Debat over het verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D49669, datum: 2025-12-02, bijgewerkt: 2025-12-03 09:20, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-02 19:30: Debat over het verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij (Plenair debat (debat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij
Verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij
Aan de orde is het debat over het verbod op
stroomstootapparatuur in de veehouderij.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over het verbod op
stroomstootapparatuur in de veehouderij. Ik heet de minister van
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van harte welkom. Van de
zijde van de Kamer hebben zich tien sprekers aangemeld, waarvan een van
de sprekers in ons midden een maidenspeech levert. Dat gaat om mevrouw
Den Hollander, die we daar natuurlijk na het houden van haar bijdrage
mee gaan feliciteren.
Ik zou de leden willen voorstellen om het aantal interrupties niet te
maximeren, maar dat kan alleen op de voorwaarde dat u zich echt houdt
aan de afspraak dat een interruptie maximaal 30 seconden mag duren. Als
het daaroverheen gaat, ga ik daar toch wat van zeggen. Zo kunnen we een
goed debat met elkaar voeren, maar kunt u tegelijkertijd ook de vragen
stellen die u wenst. Ik vraag u of u daarmee kunt leven. Ik zie mensen
knikken. Ik zie ook mevrouw Van der Plas. Mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter, daarbij zou ik u willen vragen om er ook op te letten dat de
vragen die gesteld worden en de opmerkingen die gemaakt worden ook
daadwerkelijk over dit onderwerp gaan. We hebben bij andere debatten
gezien dat er echt van alles en nog wat bij werd gehaald. Dus ik vraag u
erop te letten dat het over het onderwerp veeprikker gaat en niet over
allerlei andere randzaken die er niks mee te maken hebben.
De voorzitter:
Ja. U stelt een terecht punt aan de orde. Ik zal daarop toezien. Ik denk
dat we daar ook met elkaar op toe moeten zien, zodat we een goed debat
met elkaar voeren over het thema waar de minister zich ook op heeft
voorbereid. Dat gaat over het verbod op stroomstootapparatuur in de
veehouderij.
Dan wil ik als eerste van de zijde van de Kamer het woord geven aan
mevrouw Ouwehand voor haar inbreng namens de Partij voor de Dieren. Ga
uw gang.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. We hadden hier niet hoeven staan als de minister
van Landbouw het respect aan de Kamer had getoond dat gewoon hoort bij
haar ambt en als zij het respect voor dieren had getoond dat zij
verdienen. Dieren worden in de Nederlandse veehouderij nog altijd met
stroomstootapparatuur veewagens ingedreven als ze naar hun volgende
lotsbestemming moeten, wat toch al niet zo'n lolletje is, want die is
het slachthuis.
De Kamer vraagt al sinds 2021 om een verbod op drijfmiddelen die pijn en
stress kunnen veroorzaken. De voorganger van deze minister, minister
Adema, liet in juni 2024 weten dat hij het verbod op
stroomstootapparatuur zo goed als rond had. Alles was gedaan: een
internetconsultatie, gesprekken met de sector, een HUF-toets, een
mkb-toets. Het lag klaar en deze minister hoefde er alleen maar een
strikje om te doen en het naar de Kamer, de Europese Commissie en de
Raad van State te sturen. Maar dat weigerde zij.
In een van haar eerste debatten met deze Kamer moest zij gedwongen
worden om het verbod alsnog in te voeren. Maar daarna bleef zij
traineren. Dat past in een patroon dat deze minister de afgelopen
anderhalf jaar heeft laten zien. Het ministerie van Landbouw is het
ministerie van Achteruitgang geworden. Dat heeft niemand geholpen: de
dieren uiteraard niet, maar ook de boeren niet. Ze krijgen van deze
minister geen enkele duidelijkheid, terwijl ze daar wel om vragen, of
het nu gaat over stroomstootwapens of over stikstof.
De vraag is: gaat het verbod nu in op 1 januari? De minister moet er
namelijk nogal wat toeren voor uithalen om te zorgen dat het gaat
lukken. Krijgen we die garantie?
We hebben verschillende vragen. Waarom heeft de minister, nadat de
voorhang op 11 december 2024 door de Kamer al was afgerond, niet meteen
de volgende stap gezet in het wetgevingsproces? Dan was het verbod al
van kracht geweest op 1 juli, zoals de Kamer had gevraagd. Maar dat deed
de minister niet. Ze zette pas op 4 februari de volgende stap door de
AMvB naar de Europese Commissie te sturen. Waarom niet meteen ook naar
de Raad van State? Toen duidelijk was dat de Raad van State geen
opmerkingen had, of bijna geen opmerkingen, heeft ze die niet meteen
verwerkt en een volgende stap gezet. Waarom niet? Had ze dat wel gedaan,
dan hadden we zeker geweten dat het verbod op 1 januari tenminste in zou
gaan. We lezen dat het ministerie van Justitie en Veiligheid altijd aan
de bewindspersonen laat weten dat ze het op tijd moeten laten weten als
ze een verbod nog op 1 januari willen laten ingaan. Welke datum is
gecommuniceerd? Gaat de minister die nog halen?
Dan moet ze ook nog naar de koning. Heeft ze al contact opgenomen met
het Kabinet van de Koning? Het lijkt me niet dat je de koning kunt
bellen en kunt zeggen: "Nou, ik heb zo lang getraineerd, maar wilt u het
vanmiddag misschien alsnog even met spoed tekenen? Ik heb zelf de boel
namelijk zitten vertragen." Gaat dat allemaal goedkomen?
We lezen in de brief van de minister dat zij afwijkt van de vaste
invoeringstermijn van twee maanden om 1 januari nog te halen. Het moet
op 1 januari rond zijn, maar welke risico's neemt de minister hiermee?
Heeft zij zich juridisch laten adviseren of hier geen nadelen aan
zitten? Is de uitzonderingsclausule waar zij nu gebruik van wil maken
wel bedoeld voor deze situaties? Krijgen we hier niet alsnog last
van?
Voorzitter. De minister moet uitleggen waarom zij al die vertraging
heeft laten doorlopen in dit proces. Zij zal de Kamer moeten garanderen
dat het verbod alsnog op 1 januari in kan gaan, zonder problemen, zonder
juridische haken en ogen, en zonder de koning onder druk te zetten. Dank
u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Het woord is aan mevrouw Beckerman voor
haar inbreng namens de fractie van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goedenavond. Het gebruik van tasers, stroomstoten, is ook bij nu nog
legaal gebruik zeer pijnlijk voor dieren. Het bleek echter nog veel
erger. Uit undercoverbeelden en dronebeelden van Varkens in Nood bleek
het om structurele mishandelingen te gaan: te lange stroomstoten,
stroomstoten op plekken waar het niet mag en heel veel stroomstoten
achter elkaar, zonder enig nut, terwijl de varkens geen mogelijkheid
hadden om vooruit te lopen. De Tweede Kamer én het toenmalige kabinet
waren geschokt. In 2022 werd daarom een voorstel voor een verbod breed
gesteund. Maar nu, eind 2025, is het door deze minister nog niet eens
zeker dat het per 1 januari kan ingaan. Na anderhalf jaar stribbelen, is
er weer druk vanuit de Tweede Kamer nodig om deze minister vooruit te
bewegen, en om dierenleed te voorkomen en aan te pakken. Dit debat gaat
voor de SP over twee zaken. Eén: zorgen dat het verbod op het gebruik
van elektrische veedrijfmiddelen er op 1 januari daadwerkelijk is. Twee:
de manier waarop deze minister met de Kamer omgaat.
Ik begin met: zorgen dat het verbod op het gebruik van elektrische
veedrijfmiddelen er op 1 januari daadwerkelijk is. Na druk vanuit de
Tweede Kamer vorige week besloot de minister alsnog een brief te sturen
over het verbod dat er nu komt, maar de formulering die ze gebruikt laat
ruimte. Er staat: "Het streven is dat inwerkingtreding op 1 januari 2026
zal plaatsvinden". In de bijgevoegde beslisnota staat ook nog de
toevoeging: "of zo snel mogelijk erna". Kan de minister garanderen dat
het besluit alsnog per 1 januari ingaat? Dat is immers alsnog veel later
dan de Kamer heeft gewenst. Elke dag dat we dierenleed niet voorkomen,
is er een te veel. Collega Ouwehand wees al op de moeilijkheden die er
zijn om die datum van 1 januari nog te halen. Dus graag een duidelijke
reactie, zodat we hier na 1 januari niet alsnog weer staan.
Voorzitter. Dan de manier waarop deze minister met de Kamer omgaat, want
die is wel uiterst problematisch. Dit verbod had al in juli moeten en
kunnen ingaan. De minister probeert de Kamer er nu van te overtuigen dat
het enkel door de demissionaire status komt dat dit voorstel vertraagd
is, maar hoe geloofwaardig is dat? Al direct na haar aantreden in 2024
gaf deze minister aan dit verbod op stroomstootapparatuur niet te
willen, met een hele boze Kamer tot gevolg. Onder druk van die Kamer
ging ze alsnog overstag, maar daarna zien we periodes van rekken en
meestribbelen. Waarom heeft de minister tussen juli en september 2024
vertraagd? Als ze dat niet had gedaan, had het verbod per 1 juli kunnen
ingaan. Waarom heeft de minister na 28 juli niet harder gewerkt om het
advies van de Raad van State te verwerken? Erg veel werk was dat niet.
De Raad van State had immers maar drie opmerkingen. Sommige ministers
zouden uiterst jaloers zijn op zo'n prachtig advies van de Raad van
State. Waarom heeft de minister ook niet sneller voldaan aan een
informatieverzoek van de Partij voor de Dieren, dus van de Tweede Kamer,
over de stand van zaken? Kan de minister de Kamer ervan overtuigen dat
zij niet bewust heeft vertraagd?
Daar laat ik het bij, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Het woord is aan mevrouw Podt, voor haar
inbreng namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. De beelden die de afgelopen weken opnieuw voorbijkwamen,
krijg je maar moeilijk van je netvlies, van varkens die stroomstoten op
hun hoofd, nek en rug krijgen, die geen kant op kunnen, die in paniek
raken, die het uitschreeuwen en die vergeefs proberen weg te komen.
Minister Adema zei het anderhalf jaar geleden al terecht: het misbruiken
van stroomstootapparatuur bij dieren die geen kant op kunnen, is
dierenmishandeling. En dierenmishandeling is Nederland onwaardig. Hoe je
als land omgaat met dat wat meer kwetsbaar is, mens, dier of natuur,
zegt alles over wat voor land je bent. Juist daarom zit die achteloze
houding waarmee dit soort apparatuur wordt gebruikt op weerloze varkens
mensen zo verschrikkelijk dwars. Juist daarom is de irritatie van de
Kamer met deze minister steeds zo groot, want ook zij blijkt op een
achteloze manier met dit verbod om te gaan.
Een meerderheid van de Nederlandse volksvertegenwoordiging vraagt al
sinds 2021 om een verbod op deze apparaten. Na de beelden van Varkens in
Nood in 2022 kondigde minister Adema een zo breed mogelijk verbod aan.
Zo gaf hij gehoor aan de Kamer en de wet, die voorschrijft dat je pijn
en stress bij dieren moet vermijden, zeker met alternatieven als
schotten, voerprikkels en betere looproutes. Laten we nou niet net doen
alsof pijn en stress erbij horen. De minister lijkt het probleem niet te
zien. Ze zegt voor de camera dat je soms iets nodig hebt voor veilig
laden, en haalt haar schouders erover op dat het parlement anders heeft
besloten.
Voorzitter. Ik ben een vrij zonnig mens, maar deze achteloosheid over
dierenleed ergert mij mateloos. De brancheorganisatie richt zich vooral
op het vermeende ongelijke speelveld in Europa en op activisten die een
hetze zouden voeren. Geen woord over de beunhazen die in het wilde weg
varkens op hun hoofd en in hun nek schokken. De vorige minister was vrij
duidelijk over deze houding van de sector. Hij zei: ik mis hier heel
sterk het zelfreinigend vermogen van de sector. Wat vindt deze minister
eigenlijk van die houding van de sector? Is zij het met D66 eens dat het
zou helpen als de sector zich minder druk maakt om het voorkomen van een
verbod en meer om het aanspreken van de rotte appels? Is de minister het
met D66 eens dat je echt niet meer net kunt doen of het hier gaat om een
incidentje hier en daar?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik hoor mevrouw Podt zeggen dat de brancheorganisatie in de brief die ze
aan de Kamerleden heeft gestuurd, helemaal niets schrijft over de
dierenbeulerij die hier wordt geconstateerd, en over wat het voor de
dieren betekent. Het zou alleen maar gaan over activisten die beelden
hadden gemaakt. Ik heb dezelfde brief gelezen. Daar staat wel degelijk
in dat de sector echt nadrukkelijk afstand neemt van mensen die de
veeprikker oneigenlijk gebruiken. Dat staat daar gewoon in.
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, daar kom ik op. Bij die activisten gaat het er meer om dat de
brancheorganisatie zegt: je kunt beelden maken, maar waarom grijp je
niet gelijk zelf in en laat je het voortduren totdat het ergens in de
media komt? Mijn vraag is: beaamt mevrouw Podt dat?
Mevrouw Podt (D66):
Ik weet niet welk stukje ik nu precies word geacht te beamen, maar laat
ik het zo zeggen: ik heb dit van de website van Vee&Logistiek. Dit
kwam niet uit de brief; die heb ik niet gelezen. Maar als het is zoals
mevrouw Van der Plas het zegt, vind ik het mooi dat ze dat zeggen. Ik
vind nog steeds dat de verhouding tussen de mate waarin de sector zich
inzet voor verbetering van de sector en de mate waarin de sector ervoor
pleit om die veeprikker te behouden en allerlei andere dingen maar te
behouden zoals ze zijn, uit balans is. Ik vind dat deze dingen zo
ernstig zijn dat ik zowel richting deze minister als richting de sector
zeg dat je zou moeten beginnen met het verhaal van die beunhazen en van
hoe slecht dit gaat. Als je er dan nog aan toekomt en het echt heel
nodig vindt, houd dan de rest van het verhaal.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik kan mij herinneren dat zowel de varkenshouderij als Vee&Logistiek
bij het uitkomen van die beelden echt direct hebben gezegd: dit kan en
mag absoluut niet; dit moet gewoon streng worden aangepakt. In mijn
herinnering is er geen sprake van dat dat niet is gezegd. Ik ga ervan
uit dat de inbrengen die wij krijgen van brancheorganisaties ook worden
gedeeld met andere Kamerleden. Ik zou mevrouw Podt dus nog willen vragen
om in haar mailbox te kijken om die ongelezen brief misschien op te
duiken. Maar het gaat natuurlijk ook om de arbeidsomstandigheden. Heeft
mevrouw Podt daar een beeld van? Als je middelen verbiedt die, als ze
juist gebruikt worden, niet voor heel veel pijn bij het dier zorgen, al
kan het voor mensen vervelend zijn om te zien, dan betekent dat ook iets
voor werknemers die vee op- en afladen. Een dier is een dier. Als je met
grote koeien te maken hebt, dan loop je als werknemer ook gevaar. We
hebben ook een Arbeidsomstandighedenwet. Mensen moeten een veilige
werkomgeving hebben. Als je eigenlijk niks meer mag doen om een dier op
of van de wagen te krijgen, hoe valt dat dan te rijmen met het werken in
een veilige omgeving? Dan komt de werknemer namelijk wel in gevaar.
Mevrouw Podt (D66):
Er is helemaal niemand die zegt dat je niets meer mag doen. Sterker nog,
er zijn allerlei voorbeelden van dingen die je prima kunt doen om
varkens of melkvee de goede kant op te bewegen. Er zijn namelijk ook
veel transporteurs die deze middelen helemaal niet gebruiken. Dat kan
dus gewoon en dat kan ook gewoon veilig. En dan eventjes over die
beelden. Ik herinner me vooral dat de sector twee commentaren had toen
die beelden voor de eerste keer uitkwamen. Het eerste commentaar was:
ja, er gaat ook heel veel goed. Het tweede commentaar was het in twijfel
trekken van de validiteit van die beelden. Dat vond ik niet zo'n mooi
oordeel. De toenmalige minister vond dat overigens ook. Die zei: "Ik kan
mij eigenlijk niet meer voorstellen dat je als agrarisch ondernemer nog
met deze mensen in zee wil gaan. Het zou mij eigenlijk een heel goed
idee lijken als de sector als geheel deze mensen gewoon heel eventjes op
het strafbankje zou zetten." Dat was toen het commentaar. Dat vind ik
heel anders dan de toonzetting die over het algemeen uit de sector komt
en de toonzetting van deze minister.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, afrondend.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Als er mensen zijn die dit soort middelen gebruiken zoals die totaal
niet bedoeld zijn en zoals die ook totaal niet gebruikt mogen worden,
waardoor ze dieren echt pijn doen of heel veel stress bezorgen, moet je
die mensen aanpakken. Dat ben ik volstrekt eens met mevrouw Podt.
