Eindtekst
Wijziging van diverse wetten in verband met het overzetten van bepalingen uit de Vangnetregeling Omgevingswet naar de wet in formele zin, alsmede met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten
Eindtekst
Nummer: 2025D49426, datum: 2025-11-27, bijgewerkt: 2025-12-02 09:59, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2025Z17949:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-09-30 16:30: Procedurevergadering commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-10-02 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-11-06 12:00: Wijziging van diverse wetten in verband met het overzetten van bepalingen uit de Vangnetregeling Omgevingswet naar de wet in formele zin, alsmede met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten (TK 36824) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-11-19 14:55: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-11-27 10:15: Wijziging van diverse wetten in verband met het overzetten van bepalingen uit de Vangnetregeling Omgevingswet naar de wet in formele zin, alsmede met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten (36824) (Hamerstukken), TK
Preview document (đ origineel)
De Tweede Kamer der Staten- Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 27 november 2025 |
|
| Wijziging van diverse wetten in verband met het overzetten van bepalingen uit de Vangnetregeling Omgevingswet naar de wet in formele zin, alsmede met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten | |
| VOORSTEL VAN WET | |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige gebreken van ondergeschikte aard in diverse wetten te herstellen, de aanduiding van ministers te actualiseren en de bepalingen uit de Vangnetregeling Omgevingswet over te zetten naar de wet in formele zin;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Aanvullingswet geluid Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.3, tweede lid, onder a, wordt âdit saneringsplanâ vervangen door âde vaststelling van dit saneringsplanâ.
B
Aan artikel 3.5, eerste lid, onder a, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
8°. artikel 110f van de Wet geluidhinder niet van toepassing is als onderzoek naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen ook vereist is op grond van regels als bedoeld in artikel 2.24 van de Omgevingswet over het beoordelen van gecumuleerd geluid,.
C
Aan artikel 3.6, eerste lid, onder a, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
6°. artikel 110f van de Wet geluidhinder niet van toepassing is als onderzoek naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen ook vereist is op grond van regels als bedoeld in artikel 2.24 van de Omgevingswet over het beoordelen van gecumuleerd geluid,.
ARTIKEL II
De Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.3 komt te luiden:
Artikel 4.3 (geldingsduur gelijkgestelde voorkeursrechten op
basis van een bestemmingsplan of inpassingsplan)
Als op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet vijf jaar of meer zijn verstreken nadat een voorkeursrecht, gevestigd op grond van artikel 2 in samenhang met artikel 3, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten respectievelijk artikel 9a, eerste lid, eerste zin, in samenhang met artikel 3, eerste lid, van die wet is ingegaan, vervalt het voorkeursrecht van rechtswege als tien jaar zijn verstreken na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan respectievelijk het inpassingsplan waarop het voorkeursrecht is gebaseerd.
B
In artikel 4.6 wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. Een lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 47 van de Wet inrichting landelijk gebied geldt als een besluit geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 12.36 van de Omgevingswet.
ARTIKEL III
De Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 52b komt te luiden:
Artikel 52b
1. Onze Minister kan de belanghebbende, bedoeld in artikel 52a, verplichten zich bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten begeleiden en ondersteunen.
2. Onze Minister verstrekt de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.
3. De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste 20% van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 53, tweede lid. De verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig vergoed.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten;
b. de voor vergoeding in aanmerking komende kosten;
c. de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de planmatige ondersteuning uitvoert.
B
Artikel 52b komt te luiden:
Artikel 52b
1. De belanghebbende is verplicht door een re-integratiebureau een plan op te laten stellen voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 52a, eerste lid, onderdeel a, en het plan, nadat het is goedgekeurd door Onze Minister, onder begeleiding van een re-integratiebureau uit te voeren.
2. Behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 52a, vierde lid, heeft de belanghebbende vanaf het moment van zijn ontslag met in achtneming van de regels, bedoeld in het derde lid, recht op vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten van het plan, bedoeld in het eerste lid, en van de begeleiding en ondersteuning bij de uitvoering van het plan.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de onderdelen van het plan, bedoeld in het eerste lid;
b. een tegemoetkoming voor de in het plan opgenomen activiteiten anders dan begeleiding en ondersteuning;
c. de eisen die worden gesteld aan een re-integratiebureau als bedoeld in het eerste lid;
d. de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in het tweede lid;
e. het bedrag dat ten hoogste op grond van het tweede lid kan worden verstrekt.
4. In de regels, bedoeld in het derde lid, kan worden gedifferentieerd naar gelang de afstand die de belanghebbende heeft tot de arbeidsmarkt.
C
In artikel 52c, eerste lid, wordt na â52aâ ingevoegd âof 52bâ.
