Concept verslag Netcongestie en energie-infrastructuur
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D49670, datum: 2025-11-27, bijgewerkt: 2025-12-03 09:23, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-11-27 14:30: Netcongestie en energie-infrastructuur (Commissiedebat), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Netcongestie en energie-infrastructuur
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft op 27 november 2025 overleg gevoerd met mevrouw Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president, over:
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 24 maart 2025 inzake voortgang aanpak netcongestie (29023, nr. 559);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 25 april 2025 inzake aanpak netcongestie: sneller uitbreiden elektriciteitsnet (29023, nr. 566);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 15 mei 2025 inzake leveringszekerheid van elektriciteit (29023, nr. 570);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 18 juni 2025 inzake decentrale ontwikkeling van het energiesysteem (29023, nr. 587);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 20 juni 2025 inzake startnotitie Programma Energiehoofdstructuur (PEH) II (31239, nr. 426);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 30 juni 2025 inzake netcongestie: kleinverbruik en enkele andere onderwerpen (29023, nr. 589);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 29 september 2025 inzake de rol van energiegemeenschappen in het energiesysteem (30196, nr. 854);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 6 oktober 2025 inzake aanpak netcongestie (29023, nr. 597);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 16 oktober 2025 inzake stand van zaken maatregelen netcongestie Flevopolder, Gelderland en Utrecht (FGU) (29023, nr. 598).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene
Groei,
Kröger
De griffier van de vaste commissie voor Klimaat en Groene
Groei,
Nava
Voorzitter: Kröger
Griffier: Teske
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Van den Berg, Flach, Grinwis, De Groot, Jumelet, Klos, Kops, Kröger, Van Oosterhout, Vermeer en De Vos,
en mevrouw Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president.
Aanvang 14.31 uur.
De voorzitter:
Goed, we gaan beginnen. Ik open de vergadering van de vaste commissie
voor Klimaat en Groene Groei. Vandaag voeren we een debat over
netcongestie en energie-infrastructuur. Ik heet de leden, de minister en
haar ondersteuning welkom. Er zijn een aantal leden die vanaf 15.00 uur
een andere verplichting in het Kamergebouw hebben. Zij gaan daarom snel
als eerste, waarna ze ook wel zullen gaan. De inbrengtijd is vijf
minuten. We beginnen met vier interrupties.
Ik geef heel graag het woord aan de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag wordt er plenair gedebatteerd over de
ellendige situatie in Oekraïne, waar de energie-infrastructuur ook onder
vuur ligt. In gedachten zijn we bij de lijdende Oekraïense bevolking.
Die situatie laat wel zien dat energie-infrastructuur een achilleshiel
van de samenleving is geworden. Zo ook hier. De problemen zijn hier
gelukkig wel van een heel andere orde: woningbouwprojecten stokken,
fabrieken kunnen niet meer elektrificeren enzovoorts. De aanpak van
netcongestie staat hoog op de agenda en aan plannen geen gebrek. Ik zie
innovatieve projecten langzaam doorbreken. Maar nu is het wel zaak om
concreet door te pakken. Dé opgave is de omschakeling van een centraal,
overzichtelijk, strak geregeld en geliberaliseerd energiesysteem naar
een meer decentraal, kleurrijk en flexibel energiesysteem met een
nadrukkelijkere rol voor overheden en netgebruikers. Deze omschakeling
is spannend. Het vraagt van iedereen een meedenkhouding, creativiteit en
lef. Kijk bijvoorbeeld naar de moeizaamheid waarmee energiehubs tot
stand komen. Zou een regeringscommissaris energietransitie misschien
kunnen helpen om alle neuzen de goede kant op te krijgen?
Laten we, terwijl we met een schuin oog naar de hybride oorlogsvoering
op ons continent kijken, eerst maar beginnen met het aspect veiligheid.
Stroompieken maken het energiesysteem kwetsbaarder dan vroeger. Er wordt
veel aangelegd. Hoe worden cybersecurity en brandveiligheid geborgd?
Liggen er rampenplannen klaar voor eventuele black-outs?
Voorzitter. Gemeenten en andere decentrale overheden maken zich zorgen
over het ontwerpprioriteringskader voor netaansluitingen. Ze zijn
beperkt betrokken. Deelt de minister hun inzet om de gevraagde
bewijslast voor prioritaire woningbouwprojecten beter werkbaar te
krijgen? Ik vind het echt te veel gevraagd om een definitief ruimtelijk
besluit te vragen over bijvoorbeeld een woonwijk, terwijl de aansluiting
hoogst ongewis is. Is de minister dat met de SGP eens? En wordt het
begrip "congestieverzachters" wel breed uitgelegd, zodat ook energiehubs
en woningbouwprojecten uitgedaagd worden? Wordt er gestuurd op
netbewuste en zelfs congestie-neutrale oplossingen, ook bij de projecten
die prioriteit krijgen? Wordt er gekeken hoe decentrale overheden via de
Energie- en Omgevingswet meer regie kunnen hebben bij de verdeling van
schaarse netcapaciteit, bijvoorbeeld via een congestietoets? In de
FGU-regio, Flevopolder, Gelderland, Utrecht, zijn prognoses
aangescherpt. Daardoor is de verwachte netbelasting naar beneden
bijgesteld. Dat biedt ruimte op het net. Mijn vraag aan de minister is
of dit ook voor andere gebieden gedaan gaat worden.
Voorzitter. Het is goed dat de minister inzet op de versnelling van
procedures voor energie-infraprojecten. Bijna de helft daarvan loopt nu
namelijk vertraging op. Het stikstofknelpunt is ons daarbij een doorn in
het oog, omdat al die projecten uiteindelijk bijdragen aan
stikstofreductie. De SGP ziet graag meer lef om via vrijstellingen
stappen te zetten. RED III gaat niet alleen over soepelere
vergunningverlening voor hernieuwbare energieprojecten, maar ook over de
daaraan verbonden infraprojecten. Ik zie dat laatste nog niet terug in
de Kamerbrief.
Er is daarnaast meer energieplanologie aan de voorkant nodig: reserveer
bij gebiedsontwikkeling standaard ruimte voor een energie-eiland, zorg
ervoor dat de beschikbare ruimte voor kabels en stations tijdig in beeld
wordt gebracht en gereserveerd en dat warmteprogramma's onderdeel worden
van energieprogramma's. Hoe gaat dit handen en voeten krijgen?
Voorzitter. De pieken moeten omlaag. Flexibiliteitsafspraken tussen
netbeheerders en bedrijven komen maar moeizaam van de grond. Bedrijven
zeggen dat ze te weinig inzicht in de frequentie en de locatie van de
flexbehoeften krijgen. Contracten worden opgesteld zonder marktpartijen
te consulteren. Hoe kunnen we hier nog een slag in maken? Het opstellen
van steeds nieuwe contractvormen heeft weinig zin als het onderliggende
probleem bij bestaande methoden wordt genegeerd. Gaat de minister de
bestaande subsidieregeling voor flexibiliteitsmaatregelen opschalen?
Worden meewerkende bedrijven op een andere manier beloond voor
flexibilisering? Ook in de gebouwde omgeving moeten de pieken omlaag.
Wil de minister e-boilers en andere systemen voor meer zelfverbruik van
stroom ondersteunen via de ISDE?
Daarnaast is netbewust bouwen cruciaal. Het Bouwbesluit loopt daarbij
achter. Berekeningen voor een nieuwe Arnhemse woonwijk lieten zien dat
met €1.500 extra per woning 80 miljoen euro aan systeemkosten bespaard
kan worden. Wordt er bij netbewust bouwen gezorgd voor subsidiëring van
de onrendabele top?
Energiehubs bieden kansen. Een concreet knooppunt is dat er weinig
ruimte wordt geboden voor de aansluiting van bedrijven op gesloten
distributiesystemen met energieopwekking of voor het rechtstreeks
koppelen van een windturbine aan het verdeelstation van een
bedrijventerrein. Maar dit past toch bij de gewenste decentralisering en
lokale zelfvoorziening? Dat vraag ik de minister. We hebben elektrolyse
en energieopslag hard nodig. De SGP wil snel duidelijkheid over
geschikte locaties en verlaging van nettarieven hiervoor.
Afrondend, voorzitter. Het congestiespook groeit, maar
maatregelenpakketten ook. Wil de minister in volgende
voortgangsrapportages inzicht geven in de vraag of dit voldoende is om
achterstanden in te lopen en opgaven bij te benen? Daarbij zou het goed
zijn om als nieuwe Kamercommissie een rapporteur te benoemen die voor
ons de vinger aan de pols houdt.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie een interruptie van de heer Van den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Op de valreep hoorde ik de heer Flach spreken over e-boilers en vragen
of we daar niet ISDE-subsidie voor zouden moeten toekennen. Naar mijn
weten zijn die boilers helemaal niet efficiënt en kunnen ze juist voor
meer netcongestie zorgen op momenten dat er een tekort is aan
zonnestroom. Kunt u toelichten waarom het volgens u een goed idee zou
zijn om die te subsidiëren?
De heer Flach (SGP):
We zitten in een fase waarin we ook met hybride oplossingen op die
manier werken en waarin we ook niet de luxe hebben om helemaal alleen op
het ideaal in te zetten. Het zijn stapjes op weg naar uiteindelijk de
goede richting. Wij zien het als een tussenoplossing.
De voorzitter:
Goed. Dan geef ik graag het woord aan de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank. Ik sluit me van harte aan bij die laatste oplossing,
om in ieder geval zelf als Kamer een rapporteur aan te stellen. Ik heb
ook nog gedacht of we hier niet eens een groot project van moeten maken.
Dat is misschien iets too much, maar de suggestie van de heer Flach
omarm ik als eerste maar gelijk.
Voorzitter. Goed dat we spreken over netcongestie. Eigenlijk iedereen
die iets wil bouwen in dit land, luidt de noodklok. Dan denk ik
bijvoorbeeld aan ondernemers die niet kunnen ondernemen, aan woningen
die niet in gebruik kunnen worden genomen. Ik zie hoe hard men werkt aan
oplossingen en tegelijkertijd merk ik dat de frustratie bij bijvoorbeeld
ondernemers, gemeenten en provincies in het land heel hoog is,
bijvoorbeeld als het gaat om de stroperigheid bij netbeheerders. Daar
wordt veel over geklaagd, maar ook over de black box die de ACM is. Kan
de minister eens kernachtig schetsen wat nou bereikte resultaten zijn,
maar ook wat aangekondigd is om een versnelling aan te brengen zonder
dat dit lukt en wat daarbij de grote bottlenecks zijn?
Bij de voorbereiding van dit debat kwamen mij diverse voorbeelden ter
ore van de showstopper die netcongestie op dit moment is. Zo hoor ik dat
er in transformatorhuisjes in Zuid-Holland technische problemen zijn die
bijna 3.000 woningen raken. Ik heb een klein voorbeeld om het heel
concreet te maken. In Waddinxveen wachten de aankomende bewoners van zes
tiny houses op een aansluiting. De belofte was dat ze in november 2024
in hun huisje konden. Vertraging. Het zou nu begin deze maand gebeuren,
maar toen bleek er weer een technisch probleem in de
transformatorhuisjes te zijn. Weer vertraging. Je zou maar een van die
bewoners zijn. Dan zakt de moed je in de schoenen. Dat is maar één
voorbeeld van vele. Denk ook aan de gemeente Rijssen-Holten, waar
ondernemers dolgraag een groepstransportovereenkomst willen sluiten,
waardoor ze ook meer ruimte krijgen om stroom te verbruiken. Het kan
echter nog anderhalf jaar duren voordat alles juridisch rond is.
Opslagpartijen willen graag aan de slag met
capaciteitssturingscontracten die congestie kunnen verminderen, maar
zitten in onzekerheid over het behandelen van hun aanvraag.
Dergelijke initiatieven zijn voorbeelden van innovatie, van denken in
mogelijkheden in plaats van in onmogelijkheden. Dat zou een minister van
VVD-huize toch moeten aanspreken. Toch is het refrein, positieve
uitzonderingen daargelaten: onduidelijkheid bij de netbeheerder,
stroperigheid, een nee zonder zicht op welke mogelijkheden er wel zijn.
Het is goed dat de ACM netbeheerders achter de broek zit om meer
flexibiliteit mogelijk te maken en om ervoor te zorgen dat de
netbeheerders het boetekleed aantrekken, maar welke rol vervult de
minister om ondernemers en andere partijen tegemoet te komen? Ook de
minister kan met hen om de tafel gaan zitten en duidelijke afspraken
maken over de werkwijze, over creatieve oplossingen en over de manier
van communiceren. Dat lijkt mij echt meer dan nodig.
"Innovatie" is ook het kernwoord als het gaat om de SDE++. Innovatieve,
duurzame bedrijven zijn echter zeer bezorgd over de voortgang van deze
projecten. Veel bedrijven verwachten dat de ontwikkeling halveert of
stil komt te liggen. Wanneer kan de minister duidelijkheid geven over de
voortgang van de SDE-regeling in '27 en verder? Die bezuiniging uit het
coalitieakkoord van 1 miljard per jaar op de risicobuffer begint echt
enorm zijn tol te eisen.
Dan kom ik bij energieopslag. Die kan op sommige plaatsen een rol spelen
in het verminderen van congestie. Hoe staat het in dat kader met de
aangenomen motie om die opslaglocaties in kaart te brengen? Het jaar
loopt ten einde; ik ben benieuwd of het is gelukt. De hoge tarieven zijn
nu vaak een bottleneck voor opslagprojecten. Om de CEO van een
energiebedrijf te citeren: in België, waar het elektriciteitsnet half zo
groot is, hebben we ongeveer tien keer zo veel batterijen in aanbouw.
Het is toch niet de bedoeling dat we hier zo achterlopen? Er loopt
momenteel een onderzoek van de ACM naar de tarieven voor batterijen.
Wordt het onderzoek naar het invoedingstarief, waar een motie van mij
over is aangenomen, hierbij betrokken? Tot nu toe ben ik niet helemaal
tevreden over de voortgang, in ieder geval bij de ACM in dit dossier. Ik
heb hier vaker gestaan met de vraag om een opslagdoel. De minister wil
er niet aan, maar andere Europese landen hebben wel een dergelijk doel.
Waarom wijkt Nederland hiervan af? Is een doel niet alsnog een goed
idee, alleen al kijkend naar België?
Als laatste wil ik wat langer stilstaan bij de ruimtelijke ontwikkeling.
Impact op het net moet een van de belangrijkste aandachtspunten zijn.
Zoals gezegd is dat momenteel een van de belangrijkste blokkades.
Belangrijk is: maak keuzes en help provincies keuzes te maken. Neem
bijvoorbeeld Brick Valley in Gelderland. Als al die steenfabrieken gaan
elektrificeren, hebben we de komende decennia een onoplosbare puzzel op
het net. Als ze op de waterstofbackbone worden aangesloten, gaat het
veel soepeler. Het is mede aan u om deze gordiaanse knoop door te hakken
en breder om ervoor te zorgen dat we keuzes maken in plaats van praten,
praten, praten. Hoe gaan we dat doen?
Het lijkt me een no-brainer dat bij bouwprojecten netbewust bouwen de
norm moet zijn. Projectontwikkelaars maken daar echter kosten mee,
waardoor het niet aantrekkelijk is om te bouwen op plekken waar die
normen al gelden als je ook nog kunt uitwijken naar andere plaatsen.
Zouden die normen van netbewust bouwen niet landelijk moeten worden
toegepast? Kan de minister haar collega-minister Keijzer daartoe
aanmoedigen? Ik snap dat zij met haar operatie STOER niet op dit soort
dingen zit te wachten, maar tegelijkertijd is de huidige situatie ook
niet ideaal. Geeft Defensie bij al haar projecten ook gelijk het goede
voorbeeld voor netbewust bouwen? Het is misschien wel aardig als de
Rijksoverheid het goede voorbeeld geeft.
Helemaal tot slot het volgende. Ik hoor veel zorgen over het
prioriteringskader van de ACM, bijvoorbeeld over de gevolgen daarvan
voor woningbouw en het mkb. Waar het mkb als kleinverbruiker relatief
snel een aansluiting kan krijgen, komt het straks achteraan in de
maatschappelijke prioritering. Kan het zijn dat er straks geen
netcapaciteit is voor woningbouwprojecten omdat de capaciteit is
vergeven aan projecten die in een verder gevorderd stadium waren? Ik
begrijp dat er bijvoorbeeld al een verleende omgevingsvergunning moet
liggen voordat gemeenten een prioriteringsverzoek voor woningbouw kunnen
indienen, maar dan zitten we in een veel te ver stadium. Kan de minister
schetsen wat de gevolgen van die prioriteringsladder zijn voor
woningbouw en mkb en wat we er nog aan kunnen doen?
Dat was, tot slot, mijn laatste vraag.
De voorzitter:
Dank. Ik zie een interruptie van de heer Peter de Groot.
De heer De Groot (VVD):
Ik wil dit debat niet voorbij laten gaan zonder de heer Grinwis een
interruptie te doen toekomen. Ik sloeg eigenlijk aan op het verhaal over
Brick Valley. In de campagne waren we bij de steenfabrieken; daar hadden
we een mooi debat met elkaar. De fabrieken gaven daar ook aan dat ze
zelf nog niet eens zo goed weten hoe ze met hun intensieve
productieproces tot die overschakeling komen. Ze weten niet of een deel
elektrisch kan, maar het zal vooral waterstof worden. Eigenlijk weten de
bedrijven zelf niet zo goed wanneer, hoe of op welke wijze. Wat zou er
nog meer moeten gebeuren? De heer Grinwis doet nu de oproep aan de
minister om met duidelijkheid te komen, niet te blijven praten en naar
de praktijk toe te gaan, maar wat is dat dan precies? Vraagt de heer
Grinwis aan de minister om met die bedrijven in gesprek te gaan? Dat
gebeurt al, want ze maken onderdeel uit van cluster 6. Ik probeer een
beetje te zoeken naar wat er nog meer moet gebeuren, om te kijken of we
daar dan met elkaar de schouders onder kunnen zetten.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank aan collega de Groot voor deze vraag. Ik kan als eenvoudig Kamerlid
niet vandaag hiervandaan helemaal voorschrijven hoe dat in Gelderland
precies opgelost zou moeten worden. Feit is dat ik hoor dat er inderdaad
duidelijkheid nodig is over waar ze aan toe zijn. Dat zit 'm niet alleen
in: moeten we hier elektrificeren en wanneer we dan kunnen rekenen op
een zwaardere aansluiting of moeten we helemaal op waterstof inzetten?
Het gaat ook over de ruimtelijke afweging. Op dat gebied wordt nu te
veel naar elkaar gekeken zonder dat er knopen worden doorgehakt. Je weet
dat je een enorme opgave hebt, alleen al om je stroomcapaciteit op orde
te brengen voor alle woningbouwontwikkelingen. Dan is het misschien ook
wel aardig om nu gewoon de call te maken en te zeggen: beste
steenfabrieken, u kunt voorlopig niet rekenen op een zwaardere
stroomaansluiting; u moet helemaal inzetten op waterstof, maar we gaan u
in de randvoorwaardelijke sfeer helpen door ervoor te zorgen dat u een
aansluiting krijgt op die backbone die we met elkaar gaan aanleggen. Dus
het zit 'm meer in dat ruimtelijk knopen doorhakken. Ruimtelijk zijn we
altijd heel goed in het denken in procedures en eindeloos praten maar
geen knopen doorhakken. Tegelijkertijd kunnen we de steenfabrieken in
dit voorbeeld, die dan dus even achteraan in de rij voor een zwaardere
stroomaansluiting komen, in de randvoorwaardelijke sfeer helpen met het
alternatief, namelijk de waterstofbackbone. Dat zijn denklijnen waar ik
nu zelf aan denk. Ik zeg dat hier vanuit Den Haag; uiteindelijk moet het
in het gebied gebeuren. Maar ik denk dat het kan helpen als de minister
die keuzemakerij aanjaagt en ook klaarstaat met de randvoorwaardelijke
kant. Als we alleen maar zeggen dat je het met waterstof moet gaan doen
omdat de netten vooralsnog nodig zijn voor andere ontwikkelingen, dan
sta je met lege handen als je geen aansluiting op de waterstofbackbone
kan krijgen. En wat moet je dan? Welk toekomstscenario heb je dan nog
als steenfabriek?
De voorzitter:
Ik ga vragen om de antwoorden en ook de interrupties iets bondiger te
houden. Zijn er nog andere interrupties voor de heer Grinwis? De heer
Vermeer, zodat de heer Grinwis kan laten zien hoe snel hij kan
antwoorden.
De heer Vermeer (BBB):
Ik denk dat we het hem nu wel heel moeilijk gaan maken. Ik heb een vraag
aan de heer Grinwis. Zoals hij schetst, kunnen die steenfabrieken geen
stroomaansluiting krijgen. Zijn advies is dat ze dan moeten aansluiten
op een waterstofbackbone, die er ook nog niet is en waarvan de datum van
realisatie ook nog niet bekend is. Is de heer Grinwis het met BBB eens
dat hangende al dat uitstel en het niet duidelijk zijn van de
realisatiedata van alternatieven iedere heffing gecompenseerd zou moeten
worden die deze bedrijven evengoed gaan krijgen rond
CO2-uitstoot?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Hier val ik terug op de lijn die ik eerder heb gehanteerd bij de
discussie die we hebben gehad over de nationale CO2-heffing
aan de marge. Mijn stelling was: zolang de overheid in gebreke blijft en
de randvoorwaarden niet invult, zou je een hardheidsclausule moeten
inbouwen in die heffing, dan wel de heffing op 0 moeten zetten. De facto
hebben we in het Belastingplan dat we zojuist hebben aangenomen de
CO2-heffing nu voor langere tijd op nul gezet. Dat lijkt mij
een niet meer dan terechte stap richting die bedrijven die totaal buiten
hun schuld totaal niet kunnen verduurzamen. Dan is het niet fair om ze
met een steeds hogere rekening lastig te vallen. Tegelijkertijd kan ik
niet met een schaartje helemaal knippen dat er daarom helemaal geen
enkele lastenverzwaring die kant uit gaat. In algemene zin geldt wel dat
het zeer unfair zou zijn om een bedrijf een rekening te presenteren dat
buiten zijn schuld niet kan verduurzamen terwijl de wil en de plannen er
wel zijn. Dat was met name de casus bij die
CO2-heffing.
De heer Vermeer (BBB):
De heer Grinwis vernauwt het nu naar alleen de CO2-heffing an
sich, de nationale kop, maar we hebben ook nog ETS, extra belasting op
gas et cetera. Is de heer Grinwis het met BBB eens dat alle extra
heffingen die deze bedrijven feitelijk niet kunnen vermijden
gecompenseerd zouden moeten worden? Ja of nee?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat moeten we dan echt onderwerp voor onderwerp even doorakkeren. ETS is
in principe een Europees systeem. Iedereen die CO2 uitstoot
en onder het ETS-systeem valt, moet in principe voor die rechten
betalen, behalve voor het deel dat op dit moment nog steeds
gegrandfatherd wordt. Dat is het deel van de ETS-rechten dat nog gratis
uitgedeeld wordt. Een deel daarvan komt, denk ik, ook terecht bij die
steenfabrieken uit het voorbeeld van de heer Vermeer en mij. Dus ik kan
die vraag hier niet helemaal zwart-wit met "ja" of "nee" beantwoorden.
Sommige systemen zijn nou eenmaal Europees; daar moet je even naar
kijken. Maar ik kan me voorstellen dat wij als overheid heel
terughoudend zijn met het leggen van rekeningen op het bordje van
bedrijven die we randvoorwaardelijk eigenlijk niet in staat stellen om
te verduurzamen. De grote boodschap van mijn betoog is: overheid, breng
je randvoorwaarden op orde en pest in de tussentijd geen bedrijven weg
maar geef ze de kans om te verduurzamen. Als die kans daadwerkelijk fair
en reëel geboden wordt, dan kun je daarna verder praten over
heffingen.
De voorzitter:
Ik zie geen andere interrupties, dus dan geef ik graag de heer Kops het
woord.
De heer Kops (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Eerst even een mededeling: ik moet helaas om
15.00 uur even naar een technische briefing. Daarna kom ik weer terug.
Ik hoop dat ik het überhaupt red. Komt goed.
Voorzitter. Energie is een basisbehoefte. Ik denk dat niemand hier dat
zal ontkennen. Hoe tegenstrijdig is het dan eigenlijk dat het hebben,
verbruiken, van energie steeds minder vanzelfsprekend wordt? Het
probleem is tweeledig. We hebben enerzijds natuurlijk de betaalbaarheid.
TNO heeft berekend dat 510.000 huishoudens in energiearmoede leven.
Vorige week zagen we ook nog het bericht dat een op de twaalf kinderen
in energiearmoede leeft en dat 58% van de huishoudens de kachel
eigenlijk niet eens meer aanzet uit angst voor die hoge kosten. Dat kan
natuurlijk niet.
Aan de andere kant hebben we dan het probleem van netcongestie: kun je
überhaupt een aansluiting krijgen? We hadden ooit het beste net ter
wereld, met een betrouwbaarheid van 99,99%. Maar ja, is dat eigenlijk
nog wel zo? Bedrijven staan op de wachtlijst, maar niet alleen
bedrijven. Ook woningen staan steeds vaker op de wachtlijst. Hoe
tegenstrijdig is dat eigenlijk? De woningbouw wil maar niet vlotten.
Worden er uiteindelijk woningen gebouwd, kun je geen
elektriciteitsaansluiting krijgen. Dat is heel tegenstrijdig. We hebben
zelfs berichten gezien dat nieuwbouwwijken, klimaatneutrale
nieuwbouwwijken, op dieselaggregaten werden aangesloten. Hoe gek wil je
het eigenlijk hebben?
Voorzitter. Het wordt ook steeds erger. Een bericht van TenneT: de
leveringszekerheid staat na 2030 onder druk, want nu heeft Nederland nog
voldoende kolen- en gascentrales om stroom op te wekken, maar over vijf
jaar gaan de kolencentrales dicht, terwijl de vraag naar elektriciteit
vanwege de energietransitie alleen maar toeneemt en duurzame energie
niet toereikend is. Ik citeer: "Duurzame bronnen leveren niet altijd
stroom op de momenten dat die nodig is; dat maakt het systeem complexer
en kwetsbaarder." Daarover heb ik een vraag aan de minister. Als we dit
weten, waar zijn we dan eigenlijk mee bezig? We weten dat netcongestie
een groot probleem is — het wordt alleen maar erger en erger — en dan
wil de minister wél die kolencentrales gaan sluiten, uiterlijk over vijf
jaar, waardoor de problemen alleen maar erger worden. Dat is toch geen
werken? Is de minister dat met mij eens?
Voorzitter. Deze minister erkent zelf, nota bene in antwoord op
Kamervragen van de PVV, dat "de krapte op het net vooral wordt
veroorzaakt door de snelle toename van duurzaam opgewekte energie en het
groeiende verbruik van duurzame energie, terwijl de uitbreiding van de
netcapaciteit achterblijft". Kan de minister dat nog eens uitleggen? Je
kunt toch niet maar doorgaan met die uitrol van duurzame energie als het
net het überhaupt niet aankan? Graag een reactie.
In het Actieplan windenergie op zee lezen we dat de minister gewoon door
wil gaan met de aanleg van nieuwe windparken. De minister wil er zelfs
subsidie voor gaan uittrekken omdat partijen zich terugtrekken en niet
meer willen investeren. Ik citeer: "Door stijgende kosten en onzekerheid
komt de bouw van nieuwe windparken op zee in veel landen stil te liggen;
zonder hulp van de overheid kan het gebeuren dat er voorlopig geen
nieuwe windparken op zee bij komen." Kan de minister daarop reageren?
Als je ziet dat partijen zich terugtrekken, dat er weer subsidie nodig
is en dat het net het allemaal niet aankan, waar zijn we dan in
hemelsnaam mee bezig?
Voorzitter. Ik kom bij het Landelijk Actieprogramma Netcongestie. We
hebben er een hele hoop brieven over ontvangen. Er staan heel veel
brieven op deze agenda. Veel brieven zijn ook alweer een halfjaar oud.
Als ik dat actieprogramma zo lees, dan is mijn eerste vraag: leuk, al
die plannen, teksten en ideeën, maar wat komt er nu eigenlijk precies
van terecht? Kan de minister daar een update van verstrekken? We lezen
over uitbreiding van het net dat er tot 2040 ruim 50.000
transformatorhuisjes, meer dan 100.000 kilometer kabel en honderden
hoogspanningsstations bij komen. Oké, maar hoe staat het daar dan nu
mee? We lezen over kortere procedures voor de aanleg van de benodigde
infrastructuurprojecten. Ik denk dat we het daar allemaal wel over eens
zijn, maar hoe zit dat dan precies? We lezen: voldoende personeel bij
provincies en gemeenten door de oprichting van een vliegende brigade.
Oké. Wat is precies het probleem bij die provincies en gemeenten? Hoe
zit het daar met de capaciteit? Hoe gaat een vliegende brigade, wat dat
dan ook is, daarbij helpen?
Voorzitter. Ook belangrijk, zoals we lezen in de stukken, is de
spreiding van het elektriciteitsverbruik. We lezen in de brief van de
minister uit maart 2025: verder is zichtbaar dat het aantal gesloten
flexibele contracten is toegenomen. Nou lezen we in de krant dat dat
eigenlijk niet het geval is, namelijk: netbeheerders komen de afspraken
niet na. Netbeheerders moeten van de ACM meer haast maken met het
wegwerken van de wachtlijsten, omdat zo'n 14.000 ondernemers op de
wachtlijst staan. Onderdeel daarvan is dus het aanbieden van die
flexibele contracten. Hoe staat het daar dan mee? Dat staat namelijk
haaks op de brief van de minister.
Ja, voorzitter, ik moet afronden. Ik dank u.
De voorzitter:
Ik zie dat er geen interrupties zijn, dus ik geef het woord aan mevrouw
Van Oosterhout.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Via de voorzitter zou ik ook heel graag tegen de
collega's willen zeggen dat ik het fijn vind om ze te leren kennen en
met hen het eerste debat te mogen voeren.
Voorzitter. De discussie over netcongestie mogen we niet geïsoleerd
voeren. Netcongestie is een technisch probleem, maar het is vooral een
symptoom van de veel bredere systeemverandering waar we als Nederland
middenin zitten. We staan voor de opgave om onze economie te
verduurzamen, de natuur te beschermen, onze energiezekerheid te
garanderen en tegelijkertijd een sociaal rechtvaardige overgang te
realiseren. Dat betekent dat we verder moeten kijken dan het plakken van
pleisters op ieder nieuw probleem dat opduikt. Het is cruciaal dat we
durven te bepalen welk energiesysteem we voor ogen hebben en welke
keuzes daarbij horen, want alleen dan bouwen we aan een Nederland dat
sociaal, groen en welvarend blijft.
Om tot dat energiesysteem te komen moeten we verder durven te kijken dan
enkel naar het versterken van het net en het in de tijd verspreiden van
het verbruik. Als Rijk kunnen we ook de regie in handen nemen door slim
te prioriteren, te versnellen in het decentraliseren en volop in te
zetten op energie-efficiëntie. Over deze drie aspecten van netcongestie
heb ik een aantal vragen voor de minister.
Ten eerste het prioriteren. De netcongestieproblemen waar we nu mee
zitten, zijn het gevolg van marktfalen en een gebrek aan keuzes in het
verleden. Juist daarom is die veelbesproken regie zo nodig. Door te
prioriteren kiezen we voor de projecten met de grootste maatschappelijke
meerwaarde voor het Nederland van de toekomst. Voor de
transportcapaciteit zijn we benieuwd naar het prioriteringskader van de
ACM, dat begin volgend jaar in werking treedt. We krijgen echter nu al
signalen dat dat mogelijk niet veel zal oplossen. Hoe gaat de minister
in de gaten houden of dit kader werkt?
