[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie advies Onderwijsraad "Onderwijs als investering" (Kamerstuk 36410-VIII-136)

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2026

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D50148, datum: 2025-12-04, bijgewerkt: 2025-12-05 10:01, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36800 VIII-21 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2026.

Onderdeel van zaak 2025Z21208:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 410 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024

Nr. Verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld d.d. …

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 18 juni 2024 inzake de kabinetsreactie advies Onderwijsraad "Onderwijs als investering" (Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 136).Bij brief van ... hebben de bewindslieden deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Michon-Derkzen

Adjunct-griffier van de commissie,

Bosnjakovic

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

  • Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

  • Inbreng van de leden van de VVD-fractie

  • Inbreng van de leden van de NSC-fractie

  • Inbreng van de leden van de D66-fractie

  • Inbreng van de leden van de BBB-fractie

  • Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

II Reactie van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de onderhavige kabinetsreactie. Hun zorg betreft niet zozeer de inhoud van de brief, maar wel wat de consequenties zijn van deze inhoud, nu de huidige bewindslieden aan de slag moeten met een hoofdlijnenakkoord dat hen € 300 miljoen laat bezuinigen op funderend onderwijs en bijna € 1 miljard op hoger onderwijs. Ook de Rabobank wees onlangs erop dat de enorme bezuinigingen op onderwijs en innovatie van € 12,6 miljard leiden tot een structurele verzwakking van de Nederlandse economie.1 Wat is de reactie van de bewindslieden op deze analyse?

Met lede ogen signaleren de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie ondertussen dat het Nederlandse onderwijs er nu al beroerd voor staat: scholen kampen met lerarentekorten, de kansenongelijkheid neemt toe, veel jongeren hebben mentale klachten, er bestaan in Nederland circa tweeëneenhalf miljoen laaggeletterden, en ons land bungelt onderaan de ranking van PISA op het gebied van basisvaardigheden. Zij zien een verband tussen deze problemen en specifieke kenmerken van het Nederlandse onderwijs: in het Nederlandse onderwijssysteem valt de vroege selectie op en ouders die het zich kunnen veroorloven, kopen bijles en examentraining in en vergroten daarmee aanzienlijk de kansen op een succesvolle schoolloopbaan voor hun kinderen. Schoolmaaltijden, die in andere landen gebruikelijk zijn, dreigen na een voorzichtig begin, alweer te worden wegbezuinigd. Welke mogelijkheden zien de bewindslieden om binnen de grenzen van het hoofdlijnenakkoord de gesignaleerde problemen nog aan te pakken?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat in 2022 onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)2 al heeft aangetoond dat meer investeringen in onderwijs leiden tot grotere economische groei dan bijvoorbeeld investeringen in nieuwe snelwegen. Dit onderzoek door de OESO richtte zich op een nieuwe maatstaf voor onderwijs en menselijk kapitaal. Met die maatstaf konden de onderzoekers aantonen dat er een keihard oorzakelijk verband is tussen structurele investeringen in onderwijs en economische groei. Deze leden lezen in de kabinetsreactie ook een bevestiging van aloude inzichten, zoals de stelling van Victor Hugo: “ouvrez des écoles, vous fermerez des prisons”, het Bildungsideaal van Wilhelm von Humboldt en de tegeltjeswijsheid: “if you think education is expensive, try ignorance”. Een regering die niet investeert in onderwijs, is dus een dief van eigen staatskas. Wanneer denken de beide bewindslieden te kunnen kwantificeren wat de bezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord op de lange termijn gaan betekenen voor de kwaliteit van ons onderwijs en daarmee voor de toekomst van ons land?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de Onderwijsraad terecht constateert dat een jaar extra onderwijs zich vertaalt in een gemiddelde stijging van het latere loon van ongeveer 5 – 10 %. De Kamer heeft al in 2020 de motie van de leden Paternotte en Bruins aangenomen, die constateerde dat de modellen die het CPB3 gebruikt bij het doorrekenen van verkiezingsprogramma’s, geen rekening houden met de effecten van investeren in onderwijs en onderzoek op de welvaart en het welzijn van toekomstige generaties en de regering verzocht om het CPB de effecten van investeringen in kennis in kaart te laten brengen.4 Delen de huidige bewindslieden de mening dat men bij de doorrekeningen rekening moet houden met de effecten van investeringen in onderwijs en onderzoek op de welvaart en het welzijn van toekomstige generaties. Welke consequenties verbinden zij daaraan? De toenmalige bewindslieden herkenden niet het beeld dat een gebrek aan inzicht in de baten van het onderwijs had geleid tot minder onderwijsinvesteringen. Wat er ook moge zijn waargemaakt van onderwijsinvesteringen van het vorige regeerakkoord, hoe rechtvaardigen de huidige bewindslieden hun inzet, nu het akkoord Hoop, lef en trots ons onderwijs bezuinigingen oplegt?

De leden van de GroenLinks-fractie willen de opbrengsten van onderwijsinvesteringen tevens bezien vanuit het perspectief van brede welvaart als maatstaf voor alles dat mensen van waarde vinden. Naast materiële welvaart gaat het daarbij ook om zaken als gezondheid, onderwijs, milieu en leefomgeving, sociale cohesie, persoonlijke ontplooiing en (on)veiligheid. Het gaat zowel om de kwaliteit van leven in het ‘hier en nu’, als om de effecten van onze manier van leven op het welzijn van mensen op andere plekken en voor toekomstige generaties. In 2016 heeft de tijdelijke commissie-Grashoff haar bevindingen inzake het Breed Welvaartsbegrip gepresenteerd. Hoe waarderen de bewindslieden de bijdrage van onderwijsinvesteringen in het licht van deze bevindingen?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de reactie op de adviezen ten aanzien van het hoger onderwijs en onderzoek moet worden aangepast. De voorgenomen kabinetsbezuinigingen op hogescholen en universiteiten roepen de vraag op of het nog steeds zo is dat ‘de opbrengsten van onderwijs en het beschavingsargument wel degelijk in beeld zijn bij de besluitvorming over onderwijs in de rijksbegroting.’ Kunnen de bewindslieden aangeven welke gevolgen de komende bezuinigingen op het budget voor hoger onderwijs, onderzoek en wetenschap zullen hebben op de opbrengsten en het beschavingsargument van onderwijs en of en zo ja in hoeverre dit leidt tot een fundamentele heroverweging van deze bezuinigingen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de toenmalige bewindslieden het CPB hebben verzocht om de brede welvaartseffecten van onderwijs in kaart te brengen, maar het CPB bleek nog geen eenduidig causaal verband te kunnen vinden tussen langer extra onderwijs volgen en een betere gezondheid, maar wel een duidelijk causaal verband tussen het langer volgen van extra onderwijs en verminderde criminaliteit. De toenmalige bewindslieden schreven over “scherpe keuzes over onderwijsuitgaven”, waartoe deze inzichten zouden leiden. Welke scherpe keuzes over de onderwijsuitgaven staan de huidige bewindslieden voor ogen, als zij willen voorkómen dat hun bezuinigen op onderwijs leiden tot korter volgen van onderwijs en dus meer criminaliteit?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat over de zorg voor consistente besluitvorming de toenmalige bewindslieden schreven dat zij het belang van een sterke langetermijnvisie onderschreven. Zij verwezen naar de reeds afgeronde toekomstverkenning Vandaag is het 2040 over mbo5, hoger onderwijs en wetenschap, het rapport Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid en het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de doelmatig hoger onderwijs Talent op de juiste plek, dat deze zomer is verschenen. In hoeverre kunnen deze leden erop vertrouwen dat de huidige bewindslieden de aanbevelingen van deze documenten onverminderd gestalte gaan geven?

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken de bewindslieden voor het toesturen van de kabinetsreactie op het advies van de Onderwijsraad "Onderwijs als investering". Zij hebben hier verder geen vragen over.

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het advies van de Onderwijsraad "Onderwijs als investering".