D
In artikel 52c vervalt âof 52bâ.
E
Artikel 132b komt te luiden:
Artikel 132b
1. Gedeputeerde staten kunnen de belanghebbende, bedoeld in artikel 132a, verplichten zich bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten begeleiden en ondersteunen.
2. Gedeputeerde staten verstrekken de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.
3. De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste 20% van de laatstelijk per jaar genoten wedde, bedoeld in artikel 133, tweede lid. De verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig vergoed.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten;
b. de voor vergoeding in aanmerking komende kosten;
c. de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de planmatige ondersteuning uitvoert.
F
Artikel 132b komt te luiden:
Artikel 132b
1. De belanghebbende is verplicht door een re-integratiebureau een plan op te laten stellen voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 132a, eerste lid, onderdeel a, en het plan, nadat het is goedgekeurd door gedeputeerde staten, onder begeleiding van een re-integratiebureau uit te voeren.
2. Behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 132a, vierde lid, heeft de belanghebbende vanaf het moment van zijn ontslag met in achtneming van de regels, bedoeld in het derde lid, recht op vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten van het plan, bedoeld in het eerste lid, en van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de onderdelen van het plan, bedoeld in het eerste lid;
b. een tegemoetkoming voor de in het plan opgenomen activiteiten anders dan begeleiding en ondersteuning;
c. de eisen die worden gesteld aan een re-integratiebureau als bedoeld in het eerste lid;
d. de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in het tweede lid;
e. het bedrag dat ten hoogste op grond van het tweede lid kan worden verstrekt.
4. In de regels, bedoeld in het derde lid, kan worden gedifferentieerd naar gelang de afstand die de belanghebbende heeft tot de arbeidsmarkt.
G
In artikel 132c, eerste lid, wordt na â132aâ ingevoegd âof 132bâ.
H
In artikel 132c vervalt âof 132bâ.
ARTIKEL IV
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 9:36 vervalt het vijfde lid.
B
Artikel 9:36a wordt vervangen door:
Afdeling 9.2.4 Openbaarheid
Artikel 9:36a
1. Bij de ombudsman berustende informatie over een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18 of artikel 9:26, die niet is opgenomen in het rapport, is niet openbaar.
2. Voor zover een aan de ombudsman gericht verzoek op grond van de Wet open overheid betrekking heeft op door een bestuursorgaan verstrekte informatie ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18 of artikel 9:26, zendt de ombudsman het verzoek ter behandeling door aan het bestuursorgaan.
ARTIKEL V
In artikel 235 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt na âeen omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1 lid 2 aanhef en onder a van de Omgevingswet is verleendâ toegevoegd âof waarvoor een melding voor het in gebruik nemen is gedaan, als het in gebruik nemen van het bouwwerk of de bouwwerken die het resultaat zijn van de bouwactiviteit op grond van artikel 4.3 lid 1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is verboden zonder voorafgaande meldingâ.
ARTIKEL VI
In artikel 1060, vijfde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt âbouwwerk als bedoeld in de Woningwetâ vervangen door âbouwwerk als bedoeld in de Omgevingswetâ.
ARTIKEL VII
In artikel 4.20, vijfde lid, aanhef, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt âOnze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatiesâ vervangen door âOnze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordeningâ.
ARTIKEL VIII
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 124, vierde lid, wordt âgemeentebladâ vervangen door âprovinciaal bladâ.
B
In artikel 124a, tweede lid, wordt voor de punt aan het slot ingevoegd â, met dien verstande dat mededeling als bedoeld in artikel 124, vierde lid, wordt gedaan in de Staatscourantâ.
C
Aan artikel 124b, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: In afwijking van artikel 124, vierde lid, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
ARTIKEL IX
De Huisvestingswet 2014 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt âmaximale huurprijsâ vervangen door âmaximale huurprijsgrensâ.
B
In artikel 11a wordt âartikel 7:274c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboekâ vervangen door âartikel 274c, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboekâ.
C
In artikel 11b wordt âartikel 7:271, eerste lid, tweede volzin, van het Burgerlijk Wetboekâ vervangen door âartikel 271, tweede lid, eerste zin, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboekâ.
D
In artikel 51, vijfde lid, vervalt âvan Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatiesâ.
ARTIKEL X
De Invoeringswet Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.55, onderdeel Q, vervalt.
B
In artikel 4.1, onder n, wordt âde artikelen 11.11 en 11.12â vervangen door âde artikelen 10.32a, 11.11 en 11.12â.
C
Artikel 4.6, tweede lid, onder b, wordt vervangen door:
b. een beheersverordening is vastgesteld, maar nog niet in werking getreden,
blijft het oude recht van toepassing tot dit besluit van kracht is.