Volgens mij vindt de sector dat ook. Zij willen dit natuurlijk ook niet.
Zeker ben ik het daarmee eens, maar ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, het is misschien meer een herhaling van zetten. Het beeld dat de
sector dat allemaal wel oké vindt en er eigenlijk niks aan wil doen —
dat is het beeld dat hierdoor wordt opgeroepen — is niet waar, denk
ik.
Mevrouw Podt (D66):
Nou, volgens mij is het heel simpel. Ik heb net zelf ook gezegd dat er
ondernemers zijn die het anders doen. Dat laat zien dat het dus anders
kan en dat we dat vooral ook moeten willen, maar ik vind wel dat de
sector als geheel iets te doen heeft. Mevrouw Van der Plas zei: "Als er
mensen zijn die". Dan zitten we eigenlijk al op de verkeerde route, want
volgens mij hebben we met elkaar vastgesteld dat dit het geval is en dat
het ook zeker geen incident is. Als het een incident zou zijn, zouden we
dit verbod namelijk niet nodig hebben.
De voorzitter:
U vervolgt.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. De laatste keer dat de Kamer om een verbod vroeg, was
tijdens een verhit debat met de minister. Ze zat er net, maar ze wilde
het verbod terugdraaien. Na een lang en bijna Kamerbreed protest gaf ze
eindelijk toe, maar haast heeft ze niet gehad. Het duurde vier maanden
voordat de EU genotificeerd werd. Op 5 mei is die notificatie zonder
bezwaren afgerond. Toen pas ging het verbod naar de Raad van State,
terwijl dat al bij de notificatie had gekund. Eind juli kwam het advies
van de Raad van State, met een aantal piepkleine punten. De minister
heeft vier maanden de tijd gehad om de kleine puntjes van de Raad van
State te verwerken en nog steeds zien we niets. Gezien de haast van de
minister op andere onderwerpen, overigens niet zelden tegen de wens van
de Kamer in, is deze tijdlijn op z'n zachtst gezegd opmerkelijk. Ik
vraag om een reflectie van de minister.
Voorzitter. Je mag van een minister verwachten dat …
De voorzitter:
Eerst nog een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Podt gebruikt het woord "opmerkelijk", maar volgens mij zijn er
ook nog wel andere kwalificaties aan te geven, die wat pittiger
zijn.
Mevrouw Podt (D66):
Zeker.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik wil haar daar dus eigenlijk even toe uitdagen.
Mevrouw Podt (D66):
Mevrouw Bromet doet een beroep op mijn synoniemenboekje. Ik heb volgens
mij al eerder gezegd dat ik mij erg heb geërgerd aan de achteloze
houding van de minister. Zo voelt het voor mij echt. Het voelt alsof ze
inderdaad nogal achteloos omgaat met zowel de Kamer als een onderwerp
als dierenmishandeling, dat veel hoger op de agenda zou mogen staan.
Daar wind ik me over op. Volgens mij merkt u dat ook wel.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Zeker. Ik vind "achteloos" ook nog best aardig, want het gaat wat mij
betreft eigenlijk gewoon over een schoffering. De Kamer heeft anderhalf
jaar geleden iets gevraagd en de minister weigert dat te doen. Moet je
dat over je kant laten gaan als Kamerlid?
Mevrouw Podt (D66):
Nee, volgens mij niet. Ik verwijs mevrouw Bromet naar de rest van mijn
tekst.
De voorzitter:
U continueert.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Je mag van de minister verwachten dat ze, zeker nadat haar
meermaals door de Kamer zo duidelijk is gemaakt wat de bedoeling is, een
verbod per juli 2025 en geen uitzonderingen, niet pas in actie komt
nadat de Kamer op de hoogste trede van de escalatieladder is gaan staan.
In een brief die ze vervolgens stuurde, stond dan weer een beetje
achteloos dat ze streeft naar een verbod per 1 januari. Nee, het is een
keertje klaar.
Voorzitter. Waarom nu weer deze slag om de arm? Alles is klaar, alles is
afgestemd. Waar zou dit nog van af moeten hangen, vraag ik de minister.
Ik wil een duidelijke toezegging, zonder voorbehoud, dat het verbod op 1
januari ingaat, zodat we als overheid het minimale doen om te zorgen dat
we beschermen wat kwetsbaar is.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Bromet voor haar inbreng namens de fractie van
GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, vanmiddag, bij de regeling van werkzaamheden, deed u een
beroep op ons als Kamer om niet te veel nieuwe debatten aan te vragen,
omdat de agenda heel erg vol is met begrotingen en andere dingen die
heel urgent zijn, zoals wat mij betreft bijvoorbeeld het debat over de
vogelgriep. Daarmee vind ik het echt zonde dat we deze avond hier
besteden aan dit debat. We hebben dit debat namelijk inhoudelijk
anderhalf jaar geleden al gevoerd.
Ik ga daar ook inhoudelijk helemaal niks meer over zeggen. De Kamer
heeft zich uitgesproken en de minister dient een motie die de Kamer
heeft aangenomen gewoon uit te voeren. Ik vind dat de vorige sprekers
hele goede vragen hebben gesteld aan de minister, dus ik wacht die
antwoorden rustig af. Afgelopen 27 november kregen wij inderdaad een
brief waarin de minister schreef dat ze streeft naar inwerkingtreding op
1 januari 2026. Ik heb eigenlijk maar één vraag: wanneer gaat de
minister haar handtekening zetten? Ik wil dus graag de datum horen
waarop ze die handtekening gaat zetten. Is zij bereid om tot die
handtekening gezet is, elke maandag een bericht aan de Kamer te sturen
waarin staat hoe het staat met die handtekening? Ik ben heel benieuwd
naar het antwoord.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Het woord is aan de heer Koorevaar, voor
zijn inbreng namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.
De heer Koorevaar (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Als vers Kamerlid ga ik ervan uit dat als de
minister een luide roep uit de Kamer hoort, zij die omzet in beleid. In
dit geval, waarin de Kamer verzoekt om het gebruik in te perken van
apparatuur om stroomstoten af te geven aan vee, verwacht ik dat u dit
doet. Daarom ben ik blij met de brief van vorige week, waarin je kan
lezen dat u ernaar streeft per 1 januari een verbod in te voeren.
De voorzitter:
"Dat de minister ernaar streeft." We spreken via de voorzitter.
De heer Koorevaar (CDA):
Ja, dank u wel. Terug naar het debat van 25 september 2024. Het
kabinet-Schoof was toen net 55 dagen missionair.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, wilt u al interrumperen of wacht u even het betoog van
de heer Koorevaar af?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag even in willen gaan op het positivisme van de heer
Koorevaar als hij zegt: "Gelukkig schrijft de minister in haar brief dat
ze streeft naar …" Dat "streven naar" hebben we niet gevraagd als Kamer.
We hebben gevraagd om gewoon een verbod in te voeren. "Streven naar"
klinkt niet heel erg hard, zeker niet als je de minister op televisie
hoort zeggen dat ze er eigenlijk ook helemaal geen voorstander van is,
maar dat ze het wel doet omdat de Kamer het per se wil.
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag is: waar haalt de heer Koorevaar er zijn vertrouwen in
vandaan dat het gaat gebeuren als er alleen maar staat "streven
naar"?
De heer Koorevaar (CDA):
Ik zou u willen vragen, mevrouw Bromet, om even de hele bijdrage te
beluisteren. Dan zult u zien hoe ik erin zit. Anders komt u aan het eind
misschien nog een keer terug voor een vraag. Ja? Dank u wel.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Koorevaar (CDA):
Terug naar het debat van 25 september 2024. Het kabinet-Schoof was toen
net 55 dagen missionair. In het debat Dieren in de veehouderij kwamen
diverse onderwerpen aan bod. Veel tijd werd besteed aan het convenant
Dierwaardige veehouderij en nog meer tijd aan de veeprikker. Het was
duidelijk dat de minister een commissie voor zich had die graag wilde
dat ze op dat onderwerp stappen zette. Er werd een exegese verlangd over
wat een nationale kop is, en de kenners spraken over een koe met
melkziekte en een heupklem.
Voorzitter. In de kern gaat het erom dat je dieren goed behandelt. In de
dagelijkse praktijk hoort daar geen veeprikker bij. De vraag van de
Kamer in 2024 was helder: maak vaart met de uitvoering van de motie uit
2022, die aan minister Adema was voorgelegd. Is er voor het CDA dan iets
veranderd? Het antwoord is nee. Maar zou u me kunnen uitleggen waarom
het zo lang duurt?
Voorzitter. De Raad van State geeft op grond van het Unierecht het
advies om het verbod te beperken tot het voortdrijven van vee op
primaire bedrijven en het laden en lossen van vee voor transport in
Nederland. Mijn vraag is: viel het u mee …
De voorzitter:
Viel het de minister mee.
De heer Koorevaar (CDA):
Pardon. Viel het de minister mee dat de Raad van State zo genuanceerd
adviseerde? De nationale wijze koppen van de Raad van State adviseerden
namelijk, teruggrijpend op het recht van de Unie, om onder andere het
gebruik van de veeprikker door de dierenarts niet te verbieden. We gaan
ervan uit dat de veeprikker voor routinematig gebruik vanaf 1 januari
verleden tijd is. Kunt u dit bevestigen?
De voorzitter:
Kan de minister dit bevestigen?
De heer Koorevaar (CDA):
Kan de minister dit bevestigen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koorevaar. Het woord is aan mevrouw Van der Plas.
Maar nee, meneer Koorevaar, u heeft nog een interruptie van mevrouw
Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Welkom aan de heer Koorevaar in deze Kamer, natuurlijk. Ik wil toch wel
even aansluiten bij de verbazing die mevrouw Bromet zojuist al even
ventileerde. Er is een minister die de Kamer laat weten dat ze ernaar
streeft om per 1 januari een verbod in te laten gaan waarvan de Kamer al
had gezegd dat het er moet komen en dat al klaarlag. De Europese
Commissie had geen bezwaren en de opmerkingen van de Raad van State
waren makkelijk te verwerken. De minister had zelf ook gezegd: ik streef
naar 1 juli; als dat niet lukt, dan ligt 1 januari in de rede.
De voorzitter:
En de vraag?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De vraag is of de heer Koorevaar zich als kersvers Kamerlid zo wil laten
ringeloren door een minister die denkt "dan doe ik nog maar even een
U-bochtje en dan zeg ik dat ik naar 1 januari streef". Is hij blij met
zo'n brief?
De heer Koorevaar (CDA):
Nou, ik ben blij dat ik die brief kreeg. Uiteindelijk ging ik ook even
zoeken naar wat er beloofd is. Er is eerst beloofd "voor het
herfstreces" en toen "voor het kerstreces". Toen heb ik nog even
teruggekeken in welk jaar het dan precies zou zijn, want dat was voor
mij ook een vraag: betrof het 2024 of 2025? Het verbaast mij dus ook.
Daarom heb ik ook de vraag gesteld: kunt me daarin meenemen, en waarom
kon dat nou niet sneller? Ik ben dus erg benieuwd naar de reactie van de
minister. Ik begrijp dat deze Kamer een bepaald beeld heeft van hoe het
in de vorige periode is gegaan. Laat de minister gewoon hierop
antwoorden. Ik ben erg benieuwd waar ze dan mee komt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Prima. De heer Koorevaar is lid van een partij die aan het formeren is.
We willen een nieuwe cultuur. Ik zou de heer Koorevaar willen meegeven:
van deze cultuur moeten we in elk geval af. Ik hoop vooral dat de heer
Koorevaar gaat staan aan de kant van de kritische Kamerleden die zeggen:
"Hoho, we zijn hier wel het hoogste orgaan in onze parlementaire
democratie. We willen dus een overtuigend verhaal en anders heeft deze
minister grote problemen."
De heer Koorevaar (CDA):
Uiteraard wil ik ook een overtuigend verhaal van de minister. Maar ik
wil haar wel de kans geven om dat overtuigende verhaal te brengen. U
heeft een andere overtuiging op basis van ervaringen die u heeft
opgedaan, als ik dat zo mag samenvatten. Die heb ik nog niet, dus ik ben
erg benieuwd. Ik krijg dus van u een cursus over omgang in de Kamer. Ik
hoor van de voorzitter hoe ik mijn speech moet houden. Ik denk we dat we
vanavond in ieder geval vooruitgaan!
Dank u wel.
De voorzitter:
Als u het via de voorzitter doet, ben ik al tevreden, hoor. Dat is het
enige.
De heer Koorevaar (CDA):
Geweldig! Dank u wel.
De voorzitter:
Een kinderhand is gauw gevuld.
Mevrouw Beckerman (SP):
Vanuit mij, via de voorzitter, complimenten. Het is mooi om zo'n hoopvol
betoog te hebben, maar tegelijkertijd ook al een vleugje cynisme over
welke kerst er dan bedoeld werd.
Mijn vraag ziet op de vaagheid die er nog bestaat. De minister schrijft
weliswaar in haar brief "te streven naar". Tegelijkertijd zien we in de
beslisnota "of zo snel mogelijk daarna" staan. Ik vraag me af of het CDA
— dat vraag ik via de voorzitter — ermee akkoord zou kunnen gaan dat het
zo snel mogelijk daarna is, want voor ons is dat eigenlijk
onbespreekbaar.
De heer Koorevaar (CDA):
Ik ben erg benieuwd naar het antwoord van de minister. Dat wacht ik af
in dezen. Ik heb "streven" ook gezien. Ik heb ook gezien dat het langer
duurde. Ik heb net tegen uw collega gezegd: het werd juli, het werd
herfstreces, het werd kerstreces; welk jaar dan? Daarmee geef ik aan dat
het voor mij ook opmerkelijk was. Ik ben erg benieuwd wat de minister te
vertellen heeft. Dat vraag ik ... O nee, dat mag ik gewoon zo zeggen,
hè? Ja. Het antwoord van de minister wacht ik even af.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is natuurlijk altijd goed, want iedereen heeft vragen gesteld.
Tegelijkertijd is dat ook een beetje het verschuiltrucje dat we vaker
zien. Wat zou het CDA zelf als standpunt willen innemen? Ons standpunt
is: dit had allang geregeld kunnen worden. De vorige minister, Adema,
was eigenlijk al bijna klaar. Dan is het pijnlijk dat we met elke dag
die we langer wachten, meer dierenleed zouden toestaan. De antwoorden
van de minister komen. Wat zou het standpunt van het CDA op dit moment
zijn?
De heer Koorevaar (CDA):
Ik ben het met mevrouw Bromet eens dat we het hier hebben over de
procedure. Waarom is het nog niet geregeld? Daar heb ik mijn vragen ook
op gericht. U heeft mij in mijn bijdrage duidelijk gehoord. Is er voor
het CDA iets veranderd ten opzichte van het commissiedebat? Nee. Wat ons
betreft had die eerder ingevoerd kunnen worden, maar we zijn nu hier. De
minister heeft nog de kans om te zeggen dat het voor 1 januari geregeld
is. Ik ben erg benieuwd.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koorevaar. Dan gaan we nu het woord geven aan mevrouw
Van der Plas voor haar inbreng in eerste termijn namens de fractie van
de BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter. Over de veeprikker zelf heb ik net al iets gezegd. Ik heb
het ook gezegd toen de beelden uitkwamen en ik zeg het nu weer: het
oneigenlijke gebruik van dit instrument keuren wij natuurlijk ten
zeerste af. Dat is verschrikkelijk. Dat mag niet. Daar moet op
gehandhaafd worden. Mensen moeten ervoor gestraft worden binnen de
geldende wet- en regelgeving. Wij vinden de beelden die wij hebben
gezien schokkend. Wij veroordelen dit. Ik stop hier even, want ik zie
dat er een interruptie is van mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het lijkt me goed om in het debat de feiten helder te hebben, dus ik wil
even terugkomen op een interruptiedebatje van zojuist. Mevrouw Van der
Plas probeerde een beetje de indruk te wekken dat de sector,
Vee&Logistiek Nederland, dit ook allemaal afkeurt. Ik heb de
precieze citaten nog even opgezocht. Zij zeiden destijds het volgende.
"Het is onduidelijk hoe de beelden gemaakt zijn, ze zijn lastig te
beoordelen en ze geven een onvolledig beeld. Er wordt alleen in beeld
gebracht wat er niet goed gaat en het merendeel van de handelingen die
wel goed gaan worden niet getoond", aldus de voorzitter van
Vee&Logistiek Nederland. Dat lijkt me belangrijk voor de
Handelingen.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mevrouw Helma Lodders is dat. Zij is inmiddels lijstduwer bij de BBB.
Laten we het wel even bij de feiten houden hier en geen mist gaan
zaaien.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, wenst u daarop te reageren?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja. Wat mevrouw Helma Lodders in haar vrije tijd doet, moet ze zelf
weten. Goede mensen kunnen we altijd gebruiken.