De leden van de NSC-fractie merken op dat de bewindslieden in hun reactie schrijven dat eerdere investeringen effect hebben gehad, maar dat de omvang van het probleem vraagt om blijvende aandacht voor onderwijsinvesteringen. Deze leden pleiten voor een Herstelplan Kwaliteit Funderend Onderwijs dat zorgt voor een integrale aanpak en structurele financiering van het onderwijs. Hoe kijken de bewindslieden tegen dit voorstel aan?

De leden van de NSC-fractie merken op dat in de brief van de Onderwijsraad onderwijs als vorm van beschaving wordt genoemd en dat niet alle opbrengsten daarvan zich laten meten. De bewindslieden zijn het daar mee eens en komen in hun brief met een opsomming van voorbeelden die juist een investering in het onderwijs laten zien. Tegelijkertijd schrijven de bewindslieden later ook dat niet alles zich laat meten. Deze leden vinden ook dat de waarde van onderwijs groter is dan dat wat enkel kan worden gemeten, tegelijkertijd hechten zij er waarde aan te kijken naar wat er wel gemeten kan worden. De rapporten van de Rekenkamer laten zien dat er weinig tot geen zicht of controle is op de resultaten van uitgekeerde incidentele onderwijssubsidies. Deze leden vragen de bewindslieden of zij dit onderschrijven en hoe zij de komende tijd meer focus op concrete meetbare doelen willen leggen.

De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van de bewindslieden ook een reactie op de aanbeveling: geef onderwijs een stevige positie in de brede-welvaartsaanpak. Deze leden vragen de bewindslieden hoe zij ‘het beschavingsargument sterker mee te laten wegen in de besluitvorming over onderwijsuitgaven’ en ‘het advies om onderwijs een sterke positie te geven in de brede-welvaartsaanpak’ gaan wegen ten opzichte van de bestaande problemen in het onderwijs die aangepakt moeten worden en de investeringen die daarvoor nodig zijn.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie bedanken de bewindslieden voor de uitgebreide aanleiding van het adviesrapport van de Onderwijsraad "Onderwijs als investering". Naar aanleiding van de kabinetsreactie hebben deze leden enkele vragen.

Verschil vorige ten opzichte van het huidige kabinet

De leden van de D66-fractie constateren dat de Onderwijsraad adviseert om de opbrengsten van onderwijs structureel mee te nemen bij het opstellen van de rijksbegroting. Dit advies verwijst in het bijzonder naar niet-meetbare en bredere opbrengsten van onderwijs en heeft als doel om onderwijs niet langer als kostenpost maar als investering te zien. Deze leden lezen dat de bewindslieden stellen dat zij niet erkennen dat onderwijs een kostenpost is, onder verwijzing naar de forse investeringen die het afgelopen kabinet heeft gedaan. Deze leden vragen de bewindslieden te reflecteren of deze actuele bezuinigingen niet juist het beeld bevestigen dat het kabinet het onderwijs toch voornamelijk ziet als een kostenpost.

Waarde van onderwijsinvesteringen

De leden van de D66-fractie delen de opvatting van de Onderwijsraad dat onderwijs welvaart oplevert in brede zin van het woord. Deze leden maken zich zorgen over de effecten die de huidige bezuinigingen hebben op de brede welvaart. Deze leden vragen de bewindspersonen dit uit te werken. Wat is het effect van deze bezuinigingen op het verdienvermogen van mensen? Wat is het effect van deze bezuinigingen op gezond gedrag? Wat is het effect van deze bezuinigingen op ontwikkeling van burgerschap? Wat is het effect van deze bezuinigingen op effecten op de kans op werk? Wat is het effect van deze bezuinigingen op sociaal en cultureel kapitaal van mensen? Deze leden vragen de bewindspersonen, mochten zij hier niet expliciet antwoord op kunnen geven, hier wel op te reflecteren. Daarnaast vragen deze leden de bewindspersonen of zij de visie van deze leden delen dat niet alle opbrengsten van onderwijsinvesteringen meetbaar zijn.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Rabobank constateert dat de bezuinigingen op innovatie en onderwijs, zoals beschreven in het Hoofdlijnenakkoord, leiden tot minimaal € 27 miljard aan gederfde economische groei. Daarnaast constateren de leden dat Baarsma e.a. stellen dat onderwijs de belangrijkste determinant is van de groei arbeidsproductiviteit. Ook lezen zij dat de AWTI6 recent stelde dat een nieuw kabinet structureel in Research & Development zou moeten investeren. Deze leden vragen de bewindslieden om hierop te reflecteren. Zien de bewindslieden een risico in de nadruk op beleid gericht op de korte termijn, terwijl investeren in onderwijskwaliteit op de lange termijn juist bijdraagt aan een sterke kenniseconomie en duurzame economische groei? Gezien het belang dat dit kabinet hecht aan het versterken van de kenniseconomie, zouden deze leden graag horen hoe de bewindslieden deze afweging maken.

Advies 1: brede-welvaartsaanpak

De leden van de D66-fractie stellen het op prijs te lezen dat de bewindspersonen op het advies zich voornemen meer inzicht te krijgen in de baten van onderwijsinvesteringen. Deze leden missen in de kabinetsreactie echter een voornemen om de baten structureel mee te wegen in toekomstige rijksbegrotingen. Welke plannen hebben de bewindslieden om de besluitvorming aangaande rijksbegrotingen te veranderen, zo vragen de zij. Welke onderzoeken en/of acties lopen er om de kosten en baten structureel mee te wegen? Ook vragen deze leden de bewindslieden om inzichtelijk te maken hoe de lange termijn factoren, en vooral niet-meetbare factoren, in overweging zijn genomen tijdens het opstellen van de huidige begroting.

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de huidige kwaliteit van het onderwijs, met het oog op de dalende basisvaardigheden van onze leerlingen en een stijgende druk op leraren en studenten. Daarnaast maken deze leden zich zorgen om de blijvende kansenongelijkheid binnen het onderwijs. De bewindslieden benadrukken in hun reactie dat onderwijsinvesteringen cruciaal zijn om de kansengelijkheid in het onderwijs te verbeteren. Deze leden vragen de bewindslieden waarom zij in dat kader bezuinigen op kansengelijkheid.

Advies 2: wees een betrouwbare overheid

De leden van de D66-fractie lezen dat een van de adviezen van de Onderwijsraad is om consistent beleid te voeren op het gebied van onderwijs. De structurele investeringen die D66 in de afgelopen jaren heeft gedaan, bijvoorbeeld door middel van meerjarige sectorplannen, laten zien dat deze leden dit belang delen. Deze leden zien dat verschillende onderwijsinstellingen hebben aangegeven dat het afschaffen van de sectorplannen en de bezuinigingen op onderwijs in brede zin het vertrouwen tussen hen en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schaadt. Instellingen hebben hierbij ook aangegeven bereid te zijn om hiertegen te procederen. Deze leden vragen de bewindslieden expliciet te reageren op deze kritiek vanuit de onderwijssector, in het licht van de eerdere steun voor de aanbevelingen van de Onderwijsraad. Welke signalen hebben de bewindspersonen vanuit het veld ontvangen over deze bezuinigingen? Hoe beoordelen de bewindslieden ‘de houding van het onderwijsveld’ ten opzichte van deze bezuinigingen?

Advies 3: onderwijs als kwestie van beschaving

De leden van de D66-fractie lezen dat de Onderwijsraad stelt dat investeren in onderwijs een kwestie is van beschaving. Deze leden vragen de bewindslieden of zij deze onderwijsbezuinigingen beschaafd vinden. Daarnaast zijn deze leden van mening dat de overheid de grondwettelijke plicht heeft om kwalitatief onderwijs te garanderen voor iedereen. Deze leden vragen de bewindslieden hoe deze onderwijsbezuinigingen zich verhouden tot deze taak. Zij vragen de bewindslieden tevens om toe te lichten hoe deze onderwijsbezuinigingen bijdragen kritische denkvaardigheden, burgerschap en culturele ontwikkeling.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de bewindslieden over het advies van de Onderwijsraad getiteld "Onderwijs als investering". Deze leden hebben enige vragen en opmerkingen bij de brief.

