerkingsverband waar het eigen vermogen beperkt is en onder de signaleringswaarde voor (mogelijk) bovenmatig eigen vermogen ligt. In de afgelopen jaren hebben samenwerkingsverbanden werk gemaakt van het verlagen van het (bovenmatig) eigen vermogen. Ik verwacht van de samenwerkingsverbanden dat ze komende jaren werk maken van het verder verlagen van de reserves, zoals ze dat ook van plan zijn blijkens hun meerjarenbegrotingen.
Vraag 3
Hoe kan het dat samenwerkingsverbanden aan u vertelden verder āin te teren op hun eigen vermogenāĀ terwijl dit juist is toegenomen, wat is de verwachting voor komende jaren en wanneer denkt u dat de bovenmatige financiĆ«le reserves besteedt worden aan waar ze voor zijn bedoeld, namelijk passend onderwijs en ondersteuning aan leerlingen?
Antwoord 3
De afgelopen jaren is het (bovenmatige) eigen vermogen van samenwerkingsverbanden teruggebracht, zoals ook te zien is op de website Dashboard FPO 2024. Deze zijn namelijk gedaald van ⬠160 miljoen in 2020 naar ⬠59 miljoen in 2023. In 2024 is het (bovenmatig) eigen vermogen nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2023. Dat is niet wenselijk. Ik verwacht, op basis van hun meerjarenbegrotingen, dat samenwerkingsverbanden blijven werken aan het afbouwen van het (bovenmatige) eigen vermogen. Ik blijf de ontwikkeling van de bovenmatig eigen vermogens bij de samenwerkingsverbanden monitoren. Daarom is het bovenmatig eigen vermogen tijdens de reguliere onderzoeken van de Inspectie van het Onderwijs standaard onderwerp van gesprek met het bestuur en de raad van toezicht. Ook wordt de ontwikkeling van het bovenmatig eigen vermogen met ONSwv (de vertegenwoordiger van de samenwerkingsverbanden) besproken.
Vraag 4
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat de rechter een streep heeft gezet door de financiële sanctie die uw voorganger eerder aan samenwerkingsverbanden heeft opgelegd terwijl deze maatregel volgens uw voorganger de beste manier was om uitvoering te geven aan de breed gesteunde motie om te hoge financiële reserves omlaag te brengen?3
Antwoord 4
Mede op verzoek van uw Kamer is de samenwerkingsverbanden in 2023 een
generieke korting opgelegd, omdat de bovenmatige eigen reserves niet
snel genoeg werden afgebouwd. De samenwerkingsverbanden hebben besloten
om daartegen in bezwaar en beroep te gaan. De rechtbank heeft geoordeeld
dat het geheel aan regelingen en besluiten dat is gekozen voor het
doorvoeren van de generieke korting onrechtmatig is. De rechtbank
oordeelde dat de wijze waarop de generieke korting is toegepast, met een
compensatie van de samenwerkingsverbanden op basis van alleen het
bovenmatig eigen vermogen, juridisch niet correct is, onder andere omdat
hiervoor op basis van de gebruikte compensatieregeling verschillen zijn
ontstaan tussen het bedrag per leerling dat samenwerkingsverbanden
hebben ontvangen. Er is door mijn voorganger, mede op basis van
juridisch advies van de Landsadvocaat, besloten om niet in hoger beroep
te gaan. Hierbij speelde mee dat de bovenmatige reserves van
samenwerkingsverbanden de laatste jaren al duidelijk afnemen,
waarschijnlijk mede door de (dreigende) korting.
Vraag 5
Wat zegt het gegeven dat het al jaren niet lukt om de financiële reserves omlaag te brengen, ondanks dat de staatssecretaris én de Tweede Kamer hierop aandringen, volgens u over de sturing op het stelsel en moet hierin iets veranderen wat u betreft?
Antwoord 5
Het (bovenmatig) eigen vermogen van samenwerkingsverbanden is, ondanks de onwenselijke stagnatie in 2024, de afgelopen jaren sterk afgenomen. De maatregelen hiervoor en aandacht hierop vanuit uw Kamer en het ministerie hebben daaraan bijgedragen. We blijven de ontwikkelingen van de reserves van samenwerkingsverbanden volgen.
Vraag 6
Bent u hetĀ eens dat het ā mild gezegd ā teleurstellend is dat ruim tienĀ jaar na de invoering van passend onderwijs alle doelen verder weg liggen dan ooit en bent u hetĀ eensĀ dat het stelsel de opstartfase voorbij is? Zo ja, bent u ook bereid om grondig te analyseren of het huidige bestuurlijke stelsel in bestuurlijke en rechtmatige zin voldoet?