Daarnaast is het aan het Rijk en de netbeheerders om te prioriteren in
de investeringskeuzes. Onze aanpak van netcongestie is niet neutraal.
Het is wat ons betreft aan het Rijk om de regie daarop in handen te
nemen. Welke plannen heeft de minister om een kader te scheppen voor
netbeheerders om toekomstgericht, dus met de doelen voor 2030 en 2040 in
het achterhoofd, te prioriteren in investeringsplannen? Het MIEK en het
PMIEK zijn wat ons betreft nog te weinig sturend. Is de minister bereid
om een soort ontwikkelkader met scherpere investeringskeuzes voor
energie-infrastructuur te integreren in het Nationaal Plan
Energiesysteem, dat volgend jaar wordt geactualiseerd?
Dan decentraliseren. Ik ben heel blij om te lezen dat er al best wat
goede voorstellen rond decentralisering klaarliggen, maar toch blijft
het belangrijk over een goede uitvoering te waken. De minister verwijst
onder andere naar de mogelijkheid voor een energiegemeenschap om een
congestion service provider te worden. Hoe haalbaar is het voor
energiegemeenschappen om zich op een dergelijke manier te organiseren?
Tegelijk lazen we gister in de krant dat de netbeheerders nu al te
weinig aantrekkelijke flexibele contracten voor industriële bedrijven
beschikbaar stellen. Wat gaat de minister doen om te garanderen dat
netbeheerders zowel voor grootverbruikers als voor kleinere spelers
zoals energiegemeenschappen meer aantrekkelijke flexibele contracten
aanbieden?
Tot slot besparen. Een van de meest effectieve manieren om de druk op
het net te verlagen, is door zuinig met elektriciteit om te gaan. Het
loont om volop in te zetten op energie-efficiëntie. De minister benoemt
het belang hiervan in haar brieven, maar het is essentieel om ook tot
concrete actie over te gaan. Dat ontlast niet enkel het net, maar biedt
tegelijkertijd ook de kans om meer dan een tiende van de
CO2-uitstootreductie die ontbreekt voor het halen van onze
klimaatdoelen, op te vangen. Welke concrete plannen heeft de minister op
het vlak van energie-efficiëntie? Hoe zit het bijvoorbeeld met het beter
handhaven van de energiebesparingsplicht? Wat zijn de hindernissen in
het handhaven van die plicht? Krijgen gemeenten en toezichthouders hier
wel voldoende middelen voor? Kan de minister toezeggen dat ze dit met de
Voorjaarsnota gaat regelen? Op welke manier zorgt de minister ervoor dat
met name grootverbruikers van elektriciteit meer gaan investeren in
energie-efficiëntie? Aan welke knoppen zou de minister nog meer kunnen
draaien?
De heer Van den Berg (JA21):
Ik hoor mooie woorden over een sociaal, rechtvaardig en betaalbaar
energiesysteem en allemaal plannen over hoe we de minister kunnen
oproepen om sneller aan de slag te gaan met flexibele contracten, maar
ik volg nog niet helemaal hoe we met de maatregelen die u hier
voorstelt, of eigenlijk het gebrek aan maatregelen, tot zo'n systeem
komen. Kunt u eens toelichten hoe uw verhaal het energiesysteem sociaal
en rechtvaardig maakt?
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Het is heel duidelijk dat we netcongestie niet alleen als een technisch
probleem zien maar eigenlijk als onderdeel van de systeemverandering
waar we als Nederland in zitten om zo snel mogelijk van fossiele
brandstoffen af te komen en naar een energiesysteem toe te gaan dat
volop inzet op wind en zon. Prioriteren is daar een belangrijk onderdeel
van, waarbij we echt kijken hoe die aansluitingen verdeeld worden.
Energie-efficiëntie is daar ook een heel belangrijk onderdeel van. Daar
kan nog enorm veel CO2-reductie uit voortkomen en het geeft
heel veel ruimte op het net. Lokale opwekking en nauwer afstemmen op de
lokale situatie is daar ook een heel belangrijk onderdeel van.
De voorzitter:
Ik zie een vervolgvraag.
De heer Van den Berg (JA21):
Dat klopt. Ik hoor weer allerlei plannen. "We moeten af van fossiel. Ons
energiesysteem moet anders. Dat kan lokaal. Dat kan met hernieuwbare
energie." Maar nogmaals, hoe maakt dat het systeem sociaal en
rechtvaardig? Ik refereer simpelweg maar even aan de huishoudens. De
afgelopen tien jaar is de gasrekening met 160% gestegen, ook al is het
verbruik gedaald. Wanneer is dat rechtvaardig? Dat is het totaal niet,
want je raakt dus juist de mensen die een smalle beurs hebben. Dus
nogmaals, hoe gaat dat systeem van u voor die mensen zorgen?
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik ben heel blij dat u die vraag stelt. Voor GroenLinks-PvdA is het
oplossen van energiearmoede echt absoluut een prioriteit, maar dat gaat
verder dan alleen netcongestie. Dan denk ik aan een wijkgericht
isolatieoffensief, waarmee we huishoudens gaan helpen met het zo snel
mogelijk isoleren van hun huis, vooral in de wijken waar zo veel
energiearmoede is. Ik denk dan ook aan fossiele brandstoffen. Daarvan
afstappen en overstappen op wind en zon zorgt op de langere termijn ook
voor een lagere energierekening. Dus het omschakelen van ons
energiesysteem en het verlagen van energiearmoede gaat uiteindelijk
zorgen voor die sociale energietransitie, maar dat gaat breder dan
netcongestie alleen. Daarom had ik het er ook over dat we netcongestie
in die bredere context moeten zien.
De voorzitter:
Mevrouw Van Oosterhout vervolgt haar betoog.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog een aantal belangrijke randvoorwaarden om van het oplossen
van netcongestie een echt succes te kunnen maken. Er zijn met
netbeheerders een aantal belangrijke knelpunten geïdentificeerd in het
proces van vergunningsverlening. Vanuit GroenLinks-PvdA zouden we graag
zien dat dit pakket zo snel mogelijk in één keer aan de Tweede Kamer ter
debat wordt voorgelegd in het kader van de energieversnellingswet. Hoe
staat de minister tegenover dit voorstel?
Bij de aanpak van netcongestie is het ook belangrijk om de sociale kant
niet uit het oog te verliezen. Hoewel flexibilisering zeker toe te
juichen valt, biedt het ook een grote uitdaging voor vele huishoudens.
Welke plannen heeft de minister om te vermijden dat een grote groep
mensen achterblijft in dit verhaal? Hoe zorgt de minister voor voldoende
informatie voor burgers bij de omschakeling naar een flexibeler net om
weerstand te vermijden?
Het bijbouwen van netinfrastructuur kan soms ook ten koste gaan van
natuur. Compensatie is vaak absoluut niet ideaal. Hoe zorgt de minister
ervoor dat er voldoende waarborgen zijn voor natuurbescherming en
natuurherstel bij de uitbouw van het net?
Veel dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie nog een interruptie van de heer Peter de Groot.
De heer De Groot (VVD):
Ik heb een vraag aan mevrouw Van Oosterhout. In de verkiezingstijd en
campagne hebben we overigens eerder met elkaar gezeten. Dit is niet ons
eerste debat, maar fijn om het hier nu ook te mogen doen. Dat wil ik
even gezegd hebben. Mijn vraag gaat over energiebesparing als een
oplossing voor netcongestie. Dan is het natuurlijk wel nodig dat je wat
met de contracten kan, die gewoon op pieken uitgelijnd zijn. Dat is nu
eigenlijk ook het probleem dat de netbeheerders aangeven. Een bedrijf
kan zeggen: ik bespaar, daar maak ik zelf gebruik van, maar het contract
dat ik heb, laat ik in stand. Dan kan er nog steeds niet een nieuw
contract worden uitgedeeld. Hoe kijkt mevrouw Van Oosterhout namens
GroenLinks-Partij van de Arbeid naar die problematiek? Wil zij bedrijven
dan gaan verplichten om daar afstand van te doen? Hoe gaat dat in de
praktijk?
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik heb de minister nu in eerste instantie gevraagd naar de
energiebesparingsplicht die er al is. Die houdt in: als je een maatregel
kan nemen en je die binnen vijf jaar kan terugverdienen, zou je die
moeten nemen. We zien vooral dat daar nog heel veel winst te behalen is.
Als we ook iets aan de contracten zouden kunnen doen, dan wil ik daar
graag naar kijken. Daar heb ik nog niet eerder over nagedacht. Maar het
ging nu vooral even over de energiebesparingsplicht die er al ligt. Die
zou nog veel beter gehandhaafd kunnen worden. Daar is nog heel veel
ruimte voor verbetering.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Peter de Groot.
De heer De Groot (VVD):
Ik kijk er vanuit de VVD natuurlijk als volgt tegen aan. Gemiddeld
genomen gebruiken we nu ongeveer 40% van de capaciteit van het net.
Alleen, we zijn natuurlijk uitgelijnd op die contracten en op wat
uitgegeven is; laat ik het maar even zo zeggen. Daar zullen we dan
flexibel mee moeten omgaan, willen we energiebesparing ook kunnen
inzetten om nieuwe aansluitingen te kunnen uitgeven, dus er zal toch
iets moeten gebeuren. De VVD pleit niet voor dwangmaatregelen. Ik
probeer gewoon te ontdekken in de bijdrage van mevrouw Van Oosterhout of
zij dan uiteindelijk gaat bewegen naar dwang. Of zegt zij: nee, dat moet
samen met die bedrijven afgestemd worden, want wij willen niet ingrijpen
in hun bedrijfsprocessen?
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
De energiebesparingsplicht is er al. We zien dat een hoop bedrijven zich
daaraan houden, maar we zien daar ook nog heel veel ruimte voor
verbetering, zoals ik net al aangaf. Als het dus gaat om dwang, gaat het
om het handhaven van de plicht die al bestaat.
De voorzitter:
Ik zie geen andere interrupties, dus dan geef ik het woord aan de heer
Klos.
De heer Klos (D66):
Dank u wel. Het is een voorrecht om hier in deze commissie voor het
eerst het woord te krijgen, te midden van zulke bevlogen collega's,
ieder met een eigen energie- of klimaatverhaal. Dat van mij begon in de
herfst van 2006; toen was ik 14. Toen zag ik de documentaire die Al Gore
had gemaakt over de opwarming van de aarde. Daar hadden we het thuis
heel veel over. Mijn broertje ging milieukunde studeren en werd
klimaatjurist en ik zocht het in de politiek. Ik kreeg de kans om bij
D66 te werken. In mijn werk heb ik altijd geprobeerd om in ieder geval
recht te doen aan de grote meerderheid van de Nederlanders die wil dat
ons gematigde klimaat behouden blijft en, sterker nog, dat we veiliger,
comfortabeler en goedkoper kunnen gaan leven. Vandaag zit ik hier voor
het eerst als Kamerlid in een debat met u, met de kernovertuiging: dat
kan wél. We hebben de techniek, we hebben het vernuft, we hebben de
mensen. Het enige wat we er nog voor nodig hebben, is een flinke dosis
vastberadenheid. Gelukkig is dat een van de weinige grondstoffen die we
in Nederland in grote overvloed hebben.
Voorzitter. Ik val vandaag met mijn neus in de boter, want we spreken
ook direct over het meest sexy onderwerp van de klimaattransitie. Zo
klinkt het misschien niet als je "netcongestie" hardop zegt, maar
netcongestie — dat zei collega Grinwis net ook — is de gordiaanse knoop
van onze tijd. Over de oorspronkelijke knoop in Gordium zou het orakel
hebben gezegd: wie deze knoop losmaakt, zal meester over heel Azië
worden. Nu zou het orakel wellicht zeggen: wie deze knoop losmaakt, zal
meester over de toekomst worden. Als we deze kluwen ontwarren, kunnen we
het klimaat beschermen, kunnen we woonwijken bouwen en kunnen we ruimte
geven aan de ondernemers van nu en van de toekomst.
Wat hebben we daarvoor nodig? Ik denk: flexibiliteit, creativiteit en
ten slotte brute kracht. Ik begin bij flexibiliteit. We kunnen het
bestaande net veel beter gebruiken. Als we grootverbruikers met een
vaste aansluiting kunnen verleiden om energie flexibeler te gebruiken,
scheppen we nu ruimte. Dat principe gaat ook op voor kleinere
gebruikers. Het slim laden van batterijen, netbewust bouwen, slimme
warmtepompen: die dingen zijn er allemaal al. Maar nu moet het nog wel
de standaard worden. De uitrol daarvan gaat tergend langzaam. Daarom heb
ik de volgende vragen aan de minister. Hoe zorgt de minister ervoor dat
flexibel en netbewust gebruik van elektriciteit de norm wordt? Hoe wordt
dat structureel verankerd in het beleid, zodat netbeheerders daar ook
van uit kunnen gaan? Welke maatregelen neemt de minister dit jaar nog om
flexcontracten direct en grootschalig uit te rollen en zo de wachtrij te
verkorten?
Voorzitter. Dan zijn we er nog niet, want alles is geoorloofd om ook een
beetje druk van de ketel te halen. Ik denk dat we daar ook creativiteit
voor nodig hebben. Dat kan met decentrale oplossingen. Kijk bijvoorbeeld
naar bedrijventerrein Medel in Tiel, Europa's eerste netneutrale
bedrijventerrein. Bedrijven nemen het heft in eigen hand met de lokale
opwek, opslag en uitwisseling van energie. Ik wil graag van minister
Hermans weten hoe de overheid nou die decentrale initiatieven beter kan
ondersteunen, bijvoorbeeld met standaardisatie of uniforme afspraken?
Kan de minister ook toelichten welke stappen er worden gezet om
energieopslag structureel te ondersteunen en uit te breiden? Overweegt
zij daarbij misschien ook financiële prikkels, zoals een vrijstelling
van of een korting op nettarieven, om opslag sneller rendabel te
maken?
Tot slot — dat kondigde ik al aan — is er behoefte aan brute kracht. De
gordiaanse knoop werd uiteindelijk niet touwtje voor touwtje uit elkaar
getrokken, maar door Alexander de Grote met zijn zwaard doormidden
gehakt. Het zwaard dat minister Hermans zou kunnen hanteren, is het
inzetten van een noodversnelling op alle fronten bij het realiseren van
nieuwe stations en kavels. Werkelijk alle stappen moeten minstens twee
keer zo snel gezet worden. Het is te prijzen dat de minister werkt aan
een versnellingsaanpak, maar kennelijk gaat het nog niet perfect, want
de wachtrij groeit nog steeds. Zelfs versnellingsprojecten lopen
vertraging op.
Daarom deze laatste vragen voor de minister. Kan de minister concrete
resultaatsdoelen vaststellen, zowel voor doorlooptijdverkorting als voor
de jaarlijkse vermindering van de wachtrij, en de Kamer daarover
halfjaarlijks informeren? Zo wordt zichtbaar of die versnelling ook echt
wordt gerealiseerd. Het TenneT-versnellingsplan laat zien dat projecten
jaren sneller kunnen door eenvoudige procedures en minder
onderzoekslast. Kan de minister aangeven welke van deze
versnellingsmaatregelen inmiddels in de praktijk worden toegepast en
hoeveel tijdwinst die opleveren? Bij projecten van nationaal belang kan
centrale regie grote vertraging voorkomen. Waarom kiest de minister er
niet voor om het bevoegd gezag standaard bij het Rijk te beleggen?
Dank u wel, voorzitter. Ik zie uit naar de beantwoording en ook naar de
collegiale samenwerking met iedereen hier in deze commissie.
De voorzitter:
Dank. U was ruim binnen de tijd. Ik geef het woord aan de heer Van den
Berg voor een interruptie.
De heer Van den Berg (JA21):
Dank voor het verhaal. Ik ben best geïnteresseerd in de flexcontracten.
Ik zie die wel eerder als klein bier in dit geval, omdat grote bedrijven
uiteindelijk wel gewoon volcontinu een grotere aansluiting moeten kunnen
gebruiken. Als laatste vraag ik me vooral iets af. U heeft het erover
dat het Rijk de regie meer naar zich toe zou moeten trekken. Kunt u mij
meenemen in hoe u dat in de praktijk voor u ziet wanneer bijvoorbeeld
een gemeente als Moerdijk zo'n plan over zich heen krijgt? Hoe kan een
gemeente of provincie daar dan een rol in hebben? Hoe kunnen zij zich
laten horen in zo'n procedure als die u voorstelt?
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Klos. Voor de volgende keer: het is handig
om uw microfoon uit te zetten als u geïnterrumpeerd wordt.
De heer Klos (D66):
Dat zal ik doen. Ik probeer snel te leren. Dank u wel.
Ik begin even bij uw eerste vraag. Volgens mij zijn die flexcontracten
geen kleine stapjes. Ik las ook in de brief van de minister: als we
juist grote verbruikers, die dus nu al een vaste aansluiting hebben,
kunnen verleiden om flexibeler te worden, dan kunnen juist bedrijven die
in de wachtrij staan, in één keer op het net komen. In Zeeland was er
een heel goed voorbeeld van een batterijexploitant die dat deed. Daar
konden 61 bedrijven in één keer van de wachtrij worden gehaald. Ik denk
dus eigenlijk dat we daar vrij snel grote stappen mee kunnen zetten en
dat dat niet alleen voor huishoudens geldt.
Ik waardeer ook uw vraag over centrale regie. Ik zie vooral voor me dat
het Rijk dat doet met vergunningverlening en dat het die in eigen hand
neemt. Dat doet het Rijk nu ook al weleens. Maar ik denk ook dat er een
enorme versnelling kan plaatsvinden bij locatieaanwijzing. Wat nu heel
vaak gebeurt, is dat we eindeloos drentelen en dralen als er
bijvoorbeeld drie verschillende locaties zijn die het mogelijk kunnen
worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij project Utrecht-Noord. Dat loopt
enorme vertraging op. Ik heb liever dat het Rijk zegt waar we zoiets
doen en dan ook met een zak geld over de brug komt om iets voor de regio
te doen.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag aan de heer Klos. Ik ben zelf groot voorstander van het
idee van een klimaatplan. Dat zou kunnen helpen om te bepalen welke
bedrijven voorrang zouden moeten krijgen voor een aansluiting. Hoe kijkt
de heer Klos hiernaar?
De heer Klos (D66):
Vooropgesteld: ik denk dat we ...
De voorzitter:
Ook voor mevrouw Van Oosterhout: wilt u uw microfoon uitzetten?
De heer Klos (D66):
We leren samen. Laat ik vooropstellen dat ik denk of hoop dat door
flexibeler gebruik en door uitbreiding van het net zo veel mogelijk nog
wél kan in ons land. Maar ik denk ook, en daar sta ik heel positief
tegenover, dat als we een aansluiting aanbieden aan iemand, we daar ook
best voorwaarden aan mogen stellen. Een klimaatplan is daar helemaal
geen gek idee voor. Maar ik zeg daar ook bij: vaak zijn het juist nieuwe
ondernemers die veel duurzamer willen worden en nog naar een aansluiting
zoeken, terwijl de insiders er heel comfortabel bij zitten met een oud
bedrijfsmodel. Maar ik sta positief tegenover dat voorstel.
De voorzitter:
Dat roept geen vervolgvragen op, dus dan geef ik graag het woord aan de
heer Jumelet.
De heer Jumelet (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ook voor mij is dit een mooi moment. Het is een
voorrecht om in deze commissie met de collega's aan de slag te gaan met
het thema klimaat en energie. Ik zie er ook naar uit om het debat te
voeren.
Voorzitter. De drukte op het elektriciteitsnet, de netcongestie, is een
urgente uitdaging voor de ambities voor de economie en werkgelegenheid
van morgen, de verduurzaming van bedrijven, de mobiliteit en de bouw van
woningen. Het is een stevig knelpunt op weg naar een betrouwbare,
veilige en betaalbare energievoorziening, die duurzaam en schoon is en
waarbij we minder afhankelijk zijn van andere landen. Netcongestie is
ook een probleem, want inmiddels staan duizenden bedrijven in
wachtrijen, zo horen we. De economische schade is groot. Ja, er wordt
gewerkt aan de verzwaring en uitbreiding van het net, en dat is nodig,
maar dat is niet genoeg. Ook het beter benutten ervan vraagt aandacht en
er is beter inzicht in het systeem nodig.
Voorzitter. Dank aan de minister voor alle informatie in de geagendeerde
brieven. Het geeft een beeld van de ontwikkelingen en de stand van zaken
van de inzet. Toch zijn er heel veel vragen. Dat blijkt ook uit de vele
mails die ik de afgelopen twee weken als kersvers Kamerlid heb ontvangen
van allerlei organisaties. Ik denk dat die hier vanmiddag ook aanwezig
zijn, op de tribune. Dank ook daarvoor. Overigens — en dat is misschien
wel mijn eigen hartenkreet — zou je bijna willen dat deze organisaties
vooraf ook even bij elkaar waren gaan zitten om een en ander met elkaar
af te stemmen, want we hebben wel heel veel mails ontvangen.
Voorzitter. Voor het CDA is het belangrijk dat er gewerkt wordt aan
betrouwbaar en stabiel langetermijnbeleid voor energie, zodat bedrijven
en inwoners weten waar ze aan toe zijn. Als bedrijf wil je weten of je
investering uit kan en huishoudens moeten keuzes maken en moeten erop
kunnen vertrouwen dat ze de goede dingen doen. Veel vragen dus, maar ik
beperk me in de eerste termijn tot vier vragen.
Voorzitter. Er is veel informatie. Er wordt hard gewerkt om netcongestie
het hoofd te bieden. Het is complex, maar voor echt overzicht zou
inzicht ons toch als eerste ingrediënt verder moeten en kunnen helpen.
Dat dat nodig is, hoorden we gisteren van de Autoriteit Consument en
Markt. Netbeheerders blijken weinig inzicht te hebben in wanneer hun
netten vol zitten. Je denkt dan toch even: dat kan niet waar zijn. Dat
geldt trouwens ook op een andere manier: ook voor de gebruikers,
namelijk voor bedrijven, regio's, wijken en zeker ook huishoudens,
ontbreekt dat inzicht. Wie kan zeggen hoe het er op postcodeniveau voor
staat? Wat is er echt nodig? Waar vinden we informatie over de stand van
zaken? Het beeld van een black box doemt op; die term is net ook al
gebruikt door de heer Grinwis. Hoe komen we dan stappen verder? Hoe
komen we tot resultaat? Kan de minister hierop reflecteren?
Voorzitter. In de brief van 25 april, onder punt 4, schetst de minister:
"Een kernonderdeel van de versnellingsaanpak is een grondige herziening
van de werkwijzen van TenneT. TenneT zet in op het versnellen van
processen door ze meer gelijktijdig te laten verlopen."; "Een voorbeeld
daarvan is het verkorten van het ontwerpproces door gestandaardiseerde
ontwerpen voor stations en masten te gebruiken." TenneT heeft dit al
toegepast, zo lezen we, bij de stations Musselkanaal in Groningen en
Veenoord-Boerdijk in Drenthe. De bedoeling is dat deze werkwijze ook
wordt uitgebreid. Maar onlangs heeft TenneT een investeringsplan
gepubliceerd, waaruit een vertraging van drie tot vijf jaar blijkt voor
het hoogspanningsstation Veenoord-Boerdijk. Het komt vaker voor dat
termijnen niet gehaald worden; dat horen en weten we. Maar
Veenoord-Boerdijk, zo horen we ook, is obstakelvrij en de vergunningen
ervoor zijn op orde. De vraag is nu: hoe kan dit? Hoe verhoudt dat zich
tot de voorspelbaarheid? Wat stelt de minister in dezen voor om te doen?
Neemt zij dit ook mee in de beoordeling van de
investeringsplannen?
Voorzitter. Een derde vraag. In totaal stel ik er vier en ik probeer dat
ook binnen de tijd te doen. Er zijn nieuwe projecten, zoals het
OER-project Zonneroute A37. Nu wij hier spreken over de overbelasting
van het netwerk, is de vraag van het CDA of de nieuwe Energiewet ruimte
biedt voor een directe aansluiting van bijvoorbeeld dit zonnepark op
bijvoorbeeld het bedrijventerrein GETEC. Ik ben zelf een tijdje
voorzitter geweest van de stuurgroep voor de aanleg van het zonnepark,
en een van de vragen die ik weleens gesteld heb, is: kan daar dan ook
een aansluiting gerealiseerd worden? Het antwoord daarop was: wellicht
wel. Maar wellicht is een directe aansluiting op het bedrijventerrein
GETEC ook een mogelijkheid. Kan dat in bepaalde gevallen ook een
kostenefficiënte en mogelijk structurele oplossing zijn voor
netcongestie? Graag een reactie van de minister.
En dan nog een vraag over de ACM en prioritering. In de brief van 30
juni lezen we een passage over het maatschappelijk prioriteringskader.
In antwoord op vragen van de leden Bontenbal en Boswijk over het bericht
"Woningbouw in gevaar door nieuwe regels netcongestie" lezen we dat
woningbouw nog steeds prioriteit heeft. Dat kunnen we ons voorstellen.
Dat is natuurlijk ook de bedoeling. Dat is mooi. We hadden ook niet
anders verwacht. Mijn vraag aan de minister: hoe reëel is het dat de
aangevraagde, gereserveerde ruimte ook daadwerkelijk kan worden geboden
als de netcongestiekaart rood kleurt? Oftewel: betekent een reservering
ook een aansluiting? Graag een reactie.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank. Ik zie dat er geen interrupties zijn, dus dan geef ik graag het
woord aan de heer Vermeer. Wil de heer Jumelet zijn microfoon
uitzetten?
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Nederland zit letterlijk aan zijn netgrenzen. De
netten zitten vol, wachtrijen groeien en steeds meer bedrijven, tuinders
en woningbouwprojecten lopen vast. Dat is niet alleen een technisch
probleem, maar ook een teken van beleidsfalen, van het falen van hoe we
de zaken de laatste jaren hebben aangepakt. Er is te veel gepraat over
ambities en te weinig geïnvesteerd in maakbaarheid en uitvoering. BBB
wil kiezen voor realisme: geen luchtkastelen, maar kabels in de grond. U
hoort het goed: in de grond en liever niet erboven.
BBB onderschrijft dat er tempo gemaakt moet worden met de versnelling
van de uitbreiding van de netcapaciteit, maar vindt wel dat dat gericht
en uitvoerbaar moet gebeuren. Volgens Netbeheer Nederland is tot 2030 65
miljard aan investeringen nodig, waarvan slechts 72% maakbaar is. Het
kabinet spreekt dan ook van een "maakbaarheidsgat", maar het is
eigenlijk een realiteitsgat, want zolang procedures, personeel en
materiaal schaars blijven, blijven papieren plannen geduldig, maar heb
je er niets aan. Daarom wil BBB versnelling van de vergunningsprocedures
via standaardisering en parallelle trajecten zoals het verlenen van
koepelvergunningen, een aanpak die op dit moment in voorbereiding is.
Ook wil BBB een nationale projectlijst met prioritaire
energie-infrastructuur vergelijkbaar met het MIRT, maar dan voor stroom,
warmte, waterstof of welke energiebron dan ook. Want, en dat is ook nog
wel een punt, in verschillende wetten en voorstellen van verschillende
ministeries zien wij nog steeds allerlei middelen vermeld staan in
plaats van dat er gewoon de term "energie" gebruikt wordt. Dat gaat ons
in de toekomst dwarszitten als er weer nieuwe energiebronnen gebruikt
gaan worden.
Dan het prioriteringskader van de ACM. Meerdere collega's refereerden
daar al aan. Op 1 januari 2026 wordt er een nieuw prioriteringskader
voor netcapaciteit geïntroduceerd door de ACM. Wij ontvangen signalen
dat de gevolgen hiervan nog niet te overzien zijn. Lokale overheden en
regio's worden wel geïnformeerd, maar hebben geen zeggenschap over het
nieuwe prioriteringskader. Dat is zonde volgens ons, want juist in de
regio hebben bestuurders een goed beeld van waar de netcongestie het
hevigst is. BBB hoort graag van de minister hoe we het mogelijk gaan
maken dat lokale overheden voortaan zeggenschap krijgen in het
prioriteringskader voor de aanpak van netcongestie.
En dan Moerdijk. Het werd in een interruptie al even genoemd. Een
dorpsgemeenschap van agrariërs, mkb'ers, gezinnen, verenigingen en
eeuwen aan Brabantse tradities lijkt te moeten wijken voor de
energietransitie. Dat is voor BBB onbestaanbaar. Het gaat namelijk om zo
veel meer dan alleen economische ontwikkeling. Het mogelijk opheffen van
Moerdijk is tekenend voor de houding van de overheid ten opzichte van de
regio, het platteland en de mensen die er wonen. Het voornemen om toe te
staan dat een dorp als Moerdijk wordt opgeheven is al wekenlang groot
nieuws, terwijl de plannen waar Moerdijk voor zou moeten wijken, op
losse schroeven staan. Op 19 november stond er nog een artikel in De
Telegraaf met de titel "Nederland slaat alarm in Brussel over crisis
recyclingbedrijven: 'Economie van de toekomst krijgt hardste klappen'".
Daarin stond dat demissionair staatssecretaris Thierry Aartsen de
noodklok luidt.
Voorzitter. BBB wil graag duidelijkheid van de minister. Klopt het dat
de plannen die mogelijk leiden tot het opheffen van Moerdijk, onder
andere bedoeld zijn voor projecten in diezelfde recyclingbranche waarvan
een staatssecretaris zegt dat die geheel uit Nederland verdwijnt? Klopt
het dat die plannen onder andere bedoeld zijn voor de aanlanding van
windenergiepark Nederwiek 3? Dat werd in ieder geval gezegd bij een
bezoek dat wij aan Moerdijk brachten. Ook lees ik in rapporten dat dat
helemaal geen realistische optie is. Dat staat zelfs in rapporten over
de aanlanding van dat park. Als het klopt, wat is dan de status van de
aanbesteding en realisatie van dit project? Er wordt ook gesproken over
het maken van ruimte voor een accupark, misschien wel 60 hectare. Maar
wie gaat dat doen? Hebben daar al aanbestedingen voor plaatsgevonden? Is
het wel zeker dat dit gerealiseerd wordt?
Dit wordt allemaal gebracht onder de noemer van het project Powerport.
Maar voor zover BBB begrijpt, is er nog geen opdrachtgever voor de
onderdelen van de projecten, terwijl de overheid nu al aan meer dan
1.100 mensen vertelt dat hun woonplaats over een tijdje niet meer
bestaat als dit allemaal doorgaat. Kan de minister dus weergeven wat nou
de exacte status is van al die projecten die zouden moeten leiden tot al
dat ruimtebeslag, wat weer zou kunnen leiden tot het verdwijnen van een
compleet dorp? Als er eenmaal één dorp over de dam is, dan verdwijnen er
meer. Hopelijk niet meer, maar dat is meestal wel de praktijk.
Voorzitter. De komende dagen en weken gaan het Rijk, de provincie en de
gemeente in gesprek over de besluitvorming en de gevolgen daarvan voor
Moerdijk. Onder het mom van "duidelijkheid voor inwoners" wordt er
alvast gecommuniceerd dat het opheffen van Moerdijk onvermijdelijk is.
Dat kan toch niet? Je kan iemand wel op de rand van de afgrond zetten en
zeggen: ik ga je er nu in duwen. Dan ben je heel duidelijk. Maar diegene
heeft er veel meer behoefte aan om niet in die afgrond gegooid te
worden, in plaats van duidelijkheid te krijgen over waar diegene terecht
gaat komen.