Ik heb hier een brief voor me van Vee&Logistiek en van de POV. De
POV is de brancheorganisatie van de varkenshouders in Nederland. Daar
staat helemaal bovenaan vetgedrukt: "Ten eerste willen wij als
sectorvertegenwoordigers laten weten dat we onjuist gebruik van
drijfmiddelen ten zeerste afkeuren. Wij nemen dan ook afstand van de
beelden die we in de media hebben gezien." Die brief is gedateerd op 28
november 2025. Een andere luidt: "Ten eerste willen wij als
sectorvertegenwoordigers laten weten dat we onjuist gebruik van
drijfmiddelen afkeuren." I rest my case, zal ik even zeggen. Ten aanzien
van wat ze al dan niet in het verleden hebben gezegd: ik weet dat er in
het verleden vanuit allerlei sectoren gewoon afstand van is genomen.
Even ingaand op het tweede deel van de vraag van mevrouw Ouwehand: ik
denk niet dat de zorgen zozeer zijn dat het niet klopt of dat het vanuit
een bepaalde hoek wordt genomen. We weten dat activisten ook vaak
stallen binnenkomen en dat ze beelden maken zonder context. Er is een
intimidatiemeldpunt opgericht door de agrarische sector. Veel boeren
worden bedreigd, geïntimideerd, noem alles maar op. We hebben gewoon
bestaande wet- en regelgeving om dit soort dingen aan te pakken. Er
wordt ook weleens de volgende vraag gesteld. Die vraag heb ik zelf ook
weleens gesteld. Als je die beelden maakt en er echt bewezen misstanden
zijn, wat afschuwelijk is en aangepakt moet worden, waarom wacht je dan
vier, vijf, zes maanden hiermee? Dan breng je het in een filmpje,
terwijl de praktijk op die boerderij, of waar dat dan ook is, op een
veeverzamelplaats of waar dan ook, in de tussentijd wel doorgaat. Ik
vind dat best een legitieme vraag. Die beelden kun je later ook wel aan
de media laten zien, maar waarom wordt het dan niet gemeld? Dan houd je
het ook in stand. Dat is, denk ik, niet wenselijk.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dus mevrouw Van der Plas — ik probeer het even samen te vatten, hoor,
want het is altijd heel veel tekst — probeert net in een interruptie bij
D66 het beeld te schetsen dat de sector "natuurlijk" ook afstand neemt
van de mensen die dit doen. Maar met de citaten, en ook met wat mevrouw
Van der Plas hier nu zelf zegt, "activisten schetsen maar een beetje een
half beeld van de werkelijkheid", doet ze gewoon weer precies hetzelfde
als de voorzitter van Vee&Logistiek Nederland twee jaar geleden,
Helma Lodders, oud-VVD-Kamerlid, nu lijstduwer bij de BBB. Je trekt die
beelden in twijfel. Je probeert het kleiner te maken. Dat is helemaal
geen afstand nemen van die rotte appels. Daar heeft minister Adema het
ook over gehad. Die heeft gezegd: we hebben gesproken met de sector,
maar het zelfreinigend vermogen laat gewoon ernstig te wensen over.
Mevrouw Van der Plas weigert dat te erkennen. Ze probeert te doen alsof
die sector zo ongeveer de paus zelf is, maar ze laat zien dat waar ze
maar kan — en de sector doet hetzelfde — alle beelden van mishandeling
van dieren, van achteloos omgaan met dieren, altijd weer in twijfel
worden getrokken. Dat vind ik schandalig.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik weet niet of ik hierop moet reageren, want heel veel van wat mevrouw
Ouwehand zegt, heb ik niet gezegd. Het wordt een beetje een lang debat
als we daarover heen en weer moeten gaan tikken. Ik heb net twee zinnen
voorgelezen uit recente brieven van zowel de varkenshouderij als van de
brancheorganisatie van veetransporteurs. Daarmee wil ik aangeven dat ze
niet zeggen dat het allemaal oké is, maar dat ze er afstand van nemen.
Voor de rest laat ik dit, denk ik, even gaan.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Toen we het inhoudelijke debat over de stroomstootwapens hier voerden,
was de BBB eigenlijk de enige partij die deze verdedigde. Woordvoerder
Cor Pierik zei toen: het is eigenlijk een soort fysiotherapie. Ik wilde
aan mevrouw Van der Plas vragen of zij ook het standpunt huldigt dat die
stroomstoten een soort fysiotherapie zijn voor dieren.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik vind dit een beetje een onzinnige vraag. Cor Pierik is geen Kamerlid
meer. Ik ben niet bij dat debat geweest. Ik hoef niet te recenseren wat
anderen hebben gezegd. Ik ga mijn inbreng doen, en dan zal mevrouw
Bromet horen hoe ik in deze kwestie sta en hoe dit instrument al dan
niet gebruikt hoort te worden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag is niet of mevrouw Van der Plas de heer Pierik wil
recenseren. Mijn vraag is eigenlijk: vindt zij die stroomstoten
fysiotherapie voor dieren?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben zelf geen boerin en ik heb zelf ook nooit koeien gehad, dus ik
kan daar niet over oordelen. Cor Pierik is zelf boer, dus die heeft dat
waarschijnlijk ook in een bepaalde context gezegd. Dat kan ik ook
helemaal niet terughalen, want ik was niet aanwezig bij dat debat. Ik
kan daar gewoon oprecht niks over zeggen. Ik kan wel zeggen waar ik nu
mee verderga.
Voorzitter. Dieren op- en afladen van een veewagen moet zo stressloos
mogelijk gebeuren. Dat is niet alleen goed voor het dier, maar ook voor
de mens. De sector gebruikt al minder zogenoemde "drijfmiddelen". Dat
geldt dus ook voor elektronische drijfmiddelen, zoals de veeprikker. De
sector heeft zelf een voorstel ingediend voor een plan om anders met dit
soort middelen om te gaan en om minder sterke drijfmiddelen te gaan
gebruiken. Waarom is er door het ministerie destijds niet ingegaan op
dat plan, vraag ik de minister.
Het verbod op juist gebruik van de veeprikker baart ons wel zorgen.
Dieren blijven namelijk dieren. Het op- en afladen van een dier brengt
onvoorspelbare situaties met zich mee. Dit levert risico's op voor de
mensen die werken met deze dieren. Werkgevers moeten zorgen voor veilige
arbeidsomstandigheden. Gevaarlijke situaties moeten voorkomen worden. Ik
maak 'm even af, voorzitter.
Als incidenteel gebruik van een veeprikker, het geven van een korte
prikkel aan een dier dat niet meebeweegt, wordt verboden, hoe wordt de
veiligheid van de persoon die het dier moet op- of afladen dan geborgd?
Is dit niet in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet, vraag ik de
minister. Zullen er dan mogelijk meer incidenten gaan zijn waarin de
veiligheid van de betrokkenen niet geborgd kan worden, vraag ik ook aan
de minister.
Mevrouw Podt (D66):
Dit debat gaat voor een groot deel over de vraag waarom het allemaal zo
lang duurt. Een van de redenen waarom het zo lang duurt, is eigenlijk
dit: we gaan nu weer een soort rondje langs van dingen waar we het
gewoon al over hebben gehad met elkaar. De vorige minister heeft dat
hele verhaal over die instrumenten met een lager voltage al met ons
besproken. Die zei namelijk: "We hebben hier nog even naar gekeken. We
moeten er even goed induiken om te kijken wat dit inhoudt, maar ik zie
dat daardoor de handhaafbaarheid weer veel lastiger wordt. Ik heb …"
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Podt (D66):
"Ik heb daarom gezegd: we kiezen nu toch voor een totaalverbod op het
gebruik van stroomstootapparatuur." We waren hier dus al. Waarom begint
mevrouw Van der Plas nu dan weer opnieuw? Gaan we dit nou nog verder
uitstellen om weer allerlei zijpaadjes te gaan bewandelen die we gewoon
al hebben gehad?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik bewandel geen zijpaadjes. Ik maak gebruik van mijn democratisch
recht, van mijn plicht om hier te staan als gekozen
volksvertegenwoordiger en dit debat te voeren. De vraag waarom het
allemaal zo lang duurt, is gesteld. Ik wacht de antwoorden van de
minister daarop gewoon af. Ik probeer nog antwoord te krijgen op wat
vragen die bij mij leven, bijvoorbeeld over de veiligheid van de mensen
die op een veewagen staan. Een koe kan zomaar 600 kilo wegen. Bovendien
heb je er niet één op een wagen staan, maar meerdere. Wat gaat dat
betekenen? Ik denk dat het heel normaal is dat ik daar nog naar
vraag.
Mevrouw Podt (D66):
Dan pellen we 'm nog één keer af. We hebben het met de vorige minister
gehad over "incidenten". Tenminste, men dacht in eerste instantie dat
het incidenten waren. Dat waren dus geen incidenten. Het gebeurde heel
veel. Dat was de reden voor de vorige minister om te zeggen: "Dit kunnen
we gewoon niet meer op deze manier doen. Dit kan niet. We gaan toe naar
een verbod." Toen is er nog gekeken of er uitzonderingen mogelijk waren.
Denk aan de "minder zware veeprikkkers", zoals mevrouw Van der Plas ze
noemt. De conclusie was: dat kan niet, want dan is het niet meer te
handhaven. Nu beginnen we dit debat blijkbaar weer opnieuw. Ik vind dat
heel erg raar. Als mevrouw Van der Plas zegt "ja, maar ik wil graag mijn
democratische recht gebruiken en mijn democratische plicht doen", dan
zeg ik: dat wil ik ook heel graag. Dat betekent het volgende. Als een
grote meerderheid in deze Kamer zegt "minister, stop hiermee en kom met
een verbod dat ingaat vanaf de datum die we eerder hebben afgesproken",
dan ga ik er ook van uit dat dat gebeurt. Wat vindt mevrouw Van der Plas
er eigenlijk van dat deze hele Kamer een beetje op een dood spoor wordt
gezet en dat we maar gewoon moeten wachten tot het moment waarop het
deze minister een keertje belieft om inderdaad met het verbod te komen
dat er, volgens al onze democratische rechten, allang geweest had moeten
zijn?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nogmaals, er is een debat hierover aangevraagd. Dat had voor mij niet
gehoeven. Er was ook een debat aangevraagd over de dierenartskosten; dat
is ook een heel belangrijk thema. Dat is nu van de agenda gehaald.
Daarvoor had ik hier veel liever gestaan. Maar nu ik hier sta, stel ik
de vragen die nog bij ons leven. Wat mevrouw Podt al dan niet heel graag
wil, laat ik bij mevrouw Podt. Dat moet ze zelf weten. Mevrouw Podt gaat
over haar eigen woorden en ik ga ook over mijn eigen woorden. Dat is wat
ik hier doe. Dat kan mevrouw Podt niet leuk vinden; ook dat mag. Ik wens
haar veel succes met deze teleurstelling.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Podt (D66):
Afrondend. Dat was geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg: wat vindt
mevrouw Van der Plas ervan dat wij als Kamer al zo verschrikkelijk lang
moeten wachten op een verbod waar gewoon al democratisch over gestemd
is?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat heb ik net ook al gezegd: de vraag waarom het allemaal zo lang
duurt, is hier al gesteld. Ik wacht het antwoord van de minister daarop
af.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, ik vind het toch wel grappig dat mevrouw Van der Plas aan
het begin van dit debat aan u vraagt om ons er allemaal wel een beetje
op te wijzen dat het debat moet gaan over waar het over gaat. Het gaat
niet meer over de inhoud. Die AMvB heeft bij de Kamer gelegen. We hebben
daarover schriftelijk overleg gehad. De Kamer heeft gezegd: oké, de
antwoorden van de minister zijn voldoende; ga ermee door. Ook de BBB
heeft geen moties ingediend. Dus dit debat gaat alleen over de
toezegging dat het 1 juli 2025 zou worden en als dat niet zou lukken 1
januari, en dat we niet weten of dat lukt. Dus dit debat gaat over de
manier waarop de minister met de Kamer omgaat. Kan mevrouw Van der Plas
het daar misschien bij houden? Kan zij misschien een opvatting met de
Kamer delen over of zij vindt dat ministers zo met de Kamer mogen
omgaan?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Volgens mij is de titel van dit debat: Debat over het gebruik van
stroomstootapparatuur in de veehouderij. Daar stel ik dus vragen over.
Dat lijkt me vrij normaal. Ten tweede: ik zeg nu voor de derde keer dat
de vraag waarom het allemaal zo lang heeft geduurd en of de minister ons
daar even in wil meenemen en daarover een verklaring wil afleggen, al is
gesteld. Ik wacht op het antwoord van de minister in haar termijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Is mevrouw Van der Plas dan ten minste bereid om te erkennen dat dat
hele verbod al bij de Kamer heeft voorgelegen, een zogenaamde voorhang,
dat de Kamer dat heeft behandeld en dat de Kamer heeft geconcludeerd in
te stemmen met het verbod zoals dat nu voorligt? Is ze dan ten minste
bereid om te erkennen dat ook de BBB daarmee heeft ingestemd?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ga in herhaling vallen. De vraag waarom de minister dit niet al heeft
uitgevoerd, ligt hier al. Dat is waarom er een debat is aangevraagd.
Daarom is een belangrijk debat over de kosten van dierenartsen — dat is
heel belangrijk, want het leeft ook dagelijks in de huiskamers, omdat
mensen de rekening niet eens meer kunnen betalen — eruit gehaald. Dat is
prima. Zo gaat dat in een democratie. Er wordt een debat aangevraagd,
dat krijgt een meerderheid en wordt dan ingepland. Nogmaals, ik wacht
het antwoord van de minister daarop af. Als ik dan verder nog vragen aan
de minister heb, stel ik die in de tweede termijn.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Oké. Ik constateer dus nog even dat we hier een debat voeren over het
gebruik van "stroomstootapparatuur" — ik vind dat een beetje een
overdreven woord; we noemen het "de veeprikker" — en daar ga ik verder
nog even wat vragen over stellen. Mijn vraag aan de minister is of we
een advies van de Arbeidsinspectie kunnen krijgen over de veiligheid bij
incidenten als dieren zich onverwacht gedragen in een verder veilige
omgeving. Ik ben ook benieuwd wat een boer of veetransporteur dan wel
moet doen als er een risicovolle situatie met een dier ontstaat. Wat mag
hij of zij dan wel doen en hoe kan dat dan op een veilige manier?
Voorzitter. In de Europese Transportverordening staat dat het gebruik
van elektrische drijfmiddelen onder voorwaarden wel mag. Met dit verbod
zetten we wel een nationale kop boven op de Europese wetgeving. Dat is
in het vorige debat ook aan de orde geweest. Daarmee wordt het gebruik
van een veeprikker alleen in Nederland verboden. Mijn vraag is wat dit
betekent voor het gelijke speelveld van Nederlandse ondernemers ten
opzichte van Europese collega's. Hoe gaat de NVWA om met eventuele
handhavingsverzoeken als het verbod alleen voor Nederland geldt? Die
kunnen namelijk ook gaan over een internationaal transport en dan mag
dat dus wel.
De voorzitter:
Ik zie dat u bijna aan het einde van uw betoog bent, dus dan wachten we
daar even op.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, ik houd het hierbij. Ik ga namelijk ook in herhaling vallen. Mijn
laatste vraag gaat over het internationaal transport, waarbij het dus
wel mag. Hoe gaat dat dan in de praktijk?
Mevrouw Podt (D66):
Over het laatste stukje: ik snap heel goed dat mevrouw Van der Plas
probeert verwarring te voorkomen. Ik denk dat we dat allemaal proberen.
Daarom begrijp ik haar ophef over de stroomstootmiddelen ook niet zo. De
Raad van State heeft namelijk een advies aan de minister geschreven,
waarin staat: "Uit de toelichting blijkt niet waarom is gekozen voor het
begrip 'elektrisch veedrijfmiddel' dat niet voorkomt in de Europese
verordeningen en meer kan omvatten dan uitsluitend
stroomstootapparatuur." De Raad van State schrijft ook: "Met het oog op
ordentelijke wetgeving lijkt het gebruik van een beperkter begrip, zoals
'apparatuur om aan vee stroomstoten af te geven' meer in de rede te
liggen." Dus als we het beestje bij de naam noemen, is het gewoon
stroomstootapparatuur.
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Podt (D66):
Is mevrouw Van der Plas dat met me eens?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Weet je wat het is? Als je dat beeld zo laat bestaan in het publieke
beeld en in de opinie van mensen die geen boer zijn, niet in de
veetransportsector zitten, geen politicus zijn … Dat hebben we bij het
vorige debat ook gezien: er werd toen zelfs gesproken over
"stroomstootwapens". Bij stroom die uit een stroomstootwapen of een
taser komt, krijgen mensen het beeld dat dieren getaserd worden. Daarvan
zeg ik: ik vind dat het woord "stroomstootapparatuur" niet voldoet aan
wat het eigenlijk is. Ik heb overigens een veeprikker bij me. Iedereen
is welkom om die in de schorsing te zien of aan te raken.
