[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Debat over het verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D49669, datum: 2025-12-02, bijgewerkt: 2025-12-03 09:20, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij

Verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij

Aan de orde is het debat over het verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over het verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij. Ik heet de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van harte welkom. Van de zijde van de Kamer hebben zich tien sprekers aangemeld, waarvan een van de sprekers in ons midden een maidenspeech levert. Dat gaat om mevrouw Den Hollander, die we daar natuurlijk na het houden van haar bijdrage mee gaan feliciteren.

Ik zou de leden willen voorstellen om het aantal interrupties niet te maximeren, maar dat kan alleen op de voorwaarde dat u zich echt houdt aan de afspraak dat een interruptie maximaal 30 seconden mag duren. Als het daaroverheen gaat, ga ik daar toch wat van zeggen. Zo kunnen we een goed debat met elkaar voeren, maar kunt u tegelijkertijd ook de vragen stellen die u wenst. Ik vraag u of u daarmee kunt leven. Ik zie mensen knikken. Ik zie ook mevrouw Van der Plas. Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter, daarbij zou ik u willen vragen om er ook op te letten dat de vragen die gesteld worden en de opmerkingen die gemaakt worden ook daadwerkelijk over dit onderwerp gaan. We hebben bij andere debatten gezien dat er echt van alles en nog wat bij werd gehaald. Dus ik vraag u erop te letten dat het over het onderwerp veeprikker gaat en niet over allerlei andere randzaken die er niks mee te maken hebben.

De voorzitter:
Ja. U stelt een terecht punt aan de orde. Ik zal daarop toezien. Ik denk dat we daar ook met elkaar op toe moeten zien, zodat we een goed debat met elkaar voeren over het thema waar de minister zich ook op heeft voorbereid. Dat gaat over het verbod op stroomstootapparatuur in de veehouderij.

Dan wil ik als eerste van de zijde van de Kamer het woord geven aan mevrouw Ouwehand voor haar inbreng namens de Partij voor de Dieren. Ga uw gang.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. We hadden hier niet hoeven staan als de minister van Landbouw het respect aan de Kamer had getoond dat gewoon hoort bij haar ambt en als zij het respect voor dieren had getoond dat zij verdienen. Dieren worden in de Nederlandse veehouderij nog altijd met stroomstootapparatuur veewagens ingedreven als ze naar hun volgende lotsbestemming moeten, wat toch al niet zo'n lolletje is, want die is het slachthuis.

De Kamer vraagt al sinds 2021 om een verbod op drijfmiddelen die pijn en stress kunnen veroorzaken. De voorganger van deze minister, minister Adema, liet in juni 2024 weten dat hij het verbod op stroomstootapparatuur zo goed als rond had. Alles was gedaan: een internetconsultatie, gesprekken met de sector, een HUF-toets, een mkb-toets. Het lag klaar en deze minister hoefde er alleen maar een strikje om te doen en het naar de Kamer, de Europese Commissie en de Raad van State te sturen. Maar dat weigerde zij.

In een van haar eerste debatten met deze Kamer moest zij gedwongen worden om het verbod alsnog in te voeren. Maar daarna bleef zij traineren. Dat past in een patroon dat deze minister de afgelopen anderhalf jaar heeft laten zien. Het ministerie van Landbouw is het ministerie van Achteruitgang geworden. Dat heeft niemand geholpen: de dieren uiteraard niet, maar ook de boeren niet. Ze krijgen van deze minister geen enkele duidelijkheid, terwijl ze daar wel om vragen, of het nu gaat over stroomstootwapens of over stikstof.

De vraag is: gaat het verbod nu in op 1 januari? De minister moet er namelijk nogal wat toeren voor uithalen om te zorgen dat het gaat lukken. Krijgen we die garantie?

We hebben verschillende vragen. Waarom heeft de minister, nadat de voorhang op 11 december 2024 door de Kamer al was afgerond, niet meteen de volgende stap gezet in het wetgevingsproces? Dan was het verbod al van kracht geweest op 1 juli, zoals de Kamer had gevraagd. Maar dat deed de minister niet. Ze zette pas op 4 februari de volgende stap door de AMvB naar de Europese Commissie te sturen. Waarom niet meteen ook naar de Raad van State? Toen duidelijk was dat de Raad van State geen opmerkingen had, of bijna geen opmerkingen, heeft ze die niet meteen verwerkt en een volgende stap gezet. Waarom niet? Had ze dat wel gedaan, dan hadden we zeker geweten dat het verbod op 1 januari tenminste in zou gaan. We lezen dat het ministerie van Justitie en Veiligheid altijd aan de bewindspersonen laat weten dat ze het op tijd moeten laten weten als ze een verbod nog op 1 januari willen laten ingaan. Welke datum is gecommuniceerd? Gaat de minister die nog halen?

Dan moet ze ook nog naar de koning. Heeft ze al contact opgenomen met het Kabinet van de Koning? Het lijkt me niet dat je de koning kunt bellen en kunt zeggen: "Nou, ik heb zo lang getraineerd, maar wilt u het vanmiddag misschien alsnog even met spoed tekenen? Ik heb zelf de boel namelijk zitten vertragen." Gaat dat allemaal goedkomen?

We lezen in de brief van de minister dat zij afwijkt van de vaste invoeringstermijn van twee maanden om 1 januari nog te halen. Het moet op 1 januari rond zijn, maar welke risico's neemt de minister hiermee? Heeft zij zich juridisch laten adviseren of hier geen nadelen aan zitten? Is de uitzonderingsclausule waar zij nu gebruik van wil maken wel bedoeld voor deze situaties? Krijgen we hier niet alsnog last van?

Voorzitter. De minister moet uitleggen waarom zij al die vertraging heeft laten doorlopen in dit proces. Zij zal de Kamer moeten garanderen dat het verbod alsnog op 1 januari in kan gaan, zonder problemen, zonder juridische haken en ogen, en zonder de koning onder druk te zetten. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Het woord is aan mevrouw Beckerman voor haar inbreng namens de fractie van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Goedenavond. Het gebruik van tasers, stroomstoten, is ook bij nu nog legaal gebruik zeer pijnlijk voor dieren. Het bleek echter nog veel erger. Uit undercoverbeelden en dronebeelden van Varkens in Nood bleek het om structurele mishandelingen te gaan: te lange stroomstoten, stroomstoten op plekken waar het niet mag en heel veel stroomstoten achter elkaar, zonder enig nut, terwijl de varkens geen mogelijkheid hadden om vooruit te lopen. De Tweede Kamer én het toenmalige kabinet waren geschokt. In 2022 werd daarom een voorstel voor een verbod breed gesteund. Maar nu, eind 2025, is het door deze minister nog niet eens zeker dat het per 1 januari kan ingaan. Na anderhalf jaar stribbelen, is er weer druk vanuit de Tweede Kamer nodig om deze minister vooruit te bewegen, en om dierenleed te voorkomen en aan te pakken. Dit debat gaat voor de SP over twee zaken. Eén: zorgen dat het verbod op het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen er op 1 januari daadwerkelijk is. Twee: de manier waarop deze minister met de Kamer omgaat.

Ik begin met: zorgen dat het verbod op het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen er op 1 januari daadwerkelijk is. Na druk vanuit de Tweede Kamer vorige week besloot de minister alsnog een brief te sturen over het verbod dat er nu komt, maar de formulering die ze gebruikt laat ruimte. Er staat: "Het streven is dat inwerkingtreding op 1 januari 2026 zal plaatsvinden". In de bijgevoegde beslisnota staat ook nog de toevoeging: "of zo snel mogelijk erna". Kan de minister garanderen dat het besluit alsnog per 1 januari ingaat? Dat is immers alsnog veel later dan de Kamer heeft gewenst. Elke dag dat we dierenleed niet voorkomen, is er een te veel. Collega Ouwehand wees al op de moeilijkheden die er zijn om die datum van 1 januari nog te halen. Dus graag een duidelijke reactie, zodat we hier na 1 januari niet alsnog weer staan.

Voorzitter. Dan de manier waarop deze minister met de Kamer omgaat, want die is wel uiterst problematisch. Dit verbod had al in juli moeten en kunnen ingaan. De minister probeert de Kamer er nu van te overtuigen dat het enkel door de demissionaire status komt dat dit voorstel vertraagd is, maar hoe geloofwaardig is dat? Al direct na haar aantreden in 2024 gaf deze minister aan dit verbod op stroomstootapparatuur niet te willen, met een hele boze Kamer tot gevolg. Onder druk van die Kamer ging ze alsnog overstag, maar daarna zien we periodes van rekken en meestribbelen. Waarom heeft de minister tussen juli en september 2024 vertraagd? Als ze dat niet had gedaan, had het verbod per 1 juli kunnen ingaan. Waarom heeft de minister na 28 juli niet harder gewerkt om het advies van de Raad van State te verwerken? Erg veel werk was dat niet. De Raad van State had immers maar drie opmerkingen. Sommige ministers zouden uiterst jaloers zijn op zo'n prachtig advies van de Raad van State. Waarom heeft de minister ook niet sneller voldaan aan een informatieverzoek van de Partij voor de Dieren, dus van de Tweede Kamer, over de stand van zaken? Kan de minister de Kamer ervan overtuigen dat zij niet bewust heeft vertraagd?

Daar laat ik het bij, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Het woord is aan mevrouw Podt, voor haar inbreng namens de fractie van D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. De beelden die de afgelopen weken opnieuw voorbijkwamen, krijg je maar moeilijk van je netvlies, van varkens die stroomstoten op hun hoofd, nek en rug krijgen, die geen kant op kunnen, die in paniek raken, die het uitschreeuwen en die vergeefs proberen weg te komen. Minister Adema zei het anderhalf jaar geleden al terecht: het misbruiken van stroomstootapparatuur bij dieren die geen kant op kunnen, is dierenmishandeling. En dierenmishandeling is Nederland onwaardig. Hoe je als land omgaat met dat wat meer kwetsbaar is, mens, dier of natuur, zegt alles over wat voor land je bent. Juist daarom zit die achteloze houding waarmee dit soort apparatuur wordt gebruikt op weerloze varkens mensen zo verschrikkelijk dwars. Juist daarom is de irritatie van de Kamer met deze minister steeds zo groot, want ook zij blijkt op een achteloze manier met dit verbod om te gaan.

Een meerderheid van de Nederlandse volksvertegenwoordiging vraagt al sinds 2021 om een verbod op deze apparaten. Na de beelden van Varkens in Nood in 2022 kondigde minister Adema een zo breed mogelijk verbod aan. Zo gaf hij gehoor aan de Kamer en de wet, die voorschrijft dat je pijn en stress bij dieren moet vermijden, zeker met alternatieven als schotten, voerprikkels en betere looproutes. Laten we nou niet net doen alsof pijn en stress erbij horen. De minister lijkt het probleem niet te zien. Ze zegt voor de camera dat je soms iets nodig hebt voor veilig laden, en haalt haar schouders erover op dat het parlement anders heeft besloten.

Voorzitter. Ik ben een vrij zonnig mens, maar deze achteloosheid over dierenleed ergert mij mateloos. De brancheorganisatie richt zich vooral op het vermeende ongelijke speelveld in Europa en op activisten die een hetze zouden voeren. Geen woord over de beunhazen die in het wilde weg varkens op hun hoofd en in hun nek schokken. De vorige minister was vrij duidelijk over deze houding van de sector. Hij zei: ik mis hier heel sterk het zelfreinigend vermogen van de sector. Wat vindt deze minister eigenlijk van die houding van de sector? Is zij het met D66 eens dat het zou helpen als de sector zich minder druk maakt om het voorkomen van een verbod en meer om het aanspreken van de rotte appels? Is de minister het met D66 eens dat je echt niet meer net kunt doen of het hier gaat om een incidentje hier en daar?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik hoor mevrouw Podt zeggen dat de brancheorganisatie in de brief die ze aan de Kamerleden heeft gestuurd, helemaal niets schrijft over de dierenbeulerij die hier wordt geconstateerd, en over wat het voor de dieren betekent. Het zou alleen maar gaan over activisten die beelden hadden gemaakt. Ik heb dezelfde brief gelezen. Daar staat wel degelijk in dat de sector echt nadrukkelijk afstand neemt van mensen die de veeprikker oneigenlijk gebruiken. Dat staat daar gewoon in.

De voorzitter:
En uw vraag?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, daar kom ik op. Bij die activisten gaat het er meer om dat de brancheorganisatie zegt: je kunt beelden maken, maar waarom grijp je niet gelijk zelf in en laat je het voortduren totdat het ergens in de media komt? Mijn vraag is: beaamt mevrouw Podt dat?

Mevrouw Podt (D66):
Ik weet niet welk stukje ik nu precies word geacht te beamen, maar laat ik het zo zeggen: ik heb dit van de website van Vee&Logistiek. Dit kwam niet uit de brief; die heb ik niet gelezen. Maar als het is zoals mevrouw Van der Plas het zegt, vind ik het mooi dat ze dat zeggen. Ik vind nog steeds dat de verhouding tussen de mate waarin de sector zich inzet voor verbetering van de sector en de mate waarin de sector ervoor pleit om die veeprikker te behouden en allerlei andere dingen maar te behouden zoals ze zijn, uit balans is. Ik vind dat deze dingen zo ernstig zijn dat ik zowel richting deze minister als richting de sector zeg dat je zou moeten beginnen met het verhaal van die beunhazen en van hoe slecht dit gaat. Als je er dan nog aan toekomt en het echt heel nodig vindt, houd dan de rest van het verhaal.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik kan mij herinneren dat zowel de varkenshouderij als Vee&Logistiek bij het uitkomen van die beelden echt direct hebben gezegd: dit kan en mag absoluut niet; dit moet gewoon streng worden aangepakt. In mijn herinnering is er geen sprake van dat dat niet is gezegd. Ik ga ervan uit dat de inbrengen die wij krijgen van brancheorganisaties ook worden gedeeld met andere Kamerleden. Ik zou mevrouw Podt dus nog willen vragen om in haar mailbox te kijken om die ongelezen brief misschien op te duiken. Maar het gaat natuurlijk ook om de arbeidsomstandigheden. Heeft mevrouw Podt daar een beeld van? Als je middelen verbiedt die, als ze juist gebruikt worden, niet voor heel veel pijn bij het dier zorgen, al kan het voor mensen vervelend zijn om te zien, dan betekent dat ook iets voor werknemers die vee op- en afladen. Een dier is een dier. Als je met grote koeien te maken hebt, dan loop je als werknemer ook gevaar. We hebben ook een Arbeidsomstandighedenwet. Mensen moeten een veilige werkomgeving hebben. Als je eigenlijk niks meer mag doen om een dier op of van de wagen te krijgen, hoe valt dat dan te rijmen met het werken in een veilige omgeving? Dan komt de werknemer namelijk wel in gevaar.

Mevrouw Podt (D66):
Er is helemaal niemand die zegt dat je niets meer mag doen. Sterker nog, er zijn allerlei voorbeelden van dingen die je prima kunt doen om varkens of melkvee de goede kant op te bewegen. Er zijn namelijk ook veel transporteurs die deze middelen helemaal niet gebruiken. Dat kan dus gewoon en dat kan ook gewoon veilig. En dan eventjes over die beelden. Ik herinner me vooral dat de sector twee commentaren had toen die beelden voor de eerste keer uitkwamen. Het eerste commentaar was: ja, er gaat ook heel veel goed. Het tweede commentaar was het in twijfel trekken van de validiteit van die beelden. Dat vond ik niet zo'n mooi oordeel. De toenmalige minister vond dat overigens ook. Die zei: "Ik kan mij eigenlijk niet meer voorstellen dat je als agrarisch ondernemer nog met deze mensen in zee wil gaan. Het zou mij eigenlijk een heel goed idee lijken als de sector als geheel deze mensen gewoon heel eventjes op het strafbankje zou zetten." Dat was toen het commentaar. Dat vind ik heel anders dan de toonzetting die over het algemeen uit de sector komt en de toonzetting van deze minister.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, afrondend.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Als er mensen zijn die dit soort middelen gebruiken zoals die totaal niet bedoeld zijn en zoals die ook totaal niet gebruikt mogen worden, waardoor ze dieren echt pijn doen of heel veel stress bezorgen, moet je die mensen aanpakken. Dat ben ik volstrekt eens met mevrouw Podt. Volgens mij vindt de sector dat ook. Zij willen dit natuurlijk ook niet. Zeker ben ik het daarmee eens, maar ...