De voorzitter:
Kunt u afronden, meneer Vermeer?
De heer Vermeer (BBB):
O. Ja.
De voorzitter:
U bent al een halve minuut over uw tijd heen.
De heer Vermeer (BBB):
Bedankt voor de coulance die u hier betracht, voorzitter. Ik zal
afronden.
De voorzitter:
Twee zinnen.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Netcongestie is geen natuurverschijnsel, maar het resultaat
van politieke keuzes. Wat ons betreft is de energietransitie nooit
belangrijker dan het bestaansrecht van gemeenschappen en mensen. Een
sterk energiesysteem begint namelijk niet in Den Haag, maar in de
regio's die Nederland draaiend houden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan gaat deze voorzitter nog een heel klein beetje coulance toepassen,
aangezien de heer Van den Berg nóg een interruptie wil. Hij heeft er al
vier op zitten, maar aangezien we goed in de tijd zitten, krijgt hij er
nog één.
De heer Van den Berg (JA21):
In Noord-Holland beschouwen we een interruptie met vervolginterruptie
als één interruptie, maar dank u wel, voorzitter.
Ik wilde ook zeggen dat ik hier pas net zit. Ik zat die plannen over
Moerdijk door te lezen en ik heb ook het nationaal programma
energie-infrastructuur, als ik het goed zeg, erbij gepakt. Daarin zag ik
dat de plannen voor Moerdijk eigenlijk al best wel wat jaren bestaan en
in die stukken voorkomen. U bent al wat langer Kamerlid dan ik, dus mijn
vraag aan u is: heeft u dat niet eerder in die stukken gezien? Is het
zodoende echt een verrassing voor BBB dat deze plannen voor Moerdijk
eraan zitten te komen?
De heer Vermeer (BBB):
Wij moeten daar duidelijk onderscheid maken tussen: zijn het plannen
voor Moerdijk of zijn het plannen zijn die Moerdijk zouden kunnen raken?
Daar zit de crux. Er zijn namelijk meerdere opties mogelijk waar die
projecten, als die al doorgevoerd worden, uitgevoerd zouden kunnen
worden. Al die losse projecten zijn dus bekend, maar dit is in een
stroomversnelling gekomen omdat de lokale overheid zich bijna gedwongen
voelt om met een voorstel te komen in de trant van: als dit allemaal
door zou gaan op díé plek, dan willen wij hele ruime compensatie voor de
mensen die daar wonen. Zij zeggen eigenlijk dat vertrek dan
onvermijdelijk is. Al die projecten zijn dus niet nieuw, maar de
optelsom van die projecten en de gevolgen die de keuze voor bepaalde
gebieden heeft voor een dorp als Moerdijk komen nu pas boven tafel,
omdat de lokale overheid zich op dit moment gedwongen voelt om richting
de overheid een vuist te maken en te zeggen: als jullie dit gaan doen,
dan moeten jullie zorgen dat we hier op een nette manier weg
kunnen.
Ik heb daar gesprekken over gehad met de raadsleden, de Dorpstafel
Moerdijk en de wethouder. Die willen dit allemaal eigenlijk niet, maar
ze voelen zich gedwongen om dit op deze manier te doen, gezien de
landelijke plannen en de keuzes die voorliggen. Maar het is eigenlijk
schrijnend dat men aan de voorkant garanties wil vragen voor iets wat
voor de overheid gewoon een zorgplicht is, namelijk het opkomen voor je
inwoners en ervoor zorgen dat die beschermd worden. Het is eigenlijk van
de zotte dat dit tot zo'n climax moet leiden, want we zouden nooit op
dit punt terecht mogen komen.
De voorzitter:
Ik zie geen andere interrupties, dus dan geef ik graag het woord aan de
heer Peter de Groot voor zijn bijdrage.
De heer De Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het vollopende stroomnet is een van de grootste
belemmeringen voor de ontwikkeling van Nederland. Het is al genoemd
vandaag: woningbouwprojecten vallen stil, publieke voorzieningen zoals
ziekenhuizen en politiebureaus krijgen geen aansluiting en ondernemers
weten niet of ze kunnen doorgaan met uitbreiden of verduurzamen.
Inmiddels wachten meer dan 14.000 bedrijven op een aansluiting of
verzwaring. Dat is een rem op onze economische groei én op de
energietransitie. De maatschappelijke schade kan jaarlijks oplopen tot
10 tot 40 miljard euro. Dat bedrag is een uiting van grote stagnatie,
onzekerheid en gemiste kansen. Ik denk dat de urgentie niet duidelijker
kan zijn dan die nu is.
De VVD wil natuurlijk alles op alles zetten om het bestaande net uit te
breiden, met snellere procedures en vergunningen en met slimmere
aanlegmethodes. Maar bedrijven en huishoudens kunnen niet wachten tot
2035. Daarom moeten we het net ook slimmer benutten en de kennis die we
nu al hebben, beter toepassen. Flexibilisering moet van een papieren
ambitie naar een praktische realiteit. De technieken bestaan; dat is ook
al genoemd. Flexcontracten, energiehubs, wijkbatterijen, slim laden, een
combinatie van opslag en opwek: we kunnen allemaal helpen om pieken af
te vlakken en ruimte te creëren op het net. Maar in de praktijk komen
deze oplossingen te weinig van de grond. Er is al gevraagd hoe de
minister het bericht van de ACM beoordeelt dat netbeheerders hun
afspraken niet nakomen. De heer Jumelet vroeg ook al: hoe krijgen we
meer inzicht in het niet nakomen van flexibele contracten? Hoe kan het
dat de netbeheerders weinig inzicht hebben in wanneer hun netten vol
zitten? Wat gaat de minister doen om te zorgen dat netbeheerders
flexibilisering beter faciliteren?
Daarnaast komen er in 2028 nieuwe nettarieven voor kleinverbruikers om
efficiënt gebruik van het net te stimuleren. Maar hoe gaat de minister
ervoor zorgen dat flexproducten al voor 2028 beschikbaar komen voor deze
kleinverbruikers? Mensen en bedrijven haken nu af omdat het te
ingewikkeld is of omdat ze niet weten wat er wel en niet kan. Hoe gaat
de minister ervoor zorgen dat gemeenten en provincies een grotere rol
spelen bij lokale oplossingen? Beschikken zij over het juiste
instrumentarium om lokale oplossingen als het koppelen van vraag en
aanbod te stimuleren?
Voorzitter. Daar hoort ook bij dat regelgeving geen blokkade mag zijn.
Te veel initiatieven lopen vast in vergunningstrajecten of juridische
onduidelijkheid. Dat kost ondernemers tijd, geld en vertrouwen. De VVD
wil graag dat de minister voortvarend werk maakt van het addendum op de
Energiewet dat energiedelen mogelijk maakt. Wanneer komt dat addendum
naar de Kamer? Hoe gaat de minister lokale initiatieven in de tussentijd
juridische zekerheid bieden? Wat is er nodig om meer experimenteerruimte
te creëren voor innovatieve oplossingen die leveringszekerheid
versterken? Het is natuurlijk de vraag of we in Nederland genoeg
juridische capaciteit hebben om al deze dossiers snel en deskundig te
kunnen behandelen. Is juist daar ook een opschaling nodig om de
doorlooptijden te verkorten?
Flexibiliteit is niet alleen een kwestie van techniek, maar ook van
kennis; dat is ook al gezegd. We hadden een ontbijtsessie die ging over
Flevoland, Gelderland en Utrecht. Een aantal van ons waren daar
aanwezig. We zien dat daar in hoog tempo regionale expertise opkomt. Hoe
gaat de minister de expertise die wordt opgedaan in de zogenaamde
FGU-regio, die heel zwaar getroffen is door netcongestie, gebruiken voor
oplossingen? Door de ervaringen in die regio is men daar voorloper
geworden, worden daar sneller prognoses ontwikkeld en worden bedrijven
daar gebiedsgericht geholpen met bijvoorbeeld regionale energiehubs en
netbewust bouwen. De VVD pleit daarom ook voor ruimte voor innovaties en
pilots in deze provincies. Het Nationaal Expertisecentrum Netcongestie
laat zien hoe dat in de praktijk werkt: het staat dicht bij mkb'ers,
spreekt hun taal en verlaagt drempels om te werken aan daadwerkelijke
oplossingen. De minister heeft het centrum inmiddels erkend, maar
structurele financiering is nog niet geregeld. Daarom vraag ik de
minister hoe zij aankijkt tegen het structureel financieren van centra
zoals het Nationaal Expertisecentrum Netcongestie, zodat zij gewoon
kunnen blijven werken aan het samen met het mkb regionaal oppakken van
oplossingen.
Voorzitter. Het is wel duidelijk dat de problemen groot zijn, maar de
oplossingen bestaan inmiddels ook al. Wat nu telt, is ervoor zorgen dat
er tempo, eenvoud en samenwerking komen. De VVD wil dat het kabinet
flexibiliteit versnelt, regelgeving moderniseert en de regionale kennis
die er is, krachtig inzet. Het is zaak om te doen wat we kunnen met wat
we al hebben terwijl we het net uitbreiden, want alleen dan kunnen we
Nederlanders in beweging krijgen.
Dank u wel.
De heer Klos (D66):
Dank u wel voor uw verhaal. Ik herken heel veel daarin. Eén ding viel
mij op. U had het over de problemen in de praktijk bij de uitbreiding en
verzwaring van het net. Volgens mij zijn twee dingen nog niet aan de
orde gekomen in dit debat. Dat zijn de randvoorwaarden daarvoor,
namelijk enerzijds dat we ons stikstofprobleem oplossen en anderzijds
dat we genoeg technisch geschoold personeel hebben om dat te kunnen
doen. Is de heer De Groot het met mij eens dat er grote nood is aan een
kabinet dat wél geloofwaardig is in Brussel op het vlak van stikstof en
massaal investeert in het mbo?
De heer De Groot (VVD):
Ik begin met het laatste punt. Ik denk dat het kabinet daar ook op
inzet. We hebben daar eerder met de minister debat over gevoerd. Ik
hoorde de heer Klos in zijn bijdrage zeggen dat we voldoende capaciteit
aan mensen hebben, maar daar ben ik het niet mee eens. We zullen ook
echt naar andere oplossingen moeten kijken. Netbeheerders werken
bijvoorbeeld nu al met virtualrealitybrillen om het onderhoud te kunnen
plegen, zodat mensen de opleiding niet volledig hoeven te doorlopen.
Daar moeten wij ook echt heen, omdat het in de grote opgave die we
hebben ondoenlijk is om daar zo veel mensen voor op te leiden dat we dat
allemaal een-op-een kunnen doen. Dus ja, we hebben een daadkrachtig
kabinet nodig om ervoor te zorgen dat we deze transitie op een goede
manier met elkaar kunnen doen. Het is niet alleen voor de
energie-infrastructuur, maar ook voor de woningbouw en de wegenaanleg
noodzakelijk dat we het stikstofprobleem daadkrachtig met elkaar
oplossen. Daar ben ik het helemaal mee eens.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Meneer De Groot had het in zijn bijdrage over het instrumentarium van
lokale overheden en de FGU-regio, maar hij heeft onlangs een motie
ingediend die het eigenlijk nagenoeg onmogelijk maakt om nog wind op
land te ontwikkelen. We weten ook dat wind op land cruciaal is voor het
oplossen van netcongestie. Hoe legt de heer De Groot deze motie uit in
het kader van netcongestie en het instrumentarium van lokale overheden,
dat u met deze motie toch wel beperkt?
De heer De Groot (VVD):
Ik zou de motie nog een keer lezen, want er zitten wel degelijk
clausules in die gaan over wanneer het wel kan, bijvoorbeeld wat betreft
lokale initiatieven, omdat het bijvoorbeeld voor energiehubs op
industrieterreinen nodig is om lokale opwekking te hebben. Maar de VVD
sluit de ogen niet voor het feit dat hele gemeenschappen gewoon last
hebben van windmolens die te dicht op woonwijken zijn geplaatst.
Vanochtend stond er ook weer zo'n verhaal in de krant, uit Dronten.
Mensen worden door windmolens gestoord in hun slaap, wat
gezondheidseffecten heeft. In de motie staat ook dat we goed moeten
kijken naar het ontwikkelen van een goed kader, dat rekening houdt met
milieuzaken en gezondheidszaken. Dat is eigenlijk ook de oproep die in
de motie staat, namelijk dat de minister dat ontwikkelt. Daar komt dan
een kader uit. We gaan daar vast en zeker nog met elkaar over
debatteren, maar er zitten een aantal disclaimers in de motie waardoor
het wel degelijk mogelijk kan zijn om nog windmolens te plaatsen,
bijvoorbeeld bij — ik noem maar wat — industrieterreinen. De VVD heeft
gewoon een voorkeur voor wind op zee en voor de gezondheid en nachtrust
van mensen. We moeten als politiek ook keuzes maken. Daarvoor zitten we
hier.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Voor onze partij is het natuurlijk ook enorm belangrijk om strenge
milieunormen te hebben. Wij zien ook heel veel in wind op zee. Ik wil
nog even doorgaan op het lokale: wat voor oplossingen ziet u om lokaal
vraag en aanbod nog beter bij elkaar te brengen?
De heer De Groot (VVD):
Dat is een mooie vraag. Ik denk dat we het grootste deel van het gesprek
dan een keer met een kop koffie moeten doen. Ik heb weleens vaker in een
debat gezegd dat ik het bijvoorbeeld heel gek vind dat er een trein
voorbijrijdt waarbij piekstroom geladen zit boven een spanningsnet van
ProRail, waar enorm veel capaciteit beschikbaar is die maar heel weinig
gebruikt wordt. Ik zou zeggen: zet er een batterij naast en je kunt
bedrijven aansluiten. Dat zijn de lokale topoplossingen. Volgens mij
gaat het erover dat we dat dus op dit moment niet met elkaar voor elkaar
krijgen, waardoor die bedrijven gewoon zeggen: "Ik krijg geen verzwaarde
aansluiting, dus ik kan ook niet verduurzamen. Het lukt me allemaal
niet." Maar als je uit je raam kijkt, dan zie je de piekspanning hangen.
Het is eigenlijk heel gek dat dat niet kan. Ik wil er ook bij zeggen dat
de VVD zich er wel degelijk van bewust is dat het altijd gaat over
leveringszekerheid. Treinen moeten kunnen blijven rijden. Daar moeten we
niet aan morrelen. Dat is de andere kant waar we naar moeten kijken. Het
is dus een combinatie van leveringszekerheid borgen en tegelijkertijd
flexibilisering bieden, met oplossingen die bewezen zijn. Die zijn er
echt voldoende en daar moeten we ruimte voor bieden.
De voorzitter:
Ik zie geen andere interrupties, dus dan geef ik het woord aan de heer
Van den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Ik herken me wel in de heer Klos, want ook voor
mij is het een grote eer om hier vandaag voor het eerst aanwezig te zijn
in deze commissie. Ik kijk dus uit naar de komende debatten. Ik vind het
vooral bijzonder leuk omdat ik zelf uit de techniek kom. Ik heb de
laatste jaren in de logistiek gewerkt en ik heb daar ook veelvuldig te
maken gehad met netcongestie in de vorm van bedrijven die niet
aangesloten kunnen worden, of distributiecentra. Dat wilde ik als
persoonlijk feit even kort vertellen.
Ik dacht eigenlijk ook bij mijzelf: waar lopen we nou tegenaan? Meneer
De Groot zei al dat we 10 tot 40 miljard euro aan economische waarde
zijn misgelopen voor heel Nederland. Dat is een bijzonder groot
probleem, want energie is wat ons betreft niet of een of ander
ideologisch vraagstuk, maar het absolute fundament voor een sterke en
welvarende economie. Wat betekent die 40 miljard aan misgelopen
inkomsten nou? Voor ons zou dat bijvoorbeeld zijn dat je daar twee grote
kerncentrales per jaar van zou kunnen bouwen. Dat is alvast een klein
voorproefje van wat ik in de toekomst nog ga inbrengen in deze
commissie.
Ik heb voor de rest een beetje zitten kijken naar wat ik allemaal wil
zeggen in deze korte vijf minuten, dus ik heb een hele hoop
opgeschreven. Ik ga even langs een paar punten waar ik me zorgen over
maak, minister. Als bedrijven, bijvoorbeeld energie-intensieve
bedrijven, die nu nog niet vertrokken zijn uit Nederland niet alsnog een
zwaardere aansluiting kunnen krijgen, dan zou 10% van die bedrijven
willen vertrekken, met 50 miljard euro aan economische schade als
gevolg. Ik wil dat heel graag voorkomen en ik hoor graag van u hoe u dat
wil gaan voorkomen.
Dan wil ik iets zeggen over de netwerktarieven. Die zitten nu nog op 8,5
miljard euro per jaar. In het huidige tempo stijgen die naar zo'n 20
miljard euro per jaar en die kosten zijn voor onze huishoudens, het mkb
en de industrie. Concreet zou het zomaar zo kunnen zijn dat we zo meteen
€1.000 per huishouden aan vastrecht gaan betalen. Wat ons betreft is dat
onhoudbaar. Ik zou graag van de minister willen horen wat haar oplossing
daarvoor is. Gaan we die kosten delen in het collectief of blijven we
die doorbelasten aan huishoudens? Linksom of rechtsom zijn de kosten
veel te hoog om persoonlijk te dragen, dus daar moet iets anders voor
komen.
Dan noem ik iets wat nog belangrijker is, wat ik eigenlijk niemand in
het debat hoor zeggen en wat wat ons betreft de olifant in de kamer is.
Het gaat om zaken die we niet meer moeten doen om te komen tot het
oplossen van netcongestie. Wat ons betreft is het onbestaanbaar dat
nieuwe huizen nog steeds gebouwd worden zonder aansluiting op het
gasnetwerk. Ik zou graag van de minister willen horen hoe ze daarnaar
kijkt en of ze vindt dat we niet gewoon weer meer moeten gaan werken met
gasgeneratoren of aansluitingen op het gasnetwerk, want dat is gewoon
per direct een oplossing voor de huizen die nu niet gebouwd kunnen
worden vanwege problemen op het elektriciteitsnetwerk. Als we dat niet
doen, waarom stoppen we dan niet met volledig elektrische warmtepompen
en gaan we nu, zolang het nodig is, niet over op hybride? Het werd al
even gezegd: je kan die slim aansturen. Op momenten van piekbelasting
schakel je de elektriciteitskant af en ga je over op gas. Dat betekent
wel dat je huishoudens moet compenseren voor de hogere kosten. Ik zou
graag een reflectie van de gedeputeerde daarop willen. Excuus; van de
minister. Ik versprak me. Het is voor mij een nieuwigheid.
Ik memoreer een eerder debat met mevrouw Van Oosterhout over de
zero-emissiezones. JA21 is niet tegen elektrische auto's, maar we denken
wel dat je die niet hoeft te stimuleren. De markt wil dat zelf. Wat ons
betreft moeten we dan ook stoppen met de zero-emissiezones, omdat die
wel zullen leiden tot een extra vraag op het elektriciteitsnetwerk,
ondanks het uitstel naar 2029. Kortom, laten we die gewoon loslaten en
de markt zijn werk laten doen. Op die manier komen we ook tot elektrisch
vervoer, maar dan zonder verdere overbelasting van het netwerk.
Ik wil kort nog het volgende zeggen. Ik ga er op een later moment nog
verder op in, maar wij zouden ook heel graag voor de leveringszekerheid
een capaciteitsmechanisme willen zien, zodat we de
elektriciteitsbedrijven en de gascentrales ook hier in Nederland kunnen
houden en onze leveringszekerheid niet verder onder druk komt te staan.
Ik weet dat de minister daar al mee bezig is, maar dit is wel onze
inzet.
Ik zal afsluiten met het volgende, wat mij wel echt te denken geeft. Ik
denk dat de meeste mensen met kinderen het wel hebben kunnen zien op het
Sinterklaasjournaal: we moeten ons allemaal met noodpakketten
voorbereiden op een ramp die kan gebeuren. Zo'n ramp gaat gebeuren als
we ons elektriciteitsnetwerk niet tijdig versterken. Ik wil dat heel
graag voorkomen. Ik kijk uit naar de toekomst, waarin we daar met deze
commissie aan kunnen werken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef tot slot het woord aan mevrouw … O, excuus, er zijn
allemaal interrupties. De heer Jumelet was net iets eerder.
De heer Jumelet (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We staken ongeveer tegelijk de hand op, dus dank
u wel voor het woord. Ik hoor de heer Van den Berg ook spreken over de
schade die deze kwestie van netcongestie met zich meebrengt. Het hier
kunnen houden en aansluiten van bedrijven brengt misschien wel dat
bedrag van 10 tot 40 miljard in beeld. Wij als CDA vinden een
voorspelbare transitie belangrijk. Wij willen tegen bedrijven kunnen
zeggen: zo gaat het er ongeveer uitzien. Wij vinden een gelijk speelveld
belangrijk. Hoe kijkt u daarnaar? U benoemt namelijk wel het probleem,
maar hoe ziet u de oplossingen voor zich? Dat is mijn vraag.
De voorzitter:
Ga uw gang.
De heer Van den Berg (JA21):
Dank u voor deze mooie vraag. Een gelijk speelveld, zegt u. Wij zouden
bijvoorbeeld heel graag willen zien dat de netwerktarieven van
Nederland, Duitsland en België geharmoniseerd worden. We hebben in
Nederland nu veel hogere netwerktarieven en dat is een van de redenen
dat bedrijven vertrekken. Tegelijkertijd komen er minder bedrijven
binnen, zoals de datacenters. ING publiceerde laatst een rapport waarin
staat dat datacenters nu niet meer naar Nederland komen, ook door de
overdreven regelgeving van de gemeente Amsterdam, die de komst van die
bedrijven alleen wil faciliteren met hernieuwbare energie. Dat is
waanzin, want het verdienvermogen van Nederland staat onder druk. Waarom
is de bandbreedte van die 10 tot 40 miljard euro zo groot? De kosten
kunnen oplopen tot 40 miljard als de sectoren die we nu niet
binnenkrijgen de hoogst verdienende sectoren zijn, bijvoorbeeld de
datacenterindustrie. Kortom, wij zouden heel graag zien dat we de rode
loper uitrollen voor bedrijven die structureel bijdragen aan het
verdienvermogen van Nederland.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Het ging eerder in dit debat al eventjes over energiearmoede en een
lagere energierekening. Ik was dus toch wel vrij verbaasd toen u in uw
betoog begon over gas. U doet in uw betoog een oproep voor meer gas,
terwijl dat toch beduidend duurder is dan hernieuwbare energie. Ik vroeg
me dus af hoe de heer Van den Berg dit rijmt.
De heer Van den Berg (JA21):
Ik weet dat ik geen interruptie terug mag doen, maar ik nodig u van
harte uit om eens te onderbouwen waarom dat dan duurder zou zijn. Gas
kost op dit moment zo'n 40 cent per kuub. De hoge gasprijs komt
voornamelijk door de belastingen. Die zijn vooral het probleem. Ik kan
niet zo meegaan in het beeld dat hernieuwbare energie per se goedkoper
zou zijn dan gas. Ook al zou het zo zijn, feit is dat we het niet bij de
huishoudens krijgen vanwege netcongestie. Het is dus helemaal niet
relevant of het wel of niet goedkoper is. Het gaat erom dat mensen
voldoende energie kunnen krijgen en dat bedrijven aangesloten kunnen
worden. Dat kan op dit moment dus niet met het elektriciteitsnetwerk.
Provincies zoals Utrecht zeggen gewoon: we gaan nu gasgeneratoren
aansluiten zodat die wijken er toch kunnen komen. Ik denk dat de meeste
mensen waarschijnlijk zullen kiezen voor een huis in plaats van geen
huis dat anders op duurzame elektriciteit had gedraaid.
De heer Klos (D66):
Ik hoorde ook een pleidooi voor gas. Ik hoorde meneer Van den Berg
zeggen dat energie geen ideologisch vraagstuk is. Ik denk dat het voor
mij wel een vraagstuk van waarde is, dat gaat over de vraag: waar gaat
ons land naartoe? Als je een pleidooi voor gas houdt, dan hou je in mijn
ogen ook een pleidooi voor afhankelijkheid van spelers die het niet zo
goed met ons voorhebben. Als u dus niet accepteert dat dat op het gebied
van prijs geen goed idee is, kunt u dan uitleggen waarom het wel een
goed idee is om afhankelijk te worden van spelers in de wereld zoals
Poetin?
De heer Van den Berg (JA21):
Ik snap de vraag wel. Ik denk dat we een bepaalde kant op kunnen gaan
die wat mij betreft geen recht doet aan de situatie. We hebben nou
eenmaal gas nodig, ook als we huizen niet meer gaan aansluiten op
aardgas. Ten tweede zijn we niet meer zelfvoorzienend. We hebben het
gasveld in Groningen gesloten, dus we zullen gas moeten importeren. Dat
kan, gelukkig voor een heel klein gedeelte van nog maar 2%, uit Rusland.
We gaan daar ook mee stoppen. Maar anders zijn we afhankelijk van
Amerika, Qatar of andere landen. Feit is wel dat de weg die we nu zijn
ingeslagen ons in ieder geval tot 2040 zeer grote problemen zal
opleveren. Bedrijven kunnen niet aangesloten worden en woningen kunnen
niet gebouwd worden. Ik wil natuurlijk ook zo snel mogelijk een
fantastische wereld zonder uitstoot, die uitermate betaalbaar is en waar
iedereen gelukkig is, maar we moeten wel realistisch zijn. Zolang het nu
niet kan, zeg ik: laten we dan in ieder geval kijken naar wat er wel is.
Ondertussen bouwen we natuurlijk wel keihard door aan het
elektriciteitsnetwerk, zodat je in de toekomst weer andere keuzes kan
maken. Wat ons betreft is dat ook een keuze voor kernenergie. Daarmee
kun je ook een versteviging van het elektriciteitsnetwerk voortzetten.
Kortom, ik pleit voor het in de tussentijd gebruiken van de
mogelijkheden die er zijn en voor het doorbouwen van het netwerk, zodat
er in de toekomst weer meer mogelijk is.
De voorzitter:
De heer Klos heeft nog een interruptie.
De heer Klos (D66):
Ik hoor in ieder geval niet dat we dan terug moeten gaan naar Gronings
gas, dus daar ben ik blij mee. Ik zou het volgende willen zeggen,
misschien ook voor de spirit van deze commissie. Als we een probleem
tegenkomen, denk ik niet dat dat een reden is om ermee te stoppen. Het
doel om energieonafhankelijk te worden, om goedkope energie te hebben en
om een schone wereld voor onze kinderen achter te laten, is het namelijk
wel waard. Ik vind het dus ook een beetje on-Nederlands om bij het
eerste probleem een vlaggetje neer te leggen en te zeggen: we gaan het
op een andere manier doen. Ik hoop dus dat u met mij meewil in de spirit
van optimisme en positiviteit en het probleem wil aanpakken.
De heer Van den Berg (JA21):
Hier ben ik wel gevoelig voor, want ik wil natuurlijk mijn kinderen ook
een goede wereld nalaten. Ik ben dat dus helemaal met meneer Klos eens.
Tegelijkertijd behandel ik dit dossier al sinds 2019 als Provinciale
Statenlid en ik ben er ook al mee bezig sinds ik een jaar of 10 ben. Dat
heeft mij wel op het idee gebracht dat we wel wat willen doen maar dat
simpelweg niet alles mogelijk is. Een voorbeeld is de
hoogspanningsverbinding in Noord-Holland, die pas in 2039 gereed is.
Eerst was het 2036, nu 2039. Wat gaan we dan doen in de komende veertien
jaar? Ik wil juist vooruit. Ik wil inderdaad een mooie wereld. Wat mij
betreft zou het niet-benutten van deze mogelijkheden stilstand
betekenen. Ik wil graag vooruit. Kortom, laten we dan nu in de
tussentijd bouwen aan het netwerk. In de toekomst hebben we dan nog veel
mooiere mogelijkheden dan die we nu inzetten.
De voorzitter:
Goed. Dan geef ik nu het woord aan de laatste spreker. Dat is mevrouw De
Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Een land dat zijn energievoorziening op het spel
zet, dreigt zijn welvaart te verliezen. Zonder energie is er namelijk
geen productiviteit, geen industrie, geen vervoer, geen verwarming en
geen verlichting. Een land dat zijn welvaart wil behouden, laat staan
uitbreiden, moet zijn energievoorziening dus op orde hebben en houden.
Het zou een open deur moeten zijn, maar zoals iemand die altijd in vrede
heeft geleefd de afwezigheid van oorlog vanzelfsprekend dreigt te gaan
vinden en iemand die nooit armoede heeft gekend zijn rijkdom vaak voor
lief neemt, zo loopt een land dat voor generaties ruimschoots de
beschikking heeft gehad over gas, elektriciteit en benzine het risico
die vanzelfsprekendheid argeloos te verspelen.
Voorzitter. Het is precies wat we op dit moment op het Europese
continent zien gebeuren. Terwijl de Verenigde Staten uit het
klimaatakkoord van Parijs zijn gestapt en China wekelijks kolencentrales
opent en onlangs 's werelds eerste thoriumcentrale heeft geopend, zijn
onze bestuurders in de ban van een ideologisch project met de naam
"energietransitie": een CO2-neutraal Nederland in 2050. De
consequentie van dit project is een totale elektrificatie van ons
energiesysteem. Zo steeg het geïnstalleerd vermogen van zonnepanelen in
tien jaar tijd met 2.800%. Het aantal windturbines op land in Nederland
steeg sinds 2016 met ruim 60% en het aantal windturbines op zee met ruim
130%. Het aantal elektrische auto's steeg de afgelopen tien jaar van
enkele tienduizenden naar ruim 644.000. Dat is een explosieve groei die
rechtstreeks heeft geleid tot een overbelasting van ons stroomnet. Dat
is netcongestie die enerzijds voorkomt bij invoer, want er is meer
productie dan het net kan transporteren. Dat zorgt voor problemen,
bijvoorbeeld als het waait én de zon schijnt. Anderzijds is er
netcongestie bij afname. Er is meer vraag dan het net kan leveren,
bijvoorbeeld wanneer iedereen na het werk zowel zijn elektrische auto
oplaadt als de inductiekookplaat aanzet.
De minister schrijft in haar brief van 6 oktober jongstleden dat 14.000
grootverbruikers niet kunnen worden aangesloten. Ook bijna een derde van
de woningbouw heeft last van netcongestie. In Utrecht, Gelderland en
Flevoland is het goed mogelijk dat in 2027 een groot deel van de
nieuwbouw stilvalt, aldus het IPO. Volgens TenneT dreigt vanaf 2033
zelfs serieuze stroomuitval. Stroomuitval in Nederland! We hadden een
van de beste energiesystemen ter wereld, met goedkoop gas en schone en
efficiënte kolencentrales. Dat zijn vormen van energie die altijd
werken. Dat uitstekende energiesysteem zijn we aan het verliezen, en in
het kielzog daarvan onze welvaart. Die 14.000 bedrijven blijven namelijk
niet eeuwig wachten op een stroomaansluiting. Die verdwijnen of
vertrekken. Eenmaal vertrokken of verdwenen komen die niet zomaar weer
terug. Ik hoor dan ook graag van de minister wat hierop haar antwoord
is. Hoe denkt zij Nederland aantrekkelijk te kunnen houden? Kan zij
aangeven welke van de 54 klimaatsubsidies elektrificatie aanmoedigen en
dus leiden tot nog meer netcongestie?