De voorzitter:
Pas maar op.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Te proberen, als je dat wil. Het mag. Ik mag het op de minister doen,
hoor ik.
De voorzitter:
De minister biedt zich aan.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wil eigenlijk een beetje voorkomen dat door het gebruik van het woord
"stroomstootwapen" … Ik zou zeggen: het is een veeprikker die stroom of
een tikje geeft aan een dier. Maar ja, goed, ik ben niet de uitvinder
van het geheel. Dus ik weet eigenlijk ook niet zo goed wat deze vraag
nou voor zin heeft of wat het ertoe doet.
Mevrouw Podt (D66):
Nou, allereerst welkom aan de nieuwe Kamerleden. Jullie worden gelijk
getaserd.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dit bedoel ik, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, laten we het bij de inhoud van het debat houden.
Mevrouw Podt (D66):
Sorry. Volgens mij was het van mevrouw Van der Plas ook een grapje en is
ze niet van plan om iedereen gelijk een stroomstootje te geven.
De voorzitter:
Uw vraag.
Mevrouw Podt (D66):
Nou, het maakt wel zeker uit, omdat mevrouw Van der Plas er een punt van
maakt dat dit geen goed woordgebruik zou zijn, terwijl de Raad van State
zegt: "Het is verwarrend om het anders te noemen. Laten we het beestje
bij de naam noemen: apparatuur om aan vee stroomstoten af te geven." En
als dat beeld bij mensen bestaat, dan komt dat natuurlijk vooral doordat
we beelden hebben gezien van hoe dat gaat. Die dieren krijgen
stroomstoten. Daar willen we van af; daar komt een debat over. Ja, dan
moeten we het beestje wel bij de naam noemen. Dat was mijn hele
punt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mevrouw Podt zegt nu, min of meer als grapje: ik weet wel dat mevrouw
Van der Plas niet van plan was om hier Kamerleden een stroomstoot te
geven. Nee, dat heb ik helemaal niet gezegd. Ik heb niet gezegd: ik heb
een veeprikker bij me en in de schorsing ga ik jullie allemaal een
stroomstoot geven. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik hem bij
me heb, mocht iemand een veeprikker willen zien, aanraken, voelen of
uitproberen. Ik ga hier natuurlijk niet taserend door de Tweede Kamer
heen.
De voorzitter:
Dat zou er nog eens bij moeten komen, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat lijkt me niet helemaal de bedoeling. Maar als iemand toch weleens
benieuwd is, kom dan bij me langs aan mijn stoeltje of straks bij de
koffie. De minister heeft al aangeboden om zich kandidaat te stellen
voor de eerste stroomstoot, of een prikje, aan een bewindspersoon in de
parlementaire historie. Dat zullen we straks dan zien.
Dank u wel. Wordt vervolgd.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Ik ben benieuwd wie zich formeel bij u
gaat aandienen hiervoor. Neem ons daarin mee, straks in de tweede
termijn.
Ik nodig van harte mevrouw Den Hollander uit voor een heel bijzonder
moment. Zij houdt namelijk haar maidenspeech tijdens haar inbreng namens
de fractie van de VVD. Mevrouw Den Hollander heeft aangegeven
interrupties te accepteren, maar dan wel aan het einde van haar betoog.
Als zij straks aan het einde van haar betoog is gekomen, dan schorsen we
voor een kort ogenblik voor felicitaties. Daarna zullen we verdergaan
met het debat. Eerst is het woord aan mevrouw Den Hollander.
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Dank, voorzitter. Vandaag spreken we over een verbod op
stroomstootapparatuur. Er is een breed gedeelde wens in deze Kamer voor
dit verbod, vanwege de impact op dierenwelzijn. Door een vorig leven als
veearts kan ik uit ervaring spreken. Graag wil ik iets meer vertellen
over mijn achtergrond en politieke drijfveer voordat ik vertel over mijn
ervaring met stroomstootapparatuur en hierover enkele vragen stel aan de
minister. Ik sla het aanbod van mevrouw Van der Plas dan ook graag
over.
Ik ben geboren in Gouderak en opgegroeid in Ter Aar, een klein dorp in
de buurt van Alphen aan den Rijn. Net als veel jonge meisjes wist ik al
op jonge leeftijd dat ik dierenarts wilde worden. Deze ambitie heb ik
nooit losgelaten, dus na de middelbare school heb ik mij ingeschreven in
Utrecht bij de faculteit Diergeneeskunde. Tijdens mijn studie zijn mijn
ouders verhuisd naar Dwingeloo, een prachtig dorp in Zuidwest-Drenthe.
Hier heb ik in alle vakanties vrijwillig stage gelopen bij de lokale
dierenartspraktijk: mee de boer op in de ochtend en 's middags in de
kliniek voor gezelschapsdieren.
In oktober 2003 mocht ik, na een mooie studententijd met diverse
nevenactiviteiten, mijn diploma als dierenarts met de afstudeerrichting
landbouwhuisdieren in ontvangst nemen. Direct hierna ben ik gestart in
een praktijk in Dwingeloo, nu voor het echte werk. De praktijk kwam per
1 januari 2004 te koop, en dat was voor mij een goede kans om mij te
vestigen in een mooie omgeving bij de leukste praktijk van
Nederland.
Behalve dierenarts was ik in één klap ook ondernemer, met alle
uitdagingen die daarbij horen, zoals het zijn van werkgever, de
boekhouding, belastingzaken, de marketing en nog veel meer randzaken die
horen bij het ondernemerschap. Ondanks de zojuist genoemde uitdagingen
was het ondernemerschap mij op het lijf geschreven. Het was niet altijd
eenvoudig, want het combineren van je inhoudelijke vak, het ondernemen
in je bedrijf en de komst van mijn kinderen was vaak best een
ingewikkelde puzzel.
Het belang van een goede kinderopvang werd mij meer dan duidelijk, want
dat is onmisbaar voor gezinnen met twee werkende ouders. Dit leidde
ertoe dat ik gestart ben met mijn tweede onderneming, een kinderopvang.
Eerst met één locatie voor mijn eigen kinderen en een aantal andere
ouders die het aandurfden met mij en drie pedagogisch medewerkers, later
flink uitgegroeid, met in de huidige situatie ruim 400 medewerkers en
duizenden kinderen die dagelijks worden opgevangen.
Net als veel ondernemers heb ik altijd gekeken naar hoe je, binnen de
regels van de wet uiteraard, kunt spelen met de mogelijkheden die er
zijn, maar helaas ondervond ik vanuit de gemeente veel wantrouwen. Nadat
ik als ondernemer bij de VVD-fractie verhaal ging halen, werd ik al snel
daarna lid van de afdeling, onderdeel van de fractie en in 2024 mocht ik
als wethouder in de gemeente aan de slag. Een van mijn speerpunten in de
raad en later het college was zorgen voor een basishouding van
vertrouwen richting ondernemers. Nu sta ik hier, als kersvers Kamerlid,
met onder andere landbouw en natuur in mijn portefeuille. Ik kijk er in
het bijzonder naar uit om in de komende tijd zaken te bespreken en naar
oplossingen te zoeken voor problemen die in het hele land spelen maar
ook grote impact hebben in Zuidwest-Drenthe, zoals de wolf, de
stikstofopgave en het toekomstperspectief voor de landbouw.
Voorzitter. Eerst wil ik teruggaan naar het onderwerp van vanavond: het
verbod op stroomstootapparatuur. Als dierenarts ben ik goed bekend met
het stroomstootapparaat, of de "veeprikker", zoals het ook wel wordt
genoemd. Uit ervaring weet ik dan ook dat het apparaat aantoonbaar
onnodige pijn, stress en angst bij dieren veroorzaakt. Die pijn, stress
en angst is vaak onnodig, want een dier dat echt niet kan staan of niet
weg kan uit een bepaalde situatie, heeft geen enkele baat bij een
stroomstoot. De beelden van dierenmishandeling gaan door merg en been.
Ik denk dat we die beelden allemaal gezien hebben.
De VVD heeft al in 2022 een motie mede ingediend om
stroomstoopapparatuur zo snel als mogelijk te verbieden. Die motie werd,
op Forum voor Democratie na, door de gehele Kamer aangenomen. Dit verbod
zou aanvankelijk per 1 juli 2025 ingaan, maar die streefdatum is niet
gehaald. Daarom werd 1 januari 2026 de nieuwe beoogde datum. In de brief
van 27 november jongstleden is te lezen dat de minister ernaar streeft
om het verbod nu echt in werking te laten treden op 1 januari
aanstaande.
Het moge duidelijk zijn dat dat wat mijn fractie betreft goed nieuws is,
maar ik heb er nog wel enkele vragen over. Kan de minister bevestigen
dat het haalbaar is om per 1 januari het verbod in te voeren? Kan de
minister reflecteren op de communicatie rondom de invoering van het
verbod? Medio september vroeg de Kamer per brief om een stand van zaken
met betrekking tot het verbod. Waarom is hier pas eind november op
gereageerd, na berichtgeving in de media over mogelijk uitstel? Was dit
debat te voorkomen geweest als er in de tussentijd duidelijker richting
de Kamer was gecommuniceerd?
Tot slot wil ik het volgende zeggen. De VVD heeft eerder in het
schriftelijk overleg aangegeven dat het verbod idealiter ook zou gelden
voor het gebruik in slachthuizen en bij transport. Europese
verordeningen zijn hierbij leidend, maar de minister heeft in het
commissiedebat aangegeven dat het voor transport binnen Nederland wel
mogelijk is om het verbod in te voeren. Kan dit dan ook voor onze
Nederlandse slachthuizen gelden? Zo nee, waarom niet? Graag een reactie
hierop.
We zijn benieuwd naar het antwoord op deze vragen. Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Hollander. Nadat ik u heb gefeliciteerd met uw
maidenspeech wil ik u graag van harte uitnodigen om hier voor het
rostrum felicitaties in ontvangst te nemen. De vergadering is voor een
enkel ogenblik geschorst.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de heer Flach voor zijn
inbreng namens de Staatkundig Gereformeerde Partij. Ga uw gang.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Een agent die een kwaadwillende met een taser in
het gareel houdt, vinden we normaal. Maar als je buurjongen met een
taser in het winkelcentrum loopt, moet je handhaven. Die metafoor vat de
opstelling van de SGP goed samen. Het is een metafoor, hè. Het gaat bij
dit verbod niet om een taser. Wat de SGP betreft is het goed dat de
minister de tijd heeft genomen voor een zorgvuldige invoering van het
verbod. We zijn er niet met de simpele redenering: er zijn misstanden,
dus verbieden maar.
Ik heb een paar grote vraagtekens. Routinematig gebruik van de
veeprikker was en blijft verboden voor nationale en internationale
transporten. De nare beelden die de ronde deden, betroffen volgens mij
al verboden routinematig gebruik van de veeprikker. Zo ga je niet met
dieren om. Het probleem was dus niet zozeer het gebrek aan strenge
regelgeving, maar het gebrek aan handhaving. Is het helemaal verbieden
van de veeprikker voor nationale transporten daarvoor de oplossing? Ik
blijf me dat afvragen. Het klemt temeer daar nu ook de Raad van State
wijst op de kritische uitvoeringstoets van de NVWA. De NVWA is niet
aanwezig bij het laden voor binnenlandse transporten. Die transporten
hoeven ook niet gemeld te worden. De NVWA heeft niet de capaciteit om
dit extra toezicht op te pakken en handhavingsverzoeken op te volgen.
Hoe wordt dit dan opgepakt?
Werken met levende dieren kan onvoorspelbaar gedrag en risicovolle
situaties met zich meebrengen, zeker als het gaat om runderen. Onderzoek
van Stigas onder ruim 100 veehouders, vooral melkveehouders, leerde dat
over een periode van vijf jaar bij een vijfde van die bedrijven sprake
is geweest van incidenten met letsel door diergedrag zoals kopstoten.
Hoe krijg je een onwillige stier van zijn plek zonder zelf in de
problemen te komen? Dat is echt niet zo eenvoudig. Hoe gaan we ervoor
zorgen dat het verantwoord voortdrijven van dieren mogelijk blijft? Als
bij onwillige stieren geen veeprikker meer gebruikt mag worden, wat dan
wel? Wordt de Arbeidsinspectie hier ook in meegenomen? Het gaat niet
alleen om dierenwelzijn — collega's hebben dat ook al gezegd — maar ook
om de veiligheid van de mensen die met hen werken en om
arbeidsomstandigheden. Wil de minister de vinger aan de pols houden en
het verbod in ieder geval na een jaar evalueren?
Voorzitter. Onderzoek bij varkens laat zien dat veeprikkers met een laag
voltage minder pijn doen maar vaak wel het gewenste effect hebben. Er is
ruimte om hiervoor een vrijstelling in te voeren. Is de minister bereid
dit verder te bekijken en een voorstel te doen?
Als laatste heb ik nog een afrondende hartenkreet. Goede omgang met
dieren die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, is een belangrijke
verantwoordelijkheid voor iedereen die met dieren omgaat, wet of geen
wet; het is een kwestie van moraliteit. Niet alles wat volgens de letter
van de wet is toegestaan, is daarmee ethisch verantwoord. Ik vind dat we
als politiek op moeten passen dat we niet ieders persoonlijke
verantwoordelijkheid als het ware willen gaan overnemen. Dat is immers
wat je suggereert als je regelgeving aanscherpt in reactie op iedere
misstand die zich voordoet. Natuurlijk, regels zijn nodig om het
dierenwelzijn te beschermen, maar de samenleving heeft ook een
verantwoordelijkheid. Te vaak zie ik dat regelgeving zo aangescherpt
wordt dat goeden lijden onder de misstanden van kwaden. Ik roep
veehouders op om goed voor hun dieren te zorgen, of de wetgever dat nu
vraagt of niet. Ik roep collega's en het kabinet op om de vele
veehouders die het goed met hun dieren voorhebben, wat vertrouwen te
geven. Achtervolg de goedwillenden niet met wetgeving, maar pak de
kwaadwillenden aan met gerichte handhaving.
De voorzitter:
Was u daarmee aan het einde gekomen van uw inbreng?
De heer Flach (SGP):
Daarmee was ik aan het einde gekomen van mijn betoog, voorzitter.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
We hebben net de nieuwe landbouwwoordvoerder van de VVD, een voormalig
dierenarts, horen zeggen dat het echt geen pretje is voor dieren om zo'n
veeprikker, stroomstootwapen, stroomapparatuur toegepast te krijgen.
Waarom zou je dat als overheid niet gewoon verbieden? Wat is daar dan
het bezwaar tegen?
De heer Flach (SGP):
Dat is best een terechte vraag, denk ik. Er zijn ook boeren die het
zonder kunnen, maar zeker als je met wat meer dieren in een krappe
ruimte werkt, kan ik me voorstellen dat er situaties zijn waarin je zo'n
ding nodig hebt. Zo zou ik dan ook voorstellen het toe te passen, echt
in noodgevallen, als het echt nodig is. De beelden die we hebben gezien,
waarbij het, zal ik maar zeggen, voor het gemak van de mensen die met
dieren werken veelvuldig en gemeen werd toegepast, verwerp ik echt. Echt
als middel voor noodsituaties vind ik het dus verdedigbaar en
proportioneel, maar niet als middel om over te zeggen: nou, opschieten,
we moeten naar de lunch, dus we zetten nog even de veeprikker stevig
aan.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik stelde de vraag omdat de heer Flach het erover heeft dat wij voor
dieren moeten zorgen. Het voorbeeld dat hij geeft waarin je dan wel
veeprikkers zou moeten gebruiken, is gewoon een organisatievraagstuk,
namelijk hoe wij als mensen de omgang met dieren organiseren en of we
dan wel of niet een veeprikker of stroomstootwapen nodig hebben. Als wij
zorgen voor dieren kunnen we het dus toch zo organiseren dat we die
dingen niet nodig hebben?
De heer Flach (SGP):
Dat weet ik niet. Ik ga af op wat ik hoor vanuit de sector zelf,
namelijk dat het in bepaalde situaties echt een heel nuttig hulpmiddel
is, waarvoor niet voor iedereen alternatieven voorhanden zijn. Dit debat
is ooit gevoerd naar aanleiding van beelden van misstanden. Mijn oproep
is dat een verbod niet altijd misstanden oplost. Je pakt vaak de
goedwillenden; de kwaadwillenden bedenken weer iets anders om op een
oneigenlijke manier gebruik te maken van dieren.
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Ik zou de heer Flach willen vragen of hij zich kan indenken dat hij in
een stressvolle situatie zit en een bepaalde richting in wordt gedreven
waar hij liever niet heen wil en dan een stroomstoot krijgt. Zou u daar
meer of minder stress van krijgen? Zou u dan meer of minder coöperatief
worden daarbij?