De leden van de BBB-fractie herkennen zich niet in het beeld dat een gebrek aan inzicht in de baten van onderwijs heeft geleid tot minder onderwijsinvesteringen. De forse investeringen in de laatste jaren tonen aan dat de opbrengsten van onderwijs wel degelijk in beeld zijn bij de besluitvorming over onderwijs in de rijksbegroting.

In de reactie op aanbeveling ‘zorg voor consistente besluitvorming, met oog voor de lange termijn’ lezen de leden van de BBB-fractie dat transities in duurzaamheid hun weerslag vinden in het onderwijs. Kan nader worden toegelicht wat het verband tussen deze opmerking en de aanbevelingen van de Onderwijsraad is? Dit is wat deze leden betreft niet geheel duidelijk.

Tot slot lezen de leden van de BBB-fractie dat aanvullend onderzoek naar brede welvaartsindicatoren onverminderd belangrijk wordt gevonden. Tegelijkertijd wordt gesteld dat planbureaus momenteel werken aan een kernset van indicatoren voor brede welvaart die een plek moeten krijgen in de ramings- en begrotingscyclus van het CPB en de rijksoverheid. Tevens brengt de Monitor Brede Welvaart van het CBS7 de ontwikkeling van brede welvaartsindicatoren van de verschillende ministeries in kaart. Deze leden merken hierbij op dat deze twee ontwikkelingen eerst moeten worden afgerond, voordat kan worden gesteld dat aanvullend onderzoek nodig is.

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het advies van de Onderwijsraad "Onderwijs als investering". Deze leden vinden het een goede zaak dat het belang van blijvende investeringen in het onderwijs benoemd wordt, juist voor de opbrengsten die niet altijd meetbaar zijn. Deze leden vragen in dat kader naar de ambities van de bewindslieden op het gebied van brede welvaart. Zijn de bewindslieden voornemens om het bredewelvaartsperspectief verder te verankeren in het (begrotings)beleid van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?

Ook vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de bewindslieden of zij willen reflecteren op de aangekondigde bezuinigingen op onderwijs en onderzoek in het licht van het advies van de Onderwijsraad. Welke bredewelvaartseffecten verwachten de bewindslieden dat de bezuinigingen gaan hebben, bijvoorbeeld als het gaat om de effecten op de basisvaardigheden en kansengelijkheid? Daarbij vragen deze leden de bewindslieden in het bijzonder te reflecteren op de gevolgen voor de brede welvaart van het afschaffen van de maatschappelijke diensttijd en het invoeren van de langstudeerboete, aangezien deze twee voorgenomen maatregelen onderdeel zijn van de portefeuille van de bewindspersonen op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

II Reactie van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In dit schriftelijk verslag heeft uw vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vragen gesteld naar aanleiding van onze brief van 18 juni 2024 inzake de kabinetsreactie op het advies van de Onderwijsraad "Onderwijs als investering" (Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 136). Wij danken de leden voor de door hen gestelde vragen, waarop wij hierna per vraag ingaan.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de onderhavige kabinetsreactie. Hun zorg betreft niet zozeer de inhoud van de brief, maar wel wat de consequenties zijn van deze inhoud, nu de huidige bewindslieden aan de slag moeten met een hoofdlijnenakkoord dat hen € 300 miljoen laat bezuinigen op funderend onderwijs en bijna € 1 miljard op hoger onderwijs. Ook de Rabobank wees onlangs erop dat de enorme bezuinigingen op onderwijs en innovatie van € 12,6 miljard leiden tot een structurele verzwakking van de Nederlandse economie.8 Wat is de reactie van de bewindslieden op deze analyse?

Wij hebben kennisgenomen van de conclusies van de Rabobank. Het uiteindelijke effect van de bezuinigingen laat zich echter lastig inschatten. Ook het CPB stelt dat het op dit moment (nog) niet mogelijk is om de effecten van investeringen in onderwijs en innovatie op economische groei of het bbp betrouwbaar te ramen. Het rendement van elke onderwijsinvestering is namelijk anders: een geïnvesteerde euro kan bij de ene maatregel meer rendement opleveren dan bij de andere.9 Er zijn in de Voorjaarsnota keuzes gemaakt om uiteenlopende maatschappelijke opgaven en politieke wensen mogelijk te maken. Hierbij is ook een deel van de rekening bij OCW neergelegd.10

Met lede ogen signaleren de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie ondertussen dat het Nederlandse onderwijs er nu al beroerd voor staat: scholen kampen met lerarentekorten, de kansenongelijkheid neemt toe, veel jongeren hebben mentale klachten, er bestaan in Nederland circa tweeëneenhalf miljoen laaggeletterden, en ons land bungelt onderaan de ranking van PISA op het gebied van basisvaardigheden. Zij zien een verband tussen deze problemen en specifieke kenmerken van het Nederlandse onderwijs: in het Nederlandse onderwijssysteem valt de vroege selectie op en ouders die het zich kunnen veroorloven, kopen bijles en examentraining in en vergroten daarmee aanzienlijk de kansen op een succesvolle schoolloopbaan voor hun kinderen. Schoolmaaltijden, die in andere landen gebruikelijk zijn, dreigen na een voorzichtig begin, alweer te worden wegbezuinigd. Welke mogelijkheden zien de bewindslieden om binnen de grenzen van het hoofdlijnenakkoord de gesignaleerde problemen nog aan te pakken?

Het kabinet heeft ook gezien dat in de afgelopen jaren de onderwijsprestaties van leerlingen achterbleven bij voorgaande jaren, alhoewel in het basisonderwijs tekenen van herstel in de leergroei van leerlingen (ten opzichte van Corona) zichtbaar zijn.11 De inzet van het inmiddels demissionaire kabinet Schoof is daarom geweest om de basis weer op orde te krijgen met allerlei maatregelen ter versterking van de kwaliteit van het onderwijs, zoals het Masterplan Basisvaardigheden waarmee nu al zo’n 1,5 miljoen leerlingen in het po, vo en (v)so geholpen worden. Met de aanpak basisvaardigheden in het mbo is hier in het vervolgonderwijs op doorgepakt. Omdat ieder talent zich moet kunnen ontwikkelen is besloten om de gratis schoolmaaltijden voort te zetten, waarvoor vanaf 2025 structureel geld beschikbaar is.12 Op een lege maag kunnen kinderen zich niet goed concentreren om te leren. Naast het vergroten van de betrokkenheid van leerlingen binnen de school draagt het programma van de schoolmaaltijden ook bij aan de aanpak van onder andere kinderarmoede door middel van een gezamenlijke benadering in het sociaal domein op het gebied van zorg, onderwijs, leefomgeving en veiligheid.