Antwoord 6
Er is de afgelopen jaren stevige vooruitgang geboekt met de verbetering van passend onderwijs, via de uitvoering van de maatregelen uit de verbeteraanpak. Steeds meer maatregelen daarvan zijn afgerond of in een afrondende fase. Zo hebben samenwerkingsverbanden ouder- en jeugdsteunpunten ingericht, hebben leerlingen vanaf 1 augustus 2025 hoorrecht over hun eigen ontwikkelingsperspectief, zijn er 16 coalities van scholen en samenwerkingsverbanden verspreid over het land aan de slag met regionale voorzieningen voor digitaal afstandsonderwijs en hebben duizenden kinderen een plek gekregen bij onderwijszorgvoorzieningen. Zoals met uw Kamer gedeeld in april zien we ook dat we er nog niet zijn omdat teveel kinderen niet de ondersteuning krijgen die nodig is, en dat voor het aanpakken van de knelpunten samenwerking in het sociaal domein cruciaal is.4 Op die samenwerking zetten we de komende periode verder in, en we blijven samen met het veld werken aan de maatregelen uit de verbeteraanpak passend onderwijs en de inzet op de beweging naar inclusief onderwijs. Ik informeer uw Kamer in het voorjaar verder over de nadere stappen, in het kader van de jaarlijkse voortgangsrapportage over passend onderwijs.
Vraag 7
Bent u het eens dat het niet is uit te leggen dat er 60 miljoen financiële reserve is bij samenwerkingsverbanden, maar initiatieven die thuiszitters helpen om school weer op te pakken in financiële nood zitten vanwege een gebrek aan financiën? Zo ja, ziet u een mogelijkheid om met samenwerkingsverbanden afspraken te maken om een deel van hun eigen vermogen uit te keren aan bewezen effectieve initiatieven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het is belangrijk dat geld wordt besteed aan waar het voor bedoeld is: aan extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Daarom is een bovenmatig eigen vermogen bij samenwerkingsverbanden ongewenst. Ik ben blij dat de reserves van samenwerkingsverbanden de afgelopen jaren sterk zijn afgenomen. De samenwerkingsverbanden moeten zich blijven inspannen om ervoor te zorgen dat geld dat bestemd is voor extra ondersteuning ook aan de leerlingen wordt besteed die dat nodig hebben. Daarbij geldt dat ik gericht extra investeer in initiatieven voor kinderen die thuiszitten of dreigen thuis te komen zitten. De afgelopen jaren heb ik dat bijvoorbeeld gedaan via de Subsidieregeling Wel in Ontwikkeling, en voor de kalenderjaren 2025 tot 2028 doe ik dat verder via de Subsidieregeling Ondersteuning en preventie thuiszittende jongeren, waarvoor in totaal ⬠24 miljoen beschikbaar is. Samenwerkingsverbanden kunnen hiervoor ook initiatieven die thuiszitters helpen om weer naar school te gaan inzetten.
Vraag 8
Hoe heeft u de gehoor gegeven aan de toezegging uit het 2024 om de samenwerkingsverbanden op te roepen om onbenutte reserves en het geld dat bestemd is voor speciale ondersteuning te besteden aan de leerlingen die dat nodig hebben, waaronder aan programmaās voor leerlingen met autisme?5
Antwoord 8
We hebben dit verzoek mondeling en per brief aan de koepel van samenwerkingsverbanden (ONSwv) doorgeleid.
Vraag 9
Is er inmiddels een goed beeld van het aantal thuiszitters per samenwerkingsverband? Zo nee, wanneer ontvangt de Kamer dit overzicht?
Antwoord 9
Uw Kamer ontvangt ieder jaar de door DUO opgemaakte rapportage van de leerplichttellingen. Deze leerplichttellingen omvatten onder meer cijfers over het aantal leerlingen dat langdurig relatief verzuimt6 en het aantal leerlingen dat absoluut verzuimt7. Deze cijfers worden uitgesplitst op gemeentelijk niveau, niet per samenwerkingsverband. De belangrijkste reden hiervoor is dat de leerplicht onder de verantwoordelijkheid van gemeenten valt. Bij gemeenten zijn er daarom wel gecentraliseerd gegevens beschikbaar over verzuim, bij samenwerkingsverbanden is dat niet het geval. Bovendien komen de regioās en leerlingen van samenwerkingsverbanden niet altijd overeen met die van gemeenten. Hierdoor is er op basis van de gemeentelijke cijfers niet een zuiver beeld te maken van het aantal verzuimende leerlingen per samenwerkingsverband.
Ik vind het belangrijk dat het zicht op verzuim verbetert. Daarom ligt het wetsvoorstel terugdringen schoolverzuim in uw Kamer. Met dit wetsvoorstel worden scholen verplicht verzuim te registreren in vaststaande categorieƫn en worden verzuimgegevens op geaggregeerd niveau gedeeld met de gemeente, het samenwerkingsverband en mijn ministerie. Hierdoor ontstaat een actueel en accuraat beeld van het totale verzuim op scholen, binnen samenwerkingsverbanden en binnen gemeenten. De precieze uitwerking van deze gegevensverstrekking is nader uitgewerkt in de Algemene Maatregel van Bestuur terugdringen schoolverzuim, die 24 november jl. in internetconsultatie is gegaan.8 Over het bijbehorende wetsvoorstel ga ik graag zo snel mogelijk met uw Kamer in debat.
