[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Flach over Natuurdoelen voor de Westerschelde

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D49435, datum: 2025-12-02, bijgewerkt: 2025-12-02 15:46, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z19074:

Preview document (šŸ”— origineel)


AH 515

2025Z19074

Antwoord van staatssecretaris Rummenie (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen 2 december 2025)

Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2025-2026, nr. 353

1

Heeft u kennisgenomen van de bezwaren van de provincie Zeeland bij de uitbreidingsdoelstelling voor het habitattype estuaria (H1130)?

Antwoord
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen. Ik zal deze zienswijze van de provincie Zeeland betrekken bij het vaststellen van de vernieuwde landelijke doelen voor Natura 2000-habitattypen.

2

Is de veronderstelling juist dat de uitbreidingsdoelstelling vooral is bedoeld om kwaliteitsverbetering te realiseren met behoud van de huidige vaargeuldiepte?

Antwoord
Nee, de uitbreidingsdoelstelling komt niet alleen voort uit gevolgen van vaargeulverdieping, maar ook uit gevolgen van onder meer inpoldering en zandwinning. De Westerschelde is door deze veranderingen dieper en smaller geworden, wat heeft geleid tot een hogere stroomsnelheid van het water. Hierdoor heeft een geleidelijke afname plaatsgevonden van het areaal intergetijdengebied met een lage stroomsnelheid. De relatief geringe omvang van dit type areaal binnen het totale habitattype estuaria, maakt dat er een disbalans is in de variatie die er binnen estuaria zou moeten zijn. Dat is een belangrijke oorzaak waarom de kwaliteit van het habitattype estuaria onvoldoende is. Om de kwaliteit op dit punt te verbeteren is uitbreiding van het areaal estuaria nodig door de Westerschelde meer ruimte te geven.1

3

Is de veronderstelling juist dat de gewenste kwaliteitsverbetering bezien vanuit de Habitatrichtlijn ook kan worden gerealiseerd door het verondiepen van de vaargeulen, waardoor uitbreiding niet of minder noodzakelijk is?

Antwoord
Het effect van actief verondiepen van nevengeulen is onzeker en kan ook negatieve effecten op natuur hebben. Het kan de balans in het huidige meergeulensysteem verstoren waardoor de variatie van leefgebieden afneemt. Tegelijkertijd vraagt actieve verondieping wel om grote investeringen. Bovendien zou dan de recreatievaart en binnenvaart uit de nevengeul verplaatsen naar de hoofdgeul, wat een risico is voor de scheepvaartveiligheid. Als gekozen zou worden voor het laten verondiepen van de hoofdvaargeul, dan is dat een proces waarbij de bodem zich heel geleidelijk aanpast. Natuureffecten treden dan pas na ongeveer een eeuw op. Dit blijkt uit expert-analyses in het rapport ā€˜Langetermijnperspectief voor de Natuur van het Schelde-estuarium’2. Gezien de slechte staat van instandhouding van estuaria is realisatie van natuurdoelen over een eeuw onvoldoende, ook in het licht van de verplichtingen van de Natuurherstelverordening. Bovendien is verondiepen van de hoofdvaargeul in strijd met verdrag-afspraken met Vlaanderen over behoud van de vaardiepte van de Westerschelde ten behoeve van de bereikbaarheid van de haven van Antwerpen.

4

Hoe verhoudt het afgeven van baggervergunningen voor het op diepte houden van de vaargeul in de Westerschelde zich tot de geconstateerde problemen met de staat van instandhouding van het habitattype estuaria?

Antwoord
De staat van instandhouding is meegenomen in de toetsing voor de vergunning die mijn ambtsvoorganger heeft verleend, als bevoegd gezag voor de vergunningaanvraag voor deze werkzaamheden om de vaargeul op diepte te houden. De Passende Beoordeling voor dit project onderbouwt dat dit project niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Dit omvat onder andere de conclusies dat het project niet leidt tot verslechtering en er niet toe leidt dat het onmogelijk wordt om de instandhoudingsdoelen te halen. Om dit te borgen stelt de vergunning een reeks voorschriften. Een belangrijk onderdeel van de Passende Beoordeling en de voorschriften is dat is vastgelegd op welke wijze het baggeren en het storten van het gebaggerd materiaal wordt uitgevoerd en gemonitord.