De heer Flach (SGP):
Nu komen we in een vakgebied terecht waarin mevrouw Den Hollander het te
allen tijde gaat winnen van mij. Dat is dus uitermate ingewikkeld! Nee,
ik kan me best wel voorstellen dat dat stress geeft en dat het ook
pijnlijk is. Toch kun je het in bepaalde situaties gerechtvaardigd
vinden om dat te gebruiken. Ik begon mijn betoog niet voor niets met de
opmerking dat we het als samenleving heel normaal vinden om agenten een
taser mee te geven zodat ze in bepaalde situaties, ook als ze zelf in
gevaar komen, een middel in kunnen zetten dat heel veel pijn en heel
veel stress bij arrestanten teweegbrengt. Dat vinden we gerechtvaardigd
en dat vinden we proportioneel. Het gaat dus om de
proportionaliteit.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de
inbreng van de zijde van de Kamer in eerste termijn. Ik schors de
vergadering tot 21.00 uur, waarna we gaan luisteren naar de
beantwoording van de minister.
De vergadering wordt van 20.38 uur tot 20.59 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Het woord is aan de minister voor de
beantwoording in eerste termijn.
Minister Wiersma:
Dank je, voorzitter. "Dank u", bedoel ik. Sorry, excuses, excuses. Laten
we de omgangsvormen ook nu, bijna na 21.00 uur, even correct toepassen.
Ik stond hier vanmiddag ook al bij het vragenuur, maar nu voer ik dan
het eerste echte debat met de nieuwe Kamerleden. Dat is mooi. Ik zie een
aantal nieuwe gezichten. Vers bloed doet altijd goed, denk ik dan maar.
Ik wil daarbij ook de heer Koorevaar feliciteren, maar ook mevrouw Den
Hollander in het bijzonder omdat zij haar maidenspeech gehouden heeft.
Ik kijk uit naar de tijd die mij hier nog rest, waarin we ook samen hier
in de Kamer zullen debatteren. Dat doen we hopelijk op de inhoud. Dat
zullen we vanavond iets minder doen, want dit debat is vorig jaar al
uitvoerig gevoerd. De Kamer weet hoe ik erin zit, maar de Kamer weet ook
dat ik de opdracht van de Kamer uitvoer. Ik ben Friezin. Dan is afspraak
afspraak; daar staan wij om bekend en dat is ook echt zo.
Het gaat mij vanavond vooral om het proces naar de invoering toe. Dat
zal ik ophelderen. Ik wil eigenlijk graag beginnen met het aanbieden van
mijn oprecht gemeende excuses voor het feit dat de Kamer er niet per
brief over is geïnformeerd dat 1 juli 1 januari geworden is, terwijl er
wel in een brief een informatieverzoek is gedaan. Ik kan dat proces ook
enigszins toelichten. Laat ik beginnen. Vorig jaar is er een
schriftelijk overleg geweest. Toen heb ik al aangekondigd dat 1 juli
procesmatig, gezien alle stappen die genomen moesten worden, een zeer
krappe deadline zou zijn, en dat de uitvaldatum 1 januari 2026 zou zijn.
Het informatieverzoek kwam in een periode waarin er in een brief ook
melding van gemaakt was dat 1 juli niet gehaald zou worden en dat we dus
afkoersten op 1 januari 2026, waar we het proces ook op ingericht
hebben. Maar met een aantal zaken die op een gegeven moment
controversieel verklaard werden en een debat dat niet doorging, is de
brief waar dit in opgenomen stond niet verstuurd. Dat is heel stom, want
wij hadden natuurlijk dit deel van de tekst alsnog in een afzonderlijke
brief moeten versturen. Dat is niet gebeurd en dat is een fout. Die
reken ik mij aan. Maar dat is zeker niet intentioneel gebeurd. Die
suggestie werd hier misschien wel gewekt en dat idee wil ik dus heel
graag wegnemen.
Zoals gezegd hadden wij eerder al aangegeven dat 1 juli zeer ambitieus
was gezien alle processtappen die genomen moesten worden. Er zijn
bijvoorbeeld na de voorhang op verzoek van de Kamers nog een aantal
wijzigingen in het voorstel verwerkt. Het aanbrengen van al die
wijzigingen heeft even tijd nodig. Ik wil benadrukken dat wij toewerken
naar de invoerdatum van 1 januari. Waarom staat daar "streven naar"? Dat
komt omdat je dit soort besluiten in een demissionair kabinet niet
zelfstandig kunt nemen als minister. De afspraak is dat dat altijd via
de ministerraad gaat, en die vindt plaats op zeer korte termijn. Tot die
tijd kan ik daar dus geen absolute, harde uitspraak over doen, omdat dit
het gebruikelijke proces is in een demissionair kabinet. Het
ontwerpbesluit wordt dus nog aan de ministerraad voorgelegd. Dat gebeurt
op korte termijn. Vervolgens wordt het ondertekende ontwerpbesluit
inderdaad, zoals zonet al geschetst, ondertekend door de Koning. Voor
alle duidelijkheid: ik zet alle benodigde stappen om het op 1 januari in
te voeren en ik zie geen enkele reden waarom dat niet zou lukken.
De voorzitter:
Kunt u de Kamer wellicht meenemen in de manier waarop u de beantwoording
heeft gestructureerd? Of is het …
Minister Wiersma:
Het is één blokje.
De voorzitter:
Oké, dan geef ik de Kamerleden nu ruimte voor korte interrupties.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het is mooi dat de minister haar excuus aanbiedt. Ik vraag me alleen af
waarvoor precies. Dat wil ik graag helder krijgen. Gaat het erover dat
de Kamer op 11 september heeft gevraagd naar de stand van zaken en dat
de minister toen niet heeft geantwoord met een brief waarin stond dat 1
juli inderdaad niet gelukt was? Is dat waarvoor ze haar excuses
aanbiedt?
Minister Wiersma:
Jazeker, want op dat informatieverzoek is toen geen reactie gekomen, en
dat is per abuis gebeurd. Daar hadden we op willen reageren. Daar had ik
een reactie op willen geven. Ik wil daarbij benadrukken dat we in 2024
al gezegd hebben dat 1 juli gezien de processtappen die genomen moesten
worden zeer ambitieus was, en dat de uitvaldatum 1 januari 2026 was. Dat
had ik ook willen communiceren toen de vraag kwam.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, oké. Dan begrijp ik dus nu dat de Kamer er excuses voor heeft
gekregen dat de minister niet heeft gereageerd op het informatieverzoek
van 11 september. Maar eerder heeft de Kamer ook al gevraagd: hoe staat
het ermee? We hadden in juni een schriftelijk overleg, waarin we vroegen
of het zou gaan lukken per 1 juli. Toen schreef de minister aan de Kamer
dat de standstill bij de Europese Commissie was afgelopen en dat er daar
geen opmerkingen waren. Daarna was het wachten op het advies van de Raad
van State. Ze schreef dat ze de Kamer op korte termijn nader zou
informeren over dit traject. Die reactie is er ook nooit gekomen.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vind excuses mooi, maar natuurlijk niet als het maar om één elementje
gaat. Er zijn namelijk heel veel dingen die vragen oproepen bij de
Kamer. We hebben hier geen antwoord op gekregen. De minister heeft
gewacht met de verdere stappen, nadat de Kamer had gezegd dat de
voorhang was afgerond. De minister heeft niet gelijktijdig de
notificatie bij de Europese Commissie en de Raad van State gedaan. Dat
is allemaal onnodige vertraging. Ik weet niet of ze daar nog op gaat
reflecteren.
De voorzitter:
"Of de minister daar nog op gaat reflecteren".
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, of de minister daar nog op gaat reflecteren. Het lijkt me dat ze
daar verantwoording over moet afleggen.
Minister Wiersma:
We hadden het net al over omgangsvormen, maar dat daargelaten. Er is
gewoon geen sprake geweest van vertraging. Alle stappen die gezet
moesten worden, zijn gezet. Nogmaals, wat betreft dat informatieverzoek
waren de vragen die toen gesteld zijn, anders eerder beantwoord geweest.
Dat was per abuis. We hadden er scherper op moeten zijn dat we die
teksten alsnog aan de Kamer hadden moeten doen toekomen. Dat is niet
gebeurd. Ik heb daar mijn excuses voor aangeboden. Ik zou niet weten wat
voor woorden ik daar verder nog vuil aan moet maken. Ik heb toegezegd —
ik heb dat ook eerder al gezegd — dat we, als 1 juli niet gehaald wordt,
afkoersen op 1 januari 2026. Dat doe ik. Daar sta ik voor. Ik kom in die
zin mijn toezegging aan de Kamer na. Ik kan nu geen enkele reden
verzinnen waarom dat verbod per 1 januari niet gehaald zou worden. De
informatievoorziening daarover is eerder blijven liggen. Mea culpa, dat
heb ik gedaan. De Kamer wil uiteindelijk dat het verbod geïmplementeerd
wordt. Daarbij was voortdurend al de kanttekening dat 1 juli moeilijk
haalbaar zou zijn. Maar het komt: 1 januari 2026 is het er.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, ik wil eerst even iets aan u vragen. Mag ik niet naar de
minister verwijzen in termen van "ze"?
De voorzitter:
Dat is niet heel hoffelijk. Als het een keer misgaat, is het niet
opzettelijk. Maar als u kunt blijven spreken via de voorzitter en de
minister blijft aanspreken …
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dus voortdurend "de minister, de minister, de minister"? Oké.
De voorzitter:
Dat wordt wel gewaardeerd, ja.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Oké. Ik wissel het doorgaans af, maar als ik …
De voorzitter:
U deed het vast niet bewust onvriendelijk.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nee, ik wissel "de minister" en "ze" af. Nou ja, als dat meteen … Maar
goed, ik wilde even weten hoe u de vergadering leidt.
Of 1 januari nog gehaald gaat worden op een goede manier, is
onduidelijk. Daar gaan we zo nog meer vragen over stellen. Ik vind dat
de minister wel heel erg makkelijk hier tegen de Kamer zegt: nee, hoor,
er is niet vertraagd. Het was oktober 2024 toen de ... Nee, ik corrigeer
mezelf, op 11 december 2024 wist de minister dat de Kamer akkoord was
met de AMvB. Die had ze toen meteen naar de Europese Commissie kunnen
sturen, voor het kerstreces. Ze had hem ook meteen naar de Raad van
State kunnen sturen. Dat heeft ze echter allemaal niet gedaan. Het moest
tot 4 februari duren voordat die naar de Europese Commissie ging en die
ging niet meteen naar de Raad van State. Dat had makkelijk gekund. Toen
de Europese Commissie na drie maanden, op 6 mei, liet weten geen
opmerkingen te hebben, moest het weer tot juni duren voordat die naar de
Raad van State ging. Ja, zo haal je natuurlijk de door de Kamer gewenste
ingangsdatum van 1 juli 2025 niet. Ik begrijp dus niet dat de minister
hier gewoon tegen de Kamer zegt: er is niet vertraagd. Uit alle feiten
blijkt namelijk dat er wel degelijk is vertraagd.
Minister Wiersma:
Als er wijzigingen worden gevraagd door de Kamer na de
voorhangprocedure, dan moeten die verwerkt worden. Dat heeft even tijd
nodig. Dan komt het vervolgens weer op mijn bureau. Alle processtappen
die genomen moesten worden, zijn opeenvolgend genomen. Uiteindelijk
hebben we het eerst aan de Europese Commissie voorgelegd. Daar zit een
standstillperiode aan vast. Zelfs als we, zo heb ik mij laten vertellen,
dit tegelijkertijd naar de Raad van State hadden gestuurd, dan was 1
juli hoogstwaarschijnlijk ook niet gehaald. vanwege alle processtappen
daartussen. Mijn mensen moeten namelijk zaken verwerken en vervolgens
komt alles weer bij mij terecht. Er is gewoon geen sprake geweest van
vertraging of traineren. Dat weerleg ik bij dezen echt ten zeerste. We
hebben daar gewoon aan gewerkt. Zoals eerder ook al gezegd, was de kans
dat we 1 juli zouden halen zeer onwaarschijnlijk. Toen hebben we gezegd:
als dat niet lukt, dan koersen we af op 1 januari 2026. Die toezegging
en belofte kom ik na.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Maar de feiten zeggen toch echt iets anders. De Kamer had geen
noemenswaardige opmerkingen. We hebben hier uitgebreid debat gevoerd met
minister Adema. Verschillende fracties hebben nog gevraagd, vandaag ook
weer: kan het niet ook in slachthuizen? Eigenlijk wil de Kamer een
breder verbod, maar de minister heeft de Kamer steeds voorgehouden: nee,
we moeten netjes binnen de Europese lijntjes kleuren, want anders kan
het niet; er zijn andere verordeningen. We konden zien dat dat hele
verbod heel braaf binnen alle Europese kaders bleef, dus er waren geen
opmerkingen van de Europese Commissie te verwachten. De Raad van State
heeft maar zes weken nodig gehad om tegen de minister te zeggen: "Prima.
We hebben bijna geen opmerkingen. Het krijgt een positief advies. Er
zijn drie kleine dingetjes." Die heb je in twee weken verwerkt.
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Als de minister zowel de Europese Commissie als de Raad van State
gelijktijdig had geïnformeerd, had het verbod van kracht kunnen zijn.
Dit eerste punt, waarom 1 juli niet is gehaald … De manier waarop de
minister hier zegt "nee, hoor, ik heb niet vertraagd", overtuigt
helemaal niet, want de feiten zeggen iets anders.
Minister Wiersma:
Ik heb niet de illusie dat ik mevrouw Ouwehand kan overtuigen met mijn
feiten en mijn realiteit, maar geloof mij: ik ben van de leer "afspraak
is afspraak" en ik kom mijn toezegging gewoon na. Wij hebben vanaf het
begin gecommuniceerd dat 1 juli een strakke deadline was, in de
wetenschap dat de kans groot zou zijn dat we af zouden moeten koersen op
1 januari. Daar zijn we bijna. De haven is in zicht en we zijn bezig om
de boot aan de steiger te parkeren.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het is 2 december. Het is goed dat de minister zegt dat de haven in
zicht is en dat 1 januari hoogstwaarschijnlijk gaat lukken. We hebben
volgens mij nog een paar stappen te doorlopen, namelijk de ministerraad,
waar de minister het over heeft — ik kan me niet voorstellen dat er een
collega in de ministerraad is die hiertegen is, wetende dat bijna de
hele Kamer dit heel graag wil — een handtekening van de Koning en een
publicatie in het Staatsblad. Dat zijn de stappen die nog genomen moeten
worden. Er zijn volgens mij nog drie ministerraden voor het kerstreces.
Kan de minister iets meer duidelijkheid geven over in welke ministerraad
dit besloten wordt? Is dat aanstaande vrijdag of is dat de vrijdag
daarna? De derde vrijdag lijkt me namelijk al te laat, want dan is de
koning waarschijnlijk al op vakantie.
Minister Wiersma:
Formeel gezien mag ik daar niks over zeggen, omdat dat vooruitloopt op
de publieke agenda. Daar mag ik formeel niks over zeggen, maar het zal
zeer spoedig het geval zijn.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dan wil ik eigenlijk alleen vragen of de analyse klopt die ik gaf van de
tijdlijn, de vakantie van de koning en de ministerraden.
Minister Wiersma:
Het zal ruimschoots voor de vakantie van de koning in de ministerraad
liggen.
Mevrouw Podt (D66):
Ik ga toch nog even een poging doen wat betreft de tijdlijn, want het
intrigeert mij toch wel. Dat debat in september 2024 was een van mijn
eerste debatten. Dat maakte indruk, want ik had de Kamer nog niet vaak
zo ontzettend eensgezind gezien. Er was één ding duidelijk: de Kamer had
haast. Ik denk dat de minister dat ook gevoeld heeft toen, want ik kan
me voorstellen dat het voor haar een vrij onprettige bijeenkomst was.
Dan is toch de vraag: waarom duurde het vier maanden voordat de EU
genotificeerd werd?
Minister Wiersma:
Nogmaals, er zit een standstillperiode tussen. Vanuit de voorhang
moesten er nog een aantal zaken verwerkt worden. Zoals ik net zei, als
alles wat verwerkt moet worden uiteindelijk verwerkt is, krijg ik het
vervolgens. We hebben gewoon al die stappen stap voor stap doorlopen. Ik
heb volgens mij net het hele proces uitgetekend. In januari wordt die
ingevoerd. Weet je, we hebben echt gewoon gedaan wat we al in het so in
2024 gezegd hebben. Toen hebben we namelijk gezegd dat 1 juli
waarschijnlijk een strakke deadline is en dat het dan 1 januari 2026 zal
worden. Dat is ook het geval. Zowel ik als mijn mensen hebben daar
gewoon hard aan doorgewerkt. De dingen zijn in gang gezet. Er zijn een
aantal stappen die je dan moet nemen. Aan het einde van die
standstillperiode, dus na de notificatie, is het doorgestuurd naar de
Raad van State. Dit is gewoon de status van waar we nu staan. In januari
zal het er zijn.