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, het is misschien meer een herhaling van zetten. Het beeld dat de sector dat allemaal wel oké vindt en er eigenlijk niks aan wil doen — dat is het beeld dat hierdoor wordt opgeroepen — is niet waar, denk ik.

Mevrouw Podt (D66):
Nou, volgens mij is het heel simpel. Ik heb net zelf ook gezegd dat er ondernemers zijn die het anders doen. Dat laat zien dat het dus anders kan en dat we dat vooral ook moeten willen, maar ik vind wel dat de sector als geheel iets te doen heeft. Mevrouw Van der Plas zei: "Als er mensen zijn die". Dan zitten we eigenlijk al op de verkeerde route, want volgens mij hebben we met elkaar vastgesteld dat dit het geval is en dat het ook zeker geen incident is. Als het een incident zou zijn, zouden we dit verbod namelijk niet nodig hebben.

De voorzitter:
U vervolgt.

Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. De laatste keer dat de Kamer om een verbod vroeg, was tijdens een verhit debat met de minister. Ze zat er net, maar ze wilde het verbod terugdraaien. Na een lang en bijna Kamerbreed protest gaf ze eindelijk toe, maar haast heeft ze niet gehad. Het duurde vier maanden voordat de EU genotificeerd werd. Op 5 mei is die notificatie zonder bezwaren afgerond. Toen pas ging het verbod naar de Raad van State, terwijl dat al bij de notificatie had gekund. Eind juli kwam het advies van de Raad van State, met een aantal piepkleine punten. De minister heeft vier maanden de tijd gehad om de kleine puntjes van de Raad van State te verwerken en nog steeds zien we niets. Gezien de haast van de minister op andere onderwerpen, overigens niet zelden tegen de wens van de Kamer in, is deze tijdlijn op z'n zachtst gezegd opmerkelijk. Ik vraag om een reflectie van de minister.

Voorzitter. Je mag van een minister verwachten dat …

De voorzitter:
Eerst nog een interruptie van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Podt gebruikt het woord "opmerkelijk", maar volgens mij zijn er ook nog wel andere kwalificaties aan te geven, die wat pittiger zijn.

Mevrouw Podt (D66):
Zeker.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik wil haar daar dus eigenlijk even toe uitdagen.

Mevrouw Podt (D66):
Mevrouw Bromet doet een beroep op mijn synoniemenboekje. Ik heb volgens mij al eerder gezegd dat ik mij erg heb geërgerd aan de achteloze houding van de minister. Zo voelt het voor mij echt. Het voelt alsof ze inderdaad nogal achteloos omgaat met zowel de Kamer als een onderwerp als dierenmishandeling, dat veel hoger op de agenda zou mogen staan. Daar wind ik me over op. Volgens mij merkt u dat ook wel.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Zeker. Ik vind "achteloos" ook nog best aardig, want het gaat wat mij betreft eigenlijk gewoon over een schoffering. De Kamer heeft anderhalf jaar geleden iets gevraagd en de minister weigert dat te doen. Moet je dat over je kant laten gaan als Kamerlid?

Mevrouw Podt (D66):
Nee, volgens mij niet. Ik verwijs mevrouw Bromet naar de rest van mijn tekst.

De voorzitter:
U continueert.

Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Je mag van de minister verwachten dat ze, zeker nadat haar meermaals door de Kamer zo duidelijk is gemaakt wat de bedoeling is, een verbod per juli 2025 en geen uitzonderingen, niet pas in actie komt nadat de Kamer op de hoogste trede van de escalatieladder is gaan staan. In een brief die ze vervolgens stuurde, stond dan weer een beetje achteloos dat ze streeft naar een verbod per 1 januari. Nee, het is een keertje klaar.

Voorzitter. Waarom nu weer deze slag om de arm? Alles is klaar, alles is afgestemd. Waar zou dit nog van af moeten hangen, vraag ik de minister. Ik wil een duidelijke toezegging, zonder voorbehoud, dat het verbod op 1 januari ingaat, zodat we als overheid het minimale doen om te zorgen dat we beschermen wat kwetsbaar is.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Bromet voor haar inbreng namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, vanmiddag, bij de regeling van werkzaamheden, deed u een beroep op ons als Kamer om niet te veel nieuwe debatten aan te vragen, omdat de agenda heel erg vol is met begrotingen en andere dingen die heel urgent zijn, zoals wat mij betreft bijvoorbeeld het debat over de vogelgriep. Daarmee vind ik het echt zonde dat we deze avond hier besteden aan dit debat. We hebben dit debat namelijk inhoudelijk anderhalf jaar geleden al gevoerd.

Ik ga daar ook inhoudelijk helemaal niks meer over zeggen. De Kamer heeft zich uitgesproken en de minister dient een motie die de Kamer heeft aangenomen gewoon uit te voeren. Ik vind dat de vorige sprekers hele goede vragen hebben gesteld aan de minister, dus ik wacht die antwoorden rustig af. Afgelopen 27 november kregen wij inderdaad een brief waarin de minister schreef dat ze streeft naar inwerkingtreding op 1 januari 2026. Ik heb eigenlijk maar één vraag: wanneer gaat de minister haar handtekening zetten? Ik wil dus graag de datum horen waarop ze die handtekening gaat zetten. Is zij bereid om tot die handtekening gezet is, elke maandag een bericht aan de Kamer te sturen waarin staat hoe het staat met die handtekening? Ik ben heel benieuwd naar het antwoord.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Het woord is aan de heer Koorevaar, voor zijn inbreng namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

De heer Koorevaar (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Als vers Kamerlid ga ik ervan uit dat als de minister een luide roep uit de Kamer hoort, zij die omzet in beleid. In dit geval, waarin de Kamer verzoekt om het gebruik in te perken van apparatuur om stroomstoten af te geven aan vee, verwacht ik dat u dit doet. Daarom ben ik blij met de brief van vorige week, waarin je kan lezen dat u ernaar streeft per 1 januari een verbod in te voeren.

De voorzitter:
"Dat de minister ernaar streeft." We spreken via de voorzitter.

De heer Koorevaar (CDA):
Ja, dank u wel. Terug naar het debat van 25 september 2024. Het kabinet-Schoof was toen net 55 dagen missionair.

De voorzitter:
Mevrouw Bromet, wilt u al interrumperen of wacht u even het betoog van de heer Koorevaar af?

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag even in willen gaan op het positivisme van de heer Koorevaar als hij zegt: "Gelukkig schrijft de minister in haar brief dat ze streeft naar …" Dat "streven naar" hebben we niet gevraagd als Kamer. We hebben gevraagd om gewoon een verbod in te voeren. "Streven naar" klinkt niet heel erg hard, zeker niet als je de minister op televisie hoort zeggen dat ze er eigenlijk ook helemaal geen voorstander van is, maar dat ze het wel doet omdat de Kamer het per se wil.

De voorzitter:
En uw vraag?

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag is: waar haalt de heer Koorevaar er zijn vertrouwen in vandaan dat het gaat gebeuren als er alleen maar staat "streven naar"?

De heer Koorevaar (CDA):
Ik zou u willen vragen, mevrouw Bromet, om even de hele bijdrage te beluisteren. Dan zult u zien hoe ik erin zit. Anders komt u aan het eind misschien nog een keer terug voor een vraag. Ja? Dank u wel.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

De heer Koorevaar (CDA):
Terug naar het debat van 25 september 2024. Het kabinet-Schoof was toen net 55 dagen missionair. In het debat Dieren in de veehouderij kwamen diverse onderwerpen aan bod. Veel tijd werd besteed aan het convenant Dierwaardige veehouderij en nog meer tijd aan de veeprikker. Het was duidelijk dat de minister een commissie voor zich had die graag wilde dat ze op dat onderwerp stappen zette. Er werd een exegese verlangd over wat een nationale kop is, en de kenners spraken over een koe met melkziekte en een heupklem.

Voorzitter. In de kern gaat het erom dat je dieren goed behandelt. In de dagelijkse praktijk hoort daar geen veeprikker bij. De vraag van de Kamer in 2024 was helder: maak vaart met de uitvoering van de motie uit 2022, die aan minister Adema was voorgelegd. Is er voor het CDA dan iets veranderd? Het antwoord is nee. Maar zou u me kunnen uitleggen waarom het zo lang duurt?

Voorzitter. De Raad van State geeft op grond van het Unierecht het advies om het verbod te beperken tot het voortdrijven van vee op primaire bedrijven en het laden en lossen van vee voor transport in Nederland. Mijn vraag is: viel het u mee …

De voorzitter:
Viel het de minister mee.

De heer Koorevaar (CDA):
Pardon. Viel het de minister mee dat de Raad van State zo genuanceerd adviseerde? De nationale wijze koppen van de Raad van State adviseerden namelijk, teruggrijpend op het recht van de Unie, om onder andere het gebruik van de veeprikker door de dierenarts niet te verbieden. We gaan ervan uit dat de veeprikker voor routinematig gebruik vanaf 1 januari verleden tijd is. Kunt u dit bevestigen?

De voorzitter:
Kan de minister dit bevestigen?

De heer Koorevaar (CDA):
Kan de minister dit bevestigen?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koorevaar. Het woord is aan mevrouw Van der Plas. Maar nee, meneer Koorevaar, u heeft nog een interruptie van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Welkom aan de heer Koorevaar in deze Kamer, natuurlijk. Ik wil toch wel even aansluiten bij de verbazing die mevrouw Bromet zojuist al even ventileerde. Er is een minister die de Kamer laat weten dat ze ernaar streeft om per 1 januari een verbod in te laten gaan waarvan de Kamer al had gezegd dat het er moet komen en dat al klaarlag. De Europese Commissie had geen bezwaren en de opmerkingen van de Raad van State waren makkelijk te verwerken. De minister had zelf ook gezegd: ik streef naar 1 juli; als dat niet lukt, dan ligt 1 januari in de rede.

De voorzitter:
En de vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De vraag is of de heer Koorevaar zich als kersvers Kamerlid zo wil laten ringeloren door een minister die denkt "dan doe ik nog maar even een U-bochtje en dan zeg ik dat ik naar 1 januari streef". Is hij blij met zo'n brief?

De heer Koorevaar (CDA):
Nou, ik ben blij dat ik die brief kreeg. Uiteindelijk ging ik ook even zoeken naar wat er beloofd is. Er is eerst beloofd "voor het herfstreces" en toen "voor het kerstreces". Toen heb ik nog even teruggekeken in welk jaar het dan precies zou zijn, want dat was voor mij ook een vraag: betrof het 2024 of 2025? Het verbaast mij dus ook. Daarom heb ik ook de vraag gesteld: kunt me daarin meenemen, en waarom kon dat nou niet sneller? Ik ben dus erg benieuwd naar de reactie van de minister. Ik begrijp dat deze Kamer een bepaald beeld heeft van hoe het in de vorige periode is gegaan. Laat de minister gewoon hierop antwoorden. Ik ben erg benieuwd waar ze dan mee komt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Prima. De heer Koorevaar is lid van een partij die aan het formeren is. We willen een nieuwe cultuur. Ik zou de heer Koorevaar willen meegeven: van deze cultuur moeten we in elk geval af. Ik hoop vooral dat de heer Koorevaar gaat staan aan de kant van de kritische Kamerleden die zeggen: "Hoho, we zijn hier wel het hoogste orgaan in onze parlementaire democratie. We willen dus een overtuigend verhaal en anders heeft deze minister grote problemen."

De heer Koorevaar (CDA):
Uiteraard wil ik ook een overtuigend verhaal van de minister. Maar ik wil haar wel de kans geven om dat overtuigende verhaal te brengen. U heeft een andere overtuiging op basis van ervaringen die u heeft opgedaan, als ik dat zo mag samenvatten. Die heb ik nog niet, dus ik ben erg benieuwd. Ik krijg dus van u een cursus over omgang in de Kamer. Ik hoor van de voorzitter hoe ik mijn speech moet houden. Ik denk we dat we vanavond in ieder geval vooruitgaan!

Dank u wel.

De voorzitter:
Als u het via de voorzitter doet, ben ik al tevreden, hoor. Dat is het enige.

De heer Koorevaar (CDA):
Geweldig! Dank u wel.

De voorzitter:
Een kinderhand is gauw gevuld.

Mevrouw Beckerman (SP):
Vanuit mij, via de voorzitter, complimenten. Het is mooi om zo'n hoopvol betoog te hebben, maar tegelijkertijd ook al een vleugje cynisme over welke kerst er dan bedoeld werd.

Mijn vraag ziet op de vaagheid die er nog bestaat. De minister schrijft weliswaar in haar brief "te streven naar". Tegelijkertijd zien we in de beslisnota "of zo snel mogelijk daarna" staan. Ik vraag me af of het CDA — dat vraag ik via de voorzitter — ermee akkoord zou kunnen gaan dat het zo snel mogelijk daarna is, want voor ons is dat eigenlijk onbespreekbaar.

De heer Koorevaar (CDA):
Ik ben erg benieuwd naar het antwoord van de minister. Dat wacht ik af in dezen. Ik heb "streven" ook gezien. Ik heb ook gezien dat het langer duurde. Ik heb net tegen uw collega gezegd: het werd juli, het werd herfstreces, het werd kerstreces; welk jaar dan? Daarmee geef ik aan dat het voor mij ook opmerkelijk was. Ik ben erg benieuwd wat de minister te vertellen heeft. Dat vraag ik ... O nee, dat mag ik gewoon zo zeggen, hè? Ja. Het antwoord van de minister wacht ik even af.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is natuurlijk altijd goed, want iedereen heeft vragen gesteld. Tegelijkertijd is dat ook een beetje het verschuiltrucje dat we vaker zien. Wat zou het CDA zelf als standpunt willen innemen? Ons standpunt is: dit had allang geregeld kunnen worden. De vorige minister, Adema, was eigenlijk al bijna klaar. Dan is het pijnlijk dat we met elke dag die we langer wachten, meer dierenleed zouden toestaan. De antwoorden van de minister komen. Wat zou het standpunt van het CDA op dit moment zijn?

De heer Koorevaar (CDA):
Ik ben het met mevrouw Bromet eens dat we het hier hebben over de procedure. Waarom is het nog niet geregeld? Daar heb ik mijn vragen ook op gericht. U heeft mij in mijn bijdrage duidelijk gehoord. Is er voor het CDA iets veranderd ten opzichte van het commissiedebat? Nee. Wat ons betreft had die eerder ingevoerd kunnen worden, maar we zijn nu hier. De minister heeft nog de kans om te zeggen dat het voor 1 januari geregeld is. Ik ben erg benieuwd.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koorevaar. Dan gaan we nu het woord geven aan mevrouw Van der Plas voor haar inbreng in eerste termijn namens de fractie van de BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter. Over de veeprikker zelf heb ik net al iets gezegd. Ik heb het ook gezegd toen de beelden uitkwamen en ik zeg het nu weer: het oneigenlijke gebruik van dit instrument keuren wij natuurlijk ten zeerste af. Dat is verschrikkelijk. Dat mag niet. Daar moet op gehandhaafd worden. Mensen moeten ervoor gestraft worden binnen de geldende wet- en regelgeving. Wij vinden de beelden die wij hebben gezien schokkend. Wij veroordelen dit. Ik stop hier even, want ik zie dat er een interruptie is van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het lijkt me goed om in het debat de feiten helder te hebben, dus ik wil even terugkomen op een interruptiedebatje van zojuist. Mevrouw Van der Plas probeerde een beetje de indruk te wekken dat de sector, Vee&Logistiek Nederland, dit ook allemaal afkeurt. Ik heb de precieze citaten nog even opgezocht. Zij zeiden destijds het volgende. "Het is onduidelijk hoe de beelden gemaakt zijn, ze zijn lastig te beoordelen en ze geven een onvolledig beeld. Er wordt alleen in beeld gebracht wat er niet goed gaat en het merendeel van de handelingen die wel goed gaan worden niet getoond", aldus de voorzitter van Vee&Logistiek Nederland. Dat lijkt me belangrijk voor de Handelingen.

De voorzitter:
En wat is uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mevrouw Helma Lodders is dat. Zij is inmiddels lijstduwer bij de BBB. Laten we het wel even bij de feiten houden hier en geen mist gaan zaaien.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, wenst u daarop te reageren?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja. Wat mevrouw Helma Lodders in haar vrije tijd doet, moet ze zelf weten. Goede mensen kunnen we altijd gebruiken.