5

Bent u voornemens de gewenste kwaliteitsverbetering vooral te bereiken via verondieping en/of buitendijkse maatregelen in plaats van ontpoldering?

Antwoord
De keuze van maatregelen ligt niet volledig bij mij, maar bij meerdere samenwerkingsverbanden tussen het Rijk en regionale overheden, waar LVVN in verschillende rollen bij betrokken is. De belangrijkste trajecten zijn de actualisatie van het Natura 2000 beheerplan voor dit gebied, de ontwikkeling van het Natuurplan voor de Natuurherstelverordening, de Programmatische Aanpak Grote Wateren, de herijking van de integrale Langetermijnvisie van de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie en de samenwerking vanuit het Gebiedsoverleg Zuidwesterlijke Delta. Ik stimuleer in deze samenwerkingsverbanden een realistische en sobere uitvoering van natuurbeleid waarbij meervoudig ruimtegebruik prioriteit heeft. Het ministerie van LVVN draagt dit uit in de verschillende processen waarin LVVN met medeoverheden werkt aan de natuur van de Westerschelde. Ik kan niet vooruitlopen op de maatregelen die in elk van deze processen zullen worden bepaald voor verbetering va de kwaliteit van estuaria.

6

Deelt u de mening dat na de pijnlijke ontpoldering van onder meer de Hedwigepolder eventuele nieuwe ontpolderingen in strijd zouden zijn met de verplichting in de Habitatrichtlijn dat "in de op grond van deze richtlijn genomen maatregelen […] rekening [wordt] gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden" (artikelĀ 2, derde lid)?

Antwoord
Een eventuele nieuwe ontpoldering is niet in strijd met de verplichtingen die voortvloeien uit de Habitatrichtlijn. De richtlijn geeft aan dat bij het bepalen van instandhoudingsmaatregelen rekening wordt gehouden met onder meer argumenten op economisch, sociaal en cultureel gebied, naast de ecologische vereisten. Dat is van groot belang. Deze argumenten wegen mee bij het bepalen van het tempo van maatregelen en de selectie van gebieden waar uitbreidingsdoelstellingen worden gerealiseerd. De mate waarin argumenten op economisch, sociaal en cultureel gebied meewegen is echter wel begrensd. Vanuit de Habitatrichtlijn geldt het vereiste dat op landelijk niveau een gunstige staat van instandhouding wordt bereikt, voor zover dat ecologisch haalbaar is. De noodzaak van maatregelen is dus uiteindelijk afhankelijk van de landelijke staat van instandhouding en ecologische haalbaarheid. Een nadere toelichting op deze aspecten van de Habitatrichtlijn staat in de Doorlichting Natura 2000, die in 2020 aan de Kamer is gezonden3. Sinds 2024 gelden daarnaast vanuit de Natuurherstelverordening een aantal verplichtingen voor het tempo waarin lidstaten maatregelen realiseren die toewerken naar een gunstige staat van instandhouding van habitattypen, waaronder het habitattype estuaria.

7

Deelt u de mening dat met de inmiddels gerealiseerde ontpolderingen al wordt voldaan aan de uitbreidingsdoelstelling en nieuwe uitbreiding onwenselijk is?

Antwoord
Deze maatregelen zijn onderdeel van het Natuurpakket Westerschelde. Nederland heeft dit pakket begin 2005 vastgesteld als ā€˜een belangrijke eerste fase’ voor realisatie van een grotere opgave op lange termijn. Aan die grotere opgave is nog niet voldaan nu dit eerste pakket maatregelen is uitgevoerd. Aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk. Die fasering geldt overigens ook voor het Vlaamse deel van de Schelde. Deze besluiten van de Nederlandse en Vlaamse regeringen zijn vastgelegd in het verdrag Ontwikkelingsschets 20104. Het doelbereik voor habitattype estuaria is in beeld gebracht in de doeluitwerking die dit jaar in opdracht van Rijkswaterstaat is opgesteld voor de actualisatie van het Natura 2000 beheerplan voor Westerschelde & Saeftinghe5. Dit rapport constateert dat er nog niet is voldaan aan de uitbreidingsdoelstelling.