Mevrouw Podt (D66):
Ik was nog niet bij januari. Ik probeer het even stap voor stap af te
lopen. Ik hoop dat de minister mij even de kans wil geven en daar
serieus op in wil gaan. Nu krijg ik weer allerlei dingen te horen waar
ik niet om gevraagd heb. Mijn vraag was gewoon: waarom duurde het vier
maanden tot de EU genotificeerd werd?
Dan zou mijn tweede vraag geweest zijn: waarom heeft die notificatie nou
niet tegelijkertijd met het Raad van State-verhaal gelopen? Waarom kon
dat niet gewoon samen?
Minister Wiersma:
Er zat nog een voorhangprocedure met de Tweede Kamer tussen. Dat kost
ook tijd.
Mevrouw Podt (D66):
Volgens mij klopt dit gewoon niet op deze manier. Dat is niet de kern
van mijn vraag. Het punt is dat deze twee dingen gewoon tegelijkertijd
hadden gekund. Ik begrijp niet waarom dat niet is gebeurd.
Minister Wiersma:
Wat we bijvoorbeeld zien bij Europese verordeningen — dat is bij deze
verordening, de Transportverordening, ook het geval — is het volgende.
We hebben nog iets lopen in het kader van de Transportverordening,
waarbij we vanuit de EU hele kritische geluiden krijgen op iets anders
wat de Kamer ook wil. Dat is u allen bekend, denk ik. Het lijkt mij
zorgvuldig om pas een voorstel naar de Raad van State te sturen als we
weten hoe er vanuit de Europese Commissie tegen aangekeken wordt.
Daarbij komt — dat heb ik zonet in mijn introductie ook gezegd — dat
onze inschatting was dat 1 juli niet gehaald zou worden, of dat dat zeer
onwaarschijnlijk was. Zo heb ik mij laten adviseren. Wetende dat de
Europese Commissie hier vaak ook kritisch bij meekijkt, hebben we dat
niet gelijktijdig gedaan. Als daar wel kritische geluiden vandaan zouden
komen, dan konden die ook meegenomen worden.
Mevrouw Podt (D66):
Dan moet ik mevrouw Ouwehand, die hier net stond, toch even gelijk
geven. Die zei denk ik ook heel terecht: we hebben dit helemaal
doorgeakkerd met elkaar en we hebben hier ongelofelijk binnen de
lijntjes gekleurd. Dus ik begrijp oprecht niet dat dit niet gewoon
gebeurd is, wetende dat deze commissie daar zo'n ontzettende haast mee
had.
Dan mijn laatste vraag over dit stukje. Het is er al even over gegaan.
De Raad van State kwam terug — ik heb net nog even gekeken — met één wat
grotere vraag en twee hele kleine vraagjes om een paar kleine
verduidelijkingen. Als D66 hebben wij één wetgevingsjurist. Ik denk dat
die dit in een uurtje verwerkt had kunnen hebben. Toegegeven, het is een
hele goede wetgevingsjurist, maar desalniettemin heeft de minister
volgens mij iets meer wetgevingsjuristen. Ik begrijp gewoon niet dat wij
nog niks gezien hebben, terwijl we dit eind juli terug hebben gekregen.
Dat begrijp ik echt niet.
Minister Wiersma:
Ik heb meer dan één wetgevingsjurist. Dat is helemaal waar. Maar wij
hebben ook mensen op het departement die af en toe toch ook even met
zomerreces willen of met vakantie gaan. Veel mensen die hier tussendoor
aan moeten werken zijn niet 24 uur per dag, zeven dagen per week
beschikbaar. De stappen die genomen moesten worden zijn allemaal gezet.
En nogmaals, als dat op 28 juli het geval was geweest, dan hadden we 1
juli al niet gehaald. Mijn mensen hebben er hard aan doorgewerkt. Er is
niemand die dit proces heeft gefrustreerd, anders dan een aantal
partijen hier in de Kamer willen doen voorkomen. Dat is geenszins het
geval. Het verbod is ophanden. De Kamer wil het. Ik heb er uitvoering
aan gegeven. Op 1 januari gaat het in.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik hoor de minister ook teruggrijpen op momenten waarvan zij zegt: er
was toen ook een kleine disclaimer gegeven. Daar zit ook een zorg van
mij. We horen de minister nu excuses maken voor een stukje van het
proces. We horen de minister ook veelvuldig zeggen: 1 januari gaan we
halen. Dat klinkt mooi. Maar dan heb ik de volgende vraag. In die
beslisnota staat ook nog eens een disclaimer met "of zo snel mogelijk
daarna". Kan de minister in dit debat garanderen dat die disclaimer uit
die beslisnota niet meer geldt, maar dat wat zij nu zegt geldt?
Minister Wiersma:
Mevrouw Beckerman kan mij aanspreken op de tekst die in de brief staat.
Een beslisnota is een ambtelijk advies. Dat zijn ambtelijke berichten
aan mij als minister. Mevrouw Beckerman kan expliciet teruglezen dat
diezelfde zin niet op die manier in de brief staat. Dat heeft een reden.
Ik heb gezegd: we moeten hier nu gewoon naar streven. 1 januari is de
ingangsdatum. Punt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is mooi, maar ik hoop dat de minister ook een beetje begrijpt waar
die angst vandaan komt. Er zijn nu heel veel vragen gesteld over het
proces. Als we terugkijken naar het proces, zien we dat er elke keer
werd gezegd "we gaan dit doen", maar dat daar zo'n bijzin bij stond van
"misschien duurt het iets langer" of "misschien halen we 1 juli niet".
Ik denk dat deze Kamer niet volgend jaar, na 1 januari, voor het feit
wil worden gesteld dat het nog niet is gelukt. Daarom moeten we die
garantie nu daadwerkelijk wel hebben. Begrijpt de minister dat daar ook
de zorg van deze Kamer zit?
Minister Wiersma:
Nou … Begrijp ik dat? Ik denk dat heel veel gestoeld is op beeldvorming.
Hier zit gewoon geen vertraging in. Als iemand een appje gestuurd had
met "hé joh, Femke, ben je daarmee bezig en hoe staat het ervoor?" had
ik dat gewoon kunnen beantwoorden. Nou, nu staan we hier, in een debat
dat misschien niet plaats had hoeven vinden. Vorige week, toen de onrust
ontstond, had ik toevallig op diezelfde dag een nota in mijn tas over
het vervolgtraject. Ik heb de Kamer toen direct geïnformeerd, maar ik
had een dag later dit debat al aan mijn broek hangen. Ik ga graag met de
Kamer in debat; dat vooropgesteld. Maar in dit geval zijn we er
voortdurend helder over geweest dat 1 juli lastig haalbaar zou zijn en
dat we dan op 1 januari zouden afkoersen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Sorry, maar dit gaat niet helemaal goed. Ik dacht net: ik heb twee
vragen gesteld en loop zo weg, want ik heb die toezegging gekregen. Maar
ineens zegt de minister: "Ja, maar wacht eens even. We hadden hier
helemaal niet hoeven staan. Dit is beeldvorming en de Kamer had wat
rustiger misschien gewoon even een appje moeten sturen." Sorry, maar
hier ga ik echt niet mee akkoord. Ik had hier ook niet willen staan,
want we hadden nog een heleboel andere debatten moeten voeren. De reden
dat we hier staan, is dat de Kamer elke keer moet zeggen: er gebeurt te
weinig. Dat zie je als je deze hele procedure terugleest. De minister
heeft dat net erkend en gezegd: sorry, inderdaad, ik had de Kamer moeten
informeren en dat heb ik niet gedaan. Maar nu zegt dezelfde minister
weer: het is ook allemaal wel beeldvorming en het is heel vervelend voor
mij. Ik begrijp dit niet zo goed. De minister komt eerst met excuses,
maar zegt nu ineens: het is beeldvorming en het is zo vervelend dat we
hierin niet vertrouwd worden. De Kamer heeft daar toch alle reden toe,
als een heel simpel informatieverzoek zelfs al wordt genegeerd? Dan
hebben we het nog niet over alle andere keren dat de Kamer expliciet
moest vragen om met dit verbod te komen, zoals direct na haar aantreden
in 2024.
Minister Wiersma:
Met "de beeldvorming" bedoel ik dat gesuggereerd wordt dat ik traineer,
maar dat is gewoon niet zo. Ik heb in de eerdere communicatie meermaals
uitgelegd wat het proces is en naar welke data wij streven. Ja, bij dat
informatieverzoek zat een passage in een brief die uiteindelijk niet
verstuurd is en die daardoor niet bij de Kamer terechtgekomen is. Ik heb
gezegd: mea culpa. Maar er zitten gewoon geen intenties achter om die
informatie niet te delen. Daar sta ik voor. We koersen nog steeds af op
januari, conform toezegging. Daarmee heb ik, denk ik, alles wel
gezegd.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik ben benieuwd naar het volgende. De voorzitter vroeg zojuist ook al
even: zijn er blokjes; er zijn verschillende vragen gesteld en gaat de
minister die zo nog beantwoorden? Maar ik wil hier toch nog even op
doorvragen. De minister kan zich toch wel voorstellen dat, als de Kamer
weet dat een verbod van kracht gaat worden en als de standaard is dat
dit dan twee maanden van tevoren in de Staatscourant staat ...
De voorzitter:
De minister.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Als wij dan maar niks horen, denkt de Kamer natuurlijk: wacht eens even,
1 juli is niet gehaald, maar dan komt 1 januari dus ook nog in het
gedrang.
De voorzitter:
De minister, de minister.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De minister kan toch bevestigen dat zij nu behoorlijke toeren moet
uithalen om 1 januari nog te halen?
Minister Wiersma:
Nou ja, kijk, ons proces is er gewoon op ingericht geworden om op 1
januari af te koersen. En voor wat betreft die twee maanden: ik heb mij
door de beste wetgevingsjuristen van dit land, die bij ons werken, laten
adviseren. Zij hebben gezegd: dit is geen enkel punt. Dat kan dus
gewoon. Met de toezegging dat het per 1 januari in zal gaan, zit daar
voor mij geen licht tussen. Die kom ik dus gewoon na. Daar heeft nooit
twijfel in die zin over bestaan. En op de vragen kom ik uiteraard nog
terug, voorzitter.
De voorzitter:
U continueert uw beantwoording.
Minister Wiersma:
Maar er zullen inmiddels ook al een aantal vragen beantwoord zijn, dus
ik zal even bekijken in hoeverre ik die eruit kan filteren.
Mevrouw Bromet had de vraag wanneer ik de handtekening ga zetten en of
ik bereid ben iedere maandag een bericht aan de Kamer te sturen. Die
handtekening wordt natuurlijk gezet zodra de ministerraad ermee heeft
ingestemd. Daarna moet het naar de Koning ter ondertekening. Gezien het
proces dat nu loopt, denk ik dat elke maandag een bericht sturen
wellicht niet noodzakelijk is, want het zal op korte termijn wel
duidelijk worden.
Mevrouw Ouwehand had nog een vraag over of ik mij juridisch heb laten
adviseren over de uitzonderingsclausule. Volgens mij hebben we het daar
net ook over gehad. Nogmaals, we hebben bij WJZ heel puike
wetgevingsjuristen rondlopen. Het kabinetsbeleid voor die vaste
verandermomenten kent een viertal uitzonderingen. Dit valt
daaronder.
Mevrouw Podt had nog een vraag over het zelfreinigend vermogen van de
sector en wat ik daarvan vind. Zij stelde dat het voorkómen van het
verbod voor hen belangrijker lijkt dan het aanpakken van rotte appels.
Ik wil daar het volgende over zeggen. Als ik die beelden zie van hoe
deze drijfmiddelen gewoon worden misbruikt en echt verkeerd worden
toegepast: weet je, ik vind dat ook walgelijk. Ik vind ook dat je daar
in de sector intern werk van moet maken, want daar moet je gewoon tegen
optreden. Door dat misbruik kom je nu namelijk in situaties te zitten
die lastig uitvoerbaar zijn, die moeilijk handhaafbaar zijn voor de NVWA
en waarin je bovendien als sector zoiets eigenlijk niet meer kan
gebruiken, ook niet als je het in bepaalde situaties wel echt nodig
hebt. Wat die beelden laten zien, keur ik echt ten zeerste af. Ik ben
voor de veehouderij. Ik vind wel dat als je dieren houdt voor de
voedselketen, je daar dan gewoon goed op moet passen en daar respectvol
en netjes mee om moet gaan. Dit heb ik altijd aangegeven. De sector
spreekt zich ook tegen de misstanden uit. Ik denk dus dat de sector in
die zin wel een zelfreinigend vermogen heeft.
Over het aanstaande verbod heeft de sector zelf ook actief meegedacht in
werkgroepen. Natuurlijk heeft de sector zich ook kritisch geuit over het
verbod, omdat die zich zorgen maakt over de veiligheid van zijn
medewerkers. Het zijn niet alleen dit soort sectorpartijen die in
werkgroepen meedenken; in andere werkgroepen kunnen dat ook andere
partijen zijn, zeg ik via de voorzitter even tegen mevrouw Ouwehand.
Maar inspraak en het uiten van zorgen zijn gewoon onderdeel van het
reguliere regelgevingstraject. Daar heeft deze sector gebruik van
gemaakt. Dus ja, ik vind dat de sector hierin goed moet optrekken en
optreden. Dat is wat ik ervan vind, zeg ik even in reactie op de vraag
van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Voor alle helderheid: de term "het zelfreinigend vermogen van de sector
of het gebrek daaraan" was geen terminologie van mij, maar van uw
voorganger. Uw voorganger zei tevens: "Het zou de sector sieren als ze
dit soort bedrijven bij wijze van spreken uit de keten schorsen, er
voorlopig geen gebruik van maken en zeggen: je komt een jaar lang op een
strafbank te zitten en je verbetert het maar. Eigenlijk zou je dat
verwachten van de sector zelf. Dat gebeurt echt onvoldoende in deze
sector. Ik vind ook dat de sector hier echt veel en veel meer
verantwoordelijkheid moet nemen." Is deze minister het daar ook mee
eens?
Minister Wiersma:
Ik heb zelf nog nooit zo inhoudelijk nagedacht over dit expliciete
voorstel, maar ik vind absoluut dat de sector er echt consequenties aan
moet verbinden wanneer laders zo werken. Dat hebben we natuurlijk ook
gezien met de eenden. Daarvoor heb ik hier ook gestaan tijdens een
vragenuur.
Mevrouw Podt (D66):
Ik hoop dat de sector dat goed gehoord heeft. Dank u wel.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Begrijp ik nou dat de minister naar de volgende woordvoerder gaat en dat
mijn vragen beantwoord zijn? Dan zijn er namelijk een paar niet
beantwoord.
Minister Wiersma:
Ik heb een hele stapel met vragen, gewoon op een rijtje. Daar komt u
waarschijnlijk vanzelf weer in voorbij, mevrouw Ouwehand, zeg ik via de
voorzitter.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mag ik dan een ordevoorstel doen? Het lijkt mij handig om alle vragen
die te maken hebben met de vraag of het echt gaat lukken om 1 januari te
halen, bij elkaar te beantwoorden.
De voorzitter:
Ik denk dat we de minister gewoon maar even de ruimte moeten geven voor
haar beantwoording. Als u op een gegeven moment iets hoort waardoor u
wilt interrumperen, dan komt u naar voren; dat staat u vrij. Laten we de
minister nu dus eerst even de gelegenheid geven voor de voortzetting van
haar beantwoording. Het staat u vrij om te interrumperen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Als mijn vragen beantwoord worden, natuurlijk.
De voorzitter:
De minister was ook nog niet aan het einde van haar beantwoording
gekomen, dus volgens mij moeten we daartoe verder overgaan.
Minister Wiersma:
Volgens mij hadden we één compleet blokje voorgesteld en ben ik daar nog
niet doorheen.
De heer Koorevaar had een vraag over het Raad van Stateadvies over het
beperken van het verbod tot primaire bedrijven. Hij vroeg of ik meeveer
met dat advies. Bedoelt hij dat een deel van het advies een beschrijving
betreft van het ontwerpbesluit zoals dat is voorgelegd en dat dat
betekent dat het verbod toeziet op primaire bedrijven en nationaal
transport? Begrijp ik dat zo goed? Zo ja, dan klopt het dat de Raad van
State dat ook beschrijft en dat dat strookt met het voorgenomen besluit.
Sterker nog — we hebben het zojuist ook gehad over de
Transportverordening — we kunnen dit niet aan transport voor export
opleggen. Het gaat dus alleen om primaire bedrijven en binnenlandse
transporten. Daar zit nog best wel een uitvoeringstechnische component
aan vast, maar goed, dat is aan de NVWA.