Ik heb hier een brief voor me van Vee&Logistiek en van de POV. De POV is de brancheorganisatie van de varkenshouders in Nederland. Daar staat helemaal bovenaan vetgedrukt: "Ten eerste willen wij als sectorvertegenwoordigers laten weten dat we onjuist gebruik van drijfmiddelen ten zeerste afkeuren. Wij nemen dan ook afstand van de beelden die we in de media hebben gezien." Die brief is gedateerd op 28 november 2025. Een andere luidt: "Ten eerste willen wij als sectorvertegenwoordigers laten weten dat we onjuist gebruik van drijfmiddelen afkeuren." I rest my case, zal ik even zeggen. Ten aanzien van wat ze al dan niet in het verleden hebben gezegd: ik weet dat er in het verleden vanuit allerlei sectoren gewoon afstand van is genomen. Even ingaand op het tweede deel van de vraag van mevrouw Ouwehand: ik denk niet dat de zorgen zozeer zijn dat het niet klopt of dat het vanuit een bepaalde hoek wordt genomen. We weten dat activisten ook vaak stallen binnenkomen en dat ze beelden maken zonder context. Er is een intimidatiemeldpunt opgericht door de agrarische sector. Veel boeren worden bedreigd, geïntimideerd, noem alles maar op. We hebben gewoon bestaande wet- en regelgeving om dit soort dingen aan te pakken. Er wordt ook weleens de volgende vraag gesteld. Die vraag heb ik zelf ook weleens gesteld. Als je die beelden maakt en er echt bewezen misstanden zijn, wat afschuwelijk is en aangepakt moet worden, waarom wacht je dan vier, vijf, zes maanden hiermee? Dan breng je het in een filmpje, terwijl de praktijk op die boerderij, of waar dat dan ook is, op een veeverzamelplaats of waar dan ook, in de tussentijd wel doorgaat. Ik vind dat best een legitieme vraag. Die beelden kun je later ook wel aan de media laten zien, maar waarom wordt het dan niet gemeld? Dan houd je het ook in stand. Dat is, denk ik, niet wenselijk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dus mevrouw Van der Plas — ik probeer het even samen te vatten, hoor, want het is altijd heel veel tekst — probeert net in een interruptie bij D66 het beeld te schetsen dat de sector "natuurlijk" ook afstand neemt van de mensen die dit doen. Maar met de citaten, en ook met wat mevrouw Van der Plas hier nu zelf zegt, "activisten schetsen maar een beetje een half beeld van de werkelijkheid", doet ze gewoon weer precies hetzelfde als de voorzitter van Vee&Logistiek Nederland twee jaar geleden, Helma Lodders, oud-VVD-Kamerlid, nu lijstduwer bij de BBB. Je trekt die beelden in twijfel. Je probeert het kleiner te maken. Dat is helemaal geen afstand nemen van die rotte appels. Daar heeft minister Adema het ook over gehad. Die heeft gezegd: we hebben gesproken met de sector, maar het zelfreinigend vermogen laat gewoon ernstig te wensen over. Mevrouw Van der Plas weigert dat te erkennen. Ze probeert te doen alsof die sector zo ongeveer de paus zelf is, maar ze laat zien dat waar ze maar kan — en de sector doet hetzelfde — alle beelden van mishandeling van dieren, van achteloos omgaan met dieren, altijd weer in twijfel worden getrokken. Dat vind ik schandalig.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik weet niet of ik hierop moet reageren, want heel veel van wat mevrouw Ouwehand zegt, heb ik niet gezegd. Het wordt een beetje een lang debat als we daarover heen en weer moeten gaan tikken. Ik heb net twee zinnen voorgelezen uit recente brieven van zowel de varkenshouderij als van de brancheorganisatie van veetransporteurs. Daarmee wil ik aangeven dat ze niet zeggen dat het allemaal oké is, maar dat ze er afstand van nemen. Voor de rest laat ik dit, denk ik, even gaan.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Toen we het inhoudelijke debat over de stroomstootwapens hier voerden, was de BBB eigenlijk de enige partij die deze verdedigde. Woordvoerder Cor Pierik zei toen: het is eigenlijk een soort fysiotherapie. Ik wilde aan mevrouw Van der Plas vragen of zij ook het standpunt huldigt dat die stroomstoten een soort fysiotherapie zijn voor dieren.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik vind dit een beetje een onzinnige vraag. Cor Pierik is geen Kamerlid meer. Ik ben niet bij dat debat geweest. Ik hoef niet te recenseren wat anderen hebben gezegd. Ik ga mijn inbreng doen, en dan zal mevrouw Bromet horen hoe ik in deze kwestie sta en hoe dit instrument al dan niet gebruikt hoort te worden.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag is niet of mevrouw Van der Plas de heer Pierik wil recenseren. Mijn vraag is eigenlijk: vindt zij die stroomstoten fysiotherapie voor dieren?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben zelf geen boerin en ik heb zelf ook nooit koeien gehad, dus ik kan daar niet over oordelen. Cor Pierik is zelf boer, dus die heeft dat waarschijnlijk ook in een bepaalde context gezegd. Dat kan ik ook helemaal niet terughalen, want ik was niet aanwezig bij dat debat. Ik kan daar gewoon oprecht niks over zeggen. Ik kan wel zeggen waar ik nu mee verderga.

Voorzitter. Dieren op- en afladen van een veewagen moet zo stressloos mogelijk gebeuren. Dat is niet alleen goed voor het dier, maar ook voor de mens. De sector gebruikt al minder zogenoemde "drijfmiddelen". Dat geldt dus ook voor elektronische drijfmiddelen, zoals de veeprikker. De sector heeft zelf een voorstel ingediend voor een plan om anders met dit soort middelen om te gaan en om minder sterke drijfmiddelen te gaan gebruiken. Waarom is er door het ministerie destijds niet ingegaan op dat plan, vraag ik de minister.

Het verbod op juist gebruik van de veeprikker baart ons wel zorgen. Dieren blijven namelijk dieren. Het op- en afladen van een dier brengt onvoorspelbare situaties met zich mee. Dit levert risico's op voor de mensen die werken met deze dieren. Werkgevers moeten zorgen voor veilige arbeidsomstandigheden. Gevaarlijke situaties moeten voorkomen worden. Ik maak 'm even af, voorzitter.

Als incidenteel gebruik van een veeprikker, het geven van een korte prikkel aan een dier dat niet meebeweegt, wordt verboden, hoe wordt de veiligheid van de persoon die het dier moet op- of afladen dan geborgd? Is dit niet in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet, vraag ik de minister. Zullen er dan mogelijk meer incidenten gaan zijn waarin de veiligheid van de betrokkenen niet geborgd kan worden, vraag ik ook aan de minister.

Mevrouw Podt (D66):
Dit debat gaat voor een groot deel over de vraag waarom het allemaal zo lang duurt. Een van de redenen waarom het zo lang duurt, is eigenlijk dit: we gaan nu weer een soort rondje langs van dingen waar we het gewoon al over hebben gehad met elkaar. De vorige minister heeft dat hele verhaal over die instrumenten met een lager voltage al met ons besproken. Die zei namelijk: "We hebben hier nog even naar gekeken. We moeten er even goed induiken om te kijken wat dit inhoudt, maar ik zie dat daardoor de handhaafbaarheid weer veel lastiger wordt. Ik heb …"

De voorzitter:
En uw vraag?

Mevrouw Podt (D66):
"Ik heb daarom gezegd: we kiezen nu toch voor een totaalverbod op het gebruik van stroomstootapparatuur." We waren hier dus al. Waarom begint mevrouw Van der Plas nu dan weer opnieuw? Gaan we dit nou nog verder uitstellen om weer allerlei zijpaadjes te gaan bewandelen die we gewoon al hebben gehad?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik bewandel geen zijpaadjes. Ik maak gebruik van mijn democratisch recht, van mijn plicht om hier te staan als gekozen volksvertegenwoordiger en dit debat te voeren. De vraag waarom het allemaal zo lang duurt, is gesteld. Ik wacht de antwoorden van de minister daarop gewoon af. Ik probeer nog antwoord te krijgen op wat vragen die bij mij leven, bijvoorbeeld over de veiligheid van de mensen die op een veewagen staan. Een koe kan zomaar 600 kilo wegen. Bovendien heb je er niet één op een wagen staan, maar meerdere. Wat gaat dat betekenen? Ik denk dat het heel normaal is dat ik daar nog naar vraag.

Mevrouw Podt (D66):
Dan pellen we 'm nog één keer af. We hebben het met de vorige minister gehad over "incidenten". Tenminste, men dacht in eerste instantie dat het incidenten waren. Dat waren dus geen incidenten. Het gebeurde heel veel. Dat was de reden voor de vorige minister om te zeggen: "Dit kunnen we gewoon niet meer op deze manier doen. Dit kan niet. We gaan toe naar een verbod." Toen is er nog gekeken of er uitzonderingen mogelijk waren. Denk aan de "minder zware veeprikkkers", zoals mevrouw Van der Plas ze noemt. De conclusie was: dat kan niet, want dan is het niet meer te handhaven. Nu beginnen we dit debat blijkbaar weer opnieuw. Ik vind dat heel erg raar. Als mevrouw Van der Plas zegt "ja, maar ik wil graag mijn democratische recht gebruiken en mijn democratische plicht doen", dan zeg ik: dat wil ik ook heel graag. Dat betekent het volgende. Als een grote meerderheid in deze Kamer zegt "minister, stop hiermee en kom met een verbod dat ingaat vanaf de datum die we eerder hebben afgesproken", dan ga ik er ook van uit dat dat gebeurt. Wat vindt mevrouw Van der Plas er eigenlijk van dat deze hele Kamer een beetje op een dood spoor wordt gezet en dat we maar gewoon moeten wachten tot het moment waarop het deze minister een keertje belieft om inderdaad met het verbod te komen dat er, volgens al onze democratische rechten, allang geweest had moeten zijn?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nogmaals, er is een debat hierover aangevraagd. Dat had voor mij niet gehoeven. Er was ook een debat aangevraagd over de dierenartskosten; dat is ook een heel belangrijk thema. Dat is nu van de agenda gehaald. Daarvoor had ik hier veel liever gestaan. Maar nu ik hier sta, stel ik de vragen die nog bij ons leven. Wat mevrouw Podt al dan niet heel graag wil, laat ik bij mevrouw Podt. Dat moet ze zelf weten. Mevrouw Podt gaat over haar eigen woorden en ik ga ook over mijn eigen woorden. Dat is wat ik hier doe. Dat kan mevrouw Podt niet leuk vinden; ook dat mag. Ik wens haar veel succes met deze teleurstelling.

De voorzitter:
Afrondend.

Mevrouw Podt (D66):
Afrondend. Dat was geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg: wat vindt mevrouw Van der Plas ervan dat wij als Kamer al zo verschrikkelijk lang moeten wachten op een verbod waar gewoon al democratisch over gestemd is?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat heb ik net ook al gezegd: de vraag waarom het allemaal zo lang duurt, is hier al gesteld. Ik wacht het antwoord van de minister daarop af.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, ik vind het toch wel grappig dat mevrouw Van der Plas aan het begin van dit debat aan u vraagt om ons er allemaal wel een beetje op te wijzen dat het debat moet gaan over waar het over gaat. Het gaat niet meer over de inhoud. Die AMvB heeft bij de Kamer gelegen. We hebben daarover schriftelijk overleg gehad. De Kamer heeft gezegd: oké, de antwoorden van de minister zijn voldoende; ga ermee door. Ook de BBB heeft geen moties ingediend. Dus dit debat gaat alleen over de toezegging dat het 1 juli 2025 zou worden en als dat niet zou lukken 1 januari, en dat we niet weten of dat lukt. Dus dit debat gaat over de manier waarop de minister met de Kamer omgaat. Kan mevrouw Van der Plas het daar misschien bij houden? Kan zij misschien een opvatting met de Kamer delen over of zij vindt dat ministers zo met de Kamer mogen omgaan?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Volgens mij is de titel van dit debat: Debat over het gebruik van stroomstootapparatuur in de veehouderij. Daar stel ik dus vragen over. Dat lijkt me vrij normaal. Ten tweede: ik zeg nu voor de derde keer dat de vraag waarom het allemaal zo lang heeft geduurd en of de minister ons daar even in wil meenemen en daarover een verklaring wil afleggen, al is gesteld. Ik wacht op het antwoord van de minister in haar termijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Is mevrouw Van der Plas dan ten minste bereid om te erkennen dat dat hele verbod al bij de Kamer heeft voorgelegen, een zogenaamde voorhang, dat de Kamer dat heeft behandeld en dat de Kamer heeft geconcludeerd in te stemmen met het verbod zoals dat nu voorligt? Is ze dan ten minste bereid om te erkennen dat ook de BBB daarmee heeft ingestemd?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ga in herhaling vallen. De vraag waarom de minister dit niet al heeft uitgevoerd, ligt hier al. Dat is waarom er een debat is aangevraagd. Daarom is een belangrijk debat over de kosten van dierenartsen — dat is heel belangrijk, want het leeft ook dagelijks in de huiskamers, omdat mensen de rekening niet eens meer kunnen betalen — eruit gehaald. Dat is prima. Zo gaat dat in een democratie. Er wordt een debat aangevraagd, dat krijgt een meerderheid en wordt dan ingepland. Nogmaals, ik wacht het antwoord van de minister daarop af. Als ik dan verder nog vragen aan de minister heb, stel ik die in de tweede termijn.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Oké. Ik constateer dus nog even dat we hier een debat voeren over het gebruik van "stroomstootapparatuur" — ik vind dat een beetje een overdreven woord; we noemen het "de veeprikker" — en daar ga ik verder nog even wat vragen over stellen. Mijn vraag aan de minister is of we een advies van de Arbeidsinspectie kunnen krijgen over de veiligheid bij incidenten als dieren zich onverwacht gedragen in een verder veilige omgeving. Ik ben ook benieuwd wat een boer of veetransporteur dan wel moet doen als er een risicovolle situatie met een dier ontstaat. Wat mag hij of zij dan wel doen en hoe kan dat dan op een veilige manier?

Voorzitter. In de Europese Transportverordening staat dat het gebruik van elektrische drijfmiddelen onder voorwaarden wel mag. Met dit verbod zetten we wel een nationale kop boven op de Europese wetgeving. Dat is in het vorige debat ook aan de orde geweest. Daarmee wordt het gebruik van een veeprikker alleen in Nederland verboden. Mijn vraag is wat dit betekent voor het gelijke speelveld van Nederlandse ondernemers ten opzichte van Europese collega's. Hoe gaat de NVWA om met eventuele handhavingsverzoeken als het verbod alleen voor Nederland geldt? Die kunnen namelijk ook gaan over een internationaal transport en dan mag dat dus wel.

De voorzitter:
Ik zie dat u bijna aan het einde van uw betoog bent, dus dan wachten we daar even op.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, ik houd het hierbij. Ik ga namelijk ook in herhaling vallen. Mijn laatste vraag gaat over het internationaal transport, waarbij het dus wel mag. Hoe gaat dat dan in de praktijk?

Mevrouw Podt (D66):
Over het laatste stukje: ik snap heel goed dat mevrouw Van der Plas probeert verwarring te voorkomen. Ik denk dat we dat allemaal proberen. Daarom begrijp ik haar ophef over de stroomstootmiddelen ook niet zo. De Raad van State heeft namelijk een advies aan de minister geschreven, waarin staat: "Uit de toelichting blijkt niet waarom is gekozen voor het begrip 'elektrisch veedrijfmiddel' dat niet voorkomt in de Europese verordeningen en meer kan omvatten dan uitsluitend stroomstootapparatuur." De Raad van State schrijft ook: "Met het oog op ordentelijke wetgeving lijkt het gebruik van een beperkter begrip, zoals 'apparatuur om aan vee stroomstoten af te geven' meer in de rede te liggen." Dus als we het beestje bij de naam noemen, is het gewoon stroomstootapparatuur.

De voorzitter:
En uw vraag?

Mevrouw Podt (D66):
Is mevrouw Van der Plas dat met me eens?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Weet je wat het is? Als je dat beeld zo laat bestaan in het publieke beeld en in de opinie van mensen die geen boer zijn, niet in de veetransportsector zitten, geen politicus zijn … Dat hebben we bij het vorige debat ook gezien: er werd toen zelfs gesproken over "stroomstootwapens". Bij stroom die uit een stroomstootwapen of een taser komt, krijgen mensen het beeld dat dieren getaserd worden. Daarvan zeg ik: ik vind dat het woord "stroomstootapparatuur" niet voldoet aan wat het eigenlijk is. Ik heb overigens een veeprikker bij me. Iedereen is welkom om die in de schorsing te zien of aan te raken.