Voorzitter. Forum voor Democratie zou het liefst vandaag nog stoppen met
de energietransitie. We moeten niet vertragen, niet bijsturen, maar er
simpelweg mee ophouden en in plaats daarvan teruggaan naar wat wél
werkt. Dat betekent heropening van het Groninger gasveld, uiteraard met
ruimhartige compensatie voor de Groningers en het aardbevingbestendig
maken van het gebied, investeren in kerncentrales, onderzoek naar de
bouw van thoriumcentrales en het openhouden van kolencentrales, die ook
werken als de zon niet schijnt en de wind niet waait. Zo kunnen
Nederlanders hun energierekening weer betalen, kunnen bedrijven weer aan
de slag en kan Nederland zijn welvaart behouden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Ik kijk en zie geen interrupties. Ik begrijp van de minister dat
zij ongeveer een ruime twintig minuten nodig heeft voor de voorbereiding
van de beantwoording, dus dan stel ik voor dat wij hier om 16.15 uur
weer bij elkaar komen.
De vergadering wordt van 15.53 uur tot 16.19 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik open hierbij de vergadering weer. Voor de nieuwe leden: de minister
geeft altijd eerst een indeling in zogenaamde "blokjes". Ik vraag de
minister dus om dat te doen. Minister, gaat uw gang.
Minister Hermans:
Ja, voorzitter, daar zal ik mee beginnen. Ik begin met alle vragen die
gesteld zijn over … Ik wilde "netcongestie" zeggen, maar daar gaat het
hele debat over, excuus. Ik begin met het flexibeler gebruik van het
net. Dan ga ik verder met alle vragen die gesteld zijn over het sneller
bouwen en de versnellingsaanpak daarvan. Dan komen de vragen die gesteld
zijn over opslag. Vervolgens komt het prioriteringskader en alles wat
daarmee samenhangt aan bod. Dan volgen de vragen over het decentrale
energiesysteem. Tot slot volgt het bekende mapje overig of varia.
De voorzitter:
In principe doen we vier interrupties. Tegen de heer Van den Berg zeg ik
dat dat dus vier losse vragen zijn.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank u wel. Allereerst een heel hartelijk welkom aan alle
Kamerleden die nieuw zijn in deze commissie en soms ook helemaal nieuw
in de Kamer. Ik zie uit naar constructieve en goede debatten over de
klimaat- en energietransitie. Er zijn namelijk genoeg onderwerpen
waarover goede debatten te voeren zijn.
Om mee te beginnen vandaag: het vraagstuk van de netcongestie, de drukte
op het stroomnet. Ik denk dat door elk van de Kamerleden, door ieder in
eigen bewoordingen en met eigen voorbeelden, is neergezet hoe dit
probleem ons aan alle kanten in de weg zit. Het zit de energietransitie
in de weg, evenals de klimaataanpak, de economie, de woningbouw en zo
kan ik nog wel even doorgaan. U heeft daar ook allemaal terecht
tekenende voorbeelden van genoemd. Deze voorbeelden helpen ons
tegelijkertijd ook weer, hoe tekenend en pijnlijk ze soms ook zijn, om
tot oplossingen te komen en laten ons bij het oplossen van die
specifieke problemen nadenken over hoe je hier nu een generieke aanpak
van kunt maken.
Voorzitter. Zoals ik zei, begin ik met alle vragen die over het
flexibeler gebruik van het net gaan. Onze energievraag gaat de komende
jaren echt flink toenemen. We zullen dus hoe dan ook ons
elektriciteitsnetwerk moeten uitbreiden. Daarvoor moeten we bijbouwen en
ook het bestaande net op onderdelen verzwaren. Maar dat zijn echt
trajecten van vele jaren. Al die 14.000 bedrijven die nu op de
wachtlijst staan, hebben daar niks aan. Die willen veel sneller
duidelijkheid, of nog veel liever, ruimte op het stroomnet. Vandaar dat
het beter en flexibeler benutten van de ruimte die we hebben een
ongelofelijk belangrijke lijn in de aanpak van netcongestie is.
Überhaupt is flexibel gebruik van ons systeem een van de pijlers waarop
ons toekomstig energiesysteem rust. Zo is het van grote waarde, zowel
voor de lange als de korte termijn, dat we die flexibiliteit in het
gebruik van het systeem in gaan bouwen.
We zien dat er weliswaar in de afgelopen anderhalf à twee jaar veel
producten ontwikkeld zijn om dat flexibele gebruik te stimuleren, maar
dat die op de plank liggen. Ik denk dat de berichtgeving naar aanleiding
van het persbericht van ACM van gister dat ook onderstreept. Die
producten liggen klaar, maar vinden nog onvoldoende hun weg naar zowel
grote als kleine bedrijven, die daar eigenlijk om zitten te springen.
Dat is de reden geweest dat ik samen met de netbeheerders, met de ACM,
met het bedrijfsleven, met MKB-Nederland en met VNO-NCW de handen ineen
heb geslagen. We hebben gezegd dat we met aanvullende maatregelen moeten
komen om het flexibele gebruik verder omhoog te krijgen. Aan die aanpak
werken we nu heel hard. Ik hoop … Het is eigenlijk geen hoop, maar ik
zeg u gewoon toe dat ik in januari de eerste resultaten van die
gesprekken en die aanvullende maatregelen met u ga delen.
Voorzitter. Volgens mij zijn het de woorden van de heer De Groot:
"Flexibele opwek en verbruik moeten daadwerkelijk bijdragen aan extra
aansluitruimte in congestiegebieden." Als flexibiliteit structureel van
de grond komt, dan kunnen netbeheerders het effect ervan ook meenemen in
hun prognoses en scenario's. Daarover ging eigenlijk ook de vraag die de
heer Klos stelde, die ook aansluit bij het bericht van de ACM van
gister. Netbeheerders moeten goed inzicht krijgen en hebben in wanneer
het nou precies zo druk is op het net en wat dat betekent voor wanneer
je die flexibiliteit wil inbouwen. Ik zeg daar wel bij — dat is ook de
reden waarom we in die doorbraakaanpak niet alleen de netbeheerders en
ACM aan tafel hebben uitgenodigd, maar ook het bedrijfsleven — dat we de
bedrijven die op de wachtlijst staan, maar juist ook de bedrijven die
daar niet op staan, heel hard nodig hebben voor die oplossing. Het gaat
om bedrijven die een contract hebben waar mogelijk ruimte in zit en die,
als zij hun proces flexibeler inrichten of met een flexibel contract
gaan werken, ruimte vrij kunnen spelen voor bedrijven op de wachtlijst.
In een aanpak die vele facetten heeft, hebben we elkaar dus allemaal
nodig. Ik zei al dat ik in januari de Kamer de eerste uitkomsten van die
gesprekken stuur.
Daar blijft het niet bij: ik zal de Kamer dan natuurlijk ook over de
voortgang berichten. Daar zijn specifiek vragen over gesteld door de
heer Klos, waar ik zo nog op zal ingaan, maar nu zeg ik vast in algemene
zin: ik blijf daar natuurlijk over rapporteren, want ik denk dat het
heel goed is om daar steeds met elkaar op basis van de meest recente
gegevens en cijfers over te discussiëren en te debatteren. Eerlijk
gezegd denk ik ook niet dat het probleem zomaar weg is. Het zou ook nog
best wel even erger kunnen worden. Daar zal ik ook eerlijk over zijn,
maar ook dat moeten we onder ogen zien en dan moeten we daarover met
elkaar in debat gaan.
Ik had het al over het belang van flex op de langere termijn. De heer
Klos vroeg: wordt flex dan ook de norm? Dat is natuurlijk waar we naar
toewerken. De inzichten en ideeën die we nu opdoen voor het oplossen van
die wachtrijenproblematiek zullen we daar dus ook bij betrekken. Dat
neemt niet weg dat we nu ook al alles op alles zetten om creatief en
innovatief te zijn in onze oplossingen, zeg ik ook in de richting van de
heer Grinwis. Zo is de Flex-e-regeling genoemd, net als de kennisfunctie
bij de RVO, die je zich ook in de regio's ziet ontwikkelen. Ik noemde al
de samenwerking, maar er is ook het samenwerkingsverband van
netbeheerders, installateurs en MKB-Nederland, waarin directe, praktisch
toepasbare oplossingen worden gedeeld en verder worden uitgewerkt. Dat
wordt ook vanuit het kabinet ondersteund.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Jumelet.
De heer Jumelet (CDA):
In ieder geval dank voor het ingaan op de flexibilisering. Toen het ging
over die gesprekken, waar het ging over "doorbraakaanpak" en "inzicht",
ging er toch even door mijn hoofd heen: hoe gaat u dat dan borgen? Want
uiteindelijk zijn er al heel veel gesprekken geweest, en er zijn steeds
gesprekken met allerlei organisaties. Het bericht van gisteren was wat
mij betreft ietwat onthutsend, omdat de netbeheerders weinig inzicht
hebben in wanneer hun netten vol zitten. Mijn vraag zou dus zijn: hoe
gaat de minister dat dan afspreken en hoe ga je dat borgen? Het zou
jammer zijn als we in januari een brief krijgen waarin staat dat de
inzet is om dat te verbeteren. Je zult toch een keer tot een resultaat
moeten komen, is mijn beleving.
Minister Hermans:
Ik ben het hartgrondig met de heer Jumelet eens wat betreft het "inzicht
krijgen in" en varianten op die formulering. We willen nu weten: wat
gaan we dan precies doen en over hoeveel tijd moet dat de eerste
resultaten of de eerste inzichten opleveren? Het is niet zo dat we vanaf
nul beginnen. In het Landelijke Actieprogramma Netcongestie zitten drie
lijnen: sneller bouwen, beter benutten en beter inzicht krijgen. Inzicht
krijgen in wat er speelt, wat er gebeurt en wat de knelpunten zijn, is
namelijk de sleutel naar een heel aantal oplossingen. Het is ook de
sleutel naar het gesprek dat moet plaatsvinden tussen de Rijksoverheid,
provincies, gemeenten, de netbeheerders en TenneT. Dat inzicht in
cijfers, voortgang, wachtrijen en de vragen wanneer het nou precies druk
is op het net en waar de pieken zitten, leidt namelijk ook tot de soms
ingewikkelde en ongemakkelijke gesprekken die je nodig hebt om goed te
kunnen zien: wie is er nu verantwoordelijk en aan zet om hier iets te
doen? Dus ja, ik zeg tegen de heer Jumelet dat die brief in januari echt
concrete acties gaat bevatten. Op de verschillende momenten waarop ik
rapporteer over de voortgang zal ik natuurlijk concreet ingaan op hoe
dat loopt en hoe dat vordert.
De heer Klos (D66):
Het is fijn dat we daar in januari nog meer informatie over krijgen. Om
nu alvast een beetje inzicht te krijgen in die creatieve en innovatieve
oplossingen, vroeg ik mij het volgende af over dat voorbeeld in Zeeland
waarover we eerder debatteerden. Daar kunnen plotseling 61 bedrijven uit
de wachtrij komen omdat een bestaande partij, die de minister ook noemt,
heeft besloten om flexibel te gaan werken. Wat komt daar nou bij kijken?
En wat heeft u nodig, misschien van de Kamer of van de ACM, om meer
netbeheerders tot dat soort afspraken te laten komen? Ik kan me
bijvoorbeeld ook voorstellen dat je dat bestuurlijk moet doen en dat je
iemand nodig hebt die gaat aanjagen dat bedrijven en netbeheerders beter
met elkaar in contact komen in plaats van dat we ze willekeurige brieven
sturen. Ik kan me ook voorstellen dat we daar meer geld bij doen, zodat
de financiële grenzen wat worden opgerekt, omdat we zien dat het
maatschappelijke probleem zo groot is en de kosten zo hoog zijn dat we
op de korte termijn veel meer kunnen doen.
Dank u wel, voorzitter.
Minister Hermans:
De heer Klos noemde het in zijn bijdrage de "gordiaanse knoop". Ik zat
daarover na te denken en toen dacht ik dat je ergens misschien wel zou
willen dat het een knoop was, want dat draadje zit tenminste aan elkaar.
In dit vraagstuk zitten heel veel draadjes nog niet aan elkaar en we
hebben ook nog niet overal inzicht in. Dat laatste was het punt van de
heer Jumelet. Het is dus ook nog eens zoeken naar al die draadjes in de
mist, waarvan sommige dus in de knoop zitten. Het vormgeven van deze
aanpak is ook oefenen, oefenen, oefenen, zoals wij net tegen elkaar
zeiden. De heer Klos refereert aan een voorbeeld in Zeeland. Er is ook
nog één specifiek voorbeeld van een bedrijf in Zeeland dat flexibiliteit
in hun productieproces heeft aangebracht en daarmee voor wel negen of
tien bedrijven op de wachtlijst ruimte heeft gecreëerd. Je wil eigenlijk
heel precies weten hoe dat nou is gegaan, welke stappen er zijn gezet en
waar ze tegenaan gelopen zijn. Je loopt daar namelijk juridisch,
praktisch en technisch — we kunnen het allemaal verzinnen — tegen van
alles aan. Hoe standaardiseer je dat soort aanpakken, om die zo snel als
mogelijk op andere plekken in te kunnen zetten en daar niet opnieuw het
wiel te hoeven uitvinden?
Er zijn verschillende overleggen waar al die partijen aan tafel zitten.
Aan een aantal daarvan neem ik zelf deel. Ik weet dus niet of het nu zin
heeft om daar nog een overleg, een regisseur of zoiets aan te voegen. Ik
had toevallig gisteren nog zo'n overleg. Daar zeiden we wel tegen elkaar
dat we in deze transitie nu echt in de fase van realisatie zitten. Dat
vraagt dus ook heel concreet om het op tafel krijgen van dit soort
casuïstiek, inclusief de inzichten waar we het net over hadden. Dan kan
je namelijk gaan aanwijzen wat echt iets is wat de provincies moeten of
wat echt iets is wat de rijksoverheid moet doen. Ik geloof dus heel erg
dat het daarin zit. Dat betekent dus ook dat je elkaar durft aan te
spreken en dat je dat ingewikkelde gesprek voert. Dat zal soms ook
betekenen dat je dingen ter discussie moet durven stellen die we altijd
heel normaal en vanzelfsprekend hebben gevonden in procedures, inspraak
of beroepsmogelijkheden. Ik kom zo op de versnellingsaanpak. Als we echt
willen versnellen of echt iets willen doorbreken, dan moeten we die
vanzelfsprekend misschien even aan de kant zetten, in het belang van een
versnelling in deze aanpak.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Hermans:
De heer Flach vroeg mij of we de Flex-e-regeling gaan opschalen. We
hebben de huidige subsidieregeling net geëvalueerd. Daar is een aantal
interessante inzichten uit gekomen, waarmee we de openstelling voor
volgend jaar kunnen verbeteren. We verkennen ook de noodzaak en de
wenselijkheid van nog een aantal aanpassingen om te kunnen opschalen in
het type bedrijf dat er toegang toe heeft. Als de heer Flach ook
opschaling in termen van geld bedoelt, dan kan ik hem zeggen dat er nu
geld is voor een nieuwe openstelling, maar er geen geld komt bovenop wat
er gereserveerd is. Een nieuw kabinet kan daar altijd andere keuzes in
maken.
Voorzitter. Dan denk ik dat ik, in antwoord op de heer De Groot, de heer
Kops en de heer Klos, mijn reactie op het bericht van de ACM van
gisteren wel gegeven heb. Ik snap die constatering en zeg wel: het gaat
om inzicht bij de netbeheerders én om die samenwerking met dat
bedrijfsleven.
Voorzitter. Ik ben ook in de richting van de heer Jumelet ingegaan op
het inzicht.
Dan de vraag van de heer Flach over de FGU-regio. Hij zei dat daar
prognoses zijn geactualiseerd en aangescherpt en als gevolg daarvan de
verwachte netbelasting naar beneden is bijgesteld. Hij vroeg of ik die
aanpak ook voor andere gebieden wil gaan toepassen. Ik kan daar alleen
maar het volgende over zeggen. Die prognoses zijn essentieel. Ik ben
blij met de aanscherpingen die via die FGU-regeling tot stand zijn
gekomen. Met de partners in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie,
het LAN, en de partners in die doorbraakaanpak ben ik bezig om dat snel
ook in die andere gebieden voor elkaar te krijgen.
Voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over de differentiatie in
tarieven, ook om dat flexgebruik te stimuleren. Dan begin ik met een
vraag van de heer Klos. Hij vraagt wanneer de Kamer de invoering daarvan
kan verwachten. De tijdsafhankelijke tarieven voor partijen op het
hoogspanningsnet zijn op 1 januari dit jaar ingevoerd. Voor
kleinverbruikers op het net van de regionale netbeheerders is de
planning dat dat nieuwe tijdsgebonden gedifferentieerde tarief in 2028
wordt ingevoerd. Ik weet uit een overleg van vorige week of de week
daarvoor dat de netbeheerders daar, natuurlijk samen met de ACM, echt
keihard aan werken.
Voorzitter. Ik maak het even af. Voor de grootverbruikers op het net van
de regionale netbeheerders is nog niet met zekerheid te zeggen wanneer
de tijdsgebonden nettarieven worden geïmplementeerd. Ik verwacht dat het
codewijzigingsvoorstel begin 2026 door de netbeheerders bij de ACM
ingediend wordt, die daarna natuurlijk marktpartijen moet consulteren en
een besluit moet nemen. Dat zal op zijn laatst ook in 2028 van kracht
worden.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Kops.
De heer Kops (PVV):
Kan de minister aangeven hoe dat gedifferentieerde tarief voor
kleinverbruikers er in 2028 ongeveer uit komt te zien?
Minister Hermans:
Aan die vormgeving wordt nu hard gewerkt. Daar hebben we hier in de
Kamer weleens over gediscussieerd, want er lag een gedifferentieerd
voorstel met wel 24 of 28 verschillende tarieven, geloof ik. Er is toen
ook nog een motie ingediend, ik dacht door mevrouw Postma van NSC, om
dat eenvoudiger te maken. Ik merk daarbij op dat ik ook vind dat dat
tariefsysteem begrijpelijk moet zijn, moet bijdragen aan het doel dat we
hebben en hanteerbaar moet zijn voor de mensen die er gebruik van gaan
maken; dat zijn in dit geval ook huishoudens. Daarmee zijn de
netbeheerders aan de slag gegaan. De basis om dat verder uit te werken,
ligt er nu. De exacte details wil ik uiteraard nagaan en op papier
zetten, als de heer Kops daar meer over wil weten, maar ik ken nu niet
alle details.
De heer Kops (PVV):
Dat begrijp ik. Ik hoef nu ook niet alle details, maar de vraag is wel
of de tarieven dan op piekmomenten omhooggaan of op dalmomenten
omlaaggaan. Daarmee bedoel ik: worden die kleinverbruikers beloond als
ze hun verbruik verplaatsen of worden ze gestraft als ze dat niet
doen?
Minister Hermans:
De bedoeling van deze tarieven is natuurlijk om het gebruik te spreiden
over de dag en om de druk af te halen van de piekbelasting tussen 17.00
uur en 19.00 uur 's avonds, om een voorbeeld te noemen. Je wilt dus
stimuleren dat mensen stroom gebruiken op de rustigere momenten. Dat kan
je doen door de stroom op die momenten wat goedkoper te maken en dus wat
duurder te maken als die schaars is. Ik spreek dus liever van
"stimuleren" en dus ook van "belonen" als je het gebruikt op de
rustigere momenten, dan van de woorden die de heer Kops gebruikte. Maar
heel kort door de bocht: op de dalmomenten gaat het tarief omlaag en op
de piekmomenten gaat het tarief omhoog.
De heer Klos (D66):
Concluderend. Kan het dan dus zo zijn dat huishoudens die niet in staat
zijn om hun verbruik te verplaatsen hun rekening zien stijgen? Mensen
zijn gewoon afhankelijk van apparaten. Die mensen worden dus eigenlijk
gewoon gestraft, terwijl ze er niets aan kunnen doen. Klopt dat
dan?
Minister Hermans:
Als je gewoon kijkt naar je elektriciteitsverbruik gedurende de dag, dan
denk ik dat wij allemaal met kleine aanpassingen echt al wel een effect
kunnen bewerkstelligen. Dit gaat natuurlijk vooral van toepassing zijn
op die situaties waar er én tussen vijf en negen een elektrische auto
wordt opgeladen én elektrisch wordt gekookt én de warmtepomp op volle
toeren draait. Het gaat dan om de mensen die ook echt veel gebruikmaken
van het elektriciteitsnet. Dat is op zich goed, want het zijn allemaal
maatregelen die helpen bij de verduurzaming en de energietransitie.
Tegelijkertijd vind ik ook dat je voor mensen die dat dus minder doen op
deze manier goede prikkels in het gebruik inbouwt. Maar ik herhaal ook
wat ik aan het begin zei: iedereen kan met kleine aanpassingen echt al
wel wat voor elkaar krijgen. Alle kleine beetjes doen, alles bij elkaar
opgeteld, echt al wel wat.
De voorzitter:
Dit is dan uw laatste interruptie, meneer Kops.
De heer Kops (PVV):
Dat is eigenlijk precies wat ik bedoel. De minister heeft het over
elektrisch koken; bij mijn weten doen mensen dat 's avonds en niet 's
morgens vroeg. En als je de warmtepomp aanzet om je huis te verwarmen,
dan doe je dat als je 's avonds na je werk thuiskomt. Dat doe je niet 's
morgens vroeg of 's middags als je er niet bent. Het gaat me er dan om
dat die mensen toch eigenlijk geen mogelijkheid hebben om hun verbruik
echt substantieel te verplaatsen. Onderaan de streep is het dan toch zo
dat mensen door die hogere tarieven op de piekmomenten gewoon meer gaan
betalen, terwijl ze er niks aan kunnen doen. Dat is toch zo?
Minister Hermans:
Ik ga het hier niet tot achter de komma berekenen. Als de heer Kops meer
over de details wil weten, dan kan ik daar, zoals gezegd, uiteraard in
een brief op ingaan. Ik moet daar dan ook wat dingen voor navragen. Maar
de verwachting is nu dat mensen die weinig elektriciteit gebruiken — ik
noemde net al het voorbeeld van mensen die geen elektrische auto hebben
— ook minder gaan betalen dan zonder de wijziging die nu voorzien is.
Los daarvan kijken we natuurlijk altijd naar wat voor flankerend beleid
er voor kwetsbare groepen nodig is om iets te doen aan rare
uitschieters, mochten die er onverhoopt toch zijn.
De heer Flach (SGP):
Even doorgaand op dit onderwerp. Het is uiteindelijk natuurlijk de
bedoeling dat heel veel mensen straks een elektrische auto rijden,
elektrisch koken enzovoorts. Zou het dan niet goed zijn om te kijken of
we niet een soort bodem moeten leggen voor normaal levensgebruik, als je
gaat belasten op piektarieven? Je moet nou eenmaal eten als je 's avonds
uit je werk komt. We moeten niet in de situatie terechtkomen dat mensen
moeten kiezen tussen eten in de kou of honger hebben in de warmte. Het
moet wel mogelijk zijn om gewoon in een verwarmd huis thuis te komen en
te eten. Laten we er een soort basis in verwerken, waar mensen geen
invloed op hebben. Als je wil gaan belasten op pieken, doe dat dan op
beïnvloedbare zaken en momenten.
Minister Hermans:
Ik weet niet of we het woord "bodem" gaan gebruiken, maar zoiets zit wel
in het nieuwe systeem. We verbruiken nu ook allemaal al. Daar betalen we
nu ook voor. We willen met die tarieven kijken of je het verbruik wat
kan verschuiven over de dag, van piek- naar dalmomenten. De verwachting
is echt dat mensen die minder elektriciteit verbruiken straks in het
nieuwe systeem ook echt minder gaan betalen dan dat ze nu doen. Dat zei
ik net ook al in de richting van de heer Kops. In het nieuwe systeem
wordt er rekening gehouden met zo'n bodem of zo'n basis. En nogmaals, we
zullen natuurlijk ook oog hebben voor dat flankerend beleid.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Hermans:
Voorzitter. De heer De Groot vraagt hoe wij zorgen dat de flexproducten
voor kleinverbruikers al vóór de invoering van nieuwe nettarieven in
2028 toegankelijk worden voor particuliere mkb'ers en
energiegemeenschappen. Ik zei net al dat we naar een situatie toe moeten
waarin kleinverbruikers slim en flexibel gebruikmaken van het net.
Daarom schalen we die oplossingen op en passen we ze toe, samen met de
netbeheerders. Zo wordt bijvoorbeeld netbewust laden al vanaf deze
winter versneld uitgerold in regio's door heel Nederland. We ontwikkelen
samen met netbeheerders en energieleveranciers nieuwe
flexmarktproposities zodat huishoudens, mkb'ers en de
energiegemeenschappen kunnen deelnemen aan en meeprofiteren van het
flexibele energiesysteem. Daar lopen al verschillende pilots voor; die
worden komend jaar ook verder opgeschaald. Verder maken we in 2026
afspraken met fabrikanten over waar slimme apparaten aan moeten voldoen,
zodat laadpalen en batterijen maar ook warmtepompen en andere apparaten
flexibel en veilig worden ingezet. Dat is natuurlijk een randvoorwaarde
om de flexmarkt voor kleinverbruik ook echt te ontwikkelen.
De heer Flach vroeg of er voor bedrijven die meewerken aan
flexibilisering van hun stroomgebruik een korting op de nettarieven of
voorrang bij beperkte aansluitingscapaciteit kan komen. Dat is al het
geval, zeg ik tegen de heer Flach. Bedrijven die een van de nieuwe
flexibele transportovereenkomsten afsluiten, krijgen al een korting op
hun nettarieven. Deze partijen kunnen met contractvormen ook in de
wachtrij geholpen worden. Daarnaast geeft het prioriteringskader de
zogenaamde congestieverzachters voorrang op andere partijen in de
wachtrijen. Ik ga zo meteen nog nader in op het prioriteringskader, maar
dit even naar aanleiding van de vraag van de heer Flach.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Van den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Ik heb een vraag voor de minister. Ik zit toch nog even na te denken hoe
het in de praktijk nou gaat uitpakken als we die netwerken
flexibiliseren, en dan vooral die tarieven. Ik geef even een casus. Stel
nou dat iemand bijvoorbeeld thuisbatterijen heeft, wat natuurlijk steeds
vaker het geval is. Ik kan me later natuurlijk nog wel inlezen, maar ik
vraag me af hoe het nou zit. Enerzijds heb je natuurlijk de
onbalansmarkt, anderzijds de frequentiemarkt, anderzijds de
congestiemarkt. Op zo'n piekmoment, zo'n tijdvenster, kan het natuurlijk
best wel goed zijn voor het netwerk om juist wel te gaan laden. Die
thuisbatterijen kunnen bijvoorbeeld 130 kilowattuur laden. Zou dat
elkaar niet kunnen tegenwerken? Ik begrijp dat het een technische vraag
is en heb er dus alle begrip voor als u er later op wilt terugkomen,
maar ik ben toch wel benieuwd of er wel volledig rekening wordt gehouden
met die facetten.
Minister Hermans:
Ik zal uitleggen wat ik even lastig vind. Ik schetste de hoofdlijnen van
de differentiatietarieven kleinverbruikers zoals daar nu aan gewerkt
wordt met als doel om die in 2028 in te laten gaan. Er komen nu allerlei
technische vragen in dat model, terwijl we nog werken aan dat model. Die
vragen vind ik op zich terecht. Ik voer er heel graag een debat over,
maar dan moeten we ook echt daar een debat over organiseren. Dan zal ik
ook de benodigde informatie daarover delen met de Kamer. Dat neemt niet
weg dat het heel terecht is wat de heer Van den Berg zegt. We bouwen een
heel nieuw energiesysteem. Het was heel centraal gericht; het wordt nu
veel decentraler. Er komt veel meer flexibiliteit in, waar batterijen
ook een rol in gaan spelen. Die wil je op zo'n manier inzetten dat ze
netcongestie niet verergeren, wat nu helaas soms wel nog het geval is.
Het maken van het nieuwe energiesysteem en tegelijkertijd de
netcongestie oplossen, is schaken op een heleboel borden en een heleboel
technieken bij elkaar brengen die ook nog in ontwikkeling zijn en waar
nog niet al onze modellen helemaal op zijn aangepast, of het nou
tarieven zijn of wetgeving of vergunningsprocedures. Dit zeg ik in
algemene zin tegen de heer Van den Berg. Natuurlijk kijken we naar die
verschillende aspecten. Als we nu helemaal inzoomen op dat voorstel, dan
komen we echt in de krochten — dat zeg ik met alle respect voor die
krochten — van een model waarvan ook ik nu niet alle details exact ken.
Zover zijn we ook nog niet in de uitwerking. Zodra daar meer over bekend
is, zal ik dat vanzelfsprekend delen.
De voorzitter:
Ik merk op dat we in het eerste blokje zitten en dat de leden zin hebben
in het debat, maar ook dat we ruim in de tijd zitten. Dus ik doe nu
alvast de vooraankondiging dat ik best meer interrupties toe ga laten en
dus wel naar zes wil. De heer Jumelet.
De heer Jumelet (CDA):
Het gaat heel goed, hoor, voorzitter. Ik zat even te twijfelen of ik
inderdaad wilde interrumperen, maar ik doe het toch, omdat het al heel
huiselijk ging over de vraag wanneer je een inductiekookplaat aanzet en
de auto oplaadt. Ik sprak deze week al met Vereniging Eigen Huis. Mijn
vraag is een uitvloeisel daarvan, namelijk hoe je de situatie
inzichtelijk kan houden, zodat je draagvlak houdt voor de hele
energietransitie. In dat gesprek bleek al heel snel dat mensen toch heel
veel moeite hebben om de rekening te lezen. Als we ook nog eens een keer
gaan differentiëren en allerlei zaken gaan toevoegen — dat is op zich
heel goed, want dat constateren we met elkaar — zou ik willen vragen hoe
je dat inzichtelijk voor mensen kan houden. Ik begon zelf in mijn
bijdrage ook over inzicht, ook juist voor mensen in hun situatie thuis.
Ik zou daar aandacht voor willen vragen, ook bij de netbeheerders en bij
al degenen die ook aan tafel zitten, om zo draagvlak te houden. Wie kan
de rekening nog lezen?
Minister Hermans:
Dat deel ik volledig. Daarom is een van de uitgangspunten die we, mede
naar aanleiding van het debat in de Kamer en een ingediende motie,
hebben meegegeven dat we moeten zorgen voor begrijpelijkheid en inzicht.
Je wilt namelijk snappen wat er op die rekening staat, zodat je weet hoe
je je gedrag moet aanpassen om die rekening omlaag te krijgen.
De voorzitter:
De minister vervolgt.
Minister Hermans:
Ik ga verder met een vraag van de heer Flach over de energy hubs. Die
bieden kansen, maar er is ook een concreet knelpunt … O, de heer Flach
is even verdwenen, maar ik ga de vraag toch beantwoorden. Die gaat
erover dat er weinig ruimte wordt geboden voor aansluiting van bedrijven
op gesloten distributiesystemen met energieopwekking of voor het
rechtstreeks koppelen van een windturbine aan het verdeelstation van een
bedrijventerrein. Zijn vraag is hoe dit zich verhoudt tot die
decentralisering. Ik ben het erg eens met de heer Flach dat we die
energy hubs — daar is de heer Flach weer — hard nodig hebben en dat die
kansen bieden om dat net slimmer te benutten. Het lastige is dat
Europese kaders beperkingen stellen om derde partijen aan te sluiten op
dat gesloten distributiesysteem. Ik ben op dit moment in gesprek met
medeoverheden, de netbeheerders en de ACM om te kijken hoe we dat aantal
energy hubs kunnen opschalen en hoe we problemen met het type
knelpunten, zoals ook door de heer Flach geschetst, kunnen oplossen. Dat
moet daar onderdeel van zijn. Dat opschalen heeft anders ook niet heel
veel zin. Ik zal de Kamer in januari informeren over het resultaat van
die gesprekken en de vraag hoe we hiermee omgaan.