D
Na artikel 4.80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.80a0 (doorwerking omgevingsplan in beoordelingsregels ruimtelijke besluiten Wabo)
1. Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is ingediend, blijft het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt, met dien verstande dat:
a. als de activiteit in overeenstemming is met artikel 2.10, eerste lid, onder c, respectievelijk artikel 2.11 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de omgevingsvergunning toch kan worden geweigerd als de activiteit in strijd is met het omgevingsplan,
b. als de activiteit in strijd is met artikel 2.10, eerste lid, onder c, respectievelijk artikel 2.11 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de omgevingsvergunning toch kan worden verleend als de activiteit in overeenstemming is met het omgevingsplan, en
c. bij het met toepassing van artikel 6.17 van de Wet ruimtelijke ordening aan de omgevingsvergunning verbinden van het voorschrift dat de vergunninghouder een exploitatiebijdrage is verschuldigd, het omgevingsplan in acht wordt genomen, voor zover het gaat om een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die betrekking heeft op een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.
2. Artikel 4.3 is in die gevallen niet van toepassing.
E
In de artikelen 4.103, vierde lid, en 5.1, derde lid, wordt âOnze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatiesâ vervangen door âOnze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordeningâ.
F
In artikel 4.110 wordt âOnze Minister van Infrastructuur en Waterstaatâ telkens vervangen door âOnze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordeningâ.
G
Na artikel 4.111 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.111a (regels in exploitatieplannen)
1. Regels in een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening worden voor de toepassing van afdeling 13.6 van de Omgevingswet aangemerkt als:
a. voor zover het exploitatieplan op grond van artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder m, geldt als deel van het omgevingsplan: regels als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid, van de Omgevingswet, of
b. voor zover het exploitatieplan op grond van artikel 4.13, tweede lid, aanhef en onder c, van de Omgevingswet geldt als een aan een omgevingsvergunning verbonden voorschrift: voorschriften als bedoeld in artikel 13.14, derde lid, van de Omgevingswet.
2. Als het omgevingsplan drie maanden na uitvoering van de in het exploitatieplan voorziene werken, werkzaamheden en maatregelen geen regels over de eindafrekening van de kosten als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid, aanhef en onder e, onder 2°, van de Omgevingswet bevat, stelt het college van burgemeester en wethouders op dat moment een afrekening van dat exploitatieplan vast overeenkomstig artikel 6.20 van de Wet ruimtelijke ordening zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
ARTIKEL XI
De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 18, eerste lid, onder g, en 21, eerste lid, onder k, wordt âartikel 1.1, eerste lid, van de Wet natuurbeschermingâ vervangen door âartikel 2.44 van de Omgevingswetâ.
B
In artikel 141a, derde lid, onder d, wordt âals aangewezen krachtens de Wet ruimtelijke ordeningâ vervangen door âwaarvan de locatie bij ministeriĂ«le regeling geometrisch is begrensd krachtens artikel 2.21a, eerste lid, van de Omgevingswet als PKB-Waddenzeeâ.
ARTIKEL XII
De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2.19, vierde lid, 2.32, tweede lid, 2.34, eerste en vierde lid, 3.1, derde lid, 4.16, tweede lid, 5.44, eerste en tweede lid, 5.44a, vierde lid, 5.44b, eerste lid, 5.45, vierde lid, onder b, 5.46, eerste lid, aanhef, 5.53, vierde lid, 9.1, eerste lid, aanhef, 9.6, onder c, 9.8, onder d, 9.12, vierde lid, 10.15, 13.21, 13.22, eerste lid, 18.26, tweede lid, 19.18, eerste en derde lid, 20.21, tweede lid, 23.3, zevende en achtste lid, en 23.9 wordt âOnze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatiesâ vervangen door âOnze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordeningâ.
B
In de artikelen 2.19, vijfde lid, onder a, aanhef en onder b, onder 3°, 2.44, eerste tot en met derde lid, 2.45, tweede en derde lid, 2.46, eerste lid, 3.9, derde en vierde lid, aanhef, 4.32, tweede lid, onder a, 8.1, vijfde lid, 8.2, zesde lid, 10.29, eerste en tweede lid, 12.26, derde lid, 13.1, vijfde lid, 16.36, vijfde lid, onder b, 18.15a, eerste lid, 18.16a, eerste lid, tweede lid, onder b, en derde lid, 18.16b, vijfde lid, 20.18, derde lid, 22.21, eerste en tweede lid, aanhef, en 23.5a, eerste lid, wordt âOnze Minister voor Natuur en Stikstofâ vervangen door âOnze Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuurâ.
C
Artikel 3.9, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b vervalt â, waarbij die Minister rekening houdt met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied en met de regionale en lokale bijzonderhedenâ.