De voorzitter:
Pas maar op.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Te proberen, als je dat wil. Het mag. Ik mag het op de minister doen, hoor ik.

De voorzitter:
De minister biedt zich aan.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wil eigenlijk een beetje voorkomen dat door het gebruik van het woord "stroomstootwapen" … Ik zou zeggen: het is een veeprikker die stroom of een tikje geeft aan een dier. Maar ja, goed, ik ben niet de uitvinder van het geheel. Dus ik weet eigenlijk ook niet zo goed wat deze vraag nou voor zin heeft of wat het ertoe doet.

Mevrouw Podt (D66):
Nou, allereerst welkom aan de nieuwe Kamerleden. Jullie worden gelijk getaserd.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dit bedoel ik, voorzitter.

De voorzitter:
Mevrouw Podt, laten we het bij de inhoud van het debat houden.

Mevrouw Podt (D66):
Sorry. Volgens mij was het van mevrouw Van der Plas ook een grapje en is ze niet van plan om iedereen gelijk een stroomstootje te geven.

De voorzitter:
Uw vraag.

Mevrouw Podt (D66):
Nou, het maakt wel zeker uit, omdat mevrouw Van der Plas er een punt van maakt dat dit geen goed woordgebruik zou zijn, terwijl de Raad van State zegt: "Het is verwarrend om het anders te noemen. Laten we het beestje bij de naam noemen: apparatuur om aan vee stroomstoten af te geven." En als dat beeld bij mensen bestaat, dan komt dat natuurlijk vooral doordat we beelden hebben gezien van hoe dat gaat. Die dieren krijgen stroomstoten. Daar willen we van af; daar komt een debat over. Ja, dan moeten we het beestje wel bij de naam noemen. Dat was mijn hele punt.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mevrouw Podt zegt nu, min of meer als grapje: ik weet wel dat mevrouw Van der Plas niet van plan was om hier Kamerleden een stroomstoot te geven. Nee, dat heb ik helemaal niet gezegd. Ik heb niet gezegd: ik heb een veeprikker bij me en in de schorsing ga ik jullie allemaal een stroomstoot geven. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik hem bij me heb, mocht iemand een veeprikker willen zien, aanraken, voelen of uitproberen. Ik ga hier natuurlijk niet taserend door de Tweede Kamer heen.

De voorzitter:
Dat zou er nog eens bij moeten komen, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat lijkt me niet helemaal de bedoeling. Maar als iemand toch weleens benieuwd is, kom dan bij me langs aan mijn stoeltje of straks bij de koffie. De minister heeft al aangeboden om zich kandidaat te stellen voor de eerste stroomstoot, of een prikje, aan een bewindspersoon in de parlementaire historie. Dat zullen we straks dan zien.

Dank u wel. Wordt vervolgd.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Ik ben benieuwd wie zich formeel bij u gaat aandienen hiervoor. Neem ons daarin mee, straks in de tweede termijn.

Ik nodig van harte mevrouw Den Hollander uit voor een heel bijzonder moment. Zij houdt namelijk haar maidenspeech tijdens haar inbreng namens de fractie van de VVD. Mevrouw Den Hollander heeft aangegeven interrupties te accepteren, maar dan wel aan het einde van haar betoog. Als zij straks aan het einde van haar betoog is gekomen, dan schorsen we voor een kort ogenblik voor felicitaties. Daarna zullen we verdergaan met het debat. Eerst is het woord aan mevrouw Den Hollander.

Mevrouw Den Hollander (VVD):
Dank, voorzitter. Vandaag spreken we over een verbod op stroomstootapparatuur. Er is een breed gedeelde wens in deze Kamer voor dit verbod, vanwege de impact op dierenwelzijn. Door een vorig leven als veearts kan ik uit ervaring spreken. Graag wil ik iets meer vertellen over mijn achtergrond en politieke drijfveer voordat ik vertel over mijn ervaring met stroomstootapparatuur en hierover enkele vragen stel aan de minister. Ik sla het aanbod van mevrouw Van der Plas dan ook graag over.

Ik ben geboren in Gouderak en opgegroeid in Ter Aar, een klein dorp in de buurt van Alphen aan den Rijn. Net als veel jonge meisjes wist ik al op jonge leeftijd dat ik dierenarts wilde worden. Deze ambitie heb ik nooit losgelaten, dus na de middelbare school heb ik mij ingeschreven in Utrecht bij de faculteit Diergeneeskunde. Tijdens mijn studie zijn mijn ouders verhuisd naar Dwingeloo, een prachtig dorp in Zuidwest-Drenthe. Hier heb ik in alle vakanties vrijwillig stage gelopen bij de lokale dierenartspraktijk: mee de boer op in de ochtend en 's middags in de kliniek voor gezelschapsdieren.

In oktober 2003 mocht ik, na een mooie studententijd met diverse nevenactiviteiten, mijn diploma als dierenarts met de afstudeerrichting landbouwhuisdieren in ontvangst nemen. Direct hierna ben ik gestart in een praktijk in Dwingeloo, nu voor het echte werk. De praktijk kwam per 1 januari 2004 te koop, en dat was voor mij een goede kans om mij te vestigen in een mooie omgeving bij de leukste praktijk van Nederland.

Behalve dierenarts was ik in één klap ook ondernemer, met alle uitdagingen die daarbij horen, zoals het zijn van werkgever, de boekhouding, belastingzaken, de marketing en nog veel meer randzaken die horen bij het ondernemerschap. Ondanks de zojuist genoemde uitdagingen was het ondernemerschap mij op het lijf geschreven. Het was niet altijd eenvoudig, want het combineren van je inhoudelijke vak, het ondernemen in je bedrijf en de komst van mijn kinderen was vaak best een ingewikkelde puzzel.

Het belang van een goede kinderopvang werd mij meer dan duidelijk, want dat is onmisbaar voor gezinnen met twee werkende ouders. Dit leidde ertoe dat ik gestart ben met mijn tweede onderneming, een kinderopvang. Eerst met één locatie voor mijn eigen kinderen en een aantal andere ouders die het aandurfden met mij en drie pedagogisch medewerkers, later flink uitgegroeid, met in de huidige situatie ruim 400 medewerkers en duizenden kinderen die dagelijks worden opgevangen.

Net als veel ondernemers heb ik altijd gekeken naar hoe je, binnen de regels van de wet uiteraard, kunt spelen met de mogelijkheden die er zijn, maar helaas ondervond ik vanuit de gemeente veel wantrouwen. Nadat ik als ondernemer bij de VVD-fractie verhaal ging halen, werd ik al snel daarna lid van de afdeling, onderdeel van de fractie en in 2024 mocht ik als wethouder in de gemeente aan de slag. Een van mijn speerpunten in de raad en later het college was zorgen voor een basishouding van vertrouwen richting ondernemers. Nu sta ik hier, als kersvers Kamerlid, met onder andere landbouw en natuur in mijn portefeuille. Ik kijk er in het bijzonder naar uit om in de komende tijd zaken te bespreken en naar oplossingen te zoeken voor problemen die in het hele land spelen maar ook grote impact hebben in Zuidwest-Drenthe, zoals de wolf, de stikstofopgave en het toekomstperspectief voor de landbouw.

Voorzitter. Eerst wil ik teruggaan naar het onderwerp van vanavond: het verbod op stroomstootapparatuur. Als dierenarts ben ik goed bekend met het stroomstootapparaat, of de "veeprikker", zoals het ook wel wordt genoemd. Uit ervaring weet ik dan ook dat het apparaat aantoonbaar onnodige pijn, stress en angst bij dieren veroorzaakt. Die pijn, stress en angst is vaak onnodig, want een dier dat echt niet kan staan of niet weg kan uit een bepaalde situatie, heeft geen enkele baat bij een stroomstoot. De beelden van dierenmishandeling gaan door merg en been. Ik denk dat we die beelden allemaal gezien hebben.

De VVD heeft al in 2022 een motie mede ingediend om stroomstoopapparatuur zo snel als mogelijk te verbieden. Die motie werd, op Forum voor Democratie na, door de gehele Kamer aangenomen. Dit verbod zou aanvankelijk per 1 juli 2025 ingaan, maar die streefdatum is niet gehaald. Daarom werd 1 januari 2026 de nieuwe beoogde datum. In de brief van 27 november jongstleden is te lezen dat de minister ernaar streeft om het verbod nu echt in werking te laten treden op 1 januari aanstaande.

Het moge duidelijk zijn dat dat wat mijn fractie betreft goed nieuws is, maar ik heb er nog wel enkele vragen over. Kan de minister bevestigen dat het haalbaar is om per 1 januari het verbod in te voeren? Kan de minister reflecteren op de communicatie rondom de invoering van het verbod? Medio september vroeg de Kamer per brief om een stand van zaken met betrekking tot het verbod. Waarom is hier pas eind november op gereageerd, na berichtgeving in de media over mogelijk uitstel? Was dit debat te voorkomen geweest als er in de tussentijd duidelijker richting de Kamer was gecommuniceerd?

Tot slot wil ik het volgende zeggen. De VVD heeft eerder in het schriftelijk overleg aangegeven dat het verbod idealiter ook zou gelden voor het gebruik in slachthuizen en bij transport. Europese verordeningen zijn hierbij leidend, maar de minister heeft in het commissiedebat aangegeven dat het voor transport binnen Nederland wel mogelijk is om het verbod in te voeren. Kan dit dan ook voor onze Nederlandse slachthuizen gelden? Zo nee, waarom niet? Graag een reactie hierop.

We zijn benieuwd naar het antwoord op deze vragen. Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Hollander. Nadat ik u heb gefeliciteerd met uw maidenspeech wil ik u graag van harte uitnodigen om hier voor het rostrum felicitaties in ontvangst te nemen. De vergadering is voor een enkel ogenblik geschorst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de heer Flach voor zijn inbreng namens de Staatkundig Gereformeerde Partij. Ga uw gang.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Een agent die een kwaadwillende met een taser in het gareel houdt, vinden we normaal. Maar als je buurjongen met een taser in het winkelcentrum loopt, moet je handhaven. Die metafoor vat de opstelling van de SGP goed samen. Het is een metafoor, hè. Het gaat bij dit verbod niet om een taser. Wat de SGP betreft is het goed dat de minister de tijd heeft genomen voor een zorgvuldige invoering van het verbod. We zijn er niet met de simpele redenering: er zijn misstanden, dus verbieden maar.

Ik heb een paar grote vraagtekens. Routinematig gebruik van de veeprikker was en blijft verboden voor nationale en internationale transporten. De nare beelden die de ronde deden, betroffen volgens mij al verboden routinematig gebruik van de veeprikker. Zo ga je niet met dieren om. Het probleem was dus niet zozeer het gebrek aan strenge regelgeving, maar het gebrek aan handhaving. Is het helemaal verbieden van de veeprikker voor nationale transporten daarvoor de oplossing? Ik blijf me dat afvragen. Het klemt temeer daar nu ook de Raad van State wijst op de kritische uitvoeringstoets van de NVWA. De NVWA is niet aanwezig bij het laden voor binnenlandse transporten. Die transporten hoeven ook niet gemeld te worden. De NVWA heeft niet de capaciteit om dit extra toezicht op te pakken en handhavingsverzoeken op te volgen. Hoe wordt dit dan opgepakt?

Werken met levende dieren kan onvoorspelbaar gedrag en risicovolle situaties met zich meebrengen, zeker als het gaat om runderen. Onderzoek van Stigas onder ruim 100 veehouders, vooral melkveehouders, leerde dat over een periode van vijf jaar bij een vijfde van die bedrijven sprake is geweest van incidenten met letsel door diergedrag zoals kopstoten. Hoe krijg je een onwillige stier van zijn plek zonder zelf in de problemen te komen? Dat is echt niet zo eenvoudig. Hoe gaan we ervoor zorgen dat het verantwoord voortdrijven van dieren mogelijk blijft? Als bij onwillige stieren geen veeprikker meer gebruikt mag worden, wat dan wel? Wordt de Arbeidsinspectie hier ook in meegenomen? Het gaat niet alleen om dierenwelzijn — collega's hebben dat ook al gezegd — maar ook om de veiligheid van de mensen die met hen werken en om arbeidsomstandigheden. Wil de minister de vinger aan de pols houden en het verbod in ieder geval na een jaar evalueren?

Voorzitter. Onderzoek bij varkens laat zien dat veeprikkers met een laag voltage minder pijn doen maar vaak wel het gewenste effect hebben. Er is ruimte om hiervoor een vrijstelling in te voeren. Is de minister bereid dit verder te bekijken en een voorstel te doen?

Als laatste heb ik nog een afrondende hartenkreet. Goede omgang met dieren die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, is een belangrijke verantwoordelijkheid voor iedereen die met dieren omgaat, wet of geen wet; het is een kwestie van moraliteit. Niet alles wat volgens de letter van de wet is toegestaan, is daarmee ethisch verantwoord. Ik vind dat we als politiek op moeten passen dat we niet ieders persoonlijke verantwoordelijkheid als het ware willen gaan overnemen. Dat is immers wat je suggereert als je regelgeving aanscherpt in reactie op iedere misstand die zich voordoet. Natuurlijk, regels zijn nodig om het dierenwelzijn te beschermen, maar de samenleving heeft ook een verantwoordelijkheid. Te vaak zie ik dat regelgeving zo aangescherpt wordt dat goeden lijden onder de misstanden van kwaden. Ik roep veehouders op om goed voor hun dieren te zorgen, of de wetgever dat nu vraagt of niet. Ik roep collega's en het kabinet op om de vele veehouders die het goed met hun dieren voorhebben, wat vertrouwen te geven. Achtervolg de goedwillenden niet met wetgeving, maar pak de kwaadwillenden aan met gerichte handhaving.

De voorzitter:
Was u daarmee aan het einde gekomen van uw inbreng?

De heer Flach (SGP):
Daarmee was ik aan het einde gekomen van mijn betoog, voorzitter.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
We hebben net de nieuwe landbouwwoordvoerder van de VVD, een voormalig dierenarts, horen zeggen dat het echt geen pretje is voor dieren om zo'n veeprikker, stroomstootwapen, stroomapparatuur toegepast te krijgen. Waarom zou je dat als overheid niet gewoon verbieden? Wat is daar dan het bezwaar tegen?

De heer Flach (SGP):
Dat is best een terechte vraag, denk ik. Er zijn ook boeren die het zonder kunnen, maar zeker als je met wat meer dieren in een krappe ruimte werkt, kan ik me voorstellen dat er situaties zijn waarin je zo'n ding nodig hebt. Zo zou ik dan ook voorstellen het toe te passen, echt in noodgevallen, als het echt nodig is. De beelden die we hebben gezien, waarbij het, zal ik maar zeggen, voor het gemak van de mensen die met dieren werken veelvuldig en gemeen werd toegepast, verwerp ik echt. Echt als middel voor noodsituaties vind ik het dus verdedigbaar en proportioneel, maar niet als middel om over te zeggen: nou, opschieten, we moeten naar de lunch, dus we zetten nog even de veeprikker stevig aan.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik stelde de vraag omdat de heer Flach het erover heeft dat wij voor dieren moeten zorgen. Het voorbeeld dat hij geeft waarin je dan wel veeprikkers zou moeten gebruiken, is gewoon een organisatievraagstuk, namelijk hoe wij als mensen de omgang met dieren organiseren en of we dan wel of niet een veeprikker of stroomstootwapen nodig hebben. Als wij zorgen voor dieren kunnen we het dus toch zo organiseren dat we die dingen niet nodig hebben?

De heer Flach (SGP):
Dat weet ik niet. Ik ga af op wat ik hoor vanuit de sector zelf, namelijk dat het in bepaalde situaties echt een heel nuttig hulpmiddel is, waarvoor niet voor iedereen alternatieven voorhanden zijn. Dit debat is ooit gevoerd naar aanleiding van beelden van misstanden. Mijn oproep is dat een verbod niet altijd misstanden oplost. Je pakt vaak de goedwillenden; de kwaadwillenden bedenken weer iets anders om op een oneigenlijke manier gebruik te maken van dieren.

Mevrouw Den Hollander (VVD):
Ik zou de heer Flach willen vragen of hij zich kan indenken dat hij in een stressvolle situatie zit en een bepaalde richting in wordt gedreven waar hij liever niet heen wil en dan een stroomstoot krijgt. Zou u daar meer of minder stress van krijgen? Zou u dan meer of minder coöperatief worden daarbij?