8

Is de veronderstelling juist dat met de sinds de aanwijzing van de Westerschelde als Habitatrichtlijngebied gerealiseerde toename van het oppervlak laagdynamisch intergetijdegebied geen sprake is van verslechtering en juist sprake is van kwaliteitsverbetering?6

Antwoord
Het bij antwoord 7 genoemde rapport voor actualisatie van het Natura 2000 beheerplan van dit gebied, vergelijkt onder meer de habitattype-kaart rond de periode van aanwijzing met de meest recente habitattype-kaart. Het rapport stelt dat de kwaliteit van estuaria meerdere aspecten heeft, die deels zijn verbeterd, deels verslechterd en deels stabiel gebleven. Er zijn ook kwaliteitsaspecten waarvoor nog onvoldoende informatie beschikbaar is. Er is daardoor geen algemene uitspraak te doen of de kwaliteit van estuaria is verslechterd of verbeterd. Wel constateert dit rapport dat er meerdere knelpunten zijn waardoor de kwaliteit nog niet voldoende is. Voorbeelden van knelpunten zijn de inrichting van het watersysteem (zie het antwoord op vraag 2) en verontreiniging die (ondanks gedeeltelijke verbetering) nog niet aan de normen voldoet.

9

Hoe gaat u nieuwe ontpolderingen rond de Westerschelde voorkomen?

Antwoord
Er zijn momenteel geen ontpolderingen in het Westerscheldegebied geprogrammeerd. LVVN, IenW en regionale overheden werken in verschillende trajecten aan de ontwikkeling van maatregelen voor het doelbereik van het habitattype estuaria. Zie ook het antwoord op vraag 5. Ik stimuleer daarbij samen met de minister van IenW een goede ruimtelijke inpassing en meervoudig ruimtegebruik, zodat natuurmaatregelen ook bijdragen aan andere belangen en negatieve effecten voor gebruiksfuncties zo veel mogelijk worden beperkt. Een voorbeeld hiervan zijn synergiekansen met waterveiligheid op lange termijn. Ik werk aan een realistische doelbepaling door doelen af te bakenen tot wat nodig is voor de Europese verplichtingen en goed te kijken of dat ook ecologisch haalbaar is. Daarbij blijkt uit meerdere studies dat ruimte geven aan de Westerschelde een noodzakelijke maatregel is om aan de Natura 2000-verbeterdoelstelling te kunnen voldoen.

10

Gaat u ervoor zorgen dat Nederland in de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie aanstuurt op het voorkomen van nieuwe ontpolderingen?

Antwoord
De Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie (VNSC) zet in op realistisch natuurbeleid en maatregelen met meervoudig ruimtegebruik. In 2024 zijn de expert-analyses en de verschillende visies van belanghebbenden op het gebied van natuur gerapporteerd (ā€˜Langetermijnperspectief voor de Natuur van het Schelde-estuarium’). De VNSC betrekt deze inzichten bij de herijking van de integrale Langetermijnvisie Schelde-estuarium. De opgave voor natuur wordt daarbij bezien in verbinding met de waterveiligheid en toegankelijkheid van dit gebied.

In januari 2026 bespreken Nederlandse en Vlaamse vertegenwoordigers de probleemanalyse en aanpak voor deze herijking. LVVN zal daarin de koers inbrengen die ik in bovenstaande antwoorden heb beschreven.


  1. Wijnhoven, S. in samenwerking met Janssen, J.; Baptist, M.; Bos, O.; Escaravage, V. & Jongbloed, R., 2023, Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000. H1130 Estuaria.ā†©ļøŽ

  2. Vlaams Nederlandse Schelde Commissie, 2024, Langetermijnperspectief voor de Natuur van het Schelde-estuariumā†©ļøŽ

  3. Projectdirectie Ontwikkelingsschets Schelde-estuarium, 2005, Ontwikkelingsschets 2010 – Besluiten van de Nederlandse en Vlaamse Regering.ā†©ļøŽ

  4. Arcadis en Tauw, mei 2025, Rapport doeluitwerking Westerschelde & Saeftingheā†©ļøŽ

  5. Rijkswaterstaat, 13Ā juli 2023, 'Toelichting op de zoute ecotopenkaart Westerschelde 2022' (https://open.rijkswaterstaat.nl/@260411/toelichting-zoute-ecotopenkaart/)ā†©ļøŽ