De heer Koorevaar (CDA):
Mijn vraag is dan als volgt. De dierenarts kan dit apparaat nog wel
gebruiken in hele uitzonderlijke gevallen, maar dat wist u ook al, toch?
Of niet?
Minister Wiersma:
Ja, klopt.
De heer Koorevaar (CDA):
Oké, helder.
De voorzitter:
U vervolgt.
Minister Wiersma:
Mevrouw Van der Plas zei dat er door dit verbod risico's ontstaan voor
de veiligheid van werknemers. Zij vroeg of dat niet in strijd is met het
arbeidsrecht. De veiligheid van veehouders en transporteurs vind ik
natuurlijk ook van groot belang. Zij moeten hun werk op een verantwoorde
en veilige manier kunnen doen. Op verzoek van de sector heeft ook een
arbeidsdeskundige deelgenomen aan gesprekken tussen het ministerie en de
sector over het verbod. Dat is een deskundige die de sector zelf heeft
aangedragen en die vanuit arbeidskundig perspectief heeft meegedacht
over een veilige werkwijze. Uit die gesprekken is niet gebleken dat het
in strijd is met het arbeidsrecht. Ook de Raad van State heeft daar
niets over gezegd, dus dit kan in principe zo door.
Mevrouw Van der Plas had nog een vraag over onveilige situaties. Zij
vroeg wat een veetransporteur moet doen als er een onveilige situatie
ontstaat. Nogmaals, veiligheid bij het laden en lossen van dieren is
heel belangrijk. Ik weet hoe dat gaat. Ik heb zelf ook wel vee gelost,
dus ik weet tot welke situaties dat kan leiden. Het gedrag van dieren
kan, zeker als ze zich buiten de eigen, gebruikelijke omgeving bevinden,
wat onvoorspelbaar zijn en dat kan tot onveilige situaties leiden. Ik
denk dat het heel belangrijk is dat de mensen die dit werk doen, goed
leren omgaan met de dieren. Ik vertrouw erop dat aan die deskundigheid
gewerkt wordt. Uit een onderzoek is gebleken dat er een aantal
alternatieve drijfmiddelen zijn. Nu het verbod toch aanstaande is,
zullen zij daar gebruik van moeten maken.
De heer Flach heeft gevraagd om na een jaar een evaluatie te houden. Dat
wil ik wel toezeggen aan de heer Flach. Daarmee kom ik misschien ook
tegemoet aan de zorgen van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas had ook een vraag over het Europees speelveld. Zij
zei dat dat wordt geraakt door het verbod en vroeg hoe de NVWA gaat
handhaven bij een internationaal transport. Het antwoord is dat het
Europees speelveld inderdaad wordt geraakt. Alleen, het wordt niet
geraakt op internationale transporten, want dan geldt het niet. Bij
internationale transporten geldt namelijk gewoon de internationale
Transportverordening. Daar kunnen wij als lidstaat niets aan doen. Op
dit moment wordt die natuurlijk wel herzien. Het verbod geldt dus alleen
bij nationale transporten. Bij internationale transporten is het gebruik
niet verboden.
De NVWA handhaaft in principe alleen als het elektrische veedrijfmiddel
onjuist wordt gebruikt. Wat betreft toezicht en handhaving werd ook in
een van de bijdrages van de zijde van de Kamer genoemd dat voor
binnenlandse transporten geen registratieplicht geldt. Dat is net als
bij het uitlaten van de hond: soms doe je dat in de middag en soms wat
later. Dat kun je gewoon bijna niet controleren. Het is dus best complex
om dat te gaan handhaven, maar de NVWA doet nu al controles op basis van
risicoanalyses. Dat zullen ze met verhoogde scherpte moeten gaan
doen.
Mevrouw Van der Plas had nog een vraag, over een plan van de sector voor
stressloos laden. Dat is een laadplan dat de sector heeft ingediend. Zij
vraagt waarom daarop niet is ingegaan door het ministerie. Op zich had
ik dat wel gewild. Ik heb vorig jaar in dat debat ook gezegd dat ik nog
graag met de sector in gesprek zou willen gaan. Maar goed, de Kamer
heeft een ander besluit genomen ten aanzien van het elektrisch
veedrijfmiddel. Daar geef ik gehoor aan. In de tussentijd zijn er
natuurlijk ook weer beelden naar buiten gekomen die dat geen goed gedaan
hebben. Daar baal ik ook enorm van. Er is in het verleden ook door mijn
ministerie wel overleg geweest met de sector om juist het onjuiste
gebruik aan banden te leggen, maar de realiteit heeft het inmiddels toch
ingehaald. Dat is waar we nu voor staan.
Mevrouw Den Hollander had een vraag over de slachthuizen. Dan kom ik
weer op een Europese verordening. Zij vroeg of dit verbod ook voor de
slachthuizen zou kunnen gelden. Het simpele antwoord is nee. Waar de
Transportverordening nationale regels toestaat met strengere
voorschriften voor nationaal transport, en dus niet voor
exporttransporten — dan is nadrukkelijk de Europese Transportverordening
van kracht — biedt de Slachtverordening die ruimte namelijk niet. Die
staat expliciet een aantal middelenvoorschriften toe en die biedt geen
ruimte om daar stringentere wetgeving op nationaal niveau voor te
formuleren. Dat is hoe dat werkt. Op dit punt valt dat daaronder.
De heer Flach had ook nog een vraag: is het helemaal verbieden van de
veeprikkers voor nationale transporten de oplossing voor het gebrek aan
handhaving op het reeds verboden routinematig gebruik van de
veeprikkers? Enerzijds snap ik wat de heer Flach hier zegt, maar
anderzijds wil ik dat toch nuanceren, want het gebrek aan handhaving is
natuurlijk niet het probleem. Het probleem is dat er handhaving nodig is
omdat de goede richtlijnen die er zijn, met voeten getreden worden. Ik
vind dat we daar allemaal van moeten constateren dat dat echt pertinent
niet moet kunnen en dat de sector misschien eerder grotere stappen had
moeten zetten. Het is namelijk ook aan zo'n sector om ervoor te zorgen
dat daarin naleving van bestaande wet- en regelgeving plaatsvindt.
De heer Flach (SGP):
Terwijl ik hiernaartoe loop, denk ik even na over wat de minister nu
eigenlijk zegt. Als ik dat even vertaal, zegt de minister eigenlijk:
gebrek aan handhaving is niet het probleem. Maar dat zou suggereren dat
de misstanden zo breed verspreid zijn in de sector dat handhaving niet
de oplossing zou zijn. Dat was de kern van mijn betoog: het toepassen
van de veeprikker kan bij normaal gebruik proportioneel zijn. Maar juist
omdat het in bepaalde gevallen misbruikt wordt, zou je handhaving moeten
hebben. De minister draait het hier om, en daarmee lijkt het alsof ze
zegt — ik wil haar de gelegenheid geven om dat te corrigeren — dat er
eigenlijk zo wijdverbreid misstanden zijn dat handhaving dus ook niets
zou oplossen.
Minister Wiersma:
"Zo wijdverspreid" wil ik niet zeggen, maar de misstanden zijn er wel.
Er worden beelden gemaakt en we kunnen gewoon niet ontkennen dat er dus
wel degelijk ook oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van de veedrijver.
Dat is heel erg jammer, want we zitten nu in de situatie waarin je hem
nodig hebt. Kijk, het is geen nieuw onderwerp. Ik weet dat er al een
aantal jaren met de sector hierover gesproken is. Dat heeft er niet toe
geleid dat we dat soort beelden niet meer in de media zien. Er is toch
oneigenlijk gebruik. Uiteindelijk is het wel aan zo'n sector om wet- en
regelgeving op te volgen. We zien in meer sectoren dat de regels met
voeten getreden worden. Dan zitten daar consequenties aan en dat heeft
nu uiteindelijk geleid tot een overgrote meerderheid in deze Kamer die
dit verbod wil doorvoeren. Dat kan ik ook niet negeren.
De heer Flach (SGP):
Dat was eigenlijk de kern van mijn betoog: als er misbruik wordt gemaakt
van een op zichzelf goed middel, is een totaalverbod dan de oplossing?
Dat is eigenlijk de kern. Ik ben blij om de minister te horen zeggen dat
er dus ook wel goed gebruik van gemaakt kan worden. Er maken ook mensen
misbruik van messen, en toch verbieden we geen messen. Zo'n zelfde
redenering hadden we hier aan kunnen hangen. Dat is niet gebeurd.
Vandaar mijn punt dat een grotere inzet op handhaving ook een oplossing
had kunnen zijn. Ik hoop dat de minister dat na deze uitleg ook beter
begrijpt.
Minister Wiersma:
Ik snap wat de heer Flach zegt. De NVWA ziet natuurlijk toe. In sommige
situaties is het gewoon lastig te handhaven; dat geldt ook hiervoor. Ja,
ik ben ook als minister persoonlijk van mening dat er zeker ook
deugdelijk gebruik van deze drijfmiddelen kan zijn en dat het dan zelfs
een middel kan zijn waar ik nog wel slechtere middelen tegenover zou
kunnen zetten. Dus bij het goed toepassen … Het was — dat weet u ook,
of, via de voorzitter, dat weet de heer Flach ook — niet mijn
persoonlijke keuze. Ik was toch graag nog over dat zelfregulerend
vermogen met de sector in gesprek gegaan. Edoch, het hoogste orgaan van
de Nederlandse democratie heeft heel nadrukkelijk anders beslist en ik
geef daar uitvoering aan. Dat is de situatie. Maar laat dit ook een les
zijn naar de sector toe. Ik zei het net: ik heb eerder in het vragenuur
hier gestaan voor het laden van eenden. Dat zelfregulerend vermogen is
wel degelijk belangrijk en wet- en regelgeving moet worden nageleefd.
Dierenwelzijn wordt in een land als Nederland zeer hoog gewaardeerd.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Flach.
De heer Flach (SGP):
Ik begrijp de minister, maar ik blijf "laat het ook een waarschuwing aan
de sector zijn" toch ingewikkeld vinden. Je zult daar als veehouder maar
altijd op een verantwoorde wijze gebruik van gemaakt hebben en je ziet
een aantal collega's of transporteurs er met de pet naar gooien. Als dan
een totaalverbod uiteindelijk altijd de stok is waar mee wordt geslagen
… We zagen dat ook met een uitzendverbod in de vleessector. Dat is een
reflex die ik hier in de Kamer een beetje zie en daar wil ik voor
waarschuwen. Daarom zeg ik dat eigenlijk niet eens tegen de minister
maar tegen de Kamer: laten we proberen gerichte maatregelen te nemen en
niet iedere keer een hele sector of een heel middel verbieden als het
ook op een andere manier kan.
Minister Wiersma:
Meer dan eens kan ik mij heel goed vinden in de woorden van de heer
Flach.
De voorzitter:
Hoe vordert u in uw beantwoording?
Minister Wiersma:
Ik denk dat het einde in zicht is. Er zijn er nog een stuk of zeven,
denk ik. Ik weet niet wat ik daarvan al beantwoord heb en over zou
kunnen slaan.
De voorzitter:
Ik geef u de gelegenheid om de beantwoording af te ronden en ga na de
afronding kijken of er nog interrupties zijn.
Minister Wiersma:
Dit is ook een vraag van de heer Flach en die gaat over de inzet van de
NVWA. Volgens mij hebben we het daar nu over gehad.
De heer Flach had ook een vraag over de alternatieven, over hoe we
ervoor kunnen zorgen dat verantwoord voortdrijven van dieren mogelijk
blijft. Ja, hoe kan je dan wel een onwillige stier van zijn plek krijgen
zonder in de problemen te komen? Ik kan oprecht vertellen dat we op het
melkveebedrijf waar ik woonde ook een stier hadden. Ik heb ervaring met
onwillige stieren en ik weet wat voor uitdaging het is.
Op dit moment wordt er overigens op individuele bedrijven vaak niet eens
een veedrijver gebruikt. Er zijn een aantal alternatieven. Dat zijn
bijvoorbeeld drijfschotten, rustige looplijnen en zorgen dat de hekken
goed staan. Nogmaals, ik vind het ook vervelend dat een in de basis goed
middel op deze manier niet meer beschikbaar is voor de sector. Wat
betreft de alternatieven die er zijn, worden bijvoorbeeld plastic zakken
of rammelaars genoemd. Ik noem die hier wel, maar ik vind daar zelf iets
van. Een rammelaar is een van de alternatieven die worden
voorgeschreven. Mijn persoonlijke ervaring is dat een stier van zo'n
rammelaar niet zeer onder de indruk is. Ik ben heel erg benieuwd hoe dat
uitpakt in de praktijk. Dat is de reden dat ik aan de heer Flach heb
toegezegd om dit na een jaar te evalueren, om te kijken of daar toch
iets uit komt. Misschien niet, maar laten we hopen dat dat wel het geval
is. Rust in het laden is van het grootste belang. Ik weet dat ik hier
niet de enige ben die ervaring heeft met het laden van vee.
De heer Flach had nog een vraag, over het betrekken van de
Arbeidsinspectie. Daar heb ik al wat over gezegd, namelijk dat er een
arbeidsdeskundige betrokken was bij de gesprekken. De Arbeidsinspectie
was dat zelf niet. Maar goed, we gaan evalueren. Dat heb ik
toegezegd.
De vraag die ik hier heb, gaat daar ook over. Over een jaar vindt die
evaluatie plaats.
Ik weet dat mevrouw Ouwehand nog vragen had. Die zie ik hier niet meer
tussen zitten. Ik maak deze drie even af.
Mevrouw Van der Plas had een vraag over door het verbod ontstane
risico's. Die hebben we al gehad.
Mevrouw Van der Plas vroeg ook of er meer incidenten zullen zijn waarbij
de veiligheid niet wordt geborgd. Daar wil ze een reactie op van mij. Ik
neem die zorgen natuurlijk serieus, want het gaat ook om veiligheid van
mensen. Het moet niet tot een vermindering van veiligheid leiden. Het
moet leiden tot een andere manier van werken. Ik ga ervan uit dat de
sector daarmee aan de slag is en gaat.
De heer Flach had nog een laatste vraag, over de vrijstelling en een
laagvoltagemiddel. Ben ik bereid om dat verder te bekijken? Ik vind het
vooral belangrijk dat het beleid toepasbaar, maar ook uitvoerbaar is op
het boerenerf. Het is inderdaad mogelijk om zo'n vrijstelling te
verlenen. Dat brengt wel een aantal voorwaarden met zich mee. Het zal in
die zin heel duidelijk begrensd en afgebakend moeten worden. Er kan na
een jaar, bij de evaluatie, gekeken worden of dat wenselijk zou zijn.
Het is aan een nieuw kabinet om met uw Kamer naar die evaluatie te
kijken.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor haar beantwoording. Ik zie nog een interruptie
van mevrouw Ouwehand. Beknopt, alstublieft, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, het gaat om niet-beantwoorde vragen. Daarvoor stond ik hier
eerder al.
De voorzitter:
Dat kan ook heel beknopt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Zeker, ja. In het Draaiboek voor de regelgeving staat dat de minister
van Justitie altijd in november een circulaire naar de bewindspersonen
stuurt over wetgeving en AMvB's die per 1 januari van kracht moeten
worden, met een uiterste datum waarop die stukken binnen moeten zijn.
Mijn vraag is of dat dit keer ook is gebeurd en wat die datum dan is.
Omdat de Koning ook nog moet tekenen — daar gaan weer een aantal dagen
overheen — vraag ik me af en heb ik gevraagd of de minister al contact
heeft opgenomen met het Kabinet van de Koning.
Het is mij ook opgevallen dat een vraag van mevrouw Bromet niet is
beantwoord, namelijk: kunnen we iedere maandag een overzicht krijgen van
de stand van zaken?
De voorzitter:
Die is beantwoord.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
O, die is wel beantwoord?
De voorzitter:
Ja, ja, dus we houden het bij uw vraag.
Minister Wiersma:
Ik heb zelf geen contact gehad met het Kabinet van de Koning. Dat soort
zaken worden altijd gewoon aan de achterkant geregeld. Ik heb geen enkel
signaal dat dat uit de pas zou lopen. We hebben het net wel gehad over
de vraag: lukt het voor de vakantie van de koning of niet? Daar heb ik
instemmend op geantwoord.
De eerste vraag ging over dat wat JenV doorstuurt. Ik weet niet hoe dat
exact zit. We hebben gewoon afgekoerst op invoering op 1 januari. Dat
wordt gehaald op dit punt. Ik zou daar in een volgend debat nog wel op
terug willen komen.
De voorzitter:
Of in tweede termijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, in tweede termijn lijkt me zeer wenselijk. Ik begrijp hier namelijk
uit dat dit de gebruikelijke gang van zaken is. Als het per 1 januari in
moet gaan, dan zegt het ministerie van JenV ergens in november: dan is
het wel handig als we het vóór die en die datum hebben. Het lijkt me
goed als we van de minister horen wat die datum dan is, want we willen
natuurlijk wel controleren of het allemaal goed gaat komen.