De heer Flach (SGP):
Nu komen we in een vakgebied terecht waarin mevrouw Den Hollander het te allen tijde gaat winnen van mij. Dat is dus uitermate ingewikkeld! Nee, ik kan me best wel voorstellen dat dat stress geeft en dat het ook pijnlijk is. Toch kun je het in bepaalde situaties gerechtvaardigd vinden om dat te gebruiken. Ik begon mijn betoog niet voor niets met de opmerking dat we het als samenleving heel normaal vinden om agenten een taser mee te geven zodat ze in bepaalde situaties, ook als ze zelf in gevaar komen, een middel in kunnen zetten dat heel veel pijn en heel veel stress bij arrestanten teweegbrengt. Dat vinden we gerechtvaardigd en dat vinden we proportioneel. Het gaat dus om de proportionaliteit.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van de zijde van de Kamer in eerste termijn. Ik schors de vergadering tot 21.00 uur, waarna we gaan luisteren naar de beantwoording van de minister.

De vergadering wordt van 20.38 uur tot 20.59 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Het woord is aan de minister voor de beantwoording in eerste termijn.

Minister Wiersma:
Dank je, voorzitter. "Dank u", bedoel ik. Sorry, excuses, excuses. Laten we de omgangsvormen ook nu, bijna na 21.00 uur, even correct toepassen. Ik stond hier vanmiddag ook al bij het vragenuur, maar nu voer ik dan het eerste echte debat met de nieuwe Kamerleden. Dat is mooi. Ik zie een aantal nieuwe gezichten. Vers bloed doet altijd goed, denk ik dan maar. Ik wil daarbij ook de heer Koorevaar feliciteren, maar ook mevrouw Den Hollander in het bijzonder omdat zij haar maidenspeech gehouden heeft. Ik kijk uit naar de tijd die mij hier nog rest, waarin we ook samen hier in de Kamer zullen debatteren. Dat doen we hopelijk op de inhoud. Dat zullen we vanavond iets minder doen, want dit debat is vorig jaar al uitvoerig gevoerd. De Kamer weet hoe ik erin zit, maar de Kamer weet ook dat ik de opdracht van de Kamer uitvoer. Ik ben Friezin. Dan is afspraak afspraak; daar staan wij om bekend en dat is ook echt zo.

Het gaat mij vanavond vooral om het proces naar de invoering toe. Dat zal ik ophelderen. Ik wil eigenlijk graag beginnen met het aanbieden van mijn oprecht gemeende excuses voor het feit dat de Kamer er niet per brief over is geïnformeerd dat 1 juli 1 januari geworden is, terwijl er wel in een brief een informatieverzoek is gedaan. Ik kan dat proces ook enigszins toelichten. Laat ik beginnen. Vorig jaar is er een schriftelijk overleg geweest. Toen heb ik al aangekondigd dat 1 juli procesmatig, gezien alle stappen die genomen moesten worden, een zeer krappe deadline zou zijn, en dat de uitvaldatum 1 januari 2026 zou zijn. Het informatieverzoek kwam in een periode waarin er in een brief ook melding van gemaakt was dat 1 juli niet gehaald zou worden en dat we dus afkoersten op 1 januari 2026, waar we het proces ook op ingericht hebben. Maar met een aantal zaken die op een gegeven moment controversieel verklaard werden en een debat dat niet doorging, is de brief waar dit in opgenomen stond niet verstuurd. Dat is heel stom, want wij hadden natuurlijk dit deel van de tekst alsnog in een afzonderlijke brief moeten versturen. Dat is niet gebeurd en dat is een fout. Die reken ik mij aan. Maar dat is zeker niet intentioneel gebeurd. Die suggestie werd hier misschien wel gewekt en dat idee wil ik dus heel graag wegnemen.

Zoals gezegd hadden wij eerder al aangegeven dat 1 juli zeer ambitieus was gezien alle processtappen die genomen moesten worden. Er zijn bijvoorbeeld na de voorhang op verzoek van de Kamers nog een aantal wijzigingen in het voorstel verwerkt. Het aanbrengen van al die wijzigingen heeft even tijd nodig. Ik wil benadrukken dat wij toewerken naar de invoerdatum van 1 januari. Waarom staat daar "streven naar"? Dat komt omdat je dit soort besluiten in een demissionair kabinet niet zelfstandig kunt nemen als minister. De afspraak is dat dat altijd via de ministerraad gaat, en die vindt plaats op zeer korte termijn. Tot die tijd kan ik daar dus geen absolute, harde uitspraak over doen, omdat dit het gebruikelijke proces is in een demissionair kabinet. Het ontwerpbesluit wordt dus nog aan de ministerraad voorgelegd. Dat gebeurt op korte termijn. Vervolgens wordt het ondertekende ontwerpbesluit inderdaad, zoals zonet al geschetst, ondertekend door de Koning. Voor alle duidelijkheid: ik zet alle benodigde stappen om het op 1 januari in te voeren en ik zie geen enkele reden waarom dat niet zou lukken.

De voorzitter:
Kunt u de Kamer wellicht meenemen in de manier waarop u de beantwoording heeft gestructureerd? Of is het …

Minister Wiersma:
Het is één blokje.

De voorzitter:
Oké, dan geef ik de Kamerleden nu ruimte voor korte interrupties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het is mooi dat de minister haar excuus aanbiedt. Ik vraag me alleen af waarvoor precies. Dat wil ik graag helder krijgen. Gaat het erover dat de Kamer op 11 september heeft gevraagd naar de stand van zaken en dat de minister toen niet heeft geantwoord met een brief waarin stond dat 1 juli inderdaad niet gelukt was? Is dat waarvoor ze haar excuses aanbiedt?

Minister Wiersma:
Jazeker, want op dat informatieverzoek is toen geen reactie gekomen, en dat is per abuis gebeurd. Daar hadden we op willen reageren. Daar had ik een reactie op willen geven. Ik wil daarbij benadrukken dat we in 2024 al gezegd hebben dat 1 juli gezien de processtappen die genomen moesten worden zeer ambitieus was, en dat de uitvaldatum 1 januari 2026 was. Dat had ik ook willen communiceren toen de vraag kwam.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, oké. Dan begrijp ik dus nu dat de Kamer er excuses voor heeft gekregen dat de minister niet heeft gereageerd op het informatieverzoek van 11 september. Maar eerder heeft de Kamer ook al gevraagd: hoe staat het ermee? We hadden in juni een schriftelijk overleg, waarin we vroegen of het zou gaan lukken per 1 juli. Toen schreef de minister aan de Kamer dat de standstill bij de Europese Commissie was afgelopen en dat er daar geen opmerkingen waren. Daarna was het wachten op het advies van de Raad van State. Ze schreef dat ze de Kamer op korte termijn nader zou informeren over dit traject. Die reactie is er ook nooit gekomen.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vind excuses mooi, maar natuurlijk niet als het maar om één elementje gaat. Er zijn namelijk heel veel dingen die vragen oproepen bij de Kamer. We hebben hier geen antwoord op gekregen. De minister heeft gewacht met de verdere stappen, nadat de Kamer had gezegd dat de voorhang was afgerond. De minister heeft niet gelijktijdig de notificatie bij de Europese Commissie en de Raad van State gedaan. Dat is allemaal onnodige vertraging. Ik weet niet of ze daar nog op gaat reflecteren.

De voorzitter:
"Of de minister daar nog op gaat reflecteren".

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, of de minister daar nog op gaat reflecteren. Het lijkt me dat ze daar verantwoording over moet afleggen.

Minister Wiersma:
We hadden het net al over omgangsvormen, maar dat daargelaten. Er is gewoon geen sprake geweest van vertraging. Alle stappen die gezet moesten worden, zijn gezet. Nogmaals, wat betreft dat informatieverzoek waren de vragen die toen gesteld zijn, anders eerder beantwoord geweest. Dat was per abuis. We hadden er scherper op moeten zijn dat we die teksten alsnog aan de Kamer hadden moeten doen toekomen. Dat is niet gebeurd. Ik heb daar mijn excuses voor aangeboden. Ik zou niet weten wat voor woorden ik daar verder nog vuil aan moet maken. Ik heb toegezegd — ik heb dat ook eerder al gezegd — dat we, als 1 juli niet gehaald wordt, afkoersen op 1 januari 2026. Dat doe ik. Daar sta ik voor. Ik kom in die zin mijn toezegging aan de Kamer na. Ik kan nu geen enkele reden verzinnen waarom dat verbod per 1 januari niet gehaald zou worden. De informatievoorziening daarover is eerder blijven liggen. Mea culpa, dat heb ik gedaan. De Kamer wil uiteindelijk dat het verbod geïmplementeerd wordt. Daarbij was voortdurend al de kanttekening dat 1 juli moeilijk haalbaar zou zijn. Maar het komt: 1 januari 2026 is het er.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, ik wil eerst even iets aan u vragen. Mag ik niet naar de minister verwijzen in termen van "ze"?

De voorzitter:
Dat is niet heel hoffelijk. Als het een keer misgaat, is het niet opzettelijk. Maar als u kunt blijven spreken via de voorzitter en de minister blijft aanspreken …

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dus voortdurend "de minister, de minister, de minister"? Oké.

De voorzitter:
Dat wordt wel gewaardeerd, ja.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Oké. Ik wissel het doorgaans af, maar als ik …

De voorzitter:
U deed het vast niet bewust onvriendelijk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nee, ik wissel "de minister" en "ze" af. Nou ja, als dat meteen … Maar goed, ik wilde even weten hoe u de vergadering leidt.

Of 1 januari nog gehaald gaat worden op een goede manier, is onduidelijk. Daar gaan we zo nog meer vragen over stellen. Ik vind dat de minister wel heel erg makkelijk hier tegen de Kamer zegt: nee, hoor, er is niet vertraagd. Het was oktober 2024 toen de ... Nee, ik corrigeer mezelf, op 11 december 2024 wist de minister dat de Kamer akkoord was met de AMvB. Die had ze toen meteen naar de Europese Commissie kunnen sturen, voor het kerstreces. Ze had hem ook meteen naar de Raad van State kunnen sturen. Dat heeft ze echter allemaal niet gedaan. Het moest tot 4 februari duren voordat die naar de Europese Commissie ging en die ging niet meteen naar de Raad van State. Dat had makkelijk gekund. Toen de Europese Commissie na drie maanden, op 6 mei, liet weten geen opmerkingen te hebben, moest het weer tot juni duren voordat die naar de Raad van State ging. Ja, zo haal je natuurlijk de door de Kamer gewenste ingangsdatum van 1 juli 2025 niet. Ik begrijp dus niet dat de minister hier gewoon tegen de Kamer zegt: er is niet vertraagd. Uit alle feiten blijkt namelijk dat er wel degelijk is vertraagd.

Minister Wiersma:
Als er wijzigingen worden gevraagd door de Kamer na de voorhangprocedure, dan moeten die verwerkt worden. Dat heeft even tijd nodig. Dan komt het vervolgens weer op mijn bureau. Alle processtappen die genomen moesten worden, zijn opeenvolgend genomen. Uiteindelijk hebben we het eerst aan de Europese Commissie voorgelegd. Daar zit een standstillperiode aan vast. Zelfs als we, zo heb ik mij laten vertellen, dit tegelijkertijd naar de Raad van State hadden gestuurd, dan was 1 juli hoogstwaarschijnlijk ook niet gehaald. vanwege alle processtappen daartussen. Mijn mensen moeten namelijk zaken verwerken en vervolgens komt alles weer bij mij terecht. Er is gewoon geen sprake geweest van vertraging of traineren. Dat weerleg ik bij dezen echt ten zeerste. We hebben daar gewoon aan gewerkt. Zoals eerder ook al gezegd, was de kans dat we 1 juli zouden halen zeer onwaarschijnlijk. Toen hebben we gezegd: als dat niet lukt, dan koersen we af op 1 januari 2026. Die toezegging en belofte kom ik na.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Maar de feiten zeggen toch echt iets anders. De Kamer had geen noemenswaardige opmerkingen. We hebben hier uitgebreid debat gevoerd met minister Adema. Verschillende fracties hebben nog gevraagd, vandaag ook weer: kan het niet ook in slachthuizen? Eigenlijk wil de Kamer een breder verbod, maar de minister heeft de Kamer steeds voorgehouden: nee, we moeten netjes binnen de Europese lijntjes kleuren, want anders kan het niet; er zijn andere verordeningen. We konden zien dat dat hele verbod heel braaf binnen alle Europese kaders bleef, dus er waren geen opmerkingen van de Europese Commissie te verwachten. De Raad van State heeft maar zes weken nodig gehad om tegen de minister te zeggen: "Prima. We hebben bijna geen opmerkingen. Het krijgt een positief advies. Er zijn drie kleine dingetjes." Die heb je in twee weken verwerkt.

De voorzitter:
Uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Als de minister zowel de Europese Commissie als de Raad van State gelijktijdig had geïnformeerd, had het verbod van kracht kunnen zijn. Dit eerste punt, waarom 1 juli niet is gehaald … De manier waarop de minister hier zegt "nee, hoor, ik heb niet vertraagd", overtuigt helemaal niet, want de feiten zeggen iets anders.

Minister Wiersma:
Ik heb niet de illusie dat ik mevrouw Ouwehand kan overtuigen met mijn feiten en mijn realiteit, maar geloof mij: ik ben van de leer "afspraak is afspraak" en ik kom mijn toezegging gewoon na. Wij hebben vanaf het begin gecommuniceerd dat 1 juli een strakke deadline was, in de wetenschap dat de kans groot zou zijn dat we af zouden moeten koersen op 1 januari. Daar zijn we bijna. De haven is in zicht en we zijn bezig om de boot aan de steiger te parkeren.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het is 2 december. Het is goed dat de minister zegt dat de haven in zicht is en dat 1 januari hoogstwaarschijnlijk gaat lukken. We hebben volgens mij nog een paar stappen te doorlopen, namelijk de ministerraad, waar de minister het over heeft — ik kan me niet voorstellen dat er een collega in de ministerraad is die hiertegen is, wetende dat bijna de hele Kamer dit heel graag wil — een handtekening van de Koning en een publicatie in het Staatsblad. Dat zijn de stappen die nog genomen moeten worden. Er zijn volgens mij nog drie ministerraden voor het kerstreces. Kan de minister iets meer duidelijkheid geven over in welke ministerraad dit besloten wordt? Is dat aanstaande vrijdag of is dat de vrijdag daarna? De derde vrijdag lijkt me namelijk al te laat, want dan is de koning waarschijnlijk al op vakantie.

Minister Wiersma:
Formeel gezien mag ik daar niks over zeggen, omdat dat vooruitloopt op de publieke agenda. Daar mag ik formeel niks over zeggen, maar het zal zeer spoedig het geval zijn.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dan wil ik eigenlijk alleen vragen of de analyse klopt die ik gaf van de tijdlijn, de vakantie van de koning en de ministerraden.

Minister Wiersma:
Het zal ruimschoots voor de vakantie van de koning in de ministerraad liggen.

Mevrouw Podt (D66):
Ik ga toch nog even een poging doen wat betreft de tijdlijn, want het intrigeert mij toch wel. Dat debat in september 2024 was een van mijn eerste debatten. Dat maakte indruk, want ik had de Kamer nog niet vaak zo ontzettend eensgezind gezien. Er was één ding duidelijk: de Kamer had haast. Ik denk dat de minister dat ook gevoeld heeft toen, want ik kan me voorstellen dat het voor haar een vrij onprettige bijeenkomst was. Dan is toch de vraag: waarom duurde het vier maanden voordat de EU genotificeerd werd?

Minister Wiersma:
Nogmaals, er zit een standstillperiode tussen. Vanuit de voorhang moesten er nog een aantal zaken verwerkt worden. Zoals ik net zei, als alles wat verwerkt moet worden uiteindelijk verwerkt is, krijg ik het vervolgens. We hebben gewoon al die stappen stap voor stap doorlopen. Ik heb volgens mij net het hele proces uitgetekend. In januari wordt die ingevoerd. Weet je, we hebben echt gewoon gedaan wat we al in het so in 2024 gezegd hebben. Toen hebben we namelijk gezegd dat 1 juli waarschijnlijk een strakke deadline is en dat het dan 1 januari 2026 zal worden. Dat is ook het geval. Zowel ik als mijn mensen hebben daar gewoon hard aan doorgewerkt. De dingen zijn in gang gezet. Er zijn een aantal stappen die je dan moet nemen. Aan het einde van die standstillperiode, dus na de notificatie, is het doorgestuurd naar de Raad van State. Dit is gewoon de status van waar we nu staan. In januari zal het er zijn.