Vraag 10
Krijgt de Onderwijsinspectie iedere drie maanden een overzicht van het aantal thuiszitters van de samenwerkingsverbanden? Zo ja, waarom is dit geen openbare informatie? Zo nee, waarom staat het dan op de website?9
Antwoord 10
De Inspectie van het Onderwijs vraagt voor toezichtdoeleinden eens per kwartaal aan samenwerkingsverbanden een overzicht van de aan hen bekend gemaakte thuiszittende jongeren uit. Deze kwartaaluitvraag is een toezichtsinstrument waarmee samenwerkingsverbanden kunnen laten zien dat ze zicht hebben op de thuiszittende jongeren in de regio en hoe het hen lukt om het aantal thuiszittende jongeren in de regio terug te dringen. Van het samenwerkingsverband wordt verwacht dat verzuim of thuiszitten niet aan nalatigheid van het samenwerkingsverband te wijten is.
Zoals in het antwoord op vraag 9 genoemd, zijn er geen centraal verzamelde gegevens beschikbaar van het verzuim per samenwerkingsverband. Samenwerkingsverbanden zijn op dit moment dus aangewezen op hun eigen uitvraag of monitoringsinstrument. Dit maakt de gegevens niet geschikt voor aggregatie in een (totaal)beeld over thuiszittende jongeren en daarmee ook niet geschikt voor publicatie. Zoals ook in het antwoord op vraag 9 genoemd, wil ik hierin verandering brengen met de gegevensdeling en informatieverstrekking van het besluit terugdringen schoolverzuim. Hiermee zou op termijn ook de kwartaaluitvraag zoals die nu door de Inspectie plaatsvindt kunnen komen te vervallen.
Vraag 11
In uw antwoord op eerdere KamervragenĀ gaf u aan doorlopend met samenwerkingsverbanden in gesprek te zijn over afspraken om thuiszitters terug te dringen, wat is hier concreet afgesproken en met welk resultaat?10
Antwoord 11
Ik vind het van belang dat we het aantal jongeren dat geen onderwijs volgt terugdringen. Samenwerkingsverbanden hebben hierin een belangrijke rol en voelen zelf ook een grote verantwoordelijkheid voor het terugdringen van het aantal thuiszitters. Zij hebben de wettelijke taak om een dekkend netwerk van ondersteuningsvoorzieningen te organiseren, zodat iedere leerling het onderwijs krijgt dat bij hem of haar past.
Ik ben voortdurend in gesprek met samenwerkingsverbanden en andere betrokken partijen over hoe we verzuim kunnen terugdringen en voorkomen.11 Omdat de problematiek van thuiszittende jongeren complex is, vragen oplossingen vaak intensieve samenwerking en maatwerk. Om samenwerkingsverbanden en scholen hierin te ondersteunen, wordt ā naast het hierboven genoemde wetsvoorstel terugdringen schoolverzuim ā vanuit mijn ministerie extra ruimte voor maatwerk geboden, onder meer met digitaal afstandsonderwijs, het experiment onderwijszorgarrangementen en de subsidieregeling āondersteuning en preventie thuiszittende leerlingenā. Zie hiervoor ook de antwoorden op vraag 6 en 7 hierboven.Ā
AOB, 2 november 2025, "Bijna 60 miljoen voor passend onderwijs ligt nog altijd op de plank" (www.aob.nl/onderwijsblad/artikelen/bijna-60-miljoen-voor-passend-onderwijs-ligt-op-de-plank/)ā©ļø
KamerstukĀ 2025Z00127ā©ļø
KamerstukĀ 31 497, nr. 467ā©ļø
Kamerstukken II, 2024-2025, 31497, nr. 497.ā©ļø
Begrotingsdebat van 28 november 2024, Handelingen II, vergaderjaar 2024-2025, nr. 30, item 4 (www.tweedekamer.nl/kamerstukken/plenaire_verslagen/detail/2024-2025/30)ā©ļø
Het aantal leerlingen dat gedurende het schooljaar wel ingeschreven staat op school maar langdurig ongeoorloofd niet naar school gaat.ā©ļø
Het aantal leerlingen dat niet staat ingeschreven op een school maar wel leer- of kwalificatieplichtig is.ā©ļø
Inspectie van het Onderwijs, Thuiszittersregistratie (www.onderwijsinspectie.nl/onderwijssectoren/toezicht-op-samenwerkingsverbanden-passend-onderwijs/thuiszittersregistratie)ā©ļø
KamerstukĀ 2025Z00127ā©ļø
Zo is er onder meer āde verzuimtafelā, waar naast de samenwerkingsverbanden vertegenwoordigers zitten van de schoolbesturen, ouders, leerlingen, jeugdartsen en leerplichtambtenaren en andere onderwijs- en zorgorganisaties als het Nederlands Jeugdinstituut, Gedragswerk, Stichting Onderwijsconsulenten en Nederlands Centrum Jeugdgezondheid.ā©ļø