2. In de slotzin wordt âOnze Ministerâ vervangen door âdie ministerâ.
D
Aan artikel 9.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Als in de voorkeursrechtbeschikking, bedoeld in het eerste lid, onder c, is bepaald dat met het oog op de functie waarvoor het voorkeursrecht is gevestigd wordt overgegaan tot het vaststellen van een omgevingsvisie of een programma, komt dat voorkeursrecht alleen door vaststelling van het aangegeven document te gelden als een voorkeursrecht op grond van het eerste lid, onder b.
E
Artikel 9.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a, wordt âis toegedacht in een omgevingsvisie of een programmaâ vervangen door âis toegedacht in een vastgestelde omgevingsvisie of een vastgesteld programmaâ.
2. In het eerste lid, onder a en b, wordt âis toegedeeld in het omgevingsplanâ vervangen door âis toegedeeld in een vastgesteld omgevingsplanâ.
3. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Een voorkeursrecht waarvan op grond van het eerste lid de geldingsduur is verlengd, vervalt:
a. bij een voorkeursrecht als bedoeld in het eerste lid, onder a, dat door tijdige vaststelling van een omgevingsvisie of een programma als bedoeld in dat onderdeel is komen te gelden als een voorkeursrecht op grond van artikel 9.1, eerste lid, onder b: drie jaar na de vaststelling van die omgevingsvisie of dat programma, tenzij voor dat tijdstip de functie waarvoor het voorkeursrecht is gevestigd, is toegedeeld in een vastgesteld omgevingsplan,
b. bij een voorkeursrecht als bedoeld in het eerste lid, onder b, dat door tijdige vaststelling van een omgevingsplan als bedoeld in dat onderdeel is komen te gelden als een voorkeursrecht op grond van artikel 9.1, eerste lid, onder a: vijf jaar na de inwerkingtreding van dat omgevingsplan of, als die termijn met toepassing van het tweede lid is verlengd, aan het einde van de verlengde termijn.
F
Artikel 10.10h, eerste lid, komt te luiden:
1. Een rechthebbende op een onroerende zaak gedoogt graafwerkzaamheden, meetwerkzaamheden of het aanbrengen van tekens als dit door het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 11.4, nodig wordt geacht voor een beoogde vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de fysieke leefomgeving waarvoor kan worden onteigend.
G
Artikel 10.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding â1.â voor het eerste lid vervalt en in de tekst wordt âOnze Minister van Economische Zaken en Klimaatâ vervangen door âOnze Minister van Klimaat en Groene Groeiâ.
2. De aanhef van het tweede lid alsmede de aanduiding â2.â voor dat lid vervallen, onder verlettering van de onderdelen a tot en met e tot c tot en met g.
3. In onderdeel b wordt de punt aan het slot vervangen door een komma.
4. In de onderdelen c en d (nieuw) wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een komma.
5. In onderdeel g (nieuw) wordt âde Minister voor Klimaat en Energieâ vervangen door âde Minister van Klimaat en Groene Groeiâ.
H
In artikel 12.4, tweede lid, wordt âArtikel 3, eerste lid, onderdeel r, van de Kadasterwetâ vervangen door âArtikel 3, eerste lid, onder q, van de Kadasterwetâ.
I
Artikel 15.23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt âhet vaststellen van de schadeloosstellingâ vervangen door âhet bepalen van de werkelijke waarde van de onteigende zaakâ.
2. In onderdeel a vervalt â, voor zover dat een overheidswerk betreftâ.
3. Onderdeel c komt te luiden:
c. de plannen voor de verwezenlijking van het onteigeningsbelang, bedoeld onder a, en de werken, bedoeld onder b.
4. Voor de tekst wordt de aanduiding â1.â geplaatst.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Als het onteigeningsbelang waarvoor wordt onteigend geen overheidswerk betreft, wordt voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder a, wel rekening gehouden met voordelen die zijn ontstaan door de verwezenlijking van dat belang.
J
In artikel 15.40, tweede lid, wordt âmedeâ vervangen door âmeeâ.
K
Aan artikel 16.2 wordt toegevoegd â, tenzij de consolidatieplicht op grond van artikel 19 van de Bekendmakingswet is uitgezonderdâ.
L
Het opschrift van artikel 16.77aa komt te luiden:
Artikel 16.77aa. (beslistermijn bij jaarlijkse eindafrekening kostenverhaal)
M
In artikel 16.122, tweede lid, wordt âde artikelen 15.21 tot en met 15.25â vervangen door âde artikelen 15.22 tot en met 15.25â.
N
In artikel 18.5a wordt âOnze Minister van Economische Zaken en Klimaatâ vervangen door âOnze Minister van Klimaat en Groene Groeiâ.