Mevrouw Podt (D66):
Ik was nog niet bij januari. Ik probeer het even stap voor stap af te lopen. Ik hoop dat de minister mij even de kans wil geven en daar serieus op in wil gaan. Nu krijg ik weer allerlei dingen te horen waar ik niet om gevraagd heb. Mijn vraag was gewoon: waarom duurde het vier maanden tot de EU genotificeerd werd?

Dan zou mijn tweede vraag geweest zijn: waarom heeft die notificatie nou niet tegelijkertijd met het Raad van State-verhaal gelopen? Waarom kon dat niet gewoon samen?

Minister Wiersma:
Er zat nog een voorhangprocedure met de Tweede Kamer tussen. Dat kost ook tijd.

Mevrouw Podt (D66):
Volgens mij klopt dit gewoon niet op deze manier. Dat is niet de kern van mijn vraag. Het punt is dat deze twee dingen gewoon tegelijkertijd hadden gekund. Ik begrijp niet waarom dat niet is gebeurd.

Minister Wiersma:
Wat we bijvoorbeeld zien bij Europese verordeningen — dat is bij deze verordening, de Transportverordening, ook het geval — is het volgende. We hebben nog iets lopen in het kader van de Transportverordening, waarbij we vanuit de EU hele kritische geluiden krijgen op iets anders wat de Kamer ook wil. Dat is u allen bekend, denk ik. Het lijkt mij zorgvuldig om pas een voorstel naar de Raad van State te sturen als we weten hoe er vanuit de Europese Commissie tegen aangekeken wordt. Daarbij komt — dat heb ik zonet in mijn introductie ook gezegd — dat onze inschatting was dat 1 juli niet gehaald zou worden, of dat dat zeer onwaarschijnlijk was. Zo heb ik mij laten adviseren. Wetende dat de Europese Commissie hier vaak ook kritisch bij meekijkt, hebben we dat niet gelijktijdig gedaan. Als daar wel kritische geluiden vandaan zouden komen, dan konden die ook meegenomen worden.

Mevrouw Podt (D66):
Dan moet ik mevrouw Ouwehand, die hier net stond, toch even gelijk geven. Die zei denk ik ook heel terecht: we hebben dit helemaal doorgeakkerd met elkaar en we hebben hier ongelofelijk binnen de lijntjes gekleurd. Dus ik begrijp oprecht niet dat dit niet gewoon gebeurd is, wetende dat deze commissie daar zo'n ontzettende haast mee had.

Dan mijn laatste vraag over dit stukje. Het is er al even over gegaan. De Raad van State kwam terug — ik heb net nog even gekeken — met één wat grotere vraag en twee hele kleine vraagjes om een paar kleine verduidelijkingen. Als D66 hebben wij één wetgevingsjurist. Ik denk dat die dit in een uurtje verwerkt had kunnen hebben. Toegegeven, het is een hele goede wetgevingsjurist, maar desalniettemin heeft de minister volgens mij iets meer wetgevingsjuristen. Ik begrijp gewoon niet dat wij nog niks gezien hebben, terwijl we dit eind juli terug hebben gekregen. Dat begrijp ik echt niet.

Minister Wiersma:
Ik heb meer dan één wetgevingsjurist. Dat is helemaal waar. Maar wij hebben ook mensen op het departement die af en toe toch ook even met zomerreces willen of met vakantie gaan. Veel mensen die hier tussendoor aan moeten werken zijn niet 24 uur per dag, zeven dagen per week beschikbaar. De stappen die genomen moesten worden zijn allemaal gezet. En nogmaals, als dat op 28 juli het geval was geweest, dan hadden we 1 juli al niet gehaald. Mijn mensen hebben er hard aan doorgewerkt. Er is niemand die dit proces heeft gefrustreerd, anders dan een aantal partijen hier in de Kamer willen doen voorkomen. Dat is geenszins het geval. Het verbod is ophanden. De Kamer wil het. Ik heb er uitvoering aan gegeven. Op 1 januari gaat het in.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ik hoor de minister ook teruggrijpen op momenten waarvan zij zegt: er was toen ook een kleine disclaimer gegeven. Daar zit ook een zorg van mij. We horen de minister nu excuses maken voor een stukje van het proces. We horen de minister ook veelvuldig zeggen: 1 januari gaan we halen. Dat klinkt mooi. Maar dan heb ik de volgende vraag. In die beslisnota staat ook nog eens een disclaimer met "of zo snel mogelijk daarna". Kan de minister in dit debat garanderen dat die disclaimer uit die beslisnota niet meer geldt, maar dat wat zij nu zegt geldt?

Minister Wiersma:
Mevrouw Beckerman kan mij aanspreken op de tekst die in de brief staat. Een beslisnota is een ambtelijk advies. Dat zijn ambtelijke berichten aan mij als minister. Mevrouw Beckerman kan expliciet teruglezen dat diezelfde zin niet op die manier in de brief staat. Dat heeft een reden. Ik heb gezegd: we moeten hier nu gewoon naar streven. 1 januari is de ingangsdatum. Punt.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is mooi, maar ik hoop dat de minister ook een beetje begrijpt waar die angst vandaan komt. Er zijn nu heel veel vragen gesteld over het proces. Als we terugkijken naar het proces, zien we dat er elke keer werd gezegd "we gaan dit doen", maar dat daar zo'n bijzin bij stond van "misschien duurt het iets langer" of "misschien halen we 1 juli niet". Ik denk dat deze Kamer niet volgend jaar, na 1 januari, voor het feit wil worden gesteld dat het nog niet is gelukt. Daarom moeten we die garantie nu daadwerkelijk wel hebben. Begrijpt de minister dat daar ook de zorg van deze Kamer zit?

Minister Wiersma:
Nou … Begrijp ik dat? Ik denk dat heel veel gestoeld is op beeldvorming. Hier zit gewoon geen vertraging in. Als iemand een appje gestuurd had met "hé joh, Femke, ben je daarmee bezig en hoe staat het ervoor?" had ik dat gewoon kunnen beantwoorden. Nou, nu staan we hier, in een debat dat misschien niet plaats had hoeven vinden. Vorige week, toen de onrust ontstond, had ik toevallig op diezelfde dag een nota in mijn tas over het vervolgtraject. Ik heb de Kamer toen direct geïnformeerd, maar ik had een dag later dit debat al aan mijn broek hangen. Ik ga graag met de Kamer in debat; dat vooropgesteld. Maar in dit geval zijn we er voortdurend helder over geweest dat 1 juli lastig haalbaar zou zijn en dat we dan op 1 januari zouden afkoersen.

Mevrouw Beckerman (SP):
Sorry, maar dit gaat niet helemaal goed. Ik dacht net: ik heb twee vragen gesteld en loop zo weg, want ik heb die toezegging gekregen. Maar ineens zegt de minister: "Ja, maar wacht eens even. We hadden hier helemaal niet hoeven staan. Dit is beeldvorming en de Kamer had wat rustiger misschien gewoon even een appje moeten sturen." Sorry, maar hier ga ik echt niet mee akkoord. Ik had hier ook niet willen staan, want we hadden nog een heleboel andere debatten moeten voeren. De reden dat we hier staan, is dat de Kamer elke keer moet zeggen: er gebeurt te weinig. Dat zie je als je deze hele procedure terugleest. De minister heeft dat net erkend en gezegd: sorry, inderdaad, ik had de Kamer moeten informeren en dat heb ik niet gedaan. Maar nu zegt dezelfde minister weer: het is ook allemaal wel beeldvorming en het is heel vervelend voor mij. Ik begrijp dit niet zo goed. De minister komt eerst met excuses, maar zegt nu ineens: het is beeldvorming en het is zo vervelend dat we hierin niet vertrouwd worden. De Kamer heeft daar toch alle reden toe, als een heel simpel informatieverzoek zelfs al wordt genegeerd? Dan hebben we het nog niet over alle andere keren dat de Kamer expliciet moest vragen om met dit verbod te komen, zoals direct na haar aantreden in 2024.

Minister Wiersma:
Met "de beeldvorming" bedoel ik dat gesuggereerd wordt dat ik traineer, maar dat is gewoon niet zo. Ik heb in de eerdere communicatie meermaals uitgelegd wat het proces is en naar welke data wij streven. Ja, bij dat informatieverzoek zat een passage in een brief die uiteindelijk niet verstuurd is en die daardoor niet bij de Kamer terechtgekomen is. Ik heb gezegd: mea culpa. Maar er zitten gewoon geen intenties achter om die informatie niet te delen. Daar sta ik voor. We koersen nog steeds af op januari, conform toezegging. Daarmee heb ik, denk ik, alles wel gezegd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik ben benieuwd naar het volgende. De voorzitter vroeg zojuist ook al even: zijn er blokjes; er zijn verschillende vragen gesteld en gaat de minister die zo nog beantwoorden? Maar ik wil hier toch nog even op doorvragen. De minister kan zich toch wel voorstellen dat, als de Kamer weet dat een verbod van kracht gaat worden en als de standaard is dat dit dan twee maanden van tevoren in de Staatscourant staat ...

De voorzitter:
De minister.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Als wij dan maar niks horen, denkt de Kamer natuurlijk: wacht eens even, 1 juli is niet gehaald, maar dan komt 1 januari dus ook nog in het gedrang.

De voorzitter:
De minister, de minister.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De minister kan toch bevestigen dat zij nu behoorlijke toeren moet uithalen om 1 januari nog te halen?

Minister Wiersma:
Nou ja, kijk, ons proces is er gewoon op ingericht geworden om op 1 januari af te koersen. En voor wat betreft die twee maanden: ik heb mij door de beste wetgevingsjuristen van dit land, die bij ons werken, laten adviseren. Zij hebben gezegd: dit is geen enkel punt. Dat kan dus gewoon. Met de toezegging dat het per 1 januari in zal gaan, zit daar voor mij geen licht tussen. Die kom ik dus gewoon na. Daar heeft nooit twijfel in die zin over bestaan. En op de vragen kom ik uiteraard nog terug, voorzitter.

De voorzitter:
U continueert uw beantwoording.

Minister Wiersma:
Maar er zullen inmiddels ook al een aantal vragen beantwoord zijn, dus ik zal even bekijken in hoeverre ik die eruit kan filteren.

Mevrouw Bromet had de vraag wanneer ik de handtekening ga zetten en of ik bereid ben iedere maandag een bericht aan de Kamer te sturen. Die handtekening wordt natuurlijk gezet zodra de ministerraad ermee heeft ingestemd. Daarna moet het naar de Koning ter ondertekening. Gezien het proces dat nu loopt, denk ik dat elke maandag een bericht sturen wellicht niet noodzakelijk is, want het zal op korte termijn wel duidelijk worden.

Mevrouw Ouwehand had nog een vraag over of ik mij juridisch heb laten adviseren over de uitzonderingsclausule. Volgens mij hebben we het daar net ook over gehad. Nogmaals, we hebben bij WJZ heel puike wetgevingsjuristen rondlopen. Het kabinetsbeleid voor die vaste verandermomenten kent een viertal uitzonderingen. Dit valt daaronder.

Mevrouw Podt had nog een vraag over het zelfreinigend vermogen van de sector en wat ik daarvan vind. Zij stelde dat het voorkómen van het verbod voor hen belangrijker lijkt dan het aanpakken van rotte appels. Ik wil daar het volgende over zeggen. Als ik die beelden zie van hoe deze drijfmiddelen gewoon worden misbruikt en echt verkeerd worden toegepast: weet je, ik vind dat ook walgelijk. Ik vind ook dat je daar in de sector intern werk van moet maken, want daar moet je gewoon tegen optreden. Door dat misbruik kom je nu namelijk in situaties te zitten die lastig uitvoerbaar zijn, die moeilijk handhaafbaar zijn voor de NVWA en waarin je bovendien als sector zoiets eigenlijk niet meer kan gebruiken, ook niet als je het in bepaalde situaties wel echt nodig hebt. Wat die beelden laten zien, keur ik echt ten zeerste af. Ik ben voor de veehouderij. Ik vind wel dat als je dieren houdt voor de voedselketen, je daar dan gewoon goed op moet passen en daar respectvol en netjes mee om moet gaan. Dit heb ik altijd aangegeven. De sector spreekt zich ook tegen de misstanden uit. Ik denk dus dat de sector in die zin wel een zelfreinigend vermogen heeft.

Over het aanstaande verbod heeft de sector zelf ook actief meegedacht in werkgroepen. Natuurlijk heeft de sector zich ook kritisch geuit over het verbod, omdat die zich zorgen maakt over de veiligheid van zijn medewerkers. Het zijn niet alleen dit soort sectorpartijen die in werkgroepen meedenken; in andere werkgroepen kunnen dat ook andere partijen zijn, zeg ik via de voorzitter even tegen mevrouw Ouwehand. Maar inspraak en het uiten van zorgen zijn gewoon onderdeel van het reguliere regelgevingstraject. Daar heeft deze sector gebruik van gemaakt. Dus ja, ik vind dat de sector hierin goed moet optrekken en optreden. Dat is wat ik ervan vind, zeg ik even in reactie op de vraag van mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):
Voor alle helderheid: de term "het zelfreinigend vermogen van de sector of het gebrek daaraan" was geen terminologie van mij, maar van uw voorganger. Uw voorganger zei tevens: "Het zou de sector sieren als ze dit soort bedrijven bij wijze van spreken uit de keten schorsen, er voorlopig geen gebruik van maken en zeggen: je komt een jaar lang op een strafbank te zitten en je verbetert het maar. Eigenlijk zou je dat verwachten van de sector zelf. Dat gebeurt echt onvoldoende in deze sector. Ik vind ook dat de sector hier echt veel en veel meer verantwoordelijkheid moet nemen." Is deze minister het daar ook mee eens?

Minister Wiersma:
Ik heb zelf nog nooit zo inhoudelijk nagedacht over dit expliciete voorstel, maar ik vind absoluut dat de sector er echt consequenties aan moet verbinden wanneer laders zo werken. Dat hebben we natuurlijk ook gezien met de eenden. Daarvoor heb ik hier ook gestaan tijdens een vragenuur.

Mevrouw Podt (D66):
Ik hoop dat de sector dat goed gehoord heeft. Dank u wel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Begrijp ik nou dat de minister naar de volgende woordvoerder gaat en dat mijn vragen beantwoord zijn? Dan zijn er namelijk een paar niet beantwoord.

Minister Wiersma:
Ik heb een hele stapel met vragen, gewoon op een rijtje. Daar komt u waarschijnlijk vanzelf weer in voorbij, mevrouw Ouwehand, zeg ik via de voorzitter.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mag ik dan een ordevoorstel doen? Het lijkt mij handig om alle vragen die te maken hebben met de vraag of het echt gaat lukken om 1 januari te halen, bij elkaar te beantwoorden.

De voorzitter:
Ik denk dat we de minister gewoon maar even de ruimte moeten geven voor haar beantwoording. Als u op een gegeven moment iets hoort waardoor u wilt interrumperen, dan komt u naar voren; dat staat u vrij. Laten we de minister nu dus eerst even de gelegenheid geven voor de voortzetting van haar beantwoording. Het staat u vrij om te interrumperen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Als mijn vragen beantwoord worden, natuurlijk.

De voorzitter:
De minister was ook nog niet aan het einde van haar beantwoording gekomen, dus volgens mij moeten we daartoe verder overgaan.

Minister Wiersma:
Volgens mij hadden we één compleet blokje voorgesteld en ben ik daar nog niet doorheen.

De heer Koorevaar had een vraag over het Raad van Stateadvies over het beperken van het verbod tot primaire bedrijven. Hij vroeg of ik meeveer met dat advies. Bedoelt hij dat een deel van het advies een beschrijving betreft van het ontwerpbesluit zoals dat is voorgelegd en dat dat betekent dat het verbod toeziet op primaire bedrijven en nationaal transport? Begrijp ik dat zo goed? Zo ja, dan klopt het dat de Raad van State dat ook beschrijft en dat dat strookt met het voorgenomen besluit. Sterker nog — we hebben het zojuist ook gehad over de Transportverordening — we kunnen dit niet aan transport voor export opleggen. Het gaat dus alleen om primaire bedrijven en binnenlandse transporten. Daar zit nog best wel een uitvoeringstechnische component aan vast, maar goed, dat is aan de NVWA.