Voorzitter. Dan een vraag van de heer Van den Berg over de
netwerktarieven. Die gaan in de komende jaren oplopen, zoals de heer Van
den Berg terecht noemde. Hij vroeg hoe we daarmee omgaan. Dit vraagstuk
is afgelopen jaar in een uitgebreid ibo, een interdepartementaal
beleidsonderzoek, onder de loep genomen. Er is een aantal voorstellen
gedaan over de vraag hoe je met die kosten om kan gaan. Een van de
voorstellen daarvoor — dat hebben we ook uitgebreid onderzocht — is om
die rekening over een langere periode uit te kunnen smeren, de
zogenaamde amortisatievariant. Helaas heeft nader onderzoek, na dat ibo,
uitgewezen dat dat toch niet de oplossing is voor dit moment. Daarmee is
het probleem niet weg. Ten behoeve van de formatie heb ik dus gevraagd
om hiervoor een aantal alternatieve oplossingen in kaart te brengen,
maar ik zeg er wel bij dat die gepaard gaan met vrij hoge kosten. Dat is
dus echt een weging voor een volgend kabinet. Tegelijkertijd blijven we
doorwerken aan dat flexibelere gebruik van het energienet en daarbij ook
aan gerichte ondersteuning, omdat dat ook voor iedereen voordelen kan
opleveren.
Voorzitter. Dan kom ik bij het tweede blokje. Dat is ook een lijn uit
het Landelijk Actieprogramma Netcongestie.
De voorzitter:
Voordat de minister doorgaat: ik zie nog een interruptie van de heer Van
den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Ik probeer hier even wat te begrijpen. De netwerktarieven komen
natuurlijk voort uit de netbeheerders, bijvoorbeeld Liander of TenneT.
In het geval van TenneT: dat is voor 100% een staatsdeelneming, die haar
uitbreidingen dan weer financiert met leningen die ze op de markt
betrekt, door middel van een staatsgarantie. Hoe zouden we dat nou
kunnen dempen? Dat is een vraag die ik wil meegeven. Het blijft
natuurlijk een bedrijf dat zijn tarieven doorbelast aan de markt. Als
overheid zouden wij daar wellicht iets aan willen doen, dus ik wil
eigenlijk de vraag opgooien: moeten wij ons niet verder in TenneT gaan
roeren, om het meer naar ons toe te kunnen trekken? Dat betekent
natuurlijk wel weer dat de kosten van TenneT op de begroting
terechtkomen, waar ze nu niet zitten.
Minister Hermans:
Ik ben het met de heer Van den Berg eens dat de hoogte van de
elektriciteitskosten in Nederland op dit moment op verschillende
manieren en in verschillende sectoren een probleem veroorzaakt. De heer
Van den Berg stelde mij ook nog een vraag over de energie-intensieve
industrie in Nederland. Daar zal ik zo direct in het verlengde hiervan
op ingaan, omdat ik denk dat dat een van de elementen is die er op dit
moment voor zorgt dat onze industrie het zwaar heeft. We zien dat die
nettarieven de komende jaren verder gaan stijgen door de investeringen
die TenneT de komende jaren doet. Dat is namelijk hoe we het systeem
georganiseerd hebben: TenneT doet die investeringen en berekent de
kosten door in de nettarieven die wij allemaal, huishoudens maar ook
bedrijven, betalen. We kijken dus naar manieren om die stijging van
nettarieven af te laten vlakken om het totaal van de
elektriciteitskosten onder controle te houden. Ik noemde net al één
variant die we daarvoor bekeken hebben. Een andere variant is een
subsidie, maar het gaat wel over grote bedragen en het is echt een
afweging of je daar op die manier geld voor wil vrijmaken. Hoe doe je
dat in de tijd en financier je dat door ergens op te bezuinigen of door
lasten te verhogen? Er zijn allerlei varianten denkbaar, maar dit is
echt een groot vraagstuk. Dit demissionaire kabinet kan daar geen
besluit meer over nemen, maar ik zie het wel als mijn
verantwoordelijkheid om een aantal opties neer te leggen waaruit gekozen
kan worden als je iets aan dit vraagstuk wil doen.
Nogmaals, de heer Van den Berg vroeg mij ook: hoe voorkom je nou dat die
industrie uit Nederland vertrekt? Een van de elementen is, denk ik, het
kijken naar die energiekosten en hoe je die in toom kan houden, zodat je
je concurrentiepositie overeind houdt. Die wordt overigens door meer dan
alleen energiekosten bepaald, zeker in die energie-intensieve industrie,
zeker in de chemie- en staalsector. Die sectoren staan bijvoorbeeld ook
onder druk door dumping van goedkope chemische producten en goedkoop
staal uit China. Je zult ook een heel aantal andere randvoorwaarden op
orde moeten brengen om die industrie hier in Nederland te kunnen
verduurzamen, zoals CCS, netcongestie natuurlijk en
elektriciteitskosten. We hadden ook een probleem met de raffinageroute
voor de inzet van waterstof. Dat is nu gelukkig opgelost, maar dat moet
nu wel allemaal z'n beslag gaan krijgen.
Voorzitter. Daarmee heb ik de vraag van de heer Van den Berg beantwoord
en kom ik bij sneller bouwen. Ik denk dat ieder van u daar terecht
opmerkingen over heeft gemaakt. Voor de verzwaring en uitbreiding van
het net en voor het bouwen van hoogspanningsstations zullen de
procedures en doorlooptijd van die projecten sneller moeten. In april
van dit jaar heeft het kabinet daarvoor een maatregelenpakket
aangekondigd. Daarin zitten een aantal aanpassingen van wet- en
regelgeving om die procedures te versnellen, maar ook afspraken met
TenneT om bijvoorbeeld een aantal dingen in hun werkwijze aan te passen.
Zij gaan nu bepaalde werkzaamheden parallel uitvoeren, in plaats van na
elkaar. We hebben ook een gebiedsfonds ingericht, waarmee we in gebieden
waar dit soort grote energieprojecten plaatsvinden ook wat geld
beschikbaar hebben om de negatieve effecten, zoals de overlast die
mensen ervaren, heel gericht te kunnen mitigeren. Er werd gevraagd om
even precies in te gaan op de maatregelen. De eerste
versnellingsmaatregel wordt op 1 januari 2026 van kracht. Dat is de
zogenaamde gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase. De ontwerpfase
houdt in dat er nog niet gebouwd wordt, maar dat er gewoon gekeken wordt
waar een station terecht kan komen. TenneT mag in die ontwerpfase bij
grondeigenaren op het terrein komen om daar onderzoek naar te doen. Dat
kan dan niet worden tegengehouden met lange procedures. Deze maatregel
kan versnelling tot anderhalf jaar opleveren. Een andere maatregel die
we genomen hebben, is de procedurele versnelling van
elektriciteitsprojecten. Die ziet in eerste instantie op beroep bij de
Raad van State. Ik heb daar een AMvB voor voorgehangen bij beide Kamers.
Die voorhangprocedure is net afgerond. Ik heb de AMvB nu ingediend bij
de Raad van State. Zodra die terugkomt, kán deze van kracht worden. Maar
ik zeg daar wel bij dat de AMvB onder de Wet regie op de
volkshuisvesting hangt, die natuurlijk nog wel aangenomen moet worden in
de Eerste Kamer.
Dan kom ik op een vraag van mevrouw Van Oosterhout. Zij vroeg of er
eigenlijk niet één versnellingswet gemaakt kan worden, met daarin alle
maatregelen die in de brief van april geschetst zijn. Ik had eigenlijk
datzelfde idee. Zo startte ik in april aan dat versnellingspakket. Maar
met alle stappen die je daarvoor moet doorlopen, internetconsultatie,
Raad van State et cetera kan het wel twee jaar duren voordat zo'n
versnellingswet klaar is en ook in de Kamer ligt. We hebben dus gekozen
voor een aanpak waarbij we zoeken naar lopende wetstrajecten waar je dit
soort versnellingsmaatregelen in kan ophangen, zodat je ze zo snel
mogelijk van kracht laat zijn. We hebben bijvoorbeeld de gedoogplicht
onder de verzamelwet KGG kunnen regelen en de AMvB die ik net noemde dus
onder de Wet regie op de volkshuisvesting. Tegelijkertijd loopt er ook
een aanpassing van de Omgevingswet, waaronder ook nog een aantal
versnellingsmaatregelen zal worden ingediend.
Voorzitter. De heer De Groot vroeg of er voldoende personeel en
capaciteit is bij de provincies en gemeenten, en of de vliegende brigade
daar ook bij gaat helpen. Het eerlijke antwoord is dat er nu niet bij
alle gemeenten en provincies voldoende juridische capaciteit en kennis
aanwezig is. Dit kabinet heeft daarom om precies te zijn 22,5 miljoen
euro vrijgemaakt voor de uitbreiding van de expertpool voor de
energie-infrastructuur — we noemen die ook wel de vliegende brigade —
zodat daar meer kennis en expertise aan toegevoegd kan worden. Die pool
is er dus ook echt op gericht om gemeenten en provincies bij specifieke
projecten te helpen. Dat doen we nu bijvoorbeeld bij het station Utrecht
Noord, waar een onafhankelijke begeleider uit die pool is ingezet.
Voorzitter. Dan had de heer Flach een vraag over het stikstofprobleem en
hoe dat nou ook de snelheid van het uitvoeren van
energie-infrastructuurprojecten raakt. Dat geldt in brede zin, zeg ik
daar direct bij. We hebben naar aanleiding van de motie-Flach een aantal
opties bekeken, zoals de algehele vrijstelling. Die vrijstelling is
juridisch gewoon te kwetsbaar, hoezeer ik het ook begrijp en de
redenering daarachter kan volgen. Het zijn uiteindelijk natuurlijk
stikstofreducerende projecten, maar voor een algehele vrijstelling is
het risico gewoon te groot. Dat kunnen we niet doen. Ik zal aan het
begin van het jaar een update geven over het stikstofprogramma dat wij
nu maken en opzetten om ervoor te zorgen dat er wel tempo in de
energieprojecten wordt gehouden.
Dan vroeg de heer Flach mij ook naar de implementatie van RED III. Dat
wetsvoorstel komt op hele korte termijn naar de Kamer. Ik heb het terug
van de Raad van State. Het moet nog formeel door de ministerraad en dan
stuur ik het aan de Kamer.
De heer Flach (SGP):
Het is goed dat we die wet tegemoet kunnen zien. Mijn vraag was daar
natuurlijk aan gekoppeld. RED III gaat niet alleen over soepele
vergunningverlening voor de hernieuwbare-energieprojecten zelf, maar ook
over de fase van aanleg van de infra. Welke mogelijkheden ziet de
minister daarin om op die manier versnelling te bewerkstelligen?
Minister Hermans:
De heer Flach refereert aan de versnellingsgebieden, denk ik. Daarnaar
hebben we gekeken. De mogelijkheden daarvoor zijn in Nederland echter
waarschijnlijk beperkt, omdat wij via MER-procedures al veel versnelling
aanbrengen. Daar waar nog kansen zijn, zullen we die natuurlijk niet
onbenut laten. Maar de inschatting dat daaruit echt nog een versnelling
komt, is beperkt.
Voorzitter. Dan vroeg de heer Vermeer naar de projectaanpak met TenneT
en de 26 projecten die wij geselecteerd hebben in de aprilbrief. Ik zie
de heer Vermeer verbaasd kijken. Dan is dat dus niet zo. Dan kan ik daar
desgevraagd altijd nog op ingaan, maar laat ik het voor nu even
zitten.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Klos over de concrete
resultaatsdoelen en de doorlooptijdverkorting voor de wachtrij, maar ook
over de versnelling van dit project. Ik heb net iets gezegd over wat die
verschillende maatregelen kunnen doen. Het is niet zo dat je ze altijd
zomaar kan optellen en dat het per project een simpele rekensom is. Er
spelen namelijk ook veel andere factoren.
Over de realisatie van de energie-infrastructuur en de stand van zaken
zal ik de Kamer ook op korte termijn informeren. Dan stuur ik het
projectenboek mee. Daarin komt dan de status van alle nationale
projecten.
Daarnaast heb ik gisteren over monitoring gesproken met de
netbeheerders. We willen goed inzicht krijgen in de stand van die
nationale projecten, maar ook in het effect van de
versnellingsmaatregelen.
We hebben natuurlijk net het investeringsplan van TenneT gekregen. Ik
weet niet hoe het u verging toen u het las, maar ik was verrast toen ik
daarin over die grote vertraging van een investeringsprogramma las. Dat
programma liet nog geen twee jaar geleden een ander beeld zien. Dus we
hebben met elkaar afgesproken dat we daar frequenter inzicht in willen
krijgen, ook in wat nou precies de knelpunten zijn. Dan kunnen we daar
sneller op sturen en krijgen we ook een beeld van wat de
versnellingsmaatregelen nou doen op de verschillende projecten. De
bedoeling is dat de monitor in het tweede kwartaal van 2026 klaar is en
twee keer per jaar wordt bijgewerkt. Ik zal de Kamer dan ook twee keer
per jaar — dat is dus ongeveer halfjaarlijks — updaten over de stand van
zaken. U krijgt dus ook inzicht in het effect.
Dan vroeg de heer Jumelet naar een van de projecten die in het
investeringsplan vertraging oploopt. Dat betreft het station
Veenoord-Boerdijk. De heer Jumelet vroeg hoe dat nou kan, omdat alle
vergunningen verleend zijn en er nu toch drie tot vijf jaar vertraging
optreedt.
Dit is zo'n voorbeeld waarover ik ook verbaasd was. Ik denk dat hier …
Hoe zal ik het zeggen? Er liep een Raad van Stateprocedure. De
verwachting bij TenneT was dat die even zou duren, maar het ging ineens
heel snel. Toen waren de teams die eigenlijk bezig waren met dit
specifieke project, al op iets anders ingezet. De capaciteit was dus al
verschoven naar een ander project, met als gevolg dat dit project weer
even moest wachten. Dat is frustrerend. Ik zeg dit niet om het goed te
praten, maar om te verklaren waar het vandaan komt. Heel praktisch:
tijdens het bouwrijp maken van de gronden waren er aanvullende
bodemonderzoeken nodig.
Maar dit bij elkaar opgeteld, plus een conservatievere raming of
planning in dat investeringsprogramma, zorgt voor die nu geschatte
vertraging. Ik leg me persoonlijk niet neer bij de vertraging die nu
geschat is, dus ik zal, binnen wat ik kan doen, alles op alles zetten om
die vertraging te beperken. Zoals ook wel doorklonk in de woorden van de
heer Jumelet, is dit een vergunning die is afgegeven. Hier zit het
probleem dus niet in trage vergunningsprocedures. Die vergunning kan dus
gewoon gematerialiseerd worden. Laten we dat dan ook zo snel mogelijk
doen. De toetsing van het investeringsplan ligt bij de ACM, dus ik kan
dat niet betrekken bij die toetsing.
De heer Jumelet (CDA):
Fijn dat de minister op deze manier reageert, want we spreken hier met
elkaar over versnellen. Het ligt hier in deze specifieke casus dus niet
aan de desbetreffende gemeente of provincie. Het gaat echt om het
bestemmingsplan: dat was al vanaf augustus 2023 onherroepelijk.
Grondwerkzaamheden zijn afgerond. De bouwwegen zijn aangelegd. De
vergunningen voor het bouwen zijn verleend. Als we dan hier met elkaar
spreken over versnellen, moeten we, denk ik, juist ook op dit soort
punten echt de vinger aan de pols te houden. Dan gaat het dus zelfs
sneller dan we verwachten en dan zitten we toch in de vertraging. Ik
hoor uw woorden daarover ook. Ik waardeer die manier van reageren.
Tegelijkertijd krijg ik ook signalen uit die regio dat het ook schade
oplevert. Er zijn namelijk verwachtingen geweest. Er zijn nu ook
bedrijven op slot; die kunnen niet aangesloten worden. De schade van 10
tot 40 miljard waar we met elkaar over spreken … Dan heb je alles
geregeld en dan gebeurt het toch. Daarom ook die scherpte in mijn vraag.
Laten we elkaar daar dus scherp op houden. De minister zegt ook zelf dat
ze zich er niet bij neer gaat leggen. Ik ben benieuwd wat dat dan
betekent. Dat zullen we vast ook horen.
Minister Hermans:
In dat investeringsplan is, als ik het goed uit mijn hoofd zeg, bij
ongeveer 60% van de projecten vertraging aangekondigd, van in sommige
gevallen echt een fors aantal jaren. In het investeringsplan zijn niet
de versnellingsmaatregelen meegenomen zoals ik er net twee in de
richting van de heer Klos en mevrouw Van Oosterhout noemde. Vandaar dat
ik zei dat ik me er niet bij neerleg. De voorbeelden van versnelling die
ik noemde, zullen misschien voor dit specifieke project geen oplossing
zijn. Voor andere voorbeelden in het investeringsplan zal dat wel het
geval zijn. Dat neemt niet weg dat we via andere mogelijkheden en
richtingen alles op alles moeten blijven zetten om die vertraging zo
veel als mogelijk te beperken. Die toezegging doe ik dus echt aan de
heer Jumelet.
Datzelfde geldt voor een groot project in Waddinxveen, dat letterlijk
een kleiner project is: het project met de tiny houses waar de heer
Grinwis naar verwees. Dat project is óók frustrerend. In november 2024
zou het klaar zijn. Het is nu november 2025, bijna december 2025. Het is
nog steeds wachten. Het hangt in dit specifieke geval ook samen met
materialen die niet op tijd beschikbaar zijn, maar ook dat is onderdeel
van de problematiek. Die leidt er alles bij elkaar toe dat huisjes, in
dit geval kleine huisjes, niet opgeleverd worden of geen aansluiting
hebben. Ook hier zijn we met netbeheerders en gemeentes samen bezig om
te bekijken wat hier gebeurt en wat hier nu exact de problematiek is.
Dit moeten we heel precies weten om de woningbouwplannen die er liggen
en de uitbreiding van het net die gepland is, veel beter op elkaar af te
kunnen stemmen. Dit is onderdeel van de mist, waar ik het over had,
waarin we dit vraagstuk op moeten lossen.
Dan vroeg de heer Klos: waarom kiest de minister er niet voor om het
bevoegd gezag standaard bij het Rijk te beleggen? Wij hebben in die
versnellingsaanpak in april gezegd dat we bij die 26 meest prioritaire
projecten die de eerste verlichting in die netcongestie moeten gaan
geven, gaan kijken waar we het bevoegd gezag het beste kunnen
neerleggen. Als het effectiever is om het ergens anders neer te leggen
dan waar het nu ligt, dan doen we dat. Maar het is niet zo dat het Rijk
altijd de beste of de snelste actor is, of het bevoegd gezag om het bij
neer te leggen. Het vraagt dus steeds een goede weging: moet je dit echt
naar het Rijk opschalen? Ook bij het Rijk is de capaciteit natuurlijk
niet oneindig, maar daar waar het helpt en nodig is, doen we dat echt.
Soms helpt het ook al om alleen dit gesprek te voeren, om daarna met
elkaar te kunnen zeggen dat het toch het beste is om dit bij de gemeente
of de provincie te laten, maar dat we elkaar dan wel helpen bij de
lastige keuzes en vraagstukken waar je voor komt te staan. Bij dit soort
grote projecten moet je namelijk ook gewoon besluiten nemen die door de
omgeving niet altijd met gejuich worden ontvangen, ook al begrijpen
mensen het belang ervan.
De heer Klos (D66):
Ik vroeg het ook omdat er volgens mij een verschil van inzicht bestaat
tussen het ministerie en de netbeheerders over bij hoeveel projecten
waar je die centrale regie zou moeten nemen, en waarbij die regie dus
ook dienstig is aan de doorlooptijdverkorting. Ik vraag me dus af of de
minister kan toelichten welk afwegingskader precies bij de keuze hoort
om dit maar bij 26 projecten te doen en niet bij misschien wel 100
projecten die dat behoeven. Wanneer doe je dat wel en wanneer
niet?
Minister Hermans:
Kijk, er zijn een paar elementen in het afwegingskader. Een daarvan is
of iets provincie-overstijgend is, zoals het hoogspanningsproject bij
Wijchen. In dat geval trekt het Rijk de regie naar zich toe. Bij die 26
projecten zijn we daar nu heel precies naar aan het kijken. TenneT heeft
al een eerste doorlichting gedaan en nu zijn we erover in gesprek in
zogenoemde projectateliers met alle betrokkenen, dus ook de betrokken
bevoegd gezagen. Daar is dus al betrokkenheid van het Rijk, maar dat wil
niet altijd zeggen dat het Rijk ook daadwerkelijk het bevoegd gezag
overneemt. We kijken wel mee, maar ook de provincie kijkt mee. We hebben
elkaar keihard nodig. Bij een aantal van die grote projecten, of het nou
de aanlanding van wind op zee is of Moerdijk — daar vroeg de heer
Vermeer naar; ik zal daar zo nog op ingaan — denk ik: we kunnen deze
transitie niet alleen doen vanuit Den Haag, het Rijk, of alleen vanuit
provincies of gemeenten. Het is uiteindelijk van nationaal belang wat we
aan het doen zijn, maar de effecten zijn zo lokaal, regionaal en daarmee
zo specifiek; daar heb je de specifieke kennis en expertise uit
provincies en gemeenten voor nodig.
Dan vroeg mevrouw Van Oosterhout mij of we ook meer kunnen sturen op de
investeringsplannen van de netbeheerders. In de Energiewet en de lagere
regelgeving daaronder worden regels gesteld over de volgorde van
projecten in de investeringsplannen. Daarin geven we extra gewicht, en
daarmee dus extra prioriteit, aan projecten die zijn gericht op het
transporteren van elektriciteit van windparken op zee naar het landelijk
hoogspanningsnet en aan projecten die zijn opgenomen in het
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie en Klimaat, het MIEK. Het
MIEK is het instrument waarmee we kunnen sturen op die
investeringsplannen. Het versnellingspakket en die reeks van 26
projecten doen daar ook hun werk in.
Dan vroeg mevrouw Van Oosterhout mij ook nog hoe de sturing op projecten
ook een plek in het NPE kan krijgen. Het NPE schetst natuurlijk echt de
richting naar ons toekomstige energiesysteem en geeft op die manier de
kaders voor de infrastructuur die we nodig hebben. De prioritering en de
sturing lopen via het Programma Energiehoofdstructuur, het PEH. Dat is
het sturingsinstrument om ruimte voor de infrastructuur van nationaal
belang aan te wijzen. Het MIEK projecteert daarbinnen weer de projecten
die prioriteit hebben, dat dan weer leidend is voor de
investeringsplannen van de netbeheerders. Zo is dat eigenlijk
trapsgewijs opgebouwd. Voor de volledigheid: we hebben het PEH I en er
wordt nu gewerkt aan het Programma Energiehoofdstructuur II. Dat is dus
geen statisch document. Dat wordt steeds geactualiseerd.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Van Oosterhout.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik wil het toch nog heel even hebben over het NPE. In het huidige NPE
zit namelijk ook als prioriteit een maximaal aanbod van duurzame
energie. We zien daar natuurlijk ook dat de transitie vastloopt, zowel
met netcongestie als met de plannen voor wind op zee: de vraag blijft
achter, netbeheerders kunnen het niet bijhouden. Is de minister het met
me eens dat dit anders moet in de actualisatie van het NPE? Gaat er in
die actualisatie ook worden gekeken naar bijvoorbeeld het
Noordzeepact?
Minister Hermans:
We zullen bijvoorbeeld de bijstelling van de ambitie van wind op zee
natuurlijk ook in het NPE moeten vertalen, want dat heeft een effect. Ik
zit even te denken over het Noordzeepact. Ik heb met de voorganger van
mevrouw Van Oosterhout, thans de voorzitter van deze commissie, namelijk
veelvuldig gedebatteerd over wind op zee en een Noordzeeakkoord of
Noordzeepact. Je wil eigenlijk vraag en aanbod van wind op zee nader aan
elkaar verbinden. Hierbij zeg ik ook dat ik aan mijn toezegging
invulling heb gegeven door op de dag na de verkiezingen de windsector
uit te nodigen in de stuurgroep Verduurzaming industrie, zodat we dat
gesprek met de industrie, natuurlijk de netbeheerders en de windsector
hebben gevoerd. Dat wordt begin volgend jaar ook vervolgd. Als daar
uitkomsten uit komen die relevant zijn voor het NPE, dan zal ik dat
natuurlijk verwerken. Voor de volledigheid: ik heb niet toegezegd al op
voorhand een Noordzeepact te gaan sluiten. Ik kan dus ook niet zeggen
dat ik hét Noordzeepact ga inpassen in het NPE. Maar het NPE, net als
het daaruit voortvloeiende Programma Energiehoofdstructuur, moet
natuurlijk wel steeds geactualiseerd worden op basis van de laatste
afsprakenkaders en de inzichten die we hebben.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Hermans:
Dan vroeg de heer Vermeer mij naar een nationale projectlijst met
prioritaire infraprojecten. Ik heb net gezegd dat die MIEK-projecten de
meest prioritaire energie-infraprojecten zijn. Zij krijgen dus ook
voorrang in de investeringsplannen van de netbeheerders. Ik informeer de
Kamer nog voor de kerst, sterker nog, ik denk volgende week, over de
bestaande en de nieuwe MIEK-projecten.
Voorzitter. De heer Flach vroeg mij om bij gebiedsontwikkeling standaard
ruimte voor een energie-eiland te reserveren en om tijdig beschikbare
ruimte voor kabels en stations in beeld te brengen en te reserveren.
Daarnaast vroeg hij of warmteprogramma's ook onderdeel worden van de
energieprogramma's. De energieplanologie is een belangrijke
randvoorwaarde om netcongestie te verminderen. We verkennen nu proactief
het reserveren van de benodigde ruimte in het Programma
Energiehoofdstructuur. Dit jaar zijn landsdekkende energievisies
opgeleverd door de provincies en verschillende regionale
samenwerkingsverbanden. Ik maak met provincies, gemeenten en
netbeheerders nieuwe interbestuurlijke samenwerkingsafspraken, juist om
ook invulling te geven aan die ruimtelijke invulling. Specifiek over de
warmteprogramma's kan ik zeggen dat niet alleen warmte, maar ook andere
energiedragers daar al in worden meegenomen, om tot een compleet beeld
van het energiesysteem in de gebouwde omgeving in een specifieke
gemeente te komen. Ik zou niet nu al die verbreding willen verplichten,
terwijl gemeenten bezig zijn met opstellen van de eerste
warmteprogramma's. Dat neemt niet weg dat ik op termijn wel
mogelijkheden zie om het warmteprogramma te verbreden tot een
energieprogramma. Zo praat ik er ook over met gemeenten en provincies in
het maken van die nieuwe samenwerkingsafspraken.
De heer Flach (SGP):
In dit land gaat het natuurlijk heel veel over ruimte. We hebben een
Nota Ruimte. Is wat de minister betreft ruimte voor
energie-infrastructuur voldoende tot zijn of haar recht — ik weet niet
of dat mannelijk of vrouwelijk is — gekomen in de Nota Ruimte?
Minister Hermans:
In de Nota Ruimte is opgenomen dat er rondom de energieclusters
voldoende ruimte moet komen voor de benodigde energievraag en
-infrastructuur. Ik denk dat het heel belangrijk is — wij zijn er ook
blij mee dat we dat op die manier hebben kunnen opschrijven — omdat de
ruimte schaars is, zoals de heer Flach terecht zegt. We weten dat de
energievraag toe gaat nemen en dat we haar keihard nodig hebben voor
onze economie, voor onze welvaart — dit zeg ik ook in de richting van
mevrouw De Vos — voor onze veiligheid en natuurlijk voor de klimaat- en
energietransitie.
Voorzitter. Misschien is het goed om in het verlengde hiervan op de
vragen van de heer Vermeer rondom Moerdijk in te gaan. Dat gaat namelijk
over het reserveren van …
De voorzitter:
De heer Vermeer heeft alleen daarvoor al een interruptie, denk ik.
De heer Vermeer (BBB):
Voordat we bij Moerdijk aankomen, zou ik heel graag even in het algemeen
over de inrichting van de ruimte praten. We hebben bijvoorbeeld een
brief gekregen van mensen in Noord-Holland Noord, waar vijf routes van
hoogspanningsmasten bekeken zijn, maar waar bijvoorbeeld een zesde route
via het Markermeer en het IJsselmeer nog niet opgenomen is. Het gaat
natuurlijk niet alleen om schaarse ruimte. Het gaat ook om landschap,
weidevogels en toerisme. Ik heb zelf het idee dat dat eigenlijk niet of
nauwelijks meegenomen wordt. Er wordt wel gepraat over het versnellen
van projecten, maar als we bovengronds 380kV-masten plaatsen, dan moet
er een strook van 70 meter geworven worden. Dat leidt weer tot
onteigeningsprocedures et cetera. Als wij echter tracés door het water
kunnen laten lopen, speelt dat niet. Kan de minister daarop reageren?
Kan de minister aangeven hoe wij voorkomen dat we van heel Nederland
eenzelfde situatie maken als die we bijvoorbeeld zien wanneer we komen
aanrijden in de buurt van Borssele? Daar zien we gewoon door de masten
het bos niet meer.
Minister Hermans:
Om tot de keuze voor een traject van een nieuw hoogspanningsstation of
nieuwe hoogspanningskabels te komen, doorlopen we een heel zorgvuldig
proces. Onderdeel van dat proces is dat verschillende routes worden
onderzocht. Uitgangspunt daarbij is dat we dat bovengronds doen. Als het
kan of als het noodzakelijk is — er kunnen verschillende redenen voor
zijn — kijken we soms ook ondergronds. Ik zeg het er echter nadrukkelijk
bij: bovengronds is het uitgangspunt. Ik ken deze specifieke route niet
helemaal, maar zeker als je onder water door gaat, zitten er echt
allerlei technische complicaties aan. Ook het type water en het type
grond waar je dan onderdoor zou moeten gaan, spelen een rol. Dit maakt
het echt niet zomaar makkelijker. Nogmaals, het is een zorgvuldig
proces, waarbij verschillende routes worden bekeken en veel gesprekken
met de regio plaatsvinden. De regio brengt natuurlijk ook adviezen uit
en gemeentes maken daarop ook weer individueel hun mening en hun visie
kenbaar. Op basis van al die zienswijzen wordt dan weer een volgende
stap in zo'n projectprocedure gezet. Ik realiseer me dat deze hele
energietransitie en de uitbreiding van ons elektriciteitsnetwerk heel
veel vraagt van ons allemaal. Ik realiseer me dat dat dus ook iets doet
met de landschapsinrichting, met wat we zien als we over de snelweg,
over een dijk of door een polder rijden. Daarom hecht ik zo aan die
zorgvuldige projecten.
Als sideletter merk ik daarbij op dat we graag willen versnellen. Ik
kijk echt naar alle mogelijkheden om te versnellen, maar we zullen ook
met elkaar in gesprekken terechtkomen. Als je gaat versnellen, kan dat
ook een effect op de doorlooptijd van procedures hebben. We zullen met
elkaar moeten afwegen of het inkorten van een participatieproces
bijvoorbeeld zwaarder weegt dan de versnelling die we realiseren.
Kortom, we zitten in een ongekende transitie, waarin we ook tegen dit
soort dilemma's aanlopen met elkaar. Ik realiseer me dus ook dat dit
iets doet met het landschap en met wat je ziet. Ik vind echter wel dat
we hierin keuzes moeten blijven maken en stappen moeten blijven zetten.