O
Artikel 18.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vierde lid, aanhef vervalt âgeheel of gedeeltelijkâ.
2. In het vierde lid, onderdeel b, wordt âartikel 5.37, tweede lidâ vervangen door âartikel 5.37, derde lidâ.
P
In artikel 19.4, vierde lid, wordt âaanwijzigenâ vervangen door âaanwijzingenâ.
Q
In artikel 22.5, eerste lid, wordt de komma aan het slot vervangen door een punt.
R
Aan artikel 22.6, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Als bij de vaststelling van een omgevingsplan regels worden gesteld die gelden in afwijking van regels in een besluit als bedoeld in de eerste zin dat nog niet komt te vervallen, kunnen in geval van een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder m, van de Invoeringswet Omgevingswet voor het gehele exploitatiegebied regels als bedoeld in de artikelen 13.14 en 13.15 worden gesteld.
S
Aan paragraaf 22.1.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 22.13a. (voorschriften omgevingsvergunning bouwen op verontreinigde bodem)
1. Dit artikel geldt voor een locatie waarvoor:
a. de geldende regels over het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie in het omgevingsplan alleen de daarover in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder c, gestelde regels omvatten, en
b. voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de bouwverordening, bedoeld in artikel 8 van de Woningwet, een voorschrift bevatte over de toepassing van de bevoegdheid van het bevoegd gezag om voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen te verbinden als het van oordeel is dat de bodem zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers van het te bouwen bouwwerk, maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt voor het beoogde doel.
2. Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie die niet in strijd is met de regels, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan het bevoegd gezag, als het onverminderd die regels van oordeel is dat de bodem zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers van het gebouw, in afwijking van artikel 5.34, eerste lid, voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden die ertoe strekken dat de bodem alsnog geschikt wordt gemaakt voor het beoogde doel.
T
Aan artikel 22.16 worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Een voorkeursrecht op een zaak die deel uitmaakt van een locatie waaraan in een projectbesluit dat geldt als omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit een niet-agrarische functie is toegedeeld, geldt als een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, aanhef en onder a, voor zover het gebruik van die locatie afwijkt van de toegedeelde functie.
5. Artikel 9.4, eerste lid, aanhef en onder a en b, is van overeenkomstige toepassing op een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, aanhef en onder b of c, als de functie waarvoor het voorkeursrecht is gevestigd is toegedeeld in een projectbesluit dat geldt als een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.
ARTIKEL XIII
In artikel 208e, tweede lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt âmaximale huurprijsâ vervangen door âmaximale huurprijsgrensâ.
ARTIKEL XIV
In artikel 121, vierde lid, van de Provinciewet wordt âhet provinciaal bladâ vervangen door âde Staatscourantâ.
ARTIKEL XV
In artikel 32, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet wordt âde Staatscourantâ vervangen door âhet publicatieblad, genoemd in artikel 1 of 2 van de Bekendmakingswet, van het openbaar lichaam waartoe het betreffende orgaan, genoemd in artikel 2, behoortâ.
ARTIKEL XVI
In artikel 17, tweede lid, onder b, onder 2°, van de Spoorwegwet wordt âde artikelen 11.6 en 11.11 van de Wet milieubeheerâ vervangen door âartikel 3.9, eerste lid, onder b, onder 2°, van de Omgevingswet en de regels, bedoeld in artikel 20.17, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van die wetâ.
ARTIKEL XVII
De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, vervallen de aanduidingen ao tot en met e.
B
In de artikelen 3b, derde lid, en 3i, eerste lid, vervalt âonderdeel g,â.
C
In artikel 3i, eerste lid, vervalt âonderdeel f,â.
D
In de artikelen 7, tiende lid, en 10, eerste lid, wordt âartikel 4.20, aanhef en onder f, van de Omgevingswetâ vervangen door âartikel 4.20, aanhef en onder m, van de Omgevingswetâ.
E
In artikel 9, vierde lid, vervalt âvan de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimteâ.
F
In artikel 10c, eerste lid, onder a en b, wordt âmaximale huurprijsâ vervangen door âmaximale huurprijsgrensâ.
G
In artikel 13, vijfde lid, wordt âartikel 4.20, aanhef en onder f, van de Omgevingswetâ vervangen door âartikel 4.20, aanhef en onder m, van de Omgevingswetâ.
H
In artikel 14, eerste lid, wordt âmaximale huurprijsâ telkens vervangen door âmaximale huurprijsgrensâ en vervalt âvan de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimteâ.
I
In artikel 15b vervalt telkens âvan de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimteâ.
J
In artikel 19a, eerste en tweede lid, vervalt âonderdeel d,â.