Met het programma School en Omgeving ondersteunen we de leerlingen die dit het hardst nodig hebben met extra leer- en ontwikkeltijd. Hiervoor is een nieuwe subsidieregeling opengesteld, waarbij scholen met de hoogste onderwijsachterstanden prioriteit krijgen. Ook de regeling Brugfunctionaris zetten we voort. Een brugfunctionaris legt de verbinding tussen het gezin thuis, het kind op school en – waar nodig – met professionals, instanties en partners in de wijk. Zo hebben ouders iemand die naast hen staat, kunnen leerkrachten en docenten zich blijven concentreren op hun kerntaak en komen leerlingen beter aan leren toe en doen ze extra vaardigheden en ervaringen op. Tot slot zetten we in het op het vergaren en delen van kennis om de kansenongelijkheid aan te pakken. Daarbij valt te denken aan het volgen van de loopbaan van leerlingen, specifiek op overgangen in ons onderwijsstelsel. Ook monitoren we onder meer brede scholengemeenschappen, schoolkosten, de vrijwillige ouderbijdrage, aanvullend onderwijs en een leerlingvolgsysteem in het voortgezet onderwijs. Doel is om alle kinderen de kans te geven om goed onderwijs te volgen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat in 2022 onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)13 al heeft aangetoond dat meer investeringen in onderwijs leiden tot grotere economische groei dan bijvoorbeeld investeringen in nieuwe snelwegen. Dit onderzoek door de OESO richtte zich op een nieuwe maatstaf voor onderwijs en menselijk kapitaal. Met die maatstaf konden de onderzoekers aantonen dat er een keihard oorzakelijk verband is tussen structurele investeringen in onderwijs en economische groei. Deze leden lezen in de kabinetsreactie ook een bevestiging van aloude inzichten, zoals de stelling van Victor Hugo: “ouvrez des écoles, vous fermerez des prisons”, het Bildungsideaal van Wilhelm von Humboldt en de tegeltjeswijsheid: “if you think education is expensive, try ignorance”. Een regering die niet investeert in onderwijs, is dus een dief van eigen staatskas. Wanneer denken de beide bewindslieden te kunnen kwantificeren wat de bezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord op de lange termijn gaan betekenen voor de kwaliteit van ons onderwijs en daarmee voor de toekomst van ons land?

Wij onderschrijven de positieve effecten van onderwijs op economische groei. Het effect van onderwijsinvesteringen laat zich echter lastig kwantificeren. Ook het CPB stelt dat het op dit moment (nog) niet mogelijk is om de effecten van investeringen in onderwijs en innovatie op economische groei of het bbp betrouwbaar te ramen. Het rendement van elke onderwijsinvestering is namelijk anders.14 Het CPB is in het kader van ontwikkeling van brede welvaartsindicatoren wel bezig met het ontwikkelen van een menselijk kapitaal indicator. Hiermee kan de ontwikkeling van menselijk kapitaal, een belangrijke uitkomst van onderwijsinvesteringen, gemonitord worden. Een eerste toepassing daarvan is te vinden in de recent verschenen editie van Keuzes in kaart (KiK) waarin de verwachte impact van voorstellen van politieke partijen op de hoeveelheid menselijk kapitaal in beeld is gebracht.15

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de Onderwijsraad terecht constateert dat een jaar extra onderwijs zich vertaalt in een gemiddelde stijging van het latere loon van ongeveer 5 – 10 %. De Kamer heeft al in 2020 de motie van de leden Paternotte en Bruins aangenomen, die constateerde dat de modellen die het CPB16 gebruikt bij het doorrekenen van verkiezingsprogramma’s, geen rekening houden met de effecten van investeren in onderwijs en onderzoek op de welvaart en het welzijn van toekomstige generaties en de regering verzocht om het CPB de effecten van investeringen in kennis in kaart te laten brengen.17 Delen de huidige bewindslieden de mening dat men bij de doorrekeningen rekening moet houden met de effecten van investeringen in onderwijs en onderzoek op de welvaart en het welzijn van toekomstige generaties. Welke consequenties verbinden zij daaraan? De toenmalige bewindslieden herkenden niet het beeld dat een gebrek aan inzicht in de baten van het onderwijs had geleid tot minder onderwijsinvesteringen. Wat er ook moge zijn waargemaakt van onderwijsinvesteringen van het vorige regeerakkoord, hoe rechtvaardigen de huidige bewindslieden hun inzet, nu het akkoord Hoop, lef en trots ons onderwijs bezuinigingen oplegt?

Het kabinet onderkent, net als het CPB overigens, dat onderwijs, onderzoek en innovatie een positief effect hebben op de toekomstige welvaart. Om redenen die hierboven al omschreven zijn, laten de (langetermijn)effecten van onderwijsinvesteringen zich echter niet makkelijk kwantificeren. Het CPB geeft aan dat het op dit moment niet mogelijk is om langetermijn bbp-/groei-effecten van de uitgaven aan onderwijs en innovatie betrouwbaar te modelleren en te ramen, omdat het rendement van elke onderwijseuro anders is en sterk afhangt van de vormgeving van specifieke maatregelen. 

Dit neemt echter niet weg dat er wel oog moet zijn voor de welvaart en het welzijn van toekomstige generaties. Het CPB heeft mede om die reden de eerder genoemde indicator van menselijk kapitaal geïntroduceerd zoals die is toegepast in de recente editie van Keuzes in Kaart (KiK).18 Onderwijsinvesteringen zijn een belangrijke bron van toekomstige welvaart. Investeringen in onderwijs en innovatie dragen bij aan toekomstig verdienvermogen en persoonlijke welvaart. Juist doordat de baten van onderwijs zich pas op lange termijn voordoen, is het belangrijk om de impact van zowel investeringen als bezuinigingen voor toekomstige welvaart en welzijn scherp in het vizier te houden. Daarom is onze prioriteit om de kwaliteit van het onderwijs verbeteren. Dat doen we onder andere door met het Masterplan Basisvaardigheden extra focus te leggen op het verbeteren van de lees-, schrijf- en rekenvaardigheid van onze leerlingen. Gelijke kansen beginnen met goed leren lezen, schrijven en rekenen.

De leden van de GroenLinks-fractie willen de opbrengsten van onderwijsinvesteringen tevens bezien vanuit het perspectief van brede welvaart als maatstaf voor alles dat mensen van waarde vinden. Naast materiële welvaart gaat het daarbij ook om zaken als gezondheid, onderwijs, milieu en leefomgeving, sociale cohesie, persoonlijke ontplooiing en (on)veiligheid. Het gaat zowel om de kwaliteit van leven in het ‘hier en nu’, als om de effecten van onze manier van leven op het welzijn van mensen op andere plekken en voor toekomstige generaties. In 2016 heeft de tijdelijke commissie-Grashoff haar bevindingen inzake het Breed Welvaartsbegrip gepresenteerd. Hoe waarderen de bewindslieden de bijdrage van onderwijsinvesteringen in het licht van deze bevindingen?

De commissie-Grashoff constateert19 dat het bruto binnenlands product nooit bedoeld is geweest om brede welvaart te meten. Brede welvaart omvat veel meer dan dat, zoals ook onze gezondheid en veiligheid. Onderwijs draagt hier op vele manieren aan bij20, zowel op jongere als op latere leeftijd. Dit is bij ons welbekend, en dit gegeven nemen wij ook mee in ons beleid. Door een verstandige inzet van financiële middelen voor onderwijs, cultuur en wetenschap is ons doel om de kwaliteit van ons onderwijs, met alle brede welvaartseffecten van dien, te verbeteren.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de reactie op de adviezen ten aanzien van het hoger onderwijs en onderzoek moet worden aangepast. De voorgenomen kabinetsbezuinigingen op hogescholen en universiteiten roepen de vraag op of het nog steeds zo is dat ‘de opbrengsten van onderwijs en het beschavingsargument wel degelijk in beeld zijn bij de besluitvorming over onderwijs in de rijksbegroting.’ Kunnen de bewindslieden aangeven welke gevolgen de komende bezuinigingen op het budget voor hoger onderwijs, onderzoek en wetenschap zullen hebben op de opbrengsten en het beschavingsargument van onderwijs en of en zo ja in hoeverre dit leidt tot een fundamentele heroverweging van deze bezuinigingen.

Het kabinet heeft met het hoofdlijnenakkoord gekozen om in verschillende maatschappelijke doelen zoals veiligheid en bestaanszekerheid te investeren en de lasten voor burgers en bedrijven te verlichten. Dit is mede mogelijk gemaakt door met verschillende maatregelen te bezuinigen op het hoger onderwijs en onderzoek.