Terwijl we daarover met provincies, met gemeenten en met iedereen in
gesprek zijn, moeten we ons steeds voor ogen houden waarom we dit doen.
Ik weet niet meer wie het was, maar ik hoorde iemand zeggen: als het
even lastig is, is vaak de reflex om niks te doen of achterover te
leunen. Dat zou ik in deze hele transitie het allerergste en ook het
allerschadelijkste vinden, want niks doen is ook een keuze en heeft ook
consequenties. Dan moeten we het daarover gaan hebben. Het heeft
economische consequenties en consequenties voor onze veiligheid en het
klimaat. Ik vind dus dat we hiermee door moeten. Ik vind dat we die
procedures zorgvuldig moeten doorlopen. Dat het effect heeft, kan ik
niet uitsluiten; sterker nog, dat sluit ik niet uit. Daarom ben ik ook
blij dat we 197, bijna 200 miljoen euro in zo'n gebiedsfonds hebben
kunnen stoppen om met lokale, regionale overheden te kijken waar dit nu
de grootste effecten heeft en hoe we die effecten een beetje kunnen
dempen, zonder dat ik dat helemaal weg kan nemen.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Hermans:
De heer Vermeer ging een groot deel van zijn bijdrage in op de
berichtgeving rondom Moerdijk van de afgelopen weken. Hij stelde mij
daarover de vraag wat de status is van de verschillende projecten en
plannen die daar in die regio spelen.
Voordat ik daarop inga, zeg ik eerst iets over de berichtgeving en de
stand van zaken. Laat ik vooropstellen dat ik me ongelofelijk goed
realiseer wat de impact is van de berichtgeving en van het lezen of
horen wat voor effect de besluiten die in de gemeenteraad zijn genomen,
mogelijk op jouw dorp hebben, namelijk dat dat in de toekomst zou komen
te verdwijnen. Die impact is gigantisch. Ik ben aan het begin van dit
jaar zelf met de minister van VRO en de minister van IenW op bezoek
geweest in Moerdijk, omdat wij daar allemaal betrokken zijn bij wat daar
te gebeuren staat. Ik heb gesproken met inwoners. Midden in het dorp
ligt zo'n voetbalveldje. Ik weet niet of het formeel een Cruyff Court
is, maar in elk geval herinner ik het me zo. Aan de hekken om dat court
hingen spandoeken of posters waarop stond hoe in de afgelopen decennia
gesproken is over uitbreiding van de haven, van de industrie en van
energieprojecten daar in de omgeving. Eigenlijk is er al decennialang
onzekerheid voor de inwoners van Moerdijk over de vraag wat er precies
met hun dorp gaat gebeuren. Van dat bezoek zijn mij het effect van die
onzekerheid en de wens om duidelijkheid en zekerheid te krijgen, ook als
het een rotboodschap is, bijgebleven. Ik vind dus dat wij als
Rijksoverheid en provincie, maar ook als gemeente, de
verantwoordelijkheid hebben om hierbij met de grootst mogelijke precisie
en zorgvuldigheid tot een besluit te komen. Voor dat besluit moet nog
een aantal formele procedures doorlopen worden. Ik noem maar even de
MER-procedure. Maar de situatie is nu wel zoals die is: de gemeente
heeft een voorkeursrichting aangegeven. Ik vind dat we met die situatie
wel om moeten gaan en bij onszelf te rade moeten gaan hoe we de inwoners
die nu met die onzekerheid te maken hebben, iets van zekerheid in deze
fase van het proces geven. Het kabinet zal er nog over spreken. Ik zal
er ook nog over spreken met de bestuurders in de regio, natuurlijk samen
met de betrokken ministers uit het kabinet. Dat is waar we nu staan in
het proces. Ik hechtte er wel aan om er iets meer over te zeggen dan
alleen in te gaan op de specifieke vraag van de heer Vermeer, omdat ik
me echt realiseer dat dit niet zomaar iets is.
Voorzitter. De vraag die de heer Vermeer mij stelde, is wat de status
van die verschillende plannen is. Sommige plannen in Moerdijk en
omgeving zijn al zeker, zoals een nieuw hoogspanningsstation en de Delta
Rijn Corridor. Daarvoor lopen ook al projectprocedures vanuit het Rijk.
Sommige andere plannen zijn waarschijnlijk, maar nog niet honderd
procent zeker. Het klopt niet dat de plannen in Moerdijk zijn bedoeld
voor de aanlanding van het windpark Nederwiek 3, want dat zal aanlanden
in Geertruidenberg, om even heel precies te zijn. Ik onderzoek wel of
toekomstige windparken in Moerdijk kúnnen aanlanden. Dat wilde ik zeggen
over de verschillende projecten.
De heer Vermeer (BBB):
Bedankt voor de toelichting van de minister over de situatie daar. Ik
denk dat die context er steeds goed bij moet worden gegeven, dus dank
daarvoor. Het hoogspanningsstation en de Delta Rhine Corridor, die
overigens natuurlijk ook weer uitgesteld is, worden als "definitief"
bestempeld. Eigenlijk hoor ik de minister zeggen: alle andere plannen
zijn waarschijnlijk en nog niet definitief. Ik vind het wel goed om dat
even heel scherp te hebben. Heb ik dit nou goed begrepen?
Minister Hermans:
Ja. Voor het hoogspanningsstation en de Delta Rhine Corridor, die
vertraagd is, lopen projectprocedures. De andere projecten zijn nog niet
definitief. Daarover herhaal ik: er is nog geen definitief besluit
genomen. Dat kan ook niet, omdat er nog een aantal stappen gezet moeten
worden. Er zijn wel ontwikkelrichtingen geschetst, waarover de gemeente
een voorkeur heeft uitgesproken. Dat is de situatie op dit moment.
De voorzitter:
Ik kijk naar de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
De gemeenteraad en het college daar presenteren het wel alsof er op
maandag 1 december een besluit genomen gaat worden. Verderop in de brief
schrijven ze: dat is juridisch niet helemaal zo, maar er wordt wel een
besluit genomen. Hoe kan het toch dat een gemeente zich in zo'n vroeg
stadium gedwongen voelt om een keuze te maken, die zelfs als mogelijke
consequentie kan hebben dat een dorp totaal wordt opgeheven, terwijl we
het over allemaal waarschijnlijke projecten hebben? Heeft de minister er
een idee bij hoe dat dan loopt? Of is de druk die er door plannen van de
landelijke overheid op lokale overheden wordt uitgeoefend zo hoog dat
zij geen andere weg zien, en dat dat zich buiten ons blikveld
afspeelt?
Minister Hermans:
Die suggestie wil ik echt met klem ontkrachten. Die zou ik ook geen
recht vinden doen aan het proces dat in Moerdijk met ongelofelijke
precisie en zorgvuldigheid, ook onder leiding van een procesbegeleider,
wordt doorlopen. Er is een omgevingstafel waar alle betrokken partijen
zitting aan hebben. Zij zijn al een hele lange tijd met elkaar in
gesprek om in beeld te brengen wat al die ruimtevragen in het gebied
betekenen, zoals de uitbreiding van de haven. De haven van Moerdijk is
van ongelofelijk groot belang voor onze economie, en overigens ook voor
onze veiligheid en onze weerbaarheid. De industrie die daar zit, wil
verduurzamen. Moerdijk kan ook echt een belangrijke rol als knooppunt
vervullen in de energievraag die we nationaal hebben. Die optelsom van
ruimtevragen heeft een effect op het gebied en kan je op verschillende
manieren invullen. Aan die tafel is daar lang, zorgvuldig en diepgaand
over gesproken. Nu ga ik even af op de berichtgeving en de korte
contacten die ik zelf heb gehad, maar wat ik me zelf ook heel goed kan
voorstellen op grond van het bezoek dat ik daar zelf in februari bracht:
als gemeente wil je op een gegeven moment een eerlijk verhaal vertellen.
Ook bij inwoners is er de behoefte aan eerlijkheid en duidelijkheid, ook
al is het een rotboodschap. Dan kun je het namelijk met elkaar gaan
hebben over de vraag: onder welke voorwaarden zouden wij hiertoe bereid
kunnen zijn? Dat vind ik ook weer belangrijk om te weten, om
uiteindelijk een definitief besluit te kunnen nemen. Overigens, dat
definitieve besluit zal niet door dit kabinet genomen worden, want daar
is echt nog tijd voor nodig. Ik verwacht dat er dan een nieuw kabinet
zit. Dat ontslaat ons niet van de plicht om in de situatie die nu
ontstaan is, die er nu is, te kijken wat we kunnen doen om te voorkomen
dat we bewoners in de kou zetten.
De heer Vermeer (BBB):
Toch nog even het volgende. In oktober 2025, dus een maand geleden,
heeft de dorpstafel nog een hele leefbaarheidsvisie gepresenteerd. Die
leefbaarheidsvisie ging uit van een leefbaar dorp, van het dorp leefbaar
houden of leefbaar maken op onderdelen waarop dat nog niet zo was. Het
perspectief van die inwoners is dus steeds geweest: hoe houden we het
hier goed leefbaar? De minister geeft duidelijk aan: we hebben hierover
lang gesproken. Maar kan het ook zo zijn dat er al zo lang over
gesproken wordt dat datgene wat nu op tafel ligt aan mogelijke
scenario's, inmiddels al achterhaald is? Want we zien bijvoorbeeld dat
artikel met staatssecretaris Thierry Aartsen, dat duidelijk weergeeft
dat die hele recyclingindustrie niet van de grond komt in Nederland of
zelfs weggaat. Die bedrijven gaan achter elkaar failliet en in de Botlek
stoppen allerlei bedrijven. Dus is deze geplande of ooit voorziene
behoefte niet meer een ambitie? Ik heb zelf zitten denken: wat gebeurt
hier nou eigenlijk? Is het alsof mijn buurman droomt van een mooie
garage op mijn fundering, en ik dan alvast mijn huis begin te slopen
zodat die er klaar voor is, terwijl nog helemaal niet zeker is of het
gaat gebeuren? Zijn we de boel niet aan het opjagen, waardoor mensen
zich in een veel te vroeg stadium gedwongen voelen om duidelijkheid te
geven, terwijl dat een verschrikkelijke duidelijkheid is voor de
inwoners? Kan de minister reflecteren op het gevoel dat ik daarbij
krijg?
Minister Hermans:
Volgens mij heb ik net heel duidelijk aangegeven hoe ik mij realiseer
wat de impact is van de berichtgeving en de besluitvorming in de
gemeenteraad op de bewoners van Moerdijk. Ik heb ook aangegeven wat voor
indruk het bezoek aan Moerdijk bij mij en bij mijn collega's in het
kabinet heeft achtergelaten toen we daar eerder dit jaar waren.
Tegelijkertijd loopt er al een hele tijd een heel intensief project; ik
noemde net die tafel. Daarin heeft ook participatie met de inwoners en
bewoners plaatsgevonden. Dat is volstrekt logisch en terecht. Daarbij is
ook gezegd: als je dit gaat doen, wat wij niet leuk vinden en misschien
liever niet willen, geef ons dan ten minste duidelijkheid. Dat zei ik
net. Wat heb je dan nodig? Daarbij zijn randvoorwaarden geformuleerd
door de gemeenteraad. Ik vind dat je op z'n minst moet kijken of we
daaraan kunnen voldoen. Ik vind namelijk dat je dat allemaal mee moet
nemen en wegen als rijksoverheid, maar ook als provincie en gemeente,
die uiteindelijk natuurlijk nog een definitief besluit moeten nemen. Die
zorgvuldigheid wil ik in het proces houden. En, zeg ik daarbij, er is nu
een situatie ontstaan waarbij er onduidelijk en onzekerheid bij bewoners
is en ik wil niet dat zij in de kou staan. We kijken dus ook wat je nu
op relatief korte termijn — laat ik het zo noemen — kunt doen om die kou
iets minder koud te maken.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Hermans:
Tot slot in dit blokje heb ik een vraag van mevrouw Van Oosterhout. Zij
zei dat het bijbouwen van infrastructuur soms ook ten koste kan gaan van
natuur en vroeg hoe we gaan zorgen dat er genoeg waarborgen zijn voor
natuurbescherming en -herstel bij uitbouw van het net. Er zijn heel veel
ruimtelijke afwegingen te maken bij deze complexe energieprojecten, ook
wat betreft de natuur- en milieueffecten. Daarover rapporteren we
natuurlijk in de milieueffectrapportage. We kijken ook samen met
initiatiefnemers van projecten waar we echt werk kunnen maken van
maatregelen die het effect op de natuur compenseren of mitigeren. Dat
helpt immers ook weer voor het draagvlak. Het een kan niet zonder het
ander. Ik zeg erbij dat het tot vertragingen in de processen kan leiden
als je daar weer heel veel eisen aan gaat stellen. Daar moet je altijd
voor oppassen. Er moet dus gezocht worden naar een zorgvuldige
balans.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Van Oosterhout.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
De minister had het eerder over het omgevingsfonds. Kan bijvoorbeeld in
het omgevingsfonds ruimte worden gecreëerd voor het compenseren van
natuur? Of kan dat op een andere manier?
Minister Hermans:
Het gebiedsfonds is daar niet voor bedoeld. Waar is dat wel voor
bedoeld? Ik noem even een heel praktisch voorbeeld. Bewoners vragen of
er rondom een hoogspanningsstation begroeiing, beplanting, kan komen,
zodat het station een beetje wordt afgeschermd en je meer groen ziet in
plaats van alleen maar de aansluiting van het station. Het kan
natuurlijk nodig zijn dat je voor het verkrijgen van de natuurvergunning
natuurcompenserende maatregelen moet nemen. Die moet je dan natuurlijk
nemen, want dat moet op grond van de vergunning. Dus langs die route is
dat wat er moet gebeuren, geborgd. Dat moet je immers gewoon doen om aan
je vergunningsverplichtingen te voldoen.
Dan ga ik door met de opslag. Ik begin met de heer Grinwis. O, de heer
Grinwis is verdwenen. Hij vroeg hoe het staat met de uitvoering van de
aangenomen motie waarin wordt verzocht de opslaglocaties in kaart te
brengen. Het korte antwoord is: dat gaat goed. De motie is uitgevoerd in
de investeringsplannen voor 2026. Daarin is door de netbeheerders in
kaart gebracht waar flexibel vermogen zoals energieopslag nodig is, per
verbinding en transformator. Die informatie is dus nu te vinden in de
verschillende investeringsplannen. Volgend jaar komt dit allemaal samen
in de capaciteitskaart van Netbeheer Nederland. Dan is het geïntegreerd
zichtbaar.
De heer Grinwis vroeg verder naar het opslagdoel. Hij zei: "Sommige
andere landen hebben het wel. De minister wil daar eigenlijk niet aan.
Waarom wijkt Nederland hiervan af en is dat niet alsnog een goed idee?".
Ik kan tegen de heer Grinwis zeggen dat ik kóm met een doel voor
flexibiliteit, vraagrespons en energieopslag. Dat ga ik doen binnen de
Europese aanpak. De Europese aanpak vraagt van ons om nationaal aan te
geven hoeveel flexibiliteit er nodig is in het energiesysteem. Ik hecht
er zo aan om dat in het kader van de Europese aanpak te doen omdat dit
systeem zo sterk Europees verweven is. In de EU hebben we afgesproken
dat elk land komt met een indicatief nationaal doel voor niet-fossiele
flexibiliteit, en dat zullen wij doen. Dat komt in 2027.
Voorzitter. De heer Klos vroeg mij nog welke stappen wij zetten om
energieopslag te ondersteunen en op te schalen en of ik daartoe
financiële prikkels overweeg. De heer Grinwis stelde ook een vraag in
dat kader. We zetten verschillende stappen om opslag structureel te
ondersteunen, juist vanwege de belangrijke rol die batterijen spelen bij
het verminderen van de netcongestie en het waarborgen van de
leveringszekerheid in het systeem. We hebben verschillende
stimuleringsmaatregelen. Een: belastingvoordelen via de
Energie-investeringsaftrek. Een ondernemer kan die krijgen bij de
aanschaf van een batterij. We hebben subsidie voor energieopslag via de
Flex-e-regeling, en we hebben de innovatiemiddelen zoals de DEI, de MOOI
en de EKOO, waarmee innovatieve energieopslagprojecten worden
gefinancierd. Je kan ook korting krijgen op tarieven. Dat gaat dan weer
via het type contract dat je sluit. De tijdsgebonden contracten zijn
genoemd. Inmiddels zijn er ook de capaciteitssturingcontracten. En
TenneT biedt vergoedingen voor balanceringsdiensten. Met die kortingen
en vergoedingen kan dus een positieve businesscase worden gerealiseerd.
Langs de lijnen die ik schetste blijven we ons dus inzetten voor
batterijen, opslag en flexibiliteit.
De heer Grinwis vroeg mij nog naar een onderzoek van de ACM naar
tarieven voor batterijen en hoe dat wordt betrokken bij het onderzoek
naar het invoedingstarief. Ik zal het volgende doen. Er lopen bij de ACM
twee onderzoeken. Een van die onderzoeken gaat inderdaad over het
invoedingstarief en wat een goede beloning is voor de bijdrage van
batterijen aan het efficiënter gebruiken van het elektriciteitsnet. Ik
zal de ACM verzoeken om waar mogelijk de bevindingen uit de beide
onderzoeken bij elkaar te betrekken.
De heer Flach vroeg mij nog naar de mobiele opslagsystemen. Hij zei dat
je steeds opnieuw in de procedure voor een vergunning terechtkomt en
vroeg of dat eenvoudiger kan door die vergunning te koppelen aan de
aansluiting in plaats van aan het opslagsysteem. Ik zeg tegen de heer
Flach dat ik het gebruik van mobiele batterijen, en dat dat ook steeds
meer gebeurt, echt een positieve ontwikkeling vind. Maar ze zijn altijd
apart vergunningsplichtig vanwege de veiligheidseisen. Die vind ik wel
belangrijk. Dat is ook de reden dat we het niet kunnen koppelen aan de
aansluiting. Voor de veiligheid op het gebied van brand en kortsluiting
hebben we aparte eisen en dus een aparte vergunning. Ik zie wel
mogelijkheden om meer te standaardiseren en met een standaardvergunning
te werken. De sector zelf ziet dat overigens ook als een oplossing. We
zijn met VNG in gesprek om het vergunningsproces voor opslag te
verbeteren. Ik kijk daarbij ook of we de standaardisering daar onderdeel
van kunnen maken. Ik denk dat we daar medio 2026 meer over weten.
Voorzitter. Dat was opslag. Dan kom ik bij het prioriteringskader. Er
zijn een aantal vragen gesteld over het prioriteringskader en het effect
op de woningbouw. Ik ga proberen die bij elkaar te beantwoorden. Het
nieuwe prioriteringskader moet nog vastgesteld worden door de ACM. Zodra
dat gebeurd is, is het de bedoeling dat het per 1 januari 2026 van
kracht wordt. Er zijn ook categorieën van kleinverbruikers als
prioritair opgenomen, zoals de woningbouw. Op dit moment is het zo dat
netbeheerders capaciteit reserveren voor alle kleinverbruikers, dus ook
voor kleinverbruikers die straks geen prioriteit meer hebben volgens het
kader. Dat doen we omdat grootverbruikers met prioriteit, bijvoorbeeld
ziekenhuizen of scholen, op dit moment op de wachtlijst staan. We hebben
niet voor niets een prioriteringskader gemaakt. Die wil je namelijk
graag wat hoger op de wachtlijst krijgen.
Met de betrokken partijen, dus met de netbeheerders, ACM en de
ministeries van VRO en KGG hebben we afgesproken dat we gaan werken aan
een nieuwe werkwijze in lijn met het prioriteringskader. Daarbij hebben
we oog voor een zorgvuldige overgangsperiode, in het bijzonder voor de
woningbouw. Tot 1 juli 2026 zal de huidige werkwijze blijven gelden en
worden alle kleinverbruikers, dus ook het mkb — dat zeg ik tegen de heer
Vermeer, want hij vroeg mij dat volgens mij — nog aangesloten vanuit de
reservering. Dan is er echt even tijd om dat nieuwe kader te
implementeren. Partijen die al bezig zijn met een aanvraag kunnen hun
aanvraag dan nog indienen. Na 1 juli wordt die gereserveerde ruimte
alleen nog beschikbaar voor prioritaire partijen. Woningbouw valt
daaronder, blijf ik zeggen.
We kunnen die tijd dan ook gebruiken om er bijvoorbeeld voor te zorgen
dat ruimte voor woningbouw op tijd kan worden aangevraagd. We kijken ook
of je daar iets aan moet veranderen in de regelgeving en in de eisen. Ik
dacht dat het de heer Flach of misschien de heer Grinwis was die daar
wat over zei. Nu doen we dat op huisnummer, dus kun je pas laat in een
traject capaciteit aanvragen. Je wil dat natuurlijk eigenlijk eerder.
Kan dat dan op — ik zeg het maar even in mijn woorden — projectniveau?
Dat zijn elementen die we echt in samenwerking met VRO, de netbeheerders
en de ACM moeten uitwerken. Die tijd nemen we dus in die
overgangsperiode.
Ik denk dat ik hiermee de vragen van de heer Flach, de heer Vermeer en
de heer Jumelet over het prioriteringskader en de woningbouw heb
beantwoord. Maar als dat niet zo is, dan hoor ik dat natuurlijk
graag.
De voorzitter:
Ik zie een vraag van de heer Peter de Groot.
De heer De Groot (VVD):
Ik sla een beetje aan op het prioriteringskader, maar vooral op de
werkwijze. Ik denk dat de werkwijze heel erg belangrijk is om dit te
borgen. Laat ik het eens omdraaien. Stel dat je straks een
Defensielocatie of een groot bedrijf wilt in een gemeente. De
gemeentelijke politiek, bijvoorbeeld de gemeenteraad, mengt zich dan in
zo'n discussie. Dat speelt nu ook in Moerdijk. Welke handvaten hebben de
gemeentelijke en provinciale politiek in die werkwijze om zich in deze
discussie te mengen? Of is het gewoon een vast kader, zodat we het een
beetje objectief houden? Ik ben eigenlijk op zoek naar het tweede stuk:
hoe houden we het een beetje objectief met elkaar? Dat is mijn vraag aan
de minister.
Minister Hermans:
Het is objectief. De ACM stelt het vast. Die verwerkt nu alle
zienswijzen die op het concept zijn binnengekomen en die houdt daar ook
toezicht op. Ik denk dat dat ook goed is. Ik ga er niet over en dat moet
ook zo blijven. Dat zou mijn aanbeveling zijn. Maar dat neemt niet weg
dat wij samen met VRO, de netbeheerders, de VNG en het IPO kunnen kijken
hoe we tot een werkwijze kunnen komen die voor iedereen duidelijk en
helder is en waarmee we zorgen dat woningbouwprojecten, die weliswaar
prioritair zijn, op tijd hun capaciteit kunnen aanvragen.
De voorzitter:
Volgens mij was de heer Flach eerst.
De heer Flach (SGP):
Ik heb even zitten luisteren naar het antwoord van de minister. Dat
schetst vooral hoe het proces eruitziet, wie de verantwoordelijke is
enzovoorts. Maar de ongerustheid bij de decentrale overheden, in dit
geval de gemeenten, is best wel groot. Ze zijn maar heel beperkt
betrokken bij het opstellen van dit prioriteringskader, terwijl je juist
zou kunnen betogen dat de kennis over hoe je op lokale schaal
prioriteert vooral dáár zit. Zou je de landelijke prioritering niet
moeten beperken tot de eerste twee categorieën en zou je de decentrale
overheden niet veel meer een rol moeten geven in de derde
categorie?
Minister Hermans:
Ik snap op zich waar de heer Flach naar op zoek is, maar zo werkt het
prioriteringskader niet. Ik denk dat de mate van objectiviteit en
afstand van de ACM bij het toezien op de toepassing van het
prioriteringskader echt belangrijk is. Ik realiseer me dat mevrouw Van
Oosterhout mij nog een vraag stelde over hoe ik de werking in de gaten
ga houden. Daar zal ik zo op ingaan. De capaciteit is schaars. Daar gaat
dit hele debat over. Je wilt dat die zo goed mogelijk terechtkomt op de
plek waar die het allerhardst en met de meeste prioriteit nodig is. Daar
is dit prioriteringskader voor bedoeld. Ik realiseer me ook dat op het
moment dat je gaat prioriteren en je dus categorieën aanwijst die
prioriteit krijgen, je ook categorieën aanwijst die dat niet krijgen.
Dat is inherent aan het maken van categorieën of keuzes. Ik zeg niet dat
ze leuk of makkelijk zijn, maar ik denk wel dat ze noodzakelijk zijn om
in deze fase van de transitie, waarin we om moeten gaan met netcongestie
en schaarse capaciteit, op een zo objectief mogelijke manier tot dat
kader te komen. Daar wordt door de ACM als onafhankelijke toezichthouder
toezicht op gehouden.
De heer Flach (SGP):
Ik snap hoe zo'n prioriteringskader werkt en dat objectiviteit daarin
belangrijk is. De vraag is alleen of je dat op de juiste schaal en op de
juiste plek belegt. Zouden decentrale overheden niet een veel logischere
keuze zijn? Maar daar gaat deze vraag eigenlijk niet eens zozeer over.
Misschien heeft deze minister wel de belangrijkste portefeuille in dit
kabinet. Tot enkele jaren geleden was de portefeuille van de minister
van Financiën bepalend voor het tempo van de ambities. Geld bepaalde het
tempo. Tegenwoordig zou je kunnen zeggen dat stroom het tempo van de
ambities bepaalt. Of het nu gaat om de woningbouw, om bedrijvigheid, om
andere zaken of om Defensie: stroom is belangrijk voor de
beschikbaarheid daarvan. Is er in het kabinet ook gesproken over de
vraag of dit prioriteringskader bijdraagt aan het behalen van de diverse
kabinetsdoelen vanuit de verschillende departementen en welke
strijdpunten zijn daarbij op tafel gelegd? Met andere woorden: "Halen we
de beoogde woningbouwambities nog? Halen we de Defensieambities nog?
Houden we ons bedrijfsleven nog binnenboord met dit prioriteringskader?"
Ik ben benieuwd op welke wijze de minister haar rol heeft gespeeld in
het kabinet met betrekking tot die vragen.
Minister Hermans:
Even een paar dingen. Het Rijk, de provincies en de gemeenten sturen
niet op dit prioriteringskader. Dat doet de ACM. De ACM heeft dit kader
gemaakt en ik denk dat het ook van groot belang is dat dit door de
onafhankelijke toezichthouder op deze manier is vastgelegd. De ACM heeft
ons natuurlijk ook om een zienswijze gevraagd. Wij hebben een zienswijze
ingediend. Ik heb daar veelvuldig over gesproken met de minister van
VRO. De heer Flach noemt namelijk heel terecht de woningbouwambities.
Die zijn groot. Die zijn belangrijk. Het is een belangrijk vraagstuk in
ons land op dit moment, of eigenlijk al een aantal jaar. Dus je wilt
zoveel als mogelijk zekerheid geven dat die woningen niet alleen gebouwd
kunnen worden — daarvoor is ook al een energiestroom nodig — maar dat de
mensen daar ook gewoon kunnen gaan wonen en stroom kunnen gebruiken. Dat
is een reden dat woningbouw in dat prioriteringskader terecht is
gekomen.
We hebben ook de projecten van nationaal belang. Daar hebben we
natuurlijk in het kabinet over gesproken, maar ook breder met provincies
en gemeenten. Je hebt soms projecten waarvan je zegt: dit moet nu; als
we dit niet doen, heeft het echt grote effecten op onze veiligheid of
onze economische positie. Dus zo is er natuurlijk wel over gesproken.
Maar dat dat kader uiteindelijk wordt vastgesteld en dat erop wordt
toegezien door de ACM, door die onafhankelijke toezichthouder, vind ik
wel van groot belang bij een product dat zo schaars is, maar ook zo
belangrijk voor het functioneren van ons land en het bouwen van de
toekomst van ons land.
De voorzitter:
De heer Flach heeft nog een interruptie, maar dat is ook wel de laatste
van de zes.
De heer Flach (SGP):
Dan moet ik hem goed gebruiken, voorzitter, maar volgens mij was dit
niet echt een antwoord op de vraag. Ik snap de rol van de ACM wel, maar
het is ook een politieke vraag want de keuzes die je maakt, zijn niet
helemaal objectief te maken. Mijn vraag was: welke knelpunten hebben
daarbij op tafel gelegen? Want als je ja zegt tegen het een, zeg je nee
tegen het ander. Ongetwijfeld zullen er binnen het kabinet discussies
zijn geweest over of het een niet hoger op die lijst moet dan het
andere. Ik ben benieuwd naar die knelpunten en de keuzes die daarin
gemaakt zijn.
Minister Hermans:
Maar in de vraag van de heer Flach zit de suggestie dat het kabinet
hierin keuzes maakt. Dat ís niet zo. Het prioriteringskader is door de
ACM vastgesteld. Er zijn wel heel veel zienswijzen ingediend,
zienswijzen van partijen, zo van: hoe kijken wij hier nu naar? Op basis
van die zienswijzen zijn bijvoorbeeld de woonzorgvormen terechtgekomen
in het aangepaste prioriteringskader. Die zaten er in eerste instantie
niet in. Het betreft ook het ov, de projecten van nationaal belang en de
woningbouw. Er zijn natuurlijk wel degelijk vanuit de partijen die
geraakt worden of betrokken zijn… Dat kunnen gemeenten zijn, maar ook
VRO en KGG. We hebben natuurlijk allemaal belangen bij het toekennen van
die capaciteit. Daar hebben wij dus onze mening over gegeven. Maar het
daadwerkelijk maken van de keuzes in welke categorieën prioriteit
krijgen — dat gaat dus nog niet over projecten, hè? — is door de ACM
gebeurd. Op basis van die categorieën gaan netbeheerders vervolgens die
capaciteit daadwerkelijk toewijzen.
De heer Vermeer (BBB):
Ik snap dat de ACM stuurt en als toezichthouder iets uitvoert, maar net
als in eerdere discussies in commissiedebatten, bijvoorbeeld over het
bepalen van piek- en daltarieven en dat soort zaken, is bij mij even de
vraag: hoe kunnen wij als Kamer hierop invloed uitoefenen? Dus via welke
wetgeving, of andere dingen, wordt vastgelegd wat de politieke wensen en
kaders zijn? Want ik neem aan dat de ACM niet als een soort satelliet om
ons heen drijft en gewoon haar eigen ding doet. Dus die heeft kaders.
Welke wet is dat precies? Als wij die kaders willen veranderen waardoor
zij tot andere prioritering kan komen, bij welke wet moeten wij dan zijn
als Kamer?
Minister Hermans:
Ik zal even uitzoeken in welke wet dat allemaal precies geregeld is,
maar hier is echt de vraag: willen we dit? Willen we dit politiek gaan
bepalen? Dit is echt een … Wat zegt u? Neeneenee, ik dacht … We hebben
categorieën vastgesteld, onder andere op basis van — daar ga ik van uit
— zienswijzen die door diverse partijen, organisaties hier in Den Haag,
dus ook door het ministerie van VRO, het ministerie van KGG, het
ministerie van Economische Zaken, zijn aangeleverd bij de ACM. Die leest
dat, die kijkt ernaar en die betrekt het er natuurlijk bij. Maar het zou
toch wat zijn dat we politiek gaan besluiten waar we wel of niet
capaciteit aan toewijzen. Dan is er toch geen enkel objectief kader
meer? Ik vind deze werkwijze dus volstrekt logisch en ik vind het ook te
rechtvaardigen dat we bij zo'n schaars goed als netcapaciteit een
prioriteringskader hebben. De ACM heeft de opdracht gekregen dat aan te
passen omdat het vorige prioriteringskader onvoldoende was, onvoldoende
werkte. Die heeft daar een voorstel voor gedaan, waar allerlei
zienswijzen op zijn ingediend. Ik zei u al: in dat hele proces van
aanpassen zijn de woon-zorgvormen erin terechtgekomen, het ov, de
nationale veiligheid, de woningbouw. Die categorieën zijn nu benoemd.