ARTIKEL XVIII
In artikel 23, eerste lid, van de Uitvoeringswet Nederlands-Duits Grensverdrag wordt âTitel IIa van de Onteigeningswetâ vervangen door âhoofdstuk 11 van de Omgevingswetâ.
ARTIKEL XIX
In artikel 11, tweede lid, van de Vorderingswet wordt âartikel 60 der Onteigeningswet (Stb. 1851, 125)â vervangen door âartikel 11.19 van de Omgevingswetâ.
ARTIKEL XX
Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt vervalt artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van de Wet administratieve rechtspraak BES.
ARTIKEL XXI
De Wet agrarisch grondverkeer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6, tweede lid, wordt âruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebiedâ vervangen door âkavelruilovereenkomst als bedoeld in artikel 12.44, eerste lid, van de Omgevingswet in samenhang met artikel 12.47, eerste lid, van die wetâ.
B
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onder a, wordt âovereenkomstig artikel 18, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied een ontwerp voor een inrichtingsplanâ vervangen door âovereenkomstig artikel 16.33f, eerste lid, van de Omgevingswet een ontwerp voor een inrichtingsbesluitâ.
2. In het tweede lid, onder e, wordt âstructuurvisie als bedoeld in artikel 2.3, eerste of tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordeningâ vervangen door ânationale omgevingsvisie als bedoeld in artikel 3.1, derde lid, van de Omgevingswet of programma van Onze Minister die het aangaat als bedoeld in artikel 3.4 van die wetâ.
3. In het vierde lid wordt âwaarop ingevolge de artikelen 2 in samenhang met 3, 4, eerste lid, onder a, of 5 dan wel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten de artikelen 10 tot en met 24 en 26 van die wet van toepassing zijnâ vervangen door âwaarop ingevolge artikel 9.1, eerste of tweede lid, van de Omgevingswet afdeling 9.2 van die wet van toepassing isâ.
4. In het vijfde lid wordt âde artikelen 10 tot en met 24 en 26 van de Wet voorkeursrecht gemeenten van toepassing zijn ingevolge de artikelen 2 in samenhang met 3, 4, eerste lid, onder a, of 5 dan wel 6 van die wetâ vervangen door âwaarop ingevolge artikel 9.1, eerste of tweede lid, van de Omgevingswet afdeling 9.2 van die wet van toepassing isâ.
C
In artikel 43, vierde lid, wordt âde artikelen 40b-40f van de onteigeningswetâ vervangen door âde artikelen 15.22 tot en met 15.25 van de Omgevingswetâ.
ARTIKEL XXII
In artikel 1 van de Wet basisregistratie ondergrond komt de begripsomschrijving van gebruiksrecht te luiden:
gebruiksrecht: door een bestuursorgaan genomen besluit, aan een bestuursorgaan gedane melding, aan een bestuursorgaan verstrekte gegevens vanwege een informatieplicht, of andere gegevens waarover een bestuursorgaan beschikt, gericht op of verband houdend met het:
a. winnen of benutten van in de ondergrond aanwezige natuurlijke hulpbronnen of het aanbrengen van een daarvoor noodzakelijke constructie;
b. opslaan van stoffen in de ondergrond of het aanbrengen van een daarvoor noodzakelijke constructie;
c. geschikt maken en houden van de bodemkwaliteit voor het gebruik van de bodem; of
d. graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit waarbij de werkzaamheden onder milieukundige begeleiding zijn uitgevoerd;
ARTIKEL XXIII
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 28, eerste lid, onder c, wordt âde Wet algemene bepalingen omgevingsrechtâ vervangen door âde Omgevingswetâ.
B
In artikel 29, tweede lid, vervalt âvoor een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer,â.
C
In artikel 30, eerste lid, aanhef, wordt âartikel 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrechtâ vervangen door âartikel 18.1, aanhef en onder c, van de Omgevingswetâ.
D
In artikel 71h, onder i, wordt âeen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgegeven omgevingsvergunningâ vervangen door âeen op grond van de Omgevingswet afgegeven omgevingsvergunningâ.
ARTIKEL XXIV
In artikel 14, tweede en derde lid, van de Wet bestrijding maritieme ongevallen wordt âWaterwetâ vervangen door âOmgevingswetâ.
ARTIKEL XXV
In artikel 1, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit vervallen de aanduidingen a tot en met s en wordt in de begripsomschrijving van Onze Minister âOnze Minister voor Wonen, Wijken en Integratieâ vervangen door âOnze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordeningâ.
ARTIKEL XXVI
Artikel 1, eerste lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek komt te luiden:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
huisvestingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8 van de Huisvestingswet 2014;
huisvestingsverordening: verordening als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet 2014;
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;
regio: gebied dat uit een oogpunt van het functioneren van de woonruimtemarkt als een samenhangend geheel kan worden beschouwd.