Tegelijkertijd blijven investeringen in het hoger onderwijs, de wetenschap en innovatie behouden. Met het Nationaal Versterkingsplan van Microchip-Talent investeert het kabinet gericht in technisch talent en onderwijs voor de microchipsector. Hiervoor is tot en met 2030 incidenteel € 450 miljoen beschikbaar en vanaf 2031 is er structureel € 80 miljoen per jaar gereserveerd. Daarnaast zet het Kabinet de Nationale Groeifondsprogramma’s uit de eerste drie ronden door, waarmee we de komende 10 jaar ruim € 11 miljard investeren in wetenschap en innovatie in sleuteldomeinen en topsectoren, in kennis(infrastructuur), onderwijs en LLO.21

Een onderdeel van het beschavingsargument is dat onderwijs voor iedereen moet zijn. Onderwijs is gratis en vrij toegankelijk in Nederland.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de toenmalige bewindslieden het CPB hebben verzocht om de brede welvaartseffecten van onderwijs in kaart te brengen, maar het CPB bleek nog geen eenduidig causaal verband te kunnen vinden tussen langer extra onderwijs volgen en een betere gezondheid, maar wel een duidelijk causaal verband tussen het langer volgen van extra onderwijs en verminderde criminaliteit. De toenmalige bewindslieden schreven over “scherpe keuzes over onderwijsuitgaven”, waartoe deze inzichten zouden leiden. Welke scherpe keuzes over de onderwijsuitgaven staan de huidige bewindslieden voor ogen, als zij willen voorkómen dat hun bezuinigen op onderwijs leiden tot korter volgen van onderwijs en dus meer criminaliteit?

Het is belangrijk om ook hier op te merken dat hoewel investeringen in onderwijs een positieve impact hebben op het verminderen van criminaliteit, het ook hierbij uitmaakt om wat voor soort investering het gaat.22 Ditzelfde geldt voor de bezuinigingen. Het is dus niet direct te zeggen dat de bezuinigingen op onderwijs leiden tot meer criminaliteit. Wij kiezen bewust voor gerichte, verstandige bezuinigingen, zoals toegelicht in het regeerprogramma van het demissionaire kabinet Schoof.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat over de zorg voor consistente besluitvorming de toenmalige bewindslieden schreven dat zij het belang van een sterke langetermijnvisie onderschreven. Zij verwezen naar de reeds afgeronde toekomstverkenning Vandaag is het 2040 over mbo23, hoger onderwijs en wetenschap, het rapport Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid en het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de doelmatig hoger onderwijs Talent op de juiste plek, dat deze zomer is verschenen. In hoeverre kunnen deze leden erop vertrouwen dat de huidige bewindslieden de aanbevelingen van deze documenten onverminderd gestalte gaan geven?

De uitkomsten uit deze rapporten geven belangrijke duiding in welke richting het onderwijs en de wetenschap in Nederland zou moeten bewegen voor de toekomst. Zo versterken deze bevindingen onze langetermijnvisie en leggen ze de aandachtspunten voor de komende jaren bloot. Opleiden en onderzoeken voor het Nederland van morgen, waarbij jongeren terecht komen bij opleidingen die het beste passen bij hun talenten, is voor ons prioriteit. Daarom zetten wij ons in om opwaartse druk (‘hoger is beter’) tegen te gaan. In het regeerprogramma van het demissionaire kabinet Schoof beschrijven we onze inzet om geen enkel talent verloren te laten gaan, en beschrijven we onze inzet voor tekortberoepen en vitale regio’s. Voorbeelden zijn de inzet op het herwaarderen van het praktijkgericht onderwijs en het helpen van jongeren bij hun eerste stappen op de arbeidsmarkt met het Wetsvoorstel van school naar duurzaam werk. We werken daarnaast aan afspraken met opleiders en werkgevers voor het opleiden voor de strategische tekortsectoren en de verwachte maatschappelijke opgaven nu en in de toekomst. Hierbij worden de inzichten uit het IBO mbo en de Toekomstverkenning benut. Tot slot borgen we met de inzet van krimpmiddelen voor het mbo en hbo dat cruciale opleidingen die relevant zijn voor de arbeidsmarkt niet verloren gaan.

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie merken op dat de bewindslieden in hun reactie schrijven dat eerdere investeringen effect hebben gehad, maar dat de omvang van het probleem vraagt om blijvende aandacht voor onderwijsinvesteringen. Deze leden pleiten voor een Herstelplan Kwaliteit Funderend Onderwijs dat zorgt voor een integrale aanpak en structurele financiering van het onderwijs. Hoe kijken de bewindslieden tegen dit voorstel aan?

De Tweede Kamer is reeds over de hoofdlijnen van dit herstelplan geïnformeerd en voor de zomer over het terugtrekken van de sociale partners uit de gesprekken daarover.24 Samen met de sociale partners is vervolgens gesproken over het terugdraaien van de bezuinigingen op de Onderwijskansenregeling voor het herstelplan. De gezamenlijke conclusie is dat het gezien de demissionaire status van het kabinet nu niet passend is om te komen met een herstelplan, dit is aan een volgend kabinet. Deze lijn is in het Kamerdebat van 30 september jl. met uw commissie gedeeld.

De leden van de NSC-fractie merken op dat in de brief van de Onderwijsraad onderwijs als vorm van beschaving wordt genoemd en dat niet alle opbrengsten daarvan zich laten meten. De bewindslieden zijn het daar mee eens en komen in hun brief met een opsomming van voorbeelden die juist een investering in het onderwijs laten zien. Tegelijkertijd schrijven de bewindslieden later ook dat niet alles zich laat meten. Deze leden vinden ook dat de waarde van onderwijs groter is dan dat wat enkel kan worden gemeten, tegelijkertijd hechten zij er waarde aan te kijken naar wat er wel gemeten kan worden. De rapporten van de Rekenkamer laten zien dat er weinig tot geen zicht of controle is op de resultaten van uitgekeerde incidentele onderwijssubsidies. Deze leden vragen de bewindslieden of zij dit onderschrijven en hoe zij de komende tijd meer focus op concrete meetbare doelen willen leggen.

Inzicht in de effectiviteit van investeringen draagt bij aan het zorgvuldig verdelen van schaarse financiële middelen. Dit is ook van toepassing op de uitgekeerde incidentele onderwijssubsidies. Wij hechten daarom ook waarde aan rapporten zoals die van de Rekenkamer, en de lering die wij hieruit kunnen trekken. Hier zijn we ook actief mee aan de slag via de systematiek van beleidsindicatoren25. Niet alle effecten zijn echter te vatten in eenduidige kerngetallen, waardoor aansluiting met een specifieke geldstroom niet altijd via een directe lijn te maken is.

De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van de bewindslieden ook een reactie op de aanbeveling: geef onderwijs een stevige positie in de brede-welvaartsaanpak. Deze leden vragen de bewindslieden hoe zij ‘het beschavingsargument sterker mee te laten wegen in de besluitvorming over onderwijsuitgaven’ en ‘het advies om onderwijs een sterke positie te geven in de brede-welvaartsaanpak’ gaan wegen ten opzichte van de bestaande problemen in het onderwijs die aangepakt moeten worden en de investeringen die daarvoor nodig zijn

Onderwijs speelt een grote rol in het verbeteren van zowel materiële als brede welvaart. Onze inzet voor het onderwijs sloot daarom sterk aan op de brede-welvaartsaanpak. De uitkomsten van goed onderwijs vinden hun weerklank in tal van uitkomsten. Denk aan de bijdrage van goed onderwijs aan sociaal en cultureel kapitaal, veiligheid, burgerschap en sociale cohesie, zoals ook de Onderwijsraad terecht benoemt.26 Goed onderwijs maakt ons veerkrachtig en weerbaar. Dat begint bij goed leren lezen, schrijven en rekenen. Daarom is erop ingezet om de onderwijskwaliteit te herstellen. Niet alleen moet ons onderwijs van goede kwaliteit zijn, maar dit goede onderwijs moet ook voor iedereen toegankelijk zijn. Ieder talent telt, en iedereen in onze samenleving moet gelijkwaardig kunnen profiteren van de vele voordelen die onderwijs te bieden heeft. Mede om deze redenen was een maatschappelijke aanpak voor onderwijs verankerd in het regeerprogramma van het demissionaire kabinet Schoof. Voorbeelden zijn het programma School en Omgeving, de Brugfunctionaris en het programma Schoolmaaltijden, waarmee leerlingen die dit het hardste nodig hebben extra leer- en ontwikkeltijd en ondersteuning krijgen. Omstandigheden om goed te kunnen leren liggen vaak voor een groot deel buiten de school. Om als samenleving ons onderwijs voor alle kinderen toegankelijk te maken, is het van belang om ons als één overheid in te zetten tegen het bestrijden van kinderarmoede met een gezamenlijke aanpak voor zorg, onderwijs.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie constateren dat de Onderwijsraad adviseert om de opbrengsten van onderwijs structureel mee te nemen bij het opstellen van de rijksbegroting. Dit advies verwijst in het bijzonder naar niet-meetbare en bredere opbrengsten van onderwijs en heeft als doel om onderwijs niet langer als kostenpost maar als investering te zien. Deze leden lezen dat de bewindslieden stellen dat zij niet erkennen dat onderwijs een kostenpost is, onder verwijzing naar de forse investeringen die het afgelopen kabinet heeft gedaan. Deze leden vragen de bewindslieden te reflecteren of deze actuele bezuinigingen niet juist het beeld bevestigen dat het kabinet het onderwijs toch voornamelijk ziet als een kostenpost.

Wij zijn nog steeds van mening dat onderwijsuitgaven een investering zijn, en geen kostenpost. Onderwijsinvesteringen kennen vele baten, waarvan naast financiële ook talrijke bredere positieve uitkomsten zoals helder wordt toegelicht in het Onderwijsraadrapport.27

De leden van de D66-fractie delen de opvatting van de Onderwijsraad dat onderwijs welvaart oplevert in brede zin van het woord. Deze leden maken zich zorgen over de effecten die de huidige bezuinigingen hebben op de brede welvaart. Deze leden vragen de bewindspersonen dit uit te werken. Wat is het effect van deze bezuinigingen op het verdienvermogen van mensen? Wat is het effect van deze bezuinigingen op gezond gedrag? Wat is het effect van deze bezuinigingen op ontwikkeling van burgerschap? Wat is het effect van deze bezuinigingen op effecten op de kans op werk? Wat is het effect van deze bezuinigingen op sociaal en cultureel kapitaal van mensen? Deze leden vragen de bewindspersonen, mochten zij hier niet expliciet antwoord op kunnen geven, hier wel op te reflecteren. Daarnaast vragen deze leden de bewindspersonen of zij de visie van deze leden delen dat niet alle opbrengsten van onderwijsinvesteringen meetbaar zijn.

Het is niet mogelijk om het precieze effect te kwantificeren dat de bezuinigingen in de vastgestelde begroting 2025 op de lange termijn mogelijk hebben op het verdienvermogen, gezond gedrag, burgerschap, de kans op werk of het sociaal en cultureel kapitaal van mensen.28 Er is in de wetenschappelijke literatuur wel consensus over de vele baten van onderwijs, zoals ook duidelijk is omschreven in het Onderwijsraadadvies.29 Zo toont de literatuur dat het langer volgen van onderwijs gemiddeld genomen leidt tot minder criminaliteit.30 Hoewel geen direct causaal verband is gevonden tussen opleiding en gezondheid, is er wel een sterke samenhang.31

Het precieze effect blijft echter lastig op voorhand te voorspellen. Niet elke euro die wordt geïnvesteerd in onderwijs rendeert op dezelfde manier en de uitkomsten van onderwijsuitgaven worden bepaald door tal van factoren.32 Omgekeerd geldt hetzelfde voor bezuinigingen op onderwijs. Door de bezuinigingsopgave verstandig in te vullen en ons in te zetten op een brede en stabiele basis voor onderwijs, wilden wij ook in tijden van bezuinigingen de baten van onderwijs zo goed mogelijk tot hun recht laten komen. Hierbij deelden wij de visie dat niet alle opbrengsten van onderwijs meetbaar zijn, en keken we daarom in onze afwegingen verder dan enkel de meetbare opbrengsten.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Rabobank constateert dat de bezuinigingen op innovatie en onderwijs, zoals beschreven in het Hoofdlijnenakkoord, leiden tot minimaal € 27 miljard aan gederfde economische groei. Daarnaast constateren de leden dat Baarsma e.a. stellen dat onderwijs de belangrijkste determinant is van de groei arbeidsproductiviteit. Ook lezen zij dat de AWTI33 recent stelde dat een nieuw kabinet structureel in Research & Development zou moeten investeren. Deze leden vragen de bewindslieden om hierop te reflecteren. Zien de bewindslieden een risico in de nadruk op beleid gericht op de korte termijn, terwijl investeren in onderwijskwaliteit op de lange termijn juist bijdraagt aan een sterke kenniseconomie en duurzame economische groei? Gezien het belang dat dit kabinet hecht aan het versterken van de kenniseconomie, zouden deze leden graag horen hoe de bewindslieden deze afweging maken.

De baten van goed onderwijs betalen zich op lange termijn terug, en dragen bij aan een sterke kenniseconomie en duurzame groei. Onderwijsinvesteringen leveren een belangrijke bijdrage aan menselijk kapitaal, waarvan de baten vaak op lange termijn pas merkbaar zijn. Hoewel deze baten zoals omschreven lastig kwantificeerbaar zijn, wordt het positieve effect van onderwijs-investeringen op de economie door talrijke onderzoeken aangetoond.34 Tegelijkertijd leidt de inzet van extra middelen voor een specifieke onderwijssector niet automatisch tot een evenredige groei van de gemeten onderwijsproductie in de betreffende sector.35 Ondanks het feit dat dit kabinet een aantal scherpe keuzes heeft moeten maken op het terrein van OCW wordt ook nog steeds veel geïnvesteerd in onderwijs en onderzoek en is van afbraak geen sprake.

Wij hebben daarbij oog voor het belang van onderwijs en innovatie voor de arbeidsproductiviteit en economische groei op de lange termijn. Daarom hebben we gekozen voor een inzet op een productiviteitsagenda, waarin wij een meerjarig plan ontwikkelen om de arbeidsproductiviteit te stimuleren. Hierin speelt onderwijs een belangrijke rol. Het kabinet deelt een uitwerking van de productiviteitsagenda medio 2025. Verder zet het kabinet via het actieplan Groene en Digitale Banen in op het verbeteren van onderwijs dat mensen voorbereidt om aan de slag te gaan in beroepen voor de productieve ICT-, techniek- en energiesectoren. Daarnaast is om- en bijscholing via ‘leven lang ontwikkelen’ van belang om Nederland klaar te maken voor de arbeidsmarkt van morgen. Daarom voert het kabinet de onderwijsagenda LLO uit en werkt het kabinet aan de verdere uitwerking van de gezamenlijke LLO-agenda.

Ook zetten we met het onderwijs in op opleidingen voor tekortberoepen en vitale regio’s om het verdienvermogen van Nederland op de lange termijn te versterken. In 2025 wordt een pact gesloten voor het opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst, in aanvulling op het stagepact mbo en de werkagenda mbo. Bovendien werkt het kabinet aan een stabiele bekostiging voor mbo, hbo en wo. Daarmee wil het kabinet bij de dalende studentaantallen een divers aanbod van opleidingen die van groot belang zijn voor de (regionale) arbeidsmarkt op peil houden. Door de inzet van krimpmiddelen voor het mbo en hbo zorgt het kabinet er ook op de korte termijn voor dat cruciale opleidingen met grote arbeidsmarktrelevantie in regio’s niet verloren gaan.

De leden van de D66-fractie stellen het op prijs te lezen dat de bewindspersonen op het advies zich voornemen meer inzicht te krijgen in de baten van onderwijsinvesteringen. Deze leden missen in de kabinetsreactie echter een voornemen om de baten structureel mee te wegen in toekomstige rijksbegrotingen. Welke plannen hebben de bewindslieden om de besluitvorming aangaande rijksbegrotingen te veranderen, zo vragen de zij. Welke onderzoeken en/of acties lopen er om de kosten en baten structureel mee te wegen? Ook vragen deze leden de bewindslieden om inzichtelijk te maken hoe de lange termijn factoren, en vooral niet-meetbare factoren, in overweging zijn genomen tijdens het opstellen van de huidige begroting.

De baten van onderwijsinvesteringen laten zich lastig kwantificeren. Om deze reden is het lastig om de baten structureel mee te wegen in de rijksbegroting. Dit neemt niet weg dat er oog moet zijn voor de baten van onderwijs bij het opstellen van de rijksbegroting. Onderwijsinvesteringen zijn een belangrijke aanjager van menselijk kapitaal en daarmee van ons toekomstig verdienvermogen. De baten zijn echter breder dan enkel materieel, onderwijsinvesteringen dragen ook bij aan onze brede welvaart. Een belangrijke stap om de baten beter mee te wegen in de rijksbegroting, is meer inzicht in de baten van onderwijs. Het CPB werkt aan indicatoren voor brede welvaart, wat hieraan kan bijdragen. Concreet werkt het CPB aan een brede welvaartsindicator menselijk kapitaal. Een eerste toepassing daarvan is te vinden in de recente verschenen editie van Keuzes in kaart (KiK) waarin de verwachte impact van voorstellen van politieke partijen op de hoeveelheid menselijk kapitaal in beeld is gebracht.36

De besluitvorming die ten grondslag ligt aan de huidige begroting is cijfermatig gebaseerd op de ramingen van het CPB waarin de brede welvaartsindicatoren nog niet nader waren uitgewerkt. Overwegingen over de niet-meetbare langetermijnfactoren zijn kwalitatief meegewogen in de besluitvorming, zoals elders in de beantwoording van deze vragen van de commissie nader toegelicht.

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de huidige kwaliteit van het onderwijs, met het oog op de dalende basisvaardigheden van onze leerlingen en een stijgende druk op leraren en studenten. Daarnaast maken deze leden zich zorgen om de blijvende kansenongelijkheid binnen het onderwijs. De bewindslieden benadrukken in hun reactie dat onderwijsinvesteringen cruciaal zijn om de kansengelijkheid in het onderwijs te verbeteren. Deze leden vragen de bewindslieden waarom zij in dat kader bezuinigen op kansengelijkheid.

Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij graag naar het antwoord op de tweede vraag van de inbreng van de GroenLinks-PvdA-fractie. Daarin geven wij aan dat is ingezet op gerichte investeringen om zowel basisvaardigheden te versterken als om gelijke kansen te waarborgen. Voorbeelden hiervan zijn het Masterplan basisvaardigheden, de structurele verstrekking van gratis

Schoolmaaltijden, het programma School en Omgeving en de brugfunctionaris.

Deze leden zien dat verschillende onderwijsinstellingen hebben aangegeven dat het afschaffen van de sectorplannen en de bezuinigingen op onderwijs in brede zin het vertrouwen tussen hen en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schaadt. Instellingen hebben hierbij ook aangegeven bereid te zijn om hiertegen te procederen. Deze leden vragen de bewindslieden expliciet te reageren op deze kritiek vanuit de onderwijssector, in het licht van de eerdere steun voor de aanbevelingen van de Onderwijsraad. Welke signalen hebben de bewindspersonen vanuit het veld ontvangen over deze bezuinigingen? Hoe beoordelen de bewindslieden ‘de houding van het onderwijsveld’ ten opzichte van deze bezuinigingen?

Wij zijn veel en vaak in gesprek geweest met mensen uit het veld zoals docenten, studenten en wetenschappers. De signalen die wij daarbij uit het veld ontvingen hebben wij meegenomen. Vanuit het onderwijsveld hoorden wij teleurstelling en kritiek op de bezuinigingen. Voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is de band met het onderwijsveld van groot belang. Daarom trokken we graag nauw met hen op in de uitwerking van plannen uit het hoofdlijnenakkoord. Hierbij gingen we in gesprek met leraren, schoolleiders, schoolbestuurders, onderwijsinspecteurs en wetenschappers. En we lieten ons inspireren door de ideeën van leerlingen, studenten en hun ouders. Zo ontwikkelden we onze plannen samen met de mensen om wie het gaat. Na gesprekken met de universiteiten hebben wij bijvoorbeeld ervoor gekozen om de sectorplannen te behouden, en de bezuiniging daarop uit het hoofdlijnenakkoord op een andere manier in te vullen, namelijk met een bezuiniging op de startersbeurzen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Onderwijsraad stelt dat investeren in onderwijs een kwestie is van beschaving. Deze leden vragen de bewindslieden of zij deze onderwijsbezuinigingen beschaafd vinden. Daarnaast zijn deze leden van mening dat de overheid de grondwettelijke plicht heeft om kwalitatief onderwijs te garanderen voor iedereen. Deze leden vragen de bewindslieden hoe deze onderwijsbezuinigingen zich verhouden tot deze taak. Zij vragen de bewindslieden tevens om toe te lichten hoe deze onderwijsbezuinigingen bijdragen aan kritische denkvaardigheden, burgerschap en culturele ontwikkeling.

De overheid heeft de grondwettelijke plicht om zorg te dragen voor kwalitatief goed en toegankelijk onderwijs voor iedereen. Wij zien dit als een essentieel onderdeel van een beschaafde samenleving. Om dit te waarborgen, zetten wij ons op meerdere manieren in voor gelijke kansen, verbetering van basisvaardigheden en bestrijding van het lerarentekort zodat ieder talent tot zijn recht kan komen. Bijvoorbeeld door gerichte investeringen in onderwijs en ondersteuning van leerlingen en studenten die extra hulp nodig hebben, zoals in deze brief beschreven.

Wat betreft de zorg voor de ontwikkeling van kritische denkvaardigheden, burgerschap en culturele ontwikkeling van leerlingen en studenten: voor alle drie geldt dat deze onderdeel zijn van de onderwijscurricula in het primair en voortgezet onderwijs, en de eerste twee aspecten zijn dat ook in het middelbaar beroepsonderwijs. Overkoepelend is de wettelijke burgerschapsopdracht, zoals die is vastgelegd in de onderwijswetten, hierbij van groot belang. Die wordt uitgevoerd met behulp van de Rijksbijdrage die onderwijsinstellingen via de lumpsumfinanciering ontvangen. Hierop wordt niet bezuinigd.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

In de reactie op aanbeveling ‘zorg voor consistente besluitvorming, met oog voor de lange termijn’ lezen de leden van de BBB-fractie dat transities in duurzaamheid hun weerslag vinden in het onderwijs. Kan nader worden toegelicht wat het verband tussen deze opmerking en de aanbevelingen van de Onderwijsraad is? Dit is wat deze leden betreft niet geheel duidelijk.

De Onderwijsraad beveelt aan om onderwijs een stevige positie in de brede welvaartsaanpak te geven. Zoals te lezen in het advies is duurzaamheid (klimaat, voedsel, water en energie) een belangrijk onderdeel van brede welvaart en vormt onderwijs daarvoor een belangrijk fundament.37 Denk hierbij aan het belang van onderwijs voor het aanbieden van opleidingen in cruciale sectoren ten behoeve van de energietransitie. Een ander voorbeeld is de bijdrage van wetenschap en innovatie aan nieuwe duurzame initiatieven en technologieën. Hierbij is een blik op de toekomst cruciaal. Daarom zet dit kabinet zich in voor het opleiden voor het Nederland van morgen met een inzet op strategische tekortsectoren.

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het advies van de Onderwijsraad "Onderwijs als investering". Deze leden vinden het een goede zaak dat het belang van blijvende investeringen in het onderwijs benoemd wordt, juist voor de opbrengsten die niet altijd meetbaar zijn. Deze leden vragen in dat kader naar de ambities van de bewindslieden op het gebied van brede welvaart. Zijn de bewindslieden voornemens om het bredewelvaartsperspectief verder te verankeren in het (begrotings)beleid van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?

De baten van onderwijsinvesteringen laten zich lastig kwantificeren. Om deze reden is het lastig om de baten structureel mee te wegen in de rijksbegroting. Dit neemt niet weg dat er oog moet zijn voor de baten van onderwijs bij het opstellen van de rijksbegroting. Onderwijsinvesteringen zijn een belangrijke aanjager van menselijk kapitaal en daarmee van ons toekomstig verdienvermogen. De baten zijn echter breder dan enkel materieel, en onderwijsinvesteringen dragen daarmee ook bij aan onze brede welvaart. Een belangrijke stap om de baten beter mee te wegen in de rijksbegroting, is meer inzicht in de baten van onderwijs. Het CPB werkt aan indicatoren voor brede welvaart, wat hieraan kan bijdragen. Concreet werkt het CPB aan een brede welvaartsindicator menselijk kapitaal. Een eerste toepassing daarvan is te vinden in de recente verschenen editie van Keuzes in kaart (KiK) waarin de verwachte impact van voorstellen van politieke partijen op de hoeveelheid menselijk kapitaal in beeld is gebracht.38 De besluitvorming die ten grondslag ligt aan de begroting voor 2025 is cijfermatig gebaseerd op de ramingen van het CPB waarin deze brede welvaartsindicatoren nog niet nader waren uitgewerkt. Overwegingen over de niet-meetbare lange termijn factoren zijn kwalitatief meegewogen in de besluitvorming, zoals elders in de beantwoording van deze vragen van de commissie nader toegelicht.

Ook vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de bewindslieden of zij willen reflecteren op de aangekondigde bezuinigingen op onderwijs en onderzoek in het licht van het advies van de Onderwijsraad. Welke bredewelvaartseffecten verwachten de bewindslieden dat de bezuinigingen gaan hebben, bijvoorbeeld als het gaat om de effecten op de basisvaardigheden en kansengelijkheid? Daarbij vragen deze leden de bewindslieden in het bijzonder te reflecteren op de gevolgen voor de brede welvaart van het afschaffen van de maatschappelijke diensttijd en het invoeren van de langstudeerboete, aangezien deze twee voorgenomen maatregelen onderdeel zijn van de portefeuille van de bewindspersonen op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Voor het antwoord op de vragen over basisvaardigheden en kansengelijkheid verwijzen wij naar het eerdere antwoord op de tweede vraag van de inbreng van de GroenLinks-PvdA-fractie. Daarin geven wij aan dat is ingezet op gerichte investeringen om zowel basisvaardigheden te versterken als om gelijke kansen te waarborgen. Voorbeelden hiervan zijn het Masterplan basisvaardigheden, de structurele verstrekking van gratis schoolmaaltijden, het programma School en Omgeving en de brugfunctionaris. In aanvulling daarop gaan wij zoals gevraagd nader in op de maatschappelijke diensttijd en de langstudeermaatregel:

Brede welvaart gaat over het welzijn van mensen, zowel in het heden als met het oog op toekomstige generaties. De maatschappelijke diensttijd is een programma dat hier op verschillende manieren aan bijdraagt, bijvoorbeeld door het versterken van de sociale cohesie, het stimuleren van persoonlijke ontwikkeling en het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid. Met het aannemen van het amendement Bontenbal c.s.39 zijn opnieuw middelen (€ 130 mln) beschikbaar gemaakt. Dit betekent dat de maatschappelijke diensttijd door gaat.

 

In de doorstart van de maatschappelijke diensttijd (MDT) zetten wij ons in voor een effectieve en doelmatige continuering van het programma in 2025 en voor 2026 en verder werken we aan een meerjarig strategisch programmaplan. Dit doen we niet alleen, maar samen met jongeren, NJR, NOV, het brede MDT-netwerk, bedrijven en diverse departementen. We kiezen voor meer focus en duurzame versterking van de maatschappelijke diensttijd. Waar eerder de nadruk lag op groei, richten we ons de komende jaren op een stevige verankering van de maatschappelijke diensttijd in de samenleving. Hiermee hopen we blijvend te kunnen bijdragen aan de brede welvaart.

De Tweede Kamer heeft tijdens de begrotingsbehandeling een aantal bezuinigingen op onderwijs en wetenschap verlicht of teruggedraaid. Hiermee is de langstudeermaatregel komen te vervallen.


  1. https://www.rabobank.nl/kennis/s011428822-doorrekening-cpb-maskeert-verzwakking-van-nederlandse-economie↩︎

  2. A new macroeconomic measure of human capital exploiting PISA and PIAAC: Linking education policies to productivity (a1046e2e-en.pdf (oecd-ilibrary.org)↩︎

  3. CPB: Centraal Planbureau↩︎

  4. Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 89↩︎

  5. mbo: middelbaar beroepsonderwijs↩︎

  6. AWTI: Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie↩︎

  7. CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek↩︎

  8. https://www.rabobank.nl/kennis/s011428822-doorrekening-cpb-maskeert-verzwakking-van-nederlandse-economie↩︎

  9. Zie bijvoorbeeld de CPB publicatie Kansrijk onderwijsbeleid – update (2020).↩︎

  10. Kamerbrief met reactie op het terugtrekken van de sociale partners uit de gesprekken rondom het Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  11. Kamerbrief bij 6e voortgangsrapportage NP Onderwijs funderend onderwijs | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  12. Het kabinet heeft structureel 135 miljoen euro vrijgemaakt voor schoolmaaltijden. Het Jeugdeducatiefonds en het Rode Kruis blijven daardoor ook in de schooljaren 2024 -2025 en 2025-2026 het programma uitvoeren.↩︎

  13. A new macroeconomic measure of human capital exploiting PISA and PIAAC: Linking education policies to productivity | OECD↩︎

  14. Zie bijvoorbeeld Kansrijk onderwijsbeleid - update 2020 (cpb.nl)↩︎

  15. Keuzes in Kaart 2027-2030 | CPB Website.↩︎

  16. CPB: Centraal Planbureau↩︎

  17. Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 89↩︎

  18. Keuzes in Kaart 2027-2030 | CPB Website.↩︎

  19. Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip; Rapport; Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip (tweedekamer.nl)↩︎

  20. CPB PUBLICATIE – Bredewelvaartseffecten van onderwijs↩︎

  21. https://www.nationaalgroeifonds.nl/veelgestelde-vragen↩︎

  22. Bredewelvaartseffecten van onderwijs | CPB.nl↩︎

  23. mbo: middelbaar beroepsonderwijs↩︎

  24. Kamerbrief over hoofdlijnen Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl en

    Kamerbrief met reactie op het terugtrekken van de sociale partners uit de gesprekken rondom het Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl.↩︎

  25. Zie www.ocwincijfers.nl↩︎

  26. Onderwijs als investering | Advies | Onderwijsraad↩︎

  27. Onderwijs als investering | Advies | Onderwijsraad↩︎

  28. De bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord zoals verwerkt in de Ontwerpbegroting 2025 zijn met het amendement Bontenbal c.s. en het amendement Eerdmans c.s. op een aantal punten naar beneden bijgesteld.↩︎

  29. Onderwijs als investering | Advies | Onderwijsraad↩︎

  30. Bredewelvaartseffecten van onderwijs | CPB.nl↩︎

  31. Bredewelvaartseffecten van onderwijs | CPB.nl↩︎

  32. Zie bijvoorbeeld de CPB publicatie Kansrijk onderwijsbeleid - update 2020↩︎

  33. AWTI: Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie↩︎

  34. Onderwijs als investering | Advies | Onderwijsraad↩︎

  35. Presteren met publieke middelen - IPSE Studies.↩︎

  36. Keuzes in Kaart 2027-2030 | CPB Website.↩︎

  37. Onderwijs als investering | Advies | Onderwijsraad↩︎

  38. Keuzes in Kaart 2027-2030 | CPB Website.↩︎

  39. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