Daarmee geven we de netbeheerders een handvat om ruimte die er is te
reserveren en toe te kunnen kennen aan die prioritaire aanvragers, om ze
zo te omschrijven. Ik hecht er echt ongelofelijk veel waarde aan dat dit
onafhankelijk is gebeurd en blijft gebeuren en dat het toezicht daarop
bij de ACM zo blijft.
De heer Vermeer (BBB):
Wij kunnen als politieke partij geen zienswijze indienen. Of hadden we
dat wel moeten doen misschien? Dat weet ik nu dus niet meer. Maar het
zijn toch wel politieke keuzes om te bepalen dat wij, omdat er
ETS-regelingen et cetera aankomen, onze industrie of een bepaalde tak
van de industrie voorrang willen geven op een sector die al groen is of
wat dan ook. Ik probeer even een voorbeeld te bedenken. Maar dat zijn
toch politieke keuzes? De ACM is geen politiek orgaan, maar een
toezichthouder. Die moet toch toezicht houden op wetten die de Tweede
Kamer, die het parlement maakt? Wij gaan toch over die kaders? Anders
stellen we hier over twee jaar weer de vraag omdat we iets gewijzigd
willen hebben, maar dan krijgen we te horen dat dit niet kan en dat de
minister er ook niet over gaat. De ACM kunnen we dan bellen, maar die
hoeft niks te doen met wat wij zeggen. Hoe gaan wij zorgen dat we over
twee jaar niet dezelfde typen antwoorden krijgen als die we nu krijgen
over piek- en daltarieven en dat soort dingen? Ik wil dat graag weten.
Volgens mij had de heer De Groot ook juist die vraag gesteld om dit
boven tafel te krijgen: wat is onze rol in het proces en waar kunnen wij
iets bijsturen, ook al vindt de minister dat ongewenst en misschien
komen we zelf tot de conclusie dat het heel ongewenst is omdat we dan in
duivelse dilemma's terechtkomen? Politiek is echter niet voor bange
mensen, dus …
De voorzitter:
De heer Van den Berg heeft een punt van orde, maar ik zou eigenlijk
graag de minister eerst willen laten antwoorden. Of ziet het toe op het
antwoord?
De heer Van den Berg (JA21):
U bent de voorzitter.
De voorzitter:
Dan ga ik de minister eerst laten antwoorden en daarna krijgt u uw punt
van orde.
Minister Hermans:
De politiek is er ook om verantwoordelijkheid te nemen en te dragen en
om te respecteren hoe wij bepaalde taken en verantwoordelijkheden belegd
hebben. Een onafhankelijke energieautoriteit vloeit gewoon rechtstreeks
voort uit wat we in Europa hebben afgesproken in Europees recht. Dat is
de rol. Vanuit die verantwoordelijkheid vult de ACM die rol in. Ik vind
het ook van het grootste belang — dat heb ik net ook gezegd — dat we dit
op een onafhankelijke manier vaststellen. Wil dat zeggen dat als er per
1 januari een prioriteringskader van kracht is, dit het is tot in lengte
van dagen? Nee, zeg ik tegen mevrouw Van Oosterhout. De ACM gaat dat
natuurlijk monitoren. Elke twee jaar komt er een evaluatie. Als
aanpassingen nodig zijn, zullen die gedaan worden.
De voorzitter:
Het punt van orde van de heer Van den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Het kan aan mij liggen, maar ik vraag me eigenlijk af of dit plaats moet
vinden in een commissie, want wat mij betreft zijn het hele feitelijke
technische vragen en kunnen we dit ook gewoon in voorbereiding van een
debat of met medewerkers uitzoeken. Tenminste, ik ben niet gewend dat
het zo gaat dat we dit hier zo uitvragen. Maar nogmaals, dat kan aan mij
liggen.
De voorzitter:
Dat is niet geheel een punt van orde, maar in principe gaan de leden
over de vragen die zij aan de minister willen stellen. Als zij het
opportuun vinden om dat in een commissiedebat te doen, doen we dat in
een commissiedebat. Een lid kan er ook voor kiezen om op een heleboel
andere manieren deze informatie uit te vragen. De heer Peter de Groot
heeft neem ik aan een vraag, een interruptie.
De heer De Groot (VVD):
Het is misschien meer een punt van verduidelijking. Ik veerde net op,
waardoor de minister stilviel. Overigens maak ik niet zo vaak mee dat
deze minister stilvalt. Ik werd er eigenlijk enthousiast van dat de
minister zei: moeten we dit willen? Mijn vraag ging ook over het
afwegingskader. Ik denk dat het juist goed is als we het objectief met
elkaar doen en dat er gekeken wordt wat er maatschappelijk speelt en hoe
we dit moeten verdelen. Dat is dus eigenlijk een verdelingsvraagstuk. Ik
zou het juist dus niet politiek willen laten zijn. Ter verduidelijking
van waar die vraag over ging: ik denk dat je daar van af moet blijven.
Kan de minister nogmaals bevestigen dat het niet politiek is? Ik moet
immers afsluiten met een vraag, voorzitter. Dat doe ik dan maar
even.
Minister Hermans:
Ik vind dat dit niet politiek moet zijn en niet moet worden, wat niet
wegneemt en wat onverlet laat dat wij er discussie over kunnen voeren.
Niet voor niks worden er ook zienswijzen ingediend. Maar het vaststellen
van het prioriteringskader en het toezicht daarop moet niet politiek
zijn. Dat is dus aan de ACM.
Voorzitter. De heer Flach vroeg mij: wordt het begrip
"congestieverzachter" breed uitgelegd, zodat ook energyhubs en
woningbouwprojecten uitgedaagd worden? De ACM kijkt naar gedrag van de
netgebruiker dat leidt tot het duurzaam vrijkomen van capaciteit voor
andere partijen bij het bepalen of iemand congestieverzachter is. In het
huidige conceptkader is geen afgebakende lijst van partijen die hieraan
voldoen. Het gedrag maakt of een partij hieronder valt of niet. In de
regel vragen energyhubs en woningbouwprojecten transportcapaciteit. Stel
dat een woonwijk op een hub door het bijplaatsen van een batterij zorgt
voor ruimte op het stroomnet, dan zou dat voor een hubdeelnemer wel een
mogelijke aanleiding voor prioriteit kunnen zijn.
Voorzitter. Moeten we netbewust bouwen niet landelijk uitrollen, vraagt
de heer Grinwis mij. De provincies Flevoland, Gelderland en Utrecht
werken aan het mogelijk normeren van netbewuste nieuwbouw. De
wenselijkheid en haalbaarheid om dat verder landelijk te doen worden
verkend. Ik zal dat ook met de minister van VRO bespreken. Ter
aanvulling: de minister van VRO heeft op de Woontop afspraken gemaakt
met alle partijen, ook met woningcorporaties, om het netbewust te bouwen
verder onder de aandacht te brengen en te stimuleren. Maar ik zal dit
vraagstuk van de normering bespreken.
De heer Grinwis vroeg mij ook hoe dat gaat op Defensieterreinen. Ook het
Rijksvastgoedbedrijf werkt vanuit het uitgangspunt dat het stroomnetwerk
zo min mogelijk belast wordt bij verduurzaming of nieuwbouw door zelf
energie op te wekken of op te slaan en slim te sturen op het gebruik.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft daar een toolbox netcongestie voor
ontwikkeld, zodat ook andere gebouweigenaren er gebruik van kunnen
maken. Dat geldt dus ook voor de Defensielocaties.
Ik zei al wat over woningcorporaties en netbewust bouwen.
Dan de heer Flach over stimulatie Arcadis bij de gebiedsontwikkeling in
Arnhem. Dit gaat over de €1.500 per woning voor netbewust bouwen. Dat
bespaart ook weer energiesysteemkosten, dus er is ondersteuning van de
onrendabele top nodig. In euro's zijn er op dit moment geen aanvullende
middelen specifiek voor netbewust bouwen voorzien. Los daarvan zijn er
natuurlijk wel allerlei financiële middelen vanuit met name het
ministerie van VRO beschikbaar om woningbouw te realiseren. Maar
specifiek voor het netbewust bouwen zijn er geen middelen.
Voorzitter. Dat wat betreft de prioritering. Dan kom ik op het
decentrale systeem. De heer Klos vraagt mij hoe ik
decentrale-energie-initiatieven beter kan ondersteunen. Hij spreekt over
standaardisatie en uniforme afspraken. Ja, ik denk dat dit de route is:
standaardisatie voor energyhubs. Het betreft ook uniforme afspraken die
we gaan maken in het kader van de interbestuurlijke samenwerking, waar
ik eerder al aan refereerde, en de vergunningsprocedures voor mobiele
opslag, die ik volgens mij toezei aan de heer Flach. Het zit echt in die
hoek.
Dan vroeg de heer De Groot of gemeenten voldoende instrumenten hebben om
lokaal vraag en aanbod aan elkaar te koppelen en of ik kan kijken of
gemeenten hier niet een grotere rol in kunnen krijgen. Ik herken het
signaal dat de heer De Groot hiermee afgeeft. Er is bij de behandeling
van de Energiewet ook een amendement aangenomen dat oproept om gemeenten
en provincies meer ruimtelijke sturingsruimte te bieden. Dat gesprek met
gemeenten, provincies en netbeheerders is nu gaande. Ik wil de ruimte
die er al is verduidelijken. Dat is vooral binnen het ruimtelijk
instrumentarium onder de Omgevingswet. We kijken naar aanvullende
mogelijkheden, zodat je proactief kan sturen op de locaties van opwek of
batterijen in een gebied. Ik verwacht de Kamer halverwege 2026 te kunnen
informeren over de beoogde uitwerking in wet- en regelgeving.
Dan vroeg de heer …
De voorzitter:
Een interruptie van de heer De Groot.
De heer De Groot (VVD):
Misschien een verduidelijkingsvraag over de toon en wat de minister
terughoort in die gesprekken. Er gebeurt ontzettend veel, of het nou in
de FGU-regio is of in Limburg of op andere plekken. Er zijn heel veel
lokale initiatieven waarmee aan de slag gegaan kan worden. Sommige zijn
klein en sommige zijn wat groter. Maar dan gaat het natuurlijk ook
altijd heel vaak over de onrendabele top of over geld dat daarmee
gemoeid is. Waar staat de minister nu in dat proces met die gesprekken?
Is dat soms ook al onderdeel van het gesprek of komt dat pas later, na
inventarisatie en duidelijkheid over de matching van vraag en
aanbod?
Minister Hermans:
Dat moet ik echt even nagaan. Ik wil dat natuurlijk doen en daarop
terugkomen, maar dat moet ik even uitzoeken. Dat zal ik doen en daar zal
ik dan in een brief op terugkomen, ik denk … Ik zoek even uit in welke
brief dat is, want ik weet dat de voorzitter mij straks gaat vragen om
dat precies aan te geven.
Dan vroeg de heer De Groot mij naar een betere aansluiting tussen
regionale expertisecentra, provinciale data over het gebruik van energie
en landelijke besluitvorming. Ik moedig echt elk regionaal, lokaal
initiatief aan dat zich richt op het slim aanpakken van en omgaan met
netcongestie. Dat gebeurt ook op meerdere plekken in het land,
bijvoorbeeld het expertisecentrum in Arnhem. Dat is recent gestart met
rondetafelgesprekken om praktijkvoorbeelden te delen en op basis van die
voorbeelden te kijken of je die aanpak schaalbaar kan maken. We hebben
een landelijk kennisloket, uitgevoerd door de RVO. Dat is een centraal
punt waar allerlei informatie samenkomt en waar ondernemers ook
informatie kunnen ophalen. Vanuit dat loket wordt ook weer de
aansluiting met de regionale initiatieven gezocht. Die samenwerking, ook
met Energy Boards natuurlijk, zoeken we continu op om te zorgen dat
nergens … Het streven is, laat ik het zo zeggen, om nergens het wiel
opnieuw te laten uitvinden.
De heer De Groot (VVD):
Dat is fijn om te horen van de minister. Ik was natuurlijk specifiek op
zoek naar het volgende. Overal in het land ontstaan waardevolle bureaus,
zou je bijna zeggen, niet alleen RVO, maar ook andere, die zich vanzelf
ontwikkelen. Ze kunnen heel waardevol worden. Hoe wordt getoetst of zij
zouden moeten blijven bestaan en of zij gefinancierd, medegefinancierd,
zouden moeten worden? Of zegt de minister: dat moeten bijvoorbeeld
provincies of grote gemeenten zelf blijven doen, want ik ben niet overal
verantwoordelijk voor? Dat kan ik me ook voorstellen. Hoe kijkt de
minister naar dat versterkingsvraagstuk? Ik nam als voorbeeld het
Nationaal Expertisecentrum Netcongestie. Die zitten daar natuurlijk wel
mee. Ze doen heel veel mooi werk, maar die kijken natuurlijk ook naar
hun bestaansrecht.
Minister Hermans:
Ik snap dat dat vraagstuk zich voordoet. Tegelijk kan ik ook niet,
eigenlijk precies zoals de heer De Groot zegt, al die initiatieven
overeind houden. Het zegt niks over de waarde van de initiatieven, maar
over de keuzes die gemaakt moeten worden. De grootste vraag is hoe we de
kennis die gedurende het bestaan van zo'n initiatief, tafel of centrum
wordt opgedaan, behouden en ervoor zorgen dat die kennis niet verloren
gaat. En daar waar het mogelijk is om dingen ook financieel in de benen
te houden, ben ik altijd bereid daarnaar te kijken. Maar de middelen
zijn schaars en beperkt.
Voorzitter. De heer Jumelet vroeg naar de Zonneroute en of het mogelijk
is om een directe aansluiting op het bedrijventerrein GETEC te
organiseren. Het is juridisch mogelijk om zo'n directe lijn aan te
leggen, ook in de nieuwe Energiewet. Een directe lijn is dan een directe
private verbinding tussen de producent en de gebruiker van de
elektriciteit. Het project Zonneroute A37 is een duurzaam energieproject
op rijksgrond. Het is een zogenaamd OER-project dat door Rijkswaterstaat
wordt voorbereid en zal worden getenderd aan marktpartijen. Die
onderzoeken dan samen met netbeheerders RENDO en Enexis wat de beste
oplossing is om het project aan te sluiten. De marktpartijen vragen dan
zelf de netaansluiting aan. Een mogelijke oplossing is een reguliere
aansluiting op een onderstation, het station Riegmeer, dat de heer
Jumelet waarschijnlijk goed kent. Een andere oplossing kan dus een
directe lijn naar het bedrijventerrein zijn, het zogenaamde cable
pooling, waarbij meerdere partijen dezelfde kabel delen. Netbeheerders
werken mee aan een onderzoek naar de technische haalbaarheid van deze
alternatieve oplossingen.
De heer Grinwis vroeg naar ondernemers in de gemeente Rijssen-Holten die
graag een groepstransportovereenkomst willen sluiten. Zo zijn er vast
meer voorbeelden in het land, maar het duurt best wel lang voordat dat
juridisch allemaal rond is, zei hij. De vraag was of ik dat herken. Ja,
ik herken dat dat juridisch best even duurt. Die
groepstransportovereenkomst is een product dat nu in pilotvorm wordt
aangeboden. Het definitieve codebesluit zal naar verwachting in december
worden gepubliceerd. Het afsluiten van zo'n groeps-TO is echt een
complex proces, dat nog veel tijd vraagt van alle betrokken partijen.
Maar er wordt heel hard aan gewerkt, mede op basis van de lessen uit de
pilots, om te kijken hoe we dat kunnen versimpelen en versnellen.
Mevrouw Van Oosterhout en de heer Grinwis vroegen naar de rol van
energiegemeenschappen en of ik wat concreter kan zijn over wat de
plannen uit de brief precies betekenen. Wij willen provinciale en
regionale koepelorganisaties versterken, zodat zij echt goede
ondersteuning kunnen bieden bij het opbouwen van een stevige, robuuste
organisatie. Daarvoor willen we een aanzienlijk deel van het budget uit
het amendement-Kröger/Grinwis gebruiken. Momenteel spreken we met die
organisaties over hoe we dat nou precies moeten vormgeven, zodat dat
geld ook goed terechtkomt. Het streven is om dat in 2026 te hebben
ingericht. Daarnaast hebben we een aantal onderzoeken opgestart, mede
naar aanleiding van toezeggingen in verschillende debatten, naar
belemmeringen die zich voordoen bij lokaal eigendom,
warmtegemeenschappen en burgers om mee te doen in energiegemeenschappen.
Ik verwacht de uitkomsten van die onderzoeken begin '26. Die kunnen wij
of een volgend kabinet gebruiken om dat faciliterend kader voor
energiegemeenschappen verder te versterken.
De heer De Groot vroeg naar het addendum op de Energiewet over energie
delen. Ik verwacht dat we dat voorstel begin volgend jaar bij de Kamer
kunnen indienen. Als het lukt om dat snel te behandelen, zou de wet eind
'26 of per 1 januari '27 in werking kunnen treden. Dat is de stand van
zaken daarvan.
Voorzitter. Dan kom ik bij het mapje overig. Een vraag van mevrouw Van
Oosterhout ging over energiebesparing. Zij vroeg welke hindernissen
partijen ervaren bij het voldoen aan de plicht en welke knelpunten we
zien bij de handhaving van de energiebesparingsplicht. Sommige bedrijven
en instellingen krijgen, in termen van de knelpunten, onvoldoende
toegang tot financiering voor energiebesparende maatregelen. Daartoe
richten we een energiebesparingsfonds op, waarbij bedrijven leningen
kunnen krijgen, in de hoop dat de toegang tot financiering dan wordt
versimpeld.
Omgevingsdiensten hadden geen inzicht in de energiegebruiksgegevens.
Vanaf 1 juli van dit jaar kunnen netbeheerders de gegevens delen. De
omgevingsdiensten verwachten op basis daarvan een sterke verbetering in
de naleving van de energiebesparingsplicht, maar het helpt natuurlijk
ook bij het toezicht. We werken ook samen met de omgevingsdiensten aan
een programma om de handhaving te verbeteren. Dat doen we samen met de
VNG, het IPO en het ministerie. Het doel is echt om de kennis en kunde
van omgevingsdiensten te vergroten. Ik heb toegezegd — daar wordt ook
hard aan gewerkt — in kaart te brengen hoeveel bedrijven en instellingen
voldoen aan de energiebesparingsplicht en wat de bijdrage is van
gemeenten en provincies aan toezicht en handhaving. Ik had dat toegezegd
voor het einde van dit jaar, maar het is best een forse klus, dus dit
wordt, zeg ik in alle eerlijkheid, begin volgend jaar.
De voorzitter:
Dat roept een vraag op bij mevrouw Van Oosterhout.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik vroeg mij af of het echt alleen een kwestie is van kennis en kunde
bij de omgevingsdiensten, of dat het ook een kwestie is van voldoende
financiële middelen.
Minister Hermans:
Het middelenvraagstuk speelt altijd een rol. Er is dus al eerder extra
geld toegezegd. Dat gaat naar de omgevingsdiensten. Ongetwijfeld is er
behoefte aan nog meer. Maar ik heb op dit moment niet meer middelen dan
de middelen die zij krijgen. Ik kom ook niet aan de extra toegezegde
middelen. We halen er dus niet weer geld weg. Maar ik denk echt dat het
inzicht in die gegevens, in wat er gebeurt en wat er speelt, een
ongelofelijk belangrijk instrument is voor het goed kunnen invullen van
de toezichttaak.
Dan de SDE++-regeling. Daar heeft de heer Grinwis terecht ook al vaker
aandacht voor gevraagd. Ik deel met hem, ook in lijn met de
motie-Grinwis/Rooderkerk, dat we daar zo snel mogelijk duidelijkheid
over moeten geven. Het is een ongelofelijk belangrijk instrument. Die
duidelijkheid voor de openstelling in '27 zal komen met de
voorjaarsbesluitvorming.
Voorzitter. Dan een vraag van de heer Flach: liggen er plannen klaar
voor cybersecurity en brandveiligheid, maar ook voor eventuele
black-outs? Hele terechte vragen, ook in het kader van de campagne Denk
vooruit, die gestart is. Het antwoord is: ja, daar liggen allerhande
plannen voor klaar. Er wordt ook veel gesproken en hard gewerkt aan het
versterken van de weerbaarheid, digitaal en fysiek. Dat betreft
natuurlijk ook vitale energie-infrastructuren. Met het oog op de tijd
zeg ik: die plannen liggen klaar, net als allerlei stappenplannen voor
wat je doet als zo'n black-out zich daadwerkelijk zou voordoen.
Dan vroeg de heer Flach mij of de ISDE ook wordt ingezet voor e-boilers
en andere systemen voor het vergroten van het zelfverbruik van stroom.
De ISDE is er niet voor e-boilers, want de maatregel moet bijdragen aan
CO2-reductie. Dat is bij elektrische boilers niet altijd het
geval. Die kunnen ook het verbruik van eigen zonnestroom vergroten, maar
op andere momenten de netcongestie verergeren. Ik voeg er wel aan toe
dat de ISDE kan worden aangevraagd door woningeigenaren voor
zonneboilers en warmtepompen, ook hybride warmtepompen. Dus dat over de
e-boilers en de ISDE.
Dan vroeg mevrouw De Vos of ik kan aangeven welke van de 54
klimaatsubsidies de elektrificatie aanmoedigen en welke leiden tot nog
meer netcongestie. Op dit moment onderzoekt de RVO, in opdracht van het
Landelijk Actieprogramma Netcongestie, alle relevante subsidies. Ze
kijken waar het nodig is die verder te verbeteren om de negatieve impact
op netcongestie te beperken.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dank u wel, een duidelijk antwoord. Ik vraag me wel af: wordt er dan ook
overwogen om die subsidies te stoppen, of in elk geval te pauzeren?
Wanneer is daar meer duidelijkheid over?
Minister Hermans:
Als wij zien dat een subsidie een negatieve impact heeft op de
netcongestie en dat dat met een aanpassing is te voorkomen, te
verbeteren, te verminderen of te mitigeren, dan zullen we dat natuurlijk
niet nalaten. Ik ga hier niet zeggen dat we zomaar subsidies gaan
stoppen, want daar zit natuurlijk echt het doel van verduurzaming in,
bijvoorbeeld langs de lijn van innovatie of energiebesparing. Ik weet
dat mevrouw De Vos en ik totaal anders denken over het voortgaan van die
klimaat- en energietransitie, maar we vinden elkaar er wel in dat deze
subsidies een probleem niet moeten verergeren. Als we in de
subsidieverstrekking iets kunnen aanpassen om dat te voorkomen, dan
zullen we daar natuurlijk serieus naar kijken.
Mevrouw De Vos (FVD):
Goed. Het klopt dat we daar helemaal anders in staan, maar het is in
ieder geval mooi om te horen dat hiernaar gekeken wordt. Ik heb alleen
nog geen antwoord op mijn vraag wanneer de uitkomst van dit onderzoek er
is. Als ik het goed begrijp, wordt er nu onderzoek gedaan, maar wanneer
is dat afgerond?
Minister Hermans:
Daarover zal ik in de voortgangsrapportage aanpak netcongestie, die eind
maart verschijnt, inzicht geven en verslag doen van die
inventarisatie.
Mevrouw De Vos (FVD):
Kan daar al eerder een update over komen?
Minister Hermans:
Nee.
Mevrouw De Vos (FVD):
Maar eind maart is dan wel een toezegging?
Minister Hermans:
Dat is een toezegging, jazeker.
Voorzitter. Sta mij dan toe om gelijk in de richting van de heer De
Groot te zeggen dat ik in de brief decentraal energiesysteem, eind
januari, zal ingaan op de toezegging die ik, zeg ik via u, voorzitter,
net aan hem deed over wat we kunnen doen om die inrichting,
aansluitingen en lokale aanbodvraag te verbeteren.
Voorzitter. Dan de heer Kops, over dat er zonder hulp van de overheid
verder geen wind op zee zal worden ontwikkeld en of ik daarop kan
reageren. Ja, dat is het geval. Helaas heb ik eind oktober moeten
constateren dat er geen inschrijvingen zijn geweest voor een tender die
wij hadden opengesteld zonder subsidie, zonder financiële ondersteuning.
Nederland is daarin niet uniek. Mijn collega's in Denemarken, het
Verenigd Koninkrijk en Duitsland hebben hier ook mee te maken.
Dat is de reden dat ik al bij Prinsjesdag heb aangekondigd dat wij een
volgende tender voor wind op zee met subsidie zullen openstellen en dat
we ook hard werken aan de wettelijke basis voor de contract for
difference. Dat is natuurlijk ook een vorm van financiële ondersteuning
van trajecten voor wind op zee. Het is inderdaad helaas het geval dat de
sector het zwaar heeft. Ik vind het wel van het allergrootste belang dat
de ontwikkeling van wind op zee doorgaat en niet stilvalt. Vandaar dat
we geld hebben vrijgemaakt voor die subsidietender.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Van den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Dat is meer een vraag in het verlengde van de vraag van mevrouw De Vos
over de subsidies die wel zorgen voor meer netcongestie. Toevallig heb
ik dat laatst uitgezocht. Ik zie gewoon dat de SPULA- en
SPRILA-budgetten en de AanZET-subsidies geschikt zijn voor het
elektrificeren van zwaar vrachtvervoer. Daar is geen Europese
doelstelling voor; dat doen wij gewoon als Nederland. Volgens mij werd
juist in die debatwijzer gesteld dat het zware vervoer zorgt voor meer
netcongestie. Kortom, kunnen we die dan niet schrappen?
Minister Hermans:
Dit gaat echt te snel. Dit is te kort door de bocht. Ik heb toegezegd —
dat hebben we ook met de landen afgesproken — dat we naar die
verschillende subsidies kijken. We gaan kijken of er in de vormgeving
van de subsidies iets zit waardoor je het probleem met netcongestie
onbewust en onbedoeld verergert. Ik ken niet exact de reikwijdte van de
drie subsidies die de heer Van den Berg nu noemt, maar even in het
algemeen: die 54 subsidies hebben allemaal een doel, namelijk het
stimuleren van verduurzaming. Daarom zei ik al tegen mevrouw De Vos dat
wij gewoon anders denken over die klimaat- en energietransitie. Mevrouw
De Vos zei volgens mij letterlijk in haar inbreng dat die moet stoppen.
Ik vind dat echt hartstikke onverstandig, als die al te stoppen is, om
redenen die ik al eerder heb genoemd. Het is onverstandig voor het
klimaat, voor de economie en voor onze veiligheid. De RVO kijkt voor ons
naar die subsidies. We houden daar natuurlijk de bredere doelstelling
voor ogen. Als er in de vormgeving iets kan worden gedaan om de
netcongestie te verminderen, of in elk geval de problemen niet te
vergroten, dan zal ik dat niet nalaten. De subsidies dienen echter
natuurlijk een groter doel.
Voorzitter. De heer Van den Berg vroeg mij waarom we woonwijken niet
weer op gas gaan aansluiten. Dat is echt een tegengestelde beweging op
de energietransitie die we hebben ingezet. We gaan toe naar een
onafhankelijk en duurzaak energiesysteem. We gaan woonwijken dus niet
weer opnieuw aansluiten op gas. In het kader van de aanpak van
netcongestie voeden we soms wel tijdelijk op specifieke locaties en op
een heel beperkt aantal momenten meer gasgestookte flexibele opwek in
het net in, om het probleem van netcongestie te verzachten of om te
voorkomen dat we tot veel ingrijpendere maatregelen moeten overgaan. Ik
zeg er wel bij dat we dat bij voorkeur niet doen, en als het nodig is
slechts tijdelijk en kortdurend.
De voorzitter:
De heer Van den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Dat brengt mij toch tot de vraag wanneer we wel de luxe hebben om ons
daaraan te onttrekken. In de verschillende inbrengen zeiden we al dat we
op dit moment 10 tot 40 miljard euro aan economische waarde mislopen.
Kortom, is het niet juist nu het moment om te zeggen dat we dat moeten
gaan inzetten? De gevolgen daarvan zijn zo groot dat we ons dat niet
kunnen permitteren. Beter zelfs: als je mee gaat in de vaart van de
energietransitie die dan nodig zou zijn, dan heb je dat geld juist nodig
om het te kunnen betalen.
Minister Hermans:
Toen we in 2015 het Akkoord van Parijs ondertekenden, hebben we ons
gecommitteerd aan een afspraak voor 2050. Daar hoort bij dat wij weg
bewegen van het gebruik van fossiele brandstoffen en het gebruik van
hernieuwbare energie gaan opbouwen. Het is door de oorlog in Oekraïne
heel pijnlijk zichtbaar geworden hoe belangrijk het is dat ons
energiesysteem onafhankelijk wordt. We zien nu wat er gebeurt als je
heel erg afhankelijk bent van een bepaalde vorm van energie van een
ander land, en wat dat kan doen met de prijzen. Breder dan dat zien we
nu een internationale concurrentiepositie, waarin we ook onder grote
druk staan. Ik ben ervan overtuigd dat investeren in eigen schone,
groene energie van dichtbij een van de factoren gaat zijn die echt het
onderscheidende, concurrerende verschil gaat maken voor Europa ten
opzichte van de rest van de wereld. Dat is allemaal niet van vandaag op
morgen gerealiseerd. We hebben daar echt nog wel een tijd voor nodig. Ik
ben het dus met de heer Van den Berg eens dat we gas nodig hebben in de
energietransitie. We hebben het nodig om die transitie te kunnen maken.
We kunnen namelijk niet morgen stoppen met gas, want dan zitten heel
veel huizen in de kou, vallen productieprocessen stil en doen we onze
economie de das om. Dat laat onverlet dat we die transitie in gang
hebben gezet. Ik zei daarom net al dat het onomkeerbaar is. Ik ben ook
blij dat het onomkeerbaar is, want het is van groot belang. Maar we
hebben het gas nog nodig in de komende jaren. We bouwen het wel af. We
bewegen weg van fossiel en we bewegen toe naar hernieuwbaar. Dat is de
beweging waar we in zitten. We moeten dat op een verstandige en
realistische manier doen, zodat we ook in de samenleving, bij
huishoudens en bij onze ondernemers het draagvlak houden om dit met z'n
allen voor elkaar te krijgen in de komende 25 jaar die we nog
hebben.
De voorzitter:
Dit roept een vraag op van de heer Jumelet.
De heer Jumelet (CDA):
Dat roept inderdaad een vraag op. Als het over gas gaat, dan gaat het
bij mij direct ook over groen gas. Wellicht is het nog wel een goed idee
om juist in die transitieperiode ook groen gas toe te passen. Mijn vraag
aan de minister is dus of zij dat ook zo ziet.
Minister Hermans:
Ja, daar ben ik het mee eens. Om die reden werken we aan een
bijmengverplichting voor groen gas. Het wetsvoorstel daarvoor is
kortgeleden naar de Raad van State gestuurd. Ik hoop dat we het snel
terugkrijgen en dat ik het dan ook snel kan doorsturen naar de Tweede
Kamer. Het is de bedoeling dat die bijmengverplichting dan per januari
volgend jaar ingaat.
Voorzitter. De heer Kops vroeg mij nog naar het sluiten van de
kolencentrales. Hij vroeg of ik daarmee het probleem van netcongestie
niet alleen maar erger maak en of we de kolencentrales niet nog keihard
nodig hebben in de hele situatie waar we in zitten. Nee. Gascentrales of
minder export zijn alternatieven voor de kolencentrales. We hebben
voldoende gascentrales om aan de vraag te voldoen. Deze alternatieven
hebben dezelfde effecten op het mitigeren van netcongestie als de
kolencentrales.