ARTIKEL XXVII
Artikel 475da van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In het tweede lid wordt âde maximale rekenhuur, bedoeldâ vervangen door âhet bedrag, genoemdâ.
B
In het vijfde lid wordt âde in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag opgenomen rekenhuurâ vervangen door âhet in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedragâ en wordt âde eerder genoemde rekenhuurâ vervangen door âhet eerder genoemde bedragâ.
C
In het negende lid, tweede zin, vervalt âvan de rekenhuurâ.
ARTIKEL XXVIII
In artikel 3, eerste lid, onder c, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers vervalt âonderdeel g,â.
ARTIKEL XXIX
De Wet goed verhuurderschap wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2, tweede lid, onderdeel e, onder 6⊠en 2a, eerste, tweede en derde lid wordt âmaximale huurprijsâ vervangen door âmaximale huurprijsgrensâ.
B
In artikel 5, derde lid, vervalt â, onderdeel k,â.
C
In artikel 23a, tweede en derde lid, wordt âmaximale huurprijsâ vervangen door âmaximale huurprijsgrensâ.
ARTIKEL XXX
In artikel 15, tweede lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken vervallen de onderdelen d en e, onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel d.
ARTIKEL XXXI
In artikel 5.10, derde lid, van de Wet luchtvaart wordt âovereenkomstig artikel 1.2, tweede lid, onder b, van de Wet milieubeheerâ vervangen door âop grond van artikel 2.6 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 2.18, eerste lid, onder b, van die wetâ.
ARTIKEL XXXII
De Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel IIIA wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A
In artikel 4, tweede lid, onderdeel d, wordt âde artikelen 7:255 en 7:255aâ vervangen door âartikel 7:255â.
2. Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede zin, wordt âartikel 10, derde of vierde lidâ vervangen door âartikel 10, derde lidâ.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding â1.â voor het eerste lid vervalt.
B
In artikel IIIAa, onderdeel B, wordt âartikel 7, tweede lid, onderdeel a, onder 2â vervangen door âartikel 7, tweede lid, onderdeel a, onder 1â.
ARTIKEL XXXIII
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 15.21, eerste lid, vervalt onderdeel c.
B
In artikel 17.9, derde lid, onder a, wordt âartikel 95, derde en vierde lid, van de Wet bodembeschermingâ vervangen door âartikel 18.2 van de Omgevingswetâ.
C
Bijlage 1 vervalt.
D
Bijlage 2 vervalt.
ARTIKEL XXXIV
In de bijlage bij de Wet open overheid, onder âAlgemene wet bestuursrechtâ, vervalt â9:36, vijfde lid,â.
ARTIKEL XXXV
De Wet op het overleg huurders verhuurder wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bewonerscommissie: commissie van bewoners van huurwoningen in een wooncomplex, niet zijnde een huurdersorganisatie, die de belangen behartigt van de huurders van dat wooncomplex en die
1°. de huurders op de hoogte houdt van haar activiteiten en hen betrekt bij haar standpuntbepaling;
2°. ten minste eenmaal per jaar een vergadering uitschrijft voor de huurders, waarin zij verantwoording aflegt van haar activiteiten in het verstreken jaar, haar plannen voor het eerstvolgende jaar bespreekt en deze vaststelt; en
3°. alle huurders van de woongelegenheden of wooncomplexen, waarvoor zij de belangen behartigt, in de gelegenheid stelt om zich bij haar aan te sluiten;
huurder: huurder van een woongelegenheid van een verhuurder, welke huurder daarin zijn hoofdverblijf heeft;
huurdersorganisatie: vereniging of stichting, die als doelstelling heeft het behartigen van de belangen van huurders en die:
1°. van welke het bestuur wordt gekozen of aangewezen door en uit de huurders die zij vertegenwoordigt;
2°. de huurders op de hoogte houdt van haar activiteiten en hen betrekt bij haar standpuntbepaling;
3°. ten minste eenmaal per jaar een vergadering uitschrijft voor de huurders, waarin zij verantwoording aflegt van haar activiteiten in het verstreken jaar, haar plannen voor het eerstvolgende jaar bespreekt en deze vaststelt; en
4°. alle huurders van de woongelegenheden of wooncomplexen, waarvoor zij de belangen behartigt, in de gelegenheid stelt om zich bij haar aan te sluiten;
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;
verhuurder: een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Woningwet, dan wel een eigenaar van ten minste 25 voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland, of degene die door die eigenaar gevolmachtigd is namens hem op te treden;
wooncomplex: een verzameling van ten minste 25 in elkaars nabijheid gelegen woongelegenheden welke financieel, administratief, qua bouwwijze of anderszins een eenheid vormen;
woongelegenheid:
1°. woning;
2°. standplaats als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Wet op de huurtoeslag; en
3°. woonwagen als bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet op de huurtoeslag.
B
Artikel 9 vervalt.
ARTIKEL XXXVI
De Wet privatisering ABP wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen a, d, h, i en s tot en met u vervallen.
2. In onderdeel q, onder 3° en 4°, wordt âOnze Minister van Veiligheid en Justitieâ vervangen door âOnze Minister van Justitie en Veiligheidâ.
B
In artikel 2, eerste lid, onder b, onder 2° en 3°, wordt âOnze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappenâ vervangen door âOnze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschapâ.
C
In artikel 4 vervallen het tweede en vierde lid, onder vernummering van het derde tot tweede lid en het vijfde en zesde lid tot derde en vierde lid.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
2. In het tweede lid (nieuw) wordt âbedoeld in het tweede lidâ vervangen door âbedoeld in het eerste lidâ.
E
De artikelen 7, 8, 10 tot en met 15, 17 tot en met 20, 24 tot en met 26, 55, 58, 61, 62, 66a, 75 en 77 vervallen.
ARTIKEL XXXVII
De Wet van 29 juni 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (afschaffing van de correctie verzamelinkomen) (Stb. 2006, 306) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel II wordt âde peildatum, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet bevordering eigenwoningbezitâ vervangen door âde peildatum, bedoeld in artikel 1 van de Wet bevordering eigenwoningbezitâ.
B
In artikel III wordt âhet peiljaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van de Wet bevordering eigenwoningbezitâ vervangen door âhet peiljaar, bedoeld in artikel 1, van de Wet bevordering eigenwoningbezitâ.
ARTIKEL XXXVIII
In artikel III van de Wet vaste huurcontracten wordt âOnze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordeningâ vervangen door âOnze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordeningâ.
ARTIKEL XXXIX
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, vervalt in de definitie van
bewonerscommissie â, onderdeel gâ.
B
In artikel 21e vervalt â, onderdeel eâ.
C
In artikel 48, eerste lid, wordt âartikel 48, tiende lidâ vervangen door âartikel 46, tiende lidâ.
D
In artikel 54, tweede lid, wordt onder verlettering van de onderdelen b tot en met f tot c tot en met g een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. waarvoor op laatstgenoemde 1 januari-datum een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 247b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geldt;.
E
In artikel 59, derde lid, onder d, wordt âartikel 31, vierde lidâ vervangen door âartikel 31, derde lidâ.
F
Artikel 152b vervalt.
ARTIKEL XXXX
Artikel 17, vierde lid, van de Wet waardering onroerende zaken komt te luiden:
4. In afwijking in zoverre van het tweede lid wordt de waarde van een gebouwd eigendom in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het derde lid. Onder een gebouwd eigendom in aanbouw wordt verstaan een onroerende zaak of gedeelte daarvan bestaande uit een bouwwerk:
a. waarvoor een omgevingsvergunning is vereist voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet bestaande uit een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van die wet of
b. waarvoor geldt dat het op grond van artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet verboden is het in gebruik te nemen zonder voorafgaande melding,
en dat doordat het in aanbouw is nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig zijn beoogde bestemming.
ARTIKEL XXXXI
De volgende wetten worden ingetrokken:
a. De Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van diverse wetten in verband met het aantreden van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en diverse andere wijzigingen (Stb. 2008, 197);
b. De Wet van 25 juni 2009 tot wijziging van diverse wetten op de beleidsterreinen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in verband met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard (Stb. 2009, 297);
c. De Wet van 29 april 2010 tot kleine wijzigingen en reparaties in diverse wetten op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer (Stb. 2010, 187);
d. De Veegwet wonen;
e. De Wet van 29 mei 2019 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 ter verduidelijking van woonruimteverdeling van middenhuurwoningen en van de Woningwet ter vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure voor werkzaamheden die niet behoren tot diensten van algemeen economisch belang (Wet maatregelen middenhuur) (Stb. 2019, 207);
f. De Wet van 24 maart 2021 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet (tijdelijke huurkorting) (Stb. 2021, 162);
g. De Wet van 24 maart 2021 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en van de Woningwet (wijziging huurverhogingsmogelijkheden en inkomensgrenzen Woningwet) (Stb. 2021, 167);
h. De Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014,
de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw
Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene
Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te
verruimen (Stb. 2021, 425).
ARTIKEL XXXXII
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel III, onderdelen A, C, E en G in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst. Deze wet werkt ten aanzien van artikel III, onderdelen A, C, E en G terug tot en met 12 februari 2025.
3. Aan artikel XXII kan in het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, terugwerkende kracht worden verleend.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,