De heer Koorevaar (CDA):
Mijn vraag is dan als volgt. De dierenarts kan dit apparaat nog wel gebruiken in hele uitzonderlijke gevallen, maar dat wist u ook al, toch? Of niet?

Minister Wiersma:
Ja, klopt.

De heer Koorevaar (CDA):
Oké, helder.

De voorzitter:
U vervolgt.

Minister Wiersma:
Mevrouw Van der Plas zei dat er door dit verbod risico's ontstaan voor de veiligheid van werknemers. Zij vroeg of dat niet in strijd is met het arbeidsrecht. De veiligheid van veehouders en transporteurs vind ik natuurlijk ook van groot belang. Zij moeten hun werk op een verantwoorde en veilige manier kunnen doen. Op verzoek van de sector heeft ook een arbeidsdeskundige deelgenomen aan gesprekken tussen het ministerie en de sector over het verbod. Dat is een deskundige die de sector zelf heeft aangedragen en die vanuit arbeidskundig perspectief heeft meegedacht over een veilige werkwijze. Uit die gesprekken is niet gebleken dat het in strijd is met het arbeidsrecht. Ook de Raad van State heeft daar niets over gezegd, dus dit kan in principe zo door.

Mevrouw Van der Plas had nog een vraag over onveilige situaties. Zij vroeg wat een veetransporteur moet doen als er een onveilige situatie ontstaat. Nogmaals, veiligheid bij het laden en lossen van dieren is heel belangrijk. Ik weet hoe dat gaat. Ik heb zelf ook wel vee gelost, dus ik weet tot welke situaties dat kan leiden. Het gedrag van dieren kan, zeker als ze zich buiten de eigen, gebruikelijke omgeving bevinden, wat onvoorspelbaar zijn en dat kan tot onveilige situaties leiden. Ik denk dat het heel belangrijk is dat de mensen die dit werk doen, goed leren omgaan met de dieren. Ik vertrouw erop dat aan die deskundigheid gewerkt wordt. Uit een onderzoek is gebleken dat er een aantal alternatieve drijfmiddelen zijn. Nu het verbod toch aanstaande is, zullen zij daar gebruik van moeten maken.

De heer Flach heeft gevraagd om na een jaar een evaluatie te houden. Dat wil ik wel toezeggen aan de heer Flach. Daarmee kom ik misschien ook tegemoet aan de zorgen van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas had ook een vraag over het Europees speelveld. Zij zei dat dat wordt geraakt door het verbod en vroeg hoe de NVWA gaat handhaven bij een internationaal transport. Het antwoord is dat het Europees speelveld inderdaad wordt geraakt. Alleen, het wordt niet geraakt op internationale transporten, want dan geldt het niet. Bij internationale transporten geldt namelijk gewoon de internationale Transportverordening. Daar kunnen wij als lidstaat niets aan doen. Op dit moment wordt die natuurlijk wel herzien. Het verbod geldt dus alleen bij nationale transporten. Bij internationale transporten is het gebruik niet verboden.

De NVWA handhaaft in principe alleen als het elektrische veedrijfmiddel onjuist wordt gebruikt. Wat betreft toezicht en handhaving werd ook in een van de bijdrages van de zijde van de Kamer genoemd dat voor binnenlandse transporten geen registratieplicht geldt. Dat is net als bij het uitlaten van de hond: soms doe je dat in de middag en soms wat later. Dat kun je gewoon bijna niet controleren. Het is dus best complex om dat te gaan handhaven, maar de NVWA doet nu al controles op basis van risicoanalyses. Dat zullen ze met verhoogde scherpte moeten gaan doen.

Mevrouw Van der Plas had nog een vraag, over een plan van de sector voor stressloos laden. Dat is een laadplan dat de sector heeft ingediend. Zij vraagt waarom daarop niet is ingegaan door het ministerie. Op zich had ik dat wel gewild. Ik heb vorig jaar in dat debat ook gezegd dat ik nog graag met de sector in gesprek zou willen gaan. Maar goed, de Kamer heeft een ander besluit genomen ten aanzien van het elektrisch veedrijfmiddel. Daar geef ik gehoor aan. In de tussentijd zijn er natuurlijk ook weer beelden naar buiten gekomen die dat geen goed gedaan hebben. Daar baal ik ook enorm van. Er is in het verleden ook door mijn ministerie wel overleg geweest met de sector om juist het onjuiste gebruik aan banden te leggen, maar de realiteit heeft het inmiddels toch ingehaald. Dat is waar we nu voor staan.

Mevrouw Den Hollander had een vraag over de slachthuizen. Dan kom ik weer op een Europese verordening. Zij vroeg of dit verbod ook voor de slachthuizen zou kunnen gelden. Het simpele antwoord is nee. Waar de Transportverordening nationale regels toestaat met strengere voorschriften voor nationaal transport, en dus niet voor exporttransporten — dan is nadrukkelijk de Europese Transportverordening van kracht — biedt de Slachtverordening die ruimte namelijk niet. Die staat expliciet een aantal middelenvoorschriften toe en die biedt geen ruimte om daar stringentere wetgeving op nationaal niveau voor te formuleren. Dat is hoe dat werkt. Op dit punt valt dat daaronder.

De heer Flach had ook nog een vraag: is het helemaal verbieden van de veeprikkers voor nationale transporten de oplossing voor het gebrek aan handhaving op het reeds verboden routinematig gebruik van de veeprikkers? Enerzijds snap ik wat de heer Flach hier zegt, maar anderzijds wil ik dat toch nuanceren, want het gebrek aan handhaving is natuurlijk niet het probleem. Het probleem is dat er handhaving nodig is omdat de goede richtlijnen die er zijn, met voeten getreden worden. Ik vind dat we daar allemaal van moeten constateren dat dat echt pertinent niet moet kunnen en dat de sector misschien eerder grotere stappen had moeten zetten. Het is namelijk ook aan zo'n sector om ervoor te zorgen dat daarin naleving van bestaande wet- en regelgeving plaatsvindt.

De heer Flach (SGP):
Terwijl ik hiernaartoe loop, denk ik even na over wat de minister nu eigenlijk zegt. Als ik dat even vertaal, zegt de minister eigenlijk: gebrek aan handhaving is niet het probleem. Maar dat zou suggereren dat de misstanden zo breed verspreid zijn in de sector dat handhaving niet de oplossing zou zijn. Dat was de kern van mijn betoog: het toepassen van de veeprikker kan bij normaal gebruik proportioneel zijn. Maar juist omdat het in bepaalde gevallen misbruikt wordt, zou je handhaving moeten hebben. De minister draait het hier om, en daarmee lijkt het alsof ze zegt — ik wil haar de gelegenheid geven om dat te corrigeren — dat er eigenlijk zo wijdverbreid misstanden zijn dat handhaving dus ook niets zou oplossen.

Minister Wiersma:
"Zo wijdverspreid" wil ik niet zeggen, maar de misstanden zijn er wel. Er worden beelden gemaakt en we kunnen gewoon niet ontkennen dat er dus wel degelijk ook oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van de veedrijver. Dat is heel erg jammer, want we zitten nu in de situatie waarin je hem nodig hebt. Kijk, het is geen nieuw onderwerp. Ik weet dat er al een aantal jaren met de sector hierover gesproken is. Dat heeft er niet toe geleid dat we dat soort beelden niet meer in de media zien. Er is toch oneigenlijk gebruik. Uiteindelijk is het wel aan zo'n sector om wet- en regelgeving op te volgen. We zien in meer sectoren dat de regels met voeten getreden worden. Dan zitten daar consequenties aan en dat heeft nu uiteindelijk geleid tot een overgrote meerderheid in deze Kamer die dit verbod wil doorvoeren. Dat kan ik ook niet negeren.

De heer Flach (SGP):
Dat was eigenlijk de kern van mijn betoog: als er misbruik wordt gemaakt van een op zichzelf goed middel, is een totaalverbod dan de oplossing? Dat is eigenlijk de kern. Ik ben blij om de minister te horen zeggen dat er dus ook wel goed gebruik van gemaakt kan worden. Er maken ook mensen misbruik van messen, en toch verbieden we geen messen. Zo'n zelfde redenering hadden we hier aan kunnen hangen. Dat is niet gebeurd. Vandaar mijn punt dat een grotere inzet op handhaving ook een oplossing had kunnen zijn. Ik hoop dat de minister dat na deze uitleg ook beter begrijpt.

Minister Wiersma:
Ik snap wat de heer Flach zegt. De NVWA ziet natuurlijk toe. In sommige situaties is het gewoon lastig te handhaven; dat geldt ook hiervoor. Ja, ik ben ook als minister persoonlijk van mening dat er zeker ook deugdelijk gebruik van deze drijfmiddelen kan zijn en dat het dan zelfs een middel kan zijn waar ik nog wel slechtere middelen tegenover zou kunnen zetten. Dus bij het goed toepassen … Het was — dat weet u ook, of, via de voorzitter, dat weet de heer Flach ook — niet mijn persoonlijke keuze. Ik was toch graag nog over dat zelfregulerend vermogen met de sector in gesprek gegaan. Edoch, het hoogste orgaan van de Nederlandse democratie heeft heel nadrukkelijk anders beslist en ik geef daar uitvoering aan. Dat is de situatie. Maar laat dit ook een les zijn naar de sector toe. Ik zei het net: ik heb eerder in het vragenuur hier gestaan voor het laden van eenden. Dat zelfregulerend vermogen is wel degelijk belangrijk en wet- en regelgeving moet worden nageleefd. Dierenwelzijn wordt in een land als Nederland zeer hoog gewaardeerd.

De voorzitter:
Afrondend, meneer Flach.

De heer Flach (SGP):
Ik begrijp de minister, maar ik blijf "laat het ook een waarschuwing aan de sector zijn" toch ingewikkeld vinden. Je zult daar als veehouder maar altijd op een verantwoorde wijze gebruik van gemaakt hebben en je ziet een aantal collega's of transporteurs er met de pet naar gooien. Als dan een totaalverbod uiteindelijk altijd de stok is waar mee wordt geslagen … We zagen dat ook met een uitzendverbod in de vleessector. Dat is een reflex die ik hier in de Kamer een beetje zie en daar wil ik voor waarschuwen. Daarom zeg ik dat eigenlijk niet eens tegen de minister maar tegen de Kamer: laten we proberen gerichte maatregelen te nemen en niet iedere keer een hele sector of een heel middel verbieden als het ook op een andere manier kan.

Minister Wiersma:
Meer dan eens kan ik mij heel goed vinden in de woorden van de heer Flach.

De voorzitter:
Hoe vordert u in uw beantwoording?

Minister Wiersma:
Ik denk dat het einde in zicht is. Er zijn er nog een stuk of zeven, denk ik. Ik weet niet wat ik daarvan al beantwoord heb en over zou kunnen slaan.

De voorzitter:
Ik geef u de gelegenheid om de beantwoording af te ronden en ga na de afronding kijken of er nog interrupties zijn.

Minister Wiersma:
Dit is ook een vraag van de heer Flach en die gaat over de inzet van de NVWA. Volgens mij hebben we het daar nu over gehad.

De heer Flach had ook een vraag over de alternatieven, over hoe we ervoor kunnen zorgen dat verantwoord voortdrijven van dieren mogelijk blijft. Ja, hoe kan je dan wel een onwillige stier van zijn plek krijgen zonder in de problemen te komen? Ik kan oprecht vertellen dat we op het melkveebedrijf waar ik woonde ook een stier hadden. Ik heb ervaring met onwillige stieren en ik weet wat voor uitdaging het is.

Op dit moment wordt er overigens op individuele bedrijven vaak niet eens een veedrijver gebruikt. Er zijn een aantal alternatieven. Dat zijn bijvoorbeeld drijfschotten, rustige looplijnen en zorgen dat de hekken goed staan. Nogmaals, ik vind het ook vervelend dat een in de basis goed middel op deze manier niet meer beschikbaar is voor de sector. Wat betreft de alternatieven die er zijn, worden bijvoorbeeld plastic zakken of rammelaars genoemd. Ik noem die hier wel, maar ik vind daar zelf iets van. Een rammelaar is een van de alternatieven die worden voorgeschreven. Mijn persoonlijke ervaring is dat een stier van zo'n rammelaar niet zeer onder de indruk is. Ik ben heel erg benieuwd hoe dat uitpakt in de praktijk. Dat is de reden dat ik aan de heer Flach heb toegezegd om dit na een jaar te evalueren, om te kijken of daar toch iets uit komt. Misschien niet, maar laten we hopen dat dat wel het geval is. Rust in het laden is van het grootste belang. Ik weet dat ik hier niet de enige ben die ervaring heeft met het laden van vee.

De heer Flach had nog een vraag, over het betrekken van de Arbeidsinspectie. Daar heb ik al wat over gezegd, namelijk dat er een arbeidsdeskundige betrokken was bij de gesprekken. De Arbeidsinspectie was dat zelf niet. Maar goed, we gaan evalueren. Dat heb ik toegezegd.

De vraag die ik hier heb, gaat daar ook over. Over een jaar vindt die evaluatie plaats.

Ik weet dat mevrouw Ouwehand nog vragen had. Die zie ik hier niet meer tussen zitten. Ik maak deze drie even af.

Mevrouw Van der Plas had een vraag over door het verbod ontstane risico's. Die hebben we al gehad.

Mevrouw Van der Plas vroeg ook of er meer incidenten zullen zijn waarbij de veiligheid niet wordt geborgd. Daar wil ze een reactie op van mij. Ik neem die zorgen natuurlijk serieus, want het gaat ook om veiligheid van mensen. Het moet niet tot een vermindering van veiligheid leiden. Het moet leiden tot een andere manier van werken. Ik ga ervan uit dat de sector daarmee aan de slag is en gaat.

De heer Flach had nog een laatste vraag, over de vrijstelling en een laagvoltagemiddel. Ben ik bereid om dat verder te bekijken? Ik vind het vooral belangrijk dat het beleid toepasbaar, maar ook uitvoerbaar is op het boerenerf. Het is inderdaad mogelijk om zo'n vrijstelling te verlenen. Dat brengt wel een aantal voorwaarden met zich mee. Het zal in die zin heel duidelijk begrensd en afgebakend moeten worden. Er kan na een jaar, bij de evaluatie, gekeken worden of dat wenselijk zou zijn. Het is aan een nieuw kabinet om met uw Kamer naar die evaluatie te kijken.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor haar beantwoording. Ik zie nog een interruptie van mevrouw Ouwehand. Beknopt, alstublieft, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, het gaat om niet-beantwoorde vragen. Daarvoor stond ik hier eerder al.

De voorzitter:
Dat kan ook heel beknopt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Zeker, ja. In het Draaiboek voor de regelgeving staat dat de minister van Justitie altijd in november een circulaire naar de bewindspersonen stuurt over wetgeving en AMvB's die per 1 januari van kracht moeten worden, met een uiterste datum waarop die stukken binnen moeten zijn. Mijn vraag is of dat dit keer ook is gebeurd en wat die datum dan is. Omdat de Koning ook nog moet tekenen — daar gaan weer een aantal dagen overheen — vraag ik me af en heb ik gevraagd of de minister al contact heeft opgenomen met het Kabinet van de Koning.

Het is mij ook opgevallen dat een vraag van mevrouw Bromet niet is beantwoord, namelijk: kunnen we iedere maandag een overzicht krijgen van de stand van zaken?

De voorzitter:
Die is beantwoord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
O, die is wel beantwoord?

De voorzitter:
Ja, ja, dus we houden het bij uw vraag.

Minister Wiersma:
Ik heb zelf geen contact gehad met het Kabinet van de Koning. Dat soort zaken worden altijd gewoon aan de achterkant geregeld. Ik heb geen enkel signaal dat dat uit de pas zou lopen. We hebben het net wel gehad over de vraag: lukt het voor de vakantie van de koning of niet? Daar heb ik instemmend op geantwoord.

De eerste vraag ging over dat wat JenV doorstuurt. Ik weet niet hoe dat exact zit. We hebben gewoon afgekoerst op invoering op 1 januari. Dat wordt gehaald op dit punt. Ik zou daar in een volgend debat nog wel op terug willen komen.

De voorzitter:
Of in tweede termijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, in tweede termijn lijkt me zeer wenselijk. Ik begrijp hier namelijk uit dat dit de gebruikelijke gang van zaken is. Als het per 1 januari in moet gaan, dan zegt het ministerie van JenV ergens in november: dan is het wel handig als we het vóór die en die datum hebben. Het lijkt me goed als we van de minister horen wat die datum dan is, want we willen natuurlijk wel controleren of het allemaal goed gaat komen.