Minister Wiersma:
Ik check dat even.
De voorzitter:
Uitstekend. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn
van de zijde van het kabinet.
Ik wil meteen doorgaan met de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
Ik nodig daarvoor mevrouw Ouwehand uit voor haar inbreng namens de
Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. We hadden deze avond beter kunnen besteden. Het
verbod op het gebruik van stroomstootwapens tegen weerloze dieren had al
van kracht kunnen zijn. De minister heeft excuus gemaakt voor het op één
moment niet informeren van de Kamer, maar ze heeft op verschillende
momenten de Kamer niet uit zichzelf geïnformeerd, en ze is ook een
toezegging om de Kamer op de hoogte te houden niet nagekomen. Er is op
verschillende momenten onnodig vertraging opgetreden in het proces.
Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer al sinds 2021 vraagt om een verbod op
drijfmiddelen die pijn of stress veroorzaken zodat deze
dierenmishandeling wordt gestopt;
constaterende dat de toenmalige minister van Landbouw in juni 2024 een
verbod op stroomstootapparatuur bij het transport van dieren bijna
helemaal af had;
constaterende dat de huidige minister van LVVN dit verbod aanvankelijk
niet wilde invoeren, en dat een meerderheid van de Kamer in september
2024 heeft afgedwongen dat dat verbod moest worden doorgezet;
constaterende dat de Kamer vroeg alles op alles te zetten om te zorgen
dat het verbod op 1 juli 2025 van kracht kon worden, maar dat de
minister verschillende onnodige vertragingen heeft veroorzaakt;
constaterende dat recent duidelijk werd dat het verbod mogelijk nog
verder vertraagd zou worden, waardoor een meerderheid van de Kamer de
minister opnieuw tot actie moest bewegen;
keurt de handelwijze van de minister van LVVN af,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand.
Zij krijgt nr. 1409 (28286).
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Het woord is aan mevrouw Beckerman namens de fractie van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank. Ik denk dat ik me in alles aansluit bij mevrouw
Ouwehand, dat het zonde is dat we hier vanavond stonden. Maar het is ook
niet zeker wat er was gebeurd als we hier niet hadden gestaan of als de
Kamer de afgelopen weken niet aan de bel had getrokken. Ik denk dat dát
eigenlijk het lastigste is. Ik had vanavond heel graag willen debatteren
over de hoge dierenartskosten. Dat is overigens ook een punt waarover
wij al sinds 2021 moties indienen, waarvan een deel nog steeds niet is
uitgevoerd. Daar had ik graag vanavond over gedebatteerd. Maar we
stonden hier voor dit verbod. Ik denk dat we iets meer zekerheid hebben
gekregen. Ik denk dat de minister ook onder de indruk is geraakt en voor
een deel haar excuses heeft gemaakt. Maar ik denk dat heel veel
Kamerleden nu in spanning afwachten of we 1 januari gaan halen.
Daar laat ik het bij voor vanavond. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Mevrouw Podt geef ik het woord voor haar
inbreng namens D66 in de tweede termijn.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. "Het is vooral beeldvorming", zei de minister over de vele
vragen van de Kamer vanavond en het wantrouwen over de snelheid van het
proces om te komen tot een verbod. Maar dat is te makkelijk. Het begon
vorig jaar met een minister die met de hakken in het zand, heel
schoorvoetend, beloofde uit te voeren waar de Kamer in grote meerderheid
om vroeg. Dat gebeurde via een proces dat, hoe je er verder ook naar
kijkt, veel trager is gegaan dan noodzakelijk. Er raakte in de
tussentijd ook nog een brief kwijt die helderheid had moeten geven. In
de tussentijd zien we de minister voor een camera staan en op een
achteloze manier spreken over het verbod en de wens van de Kamer.
Voorzitter. Als er al sprake is van beeldvorming, dan kunnen we
concluderen dat de minister in de loop van dit proces maar heel weinig
heeft gedaan om het beeld te kantelen. Stel nou dat de minister in
september 2024 haar verhaal was begonnen zoals zij net mijn interruptie
over de ellende bij de transporten, dierenmishandeling en het
zelfreinigend vermogen van de sector beantwoordde. Ik kan me niet aan de
indruk onttrekken dat het beeld anders was geweest en dat er minder
wantrouwen was geweest als zij dat toen zo had gedaan. We hebben met
elkaar te beschermen wat kwetsbaar is. Ik heb het afgelopen jaar te
weinig de indruk gehad dat de minister daarin met ons optrok. Ze heeft
nog één kans om dat beeld te kantelen; die heeft ze de komende
weken.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Podt. Dan mevrouw Bromet, die spreekt namens de
fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid in tweede termijn.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Aan de ene kant kan ik mij helemaal vinden in wat de
sprekers voor mij in tweede termijn naar voren brachten. Maar ik weet
niet wat het is; ik ben kennelijk in een milde bui vanavond. Dat komt
volgens mij ook doordat de minister een paar keer achter elkaar de
toezegging deed dat het echt op 1 januari zover is, dat het verbod er
dan komt. Dan moeten we het hele debacle van de afgelopen jaren maar
snel vergeten en blij zijn dat de dieren … Dit gevoel werd ook wel
bevestigd door het verhaal van de nieuwe woordvoerder van de VVD, die
dierenarts is. Zij heeft heel duidelijk gemaakt dat dieren die al
zenuwachtig en niet op hun gemak zijn, extra last krijgen van dat
stroomstootwapen. Het is heel fijn dat het over en uit is per 1 januari.
Bedankt dus.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Het woord is aan de heer Koorevaar voor zijn
inbreng in tweede termijn namens het CDA.
De heer Koorevaar (CDA):
Voorzitter. We spraken vanavond over het proces; dat is mij heel helder.
Eigenlijk vroeg de Kamer: kunnen we er wel van uitgaan dat de minister
datgene wat ze heeft toegezegd ook waar gaat maken? Ik vond het mooi dat
de minister aan het begin zei: mijn excuses daarvoor. Dat is volgens mij
echt wel wat waard voor een Fries. Nu is het een kwestie van waarmaken.
Ik denk dat de rest van de Kamer heeft gezegd: wees gewaarschuwd. Maar
voor u is het volgens mij, zeg ik tegen de minister via u, ehm …
De voorzitter:
Het gaat goed!
De heer Koorevaar (CDA):
Voor u is het helder. Ik zou zeggen: maak het waar. Ik zal daar ook
alert op zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koorevaar. Ik nodig mevrouw Van der Plas uit en geef
haar het woord voor haar inbreng namens de BBB. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter. Allereerst: iedereen mag de moties indienen die die wil,
maar als een minister hier gewoon compleet uitlegt hoe het hele proces
is verlopen, antwoorden geeft en zegt dat 1 januari gewoon gehaald
wordt, maar dan alsnog wordt beschuldigd van traineren en een motie van
afkeuring krijgt, waar zijn we dan mee bezig als parlement?
Dat gezegd hebbende, wil ik ook nog zeggen dat een aantal Kamerleden en
medewerkers zich hebben laten prikken door de veeprikker. Ik laat het
aan henzelf om hun ervaringen te delen, maar ze kwamen allemaal weer
lachend terug. Ik ga niet over hun woorden, maar er zijn dus een aantal
mensen die dit hebben gedaan.
Ik ga nog even een motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat nationale regels op Europese regelgeving zorgen voor een
ongelijk speelveld en vaak ook hogere kosten voor Nederlandse
ondernemers;
overwegende dat nationale koppen kunnen leiden tot juridische
onduidelijkheid over de verhouding tussen nationale en Europese
regels;
overwegende dat nationale regels bovendien tot onduidelijkheid kunnen
leiden bij de uitvoering en handhaving;
verzoekt de regering bij iedere nieuwe voorgestelde nationale regel voor
ondernemers boven op Europese regelgeving, een andere bestaande
nationale regel voor ondernemers te laten vervallen, zodat de totale
regeldruk voor ondernemers in Nederland niet toeneemt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.
Zij krijgt nr. 1410 (28286).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mevrouw Van der Plas maakte zojuist de opmerking dat ze niet weet
waarmee wij bezig zijn als een minister die maar zegt "nee hoor, ik heb
niet getraineerd", alsnog een motie van afkeuring krijgt. Dus dat wil ik
graag uitleggen. De Kamer heeft gevraagd om alles op alles te zetten om
het verbod op het gebruik van die stroomstootwapens per 1 juli 2025 van
kracht te laten zijn. De minister heeft onnodige vertraging laten
ontstaan. Daardoor duurt het dierenleed langer dan nodig is. Het is heel
beperkt. Het is heel klein. Dit was niet nodig. Ze heeft de Kamer op
verschillende momenten niet geïnformeerd, terwijl we dat gevraagd
hadden. Ze heeft niet actief geïnformeerd, terwijl daar alle aanleiding
voor was. Daarom ligt er een motie van afkeuring over de handelswijze
van de minister.
De voorzitter:
Waarvan akte.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dus ik leg het graag uit.
De voorzitter:
Waarvan akte.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, dat is uw uitleg. Ik constateer dat er hier partijen zijn die er
alles aan doen om als de minister alleen maar "hoi" zegt, haar al een
motie aan de broek te geven, of die deze minister op alle mogelijke
manieren willen blokkeren. Ik zeg: dat mag. Het zijn allemaal middelen
die je hier kunt gebruiken. Dat is mijn mening. Volgens mij heeft de
minister het allemaal goed uitgelegd, maar mevrouw Ouwehand heeft daar
een andere mening over. Het aandeel moties van wantrouwen en moties van
afkeuring is … Er zitten nog minder cadeautjes in de zak van Sinterklaas
dan dat hier moties worden ingediend. Ik vind daar wat van.
De voorzitter:
Een slotopmerking, mevrouw Ouwehand. Daarna gaan we echt verder naar de
volgende spreker.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik zou een Van der Plasje kunnen doen en kunnen zeggen: "Nou,
voorzitter, nou, nou, dit is echt een persoonlijk feit. Nee nee. Nee,
nee, dit wil ik echt … Nee, nee, echt een persoonlijk feit."
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ach, overdrijf toch niet zo, mens.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u kreeg de ruimte voor een interruptie, dus maakt u
die ook, alstublieft.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Volgens mij beschuldigde mevrouw Van der Plas mij er zojuist van al een
motie van wantrouwen of afkeuring in te dienen als de minister alleen
maar "hoi" zegt. Wat is dat voor waanzinnige voorstelling van zaken?
Deze minister is de baas op het ministerie van Landbouw. Die is
verantwoordelijk voor het landbouwbeleid. Die heeft allerlei dingen
gedaan waar een Kamer die zichzelf respecteert kritische vragen over
stelt.
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Die heeft allerlei dingen gedaan die wel degelijk het vertrouwen in deze
minister volledig hebben ondermijnd. Dat is dus gewoon onderbouwd. Hou
op met dat gaslighten ...
De voorzitter:
Punt gemaakt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
… en doen alsof het persoonlijk is.
De voorzitter:
Punt gemaakt, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Deze minister heeft het ernaar gemaakt.
De voorzitter:
Punt gemaakt. Wenst u daarop te reageren?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, het is echt ... Doe niet zo overdreven, zou ik zeggen. Over tot de
orde van de dag.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Het woord is aan mevrouw Den Hollander
voor haar inbreng in de tweede termijn namens de VVD. Gaat uw gang.
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Voorzitter. De minister heeft haar excuses aangeboden. Dat vind ik heel
erg belangrijk. Ik heb natuurlijk niet de historie die een deel van deze
Kamer heeft, dus ik wil die excuses ook heel graag aannemen. Ik heb nog
twee korte vragen aan de minister in de tweede termijn.
De eerste is: als de Europese verordeningen worden bijgesteld — dat
hoorde ik de minister zeggen — wordt de inzet van de Nederlandse
delegatie, of van de minister, dan ook om dat verbod dat wij in
Nederland willen invoeren ook breder in Europa te gaan invoeren?
Dan mijn tweede vraag. Wat is het doel van de toezegging die u heeft
gedaan om te gaan evalueren na een jaar? Is dan het idee om het
bijvoorbeeld weer in te voeren? Of heeft het een ander doel?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot van de zijde van de Kamer in tweede termijn de heer
Flach namens de Staatkundig Gereformeerde Partij. Gaat uw gang.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Ik ben blij dat ik vanavond in ieder geval getuige heb
kunnen zijn van de mooie maidenspeech van mevrouw Den Hollander. Ik
realiseer me dat ik in mijn eerste termijn verzuimd heb haar daarmee te
feliciteren, dus dat doe ik graag in de tweede termijn. Als ik die
maidenspeech niet had gehoord, had ik toch een beetje het gevoel van een
verspilde avond gehad. De tijdlijndebatjes en het wroeten in feiten
alsof we een grote politieke misstand op het spoor zijn, lijken namelijk
toch een storm in een glas water te zijn. De minister heeft gewoon
gezegd dat 1 januari haalbaar is. Nou, daar reken ik dan ook op. Ik ben
blij met de toezegging van de minister. Daarmee is wat mij betreft een
einde gekomen aan dit debat. Dat heeft eigenlijk veel te lang
geduurd.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn
van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.
Dat is dus tot 22.07 uur en daarna gaan we de minister het woord geven
voor de appreciatie van de ingediende moties.
De vergadering wordt van 22.01 uur tot 22.07 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister.
Minister Wiersma:
Voorzitter. Ik had een drietal vragen en nog een aantal moties. Vanuit
JenV is een brief gekomen waarin staat voor welke datum het moet worden
opgeleverd. Mevrouw Ouwehand vroeg expliciet naar die datum. Dat is 15
december.
Mevrouw Den Hollander had een vraag over het doel van de evaluatie. In
principe is het gebruikelijk om beleidsevaluaties te doen. Dan kijk je
naar de onvoorziene neveneffecten, de doelmatigheid en allerlei van dat
soort zaken van beleid. Die evaluatie doe je normaal gesproken na vijf
jaar, maar gezien de zorgen van de heer Flach en mevrouw Van der Plas
heb ik de toezegging gedaan om die iets naar voren te halen. Daarbij kan
een kabinet en kan ook uw Kamer natuurlijk wegen of de evaluatie erin
voorziet of ertoe leidt dat er eventueel vrijstellingen of aanpassingen
nodig zijn. Het is aan een volgend kabinet en aan uw Kamer om dat te
wegen.
Mevrouw Den Hollander had ook een vraag over de inzet op die Europese
verordening. Er is al een BNC-fiche over de inzet van de
Transportverordening gedeeld met uw Kamer. Uiteindelijk gaan die
onderhandelingen echt wel over veel meer onderwerpen, ook op het gebied
van transport. Het is een uitdagend krachtenveld. Het staat op dit
moment allerminst vast of een Europees verbod in de herziene
Transportverordening terecht zal komen, want om heel eerlijk te zijn is
daar in heel veel lidstaten gewoon geen draagvlak voor. Als het aan de
orde komt — en het is nog niet aan de orde gekomen — gaan we op dat
moment wegen of het een strategische inzet is om dit mee te nemen.
Dan heb ik nog twee moties. Ik zou zeggen: de motie van afkeuring op
stuk nr. 1409 hoef ik niet te appreciëren. Wat betreft de instrumenten
van de Kamer moet ik wel zeggen dat ik er de eerste keer erg van onder
de indruk was. Nu denk ik: nou, dit is de vierde.
De voorzitter:
De Kamer gaat over haar eigen instrumenten.
Minister Wiersma:
Zeker weten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1410.
Minister Wiersma:
Ja. De partij BBB had een motie over de nationale koppen, waarin
verzocht wordt om bij elke nieuwe nationale regel een ander besluit voor
ondernemers te laten vervallen om regeldruk te verlagen. Het antwoord is
dat de motie in principe in die zin overbodig is. De minister van EZK is
op dit moment bezig met regeldrukbeleid. De inzet van dit kabinet is om
die regeldruk te verminderen. De aanpak is om 500 regels voor de zomer
van 2026 aan te passen en het aantal te verminderen. Ik zou uw signaal
naar de collega door kunnen geleiden. Het is in lijn met kabinetsbeleid.
Is mevrouw Van der Plas daar …
De voorzitter:
Tot welke appreciatie leidt dat?
Minister Wiersma:
Ik zei: overbodig.
De voorzitter:
Overbodig. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 1410 de appreciatie
overbodig. En doorgeleiden mag altijd, zegt mevrouw Van der Plas.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording van de zijde
van het kabinet. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik dank de
aanwezige leden en de Kamerorganisatie.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd, alsook
over de moties die zijn ingediend bij de tweeminutendebatten die eerder
vanavond plaats hebben gevonden.
Daarmee sluit ik de vergadering van dinsdag 2 december.
Sluiting
Sluiting 22.12 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
|---|