Tot slot nog een vraag van de heer Kops. Hij zei, ik citeer: de krapte
op het net wordt vooral veroorzaakt door de snelle toename van duurzaam
opgewekte energie en het groeiende duurzame energiegebruik, terwijl de
uitbreiding van de netcapaciteit achterblijft. Hij vroeg: kan de
minister dat nog eens uitleggen? Je kunt toch niet maar doorgaan met die
uitrol van duurzame energie? Er is sprake van invoeringscongestie en
afnamecongestie. De invoeringscongestie komt door duurzame energie van
wind en zon. Tegelijkertijd kan het lokale gebruik van duurzame energie
leiden tot een beter gebruik van het net. Het is dus zaak om opwek en
gebruik beter met elkaar in samenhang te brengen en niet om de uitrol
van duurzame energie te vertragen. Integendeel, zou ik willen
zeggen.
De voorzitter:
Daarmee komt de minister aan het einde van haar eerste termijn. Wij gaan
gelijk over naar de tweede termijn. De spreektijd is 1 minuut en 40
seconden per persoon. Ik stel voor om maximaal één interruptie op elkaar
te doen.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik zou graag een tweeminutendebat willen aanvragen.
Ik ga gelijk over tot mijn bijdrage. Ik begon mijn bijdrage van vandaag
ermee dat we netcongestie niet als geïsoleerd probleem zouden moeten
zien en dat we ook sterk zouden moeten sturen op de economie van de
toekomst. De antwoorden van de minister over prioritering blijven voor
mij dan ook wat onbevredigend, omdat we toch voor een hoop vraagstukken
staan. Hoe zorgen we ervoor dat een woonwijk voorrang krijgt boven een
datacenter? Hoe zorgen we ervoor dat bedrijven die echt passen in de
economie van de toekomst — ik denk dan bijvoorbeeld aan een
batterijenpark of een bedrijf voor circulaire zonnepanelen — voorrang
krijgen boven bijvoorbeeld een raffinaderij? Hier moet de minister toch
op kunnen en willen sturen? Laat ik het anders stellen: op welke manier
kan de ambitie op het gebied van verduurzaming van bedrijven die op de
wachtlijst staan, worden meegenomen in de investeringsplannen van
netbeheerders? Het lijkt mij heel logisch dat er ook op deze manier
wordt geprioriteerd. Wat vindt de minister van het idee dat bedrijven
met een klimaatplan voorrang zouden moeten kunnen krijgen?
We hadden het eerder al even over het gebiedsfonds. De minister stelde
dat natuurcompensatiemaatregelen al moeten worden genomen. Ik heb het
nog even nagekeken. Het gaat mij niet slechts om Natura 2000-gebieden,
maar om álle natuur. Klopt het dat de natuurvergunning alleen ziet op de
Natura 2000-gebieden?
We hadden het ook eventjes over het versnellingspakket. Goed dat er
vaart wordt gemaakt met de lopende maatregelen. Is daarmee het hele
pakket uitgevoerd? Zo nee, wanneer kunnen we dan de rest van de
maatregelen verwachten?
Misschien tot slot. Het ging net even over klimaatsubsidies. Daar staan
natuurlijk ook een heleboel fossiele subsidies tegenover. We zitten in
een internationale coalitie om die uit te faseren. Is de minister het
met mij eens dat we subsidies voor vervuilende bedrijven en sectoren met
slechts een beperkte economische toegevoegde waarde zouden moeten
schrappen om zo ruimte te maken voor de innovatieve en meer
energiezuinige sectoren van de toekomst?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zie dat er een interruptie is van de heer Van den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Ik ga gewoon doen alsof ik helemaal niet snap wat mevrouw Van Oosterhout
zegt. Wat zijn "fossiele subsidies" precies? Kunt u dat eens
definiëren?
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Daar zou ik heel graag een kopje koffie met u over willen drinken.
Volgens mij kunnen we daar een hele middag over doorspreken. Fossiele
subsidies zijn belastingvrijstellingen en allerlei andere financiële
voordelen die bedrijven op dit moment krijgen, waarmee fossiel nog
steeds wordt gestimuleerd. Het hangt een beetje af van welke inschatting
je pakt, maar het kan oplopen tot wel 50 miljard. Als we toegaan naar de
economie van de toekomst, dan is het heel belangrijk dat we dit zo snel
mogelijk gaan afbouwen. Ik weet dat de minister in een internationale
coalitie zit om dit af te bouwen, maar volgens mij moeten we daar nog
veel meer vaart mee maken.
De voorzitter:
Ik heb één interruptie toegestaan in deze tweede termijn. Ik geef het
woord aan de heer Klos voor zijn bijdrage.
De heer Klos (D66):
Dank u wel. Volgens mij spreekt uit dit debat in ieder geval een enorme
gedeelde urgentie, met uitzondering van de partijen, zoals minister
Hermans ook zegt, die zich keren tegen de wetenschappelijke consensus
over de opwarming van de aarde of die in ieder geval de elektrificatie
van de economie om dat te voorkomen, afwijzen.
De minister legt in dit debat een vrij hoge druk op wat er in januari
kan worden verteld over zo ongeveer alles. Dat wordt een drukke
kerstvakantie voor minister Hermans. We gaan in januari horen over de
snelle uitrol van flexibele contracten, over de normalisering van energy
hubs en zelfs over de handhaving van de energiebesparingsplicht. Daar
zie ik zeer naar uit.
Ik heb genoteerd dat de minister steeds heeft gezegd dat we moeten
sturen in de mist. De officiële aanwijzing van de ANWB als er mist
ontstaat, is dat je je afstand moet verdubbelen en dat je je snelheid
moet halveren. Ik denk dat er van u een huzarenstukje wordt gevraagd,
namelijk om precies het tegenovergestelde te doen: u moet de afstand
halveren en de snelheid verdubbelen. Ik zie zeer uit naar januari,
wanneer dat gaat gebeuren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat roept een vraag op van mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Mijn naam werd niet expliciet genoemd, maar ik vermoed dat het aan mij
geadresseerd was. Ik wil dit toch even rechtzetten. Forum voor
Democratie voelt een enorm grote urgentie als het gaat om dit onderwerp,
maar wij vinden dit beleid niet de oplossing. Sterker nog, dat maakt het
alleen nog maar erger. Wij zien ook dat er klimaatverandering bestaat,
maar dat is altijd al zo geweest. Dat wilde ik toch even
rechtzetten.
De voorzitter:
Daar mag de heer Klos nog op reageren.
De heer Klos (D66):
Begrijp ik het goed dat Forum voor Democratie wél de rol van de mens in
de opwarming van de aarde erkent?
De voorzitter:
Voorzitter … Nee, wacht, dat ben ik zelf! We gaan nu niet weer naar een
interruptie van mevrouw De Vos. Ik stel voor dat er sowieso een kopje
koffie gedronken moet worden. Dit zal vast in nog heel veel debatten
terugkomen.
De heer Klos (D66):
Ik vond het een hele interessante ontwikkeling!
De voorzitter:
De heer Jumelet.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik wil wel een misverstand voorkomen. Zoals u het zegt, is niet zoals
wij het zien. Ik blijf bij wat ik er net over heb gezegd.
De voorzitter:
Goed. De heer Peter de Groot.
De heer De Groot (VVD):
Ik heb een interruptie voor de heer Klos van D66. Ik wilde ook het punt
van de mist gebruiken. Dat ga ik zo meteen ook doen. Ik hoorde de heer
Klos zeggen: niet de snelheid matigen, maar juist versnellen. Ik wil dit
even toetsen bij de heer Klos. We zien in de afgelopen tijd vaker dat er
gepredikt wordt dat er meer moet gebeuren. Dat willen we natuurlijk
allemaal, maar met meer doelen zijn we niet geholpen. We zijn geholpen
met meer uitvoeringsperspectief in de mist. Ik wilde dit even verifiëren
bij de heer Klos. U pleit toch niet voor extra doelen en meer
maatregelen? Misschien zouden we zelfs wat meer adaptief moeten
zijn.
De heer Klos (D66):
Ik blijf wel voor doelen, omdat ik graag wil dat het meetbaar wordt wat
we aan het doen zijn. Volgens mij heeft de minister in dit debat ook
toegezegd dat ze de Kamer zal informeren over wat het meetbare doel is
om de wachtrij te verkorten voor bedrijven die een aansluiting willen en
dat ze ons zal informeren over hoe snel we dat doen. In die zin ben ik
daar dus wel voor.
De voorzitter:
Goed. De heer Jumelet.
De heer Jumelet (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor alle antwoorden. Er
waren best veel vragen, dus er waren ook heel veel antwoorden. Dank u
wel daarvoor.
Ik denk dat het goed is om te constateren dat er veel op de rails staat
en dat er aan veel zaken wordt gewerkt. Dat gebeurt met heel veel
partners, ook in de provincies en gemeentes. Ik denk dat het goed is om
dat nog een keer hier te constateren. De urgentie is net al benoemd. Wij
ervaren dat ook zo. Ik heb zelf nadrukkelijk het woord "inzicht"
genoemd. Dat kan helpen om tot impact te komen en om vervolgens ook
draagvlak te behouden voor de hele ontwikkeling, de energietransitie,
waar we met elkaar in zitten, met het oog op de klimaatdoelen.
Ik constateer dat wanneer we buiten deze ruimte komen, we heel vaak
bijna niet meer kunnen uitleggen wat er allemaal aan de orde is en wat
er allemaal moet gebeuren. Ik wil nog een keer aangeven dat het
ontzettend belangrijk is dat we daar oog voor hebben en dat we daar
aandacht aan geven in de gesprekken met de netbeheerders en met
anderen.
Dank voor de beantwoording. Ik wil in ieder geval dat we "inzicht naar
impact" vertalen naar de mensen buiten dit huis om zo te kunnen rekenen
op draagvlak.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ook de minister bedankt, voor de antwoorden die
we hebben gekregen. Het werd al eerder hier in het debat genoemd dat ook
de duurzame opwekking zorgt voor extra krapte op het net. Dat is de
reden dat wij er nog steeds voor pleiten om daar een pauze voor in te
stellen. Ik heb al vaak het voorbeeld genoemd dat wanneer alle lampjes
op het dashboard rood branden, je juist niet gaat versnellen en extra
gas geven. Dan zet je je auto langs de kant aan ga je er eerst een
techneut naar laten kijken voordat je verder rijdt.
We zullen de komende tijd nog meer aandacht aan dit onderwerp besteden,
ook al omdat nieuwe internationale onderzoeken weergeven dat het
geleverde vermogen van windmolens op zee tegen blijkt te vallen. Als er
in onze netcongestievoorspellingen echter wel met die hogere productie
wordt gerekend, zijn we op dit moment misschien verkeerd aan het
prioriteren en kunnen we misschien meer ruimte geven.
Daar wil ik het nu bij laten.
De voorzitter:
Dan de heer Peter de Groot.
De heer De Groot (VVD):
Voorzitter. Ook van mijn kant dank voor de brede beantwoording door de
minister en voor de ambtelijke ondersteuning. Ik denk dat sturen in de
mist, bezig zijn met een transitie waarvan je niet precies weet hoe die
verloopt, best wel moeilijk is. Dat merken we met elkaar als we proberen
inzicht en duidelijkheid te krijgen. Ik denk dat we wel de goede kant op
gaan en dat de minister veel doet. Ik heb een aantal dingen gehoord
zoals extra geld ter ondersteuning van de Vliegende Brigade. Ik denk dat
je echt naar de uitvoering toe moet.
Er worden nu veel initiatieven ontplooid en ik zou graag willen dat we
die niet kwijtraken. Er zit veel energie in de provincies. Ik heb op
veel van mijn vragen antwoord gehad, maar er is een punt waar ik nog een
beetje over twijfel, namelijk: hoe kunnen we die kracht, die ook van
onderaf komt, met elkaar beetpakken? Kijk bijvoorbeeld naar wat er
gebeurt in Flevoland, waar inzicht wordt geboden in wat er precies nodig
is, of naar het expertisecentrum waar ik het al over had. Ik probeer op
dit punt nog uit te puzzelen wat we met elkaar nodig hebben om ervoor te
zorgen dat we dat goed overeind houden en dat we daar de energie bij
houden. Ook hoorde ik dat we 1 januari 2027 het addendum op de
Energiewet krijgen. Hoe kunnen we in de tussentijd de juridische
zekerheid borgen voor initiatieven?
Ik ben dus vooral op zoek naar waar we op praktisch niveau adaptief
moeten zijn om dingen te laten slagen. Ik noemde al het voorbeeld van de
bovenleiding van ProRail gebruiken. Zo worden er misschien wel duizenden
dingen bedacht. Hoe kunnen we die omarmen en bundelen? Ik denk dat er
toch echt lokale experticecentra voor nodig zijn om dat aan de gang te
krijgen. Ik wik en weeg nog even of ik daarover met een motie wil
komen.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Voorzitter. Allereerst dank aan de minister voor het zorgvuldig
beantwoorden van alle vragen en voor het goede debat. Ik heb geen vraag
meer aan de minister, maar wil toch even mijn afdronk geven van dit
eerste commissiedebat.
Ik hoop van harte dat we de komende tijd met elkaar een debat kunnen
voeren. Ieder heeft natuurlijk een andere wens over waar we heen moeten
gaan en hoe snel dat moet. Maar ik denk dat het heel goed zou zijn voor
het beleid het komende jaar als we wel blijven kijken naar wat er
mogelijk is en we daar pragmatisch mee omgaan. Neem het voorbeeld van de
hybride warmtepomp. Daarmee kun je een gedeelte elektrificeren maar
behoud je een opening voor gas, zodat dat netwerk in stand blijft. Dat
betekent niet gelijk dat je dan tegenover elkaar komt te staan, maar wel
dat je kijkt naar wat mogelijk is binnen de huidige techniek. Ik denk
dat dat heel goed zou zijn voor ons energiesysteem en dat we dan sneller
ergens komen dan wanneer we bijvoorbeeld weer een doel opleggen dat mooi
is op papier maar waar we in de praktijk helemaal niet kunnen komen. En
ik concludeer ook dat er heel veel kopjes koffie gedronken gaan
worden.
Tot zover.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de minister. Ik had in eerste instantie
weinig toe voegen aan mijn betoog, maar de woorden van de heer Klos
inspireren mij toch om nog een paar woorden te zeggen het fundamentele
punt waarin Forum voor Democratie inderdaad van alle partijen in deze
zaal, namelijk het punt dat wij zien dat klimaatverandering van alle
tijden is, dat het maar zeer de vraag is in welke mate de mens daar een
doorslaggevende invloed op heeft en dat we in ieder geval kunnen
constateren dat een groot deel van de rest van de wereld, eigenlijk
iedereen buiten Europa, niet meedoet aan deze energietransitie. Zo is
Trump uit het Klimaatakkoord gestapt en bouwt China iedere week twee
kolencentrales.
De gevolgen voor de Europese Unie zijn heel zichtbaar: we hebben een
verslechterende concurrentiepositie en in Nederland hebben we last van
netcongestie. We zien ook dat we veel afhankelijker zijn geworden van
het buitenland sinds het Groninger gasveld is gesloten. Je kunt er nog
zoveel positieve energie, om in de woorden van de heer Klos te spreken,
tegenaan gooien, maar de betrouwbaarheid van onze energievoorziening en
daarmee van onze welvaart staan op het spel. Ik zit hier om mij
daartegen te verzetten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat roept een interruptie op van de heer Klos.
De heer Klos (D66):
Wat ik daar zo onverantwoord aan vind, is het volgende. Stel, in een
normale huiselijke situatie, bijvoorbeeld in je eigen straat, staat een
huis in brand. Er komen allemaal mensen met grote emmers water om die
brand te blussen. De ene emmer is groter dan de andere. U zegt: ons
emmertje is heel klein, dat doet er niet toe; we zouden niet moeten
helpen. Dat is toch een gekke redenering? Hoe klein je emmertje ook is,
je gaat toch helpen blussen? Het is toch onvriendelijk en bijna
strafbaar idioot om dat niet te doen? Ik snap niet, uit morele
overwegingen, uit overwegingen voor de toekomst, maar ook gewoon uit
normaal gedrag, dat u het niet omarmt om op deze manier om te gaan met
de opwarming van de aarde. Ik zie uit naar de vele debatten die wij
hierover op een heel fundamentele manier zullen gaan voeren.
De voorzitter:
Voordat ik het woord geef aan mevrouw De Vos, wil ik de heer Klos vragen
om via de voorzitter te spreken.
De heer Klos (D66):
Ja.
De voorzitter:
Dan mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik vraag me af of de vergelijking van het emmertje en het brandende huis
opgaat. Allereerst omdat het nog maar zeer de vraag is of het huis wel
in brand staat; dat was mijn eerste punt. Ten tweede kun je er wel een
emmertje water tegenaan gooien, maar als de rest van de wereld
ondertussen bezig is om het vuur verder op te stoken en als dat eigen
emmertje jou ontzettend veel geld kost, zoals nu het geval is, wordt het
een heel andere situatie. Dan wordt het misschien helemaal niet zo
verstandig om dat emmertje water naar dat brandende huis te vervoeren.
Dus ik blijf bij mijn standpunt. Ik vind het ongelofelijk dom, om het
toch maar even in die bewoordingen te zeggen, dat Europa zichzelf zo in
de voet schiet, terwijl, nogmaals, de rest van de wereld niet meedoet,
maar door blijft gaan met groeien. Wij lopen totaal achter de feiten
aan.
De voorzitter:
Goed. Ik sluit dit voor nu en ik verzeker de leden dat dit onderwerp, of
in ieder geval de mogelijkheid om het over dit onderwerp te hebben, nog
heel vaak terug zal komen. We gaan schorsen. De minister heeft
aangegeven tien minuten nodig te hebben. We gaan dus tot 19.00 uur
schorsen.
De vergadering wordt van 18.53 uur tot 19.01 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. De minister doet de beantwoording van de
tweede termijn.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank. Ik begin met de vragen van mevrouw Van Oosterhout. Ik
doe eerst de natuurvragen. Daar waar er sprake is van een energieproject
in een Natura 2000-gebied hebben we gewoon de verplichting om daar de
maatregelen te nemen die we moeten nemen. Daarbuiten geldt dat als
beschermde diersoorten zich laten zien in zo'n project — denk aan de pad
en de bever; er zijn al allerlei voorbeelden geweest — TenneT
maatregelen moet nemen om de beschermde diersoort te beschermen. Zo is
in de processen ingebouwd dat natuurmaatregelen genomen worden.
Dan de discussie over het prioriteringskader en bedrijven die echt bezig
zijn met verduurzaming. Ik hecht eraan om nog even heel goed onderscheid
te maken tussen twee verschillende elementen, namelijk de infrastructuur
en de aansluiting. Het prioriteringskader gaat over wie er prioriteit
heeft bij het verkrijgen van een aansluiting. De ACM maakt dat
prioriteringskader. Dan hebben we de investeringsplannen van de
netbeheerders. Daarin wordt bepaald waar infrastructuurprojecten worden
opgezet en waarin wordt geïnvesteerd. Daarop kunnen wij sturen via het
MIEK. In het MIEK worden projecten geselecteerd die natuurlijk, zou ik
daarbij willen zeggen, bedoeld zijn om de energietransitie voor elkaar
te krijgen.
Dan hebben we ook nog de vraag van mevrouw Van Oosterhout hoe we ervoor
zorgen dat woningbouw boven een datacentrum gaat. Volgens mij was dat
het letterlijke voorbeeld dat zij gaf. Dit is dus de kern van het
prioriteringskader. Nogmaals, dat gaat over de aansluitingen. Een
woonwijk, woningbouw, of een congestieverzachtend project, zoals een
batterijpark, dat ook even voorbijkwam, gaat boven een datacentrum of
een andere aanvrager die niet in de prioritaire categorieën valt. Dit
dus nog even om het onderscheid duidelijk te maken tussen hoe in de
projecten wordt geprioriteerd en hoe het bij de aansluiting zit en wat
nou het doel is van de aansluiting en het prioriteringskader. Dat is
juist om de woonwijken of congestieverzachters voorrang te geven.
Mevrouw Van Oosterhout vroeg nog naar de fossiele subsidies. De coalitie
waar Nederland initiatiefnemer van is, werkt gestaag door. We hebben ook
nog een bijeenkomst gehad op de klimaattop in Brazilië vorige week. Je
ziet dat landen of in de fase zitten dat ze hun lijst van subsidies
moeten publiceren, of dat gedaan hebben en nu kijken hoe ze met de
afbouw van fossiele subsidies aan de slag gaan. Nederland heeft daar een
plan voor gepresenteerd, waar ook ons afwegingskader in zit. Nu is het
wachten op de andere leden die dat gaan aanvullen, zodat we ook
ervaringen kunnen uitwisselen — dat is het derde doel dat we met de
coalitie hebben. Dat is ook een reden dat we met Colombia en een aantal
andere landen die conferentie in april organiseren. Die ziet breder dan
het instrument voor de afbouw van fossiele subsidies. Die gaat echt over
de vraag: hoe beweeg je nou op een goede, ordentelijke, zorgvuldige,
realistische, zeg ik in de richting van de heer Vermeer, manier weg van
die fossiele brandstoffen? Ik vind het belangrijk om dat in
internationaal verband te doen, omdat dit rechtstreeks verband houdt met
onze internationale concurrentiepositie. Volgens mij heb ik daarmee de
vragen van mevrouw Van Oosterhout uit de tweede termijn
beantwoord.
Dan kom ik bij de heer Klos, die een drukke januarimaand voorziet. Dat
klopt; er komen een heleboel brieven. Aan een heel aantal wordt ook al
een tijd gewerkt, dus dat hoeft niet allemaal tijdens de
kerstvakantie.
De heer Klos ging nog in op mijn metafoor van de mist. Je moet altijd
oppassen met metaforen; daar ben ik mij van bewust. Laat ik het
kernachtig samenvatten: we zijn een transitie aan het doen die we in
deze omvang op deze manier nog nooit gedaan hebben. Elke transitie gaat
gepaard met onzekerheid; dat is inherent aan een transitie. De kernvraag
is steeds hoe we omgaan met die onzekerheid. Hoe zorg je ervoor dat je
zo veel mogelijk informatie, kennis, data en noem maar op vergaart en op
basis daarvan handelt? Maar dat er onzekerheid is en onbekendheden zijn
en zullen blijven, is een gegeven. Zaak is dan om niet te stoppen en dat
als argument gebruiken om niks te doen — want er is altijd een argument
om niks te doen — maar om te bezien hoe je met die onzekerheid omgaat en
toch weer een stap vooruit zet.
In dat kader sluit ik me aan bij wat de heer Jumelet zei, namelijk dat
je daarbij continu oog moet blijven houden voor draagvlak. Het heeft
immers geen zin om vooruit te rennen en ondernemers en huishoudens, om
iedereen kwijt te raken. Dit gaat alleen maar lukken als we het met z'n
allen doen. Dat neemt niet weg dat je soms elkaar even een duwtje moet
geven of een hobbeltje over moet duwen. Maar het moet wel samen
gebeuren.
Tegen de heer Vermeer zeg ik: realistisch, absoluut. We moeten oog
hebben voor wat er in de wereld om ons heen gebeurt. Een tegenslag is
echter geen argument om te stoppen, maar een argument om te kijken hoe
we het oplossen. Hoe stropen we de mouwen op en gaan we verder?
Dan de heer De Groot. Ik ben even aan het zoeken naar waar de heer De
Groot precies naar op zoek is. De heer De Groot zelf ook, begrijp ik.
Nou, dan gaan wij koffiedrinken. Dat lijkt me dan de beste oplossing.
Laat ik er twee dingen over zeggen. In de hele aanpak is elk goed idee —
volgens mij zei ik dat al in mijn inbreng — of dat nou lokaal,
provinciaal of landelijk bedacht wordt, een goed idee. Ik vind dat we
moeten kijken hoe we dat kunnen opschalen. Hoe kun je het zo
standaardiseren dat het ook op andere plekken kan worden ingezet? De
heer De Groot noemde tot twee keer toe het voorbeeld van ProRail of van
spanning op het spoornetwerk. Specifiek hierover: we zijn in gesprek met
de ov-sector over hoe je elektriciteit die in het ov beschikbaar is en
niet op alle momenten gebruikt wordt, beschikbaar kunt stellen voor
bijvoorbeeld bedrijven. Daar zitten wel allerlei technische
ingewikkeldheden aan. Die zijn voor een later moment. Maar daar wordt
doorlopend aan gewerkt. Die toezegging kan ik dus doen. Wij blijven
ideeën ophalen uit regionale en lokale expertisecentra. Als de heer De
Groot nog iets wil of meer wil, dan moet hij mij dat duidelijk maken.
Dit is wat ik hierover kan zeggen.
De voorzitter:
De heer Peter de Groot.
De heer De Groot (VVD):
Het gaat er meer om dat we met elkaar geconstateerd hebben in dit debat
dat het gaat van idee en beleid naar uitvoering en dat de uitvoering
plaatsvindt op gemeentelijk niveau, waarbij de provincies ondersteunen.
Neem het voorbeeld van Flevoland. Ik werk graag met voorbeelden, omdat
het dat heel tastbaar maakt, maar dat heeft wel het risico in zich dat
het dan over dat ene voorbeeld gaat. Maar dit speelt natuurlijk in het
hele land. De provincie Flevoland heeft gewoon mensen aan het werk gezet
om dit bij elkaar te brengen, om inzicht te geven. Dit kost ook gewoon
geld. Hoe zorgen we ervoor dat dit soort dingen overeind blijven? Het
kost eigenlijk steeds meer inspanning om te komen tot het vervolmaken
van dit proces, deze transitie, in de praktijk. Soms moet je dan denk ik
ook zeggen dat je een en ander gaat ondersteunen — met geld of met een
vliegend team, zoals de minister al doet. Ik krijg steeds meer signalen
dat het daar wel knelt in de provincies. We vragen steeds meer van de
provincies en tegelijkertijd leveren we daar niet altijd bij wat
daarvoor nodig is.
Misschien moeten we hier op een ander moment nog eens over doorpraten.
Ik wil graag mee helpen duwen richting transitie, maar ik wil niemand
voor de voeten lopen.
Minister Hermans:
In algemene zin zie ik dat bij provincies en bij gemeenten, dat overal
keihard wordt gewerkt, in allerlei verschillende verbanden. Iedereen zal
geholpen zijn met meer geld, overigens ook met meer capaciteit of met
handjes, die er ook niet altijd zijn. Geld is ook schaars. Dat geldt
lokaal, regionaal en ook landelijk. Ik zeg niet dat ik per definitie
niet bereid ben om goede initiatieven te ondersteunen, maar ik kan hier
ook niet toezeggen dat ik dat ga doen. Zo hoor ik de vraag van de heer
De Groot ook niet. Ik denk wel dat het aan ons is om steeds goed te
kijken wat voor initiatieven er zijn en met wat voor steun, financieel
of misschien soms wat inhoudelijke ondersteuning, ook vanuit het Rijk,
je die initiatieven wel in de benen kunt houden.
De voorzitter:
Dit roept een vraag op van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Het is eigenlijk meer een opmerking ter
ondersteuning van de heer De Groot. De provincies en gemeentes moeten
opboksen in de overleggen tegen alle technische kennis van TenneT en
regionale netbeheerders. Die kunnen dat gewoon in hun tarieven
verwerken, terwijl het voor de lokale overheden alleen maar kosten zijn.
Ik denk dus dat we daar echt iets mee moeten doen, maar daar zal in het
tweeminutendebat vast een voorstel voor komen.
Minister Hermans:
Dan wachten we dat voorstel af.
De heer Van den Berg had geen vragen meer.
Mevrouw De Vos maakte een opmerking over China. Ik wil daar alleen over
zeggen dat het prima is om een voorbeeld te noemen, maar noem dan ook
beide kanten: de gigantische productie van hernieuwbare energie die daar
ook plaatsvindt.
Voorzitter. Dat gezegd hebbend, heb ik volgens mij alle vragen
beantwoord. Ik realiseer me dat dit echt een ingewikkeld vraagstuk, een
probleem is en dat het ook niet de laatste keer is dat wij hierover
debatteren. Het is belangrijk dat we hier met man en macht aan
doorwerken, want het vertraagt op dit moment zowel in de economie als in
de energietransitie en dat kunnen we niet hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zie nog een vraag van mevrouw De Vos. Dat is dan de laatste vraag van
het debat.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik wil toch even reageren op de laatste opmerking. Ik wil daar best aan
toevoegen dat China inderdaad nu voor het eerst een thoriumcentrale
heeft geopend. Daar zijn wij ook groot voorstander van en daar hebben
wij een debat over aangevraagd. Ik hoop van harte dat het kabinet
daarmee aan de slag gaat. Dus bij dezen heb ik dat toegevoegd.
Minister Hermans:
Ik heb daar verder geen toevoeging op, behalve dat ik geloof in een
energiemix in Nederland waar alles in zit: zon, wind en
kernenergie.
De voorzitter:
Goed. Daarmee is dit debat afgerond. Dan ga ik even de toezeggingen
doornemen. Er is een tweeminutendebat aangevraagd door mevrouw Van
Oosterhout en er zijn zeven toezeggingen gedaan door de minister.
In januari informeert de minister de Kamer over de eerste uitkomsten van de gesprekken met de betrokken partijen over het beter faciliteren van flexibel gebruik van het elektriciteitsnet.
De minister gaat nader in op de uitwerking van gedifferentieerde tarieven voor huishoudens.
Meerdere leden hebben daar om gevraagd, onder wie de heer Kops. De
vraag is op welke termijn dit gebeurt.
Minister Hermans:
Dat check ik even.
De voorzitter:
Oké.
In januari wordt de Kamer geïnformeerd over gesprekken inzake gesloten distributiesystemen. Dat was een vraag van de heer Flach.
De minister informeert de Kamer over het stikstofprogramma gericht op energieprojecten. Dat is ook een toezegging aan de heer Flach.
Welke termijn zit daarbij?
Minister Hermans:
Februari.
De voorzitter:
Oké, februari.
Medio 2026 informeert de minister de Kamer over het standaardiseren van procedures rondom mobiele opslagsystemen. Wederom een toezegging aan de heer Flach.
Minister Hermans:
Wat ik heb toegezegd medio '26 … Nee, dat was aan de heer De Groot in de
brief van maart. Ik kijk heel even.
De voorzitter:
Zal ik ondertussen doorgaan met voorlezen? De minister kan
multitasken.
In de voortgangsrapportage over netcongestie die eind maart verschijnt, wordt ook ingegaan op het onderzoek van RVO over de negatieve effecten van subsidies op netcongestie. Dat was een toezegging aan mevrouw De Vos.
Tot slot.
De minister informeert de Kamer over de instrumenten voor lagere overheden voor betere lokale afstemming van vraag en aanbod. Dat is een toezegging aan de heer De Groot.
Ook daarbij is de vraag: wanneer?
Minister Hermans:
Dat over decentraal kan in de brief over decentraal van eind januari.
Dat van de mobiele opslagsystemen klopt. Dat was medio '26. Dat gaat
over het standaardiseren en verbeteren van de vergunningsprocessen. Dus
dat klopt. De tarieven zal ik meenemen in de voortgangsrapportage over
netcongestie van maart.
De voorzitter:
We hebben we volgens mij ook nog het stikstofprogramma.
Minister Hermans:
Dat is februari.
De voorzitter:
Oké. Dan is de administratie op orde. Dan dank ik alle aanwezigen en de
minister en sluit ik hierbij de vergadering.
Sluiting 19.17 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
|---|