Minister Wiersma:
Ik check dat even.

De voorzitter:
Uitstekend. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van het kabinet.

Ik wil meteen doorgaan met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik nodig daarvoor mevrouw Ouwehand uit voor haar inbreng namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. We hadden deze avond beter kunnen besteden. Het verbod op het gebruik van stroomstootwapens tegen weerloze dieren had al van kracht kunnen zijn. De minister heeft excuus gemaakt voor het op één moment niet informeren van de Kamer, maar ze heeft op verschillende momenten de Kamer niet uit zichzelf geïnformeerd, en ze is ook een toezegging om de Kamer op de hoogte te houden niet nagekomen. Er is op verschillende momenten onnodig vertraging opgetreden in het proces. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer al sinds 2021 vraagt om een verbod op drijfmiddelen die pijn of stress veroorzaken zodat deze dierenmishandeling wordt gestopt;

constaterende dat de toenmalige minister van Landbouw in juni 2024 een verbod op stroomstootapparatuur bij het transport van dieren bijna helemaal af had;

constaterende dat de huidige minister van LVVN dit verbod aanvankelijk niet wilde invoeren, en dat een meerderheid van de Kamer in september 2024 heeft afgedwongen dat dat verbod moest worden doorgezet;

constaterende dat de Kamer vroeg alles op alles te zetten om te zorgen dat het verbod op 1 juli 2025 van kracht kon worden, maar dat de minister verschillende onnodige vertragingen heeft veroorzaakt;

constaterende dat recent duidelijk werd dat het verbod mogelijk nog verder vertraagd zou worden, waardoor een meerderheid van de Kamer de minister opnieuw tot actie moest bewegen;

keurt de handelwijze van de minister van LVVN af,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand.

Zij krijgt nr. 1409 (28286).

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Het woord is aan mevrouw Beckerman namens de fractie van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank. Ik denk dat ik me in alles aansluit bij mevrouw Ouwehand, dat het zonde is dat we hier vanavond stonden. Maar het is ook niet zeker wat er was gebeurd als we hier niet hadden gestaan of als de Kamer de afgelopen weken niet aan de bel had getrokken. Ik denk dat dát eigenlijk het lastigste is. Ik had vanavond heel graag willen debatteren over de hoge dierenartskosten. Dat is overigens ook een punt waarover wij al sinds 2021 moties indienen, waarvan een deel nog steeds niet is uitgevoerd. Daar had ik graag vanavond over gedebatteerd. Maar we stonden hier voor dit verbod. Ik denk dat we iets meer zekerheid hebben gekregen. Ik denk dat de minister ook onder de indruk is geraakt en voor een deel haar excuses heeft gemaakt. Maar ik denk dat heel veel Kamerleden nu in spanning afwachten of we 1 januari gaan halen.

Daar laat ik het bij voor vanavond. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Mevrouw Podt geef ik het woord voor haar inbreng namens D66 in de tweede termijn.

Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. "Het is vooral beeldvorming", zei de minister over de vele vragen van de Kamer vanavond en het wantrouwen over de snelheid van het proces om te komen tot een verbod. Maar dat is te makkelijk. Het begon vorig jaar met een minister die met de hakken in het zand, heel schoorvoetend, beloofde uit te voeren waar de Kamer in grote meerderheid om vroeg. Dat gebeurde via een proces dat, hoe je er verder ook naar kijkt, veel trager is gegaan dan noodzakelijk. Er raakte in de tussentijd ook nog een brief kwijt die helderheid had moeten geven. In de tussentijd zien we de minister voor een camera staan en op een achteloze manier spreken over het verbod en de wens van de Kamer.

Voorzitter. Als er al sprake is van beeldvorming, dan kunnen we concluderen dat de minister in de loop van dit proces maar heel weinig heeft gedaan om het beeld te kantelen. Stel nou dat de minister in september 2024 haar verhaal was begonnen zoals zij net mijn interruptie over de ellende bij de transporten, dierenmishandeling en het zelfreinigend vermogen van de sector beantwoordde. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het beeld anders was geweest en dat er minder wantrouwen was geweest als zij dat toen zo had gedaan. We hebben met elkaar te beschermen wat kwetsbaar is. Ik heb het afgelopen jaar te weinig de indruk gehad dat de minister daarin met ons optrok. Ze heeft nog één kans om dat beeld te kantelen; die heeft ze de komende weken.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Podt. Dan mevrouw Bromet, die spreekt namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid in tweede termijn.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Aan de ene kant kan ik mij helemaal vinden in wat de sprekers voor mij in tweede termijn naar voren brachten. Maar ik weet niet wat het is; ik ben kennelijk in een milde bui vanavond. Dat komt volgens mij ook doordat de minister een paar keer achter elkaar de toezegging deed dat het echt op 1 januari zover is, dat het verbod er dan komt. Dan moeten we het hele debacle van de afgelopen jaren maar snel vergeten en blij zijn dat de dieren … Dit gevoel werd ook wel bevestigd door het verhaal van de nieuwe woordvoerder van de VVD, die dierenarts is. Zij heeft heel duidelijk gemaakt dat dieren die al zenuwachtig en niet op hun gemak zijn, extra last krijgen van dat stroomstootwapen. Het is heel fijn dat het over en uit is per 1 januari. Bedankt dus.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Het woord is aan de heer Koorevaar voor zijn inbreng in tweede termijn namens het CDA.

De heer Koorevaar (CDA):
Voorzitter. We spraken vanavond over het proces; dat is mij heel helder. Eigenlijk vroeg de Kamer: kunnen we er wel van uitgaan dat de minister datgene wat ze heeft toegezegd ook waar gaat maken? Ik vond het mooi dat de minister aan het begin zei: mijn excuses daarvoor. Dat is volgens mij echt wel wat waard voor een Fries. Nu is het een kwestie van waarmaken. Ik denk dat de rest van de Kamer heeft gezegd: wees gewaarschuwd. Maar voor u is het volgens mij, zeg ik tegen de minister via u, ehm …

De voorzitter:
Het gaat goed!

De heer Koorevaar (CDA):
Voor u is het helder. Ik zou zeggen: maak het waar. Ik zal daar ook alert op zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koorevaar. Ik nodig mevrouw Van der Plas uit en geef haar het woord voor haar inbreng namens de BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter. Allereerst: iedereen mag de moties indienen die die wil, maar als een minister hier gewoon compleet uitlegt hoe het hele proces is verlopen, antwoorden geeft en zegt dat 1 januari gewoon gehaald wordt, maar dan alsnog wordt beschuldigd van traineren en een motie van afkeuring krijgt, waar zijn we dan mee bezig als parlement?

Dat gezegd hebbende, wil ik ook nog zeggen dat een aantal Kamerleden en medewerkers zich hebben laten prikken door de veeprikker. Ik laat het aan henzelf om hun ervaringen te delen, maar ze kwamen allemaal weer lachend terug. Ik ga niet over hun woorden, maar er zijn dus een aantal mensen die dit hebben gedaan.

Ik ga nog even een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nationale regels op Europese regelgeving zorgen voor een ongelijk speelveld en vaak ook hogere kosten voor Nederlandse ondernemers;

overwegende dat nationale koppen kunnen leiden tot juridische onduidelijkheid over de verhouding tussen nationale en Europese regels;

overwegende dat nationale regels bovendien tot onduidelijkheid kunnen leiden bij de uitvoering en handhaving;

verzoekt de regering bij iedere nieuwe voorgestelde nationale regel voor ondernemers boven op Europese regelgeving, een andere bestaande nationale regel voor ondernemers te laten vervallen, zodat de totale regeldruk voor ondernemers in Nederland niet toeneemt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 1410 (28286).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mevrouw Van der Plas maakte zojuist de opmerking dat ze niet weet waarmee wij bezig zijn als een minister die maar zegt "nee hoor, ik heb niet getraineerd", alsnog een motie van afkeuring krijgt. Dus dat wil ik graag uitleggen. De Kamer heeft gevraagd om alles op alles te zetten om het verbod op het gebruik van die stroomstootwapens per 1 juli 2025 van kracht te laten zijn. De minister heeft onnodige vertraging laten ontstaan. Daardoor duurt het dierenleed langer dan nodig is. Het is heel beperkt. Het is heel klein. Dit was niet nodig. Ze heeft de Kamer op verschillende momenten niet geïnformeerd, terwijl we dat gevraagd hadden. Ze heeft niet actief geïnformeerd, terwijl daar alle aanleiding voor was. Daarom ligt er een motie van afkeuring over de handelswijze van de minister.

De voorzitter:
Waarvan akte.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dus ik leg het graag uit.

De voorzitter:
Waarvan akte.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, dat is uw uitleg. Ik constateer dat er hier partijen zijn die er alles aan doen om als de minister alleen maar "hoi" zegt, haar al een motie aan de broek te geven, of die deze minister op alle mogelijke manieren willen blokkeren. Ik zeg: dat mag. Het zijn allemaal middelen die je hier kunt gebruiken. Dat is mijn mening. Volgens mij heeft de minister het allemaal goed uitgelegd, maar mevrouw Ouwehand heeft daar een andere mening over. Het aandeel moties van wantrouwen en moties van afkeuring is … Er zitten nog minder cadeautjes in de zak van Sinterklaas dan dat hier moties worden ingediend. Ik vind daar wat van.

De voorzitter:
Een slotopmerking, mevrouw Ouwehand. Daarna gaan we echt verder naar de volgende spreker.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik zou een Van der Plasje kunnen doen en kunnen zeggen: "Nou, voorzitter, nou, nou, dit is echt een persoonlijk feit. Nee nee. Nee, nee, dit wil ik echt … Nee, nee, echt een persoonlijk feit."

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ach, overdrijf toch niet zo, mens.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u kreeg de ruimte voor een interruptie, dus maakt u die ook, alstublieft.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Volgens mij beschuldigde mevrouw Van der Plas mij er zojuist van al een motie van wantrouwen of afkeuring in te dienen als de minister alleen maar "hoi" zegt. Wat is dat voor waanzinnige voorstelling van zaken? Deze minister is de baas op het ministerie van Landbouw. Die is verantwoordelijk voor het landbouwbeleid. Die heeft allerlei dingen gedaan waar een Kamer die zichzelf respecteert kritische vragen over stelt.

De voorzitter:
Ja.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Die heeft allerlei dingen gedaan die wel degelijk het vertrouwen in deze minister volledig hebben ondermijnd. Dat is dus gewoon onderbouwd. Hou op met dat gaslighten ...

De voorzitter:
Punt gemaakt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
… en doen alsof het persoonlijk is.

De voorzitter:
Punt gemaakt, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Deze minister heeft het ernaar gemaakt.

De voorzitter:
Punt gemaakt. Wenst u daarop te reageren?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, het is echt ... Doe niet zo overdreven, zou ik zeggen. Over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Het woord is aan mevrouw Den Hollander voor haar inbreng in de tweede termijn namens de VVD. Gaat uw gang.

Mevrouw Den Hollander (VVD):
Voorzitter. De minister heeft haar excuses aangeboden. Dat vind ik heel erg belangrijk. Ik heb natuurlijk niet de historie die een deel van deze Kamer heeft, dus ik wil die excuses ook heel graag aannemen. Ik heb nog twee korte vragen aan de minister in de tweede termijn.

De eerste is: als de Europese verordeningen worden bijgesteld — dat hoorde ik de minister zeggen — wordt de inzet van de Nederlandse delegatie, of van de minister, dan ook om dat verbod dat wij in Nederland willen invoeren ook breder in Europa te gaan invoeren?

Dan mijn tweede vraag. Wat is het doel van de toezegging die u heeft gedaan om te gaan evalueren na een jaar? Is dan het idee om het bijvoorbeeld weer in te voeren? Of heeft het een ander doel?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot van de zijde van de Kamer in tweede termijn de heer Flach namens de Staatkundig Gereformeerde Partij. Gaat uw gang.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Ik ben blij dat ik vanavond in ieder geval getuige heb kunnen zijn van de mooie maidenspeech van mevrouw Den Hollander. Ik realiseer me dat ik in mijn eerste termijn verzuimd heb haar daarmee te feliciteren, dus dat doe ik graag in de tweede termijn. Als ik die maidenspeech niet had gehoord, had ik toch een beetje het gevoel van een verspilde avond gehad. De tijdlijndebatjes en het wroeten in feiten alsof we een grote politieke misstand op het spoor zijn, lijken namelijk toch een storm in een glas water te zijn. De minister heeft gewoon gezegd dat 1 januari haalbaar is. Nou, daar reken ik dan ook op. Ik ben blij met de toezegging van de minister. Daarmee is wat mij betreft een einde gekomen aan dit debat. Dat heeft eigenlijk veel te lang geduurd.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering voor vijf minuten. Dat is dus tot 22.07 uur en daarna gaan we de minister het woord geven voor de appreciatie van de ingediende moties.

De vergadering wordt van 22.01 uur tot 22.07 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister.

Minister Wiersma:
Voorzitter. Ik had een drietal vragen en nog een aantal moties. Vanuit JenV is een brief gekomen waarin staat voor welke datum het moet worden opgeleverd. Mevrouw Ouwehand vroeg expliciet naar die datum. Dat is 15 december.

Mevrouw Den Hollander had een vraag over het doel van de evaluatie. In principe is het gebruikelijk om beleidsevaluaties te doen. Dan kijk je naar de onvoorziene neveneffecten, de doelmatigheid en allerlei van dat soort zaken van beleid. Die evaluatie doe je normaal gesproken na vijf jaar, maar gezien de zorgen van de heer Flach en mevrouw Van der Plas heb ik de toezegging gedaan om die iets naar voren te halen. Daarbij kan een kabinet en kan ook uw Kamer natuurlijk wegen of de evaluatie erin voorziet of ertoe leidt dat er eventueel vrijstellingen of aanpassingen nodig zijn. Het is aan een volgend kabinet en aan uw Kamer om dat te wegen.

Mevrouw Den Hollander had ook een vraag over de inzet op die Europese verordening. Er is al een BNC-fiche over de inzet van de Transportverordening gedeeld met uw Kamer. Uiteindelijk gaan die onderhandelingen echt wel over veel meer onderwerpen, ook op het gebied van transport. Het is een uitdagend krachtenveld. Het staat op dit moment allerminst vast of een Europees verbod in de herziene Transportverordening terecht zal komen, want om heel eerlijk te zijn is daar in heel veel lidstaten gewoon geen draagvlak voor. Als het aan de orde komt — en het is nog niet aan de orde gekomen — gaan we op dat moment wegen of het een strategische inzet is om dit mee te nemen.

Dan heb ik nog twee moties. Ik zou zeggen: de motie van afkeuring op stuk nr. 1409 hoef ik niet te appreciëren. Wat betreft de instrumenten van de Kamer moet ik wel zeggen dat ik er de eerste keer erg van onder de indruk was. Nu denk ik: nou, dit is de vierde.

De voorzitter:
De Kamer gaat over haar eigen instrumenten.

Minister Wiersma:
Zeker weten.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1410.

Minister Wiersma:
Ja. De partij BBB had een motie over de nationale koppen, waarin verzocht wordt om bij elke nieuwe nationale regel een ander besluit voor ondernemers te laten vervallen om regeldruk te verlagen. Het antwoord is dat de motie in principe in die zin overbodig is. De minister van EZK is op dit moment bezig met regeldrukbeleid. De inzet van dit kabinet is om die regeldruk te verminderen. De aanpak is om 500 regels voor de zomer van 2026 aan te passen en het aantal te verminderen. Ik zou uw signaal naar de collega door kunnen geleiden. Het is in lijn met kabinetsbeleid. Is mevrouw Van der Plas daar …

De voorzitter:
Tot welke appreciatie leidt dat?

Minister Wiersma:
Ik zei: overbodig.

De voorzitter:
Overbodig. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 1410 de appreciatie overbodig. En doorgeleiden mag altijd, zegt mevrouw Van der Plas.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording van de zijde van het kabinet. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik dank de aanwezige leden en de Kamerorganisatie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd, alsook over de moties die zijn ingediend bij de tweeminutendebatten die eerder vanavond plaats hebben gevonden.

Daarmee sluit ik de vergadering van dinsdag 2 december.

Sluiting

Sluiting 22.12 uur.

ONGECORRIGEERD STENOGRAM
Verslag TK 20 - 2025-2026

Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend.
Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd.